Ontwerpbestemmingsplan
Strandweg 21 Nieuw-Haamstede
Gemeente Schouwen-Duiveland
Datum: 21 augustus 2012 Projectnummer: 120189 ID: NL.IMRO.1676.00063BpGhp-ontw
Toelichting INHOUD 1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Het plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
3 3 4 4
2
Beleidskader
5
2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
5 6 12
3
20
Inventarisatie en analyse
3.1 Bestaande situatie 3.2 Nieuwe situatie
20 22
4
Milieu en duurzaamheid
27
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Geluidhinder Milieuhinder Ecologie Externe veiligheid Luchtkwaliteit Bodemverontreiniging Waterparagraaf Archeologie en cultuurhistorie Asbest Duurzaamheid M.e.r.-beoordelings(plicht)
27 27 28 29 30 31 32 33 35 35 36
5
Juridische vormgeving
37
5.1 Algemeen 5.2 Dit bestemmingsplan
37 39
6
41
Handhaving
6.1 Inleiding 6.2 Handhavingsbeleid gemeente 6.3 Uitvoering handhaving
41 41 42
7
43
Economische uitvoerbaarheid
SAB
8
Maatschappelijke toetsing en overleg
44
8.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening 8.2 Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening
44 44
Bijlagen
45
Bijlage 1 – Verkennend Natuurwaardenonderzoek
46
Bijlage 2 – Verkennend Bodemonderzoek
47
Bijlage 3 – Asbestinventarisatie
48
Bijlage 4 – Antwoordnotitie vooroverleg
49
SAB
1 1.1
Inleiding Aanleiding Het voorliggende bestemmingsplan ‘Strandweg 21 Nieuw-Haamstede’ betreft de realisatie van twee nieuwe vrijstaande woningen (landhuizen). Binnen het plangebied zijn reeds twee aaneengebouwde landhuizen gelegen. Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling wordt deze bebouwing gesloopt. Hiervoor in de plaats worden de twee nieuwe landhuizen gerealiseerd. e
Voorliggend initiatief past niet binnen het vigerende bestemmingsplan ‘1 herziening bebouwde kom Nieuw-Haamstede’, omdat op het perceel Strandweg 21 slechts 1 landhuis is toegestaan. Met het opstellen van onderhavig bestemmingsplan wordt de planologisch juridische basis voor onderhavig initiatief gelegd.
1.2
Het plangebied Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is gelegen aan de Strandweg, in de noordrand van het woonpark Nieuw-Haamstede. Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Strandweg. Aan de overige drie zijden begrenzen omliggende woonpercelen het plangebied. Het perceel is gelegen tussen Strandweg 19 en 22. Figuur 1 geeft de globale ligging van het plangebied weer.
Figuur 1: Globale aanduiding plangebied
SAB
3
1.3
Vigerend bestemmingsplan e
Voor het onderhavige plangebied is het bestemmingsplan “1 herziening bebouwde kom Nieuw-Haamstede” vigerend. Dit bestemmingsplan is door de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld op 25 oktober 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 24 april 2008. In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als ‘landhuizen’. Weliswaar zijn in de bestaande situatie reeds twee woningen binnen het bouwvlak gerealiseerd, op basis van het vigerende bestemmingsplan is slechts één landhuis toegestaan. In 1968 is voor de bouw van een tweede landhuis een bouwvergunning verleend, dit is echter nooit overgenomen in het bestemmingsplan.
Figuur 2: Vigerend bestemmingsplan
1.4
Leeswijzer Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en deze toelichting. De verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting dient ter beschrijving en onderbouwing van het bestemmingsplan en bevat de resultaten van de diverse verrichte onderzoeken. De toelichting bestaat uit negen hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk 1 worden in hoofdstuk 2 de beleidskaders beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een analyse en inventarisatie van het plangebied en de ontwikkeling gegeven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op milieu en duurzaamheid. Hoofdstuk 5 vormt een toelichting op de juridische onderdelen van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels. In hoofdstuk 6 staat beschreven hoe voorliggend bestemmingsplan gehandhaafd wordt. Hoofdstuk 7 en 8 zijn gereserveerd voor respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
SAB
4
2 2.1 2.1.1
Beleidskader Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.De SVIR actualiseert het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid als gevolg van nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie vervangt daarvoor de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en 13 nationale belangen zijn: 1 Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economisch structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: − Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren; − Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie; − Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen; − Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond; 2 Bereikbaar = Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd: − Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
SAB
5
− Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg; − Nationaal belang 7: Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen; 3 Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn: − Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s; − Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling; − Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten; − Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten; − Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; De rijksverantwoordelijkheid voor het systeem van goede ruimtelijke ordening is zonder hoofddoelstelling, als afzonderlijk belang opgenomen: − Nationaal belang 13: Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven. Conclusie Dit bestemmingsplan sluit aan bij het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Middels dit plan wordt de herbouw van 2 bestaande woningen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling is niet in strijd met de nationale belangen zoals deze in de Structuurvisie zijn geformuleerd. Daarnaast is in dit bestemmingsplan zorg gedragen voor een zorgvuldige afweging en een transparante besluitvorming.
2.2 2.2.1
Provinciaal beleid Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 Algemeen Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012 is door Provinciale Staten van Zeeland op 30 juni 2006 vastgesteld en op 1 oktober 2006 is het plan in werking getreden. Het Omgevingsplan integreert het beleid zoals dat tot dusver was opgenomen in het streekplan Zeeland, het milieubeleidsplan Groen Licht en het waterhuishoudingsplan Samen Slim met Water en brengt het beleid voor de fysieke leefomgeving samen in één beleidsplan. Het Omgevingsplan geeft op de eerste plaats de provinciale visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. En dat tegen de achtergrond van de mogelijkheden voor de provincie deze te beïnvloeden en de rol die zij daarin wil spelen. Het is geen blauwdruk voor die toekomstige ontwikkeling, maar geeft richting aan het han-
SAB
6
delen van de provincie voor de komende jaren. Het plan geeft accenten en speerpunten die de provincie nadrukkelijk van belang acht. Het plan geeft op de tweede plaats ook het kader voor toepassing van de instrumenten die de provincie heeft op het gebied van de fysieke leefomgeving en is in die zin ook een beoordelingskader voor medeoverheden, organisaties en burgers binnen de kaders en spelregels die wettelijk zijn vastgesteld. De opgave is gelijktijdig meer dynamiek te genereren en de Zeeuwse kwaliteiten niet achteruit te laten gaan, en zelfs te versterken. Centraal uitgangspunt is duurzaam ontwikkelen. Dit is uitgewerkt met het principe van verevening (voor wat hoort wat), wat er op neer komt dat wanneer een initiatiefnemer profiteert van de Zeeuwse omgevingskwaliteiten en ruimte krijgt voor nieuwe ontwikkeling er tevens geïnvesteerd dient te worden in het behoud en de versterking van deze kwaliteiten. De provincie geeft twee strategieën over hoe om te gaan met omgevingskwaliteiten bij de inpassing van nieuwe ontwikkelingen. De twee strategieën zijn: ‘beschermen’ en ‘ruimte voor nadere afweging’. Voor het onderhavig plangebied geldt volgens de omgevingsplankaart de ‘strategie ruimte voor nadere afweging’. Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende aspecten bij deze strategie een rol: • Gewenste ontwikkeling: De keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn wordt ingegeven door de gewenste economische en sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes. • Locatiekeuze: De locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Wanneer de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden, werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit. • Vormgeving: Nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde en de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven. De vormgeving van nieuwe bebouwing dient dan ook qua hoogte, massa, materiaalgebruik, schaal en maatverhouding aansluiting te zoeken bij de omgevingskwaliteiten van de beoogde locatie, de omgeving en de reeds gerealiseerde bebouwing. Bij de vormgeving van de onbebouwde omgeving is het minstens zo belangrijk om de omgevingskwaliteiten te benutten. Hierbij gaat het om de structuur, de inrichting en de aankleding van de onbebouwde ruimte en de aansluiting op de directe omgeving of de landschappelijke inpassing. • Bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: Uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten. De manier waarop uitwerking is gegeven aan dit principe, in een concreet project of een gebied, maakt onderdeel uit van de uiteindelijke afweging van het al dan niet inpasbaar zijn van een nieuwe ontwikkeling. Bij ontwikkelingen van nieuwe en uitbreiding van bestaande ‘rode functies’ op locaties die tot dan toe een andere bestemming hadden, dient het principe van verevening toegepast te worden; het gaat dan veelal om ontwikkelingen in het landelijk gebied zoals recreatieve ontwikkelingen, wonen in het buitengebied, niet-agrarische bedrijvigheid en niet grondgebonden agrarische bedrijvigheid.
SAB
7
• Wettelijke eisen: In ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten. In dit afwegingskader is dit aspect van wettelijke vereisten een bijzonder aspect, omdat het niet voldoen aan deze voorwaarde een nadere afweging op basis van de andere aspecten uitsluit. Wonen Het bieden van voldoende ruimte voor wonen vormt het uitgangspunt van het provinciale woonbeleid. Ambities om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de (woon)consument, het realiseren van een gematigde bevolkingsgroei door het bevorderen van woonmigratie en de inzet op een wooneconomie maken het noodzakelijk dat overheden gunstige voorwaarden scheppen voor marktpartijen (incl. woningcorporaties) om te kunnen bouwen. Bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit en diversiteit staan daarbij centraal. De provincie stuurt daarbij zowel op het realiseren van de bouwopgaven als op belangrijke ruimtelijke doelstellingen, zoals zorgvuldig ruimtegebruik en bundeling. Onderdeel van het Omgevingsplan Zeeland is ook de Woonvisie zoals die in 2004 was vastgesteld. Centraal in de Woonvisie staat de wens om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen van de woonconsument. Door middel van een nieuwe werkwijze wordt ruimte gecreëerd om hieraan zoveel mogelijk tegemoet te komen. De volgende uitgangspunten uit de Woonvisie zijn in het Omgevingsplan Zeeland opgenomen: • Er wordt een vaste verhouding tussen stedelijke ontwikkelingszones, dragende kernen en overige kernen gehanteerd. Deze vaste verhouding heeft betrekking op de groei van de woningvoorraad. De verhouding stedelijke zones – dragende kernen – overige kernen voor de hele provincie bedraagt 50 – 20 – 30. Per regio is de vaste verhouding nader uitgewerkt. Voor Schouwen-Duiveland is bepaald dat minimaal 60% van de nieuwbouw gerealiseerd dient te worden in Zierikzee (bundelingsdoelstelling). • De prioriteitsvolgorde (herstructurering – inbreiding – uitbreiding) blijft van toepassing, maar zal voortaan worden geïmplementeerd door een vaste verhouding 5050 te hanteren tussen inbreiding en uitbreiding. Dit betekent dat 50% van de nieuwbouwproductie van een gemeente binnen bestaand bebouwd gebied dient plaats te vinden. • Gemeenten bepalen in hoge mate zelf de omvang, spreiding en samenstelling van het bouwprogramma. • Het wordt mogelijk om in de overige kernen meer woningen te bouwen dan nodig zou zijn om de natuurlijke groei op te kunnen vangen. • De mogelijkheid om op basis van een structuurvisie het regionale programma te verruimen, komt te vervallen. Per knelpuntsituatie zal bezien moeten worden of ten behoeve van het project kan worden afgeweken van de reguliere woningbouwplanning en beleidsdoelen. Unieke projecten moeten binnen de woningbouwplanning passen en zullen dus niet langer als een aparte categorie behandeld worden. Op Schouwen-Duiveland is slechts de kern Zierikzee als dragende kern aangemerkt. Alle overige woonkernen zijn in Omgevingsplan Zeeland aangemerkt als ‘overige kern’. Nieuw Haamstede maakt als woonpark onderdeel uit van de woonkern Burgh-Haamstede.
SAB
8
Woonparken In het verleden zijn er in het landelijk gebied woongebieden ontstaan die zo hun eigen karakter hebben en los van kernen liggen. Voorbeelden daarvan zijn Schuddebeurs, Nieuw-Haamstede, Grevelingenhout en de Schotsman Ruiterplaat. Bij de ontwikkeling van nieuwe woonparken en, indien mogelijk, planmatige uitbreiding van bestaande dient sprake te zijn van een win-win situatie. Individuele uitbreiding of inbreiding van een bestaand woonpark is mogelijk mits dit stedenbouwkundige en landschappelijke (inclusief beeldkwaliteit) meerwaarde oplevert. Hiervoor dient een ruimtelijke onderbouwing geleverd te worden waarin aandacht besteed wordt aan alle ruimtelijk relevante aspecten van de (bouw)locatie. Conclusie Onderhavig plan beoogt de realisatie van twee landhuizen. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt de aanwezige bebouwing in het plangebied gesloopt. Onderhavig plan kan worden aangemerkt als herstructurering en zorgvuldig ruimtegebruik. Immers, bebouwing die niet aansluit bij de hedendaagse vraag wordt gesloopt ten gunste van nieuwe bebouwing. De nieuwe woningen zijn zodanig vorm gegeven en gesitueerd dat deze aansluit bij de bestaande omgevingskwaliteiten. Uit hoofdstuk 3 van deze toelichting blijkt daarnaast dat onderhavige inbreiding in het bestaand woonpark Nieuw-Haamstede een stedenbouwkundige meerwaarde oplevert. Het Omgevingsplan Zeeland vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig initiatief. 2.2.2
Provinciale Ruimtelijke Verordening In artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft de wetgever de bevoegdheid gegeven bij of krachtens provinciale verordening regels te stellen "indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken". Dit betreft een motiveringsvereiste. Voor de motivering van de in de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregelde onderwerpen wordt verwezen naar het Omgevingsplan Zeeland van 30 juni 2006 en naar de 'Uitwerking Kadernota Wet Ruimtelijke Ordening' (27 juni 2008). Ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de nieuwe Wro per 1 juli 2008 heeft het provinciaal bestuur zich beraden op de betekenis van de nieuwe wet voor het provinciale omgevingsbeleid en de inzet van uitvoeringsinstrumenten. Een standpuntbepaling daaromtrent is neergelegd in de 'Kadernota Wro' en de 'Uitwerking Kadernota Wro', respectievelijk vastgesteld op 15 februari en op 27 juni 2008. Bij de vaststelling van de genoemde 'Uitwerking Kadernota Wro' is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) te regelen in de Verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht (en niet de inzet van lichtere instrumenten). Tevens wordt beoogd ten aanzien van de in de Verordening geregelde onderwerpen een bepaalde mate van rechtszekerheid te bieden. Dit kan worden bereikt door in de verordening een norm te stellen of door het stellen van regels omtrent de toelichting van een bestemmingsplan. Bij het stellen van regels omtrent een toelichting wordt een zorgvuldi-
SAB
9
ge afweging nagestreefd voorafgaand aan het op gemeentelijk niveau toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling. Voor wat betreft woningbouw geeft de Verordening de volgende regels (artikel 2.17 van de Verordening): • De toelichting bij een bestemmingsplan waarin woningen worden toegelaten bevat een beschrijving waarin aannemelijk wordt gemaakt dat het plan bijdraagt aan doelstellingen van zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling en de zorg voor kwetsbare groepen. Onderhavig plan maakt de herbouw van twee woningen mogelijk. Derhalve is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. • In een bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen toegelaten anders dan in of aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied. Tenzij sprake is van vrijkomende agrarische bebouwing/kavels. Dit bestemmingsplan maakt de herbouw van twee woningen mogelijk. Per saldo worden geen nieuwe woningen toegevoegd. • In een bestemmingsplan worden geen mogelijkheden geboden voor de uitbreiding van individuele burgerwoningen in het buitengebied tot een grotere inhoud dan 750 3 m. Onderhavig plangebied is gelegen in het bestaande woonpark. Daarnaast geeft de Verordening regels voor natuurgebieden (artikel 2.12 van de Verordening). Hierin wordt genoemd dat in de toelichting van een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor gronden die zijn gelegen binnen 100 meter rond natuurgebieden inzicht wordt gegeven in de afweging van de bescherming van de natuurbelangen. Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen op minder van 100 meter van het beschermde Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’. Uit het verkennend natuurwaardenonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van dit plan (zie ook paragraaf 4.3) blijkt dat dit plan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ niet aantasten. Conclusie De Provinciale Ruimtelijke Verordening vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan. 2.2.3
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (ontwerp) Op 20 maart 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten het ontwerp Omgevingsplan 2012-2018 vastgesteld en vrijgegeven voor de inspraak. In dit ontwerp plan staat het voorstel van het college voor het nieuwe omgevingsbeleid van eind 2012 tot en met eind 2018. Het omgevingsplan geeft de provinciale visie op Zeeland en waar de komende jaren door de Provincie op wordt ingezet. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied.
SAB
10
Zeeland heeft veel kwaliteit te bieden op het gebied van wonen en werken en scoort landelijk gezien positief qua leefomgeving. Wel zijn er lokaal aanzienlijke verschillen. Voor een goed woon- en werkklimaat zijn veel verschillende factoren van belang. Het gaat om de woningen en bedrijfspanden zelf, de directe omgeving en de toegang tot hoofdwegen en voorzieningen. Met betrekking tot woningbouw hanteert de provincie de volgende doelstelling: Een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland en met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Daarbij is het stimuleren van regionale samenwerking en afstemming van belang. Deze samenwerking en afstemming moet vooral gezocht worden op het vlak van het woningbouwprogramma. Conclusie Dit plan maakt de herbouw van twee woningen mogelijk. Ten behoeve van deze ontwikkeling wordt de huidige bebouwing in het plangebied gesloopt. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. 2.2.4
Verordening Ruimte Provincie Zeeland (ontwerp) Samenwerking tussen de Provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties staat in het ontwerp omgevingsplan centraal. Een aantal uitgangspunten vindt de Provincie van zo´n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten. Met de aanpassing van het beleid, verandert ook de verordening ruimte. Gedeputeerde Staten hebben daarom ook een Ontwerp Verordening Ruimte Provincie Zeeland vastgesteld. Hierin zijn onder andere regels over uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen in opgenomen. Conclusie Ten aanzien van woningbouw worden in de Verordening Ruimte een aantal regels beschreven (artikel 2.2). Dit bestemmingsplan past binnen het uitgangspunt ‘benutten van bestaande bebouwing (rood voor rood)’. Op basis van de ontwerp Verordening Ruimte is het benutten van bestaande bebouwing (verbetering, uitbreiding en verplaatsing van bestaande individuele burgerwoningen) toegestaan. Het plangebied van dit bestemmingsplan is nabij het Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ gelegen. Ten aanzien van natuurgebieden geeft de Verordening aan dat in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor gronden die zijn gelegen binnen 100 meter rond bestaande natuurgebieden, een beschrijving wordt gegeven van de wijze waarop rekening is gehouden met de wezenlijke kenmerken en waarden van de natuurgebieden en wordt aannemelijk gemaakt dat geen onevenredige aantasting van de bedoelde kenmerken en waarden plaatsvindt (artikel 2.15). In het verkennend natuurwaarden onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van dit bestemmingsplan, blijkt dat onderhavige ontwikkeling niet van invloed is op het Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ (zie ook paragraaf 4.3).
SAB
11
De Verordening Ruimte vormt daarmee geen belemmering voor doorgang van dit plan.
2.3 2.3.1
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Schouwen-Duiveland De gemeente heeft in de Structuurvisie Schouwen-Duiveland (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 februari 2000) haar visie gegeven op het toekomstig te voeren ruimtelijk beleid op hoofdlijnen. In deze visie zijn de kernen ingedeeld in zes categorieën en is per kerntype beleid geformuleerd dat verder op kernniveau zal worden uitgewerkt. Het betreft de volgende kerntypen: • Landelijke woonkernen in een agrarische omgeving; • Landelijke woonkernen in een landschappelijke omgeving; • Gegroeide (agrarische) woonkernen met (suburbane) woningbouwuitbreidingen; • Kern/stad, in sterke mate bepaald door de historische en/of geografische context; • Hoofdkern/stad van regionale betekenis; • Bijzondere woonmilieus. Nieuw-Haamstede is aangewezen als een bijzonder woonmilieu. Hiervoor geldt dat dezegericht zijn op een specifieke doelgroep. Er is sprake van veelal extensieve bebouwing in een landschappelijke omgeving of bijzondere, op de directe woonbeleving georiënteerde voorzieningen in combinatie met hogere dichtheden. Bijzondere woonmilieus hebben een exclusieve uitstraling en de betekenis er van is gemeentegrensoverschrijdend. Binnen het bijzondere woonmilieu is sprak van eigentijdse of op het beoogde karakter van het woonmilieu gerichte architectuur. Daarnaast is sprake van een bijzondere sociale structuur door eenduidige vestigingsmotieven van de bewoners.. Onderhavige ontwikkeling maakt de herbouw van twee woningen mogelijk binnen het bijzondere woonmilieu Nieuw-Haamstede. De nieuwe woningen passen binnen de landschappelijke omgeving en de exclusieve uitstraling, zoals ook blijkt uit hoofdstuk 3 van deze toelichting. Wonen De centrale doelstelling ten aanzien van wonen luidt dat gestreefd wordt naar een evenwichtige woningvoorraad in de gehele gemeente, die is afgestemd op de lokale woningbehoefte. Daarvoor is het van belang dat verspreid over het eiland voldoende mogelijkheden geboden worden om daarin te voorzien. Afhankelijk van de bevolkingsontwikkeling en de woonwensen van de mensen dient zowel de samenstelling als de omvang van de woningvoorraad continue te worden aangepast. Er dient een evenwichtig woningaanbod ten aanzien van woningtype, prijs en locatie te bestaan. Uitgangspunt van het woningbouwbeleid is dat nieuwe woningen in principe slechts in of aansluitend op bestaande woonkernen kunnen worden gebouwd en niet in het landelijk gebied. De gemeente is van mening dat in elke kern in ieder geval woningen gebouwd kunnen worden op basis van de eigen natuurlijke groei. Binnen het netwerk van kernen bestaat een, zoals uit de voorgaande kerntypen blijkt, functioneel onderscheid die als basis dient voor het toekennen van meer woningbouwmogelijkheden aan bepaalde kernen aanvullend op de natuurlijke groei.
SAB
12
Conclusie Onderhavig plan betreft de realisatie van nieuwe woningen binnen de bestaande woonpark Nieuw-Haamstede. Gezien het voorgaande vormt het beleid uit de Structuurvisie geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan. 2.3.2
Woonmilieuvisie Schouwen-Duiveland Als gevolg van ontwikkelingen in de markt en beleid is het accent in de woningbouwopgave de laatste jaren sterk verschoven van kwantiteit naar kwaliteit. Sterker dan in het verleden dienen nieuwe woonmilieus en woningen zorgvuldig op de woonwensen van de verschillende doelgroepen te worden afgestemd. De gemeente Schouwen-Duiveland staat dan ook voor de opgave om een relatie te leggen tussen de vraag van de consument, het bestaande aanbod en de ambitie om kwalitatief hoogwaardige woonmilieus te creëren, afgestemd op het bijzondere karakter van de gemeente. Enerzijds gaat het om woningen voor ‘eilanders’ die starten op de woningmarkt of willen doorstromen. Anderzijds is er de uitdaging om woonmilieus aan te bieden die attractief zijn voor mensen van elders, bijvoorbeeld uit de Randstad, zodanig dat men zich hier vestigt. Laatstgenoemde groep kan een bijdrage leveren aan wat in recente projecten de ‘wooneconomie’ van Schouwen-Duiveland wordt genoemd. De Woonmilieuvisie geeft de uitkomsten van een globale verkenning van de vraag naar woningen en woonmilieus in de komende 5 à 10 jaar. In de Woonmilieuvisie wordt onder andere het volgende geconcludeerd: • Voor starters mogelijkheden zoeken en benutten in de harde projecten, zowel op herstructureringslocaties als in de uitbreidingen. Belangrijk aandachtspunt is het prijsniveau van starterskoopwoningen. Naast goedkope grond is onderzoek nodig naar versterking van het flankerend beleid (startersleningen). • Bevorder voldoende differentiatie in het aanbod van huur- en koopappartementen in de pijplijnplannen, zowel qua prijsniveau als qua grootte (aantal kamers) zodat meerdere doelgroepen bediend kunnen worden: starters, singles, vitale senioren. • Voor de doelgroep (vitale) senioren zijn diverse ‘zachte’ herstructureringsprojecten een uitstekende aanvulling op de harde pijplijnplannen, vanwege de mogelijkheden voor appartementen in de centrumgebieden van de dorpen. Gerichte inzet vanuit de gemeente is gewenst om meer huur te stimuleren. • Kijk naar mogelijkheden voor enige vergroting van het aanbod van grondgebonden seniorenwoningen. Dit is de kleine vrijstaande woning die in herstructureringsprojecten en uitbreidingsplannen op de dorpen zelf gerealiseerd kan worden. • Er zijn diverse locaties die zich mede richten op woonmigratie. De vraag is of de kwaliteit van de te realiseren woonmilieus deze groepen ook daadwerkelijk zal kunnen trekken, gelet op de hoge eisen die zij stellen. Echt bijzondere woonmilieus die aan doelgroepen als high professionals en pre-pensionada’s kunnen appelleren ontbreken in de harde pijplijnlocaties. • Zoek voor de doelgroep leisure seekers bij nieuwe projecten nadrukkelijk de combinatie met water en watersport. Dergelijke woonmilieus ontbreken in de pijplijnplannen. Aandachtspunt voor deze doelgroep is de prijs, aangezien het veelal om deeltijd-wonen zal gaan.
SAB
13
Als aanvulling op de Woonmilieuvisie heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 12 oktober 2010 besloten om de woningbouwplanningslijst 2010-2020 en monitor woningbouw 2009 vast te stellen. In 2009 en 2010 heeft de provincie in overleg met gemeenten gewerkt aan een vernieuwde opzet van de woningbouwprogrammering. Eind april 2010 heeft Gedeputeerde Staten het "instrument gemeentelijke en regionale woningbouwprogrammering" en de "vertrekkaders voor de regionale woningbouwprogramma's 2010 tot 2020" vastgesteld. In de vernieuwde opzet van de woningbouwprogrammering wordt niet alleen gewerkt met een nieuw model van de planningslijst, ook worden er door de provincie aanvullende eisen gesteld waaraan dit overzicht moet voldoen. Het college van Gedeputeerde Staten acht nog steeds de twee ruimtelijke ordeningsdoelstellingen van groot belang. Dit is het bundelingsbeleid en het beleid van zuinig ruimtegebruik. Voor de gemeente Schouwen-Duiveland betekent dit dat voor de bundelingsdoelstelling 60% van de woningbouw gerealiseerd moet worden in Zierikzee en 40% in de overige kernen. Om te voldoen aan het beleid van zorgvuldig ruimtegebruik moeten gemeenten 50% van de woningbouw realiseren binnen de grenzen van bebouwd gebied. Daarnaast heeft Gedeputeerde Staten nu ook kwantitatieve en kwalitatieve vertrekkaders vastgesteld. Doel van de nieuwe opzet is om te komen tot een woningbouwprogrammering die kwalitatief en getalsmatig een realistisch fundament biedt. De provincie acht dit noodzakelijk omdat er door veranderende demografische ontwikkelingen keuzes gemaakt moeten worden. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden aan welke plannen prioriteit wordt gegeven en welke wellicht verder in de tijd tot realisatie gebracht kunnen worden. De provincie heeft in hun kwantitatieve en kwalitatieve vertrekkaders voor SchouwenDuiveland het volgende aangegeven: Kwantitatief: • Zierikzee: max. 840 woningen • Overige kernen: max. 560 woningen • Totaal maximaal netto: 1400 woningen Deze aantallen zijn gebaseerd op PRIMOS prognose 2007 vermenigvuldigd met een overplanning 30%. De vervangingsbehoefte is voor Schouwen-Duiveland vastgesteld op 295 woningen. Bruto komt de totale nieuwbouwproductie op maximaal 1.695 woningen. Kwalitatief: De nieuwe woningen op Schouwen-Duiveland moeten voor wat betreft de woonmilieus een verhouding hebben van 70% dorps en 30% landelijk. Voor de dragende kern Zierikzee en voor de overige kernen moet de verhouding grondgebonden (65%) en appartementen (35%) zijn. Deze percentages liggen niet vast, marges van 10% plus of min kunnen worden gehanteerd.
SAB
14
Conclusie Voor de overige kernen binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, waartoe NieuwHaamstede als bijzonder woonmilieu behoort, geldt voor de periode 2010-2020 een kwantitatief woningbouwprogramma van 560 woningen. Omdat binnen het plangebied reeds twee woningen zijn gelegen en deze gesloopt worden ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is sprake van vervangende woningbouw. Dit plan is dus niet van invloed op het gemeentelijke woningbouwprogramma. Het plan sluit wel aan bij de uitgangspunten van de Woonmilieuvisie. Deze vormt derhalve geen belemmering voor doorgang van dit plan. 2.3.3
Woningmarktanalyse Schouwen-Duiveland De bevolkingsontwikkeling van Schouwen-Duiveland geeft vanaf 2004 een lichte daling te zien. Alleen in de jaren 2004 en 2009 groeide de bevolking. In deze jaren was het woningaanbod relatief hoog. De bevolkingsontwikkeling voltrok zich niet in alle kernen op dezelfde wijze. De bevolking nam behalve in Zierikzee ook toe in Renesse, Zonnemaire, Nieuwerkerk, Sirjansland en Bruinisse. In de andere kernen daalde de bevolking. Tegelijkertijd is het aandeel huishoudens vanaf 60 jaar bijna overal toegenomen. De woningvoorraad is op Schouwen-Duiveland in de afgelopen vijf jaar naar verhouding iets sneller gegroeid dan in Nederland als geheel. In Zierikzee en BurghHaamstede was de toename het grootst. Van alle woningen is twee derde een koopwoning. Huurwoningen komen relatief veel voor in Zierikzee, Oosterland en Bruinisse. Verder valt op dat het aandeel gestapelde woningen slechts 5% van het totaal bedraagt. In Zierikzee is het aandeel gestapelde woningen met 7% het hoogst. De huishoudens op Schouwen-Duiveland willen per saldo vaker verhuizen naar een huurwoning dan naar een koopwoning. De vraag naar nultredenwoningen in de huursector is aanzienlijk, vooral onder de vestigers. Ook is veel vraag naar duurdere eengezinshuurwoningen. In de koopsector is het aanbod van de woningen vanaf € 300.000,- groter dan de vraag. De doorstromers die momenteel in deze woningen wonen, willen relatief vaak verhuizen naar koop- en huurappartementen. In de kleinste kernen is een overschot aan de goedkoopste categorie eengezinshuurwoningen. De wat duurdere eengezinshuurwoningen worden wel veel meer gevraagd dan aangeboden. Ook is hier de vraag naar dure eengezinskoopwoningen (vanaf € 300.000,-) groter dan het aanbod. Goedkopere koopwoningen (tussen de € 220.000,en de € 300.000,-) worden wel vaker aangeboden dan gevraagd. Conclusie Het plangebied is gelegen binnen een bijzonder woonmilieu. Op basis van dit bestemmingsplan is herbouw van de bestaande woningen binnen het plangebied mogelijk. Deze luxe woningen sluiten aan bij het exclusieve karakter van het bijzonder woonmilieu Nieuw-Haamstede. Omdat sprake is van herbouw van bestaande woningen vormt de Woningmarktanalyse Schouwen-Duiveland geen belemmering voor doorgang van dit plan.
SAB
15
2.3.4
Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland De gemeente Schouwen-Duiveland is haar milieubeleid constant aan het actualiseren. Dat gebeurt modulair. Op die manier blijft het milieubeleid actueel. Per module is aangegeven wat de beleidsvisie en –doelstellingen zijn. Dit is voor de lange en middellange termijn. Daarnaast is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor de 4 jaar na de vaststelling van de module. Op dit moment zijn de volgende modules vastgesteld: • Bodem; • Energie en klimaat; • Externe veiligheid; • Geluid en stilte; • Licht en duisternis; • Luchtkwaliteit. Module Bodem Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan. In het kader van onderhavige ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit komt in paragraaf 4.6 van deze toelichting aan de orde. Op basis van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan. Module Energie en klimaat De Gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee rekening wordt gehouden met de klimaatverandering. Dit kan in de praktijk worden gebracht door verduurzaming (bij het bestemmen, inrichten en beheren van gebieden nadrukkelijk en telkens weer rekening houden met drie kern karakteristieken (weerstand, veerkracht en aanpassingsvermogen) van een gebied) en zuinig omgaan met energie. Het energiebeleid van de gemeente richt zich o.a. op de volgende sectoren: • gebouwen: hanteren van een 10% strengere EPC norm en het energiezuinig ontwerpen van gebouwen. Voor gemeentelijke gebouwen geldt een 20% strengere EPC norm. Opzetten van een energiemanagementsysteem voor gemeentelijke gebouwen; • Verkeer en vervoer: stimuleren van gebruik van het openbaar vervoer en de fiets; • Duurzame energie: kansen onderzoeken om energieneutraal te worden. Gebruik maken van deze kansen zoals warmtekoude opslag; • Duurzame bedrijven: bij bedrijven en bedrijvigheid gaan voor duurzaamheid. (Energie)verspilling voorkomen. In paragraaf 4.10 van deze toelichting is aangegeven welke maatregelen genomen worden zodat deze ontwikkeling voldoet aan de gemeentelijke eisen met betrekking tot duurzaamheid.
SAB
16
Module Externe veiligheid De gemeente Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Wel wordt geëist dat deze risico’s aanvaardbaar zijn, en minimaal voldoen aan de landelijke voorschriften. Daardoor is de huidige veiligheidssituatie op Schouwen-Duiveland goed, maar waar dat mogelijk is moet deze verder verbeterd worden. Het plangebied van dit bestemmingsplan is niet gelegen nabij risicovolle bedrijven of activiteiten (zie ook paragraaf 4.4 van deze toelichting) of knelpunten zoals die in de Module Externe veiligheid zijn geformuleerd. Daarnaast worden middels dit plan geen risicovolle bedrijven of activiteiten mogelijk gemaakt. De Module Externe veiligheid is derhalve niet relevant voor dit bestemmingsplan. Module Geluid en stilte • rust en stilte: streven naar zo min mogelijk gebiedsvreemde geluiden; • woonklimaat: streven naar behoud van een prettig woonklimaat, zowel binnen als buiten; • evenementen: evenementen mogen geen overlast veroorzaken; • verkeer: nieuwe wegen moeten op voldoende afstand van bestaande woningen gelegd worden, om overlast te voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt om nieuwe probleemsituaties te voorkomen. Dat wordt gedaan door te kijken naar nieuwe wegen wat die voor effect hebben op bestaande woningen, maar er wordt ook gekeken naar het geluid op nieuwe woningen door wegen. Uitgangspunt is dat alle nieuwbouwwoningen voldoen aan de voorkeurgrenswaarde. Ook woningen die binnen een 30 km-zone liggen. Mochten er woningen gebouwd worden die een hogere geluidwaarde hebben, dan dient dit goed gemotiveerd te worden. De module Geluid en stilte beschrijft behalve bovenstaande uitgangspunten ook de knelpunten met betrekking tot geluid binnen de gemeente. Het plangebied is niet gelegen in de buurt van deze knelpunten. Daarnaast is het plangebied gelegen aan een weg met een 30 km/uur regime. Derhalve kan gesteld worden dat de leefkwaliteit op het gebied van akoestiek is gewaarborgd. Module Licht en duisternis Anders dan in andere delen van Nederland kun je op Schouwen-Duiveland nog echte duisternis ervaren. Niet verlichten, slim, gericht en bewust verlichten zorgen er niet alleen voor dat onze duisternis behouden blijft, ze besparen vaak ook energie. Het duisternisbeleid van de gemeente richt zich o.a. op de volgende sectoren: • openbare verlichting: de gemeente gaat zelf na hoe de bovengenoemde uitgangspunten op haar eigen verlichting kunnen worden toegepast; • terreinverlichting (sport): duurzaamheid, slimme en gerichte terreinverlichting; • veldverlichting: duurzaam en goed gericht zodat zo weinig mogelijk licht verstrooid. Dit plan maakt de realisatie van twee woningen mogelijk. De uitgangspunten uit de module Licht en duisternis zijn hierop niet van toepassing.
SAB
17
Module Luchtkwaliteit De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen; autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. Dit plan maakt de bouw van twee woningen mogelijk op een locatie waar reeds twee woningen zijn gelegen. Deze ontwikkeling is dan ook niet van invloed op de luchtkwaliteit binnen de gemeente. 2.3.5
Waterplan Schouwen-Duiveland Gemeente Schouwen-Duiveland, Waterschap Zeeuwse Eilanden en Provincie Zeeland hebben gezamenlijk een Waterplan opgesteld. In dit Waterplan is de gezamenlijke visie van de waterpartners verwoord op basis van beleid en inzichten tot 2015. De benoemde thema’s zijn: • belevingswaarde van water (water moet aantrekkelijk gemaakt worden); • water en ruimtelijke ordening (water moet mede leidend worden voor de locatiekeuze, zodat problemen in de toekomst worden voorkomen); • waterkwaliteit (beperken gebruik van bestrijdingsmiddelen, uitlogen van metalen en overstorten en voldoende groot en robuust maken van het watersysteem); • beheersbaar watersysteem (vergroten capaciteit van het watersysteem en waterberging ten behoeve van robuuster watersysteem); • samenwerking in het water tussen de verschillende waterpartners. In het Waterplan zijn tevens de belangen van de gemeente Schouwen-Duiveland, Waterschap Zeeuwse Eilanden en Provincie Zeeland met betrekking tot wateraspecten opgenomen; • veiligheid/waterkering (waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte); • wateroverlast vanuit oppervlakte water (voldoende ruimte voor vasthouden/ bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem); • riolering/RWZI, inclusief water op straat/wateroverlast (afkoppelen van verharde oppervlakken in verband met reductie hydraulische belasting RWZI, rekening houden met benodigde ruimte); • watervoorziening/-aanvoer (het voorzien van de bestaande functie van water van de juiste waterkwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water); • volksgezondheid (minimaliseer risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico’s via onder andere de daarvoor benodigde ruimte); • bodemdaling (voorkomen van maatregelen die maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken); • grondwateroverlast (tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast); • oppervlaktewaterkwaliteit (behoud/realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit door mens en natuur); • grondwaterkwaliteit (behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit voor mens en natuur);
SAB
18
• verdroging; • natte natuur.
SAB
19
3 3.1 3.1.1
Inventarisatie en analyse Bestaande situatie Algemeen Nieuw-Haamstede is een woonpark in de Zeeuwse gemeente Schouwen-Duiveland en ligt ten noordwesten van het moederdorp Haamstede. Nieuw-Haamstede wordt omgeven door duinen en kent daardoor een groen karakter. De bebouwing in dit bijzonder woonmilieu bestaat voornamelijk uit woningen. Daarnaast zijn er sporadisch enkele kleinschalige voorzieningen te vinden zoals een restaurant en een groepsaccommodatie. De belangrijkste ontsluitingswegen in Nieuw-Haamstede zijn de Torenweg en de Strandweg. Deze wegen sluiten beide aan op de Kloosterweg die de verbinding vormt met Burgh-Haamstede.
3.1.2
Plangebied Het plangebied is gelegen aan de Strandweg 21 in de noordelijke rand van Nieuw2 Haamstede. Het perceel beslaat een oppervlakte van 11.000 m . Op dit moment is binnen het plangebied 1 gebouw met 1 bouwlaag en een grondoppervlak van in totaal 2 500m gesitueerd. In dit gebouw bevinden zich twee woningen.
Figuur 2: Luchtfoto met globale aanduiding plangebied Deze situatie is ontstaan vanuit een “kleinere “woning waarbij in 1968 een bouwvergunning verleend is voor het bouwen van een tweede woning die vast gebouwd is aan de eerder gebouwde woning. Feitelijk zijn het dus twee woningen. De bestaande be-
SAB
20
bouwing is in landschappelijke zin dientengevolge amorf en onduidelijk. Ook is hierdoor de bebouwing ten opzichte van het kavel onevenwichtig geplaatst. Het perceel is 91 meter breed en verreweg het breedste perceel in de omgeving. De gemiddelde breedte van de huidige percelen in de omgeving is ongeveer 40 meter. De afstand van het bestaande bebouwingsvlak naar de weg is aan de oostzijde 25 meter en aan de westzijde 50 meter.
Figuur 3: Strandweg ter hoogte van het plangebied De Strandweg heeft een sterk landelijk karakter met aan de noordzijde een vrije duinstrook naar de kust. De aan de zuidzijde gelegen percelen zijn bebost en doen als zodanig niet als duingebied aan. De beboste percelen zijn over het algemeen, bebouwd met landhuizen. Door de bestaande beplanting aan de voorzijde van de percelen is er vanaf de openbare weg praktisch geen zicht op de woningen in het plangebied.
SAB
21
Figuur 4: Voorzijde van het plangebied
3.2
Nieuwe situatie Algemeen In de nieuwe situatie wordt de bestaande bebouwing binnen het plangebied gesloopt. Hiervoor in de plaats worden twee nieuwe vrijstaande woningen gerealiseerd van 2 ongeveer 220 m . Het bestaande perceel wordt opgedeeld in twee nieuwe percelen van respectievelijk 47 en 44 meter breed. De beide woningen worden gerealiseerd in de typologie van een landhuis.
SAB
22
Figuur 5: Plattegrond nieuwe situatie (indicatief) Aan dit bestemmingsplan ligt een concreet bouwplan voor de oostelijke woning ten grondslag. Voor de westelijke woning is nog geen concreet bouwplan beschikbaar. Op basis van dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om op deze plaats een woning te realiseren. Op basis van de regels van dit bestemmingsplan kan een vergelijkbare woning als de oostelijke woning gerealiseerd worden. De woningen zijn in de nieuwe situatie op zoveel mogelijk afstand t.o.v. elkaar en de belendende percelen gesitueerd. De woningen liggen op resp. 11 meter (oostelijke woning) en 15 meter (westelijke woning) van de erfgrens en 26 meter van elkaar af. De voorgevels van beide woningen liggen op de bestaande voorgevel rooilijn. Doordat de Strandweg echter “weg” loopt van de voorgevelrooilijn zullen de nieuwe woningen op verschillende afstanden van de weg liggen. Dit versterkt het losstaande individuele karakter van de landhuizen . Ook is het wenselijk om aan de bestaande oprit een tweede voor het westelijk kavel toe te voegen met voldoende tussenruimte tussen beide opritten. Dit zal het landschappelijk karakter versterken en ook het gevoel van
SAB
23
elk “landhuis” vergroten (zie figuur 5). De bestaande oprit zal de oprit worden van de woning op het oostelijk gelegen perceel. Het hoofdgebouw op het oostelijke perceel heeft een landelijke uitstraling: Er worden aan de hoofdmassa op diverse schaalniveaus elementen toegevoegd en weggelaten, wat de ad hoc (“gegroeide”) sfeer van de woning vergroot. De kap is in basis een zadeldak met her en der wolfseinden wat de landelijke en “zachte”sfeer ook versterkt (figuur 6).
Figuur 6: Voorgevel oostelijke woning (indicatief) De entree van de woning is aan de voorzijde welke ook het individuele karakter van de woning bevestigd. Deze entree is geaccentueerd doordat juist op deze plek de gevel enigszins inspringt en daardoor de goot “omhoog” komt (figuur 6). Samen met de bijgebouwen en het zwembad vormt het hoofdgebouw een “kom” die de individualiteit versterkt en het leven richt naar de binnen en achterzijde van het perceel. De schoorstenen versterken wederom het landschappelijke karakter van de woning (figuur 7).
Figuur 7: Achtergevel oostelijke woning (indicatief)
SAB
24
Bij de nieuwe woning op het oostelijk deel van het plangebied zijn 2 bijgebouwen van 2 elk 30 m en een zwembad voorzien. Deze bijgebouwen zijn als ensemble met het hoofdgebouw ontworpen en gesitueerd waardoor het “landhuis”karakter versterkt wordt. Er worden 2 bijgebouwen gerealiseerd in plaats van één grotere, waardoor het “gegroeide”effect versterkt wordt. De bijgebouwen worden op het achtergedeelte van de kavel geprojecteerd waardoor de bebouwingsbelasting naar de zij-erfgrenzen uitblijft (zie figuur 5). De bijgebouwen zijn van dezelfde signatuur en materialisatie als het hoofdgebouw maar hebben een ondergeschikte architectuur. Verkeer en parkeren De woningen worden ontsloten via de Strandweg. Doordat in de bestaande situatie ook reeds sprake is van twee woningen, zal dit plan niet van invloed zijn op het bestaande verkeersbeeld op de Strandweg. Op beide percelen is voldoende ruimte om parkeerplaatsen te realiseren. Vanwege de beeldkwaliteit worden deze niet te dicht bij de weg aangelegd. Het parkeren geschiedt op onopvallende wijze op eigen terrein. Groen In de nieuwe situatie zal net als in de bestaande situatie sprake zijn van een forse groenstructuur aan zowel de voor- als achterzijde van het perceel. In het kader van onderhavige ontwikkeling is een beplantingsplan opgesteld. Hieruit blijkt dat de bestaande groenstructuur in het plangebied zoveel mogelijk behouden blijft. Om de nieuwe woningen mogelijk te maken moeten in totaal twee bomen gekapt worden (in onderstaande figuur met blauw aangegeven). Daarnaast wordt vooral aan de voorzijde van de woningen en tussen beide woningen in, een aantal nieuwe bomen aangeplant (in onderstaande figuur met rood aangegeven). Aan de achterzijde van de bestaande woning worden geen bomen gekapt.
Figuur 8: Beplantingsplan voorzijde plangebied
SAB
25
Figuur 9: Beplantingsplan achterzijde plangebied
Figuur 10: te kappen bomen en nieuwe aanplant
SAB
26
4 4.1 4.1.1
Milieu en duurzaamheid Geluidhinder Algemeen In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) dient voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals een woning, akoestisch onderzoek te worden verricht indien deze gelegen zijn binnen onderzoekszones van wegen. Op grond van artikel 74 van de Wgh heeft elke weg een onderzoekszone, behoudens (onder andere) wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.
4.1.2
Plangebied Het plangebied is gelegen aan een weg met 30 km/uur regime. Het plangebied valt buiten de onderzoekszones van overige wegen. Desondanks moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening en het gemeentelijk geluid beleid aangetoond worden dat geen sprake is van geluidhinder. De gemeente heeft na vaststelling van haar geluidbeleid, onderzoek gedaan naar de woningen die in het kader van het wegverkeerslawaai teveel geluid op de gevel krijgen. Daarvoor is onderzoek gedaan in alle kernen en de grotere toegangswegen in de hele gemeente. Aangezien er op de toegangsweg naar Nieuw Haamstede al geen geluidsoverlast wordt ervaren, is er in de kern Nieuw Haamstede waar slechts 30 km. per uur gereden mag worden, ook geen geluidsoverlast. Uit metingen is gebleken dat de enige toegangsweg, de Kloosterweg naar Nieuw-Haamstede in 2009 nog geen intensiteit van 1000 motorvoertuigen per etmaal heeft. Deze intensiteit kan geen geluidsoverlast veroorzaken op een woning die ca. 30 meter van de as van de weg is gesitueerd. De Strandweg is geen doorgaande weg. Alleen bestemmingsverkeer zal daar komen. De intensiteit ter plaatse is dus nog veel lager dan die op de Kloosterweg. De locatie waar de woningen gebouwd mogen worden op het Strandweg 21 te Nieuw-Haamstede zal geen hinder hebben van het wegverkeerslawaai.
4.2 4.2.1
Milieuhinder Algemeen Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies - zoals woningen - mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven.
4.2.2
Plangebied In de omgeving van het plangebied zijn alleen woningen gelegen. De sporadische kleinschalige voorzieningen die aanwezig zijn in Nieuw-Haamstede zijn op een dermate grote afstand van het plangebied gelegen, dat deze niet van invloed zijn op het leefklimaat in het plangebied. Daarnaast leidt de realisatie van twee nieuwe woningen in het plangebied niet tot belemmering van de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
SAB
27
Direct ten zuiden van Nieuw-Haamstede is een vliegveld ten behoeve van sportzweefvliegtuigen gelegen. Deze zweefvliegtuigen worden middels een lierstart de lucht in geslingerd. Dit leidt niet tot overlast op omliggende woningen en dus ook niet op de nieuwe woningen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
4.3
Ecologie
4.3.1
Algemeen Om het gewenste bouwplan te kunnen realiseren, zullen bouwwerkzaamheden plaats moeten vinden. Bij dergelijke ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de actuele natuurwaarden van de locatie. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden aan de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet. Bij de toets van een ruimtelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.3.2
Plangebied In het kader van onderhavige ontwikkeling is door Van Dijk geo- en milieutechniek een 1 verkennend natuurwaardenonderzoek uitgevoerd , deze is als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. In dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd: Gebiedsbescherming Doordat de ruimtelijke ontwikkeling aan de Strandweg 20-21 de bouw van twee woningen op de plaats van te slopen bebouwingen inhoudt, zijn de effecten op de aangewezen habitattypen en habitatsoorten marginaal. Effecten als oppervlakteverlies en versnippering zijn in dit geval niet aan de orde. Effecten als verdroging zal enigszins een rol kunnen spelen (bijvoorbeeld tijdens de bouwwerkzaamheden), maar zullen zeer zeker niet significant zijn omdat de toekomstige situatie in het plangebied min of meer hetzelfde zal zijn als de huidige situatie (de totale verharding zal slechts marginaal veranderen door de ruimtelijke ontwikkeling, het gebruik van het terrein zal niet significant veranderen). Er is in dit geval geen ‘Passende beoordeling’ vereist. Omdat effecten van tijdelijke aard zijn en permanente significante effecten uitgesloten kunnen worden, is het niet nodig een verslechterings- en verstoringstoets uit te voeren: de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ worden door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet aangetast. Het beschermde Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ is tevens planologisch beschermd gebied. De kom Nieuw-Haamstede wordt geheel omgeven door terrein dat is aangewezen als Ecologische HoofdStructuur (EHS), het plangebied zelf ligt echter geheel buiten de EHS zoals deze is vastgesteld in de Provinciale Ruimtelijke Veror-
1
Van Dijk geo- en milieutechniek, Verkennend Natuurwaardenonderzoek Strandweg 20-21, Burgh Haamstede, rapportnummer 210x00214.066171_4, 20 februari 2012
SAB
28
dening en in de ontwerp Verordening Ruimte van de Provincie Zeeland. De Provinciale Ruimtelijke Verordening (en de ontwerp Verordening Ruimte) geeft aan dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op minder dan 100 meter rond bestaande natuurgebieden aannemelijk moeten maken dat deze plannen geen onevenredige aantasting van de natuurgebieden tot gevolg hebben. Uit het verkennend natuurwaardenonderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Vanuit provinciaal beleid bestaat daarom geen belemmering voor onderhavig initiatief. Voor de bouw van de woningen is er waarschijnlijk geen grondwateronttrekking nodig of zal deze naar verwachting zeer beperkt zijn. Hierdoor ontstaan er geen (tijdelijke) veranderingen van de grondwaterstanden binnen het Natura 2000-gebied en zullen er geen significante negatieve effecten ontstaan op de beschermde habitattypen. Soortbescherming Op basis van algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van streng beschermde plant- en diersoorten binnen het plangebied redelijkerwijs uit te sluiten. Door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling zullen geen belangrijke natuurwaarden verloren gaan. Voor alle soorten, dus ook voor de beschermde soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde zorgplicht. (artikel 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. Conclusie Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor doorgang van dit bestemmingsplan.
4.4 4.4.1
Externe veiligheid Algemeen Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Daartoe moeten de risico’s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende activiteiten (bestaand en nieuw), in beeld worden gebracht. Volgens het huidige beleid gebeurt dat door de effecten van bepaalde mogelijke ongevallen te berekenen en uit te drukken in de kans op (aantallen) doden.
SAB
29
Figuur 11: Risicokaart met globale aanduiding plangebied (Bron: Risicokaart.nl, 2012) 4.4.2
Plangebied Volgens de Risicokaart (Bron: risicokaart.nl, 2012) bevinden zich in de nabije omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen die van invloed zijn op de planontwikkeling. De invloedsgebieden van Bevi-inrichtingen reiken niet over het plangebied. Andersom zorgt de ontwikkeling van het plangebied niet tot een beperking van Beviinrichtingen. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportroutes gevaarlijke stoffen (autowegen, vaarwegen en buisleidingen) waarvan de invloedsgebieden over het plangebied reiken. Andersom zorgt de ontwikkeling daarmee niet tot een toename van het groepsrisico mogelijk afkomstig van deze transportroutes.
4.4.3
Gemeentelijke brandweer De gemeentelijke brandweer heeft de beoogde ontwikkeling beoordeeld en heeft geen bezwaren. Bij de realisatie moet wel rekening gehouden worden met de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Hiervoor is tenminste noodzakelijk: • (deel)objecten tot op 40 meter bereikbaar voor (zware) blusvoertuigen van de brandweer (opstelplaats brandweer); • Vanaf de opstelplaatsen voor de brandweer moet binnen 40 meter een primaire bluswaterwinplaats (brandkraan) beschikbaar zijn.
4.4.4
Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
4.5
Luchtkwaliteit Nederland kan in 2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide, waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen
SAB
30
onder druk staat. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit, zodat in 2015 aan de Europese eisen wordt voldaan en huidige belemmeringen voor gewenste ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende mate’ verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. De grens van ‘niet in betekenende mate’ ligt volgens de gelijknamige AmvB bij 1% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 0,4 µg/m3. Hiervan is volgens de ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’ sprake bij de realisatie van 500 woningen met één ontsluitingsweg. Met het voorliggend plan wordt de bouw van 2 bestaande woningen mogelijk gemaakt waarbij 2 woningen worden gesloopt, per saldo wordt geen bijdrage geleverd aan verslechtering van de beeldkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de doorgang van het plan.
4.6 4.6.1
Bodemverontreiniging Algemeen Wettelijk is bepaald dat een bouwvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Daarom is voor het plangebied 2 door Van Dijk geo- en milieutechniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd , deze is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.
4.6.2
Plangebied In het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat uit de analyseresultaten blijkt dat de grond ter plaatse van de onderzoekslocatie licht verontreinigd is met PCB. Daarnaast zijn geen verontreinigingen vastgesteld. Het grondwater ter plaatse is licht verontreinigd met koper. Een licht verhoogd gehalte aan één of meerdere zware metalen wordt vaker in het grondwater vastgesteld en wordt doorgaans veroorzaakt door natuurlijke ophoping. Daarnaast is het grondwater licht verontreinigd met xylenen en som dichlooretheen. Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de toekomstige nieuwbouw.
2
Van Dijk geo- en milieutechniek, Verkennend Bodemonderzoek Strandweg 20/21 te BurghHaamstede, opdrachtnummer 151260, 8 september 2011
SAB
31
4.7
Waterparagraaf Het is wettelijk geregeld dat in alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf dient te worden opgenomen. Het doel van de waterparagraaf is de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee te nemen bij de ruimtelijke plannen. Hierbij wordt ingegaan op de gevolgen van het plan op de waterhuishouding en wordt een beschrijving gegeven van de maatregelen die worden getroffen. In deze paragraaf is een beknopt overzicht gegeven van het relevante beleid ten aanzien van water. Voor meer achtergronden van dit beleid wordt verwezen naar de verschillende beleidsdocumenten. Een vertaling van de waterdoelstellingen, zoals deze in de diverse stukken zijn beschreven, heeft plaatsgevonden in het actuele beleid van het waterschap. Een samenvatting hiervan is opgenomen in de volgende paragraaf. In de daarna volgende paragrafen zal het onderhavige initiatief worden getoetst aan dit beleid. De voerende waterschappen in Nederland richten zich op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Nagestreefd wordt het vergroten van de belevingswaarde van stedelijk water, natuurvriendelijke inrichtingen en de duurzaamheid van watersystemen. De waterbeheerders werken daarom samen met gemeenten, die de regie hebben over de ruimtelijke ordening en het beheer van de openbare ruimte, om deze doelstellingen uit te halen. Het Waterschap Scheldestromen is verantwoordelijk voor de waterkwantiteit en –kwaliteit in het onderhavige gebied. De bestaande riolering in de omgeving van het plangebied is in beheer en eigendom van de gemeente Schouwen-Duiveland. Watertoets Onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van 2 nieuwe woningen. In het kader van deze ontwikkeling wordt de reeds aanwezige bebouwing in het deelgebied gesloopt. In vergelijking met de bestaande situatie neemt het verhard oppervlak binnen 2 het plangebied niet toe. Het bestaand verhard oppervlak is namelijk circa 700 m , in de nieuwe situatie blijft dit verhard oppervlak gelijk. Derhalve zijn aanvullende maatregelen voor de berging van hemelwater niet noodzakelijk. De nieuwe woningen worden met een gecombineerde aansluiting aangesloten op het bestaande gemeentelijke rioleringsstelsel. De woningen worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel tot de aansluiting op het gemengd gemeentelijke rioleringsstelsel. Op termijn kan bij vervanging van het gemengd riool het hemelwater apart worden afgevoerd van het huishoudelijk afvalwater. Aangezien een extra uitrit wordt gerealiseerd, wordt onder deze nieuwe uitrit een nieuwe duiker aangelegd. Bij aanvraag van de omgevingsvergunning wordt eveneens een uitwegvergunning aangevraagd. Aangezien op een waterloop gebouwd wordt is ook een watervergunning van het waterschap benodigd.
SAB
32
Het aspect water vormt geen belemmering voor doorgang van onderhavige ontwikkeling.
4.8 4.8.1 4.8.1.1
Archeologie en cultuurhistorie Archeologie Algemeen In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat 3 archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven 4 en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Door de gemeente Schouwen-Duiveland is op 28 februari 2008 het archeologie beleid vastgesteld. Dit nieuwe archeologie beleid is gedetailleerder dan het provinciale beleid.
4.8.1.2
Plangebied Onderhavige ontwikkeling betreft de realisatie van 2 nieuwe woningen. In het gemeentelijke Archeologie Beleidsplan is het plangebied aangemerkt als ‘Onderzoeksgebied A’. Hiervoor geldt dat wanneer de bodemverstoring dieper is dan 50 centimeter bene2 den maaiveld en meer dan 2.500 m , nader archeologisch onderzoek nodig is. Dit plan is in omvang echter beperkt en kleiner dan de gestelde kaders in het Archeologie Beleidsplan. Derhalve is nader archeologisch onderzoek niet nodig en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor doorgang van dit plan. Mocht er bij bodemverstorende activiteiten archeologische waarden aangetroffen worden, moet dit gemeld worden bij het bevoegd gezag (gemeente Schouwen-Duiveland). Het plangebied van dit bestemmingsplan is conform het facetbestemmingsplan Archeologie van de gemeente, bestemd met de dubbelbestemming Waarde – archeologie – 6. Hierdoor worden eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd.
4.8.2 4.8.2.1
Cultuurhistorie Algemeen Op grond van de Wet Modernisering Monumentenzorg (MoMo) is het Bro (artikel 3.6.1 lid 2) gewijzigd. Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het culturele erfgoed.
3
in situ = in de bodem [bewaren]
4
ex situ = uit de bodem [halen en ergens bewaren]
SAB
33
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Figuur 12: Cultuurhistorische waardenkaart Zeeland met globale aanduiding plangebied (Bron: www.zeeland.nl/chs, 2012) Het plangebied is gelegen in de Kop van Schouwen. Dit gebied heeft een aanzienlijke rijkdom aan cultuurhistorische elementen, voornamelijk gerelateerd aan het duingebied en de binnenduinrand. Het gebied wordt in het noorden en westen begrensd door duinen. De zuidoostelijke grens loopt grofweg langs de wegen Lage Zoom en Kraaijensteinweg. De relatief brede duinzone en de daarachter gelegen open vroongronden en duinzoomgebied vormen een fraai geheel dat een contrast vormt met het relatief agrarische karakter en de openheid van het overige gebied van Schouwen. Het zoomgebied wordt gekenmerkt door een kleinschalige landschap met (hout)wallen, elzenmeten, verspreide bebouwing en een lintbebouwing van met elkaar verbonden dorpen langs de duinzoom (Burgh-Haamstede-Renesse). Het gebied maakte al vroeg een recreatieve ontwikkeling door (eerste helft 20e eeuw). Een groot aantal elementen herinnert hieraan. De Kop van Schouwen bestaat uit een ’begraven’ strandwallenlandschap dat vanaf het Neolithicum bewoond is geweest. In het westen is dit landschap overdekt door in de Late Middeleeuwen gevormde jonge duinen; delen van het daarvoor aanwezige strandwallenlandschap zijn toen door erosie verdwenen. In Schouwen ligt het meest uitgestrekte deel dat in Zeeland van dit landschap nog bestaat. In het gebied van de huidige duinen zijn de resten van bewoning in relatie tot het (voormalige) landschap goed geconserveerd (bijv. eendenkooi, Slot Haamstede en Slot Moermond).
SAB
34
Daarbuiten zijn de resten door ruilverkaveling aangetast. In het stratenpatroon van Burgh is de ringwalburg nog goed herkenbaar. 4.8.2.2
4.9
Plangebied Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland blijkt dat binnen het plangebied of in de nabijheid daarvan geen cultuurhistorisch monumenten zijn gelegen. Dit bestemmingsplan is daarnaast niet van invloed op de hierboven beschreven cultuurhistorische karakter van de omgeving. Het aspect cultuurhistorie vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Asbest In het kader van onderhavige ontwikkeling is door Van Dijk geo- en milieutechniek 5 een asbestinventarisatie uitgevoerd . In deze inventarisatie wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de huidige bebouwing de volgende asbesthoudende materialen zijn aangetroffen: • Golfplaten op het dak van het oliehokje en tuinhuisje; • Borstweringspanelen langs buitengevels van de bungalow en de noordelijke schuur; • Plafondbeplating in twee garages en de cv-ruimte. Voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden dienen de aangetroffen asbesthoudende materialen gesaneerd te worden door een daartoe gekwalificeerd bedrijf. Op basis van de asbestinventarisatie bestaat er geen vermoeden op de aanwezigheid van asbesthoudende toepassingen in de constructie.
4.10
Duurzaamheid Het college van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de module Energie & Klimaat vastgesteld. Eén van de doelstellingen in deze module is de bouw van energiezuinige woningen en utiliteitsbouw. Nieuwbouw moet een EPC hebben van 10% lager dan de huidige norm die op het moment van de bouwaanvraag geldt. Dit betekent dat voor de nieuwe woningen een EPC norm van 0,54 gehanteerd dient te worden. Dit houdt in dat bij de reguliere maatregelen ten aanzien van energie niet voldoende zijn. Daarom worden de woningen voorzien van een zonneboiler voor het warm watergebruik van badwater en voor de verwarming van het zwembad. Daarnaast worden zonnecollectoren geïnstalleerd die ten behoeve van de electravoorziening in de woningen worden toegepast. Deze zonnecollectoren worden niet op het dak gemonteerd in verband met de landschappelijke minderwaarde hiervan. Op het grondoppervlak is voldoende zonlicht beschikbaar. Daarnaast worden de woningen duurzaam gebouwd, waarbij het onderhoud zal worden geminimaliseerd. Dit wordt gedaan door bijvoorbeeld het toepassen van aluminium kozijnen, bakstenen gevels en onderhoudsvrije gepotdekselde geveldelen. Tot slot worden de woning “op staal” gebouwd in plaats van “op palen”.
5
Van Dijk geo- en milieutechniek, Actualiserende asbestinventarisatie, opdrachtnummer
151260, 9 september 2011.
SAB
35
4.11
M.e.r.-beoordelings(plicht) Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van olieraffinaderijen, kerncentrales, chemische installaties en de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen. Een milieueffectrapportage kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een structuurvisie, bestemmingsplan of waterhuishoudingsplan. Door een wijziging in het Besluit Milieueffectrapportage per 01 april 2011 is het ook voor plannen, die onder de grenzen genoemd in bijlagen C en D van voorgenoemd besluit blijven, noodzakelijk te toetsen op m.e.r.(beoordelings)plicht en te motiveren waarom, indien dat het geval is, geen m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk is. Bij onderhavig plan is sprake van de herbouw van twee woningen. In het kader van het Besluit Milieueffectrapportage is dit te kenmerken als ‘wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject’. Hiervoor geldt een m.e.r.(beoordelings)plicht wanneer sprake is van een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen. Onderhavig plan valt hier ruim binnen. De omvang van de voorgenomen ontwikkeling ligt ver beneden de richtwaarden behorende bij de activiteit en brengt geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Er is geen sprake van cumulatie met andere projecten. Verder is het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen. Uit het verkennend natuurwaardenonderzoek is namelijk gebleken dat de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ‘Kop van Schouwen’ door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet worden aangetast. De conclusie, mede gezien het voorgaande in dit hoofdstuk, is dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Een m.e.r. is dan ook niet noodzakelijk.
SAB
36
5 5.1 5.1.1
Juridische vormgeving Algemeen Wat is een bestemmingsplan? Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat: • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van ‘werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden’ (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden). Een bestemmingsplan regelt derhalve: • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: • het bebouwen van de gronden; • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
5.1.2
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld: • Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
SAB
37
• Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben. 5.1.3
Hoofdstukindeling van de regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: 1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). 2 Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld. 3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltel-bepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels. 4 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.1.4
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook vergunningen en ontheffingen op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als ‘aanlegvergunning’, ‘sloopvergunning’, ‘ontheffing’ en ‘bouwvergunning’ zijn vervangen door ‘omgevingsvergunning ten behoeve van…’.
SAB
38
5.2
Dit bestemmingsplan Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2.1
Bijzonderheden in dit bestemmingsplan De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de bestemming Wonen – Landhuis. Bestemming ‘Wonen - Landhuis’ (artikel 3) Binnen deze bestemming komen vrijstaande woningen voor. Woningen moeten gebouwd worden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan. Naast woningen mogen binnen deze bestemming ook aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogtes van de woningen zijn op de verbeelding opgenomen. De goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen respectievelijk maximaal 3,3 m en 6 m bedragen. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken en toegestaan dat de uitoefening plaatsvindt van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in de regels. Daarnaast kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken en toegestaan dat een aan- en uitbouw en of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf mag worden gebruikt, eveneens indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in de regels. Als laatste kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken en toegestaan dat een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg wordt ingericht. Ook hierbij moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in de regels. Dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie – 6’ (artikel 4) De archeologisch waardevolle terreinen, die zijn aangegeven op de archeologische beleidskaart, zijn voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden. Er gelden specifieke regels voor het bouwen en er is een vergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
SAB
39
Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de mogelijkheid te creëren om een archeologische waarde, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of een andere bestemming Waarde - Archeologie toe te passen. 5.2.2
Algemene regels Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
SAB
40
6 6.1
Handhaving Inleiding Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn. Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
6.2
Handhavingsbeleid gemeente Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten. In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder omgevingsvergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende omgevingsgunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen wor-
SAB
41
den genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.
6.3
Uitvoering handhaving De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen en de paragraaf handhaving en toezicht van het bouwbeleidsplan (december 2011). Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving wordt vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.
SAB
42
7
Economische uitvoerbaarheid Voorliggend bestemmingsplan is een plan dat woningbouw mogelijk maakt. Blijkens artikel 6.2.1 Bro dienen in beginsel kosten hiervoor verzekerd te worden middels een exploitatieplan omdat er sprake is van woningbouw. Op basis van artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. In het kader van onderhavige ontwikkeling is een exploitatieovereenkomst afgesloten tussen de gemeente en initiatiefnemer. Hiermee zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd.
SAB
43
8 8.1
Maatschappelijke toetsing en overleg Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro heeft de gemeente SchouwenDuiveland onderstaande overleginstanties in de gelegenheid gesteld om in de periode van 14 juni 2012 tot en met 25 juli 2012 op het voorontwerpbestemmingsplan ‘Strandweg 21 Nieuw-Haamstede’ te reageren: 1 Provincie Zeeland; 2 Waterschap Scheldestromen; 3 Veiligheidsregio Zeeland. Van de geboden gelegenheid om te reageren hebben de bovengenoemde instanties allen gebruik gemaakt. Provincie Zeeland Bij schrijven van 11 juli 2012 heeft de Provincie een reactie gegeven op dit bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze reactie is paragraaf 4.3.2 van deze toelichting aangevuld en zijn regels en verbeelding aangepast. Waterschap Scheldestromen Bij schrijven van 16 juli heeft het waterschap een reactie gegeven op dit bestemmingsplan. Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Veiligheidsregio Zeeland Bij schrijven van 4 juli heeft Veiligheidsregio Zeeland een reactie gegeven op dit bestemmingsplan. Naar aanleiding van deze reactie wordt paragraaf 4.4 van deze toelichting aangevuld. De antwoordnotitie vooroverleg met daarbij de verschillende vooroverlegreacties is als bijlage aan dit bestemmingsplan gevoegd.
8.2
Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening Conform artikel 3.8 Wro juncto afdeling 3.4 Awb zullen burgemeester en wethouders kennis geven van het voornemen om het ontwerpbestemmingsplan “Strandweg 21 Nieuw-Haamstede” ter inzage te leggen. Het ontwerpbestemmingsplan “Strandweg 21 Nieuw-Haamstede” wordt vervolgens op basis van artikel 3.8 Wro juncto afdeling 3.4 Awb ter visie gelegd. Wanneer in het kader van de terinzagelegging zienswijzen binnenkomen, zullen deze te zijner tijd worden verwerkt in deze paragraaf.
SAB
44
Bijlagen
SAB
45
Bijlage 1 – Verkennend Natuurwaardenonderzoek
SAB
46
Bijlage 2 – Verkennend Bodemonderzoek
SAB
47
Bijlage 3 – Asbestinventarisatie
SAB
48
Bijlage 4 – Antwoordnotitie vooroverleg
SAB
49