Pianotrio
Storioni Trio Rainer Kussmaul . Vladimir Mendelssohn Haydn, Schumann, Brahms dinsdag 25 januari 2005
Pianotrio . Seizoen 2004-2005
Trio Staier-Sepec-Queyras Hummel, Beethoven, Schubert woensdag 3 november 2004 Storioni Trio Rainer Kussmaul viool . Vladimir Mendelssohn altviool Haydn, Schumann, Brahms dinsdag 25 januari 2005 Trio Parnassus Turina, de Sarasate, Albéniz, Lalo zaterdag 19 februari 2005
Storioni Trio Bart Van de Roer piano Wouter Vossen viool Marc Vossen cello Rainer Kussmaul viool . Vladimir Mendelssohn altviool Joseph Haydn (1732-1809) Trio nr 39 in G, HobXV:25 ‘Zigeunertrio’
15’
Andante • Poco adagio • Presto •
Robert Schumann (1810-1856) Pianokwartet in Es, opus 47
30’
Sostenuto assai - Allegro ma non troppo • Scherzo: Molto vivace • Andante cantabile • Finale: Vivace •
begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.50 uur einde omstreeks 21.55 uur
pauze inleiding door Mark Delaere . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Mark Delaere coördinatie programmaboekje deSingel druk programmaboekje Godefroit gelieve uw GSM uit te schakelen!
Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO's at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag
Johannes Brahms (1833-1897) Pianokwintet in f, opus 34 Allegro non troppo • Andante, un poco Adagio • Scherzo: Allegro • Finale: Poco sostenuto Allegro non troppo Tempo I Presto, non troppo •
42’
Storioni Trio © Cees Noort
Van begeleide pianosonate tot miniatuursymfonie
De combinatie piano-strijkers is geenszins evident. Dat blijkt bijvoorbeeld reeds uit een onder musici bekende mop, die zoals zovele in hun soort een kern van waarheid bevat: “een pianokwintet bestaat uit...vier muzikanten en een pianist”. Hier wordt een tegenstelling uitgedrukt, die zowel psychologisch als muzikaal van aard is. Een pianist is nog eenzamer dan andere instrumentisten, omdat hij niet alleen zoals zij verschillende uren per dag opgesloten zit in zijn kamer om te studeren, maar omdat hij strikt genomen geen andere collega’s nodig heeft om te musiceren. Een klarinettist of een violist zoekt al gauw andere musici op om samen muziek te maken in kleine (kamermuziek) of in grote bezetting (symfonie). Een pianist daarentegen heeft aan één leven niet genoeg om de prachtige literatuur voor klavier solo aan het publiek te presenteren. Wanneer hij dan toch samenspeelt met andere musici, lijkt zo’n pianosolist/solopianist uit een andere wereld te komen. Enkel zangers schijnen nog meer uit de maat te zingen/spelen. Deze karikatuur is natuurlijk niet van toepassing op de vele voortreffelijke pianisten die zich op kamermuziek hebben toegelegd, veelal in vast verband (vooral pianotrio). Zij hebben een symbiose tot stand gebracht tussen twee intrinsiek verschillende muzikale werelden, elk met hun eigen articulatie, klanksterkte, register, klankkleur en frasering. Die symbiose wordt bereikt door goed naar elkaar te luisteren en door de specifieke eigenschappen van het eigen instrument ten dienste te stellen van het kamermuzikale geheel. Of hoe een pianokwintet toch uit vijf muzikanten kan bestaan.
Ook de muziekgeschiedenis weerspiegelt de emancipatie van de pianist van solist tot chambrist. In de vroegste kamermuziek waarin piano gecombineerd wordt met strijkers zijn deze laatsten nog volledig ondergeschikt aan het klavier. In de vroege pianotrio’s van Haydn en Mozart bijvoorbeeld, dragen viool en cello enkel wat sonoor gewicht bij tot de compositie, en nauwelijks muzikale substantie. In het beste geval mag de viool een melodielijn van de piano verdubbelen, en de cello speelt constant de baslijn van de piano. Het pianotrio dat we vandaag beluisteren stamt weliswaar uit een latere periode, maar werd toch nog altijd gepubliceerd onder de titel ‘Sonate für Pianoforte mit Begleitung von Violine und Violoncello’. Die omschrijving past perfect voor de vroegere werken die Haydn voor deze bezetting schreef, maar niet helemaal voor dit pianotrio. Het klavier domineert de textuur weliswaar nog grotendeels, maar toch krijgen de strijkers een groter muzikaal gewicht. Hier en daar wordt melodisch materiaal zelfs uitsluitend aan de viool toevertrouwd, waardoor de hiërarchie omgekeerd wordt (“...met begeleiding door piano”). Vooral in de pianotrio’s van Beethoven en Schubert werd een volledige gelijkwaardigheid tussen strijkers en piano gerealiseerd. Opvallend voor de volgende generatie (Schumann, jonge Brahms) is de uitbreiding van het aantal strijkers tot drie (pianokwartet) en zelfs tot vier (pianokwintet). Deze toename van het aantal ‘stemmen’ brengt een verhoging van het polyfonisch gehalte met zich mee, die dan weer hoogst bevorderlijk is voor de gelijkwaardigheid van de kamermuzikale partners. Tegelijkertijd neemt het volume toe, en kunnen de strijkers tesa-
men een evenwaardig klankblok vormen tegenover de piano. Tesamen met de expansie van de vorm en de intensiteit van de thematische verwerking neigt dit al vlug naar een welhaast symfonische textuur. Die symfonische toets schemert reeds door in het pianokwartet van Schumann, maar is vooral in het pianokwintet van Brahms zeer prominent. Op een goede eeuw tijd evolueert de pianist in deze constellatie dus van solist tot chambrist, en uiteindelijk zelfs tot ‘orkestmuzikant’ in een miniatuursymfonie.
Joseph Haydn
Joseph Haydn, schilderij van Christian Ludwig Seehas, 1785.
Pianotrio in G, Hob XV:25 (1795)
Zoals de meeste pianotrio’s van Haydn is ook dit werk driedelig. Het muzikale gewicht ligt in de buitendelen, die een eenvoudig middendeel in ABA-vorm en cantabele stijl omlijsten. Het eerste deel is een thema met vier variaties. Zeer verrassend is dat niet enkel de voorlaatste variatie in de kleine tertstoonladder verloopt (‘in mineur’) - een zeer gebruikelijk procédé om de briljante virtuositeit van de slotvariatie extra in de verf te zetten -, maar reeds de allereerste variatie. Het psychologisch heen-en-weer tussen licht/donker, extravert/introvert dat met deze toonaardwisseling gepaard gaat, is dus een opmerkelijke en auditief goed herkenbare eigenschap van deze variatiecyclus. Het slotdeel is een ‘rondo all’Ongarese’, waarvoor Haydn dus klaarblijkelijk inspiratie putte uit de Hongaarse volksmuziek. Dat moet echter begrepen worden als ‘exotische’ afwijking van de klassieke norm. Wie goed luistert, hoort eerder verwantschap met de zigeunermuziek die dit pianotrio ook zijn bijnaam ‘Zigeunertrio’ opleverde, en nog veel meer met de ‘Turken-muziek’ die zo populair was in Wenen tijdens de tweede helft van de achttiende eeuw. De auditieve verwantschap met de ouverture tot ‘Die Entführung aus dem Serail’ en met het ‘Rondo alla Turca’ uit de Pianosonate KV331 (eveneens van Mozart), is zelfs bijzonder groot.
Robert Schumann
Robert Schumann, tekening van Eduard Bendemann, 1849.
Pianokwartet in Es, opus 47 (1842)
Schumann had in zijn prille jeugd (1828-30 en 1831-32) reeds twee pianokwartetten geschreven, die respectievelijk niet weerhouden werden in de opuslijst en onvoltooid bleven. De reden voor deze abortering is niet ver te zoeken: in deze periode voelde Schumann zich veeleer aangetrokken tot de korte, poëtische miniatuurvorm met zijn talloze mogelijkheden voor harmonische experimenten dan tot meerdelige werken die een grootschalige architectuur vergden. Daar kwam vanaf 1842 verandering in, met als indrukwekkende getuigen het pianokwintet opus 44 en het pianokwartet opus 47 uit dat jaar. In deze werken gaat Schumann de uitdaging aan de architecturale vormen van Beethoven een hoog-romantische inhoud te geven. Ook in het pianokwartet zijn de twee ‘karakters’ aanwezig die Schumann representatief achtte voor de romantische expressie. Passie en temperament enerzijds (gepersonifieerd in het fictieve personage Florestan) en dromerigheid anderzijds (belichaamd door Eusebius) wisselen elkaar af. Zoals in bijna alle kamermuziek van Schumann vormt de piano het referentiepunt. De pianopartij is briljant, maar heeft tegelijkertijd niets vandoen met virtuositeit. De strijkers verdubbelen ofwel een stem van de piano, ofwel worden ze en bloc tegenover de piano geplaatst. De dialectiek tussen een kamermuzikale en een orkestrale schrijfwijze krijgt hier zijn beslag, met een bijzonder subtiel en evenwichtig resultaat.
Johannes Brahms Pianokwintet in f, opus 34 (1864)
Johannes Brahms ca. 1860.
Het symfonisch gehalte van dit kamermuzikale meesterwerk berust op verschillende factoren. Er is ten eerste het dramatisch karakter en de grote expressiviteit van het muzikale materiaal. Het is geen toeval dat Brahms lang gezocht heeft naar de bezetting die deze haast passionele stof kon schragen. Zo bestaat er een vroegere versie van dit werk voor strijkkwintet, en een voor twee piano’s. Ten tweede heeft Brahms zijn thema’s opgebouwd uit muzikaal dynamiet. Luister bijvoorbeeld naar het hoofdthema van het eerste deel: een zachte, éénstemmige melodische aanzet, die plots afgebroken wordt en overgaat in een luidruchtige, ritmisch beweeglijke passage. Dergelijke grote contrasten leveren voldoende energie op voor een grootschalige ‘symfonische’ uitwerking. Ten derde is het trage middendeel veel meer dan een melodisch rustpunt in het geheel van het werk, omdat Brahms ook hierin heel wat contrapuntische en ritmische subtiliteiten verwerkt. Tenslotte wordt de finale - als enige finale in het hele kamermuziekoeuvre van Brahms voorafgegaan door een trage inleiding. Laat die nu net een voorafspiegeling zijn van de trage inleiding tot de finale van Brahms’ Eerste Symfonie...
Storioni Trio Amsterdam Het Storioni Trio Amsterdam is opgericht in 1995 en dankt zijn naam aan de Laorentius Storioni viool uit Cremona 1794, die wordt bespeeld door Wouter Vossen. Het instrument van Marc Vossen is een Giovanni Grancino cello uit Milaan 1700. Ter vervolmaking van het ensemblespel heeft het trio in de loop der jaren gewerkt met leden van het Emerson Kwartet, het Vermeer Kwartet, Tokyo String Quartet, Altenberg Trio Wien en met grootheden als Isaac Stern, Mstitslav Rostropovich, Menahem Pressler (Beaux Arts Trio) en Ralph Kirshbaum. Het Storioni Trio Amsterdam beheerst een zeer breed repertoire dat van Haydn en Mozart via Beethoven, Schubert, Brahms, Ravel en Sjostakovitsj leidt naar prikkelende werken van eigentijdse componisten. Het trio is regelmatig te beluisteren op radio en televisie. De cd's van het Storioni Trio Amsterdam met werken van Mozart, Brahms, Ives, de complete trio's van Sjostakovitsj, Tsjaikovski's trio in a, Rachmaninovs Elégiaque in g en trio's van Dvorák (o.a. Dumky-trio) zijn uitstekend ontvangen door de pers. Onlangs nam het trio met altvioliste Nobuko Imai een vijfde cd op, met werken van Schumann. Met grote regelmaat verzorgt het Storioni Trio Amsterdam concerten op alle belangrijke podia in Nederland zoals het Concertgebouw te Amsterdam, de Doelen te Rotterdam, Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven en Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht. Ook internationaal is het trio zeer actief, wat resulteerde in concerten in de belangrijkste muziekcentra van de wereld, zoals de Carnegie Hall te New York, de Wigmore Hall te London, en tournees door India, het Midden-Oosten, Japan en de Verenigde Staten. In het seizoen 2003/2004 startte het trio met een eigen serie in het Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven, in samenwerking met de zaal en gesponsord door Paste BV. In januari 2004 gind het trio op tournee met het Münchner Kammerorchester (Tripelconcerto van Beethoven).
Rainer Kussmaul Rainer Kussmaul, geboren in Mannheim, kreeg zijn eerste vioollessen van zijn vader en studeerde dan bij Riccardo Odnoposov. Kussmaul won prijzen op verschillende wedstrijden en gaf concerten over de hele wereld, zowel als solist als in kamermuziekverband, onder meer als lid van het Stuttgart Piano Trio, gevormd in 1968. Van 1993 tot 1998 was Rainer Kussmaul eerste concertmeester van de Berliner Philharmoniker. In 1995 richtte hij samen met collega’s uit de Berliner Philharmoniker de Berliner Barock Solisten op. Naast zijn concertactiviteiten is Kussmaul ook een veelgevraagd docent. Hij geeft wereldwijd masterclasses en leidde een tijd lang de vioolklassen van de Carl Flesch Akademie in Baden-Baden en de Musikhochschule van Freiburg. Rainer Kussmaul bespeelt een instrument van Antonio Stradivari uit 1724. Vladimir Mendelssohn Vladimir Mendelssohn studeerde altviool en compositie in Boekarest. Hij verleende zijn medewerking aan tal van kamermuziekformaties. Concerten brachten hem naar zalen als de Carnegie Hall in New York en festivals als dat van Gidon Kremer te Lockenhaus en het Finse Kuhmo Chamber Music Festival. Als componist schreef hij werken voor solo instrumenten, gemengd koor, symfonisch en kamerorkest. Zijn kamermuziek omvat vier strijkkwartetten, ‘Nova’ voor klarinet en strijktrio, piano en percussie en ‘Don Aldebarran’ voor zeven strijkers, piano en een acteur. Verder schreef hij ook muziek voor ballet, toneel en film. Vladimir Mendelssohn doceert kamermuziek aan het conservatorium van Parijs en aan de conservatoria van Den Haag, Essen en Bologna. In 2006 is hij artistiek directeur van het Kuhmo Chamber Music Festival.