Stichting van de Arbeid
NOTA INZAKE VERLOF VAN WERKNEMERS OP NIET-CHRISTELIJKE FEEST- EN GEDENKDAGEN
oktober 1987
Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW 's-Gravenhage Telefoon 070 - 499577
Ons kenmerk: No. S.A. 52.853/DK/Bu.
s-Gravenhage, 21 oktober 1987
Uw kenmerk: ABA/BVA/SRV/86/2898 Betreft: Verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen.
Aan: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zeestraat 73, 2518 AA 's-GRAVENHAGE.
Mijnheer de Minister, Bijgaand treft u aan de nota inzake verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen. Deze nota is opgesteld naar aanleiding van uw adviesaanvrage d.d. 8 september 1986. De nota bevat de visie van het Bestuur van de Stichting van de Arbeid op mogelijke maatregelen in de cao-sfeer. Het Bestuur komt tot de conclusie, dat er in de cao-sfeer mogelijkheden liggen om te bevorderen dat ook werknemers, die een andere dan een christelijke godsdienst belijden, hun religieuze verplichtingen kunnen nakomen. Het Bestuur adviseert dat cao-partijen - die dat nog niet gedaan hebben - in hun besprekingen aandacht besteden aan bovengenoemde kwestie en dat zij, waar nodig, komen tot afspraken. Het Bestuur van de Stichting neemt zich voor om na verloop van enige tijd (b.v. 3 jaar) de problematiek van verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen te evalueren, met name aan de hand van een overzicht van caobepalingen. Eventuele ontwikkelingen op het gebied van regelgeving zullen dan mede in de overwegingen worden betrokken. Dit alles moet worden gezien in het licht van de blijvende aanwezigheid van grote groepen culturele minderheden in Nederland. Bijlage.
Hoogachtend, STICHTING
DE ARBEID
mr. D. van de Kamp adjunct-secretaris.
Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW 's-Gravenhage Telefoon 070 - 499577 's-Gravenhage, 21 oktober 1987
Ons kenmerk:
No. S.A. 54.582/DK/Bu.
Betreft: Verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen. Aan: de centrale organisaties van werkgevers en van werknemers, vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid Dames en Heren,
Bij brief van 8 september 1986 heeft de Minister van Sociale Zaken en Wergelegenheid de Stichting van de Arbeid om advies gevraagd inzake verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen.
Naar aanleiding van het verzoek van de Minister is in de Stichting van de Arbeid de kwestie van verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen uitvoerig besproken. Het resultaat van dat overleg treft u in bijgaande nota aan. De nota is tevens toegezonden aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De nota bevat de visie van het Bestuur van de Stichting van de Arbeid op mogelijke maatregelen in de cao-sfeer. Het Bestuur komt tot de conclusie, dat er in de cao-sfeer mogelijkheden liggen om te bevorderen dat ook werknemers, die een andere dan een christelijke godsdienst belijden, hun religieuze verplichtingen kunnen nakomen. Het Bestuur adviseert dat cao-partijen in hun besprekingen aandacht besteden aan bovengenoemde kwestie en dat zij, waar nodig, komen tot afspraken.
Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid verzoekt u zijn visie onder de aandacht van cao-partijen te brengen. Hoogachtend,
STICHTJNG VAN DE ARBEID J ^
Bijlage.
mr. D. van de Kamp adjunct-secretaris,
Stichting van de Arbeid
NOTA
INZAKE VERLOF VAN WERKNEMERS OP NIET-CHRISTELIJKE FEEST- EN GEDENKDAGEN
Blz.
1. Inleiding
l
2. Aanleiding en achtergronden van de adviesaanvrage
l
3. De rol van de sociale partners
4
4. Cao-mogelijkheden
6
5. De eventuele rol van de ondernemingsraad
8
6. Slotopmerking
9
1. Inleiding Bij brief van 8 september 1986 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Stichting van de Arbeid de vraag voorgelegd, of aan werknemers met een niet-christelijke levensovertuiging betaald verlof moet worden gegeven op bepaalde, voor hen belangrijke feest- en gedenkdagen (bijlage 1). Naar aanleiding van vragen in de Bijzondere Commissie voor het Minderhedenbeleid van de Tweede Kamer heeft het kabinet toegezegd deze problematiek onder de aandacht van de Stichting van de Arbeid te brengen, met de vraag of zij hierin aanleiding ziet door middel van een aanbeveling danwei anderszins te bevorderen, dat in de collectieve arbeidsovereenkomsten zal worden voorzien in betaald verlof voor de desbetreffende werknemers op bedoelde feestdagen. Het standpunt van de Stichting is voorbereid door de Commissie Buitenlandse Werknemers. De samenstelling van deze commissie is opgenomen in bijlage 2.
In deze nota wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan: - de aanleiding en achtergronden van de adviesaanvrage; - de rol van de sociale partners; - cao-mogelijkheden. - de eventuele rol van de ondernemingsraad. 2. Aanleiding en achtergronden van de adviesaanvrage De verschillende verlofregelingen zijn mede opgesteld met het oog op hen die behoren tot de verschillende christelijke (kerk)genootschappen in ons land. Dit blijkt uit de bijlage bij de adviesaanvrage, de kabinetsrapportage n.a.v. het WODC-rapport "Minderheid-minder recht". De aanwezigheid van minderheidsgroeperingen en van de vele
personen die een andere godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging belijden, doet dan ook de vraag rijzen of de verlofregelingen een ongerechtvaardigd onderscheid opleveren.
Aanhangers van de vanouds bekende religies en levensovertuigingen behoeven voor de viering van hun godsdienstige gedenkdagen nl. geen vrijaf te nemen, terwijl de Moslims en Hindoes wél een extra verlofdag moeten opnemen om hun equivalente of soortgelijke religieuze feest- of gedenkdagen te vieren, aldus de kabinetsrapportage. Naar het oordeel van het kabinet dient zoveel mogelijk op gelijke wijze ruimte te bestaan voor de beleving van godsdienst en levensovertuiging door leden van etnische minderheden als voor belijders van de van oudsher in de Nederlandse samenleving aanwezige godsdiensten. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zoals vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet en in internationale verdragen, geeft al een indicatie voor het zoveel mogelijk eerbiedigen van religieuze feest- of gedenkdagen. Naar de mening van het kabinet is het belang van vrije belijdenis van godsdienst of levensovertuiging voor het (niet) verrichten van arbeid op religieuze feest- en gedenkdagen in recente jurisprudentie door de Hoge Raad erkend. In het Arrest van de Hoge Raad van 30 maart 1984 deed de vraag zich voor of een Turkse werkneemster aan haar werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet heeft gegeven door van haar werk weg te blijven op een islamitische feestdag, waarvoor zij een snipperdag had aangevraagd, die door haar werkgever was geweigerd. De Hoge Raad heeft ter zake geoordeeld, dat "- daargelaten specifieke regelingen in de arbeidsvoorwaarden - in de regel de aanwezigheid op het werk in redelijkheid niet zal kunnen worden verlangd van een werknemer die tijdig tevoren, onder opgaaf van redenen, toestemming voor het opnemen van een snipperdag heeft gevraagd voor de viering van een voor hem belangrijke godsdienstige feestdag. Dit zal anders kunnen zijn indien te verwachten valt dat de gang van zaken in het bedrijf van de werkgever ernstig zal worden geschaad door de afwezigheid van de betrokken werknemer op die dag. Of dit
laatste afwijking van vorenbedoelde regel wettigt, zal naar de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld".
Het kabinet acht deze uitspraak, die mede gezien kan worden in het licht van artikel 1638z BW1 ("de goede werkgever"), in verband met de waarborging van de vrije belijdenis van godsdienst of levensovertuiging voor hen die arbeid verrichten, van groot belang. In het geldende recht is nu immers als principe vastgelegd, dat aan een werknemer, die voor het bijwonen van de viering van een godsdienstige feest- of gedenkdag een daartoe strekkend verzoek indient, verlof wordt gegeven, tenzij daardoor de gang van zaken in het bedrijf ernstig zal worden geschaad. Gelet op het geldende recht, zo meent het kabinet, is er op dit terrein geen reden om thans wijzigingen voor te stellen. In het overleg tussen het kabinet en de samenwerkingsverbanden van minderheidsgroeperingen, samenwerkend in de Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid, is o.m. gesproken over door deze samenwerkingsverbanden gesignaleerde problemen m.b.t. de mogelijkheid voor werknemers uit minderheidsgroeperingen verlof op te nemen op voor hen relevante niet-christelijke religieuze feest- en gedenkdagen. Aangenomen kan worden dat in bepaalde gevallen de betrokken werknemer geen vrijaf heeft gekregen om zijn godsdienstige plichten na te komen, omdat hij onvoldoende de noodzaak van de vervulling van die plicht naar voren heeft gebracht of omdat de werkgever een zodanig belang hechtte aan voorkoming van mogelijk nadeel voor het bedrijf ten gevolge van het vrijaf geven, dat hij het verzoek afwees. De Bijzondere Commissie voor het Minderhedenbeleid heeft naar aanleiding hiervan aan het kabinet gevraagd of het 1
Artikel 1638z van het Burgerlijk Wetboek luidt: "De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten."
voornemens is de Stichting van de Arbeid advies te vragen. Het kabinet heeft hierop geantwoord, dat de vraag of aan werknemers met een niet-christelijke levensovertuiging betaald verlof moet worden gegeven op bepaalde voor hen belangrijke feest- en gedenkdagen, behoort tot de beslisvrijheid van sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het kabinet acht een wettelijke verplichting ter zake dan ook onnodig. Wel is hieraan toegevoegd, dat het kabinet sociale partners in de Stichting van de Arbeid deze problematiek onder de aandacht zal brengen, met de vraag of zij hierin aanleiding zien door middel van een aanbeveling danwei anderszins te bevorderen, dat in de cao's zal worden voorzien in betaald verlof voor de desbetreffende werknemers op bedoelde feestdagen. Het kabinet spitst de adviesaanvrage toe op de kwestie van betaald verlof. Uit de volgende paragraaf zal blijken, dat het Bestuur van de Stichting van de Arbeid de adviesaanvrage ruimer wil opvatten. Het gaat naar de mening van het Bestuur om de vraag of en zo ja, hoe de sociale partners kunnen bevorderen dat werknemers, die andere dan de christelijke godsdiensten belijden, hun godsdienstige plichten kunnen nakomen. 3. De rol van de sociale partners De sociale partners dragen naar de mening van het Bestuur van de Stichting van de Arbeid de verantwoordelijkheid voor de arbeidsvoorwaardenvorming en daarmee voor de rechtspositie van werkenden en voor het tot stand brengen en in stand houden van goede arbeidsverhoudingen binnen het kader van de geldende wettelijke voorschriften. Het Bestuur kan dan ook instemmen met de opvatting van het kabinet, dat de vraag, of aan werknemers met een nietchristelijke levensovertuiging betaald verlof moet worden gegeven op bepaalde voor hen belangrijke feest- en gedenkdagen, behoort tot de beslisvrijheid van sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het kabinet acht een wettelijke verplichting van de werkgever terzake onnodig. Met de
adviesaanvrage wordt voortgebouwd op eerdere discussies. In dit verband zij verwezen naar de aanbeveling van de Stichting van de Arbeid aan cao-partijen inzake discriminatie op de arbeidsmarkt van 12 mei 1980 (bijlage 3), en naar het het onderzoek van maart 1983 van de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden inzake cao-bepalingen over buitenlandse werknemers (bijlage 4), dat is uitgevoerd op verzoek van sociale partners. Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid is van oordeel, dat voor de beleving van godsdienst en levensovertuiging door leden van etnische minderheden zoveel mogelijk op gelijke wijze ruimte behoort te bestaan als voor de belijders van de van oudsher in de Nederlandse samenleving aanwezige godsdiensten en levensovertuigingen. In het hiernavolgende zal worden bezien welke concrete mogelijkheden sociale partners hebben om dat te bevorderen.
De kern van het probleem bestaat hierin, dat personen met een andere godsdienstige overtuiging dan de van oudsher in Nederland beleden d.w.z. in hoofdzaak christelijke godsdiensten, niet de zekerheid hebben dat zij op soortgelijke wijze vrijaf krijgen om hun godsdienstige plichten te vervullen als bij de christelijke godsdiensten het geval is. De kwestie of dit vrijaf betaald moet zijn of niet, is een afgeleid probleem. In de praktijk gaat het op dit moment doorgaans om onbetaald verlof (zie het genoemde Arrest van de Hoge Raad). De groeperingen die in dit verband getalsmatig van belang zijn naast de Christenen, zijn Hindoes, Moslims, Joden en Boeddhisten. De problemen concentreren zich naar het Bestuur meent te kunnen vaststellen, op de Hindoe- en Moslimgroeperingen die twee belangrijke jaarlijkse religieuze feestdagen kennen, die in betekenis voor de actieve belijders van de godsdiensten vergelijkbaar zijn met Kerstmis voor Christenen.
Het Bestuur van de Stichting gaat ervan uit dat contractpartijen nagaan welke bijdrage zij kunnen leveren aan de oplossing van bovenstaand probleem. Hierbij kan m.n. gedacht worden aan het bedrijfstak- en ondernemingsniveau, waar al dan niet cao-afspraken kunnen worden gemaakt. In de hiernavolgende paragraaf worden concreet vier mogelijkheden aangegeven, zonder dat het Bestuur een voorkeur uitspreekt. Het hangt van de omstandigheden in bedrijfstakken en ondernemingen af óf een keuze, en zo ja welke, door partijen wordt gedaan.
In paragraaf 5 zal het Bestuur een paar opmerkingen maken over de eventuele betrokkenheid van de ondernemingsraad. 4. Cao-moqelij kneden Bij een afspraak tussen cao-partijen inzake verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen zijn er in beginsel vier mogelijkheden denkbaar: 1. een geclausuleerd recht op onbetaald verlof; 2. een ongeclausuleerd recht op onbetaald verlof;
3. 4.
geclausuleerd betaald verlof; ongeclausuleerd betaald verlof.
Deze mogelijkheden komen ook naar voren in het eerdergenoemde onderzoek van de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar cao-bepalingen inzake buitenlandse werknemers. Bij onbetaald verlof draagt de werknemer de kosten zelf in de vorm van het opnemen van een snipperdag, vakantiedag of roostervrije dag, of het afzien van salaris, terwijl bij betaald verlof de werkgever de vrije dag voor zijn rekening neemt zonder dat het in mindering wordt gebracht op het aantal vrije dagen van de werknemer. Onbetaald verlof kan ook gegeven worden in de vorm van een ruil met de kerstdagen of een andere zon- of feestdag, in het geval er sprake is van volcontinu-bedrijven.
ad l Te denken valt hierbij aan de formule die de Hoge Raad heeft gekozen in zijn Arrest van 30 maart 1984. Een cao-bepaling in deze geest geeft de betrokken werknemer een zekere waarborg. Slechts in het geval dat de gang van zaken in het bedrijf door de afwezigheid van de betrokkene ernstig wordt geschaad mag de werkgever, met inachtneming van mogelijke alternatieven en de redelijkheid, verlof weigeren.
De formule van het Arrest van de Hoge Raad is ook gevolgd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op 7 mei 1986 is een circulaire uitgegaan van de minister aan collega-bewindslieden en de lagere overheden, waarin het kabinetsstandpunt over de mogelijkheden voor verlof op niet-christelijke feestdagen nader wordt uiteengezet en aandacht wordt gevraagd voor een uniforme uitvoering (zie bijlage 5). Het standpunt komt erop neer, dat het nemen van onbetaald verlof op dergelijke feestdagen aan betrokkene dient te worden toegestaan, tenzij het dienstbelang daardoor ernstig wordt geschaad. ad 2 Deze mogelijkheid garandeert dat de betrokken werknemer zijn religieuze plichten kan nakomen, doordat hij onbetaald vrijaf krijgt. De werkgever kan de vrije dag die om deze reden wordt gevraagd, niet weigeren met een beroep op de bedrijfsomstandigheden. ad 3 De betrokken werknemer krijgt verlof tenzij het bedrijfsbelang door dit verlof zo ernstig wordt geschaad, dat redelijkerwijze van de werkgever, mede door het ontbreken van alternatieven, niet gevergd kan worden hieraan mee te werken. De werknemer behoeft de vrije dag niet zelf te betalen en de dag komt ook niet in mindering op zijn tegoed aan snipperdagen, vakantiedagen of roostervrije dagen.
ad 4 In dit geval weet de werknemer, ingeval hij een beroep doet op een religieuze plicht, zeker dat hij vrijaf krijgt op de bewuste feest- of gedenkdag. Hij behoeft deze dag niet zelf te betalen en deze komt dan ook niet in mindering op zijn tegoed aan vrije dagen.
5. De eventuele rol van de ondernemingsraad De vraag rijst welke rol de ondernemingsraad (OR) kan spelen als het gaat om verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen. De Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft diverse aanknopingspunten. De desbetreffende artikelen zijn opgenomen in bijlage 6. De OR heeft vooreerst de taak de naleving te bevorderen van voor de onderneming geldende voorschriften, o.a. op het gebied van arbeidsvoorwaarden, waaronder de cao. Verder behoort de OR erop toe te zien dat er sprake is van een gelijke behandeling van (groepen van) werknemers. Er mogen geen ongerechtvaardigde verschillen in rechtspositie in de onderneming voorkomen. In het kader van de bespreking van de algemene gang van zaken tussen ondernemer en OR komt ook het gevoerde en te voeren sociale beleid aan de orde. In dit verband kan aandacht besteed worden aan de kwestie van verlof voor werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen. Ook doet zich de mogelijkheid voor dat de ondernemer instemming van de OR vraagt voor een besluitvoornemen m.b.t. een werktijd- of vakantieregeling. De OR is bevoegd zelf voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het is echter niet de taak van de OR zich met individuele kwesties bezig te houden. Omtrent de activiteiten ter zake kan de OR rapporteren in zijn jaarlijkse verslag.
6.
Slotopmerking
Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid acht het gewenst dat na verloop van enige tijd (b.v. 3 jaar) wordt bezien hoe de ontwikkelingen zijn geweest m.b.t. de problematiek inzake verlof van werknemers op niet-christelijke feest- en gedenkdagen. Het Bestuur neemt zich voor dit te doen met name aan de hand van een overzicht van cao-bepalingen.
DK/Bu. 21 oktober 1987.
Bijlage 1
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID •S-GRAVENHAGE, ZEESTRAAT 73 - TELEFOON. 070-71 59II DIRECTORAAT-GENERAAL VOOR ALGEMENE BELEIDS AANGELEGENHEDEN
de Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 GK 'S-GRAVENHAGE
Uw kenmerk
Uw brief van
Onderwerp Betaald verlof werknemers op niet-christelij.ke feest- en gedenkdagen.
Ons kenmerk
Nr
• ABA/BVA/SRV/86/2898
Datum
8
september 1986
Naar aanleiding van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie, getiteld "Minderheid minder recht?", heeft het vorige Kabinet zijn standpunt bepaald ten aanzien van het al dan niet wijzigen van bepalingen in wet- en regelgeving, waarin onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit, inwonerschap, cultuur, levensbeschouwing, taal en/of ras. Bedoeld Kabinetsstandpunt is door de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken bij brief van 22 november 1985 in de vorm van een kabinetsrapportage aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 16102,nr. 128). Hieraan voorafgaand vond - op 25 september 1985 - over het kabinetsstandpunt nog overleg plaats tussen, het Kabinet en de samenwerkingsverbanden van minderheidsgroeperingen, samenwerkend in de Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid. In dit overleg is onder meer gesproken over door genoemde samenwerkingsverbanden gesignaleerde problemen met betrekking tot de mogelijkheid voor werknemers uit minderheidsgroeperingen verlof op te nemen op in Nederland niet erkende feest- en gedenkdagen.
./.
In voornoemde brief van de Minister van Binnenlandse Zaken, alsook in de kabinetsrapportage (par. 8.1.2.), wordt bedoelde problematiek beschreven en het standpunt van het Kabinet vermeld. U treft genoemde stukken in afschrift hierbij aan.
Ter voorbereiding van een gedachtenwisseling met de regering over de kabinetsrapportage (deze gedachtenwisseling zal vermoedelijk in dit najaar plaatsvinden), heeft de Bijzondere Commissie voor het Minderhedenbeleid van Correspondentieadres: Postbus 20801 - 2500 EV 's-Gravenhage. Verzoeke één onderwerp per bnef te behandelen en bij beantwoording afdeling, nummer en datum te vermelden.
de -
- 2de Tweede Kamer een aantal vragen geformuleerd waaronder de vraag, of de regering voornemens is u advies te vragen inzake de wenselijkheid aan werkgevers de verplichting op te leggen werknemers met een niet-christelijke levensovertuiging betaald verlof te geven op bepaalde voor hen belangrijke feest- en gedenkdagen. Hierop heeft de regering geantwoord, dat de vraag of aan werknemers met een niet-christelijke levensovertuiging betaald verlof moet worden gegeven op bepaalde voor hen belangrijke feest- en gedenkdagen, behoort tot de beslisvrijheid van sociale partners in het arbeidsvoorwaardenoverleg. De regering acht een wettelijke verplichting voor de werkgever ter zake dan ook onnodig. Wel is hieraan toegevoegd, dat de regering sociale partners in de Stichting van de Arbeid deze problematiek onder de aandacht zal brengen met de vraag, of zij hierin aanleiding zien door middel van een aanbeveling dan wel anderszins te bevorderen, dat in de CAO's zal worden voorzien in betaald verlof voor de desbetreffende werknemers op bedoelde feestdagen.
Ter voldoening aan vorenvermelde toezegging aan de genoemde Bijzondere Commissie van de Tweede Kamer strekt deze brief. Ik verzoek u hiermede, bedoelde problematiek van betaald verlof voor werknemers met een niet-christelijke levensovertuiging onderwerp van bespreking te doen zijn in het overleg binnen uw Stichting en daarbij de in het antwoord aan de Bijzondere Commissie vermelde vraag te betrekken. In dit verband deel ik u voorts nog mede, dat blijkens een onderzoek van maart 1983 door de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden van mijn ministerie een aantal CAO's bepalingen bevat inzake verlof voor de desbetreffende werknemers op bedoelde feest- en gedenkdagen. In slechts beperkte mate is daarbij sprake van "betaald" verlof. lic zal het op prijs stellen te zijner tijd uw standpunt in deze te vernemen. DE MIMISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
\~A
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
16102
Minderhedenbeleid
Nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 22 november 1985
Hierbij bied ik u aan de kabinetsrapportage naar aanleiding van het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WOOC) van het Ministerie van Justitie, getiteld «Minderheid - minder recht?». Deze rapportage is opgesteld overeenkomstig de toezegging gedaan bij de behandeling van de Minderhedennota en ter uitvoering van de motieBuikema/Wiebenga'. In deze rapportage is opgenomen het kabinetsstandpunt ten aanzien van het al of niet wijzigen van bepalingen in wet- en regelgeving, waarin onderscheid wordt gemaakt naar nationaliteit, inwonerschap, cultuur, levensbeschouwing, taal en/of ras, alsmede ten aanzien van de wijze waarop de bepalingen, waarin ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt wordt, aangepast zullen worden. De interpretatie van de taakopdracht door de opstellers van het WODCrapport heeft tot een omvangrijk rapport ge -?id, waarin als aanknopingspunt naast het nationaliteitscriterium ook een aa. :al andere criteria zijn opgenomen die. zo werd verwacht, mogelijk onderscheid tussen autochtonen en allochtonen tot gevolg hebben. Het overzicht van bepalingen in «Minderheid - minder recht?» bevat geen waarde-oordeel over het geoorloofd zijn van het onderscheid: geregistreerd zijn de onderscheid makende bepalingen, niet de ongerechtvaardigd onderscheid makende bepalingen. De weergave van het op de ministeries verrichte onderzoek naar het (on)gerechtvaardigd zijn van het onderscheid treft u aan in & :e rapportage.
Z'f ook rni|n one< van 8 maart '985. kamerMuk II 198-1-35 16102. nr 113
Uit de toetsing van de geïnventariseerde bepalingen aan het gelijkheidsbeginsel en de doelstellingen van minderhedenbeleid is naar mijn mening thans gebleken dat het rapport geen vruchtbaar overzicht heeft gegeven van bepalingen die een ongerechtvaardigd onderscheid maken tussen Nederlandse ingezetenen en hier verblijvende etnische minderheidsgroepenngen. De inventarisatie in het WODC-rapport bevat merendeels bepalingen die in het geheel geen onderscheid maken, positief onaerscneid maken of bepalingen die gebaseerd zijn op gronden die het onderscheid kunnen dragen De wel geuite verwachting dat het rapport vele bepalingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986. 16 102. nr. 128
bevat die ongerechtvaardigd onderscheid maken is onjuist gebleken. Ik vestig er daarom nog eens de aandacht op dat over de gehele linie beschouwd er geen sprake is van een grote hoeveelheid discriminatoire bepalingen in de wet- en regelgeving van de Nederlandse overheid. Het resultaat van deze operatie is dan ook beperkt gebleken. Het onderscheid in de meeste bepalingen (ruim 1200 van de 1300) blijkt terzake geen betekenis te hebben of gerechtvaardigd te zijn. Als bijlage bij deze brief treft u een lijst aan van die bepalingen die gewijzigd zijn of zullen worden, vervallen zijn of nog in onderzoek zijn (mede) in verband met het al dan niet gerechtvaardigd zijn van het gemaakte onderscheid. Voorts wijs ik op het onlangs ingediende wetsvoorstel dat de aanstelling van niet-Nederlanders als ambtenaar in de openbare dienst mogelijk maakt: ook in het kader van de sociale zekerheid zijn een aantal wetgevingsoperaties lopende waarbij een gelijke rechtspositie voor niet-Nederlandse ingezetenen wordt vastgelegd. Alvorens zijn standpunt aan de Tweede Kamer kenbaar te maken, heeft h»r kabinet de samenwerkingsverbanden van minderheidsgroeperingen, samenwerkend in de Landelijke Advies- en Overlegstructuur Minderhedenbeleid eind juli 1985 om advies verzocht. De ingekomen reacties op dit verzoek en de aan het overleg voorgelegde samenvatting hiervan naar hoofdpunten zijn als bijlage toegevoegd. Overleg tussen voornoemde samenwerkingsverbanden en het kabinet heeft op 25 september jl. plaatsgehad. De hoofdpunten uit de reacties zijrt daarbij aan de orde geweest, in het bijzonder geven twee van de besproken onderwerpen mij aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen. Oeze zijn:
- Het ontbreken van een verbod voor werkgevers een arbeidsovereenkomst te beëindigen indien buitenlandse werknemers in het land van herkomst hun dienstplicht moeten vervullen. Naar aanleiding van vragen over ontslag bij vervulling van dienstplicht door buitenlandse jongeren is in het overleg toegezegd dat de sociale partners (in de Stichting van de Arbeid) gevraagd zal worden dit verschil in bescherming tegen ontslag te bezien voor buitenlandse jongeren die hun dienstplicht in het land van herkomst vervullen. - Gesignaleerde problemen met betrekking tot de mogelijkheid voor werknemers uit minderheidsgroeperingen verlof op te kunnen nemen op in Nederland niet erkende feest- en gedenkdagen.
Bij arrest van 30 maart 1984 oordeelde de Hoge Raad over het opnemen van verlof op niet-«rkende feestdagen dat: M - daargelaten specifieke regelingen in de arbeidsvoorwaarden - in de regel de aanwezigheid op het werk in redelijkheid niet zal kunnen worden verlangd van een werknemer die tijdig tevoren, onder opgaaf van redenen, toestemming voor het opnemen van een snipperdag heeft gevraagd voor de viering van een voor hem belangrijke godsdienstige feestdag, mits de gang van zaken in het bedrijf door de afwezigheid van betrokkene niet ernstig wordt geschaad». Op mijn departement zal worden nagegaan of het wenselijk is de regel vervat in deze uitsprjjk ook voor het overheidspersoneelsbeleid vast te leggen (bijvoorbeeld in een circulaire aan de departementen en lagere overheden!. De constatering dat de Nederlandse wet- en regelgeving slechts een beperkt aantal discriminatoire bepalingen bevat, betekent uiteraard niet dat discriminatie of achterstand zich met op vele terreinen van de samenleving zou voordoen
Twoede Kinier vergartenaar 198S-19S6. 16102. nr 128
Discriminatie die bij de toepassing van regelgeving, in de uitvoeringspraktijk of overigens in het maatschappelijk leven plaatsvindt, wordt door het kabinet ten scherpste afgekeurd. Zoals ook in de Minderhedennota is uiteengezet, acht het kabinet het een belangrijke taak discriminatie in welke vorm dan ook intensief aan te pakken. In verband met de «Minderheid - minder recht?»-operatie kan ik ook wijzen op het onderzoek dat door het WODC verricht wordt naar indirecte discriminatie. Voorts acht het kabinet de oprichting van het Landelijke Bureau Racismebestrijding een mijlpaal bij de bestrijding van rassendiscriminatie. Een belangrijke bijdrage aan de juridische bestrijding van discriminatie wegens ras, zo zij tot slot vermeld, kan worden geboden door verdere wetgeving ter uitwerking van het verbod van discriminatie naar ras, zoals vastgelegd in de Grondwet en in het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie.
In de kabinetsrapportage worden de uitgangspunten uiteengezet, algemene aspecten belicht en samenhangende onderscheid makende criteria besproken. Daarnaast treft u de bijlage bij deze kabinetsrapportage aan waarin zijn opgenomen de door de afzonderlijke ministeries opgestelde overzichten van de in het WODC-rapport geïnventariseerde bepalingen, die niet in de voorgaande onderdelen besproken konden worden. Daarin staan de bepalingen die gewijzigd zijn of zullen worden (in het laatste geval met een tijdsplanning) en de bepalingen die gehandhaafd blijven. Voor de beoordeling van deze bepalingen zijn de (meest) betrokken bewindspersonen als eersten verantwoordelijk. De bepalingen zijn evenals in «Minderheid - minder recht?» per departement gerangschikt. Dit overzicht biedt de mogelijkheid de rapportage per afzonderlijke bepaling te bezien en eventueel nader te toetsen aan de gekozen uitgangspunten: gelijke behandeling in wet- en regelgevin» gepaard aan het streven om leden van etnische minderheidsgroepen een gelijkwaardige plaats in de samenleving te bieden. De Minister van Binnenlandse Zaken, J. G. Rietkerk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986. 16 102. nr. 128
bepalingen in de lagere regelingen opgenomen. Ingezetenen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten vinden in deze bepalingen in wet- en regelgeving, waarin het Nederlanderschap als benoembaarheidsvereiste voorkomt, een belemmering om toe te treden tot een niet onbelangrijk deel van de arbeidsmarkt, de rijksoverheidsfuncties. De benoembaarheid van met-Nederlanders in de openbare dienst vindt thans nog regeling in de Wet van 4 juni 1958 (Stb. 46), regelende de benoembaarheid van vreemdelingen tot landsbedieningen. In deze wet worden limitatief functies bij de rijksoverheid aangewezen, waarin vreemdelingen kunnen worden benoemd. Reeds eerder is aangekondigd dat een voorstel van wet tot intrekking van de Wet van 4 juni 1958 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden14. Dit voorstel is op 3 juli 1985 (kamerstuk II, 1984-1985. 19076) toegezonden aan de Kamer. Het beoogt aanstelling van niet-Nederlanders als ambtenaar in de openbare dienst mogelijk te maken, met uitzondering van bepaalde categorieën functies waarvoor het Nederlanderschap naar het oordeel van de regering onmiskenbaar van belang is. Bij dit wetsvoorstel is aangegeven voor welke functies de eis van de Nederlandse nationaliteit vooralsnog wordt gehandhaafd. Voor wat betreft het al of niet vervallen van de eis van het Nederlanderschap voor de uitoefening van de in «Minderheid-minder-recht?» genoemde functies en over de gehanteerde criteria zij verwezen naar dit wetsvoorstel met bijbehorende toelichting. 8. Algemene vormen van onderscheid in wet- en regelgeving
In de Nederlandse wet- en regelgeving komen vele bepalingen voor, die op een gelijke of vergelijkbare wijze onderscheid maken. Een afzonderlijke behandeling van deze bepalingen in het kader van deze rapportage is niet zinvol in verband met de identieke wijze waarop bepaalde onderwerpen geregeld zijn. Om een samenhangend beeld te schetsen is daarom besloten tot een gezamenlijke behandeling. Het betreft hier regelgeving in verband met de algemeen erkende rust-, feest- en gedenkdagen (par. 8.1) en het taalvereiste (par. 8.2). 8.1. Algemeen erkende rusr-, feest- en gedenkdagen 8.1.1. Inleiding «Op tal van terreinen van het maatschappelijk leven manifesteert zich dat de Nederlandse samenleving voor een belangrijk deel haar grondslag vindt in het christendom», aldus valt te lezen in «Minderheid-minder recht?»' 5 . Dat komt volgens het rapport tot uitdrukking onder meer in bepalingen die betrekking hebben op de algemeen erkende rust- en feestdagen, op religieuze gebruiken en op geestelijke verzorgers. Daarnaast kan gewezen worden op de bepalingen in de Zondagswet. Meer dan 150 van dergelijke bepalingen zijn in het rapport aan te treffen, waa -an alleen al zo'n 120 de regeling van rust-, feest- en gedenkdagen tot onoerwerp hebben. Globaal gesteld betreffen deze bepalingen drie verschillende terreinen Deze zijn: het verrichten van arbeid op rust-, feest- en gedenkdagen, de regeling van de winkelsluiting op die dagen en tenslotte de bepaling var termijnen (in de ruime zin van het woord) in het rechtsverkeer. ______________________
8.1 2. Hef verrichten van arbeid op rusr-, .'eesr- en gedenkdagen
'' Zie kam«rs;_kken H ' • ? ; : -eo'esi-j» v»
nr 2. bu is 37 •" 98 m»-:^e ,4^ ioe'.erv-">g Zuwel in de overheidssector als m de private sector zijn regels gesteld ten aanzien van veriof en uc9v°T,,»^ ^gsT-'as- 5 - -'r'Je"' ' '"dien nodig, het verrichten van arbeid op rust-, Minöe«hecte''c» e d> " feest- en gedenkdagen. Ambtenaren en werknemers kunnen aanspraak ••• - pag Jir s • 6 :
maken op de werktijden- en verlofregeling, zoals voorzien in het ARAR. •
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1936. 16 102. nr 128
22
resp. het BW en de Arbeidswet 1919. Voorts zijn in CAO's aanvullende regelingen getroffen voor werknemers werkzaam in ondernemingen en bedrijfstakken waar die collectieve arbeidsovereenkomsten van kracht zijn.
Algemeen Alvorens op de bepalingen over rust-, feest- en gedenkdagen in te gaan. zij erop gewezen, dat hun bestaan gezien moet worden als de neerslag van de waarden en normen van een samenleving, waarin in veel grotere mate dan thans het geval is het christelijk gedachtengoed een rol var. betekenis heeft gespeeld. De overheid heeft in haar regelgeving steeds getracht gelijke tred te houden met de ontwikkelingen en opvattingen in de samenleving. Zij heeft zich meer of minder aangesloten bij de cultuur-historische ontwikkelingen of heeft daarmee althans rekening gehouden. Dit hield niet slechts verband met de maatschappelijke aanvaardbaarheid, maar ook met de praktische uitvoerbaarheid van regelgeving. Door deze opstelling hebben bij voorbeeld de zondag, de christelijke feestdagen en daarmee gelijkgestelde dagen in de loop van de recente geschiedenis een algemeen-maatschappelijke functie gekregen, die ruimer is dan de christelijke betekenis van deze dagen. De Hoge Raad heeft in verband met deze algemeen erkende feestdagen het volgende overwogen: «Bij laatstgenoemde feestdagen gaat het immers om feestdagen die door de Nederlandse samenleving zijn aanvaard als dagen waarop niet gewerkt behoeft te worden, ongeacht het geloof van de werknemer. Ook al hebben deze feestdagen hun oorsprong in het christelijk geloof, zij zijn tot algemeen aanvaarde vrije dagen geworden, die als zodanig gelden voor allen die aan de Nederlandse samenleving deelnemen, van welk geloof en van welke nationaliteit zij ook zijn.»'* en ' 7 Zon- en feestdagen
-. Hfl 30-3-1984. AB 366. m n P H v d 8u
en NjCM Bulletin 1984. bil . £3 e v . mei name M 8 W Biesheuvel Ov?--gens /i| vermeid, dal Deoaalde jiq' ie»n »fkenae feestdagen geen cnrisie'Mke oorsprong nebben maar een nationaal
«d
• Vg: Oe Aroeidsovereenkomsi l jam ? öi| jo.«e' !638w
Het eerste lid van artikel I638w B.W. bepaalt dat de werkgever gehouden is de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid heeft te verrichten op zondagen en op die dagen, die volgens het plaatselijk gebruik ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voorzover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit. Als met zondagen gelijkgestelde dagen worden opgevat1' de tot de algemeen erkende feestdagen behorende feestdagen met een christeüike oorsprong (de beide Kerstdagen, tweede Paasdag en Pinksterdag en Hemelvaartsdag). Maar ook op andere, niet landelijk erkende feestdagen (bij voorbeeld Maria-Hemelvaart. Oankdag voor het gewas, drie oktober (Leidens ontzet) kan het plaatselijk gebruik meebrengen dat (in grote delen van het maatschappelijk leven) geen arbeid wordt verricht. Sinds de invoering van de Arbeidswet 1919 onbeert deze bepaling ^grotendeels) praktische betekenis. Overigens bestaat het voornemen om in de nieuwe titel 7.10 van het nieuw BW betrerrende de arbeidsovereenkomst de bepaling over het verrichten van arbeid op zon- en feestdagen te schrappen. Voorts ligt een algehele herziening van de Arbeidswet 1919 in het verschiet. In de Arbeidswet 1919 is thans een uitgebreide regeling opgenomen van de arbeids- en rusttijden, die er in het algemeen toe leidt dat op zondag niet gewerkt wordt. Artikel 13 van de Arbeidswet biedt ten aanzien van het verrichten van arbeid de mogelijkheid om de wekelijkse rustdag op zaterdag m plaats van op zondag te houden. Personen die tot een kerkgenootschap behoren dat op die dag de wekelijkse rustdag viert en van deze regeling gebruik willen maken, moeten een daartoe strekkend verzoek bij de leiding van de onderneming indienen. Over de werking van deze bepalmg m de praktijk zijn geen gegevens voorhanden. Kennelijk doen zich op dit terrein geen problemen voor. Deze kunnen zich ook mmder voordoen daar ook m grote delen van het bedrijfsleven een vijfdaagse werkweek geldt
Tweede < 3 m e r . vergoderja.ir 1985-1986. 16 102. nr 128
23
Een in beginsel vergelijkbare regeling is getroffen voor hen die in overheidsdienst arbeid verrichten. Zo bepaalt het derde lid van artikel 21 ARAR 1 » dat geen dienst wordt geëist op zaterdag en zondag en op - parafraserend - de algemeen erkende feest- en gedenkdagen. Voorts >s m het vierde lid een voorziening getroffen, wanneer toch op die dagen in het dienstbelang gewerkt moet worden. Dan zal de ambtenaar zo weinig mogelijk in zijn zondagsrust beperkt mogen worden en zal hem de gelegenheid geboden moeten worden op zondag en op de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk te bezoeken. Voor de ambtenaar die tot een kerkgenootschap behoort dat op zaterdag de wekelijkse rustdag viert geldt mutatis mutandis voor die dag hetzelfde, indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.
De aanwezigheid van de minderheidsgroeperingen in ons land en van het grote aantal personen uit die groepen die een andere godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging belijden dan de vanouds bekende, brengen onder de aandacht dat de verschillende (vertof-)r«gelingen (mede) opgesteld zijn met het oog op hen die behoren tot de verschillende christelijke (kerk-)genootschappen in ons land. Dergelijke regelingen kunnen indirect een ongerechtvaardigd onderscheid opleveren. Leden van de vanouds bestaande kerken behoeven voor de viering van godsdienstige bijeenkomsten op de (voornaamste) christelijke feest- en gedenkdagen namelijk geen vrijaf te nemen, terwijl Moslims en Hinsdoes wel een extra verlofdag moeten opnemen om hun religieuze feest- of gedenkdagen te vieren.
_-ok artikel 20. aerae ' d. AQB.
onaer mMf artme» '8 Internationaal ^ n-meourger-*" sa*
ooZSnov !98' aanjt nomen Oeeiaranon ^..mmaiion o< al' 'O'^s o* on SaseC On retigiOn ar
Anikei 6 daarvan '-..3: ais volgt :;o'ttance wnn an.c'e ' o* tne O'esent
t', on jno suOiec: :o >'~e arovsion* oi ' aa'ag'aon 3 :«ie ••$•« 3» l'eeoom of •t con«ie-e« -e ^'C~ -J- o*f-e» sna"
r i"ter aua :*e 'o ';v».ng 'reedoms.
n*««\* cl*v» o' -es: *ng ro ceno'jie .i mu ïi>femo"'*H •• jccordanc* «••ir» -•et>l* u* on« i '#..g-on o' tXHm* aiixijffn .n Uciiriilit j« »- endtcnemincii
j-»ni<;ce vefo'cen.noeT o! Sinrte^ue *^t*n- ***?<«*» »^:i ;ot*Cé»>-"«j /M" ou 5000 .. «erknemtf's W'".$:#>•• vjn ScC'J'*
r" W<"«ye«cvie"nr- J ^-mM C<J-'.»c;'*v
Oit verschil dient bezien ts worden in het licht van de betekenis van de grondwerte < verankerde vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in ons land. Zoveel mogelijk dient namelijk naar het oordeel van het kabinet op gelijke wijze ruimte te bestaan voor de beleving van godsdienst en levensovertuiging door leden van etnische minderheden als voor de belijders van de van oudsher in de Nederlandse samenleving aanwezige godsdiensten. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zoals vastgelegd in artikel 6 Grondwet en in internationale verdragen, geeft a' een indicatie voor het zo veel mogelijk eerbiedigen van religieuze rust- en feestdagen". Een uitbreiding van de algemeen «rkende feestdagen met Joodse. Islamitische en Hindoe feest- en gedenkdagen ligt evenwel niet in de rede. gelet op het aantal reeds bestaande erkende feestdagen en op het algemeen karakter daarvan. Daarenboven speelt een rol. dat het van overheidswege ruimte scheppen voor de eerbiediging van religieuze feest- en gedenkdagen niet noodzaakt tot een erkenning van dergelijke dagen van religieuze minderheden als algemene vrije dagen. Cumulatieve erkenning zou bovendien leiden tot een ongewenst groot aantal vrije dagen. Het vergroten van een vast aantal, aangewezen vrije dagen strijdt bovendien met het uitgangspunt van meer flexibele werktijden, die afgestemd zijn op de eisen van de bedrijfsvoering of de dienstuitoefening. Thans wordt al in een behoorlijk aantal CAO's rekening gehouden met de wens van leden van religieuze minderheidsgroeperingen om op feest- en gedenkdagen aan religieuze bijeenkomsten deel te nemen of anderszins religie-ze verplichtingen te vervullen. Daartoe wordt verlof van beperkte duur;. :-geven." Deze CAO-bepalingen vertonen onderling verschillen, in de meeste gevallen gaat het om het toekennen van het (al dan met gtvMusuieerde) recht op verlof op bepaalde religieuze feest- of gedenkdagen (zo worden met name de dagen aan het begin en het eind van de Ramadan of zonder nadere aanduiding een aantal dagen, meestal twee. genoemd) In het algemeen oestaat het verlof uit smpperdagen. die m mindering worden gebracnt op net aantal vakantiedagen In enkele CAO's is sprake van extra onbetaald verlof of van betaald verlof.
Tweede Kamor vergaderaar l9S5-'986. '6 '02. nr l 23
24
Ook in de ambtelijke dienst wordt wel rekening gehouden met de wens van belijders van niet-christelijke religies om ter gelegenheid van religieuze feestdagen op werkdagen hun moskee, synagoge, tempel of andere gebedsruimte te bezoeken. Zo kan (ook) op verzoek buitengewoon verlof al dan niet met behoud van bezoldiging worden verleend op voor hen geldende religieuze feestdagen (via een analoge toepassing van artikel 21, vierde lid, ARAR bij gebruikmaking van artikel 33e ARAR). Voorts kan door hen een gewone verlofdag worden Haangesproken» voor het vervullen van godsdienstige verplichtingen. Een afdwingbaar recht op buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging voor die dagen heeft de ambtenaar niet. In de praktijk blijken zich, voorzover bekend, nagenoeg geen problemen voor te doen met het toekennen van verlof aan overheidspersoneel met een (niet-christelijke) godsdienstige overtuiging.
Gelet op de kennelijk onproblematische uitvoeringspraktijk van bovengenoemde regelingen inzake het verrichten van arbeid op zondag22 en op de praktisch geringe uitvoerbaarheid of zelfs onuitvoerbaarheid van een eventuele uitbreiding van deze regelingen, wordt niet overwogen deze uit te breiden voor personen die behoren tot een kerkgenootschap of ander genootschap op geestelijke grondslag dat op een andere dag dan zaterdag of zondag de wekelijkse rustdag viert. Overigens zal de toekenning van een wekelijkse rustdag, anders dan de zaterdag of de zondag, indien effectief gemaakt, de arbeidsmarktpositie van betrokkenen kunnen ondergraven, en. derhalve meer na- dan voordelen voor leden van religieuze minderheidsgroeperingen kunnen opleveren. Het belang van vrije belijdenis van godsdienst of levensovertuiging is voor het (niet) verrichten van arbeid op religieuze feest- en gedenkdagen in recente jurisprudentie door de Hoge Raad erkend. In het al eerder gememoreerde arrest van 30 maart 1984 deed de vraag zich voor of een Turkse werkneemster aan haar werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet heeft gegeven door van haar werk weg te blijven op een islamitische feestdag, waarvoor zij een snipperdag had aangevraagd die door haar werkgever was geweigerd. De Hoge Raad heeft ter zake geoordeeld, dat «- daargelaten specifieke regelingen in de arbeidsvoorwaarden - in de regel de aanwezigheid op het werk in redelijkheid niet zal kunnen worden verlangd van een werknemer die tijdig tevoren, onder opgaaf van redenen, toestemming voor het opnemen van een snipperdag heeft gevraagd voor de viering van een voor hem belangrijke godsdienstige feestdag. Dit zal anders kunnen zijn indien te verwachten valt dat de gang van zaken in het bedrijf van de werkgever ernstig zal worden geschaad door de afwezigheid van de betrokken werknemer op die dag. Of dit laatste afwijking van vorenbedoelde regel wettigt, zal naar de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld». Het kabinet acht deze uitspraak, die mede gezien kan worden in het licht van artikel 1638Z BW («de goede werkgever»), in verband met de waarborging van de vrije belijdenis van godsdienst of levensovertuiging voor hen die arbeid verrichten van groot belang. In het geldende recht is nu immers als principe vastgelegd, dat aan een werknemer die voor het bijwonen van de viering van een godsdienstige feest- of gedenkdag een daartoe strekkend verzoek indient, verlof wordt gegeven, tenzij daardoor de gang van zaken in het bedrijf ernstig zal worden geschaad. Gelet op het geldende recht is er dan ook op dn terrein geen reden om thans wijzigingen voor te stellen. 8.1.3. Winkelsluitingswet en feestdagen •r'
«eirie-gjande jfOenls: iC.r-OM'ng .-31
je , t.oei nqs c -a.ii|k jeiib no; -»*•»• « u nnen .e-ir-i3««e'i|ke-
In dit verband verdient één afzonderlijke regeling op het deelterrein van de (det ai l • ) h a ndel de Winkelsluitingswet, in het bi|zonder vermelding.
Tweede K a m e r , vergaderaar 1985-1986. 16 102. nr 123
25
Stichting van de Arbeid Bijlage 2 SAMENSTELLING COMMISSIE BUITENLANDSE WERKNEMERS
Voorzitter
drs. J.A.P. Grevers
(VNO)
Leden
mevr. K.Y.I.J. Adelmund
(FNV)
T. Demirhan
(CNV)
mevr. I. Ketelaar
(FNV) (tot l/8'87)
K. van der Meer
(CNV)
mr. S.J.L. Nieuwsma
(NCW)
dr. P.W.M. Nobelen
(VNO)
mevr. drs. A.D.S.M. Nijs
(KNOV)
W.J.C, van der Pol
(MHP)
mr. H.W.M.A. Staal
(FNV)
drs. T.H.H, van Vuren
(NCBTB)
A.A. Westerlaken
(CNV)
C.E.G. Zuidgeest
(KNBTB)
Secretariaat
mr. D. van de Kamp mevr. C.M.F. Grim (notuliste)
STICHTING VAN DE ARBEID
Bijlage 3.
No. S.A. 44.183/E/Bu.
VGRAVENHAGE, 12 mei 1980
Gelieve dit nummer in uw antwoord te vermelden
Bezuidenhoutaeweg 60 Telefoon 070-814341*
Betreft: Discriminatie op de arbeidsmarkt.
Aan de centrale organisaties van werkgevers en werknemers, aangesloten bij de Stichting van de Arbeid
Mijne Heren,
Naar aanleiding van een voorstel van de zijde van het Christelijk Nationaal Vakverbond om aandacht te besteden aan het verschijnsel discriminatie op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven, heeft het Bestuur van de Stichting van de Arbeid besloten deze kwestie in behandeling te nemen. Het overleg in de Stichting van de Arbeid, waarvan de voorbereiding in het kader van de Looncommissie werd verricht, heeft geleid tot een aanbeveling die thans onder de aandacht van het georganiseerde bedrijfsleven wordt gebracht. De bedoelde discriminatie betreft een ongelijke behandeling van op de arbeidsmarkt gelijkwaardige personen, waarbij het met name gaat om sollicitaties, indienstneming, feitelijke tewerkstelling, promoties en de beroepsopleiding. Het Bestuur van de Stichting van de Arbeid is van oordeel, dat discriminatie op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven ontoelaatbaar moet worden geacht. Het doet derhalve een beroep op het bedrijfsleven om zich in te zetten voor een beleid, gericht op gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie voor gelijkwaardige werknemers, ongeacht leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze, een en ander op een zodanige wijze toegepast, dat er geen strijdigheid ontstaat met de objectieve vereisten van de functie.
- 2 -
Hoewel discrimineren op bepaalde gronden, zoals ras en geloof reeds bij wet is verboden, meent het Bestuur van de Stichting van de Arbeid, dat een beleid zoals hiervoor bedoeld, gericht op het bieden van gelijke kansen aan gelijkwaardige arbeidskrachten, in het bedrijfsleven het meeste effect kan hebben, indien daarover tussen werkgevers en werknemer duidelijke afspraken worden gemaakt. Afspraken, vastgelegd in een c.a.o.-bepaling, zijn daartoe in beginsel het meest geschikte middel en wel om de volgende redenen: - Partijen kunnen in een c.a.o.-bepaling meer gronden dan in de wet genoemd aangeven, waarop naar hun mening niet mag worden gediscrimineerd.
- Bij de toepassing van de c.a.o.-bepaling kan de ondernemingsraad worden ingeschakeld. - Naleving van een in de c.a.o. vastgelegde afspraak kan zonodig rechtstreeks via de rechter worden afgedwongen. - Te verwachten is, dat op den duur een mentaliteitsbelnvloeding in positieve zin zal ontstaan.
Ervan uitgaande dat c.a.o.-partijen de vrijheid hebben om zelf te beslissen bepaalde zaken in de c.a.o. te regelen, beveelt het Bestuur van de Stichting van de Arbeid contractspartijen aan een bepaling in de c.a.o. op te nemen, waarin wordt aangegeven dat, met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, het niet is toegestaan gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden, op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
- 3 — Het bovenstaande is tevens ter kennis van de overheid gebracht, waarbij de Stichting van de Arbeid ervan uitgaat, dat de overheid als werkgever overeenkomstig zal handelen als aan het georganiseerde bedrijfsleven is gevraagd.
Hoogachtend, STICHTING VAN DE ARBEID
(mr. H.P. Engel) secretaris.
Bijlage 4,
BUITENLANDSE WERKNEMERS
Bepalingen In bedrijfstak- en ondernemings-cao's (alsmede verordeningen of bindende regelingen) welke van toepassing zijn op 5.000 of meer werknemers
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden Postbus 30118 2500 GC 's-Gravenhage tel.: 070 - 624611
maart 1983.
Vervaardigd door:
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid DIENST COLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDEN
Muzenstraat 30 2511 VW 's-Gravenhage Telefoon 070 - 62 46 11
De Dienst heeft onder meer tot taak het verrichten van beleidsvoorbereidende en -informatieve werkzaamheden ten behoeve van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, - het: registreren van afgesloten en aangemelde cao' s, - het vaststellen van de zgn. bindende loonregelingen (e.e.a. ingevolge de wet op de Loonvorming), - het algemeen verbindend verklaren van bepalingen van cao's ingevolge de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van cao's, - het verlenen van vergunningen tot werktijdverkorting op grond van het BBA 1945, alsmede - het verstrekken van informatie met betrekking tot arbeidsvoorwaarden en de toepassing van wetten op het gebied van de loon- en inkomensvorming.
HOOFDSTUK I INLEIDING
Dit rapport geeft het resultaat weer van een onderzoek naar het voorkomen van bepalingen over buitenlandse werknemers in collectieve arbeidsovereen-
komsten, verordeningen, en regelingen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Wet op de loonvorming (Stb. 1970, 69) . Hierna zal worden gesproken
van cao's.
Het onderzoek is beperkt tot cao's voor bedrijfstakken en ondernemingen, welke van toepassing zijn op 5.000 of meer werknemers. Uitgegaan is van de meest recente cao voor deze bedrijfstakken en onder-
nemingen waarvan de ontvangst door de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden
is bevestigd ingevolge artikel 4 van de Wet op de loonvorming. De peildatum is december 1982. De in het onderzoek betrokken cao's zijn van toepassing op ruim 1,5 van de 2,8 miljoen werknemers op wie een cao van toepassing is. Inzake de aantallen werknemers zij vermeld, dat deze, waar het bedrijfstak-cao's betreft, veelal betrekking hebben op de werknemers op wie caobepalingen ingevolge een besluit tot algemeen verbindend verklaring van toepassing zijn. Het begrip buitenlandse werknemer wordt in het kader van dit onderzoek
als volgt gedefinieerd: de in Nederland werkzame en woonachtige werknemer,
die niet de Nederlandse nationaliteit bezit.
In de betreffende bepalingen in cao's wordt doorgaans de term buitenlandse
werknemer gehanteerd. Het begrip buitenlandse werknemer is ruimer dan ook in cao-teksten voor-
komende begrippen als: Islamitische werknemer/arbeider, of Mohammedaanse
werknemer/arbeider, of een werknemer, die de Islamitische/Mohammedaanse godsdienst belijdt, of een werknemer uit een mediterraan land. Overigens zij opgemerkt, dat in cao's met bepalingen over buitenlandse
werknemers doorgaans lijkt te worden gedoeld op de zogenaamde gastarbeiders.
De zogeheten non-discriminatiebepalingen in cao's zijn als relevant beschouwd, indien en voorzover deze betrekking hebben op het niet-discrimineren van werknemers van een andere nationaliteit dan de Nederlandse.
Alleen bepalingen, die expliciet betrekking hebben op buitenlandse werknemers,
zijn in het onderzoek betrokken.
Het rapport is op de volgende wijze samengesteld: Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
Bijlage
I Inleiding. II Frequentie naar bedrijfstak/onderneming III Frequentie van een aantal kenmerken IV Vergelijking 1982/1979
De letterlijke tekst van cao-bepalingen.
HOOFDSTUK II FREQUENTIE NAAR BEDRIJFSTAK/ONDERNEMING
Cao's (verordeningen en bindende regelingen) welke van toepassing zijn op 5.000 of meer werknemers met een bepaling over buitenlandse werknemers (gerangschikt naar de aard van de bedrijvigheid).
Naam bedrijfstak
Akker-, weidebouw en veehouderij Tuinbouw Landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen Pluimvee-industrie (verordening)
Vleeswarenindustrie Zuivelindustrie (prod.pers.) Bakkersbedrijf
looptijd
aantal werknemers
1-3-1982/1-3-1983
12.000
1-3-1982/1-3-1983
21.000
1-3-1980/1-3-1982
12.000
1982
5.000
5-4-1982/5-4-1983
12.000
1-4-1982/1-4-1983
21.000
5-4-1982/3-4-1983
15.000
1-4-1982/1-4-1983
5.500
1-3-1982/1-3-1983
16.000
1-3-1981/1-3-1982
6.000
Textielindustrie 1-4-1981/1-4-1982 Conf ecti e-industrie 1-4-1980/1-4-1982 Houthandel 1-1-1982/1-1-1983 Timmerfabrieken 1-4-1980/1-4-1982 Meubelindustrie en meubileringsbedrijven 1-1-1982/1-1-1983 Grafisch bedrijf (techn.pers.) 1-2-1982/1-3-1983 Grafisch bedrijf (adm.pers.) 1-2-1982/1-2-1983 Metaalindustrie 1-1-1982/1-4-1983 Metaalni jverheid 1-4-1982/1-4-1983 Bouwbedrijf 1-5-1982/1-5-1983 Schilders- en afwerkingsbedrijf 1-5-1982/1-5-1983 Stukadoorsbedrijf alsmede steen-,houtgraniet- en kunststeenbedrijf 1-7-1981/1-5-1982 Coöperatieve en de particuliere graanbe- en verwerkende bedrijven 1-3-1982/1-3-1983
35.300
Banketbakkersbedrij f Suikerverwerkende industrie Suikerwerk- en chocolade verwerkende industrie
24.000 9.500 9.000 19.000 41.000 5.000 250.000 200.000 260.000
33.500
8.500 7.000
Naam bedrijfstak
looptijd
- Handel .in bouwmaterialen - Groothandel in technische produkten, huishoudelijke artikelen en metalen - Slagersbedrijf - Hinkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrijf - Vereniging van grootwinkelbedrijven in textiel - Horeca- en aanverwante bedrijf - Verzekeringsbedrijf - Verzekeringsbedrijf (buitendienst) - Ziekenhuiswezen - Kruiswerk- en tuberculosebestrijding - Welzijnswerk
1-3-1982/1-3-1983
5.000
1-4-1982/1-4-1983
11.500
1-4-1982/1-4-1983
13.500
5-4-1982/3-4-1983
6.000
1-4-1981/1-4-1982
20.000
1-4-1982/1-4-1983
55.000
1-1-1980/1-1-1982
35.000
1-1-1980/1-1-1982
7.000
Aantal bedrijfstakken 34
aantal werknemers
1-6-1982/1-11-1982
185.000
1-1-1982/1-1-1984
11.130
1-1-1981/1-1-1983
133.000
totaal
1.509.930
Naam onderneming
looptijd
- Unilever Nederland
1-3-1982/1-3-1983
3.597
- Enka B.V. - Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden - N.V. Koninklijke Bijenkorf Beheer K.B.B. - Nederlandse Spoorwegen N.V. - Van G«nd & Loos N.V. - Gemeenschappelijk Administratie Kantoor - Omroeppersoneel (incl. uitvoerende kunstenaars N.O.S.
1-4-1980/1-4-1982
8.000
1-4-1982/1-4-1983
13.205
1-2-1982/1-2-1983
12.800
1-1-1982/1-1-1983
26.764
1-1-1981/1-1-1982
5.067
1-1-1980/1-1-1982
16.400
1-1-1981/1-1-1982
6.000
Aantal ondernemingen
8
aantal werknemers
totaal
101.333
Cao's (verordeningen en bindende regelingen) welke van toepassing zijn op 5.000 of meer werknemers zonder een bepaling over buitenlandse werknemers (gerangschikt naar de aard van de bedrijvigheid).
Naam bedrijfstak
Drankindustrie Betonwarenindustrie Metaalindustrie (hoger personeel) Elektriciteitsbedrijven in N.V.-vorm Personeel in bouwbedrijven (uitvoerend technisch administratief personeel) Baggerbedrijf Kantooraachinebranche Groothandel in aardappelen, groenten en fruit Groothandel in levensmiddelen en/of zoetwaren Hoofdbedrijfschap detailhandel (verordening) Grootwinkelbedrijven in levensmiddelen (winkelpersoneel) Levensmiddelenbedrij f Apothekersassistenten Groothandel in textielgoederen Detailhandel in textiel Detailhandel in meubelen en woningtextiel Brandstoffenbedrij f Autobusdi ens tondernemingen Toerwagenritten; ongeregeld en groepsvervoer Beroepsgoederenvervoer over de weg
looptijd
aantal werknemers
1-4-1980/1-4-1982
10.000
1-3-1978/1-3-1979
10.000
1-1-1982/1-4-1983
9.500
1-4-1981/1-4-1982
10.000
1-4-1982/1-4-1983
20.000
1-4-1982/1-4-1983
6.000
1-2-1981/1-1-1983
10.000
1-3-1982/1-3-1983
5.000
1-1-1980/1-1-1982
6.000
vanaf 1-9-1981
80.000
1-4-1982/1-4-1983
49.000
1-4-1982/1-4-1983
30.000
1-1-1981/1-1-1982
6.000
1-4-1982/1-4-1983
9.000
1-1-1980/1-1-1981
30.000
1-1-1982/1-1-1983
12.000
1-4-1982/1-4-1983
6.000
1-1-1980/1-1-1981
12.000
2-1-1980/1-1-1983
8.500
1-7-1982/1-1-1983
60.000
Naam bedrijfstak
looptijd
- Binnenscheepvaart [Rijnvaart] (regeling)
1-1-1980/1-1-1982
8.000
1-1-1979/1-1-1980
13.000
1-1-1982/1-1-1983
20.000
1-4-1980/1-4-1982
9.000
1-4-1981/1-4-1982
20.000
1-1-1982/1-1-1983
60.000
1-4-1980/1-4-1982
5.600
1-1-1980/1-1-1982
54.000
1-1-1981/1-1-1983
6.000
1-1-1981/1-1-1983
9.000
1-7-1982/1-7-1983
64.000
1-7-1980/1-4-1982
10.500
1-6-1980/1-7-1982
15.000
1-1-1982/1-1-1983
6.000
- Havenbedrijf Rotterdam - Woningcorporaties - Architectenbureaus - Uitzendkrachten in de kantooren administratieve sector
-
-
Bankbedrijf Ziekenfondsen Bejaardentehuizen Dagverblijven en tehuizen voor gehandicapten (FIAD) Openbare bibliotheken Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf Natwasserijen en chemische wasserijen en ververijen Kapper sbedrijf Beveiligingsorganisaties
Aantal bedrijfstakken
34
aantal werknemers
totaal
639.100
Naam.onderneming
looptijd
- D.S.M. Limburg te Geleen - Philips Gloeilampen fabrieken te Eindhoven - Philips Gloeilampen fabrieken (hoger personeel) - Vroom en Dreesmann Nederland B.V. te Ouder-Amstel
1-4-1982/1-4-1983
13.000
1-4-1982/1-4-1983
65.000
1-4-1982/1-4-1983
15.000
1-2-1982/1-2-1983
14.265
- Koninklijke Luchtvaart Maatschappij te Amstelveen (grondpersoneel)
1-1-1980/1-1-1982
11.000
Aantal ondernemingen
5
aantal werknemers
totaal
118.265
HOOFDSTUK III FREQUENTIE VAN EEN AANTAL KENMERKEN
Teneinde het inzicht in de aard van de in de cao's aangetroffen bepalingen te bevorderen is hierop een frequentie-analyse uitgevoerd. Dit is geschied door van alle bedrijfstak- en ondernemings-cao's, die (een) bepaling(en) inzake buitenlandse werknemers bevatten, deze bepalingen) naar een aantal kenmerken te onderscheiden. Deze kenmerken kunnen als volgt worden beschreven: I
Kort verzuim: verlof van beperkte duur ter gelegenheid van bepaalde al dan niet religieuze feest- en/of gedenkdagen tar vervulling van godsdienstplichten of ter verlenging van de verblijfsvergunning.
II
Extra vakantiedagen: een ruim aantal dagen verlof t.b.v. het afleggen van gezins- en/of familiebezoek of om niet nader vermelde redenen.
III
Voortzetting dienstverband na terugkeer van bezoek aan het land van herkomst.
IV
Communicatieve voorzieningen: het doen volgen van een taalcursus, het ter beschikking stellen in de landstaal van belangrijke informatie (zoals m.b.t. de (arbeidsvoorwaarden, geregeld bij) cao en m.b.t. veiligheidsvoorschriften).
V
Aandacht voor buitenlandse werknemers als kwetsbare greep op de arbeidsmarkt.
VI
Gezinshereniging.
VII
Tegengaan van discriminatie.
VIII Overige.
10
Ad I; Kort verzuim 1. Inzake toekenning van verlof ter gelegenheid van (al dan niet) religieuze feest- en/of gedenkdagen en ter vervulling van godsdienstplichten zijn 23 waarnemingen gedaan, welke als volgt te onderscheiden zijn:
1.1. Toekenning, al dan niet met enige beperking, van verlof ter viering van al dan niet religieuze feest- en/of gedenkdagen, al dan niet met de vermelding, dat dit in mindering wordt gebracht op het aantal vakantiedagen danwei dat dit gepaard gaat met uitbreiding van het aantal vakantiedagen (al dan niet doorbetaald). 1.1.1. 6 cao's kennen bepalingen met betrekking tot toekenning van verlof aan het einde van de vastentijd (Ramadan). Één dag verlof ter gelegenheid hiervan wordt toegekend in de volgende cao's: - Akker-, weidebouw en veehouderij - Tuinbouw - Landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen - Vleeswarenindustrie - Banketbakkersbedrijf - Horeca- en aanverwante bedrijf. 1.1.2. Zowel aan de cao voor het technisch personeel als aan die voor het administratief personeel van het Grafisch bedrijf kan een snipperdag worden ontleend op de eerste en op de laatste dag van de Ramadan. 1.1.3. Een andere categorie van hierna te noemen cao's heeft betrekking op het toekennen van verlof om redenen die algemener geformuleerd zijn dan die vermeld in de onder 1.1.1. genoemde cao's, en samengevat zouden kunnen worden als: ter gelegenheid van al dan niet religieuze feest- en gedenkdagen voor buitenlandse werknemers:
- Verordening pluimvee-industrie (niet nader genoemd aantal dagen) - Suikerverwerkende industrie (2 dagen) - Suikerwerk- en chocolade verwerkende industrie (2 dagen) - Textielindustrie (niet nader bepaald aantal dagen) - Metaalindustrie (niet nader genoemd aantal dagen) - Metaalnijverheid (niet nader bepaald aantal dagen) - Bouwbedrijf (niet nader bepaald aantal dagen) - Schilder- en afwerkingsbedrijf (2 dagen) - Stukadoorsbedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf (3 dagen) - Slagersbedrijf (niet nader genoemd aantal dagen) - Vereniging van grootwinkelbedrijven in textiel (niet nader genoemd aantal dagen)
- Enka B.V. (niet nader genoemd aantal dagen) - Nederlandse Spoorwegen N.V. (niet nader genoemd aantal dagen) - Gemeenschappelijk Administratie Kantoor (niet nader genoemd aantal dagen)
11
1.2.
In de cao voor de Zuivelindustrie komt een bepaling voor inzake verlof voor Islamitische werknemers ter vervulling van hun godsdienstplichten (2 dagen; niet wordt aangegeven of deze in mindering worden gebracht op het aantal vakantiedagen danwei al dan niet doorbetaalde extra vakantiedagen betreffen).
. Verlof ter verlenging van de verblijfsvergunning komt slechts in 2 cao's voor, en wel in die voor het Bakkersbedrij f en in die voor Winkelof filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrijf (niet nader bepaalde tijdsduur en niet aangegeven of het betaald of onbetaald verlof betreft).
12
Ad II; Extra vakantiedagen
Aan buitenlandse werknemers wordt in de hierna te noemen cao's een ruim aantal extra vakantiedagen toegekend. Met betrekking tot deze categorie zijn de volgende waarnemingen gedaan. Zes cao's koppelen aan de toekenning een doel (dat min of meer hetzelfde luidt), twee cao's doen dat niet. In bijna alle gevallen geschiedt toekenning onder beperkende voorwaarden. 1. Toekenning van extra vakantiedagen voor afleggen van bezoek aan gezin en/of familie, bezoek aan land van herkomst, of bezoek aan gezin in land van herkomst: - Confectie-industri» (niet nader genoemd aantal dagen en voor eigen rekening) - Houthandel (10 dagen en voor eigen rekening) - Timmerfabrieken (10 dagen onbetaald) - Meubelindustrie en meubileringsbedrijven (maximaal 2 weken voor eigen rekening) - Ziekenhuiswezen (maximaal 2 weken zonder behoud van salaris) - Nederlandse Spoorwegen N.V. (niet nader genoemd aantal dagen en extra betaald en/of onbetaald). 2. Toekenning van extra vakantie zonder opgave van redenen. - Schilders- en afwerkingsbedrijf (maximaal vier weken en onbetaald) - Stukadoorsbedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf (3 weken onbetaald).
13
Ad III; Voortzetting dienstverband na terugkeer van bezoek aan land van herkomst.
In de volgende cao's komt een'bepaling voor m.b.t. de ononderbroken voortzetting van het dienstverband na tijdige terugkeer van (familie) bezoek in het land van herkomst: - Bakkersbedrijf - Winkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrijf - Suikerverwerkende industrie - Suikerwerk- en chocolade verwerkende industrie.
14
Ad IV; Communicatieve voorzieningen
T.a.v. deze categorie,die betrekking heeft op het doen leren van de
Nederlandse taal en op overdracht van informatie t.a.v. bepaalde zaken
in de landstaal, zijn 13 waarnemingen gedaan.
1. Hiervan hebben 4 betrekking op het doen volgen van een taalcursus in de Nederlandse taal. - Zuivelindustrie (voor rekening van de werkgever)
- Metaalindustrie - Schilders- en afwerkingsbedrijf
- Stukadoorsbedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf
2. Voorts hebben in 3 cao's bepalingen betrekking op het ter beschikking stellen van cao of arbeidsovereenkomst in de landstaal. - Coöperatieve en particuliere graanbe- en verwerkende bedrijven (cao) - Kruiswerk en tuberculosebestrijding (arbeidsovereenkomst) - Welzijnswerk (arbeidsovereenkomst) 3. Het aantal cao's waarin een bepaling voorkomt over het informeren over veiligheidsvoorschriften e.d. in de landstaal bedraagt 3.
- Metaalindustrie
- Bouwbedrijf - Schilders- en afwerkingsbedrijf
4. De resterende 3 waarnemingen hebben betrekking op bepalingen met de volgende inhoud:
- Verstrekking van zowel een in het Nederlands gesteld ontslagbewijs als een in de landstaal gestelde vertaling.
Confectie-industrie. - Bevorderen, dat alle voor de buitenlandse werknemers relevante mededelingen in hun taal- dan wel voor hen begrijpelijk - schriftelijk of mondeling worden bekend gemaakt.
Stukadoorsfaedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf.
- Opstellen in een aantal vreemde talen van standaardbrieven of clausules met betrekking tot verschillende ontslagsituaties etc. Enka B.V.
15
Ad V; Aandacht voor buitenlandse werknemers als kwetsbare groep op de arbeidsmarkt. Er zijn 2 waarnemingen gedaan m.b.t. de bepaling dat de werkgever bij het in dienst nemen en in dienst houden van werknemers speciale aandacht schenkt aan op de arbeidsmarkt kwetsbare groepen, waaronder buitenlandse werknemers: - Bakkersbedrijf - Winkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedri j f.
16
Ad VI Gezinshereniging Krachtens in 3 cao's voorkomende bepalingen wordt door de werkgever mede-
werking verleend aan gezinshereniging. - Zuivelindustrie (tevens gezinsbegeleiding) - Schilders- en afwerkingsbedrijf (helpen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning alsmede van geschikte huisvesting voor de gezinsleden) - Stukadoorsbedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf. (tekst gelijk aan die van het Schilders- en afwerkingsbedrijf).
17
Ad VII: Tegengaan van discriminatie 18 cao's bevatten een bepaling a.b.t. het tegengaan van discriminatie op grond van o.a. nationaliteit.
1. In 6 van de 18 cao's komt een bepaling voor van welke de formulering vrijwel gelijk is aan die van de van de tekst, zoals deze in mei 1980 door de Stichting van de Arbeid werd aanbevolen; deze aanbevolen tekst luidt als volgt: "Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaan gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens-of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze". Deze 6 cao's zijn de volgende: - Akker-, weidebouw en veehouderij - Tuinbouw - Bakkersbedrijf - Winkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrijf - Suikerverwerkende industrie - Horeca-en aanverwante bedrijf 2. De overige 12 cao's bevatten een non-discriminatie-bepaling welke qua formulering in meerdere of mindere mate afwijkt van de aanbeveling van de Stichting van.de Arbeid. Deze cao's zijn: - Houthandel - Schilders- en afwerkingsbedrijf - Stukadoorsfaedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf - Handel in bouwmaterialen - Groothandel in technische produkten, huishoudelijke artikelen «n metalen - Verzekeringsbedrijf - Verzekeringsbedrijf buitendienst - Unilever Nederland - Koninklijke. Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden
- VanGenda Loos N.v.
- N.V. Koninklijke Bijenkorf Beheer K.B.B. - Omroeppersoneel.
13
Ad VTII Overige De hieronder vermelde cao's (en verordening) bevatten een bepaling, die onder de overige onderzochte cao's slechts één maal voorkomt.
- In de Verordening pensioenen van de pluimvee-industrie wordt o.a. uiteengezet, in welke gevallen m.b.t. buitenlandse werknemers algemene ontheffing wordt verleend. - De cao voor de zuivelindustrie bevat de bepaling dat t.a.v. vakantie van werknemers uit niet-E.£.G.-landen de werkgever een voor zijn onderneming geldende regeling dient te treffen. - In de cao voor de Suikerverwerkende industrie wordt bepaald, dat, indien een buitenlandse werknemer zijn gezin in zijn land van herkomst bezoekt, de werkgever zorg zal dragen voor een reisbagage- en ongevallenverzekering voor de duur van de reis. - In de cao voor de Metaalindustrie is de bepaling opgenomen, dat partijen aanbevelen om Ln ds onderneming aandacht te besteden aan problemen van o.m. buitenlandse werknemers. - Inde cao's voor de metaalnijverheid komt de bepaling voor dat, indien, waar het om buitenlandse werknemers gaat, van de bepalingen van het Nederlands arbeidsrecht en van de onderhavige cao - voorzover toegestaan wordt afgeweken, dit schriftelijk dient te worden vastgelegd. - In de cao voor het Welzijnswerk wordt bepaald dat, de buitenlandse werknemej die bij e«n instelling voor buitenlandse werknemers werkzaam is, recht heeft op twee extra volgnummers (salaris) , indien hij aan de in de cao voor hst Welzijnswerk gestelde voorwaarden voldoet. Voorcs kan ingevolge deze cao in bepaalde gevallen aan da hierboven genoeade buitenlandse werknemers dispensatie van het vereiste opleidingsniveau worden verleend. - In cao I voor de Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken te LJmuiden wordt bepaald dat, .indien-d«werknemer niet de Nederlandse nationaliteit heeft en de arbeidsovereenkomst in het buitenland wordt aangegaan, het dienstverband voor ten hoogste één jaar wordt aangaan. Bovendien bepaalt de cao dat de werknemer de Maatschappij zo spoedig mogelijk in kennis stelt van wijzigingen in zijn nationaliteit.
19
HOOFDSTUK IV
VERGELIJKING 1979/1982
Een vergelijking van het in de hoofdstukken II en III beschreven onderzoeksresultaat met het onderzoeksresultaat m.b.t. de cao's betreffende (in het algemeen) het jaar 1979 (niet in dit rapport opgenomen), leidt tot de onderstaande bevindingen. Staat l 1979
Aantal bedrijfstakken Aantal ondernemingen Aantal bedrijfstakken en ondernemingen Aantal werknemers in bedrijfstakken Aantal werknemers in ondernemingen Aantal werknemers in bedrijfstakken en ondernemingen
mutatie
1982 17 2
34 3
17 6
19
42
23
719.800 46.430
1.509.930 101.333
790.130 55.403
766.230
1.611.763
345.533
Staat l geeft aanleiding tot de conclusies, dat het aantal werknemers op wie een bepaling'in een cao verordening of bindende regeling van toepassing is m.b.t. buitenlandse werknemers in 1982 t.o.v. 1979 meer dan verdubbeld is, en dat bovendien het aantal bedrijfstakken en ondernemingen, dat een cao e.d. kent met een bepaling m.b.t. buitenlandse werknemers in deze periode meer dan verdubbeld is.
o rvi
Staat 2
1982
1979 bed r. tak
ondern .
totaal
bed r . tak
ondern .
totaal
11
1
12
22
3
25
•0
1
1
7
1
B
Voortzetting dienstverband
3
0
3
4
0
4
IV
Communicatieve voorzieningen
5
0
12*
1
13
v
Positie op de arbeidsmarkt
0
0
0
2
0
2
VI
Gezinshereniging
2
0
2
3
0
3
VII
Non-discriminatie
0
0
0
13
5
18
VIII
Overige
2
1
3
7
2
9
23
~JL~-
Kenmerken
Kort verzuim
I
Extra vakantiedagen
II
III
C5SS^=S =
totaal __
= ta sr =s = =±3==« a es
5
26
12
»r=rï=3=»s3ecs«t3 -saml«4«a==t»=!- aa =; =2= = =as =s s= == ==i=±=l
in het onderzoek van 1979 kwam in de cao Voor de Textielindustrie een protocollair gerangschikt onder de rubriek communicatieve voorzieningen. In het huidige onderzoe aangetroffen,
21
Aan de hand van staat 2 kan worden vastgesteld, dat het aantal bepalingen in cao's voor bedrijfstakken en ondernemingen tesamen voorzover deze kunnen worden gecategoriseerd op de wijze zoals in hoofdstuk III beschreven, in totaal is toegenomen van 26 tot 82. De mutatie van 56 wordt vooral bepaald door de opneming na 1979 van non-discriminatiebepalingen in cao's (18) en de stijging van het aantal bepalingen inzake kort verzuim (13)
B I J L A G E
De letterlijke tekst van bepalingen in bedrijfstak-en ondememingscao's (alsmede verordeningen of bindende regelingen) welke van toepassing zijn op 5.000 of meer werknemers.
B E D R I J F S T A K K E N
Akker-, weidebouw en veehouderij 1-3-1982 tot 1-3-1983 12.000 werknemers Artikel 19. Arbeid op zon-
en feestdagen.
2d. Evenmin wordt arbeid verricht door werknemers, die de Mohammedaanse godsdienst beleiden op de dag na de Mohammedaanse vastentijd.
3.
Krachtens lid 2 sub c en d niet gewerkte dagen worden beschouwd als vakantiedagen, behalve wanneer deze dagen op een zaterdag of een zondag
Artikel 60. Anti-discriminatie. Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaaa om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze.
Tuinbouw 1-3-1982 tot 1-3-1983 21.000 werknemers
Artikel 16. Arbeid op zaterdagen, zon- en feestdagen. 2e. Behoudens het bepaalde in artikel 17 (overschrijding van de arbeidstijd) wordt eveneens geen arbeid verricht: op de dag na afloop van de Mohammedaanse vastentijd door de werknemer, die deze dag wenst te vieren. 3.
Krachtens lid 2 sub d en e niet gewerkte dagen worden beschouwd als vakantiedagen, behalve wanneer deze dagen op een zaterdag of een zondag vallen.
Artikel 54. Anti-discriminatie. Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze.
- 2-
Landbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen 1-3-1980 tot 1-3-1982 12.000 werknemers Artikel 14. Arbeid op zaterdag, zondag, feest- en gedenkdagen.
d. Behoudens het bepaalde in artikel 15 (overwerk) behoeft door Mohammedaanse werknemers geen arbeid te worden verricht op de dag na afloop van de Mohammedaanse vastentijd.
P li i i mvee- indus tri e Ingaande 1-1-1982 (verordening) ca. 5.000 werknemers Artikel 16. Vakantie. 11. Buitenlandse werknemers: Indien de gang van zaken in een onderneming zulks toelaat, zal aan buitenlandse werknemers gelegenheid worden gegeven snipperdagen op te nemen voor het vieren van hun eigen religieuze feesten; ook tijdens de vastenperiode zal, indien mogelijk, rekening worden gehouden met de religieuze wensen van de betrokkenen. Artikel 4. Verordening pensioenen (algemene ontheffing) Inzake pensioenen gastarbeiders Zoals reeds bij circulaire van 19 december 1967 no. PLS 2281 aan U werd bericht, treedt cp l april 1968 de Pensioenverordening in werking. In die circulaire werd gesteld: "Indien er werknemers zijn, die moeilijk onder de werking van de verordening kunnen worden gebracht (grote medische risico's, buitenlandse arbeiders of dergelijke) dan kunt U ontheffing vragen.(artikel 4)." Verschillende ontheffingsaanvragen, betrekking hebbende op buitenlandse arbeidskrachten, zijn daarop binnengekomen en naar aanleiding daarvan heeft de Sociale Commissie zich op 25 januari 1968 nader beraden. Daarbij is enerzijds overwogen, dat het wenselijk is geen onderscheid te maken tussen Nederlandse werknemers en gastarbeiders, met andere woorden: dat gelijke arbeid ook een gelijke beloning behoort te impliceren, en anderzijds werd overwogen, dat men de ogen niet geheel kan sluiten voor de realiteit, dat de gastarbeiders nu eenmaal ook hun eigen specifieke problemen medebrengen, zowel op administratief gebied, alsook wat betreft de motieven, waarom zij in Nederland arbeid verrichten. De Sociale Commissie heeft derhalve, allé relevante factoren afwegende, besloten de navolgende algemene ontheffing ex artikel 4 van de Verordening Pensioenen te verlenen: Een buitenlandse arbeider valt onder het begrip "werknemer" van artikel l van de Verordening Pensioenen: l ofwel zodra hij één jaar in dienst is en ook zijn echtgenote zich in Nederland heeft gevestigd (en voor het overige onder de definitie "werknemer" valt, dus: voor onbepaalde tijd in dienst van de onder-
- 3 neming, ten minste 25 jaar oud en op l april 1968 nog geen 60 jaar oud). Dit eerste jaar, het wachtj aar moet na afloop van het wachtjaar worden meeverzekerd. Een gehuwde gastarbeider, die met zijn vrouw in Nederland woont, wordt dus op dezelfde voet behandeld als de Nederlandse arbeidskrachten, aangezien men uit het feit dat hij zijn vrouw heeft laten overkomen (of wellicht hier te lande is gehuwd) mag afleiden, dat hij niet van plan is na l of 2 jaar weer terug te gaan. Zijn bedoeling is, althans men mag dat veronderstellen, dat hij langere tijd hier zal willen blijven. Hieruit volgt dus een ontheffing voor de overigen.
2 ofwel zodra hij drie jaar bij de onderneming heeft gewerkt «n wel terugwerkend tot de aanvang van het eerste jaar. Hieruit vloeit dus voor de ongehuwde gastarbeiders of voor de gehuwde gastarbeiders, die hun vrouwen niet hebben laten overkomen, en die korter dan 3 jaar bij dezelfde onderneming hebben gewerkt, een vrijstelling voort. In plaats van één wachtj aar hebben zij drie wachtjaren.
Vleeswarenindrustrie 5-4-1982 tot 5-4-1983
12.000 werknemers
Artikel 20. Verzuim met behoud van inkomen.
6. Partijen bevelen aan, indien werknemers, die de Mohammedaanse godsdienst belijden, desgewenst een extra dag met verzuim van loon toe te staan, aansluitend aan de vastenperiode (Ramadan).
Zuivelindustrie 1-4-1982 tot 1-4-1983
21.000 werknemers
Artikel 3. Verplichtingen van werkgever en werknemer.
7. De werkgever zal zo enigszins mogelijk buitenlandse werknemers in de gelegenheid stellen een cursus Nederlands te volgen voor rekening van de werkgever. Gezinshereniging en in beperkte mate gezinsbegeleiding van buitenlandse werknemers zal bevorderd worden. Artikel 26. Vakantie. 13. Ten aanzien van vakantie van werknemers ait niet E.E.G.-landen dient de werkgever met inachtneming van de Wet op de Ondernemingsraden voorzover
- 4-
van toepassing, een voor zijn onderneming geldende regeling te treffenr waarin mede een regeling voor twee vrije dagen voor Islamitische werknemers ter vervulling van hun godsdienstplichten kan worden opgenomen.
Bakkersbedrij f 5-4-1982 tot 3-4-1983 15.000 werknemers
Artikel 4b. Werving personeel. a. De werkgever zal bij het in dienst nemen en in dienst houden van werknemers speciale aandacht schenken aan op de arbeidsmarkt kwetsbare groepen, te weten: ouderen, jongeren, vrouwen, buitenlandse werknemers, gehandicapten. b. Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden, op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze. Artikel 29. Kort verzuim van werk. 5. De werkgever dient, indien en voorzover nodig, de werknemer in de gelegenheid te stellen regelingen te treffen terzake van de verlenging van diens verblijfsvergunning. Artikel 33. Proeftijd en opzegtermijn. Proeftijd. Ib. Ten aanzien van buitenlandse werknemers geldt, dat het dienstverband als niet onderbroken wordt voortgezet, indien de werkzaamheden na terugkeer van het familiebezoek in het land van herkomst van de werknemer door deze binnen de afgesproken tijd dan wei op het afgesproken tijdstip worden hervat. Aanspraken op vakantie en vakantietoeslag worden niet verworven gedurende de periode van onbetaald verlof.
Winkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrij f 5-4-1982 tot 3-4-1983 5.000 werknemers Artikel' 15. Kort -verzuim van werk. 5. De werkgever dient, indien en voorzover nodig, de werknemer(ster) in de gelegenheid ta stellen regelingen te treffen terzake van de verlenging van diens verblijfsvergunning.
- 5Proeftijd en opzegtermijn. Artikel 16. Proeftijd
b. Ten aanzien van buitenlandse werknemers(sters) geldt, dat het dienstverband als niet onderbroken wordt voortgezet, indien de werkzaamheden na terugkeer van het familiebezoek in het land van herkomst van de werknemer(ster) door deze binnen de afgesproken tijd dan wel op het afgesproken tijdstip worden hervat. Aanspraken op vakantie en vakantietoeslag worden niet verworven gedurende de periode van onbetaald verlof. Werving personeel.
Artikel 22b. a. De werkgever zal bij het in dienst nemen en in dienst houden van werknemers speciale aandacht schenken aan op de arbeidsmarkt kwetsbare groepen, te weten: ouderen, jongeren, vrouwen, buitenlandse werknemers, gehandicapten. b. Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, is het niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers(sters) gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie ta onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levensof geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of oolitieke keuze.
Banketbakkersbedrij f 1-4-1982 tot 1-4-1933 5.5QO werknemers
Artikel 12. Vakantie en vakantietoeslag. 5. Een Mohammedaanse werknemer heeft recht op een snipperdag, net inachtneming van het bepaalde in de leden 3 en 4 na beëindiging van de ramadan (vastenmaand) (....) 3. Van de vakantiedagen zullen ten minste 3 weken aaneengesloten worden gegeven, tenzij de bedrijfsomstandigheden dit naar het oordeel van de werkgever - de betrokken werknemer gehoord hebbende - onmogelijk maken, in welk geval ten minste 2 weken aaneengesloten worden gegeven. Een week telt 5 vakantiedagen. De resterende vakantiedagen kunnen als zgn. snipperdagen worden gegeven.
4. Geen snipperdagen zijn de in artikel 11 genoemde verzuimdagen, koninginnedag en de christelijke feestdagen (betreft kort verzuim met behoud van loon; de in artikel 12, lid 5 genoemde snipperdag wordt daartoe niet gerekend; opm. DCA).
Suikerverwerkende industrie 1-3-1982 tot 1-3-1983 16.000 werknemers
- 6 -
Artikel 30. Sociaal Beleid. 9. De werkgever draagt zorg voor een beleid dat gericht is op gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie voor gelijkwaardige werknemers, ongeacht leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteiten politieke keuze, met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen. Artikel 36. Buitenlandse Werknemer. 1. Een buitenlandse werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om voor twee voor hem geldende religieuze feestdagen vakantiedagen op te nemen, indien de werkzaamheden zich daartegen niet verzetten. 2. Indien een buitenlandse werknemer zijn gezin in zijn land van herkomst bezoekt. • zal de werkgever, wanneer hij daarom verzocht wordt, voor de duur van de reis (voor 2 x 3 dagen) voor een reisbagage- en ongevallenverzekering zorgdragen. 3. Ten aanzien van de buitenlandse werknemer geldt, dat de dienstbetrekking als niet onderbroken wordt voortgezet, indien de werkzaamheden na terugkeer van het (familie)bezoek in het land van herkomst van de werknemer door deze binnen de afgesproken tijd, dan wel op het afgesproken tijdstip worden hervat. Voorzover hierbij sprake is van onbetaald verlof worden over die periode geen aanspraken op vakantie en vakantietoeslag verworven.
Suikerwerk- en chocolade verwerkende industrie 1-3-1981 tot 1-3-1982 6.000 werknemers. Artikel 13. Feestdagen. 2. Aan buitenlandse werknemers die voor een tweetal voor hen geldende religieuze feestdagen een snipperdag aanvragen, kunnen deze dagen niet geweigerd worden.
Artikel 39. Dienstverband en opzegtermijn. Ten aanzien van de buitenlandse werknemer geldt, dat het dienstverband ais niet onderbroken wordt voortgezet, indien de werkzaamheden na terugkeer van het familiebezoek in het land van herkomst van de werknemer door deze binnen de afgesproken tijd dan wel op het afgesproken tijdstip worden hervat.
- 7-
Textielindustrie 1-4-1981 tot 1-4-1982 31.500 werknemers
Artikel 16. Vakantie. 6. Snipperdagen.
b. De werknemer kan de overblijvende snipperdagen opnemen op het tijdstip dat door hem wordt gewenst, tenzij de belangen van het bedrijf zich hiertegen naar het oordeel van de werkgever verzetten. Eet bepaalde
in lid 14 van dit artikel is evenzeer van toepassing. De werknemer heeft het recht maximaal 2 snipperdagen op te nemen volgens
een systeem van halve dagen of andere eenheden, in overleg met de ondernemingsraad vast te stellen. c. Bij het opnemen van de sub 6 b bedoelde snipperdagen dient voorrang gegeven te worden aan die (buitenlandse) werknemers, voor wie het gaat om voor hen religieuze feestdagen. * Lid 14. Uitvoeringsbepaling. De werkgever kan met de instemming van de ondernemingsraad bepalen, dat de werknemers behoudens in geval van overmacht, de aanvraag voor vakantie- of snipperdagen een bepaalde termijn voor de begeerde datum moeten indienen.
Confectie-industrie 1-4-1980 tot 1-4-1982 24.000 werknemers
Artikel 13B. De werkgever stelt de buitenlandse werknemer (werknemers uit voormalige Nederlandse overzeese gebiedsdelen mede daaronder begrepen) op zijn desbetreffende verzoek, indien en voorzover het bedrijfsbelang dit toelaat en met inachtneming van het hiernavolgend bepaalde, in de gelegenheid tijdens een voor het bedrijf geldende vakantieperiode gedurende een nader overeen te komen, langer dan voor het bedrijf gebruikelijke tijdvak naar zijn land
van herkomst met vakantie te gaan. Voorzover het door de werknemer opgebouwde, nog niet bestede vakantietegoed, met inachtneming van de in het lopende vakantiej aar nog-op te nemen verlofdagen voor deze vakantie ontoereikend is, wordt het meerdere aan vakantiedagen door de werknemer voor eigen rekening opgenomen. Artikel 22. 5. Aan de buitenlandse werknemer zal naast een in het Nederlands gesteld ontsiagbewijs ais vorenbedoeld een in zijn landstaal gestelde vertaling worden verstrekt. Het eventueel niet tijdig beschikbaar zijn van dit ontsiagbewijs is niet van invloed op zijn rechtsbetrekking met de (ex-)werkgever.
- 8-
Houthandei 1-1-1982 tot 1-1-1983 9.500 werknemers Artikel 18. Anti-discrlminatie-ciausuie Partijen bij de cao verbinden zich te werken aan de ontwikkeling van een beleid, dat in het arbeidsproces gelijke kansen biedt aan ieder, ongeacht sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze. Partijen zien er op toe, dat hun leden zich van discriminatie op dit terrein onthouden. Concrete klachten over discriminatoir gedrag zullen worden voorgelegd aan de Geschillencommissie. Die principe is van toepassing op alle arbeidsvoorwaarden met uitzondering van specifieke beschermende wettelijke bepalingen met betrekking tot bepaalde groepen. Artikel 33. Vakantie. 6f. Een buitenlandse werknemer, wiens gezin niet in Nederland woont, en die afkomstig is uit een land, waarnee Nederland een wervingsovereenkomst heeft afgesloten, en waarmee geen vrij verkeer van werknemers bestaat, mag in aansluiting op zijn aaneengesloten vakantie 10 werkdagen verlof op eigen rekening nemen.
Timmerfabrieken 1-4-1980 tot 1-4-1982
9.000 werknemers
Artikel 46. Bijzonder verlof Buitenlandse werknemers uit de zgn. verdragslanden en wier gezin niet in Nederland woonachtig is,._ kunnen 10 dag«sn onbetaald verlof oer jaar _opnemen mits dit vroegtijdig wordt gemeld. (......)
- 9 .
Meubelindustrie en meubileringsbedrijven 1-1-1982 tot 1-1-1983 19.000 werknemers
Artikel 20. Vakantie en vakantietoeslag.
Verlof voor eigen rekening van buitenlandse werknemers. 24. Werknemers, afkomstig uit landen waarmee Nederland een wervingsovereenkomst heeft, mogen maximaal 2 weken verlof voor eigen rekening opnemen, aansluitend aan de aaneengesloten vakantie als bedoeld in artikel 20 lid 12, indien zij .dit verlof met de werkgever zijn overeengekomen en indien het gezin van de werknemer in het land van herkomst woont.
Grafisch bedrijf (techn. pers.) 1-2-1982 tot 1-2-1933 4l.000 werknemers Artikel 8.17. Vakantie Islamitische werknemers. 1. Aan een Islamitische werknemer zal, op zijn verzoek, morden toegestaan een snipperdag op te nemen op de eerste en laatste dag van de Ramadan. Deze snipperdagen komen in mindering op het aantal vakantiedagen, waarop de werknemer op grond van het bepaalde in de artikelen l, 2, 5 en 6 van dit hoofdstuk recht heeft.
Grafisch bedrijf (aam. pers.) 1-2-1932 tot 1-3-1983 5.000 werknemers
Artikel 8.18. Vakantie Islamitische werknemers. 1. Aan een Islamitische werknemer zal, op zijn verzoek, worden toegestaan een snipperdag op te nemen op de eerste en laatste dag van de Ramadan. Deze snipperdagen komen in mindering op het aantal vakantiedagen, waarop de werknemer op grond van het bepaalde in de artikelen l, 2, 5, 6 en 8 van dit hoofdstuk recht heeft.
Metaalindustrie 1-1-1982 tot 1-4-1983 250.000 werknemers
Artikel 5. Toelichtingen en aanbevelingen. Partijen bevelen aan om in de onderneming aandacht te besteden aan problemen van oudere werknemers, in het bijzonder met betrekking tot
- 10 -
leeftijds-, gezins- en gezondheidsaspecten alsmede aan de problemen van gehandicapten en van buitenlandse werknemers. Tevens wordt aanbevolen bij het aanstaiiingsbeleid van de onderneming aandacht te besteden aan plaatsingsmogelijkheden voor zwakke groeperingen op de arbeidsmarkt. Partijen zijn het eens omtrent een aantal toelichtingen en aanbevelingen behorende bij deze c.a.o. De teksten van deze toelichtingen en aanbevelingen zijn opgenomen onder de artikelen waarop zij betrekking hebben. Bijlage G. (Artikel IX 4). Aanbevelingen betreffende de veiligheid, de gezondheid en de hygiëne.
Artikel 6. 6. Voor buitenlandse werknemers waarschuwingsvoorschriften in hun eigen taal duidelijk maken en andere afspraken, regelingen en voorschriften met betrekking tot veiligheid e.d. schriftelijk of mondeling in voor hen begrijpelijke taal overbrengen. Bijlage H. (Considerans en artikel IX 8). Het overleg op ondernemingsniveau over de werkgelegenheid en over het sociaal jaarverslag kan betrekking hebben op o.m.: - buitenlandse werknemers, bijvoorbeeld het door de werkgever organiseren van taalcursussen in of buiten werktijd; het (indien organisatorisch mogelijk) de werknemers zoveel mogelijk in de gelegenheid stellen vakantiedagen op ta nemen op voor hen geldende feestdagen.
Metaalnijverheid 1-4-1982 tot 1-4-1983
200.000 werknemers Voorwoord.
Artikel 4 Buitenlandse werknemers. Partijen vestigen er de aandacht op dat da bepalingen van het Nederlands arbeidsrecht in het algemeen en van de onderhavige c.a.o. in het bijzonder, volledig van toepassing zijn op buitenlandse werknemers. Indien van deze bepalingen - voorzover toegestaan - wordt afgeweken, dient dit schriftelijk te worden vastgelegd. Verlofdagen. Artikel 55. 1. De vaststelling van de individuele verlofdagen geschiedt door de werkgever in overleg met de werknemer, mits de werknemer deze tijdig aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn. Religieuze feestdagen voor Nederlandse en buitenlandse werknemers, l mei en andere feestdagen, buiten die genoemd in artikel. 19 lid l, waarop vrijaf wordt genomen, gelden ais individuele verlofdagen.
- 11 Bouwbedrijf 1-5-1982 tot 1-5-1933 260.000 werknemers Artikel 35. Bijzonder verlof. 3. Indien buitenlandse werknemers de wens te kennen geven verlof te willen nemen voor viering van religieuze niet christelijke feestdagen, zal de werkgever hen daartoe zoveel mogelijk de gelegenheid geven.
4. De werkgever is niet verplicht loonderving over de verlofdagen te vergoeden. Aanhangsel I
Intentieverklaring: Teneinde de veiligheid te bevorderen is het noodzakelijk speciale aandacht te besteden aan werknemers, die de Nederlandse taai niet kunnen lezen. Het verdient aanbeveling om aiie waarschuwingsvoorschriften ook in een taal aan te brengen die zij wei kunnen lezen. Voorts is het noodzakelijk om alle direct voor hen van belang zijnde afspraken, regelingen en voorschriften, in hun of een andere voor henbegrijpelijke taal schriftelijk of mondeling aan deze werknemers over te brengen. Met name kan hierbij gedacht worden aan de regelingen en voorschriften terzake van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Schilders- en afwerkingsbedrijf 1-5-1982 tot 1-5-1983 33.500 werknemers
Artikel 6A. Naleving van de overeenkomst. 5. Partijen bij de CAO verbinden zich te werken aan de ontwikkeling van een beleid, dat in het arbeidsproces gelijke kansen biedt aan ieder, ongeacht sexe> sexuele geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze. Dit principe is van toepassing op alle arbeidsvoorwaarden met-uitzondering van specifieke beschermende wettelijke bepalingen met betrekking tot bepaalde groepen. Partijen komen overeen regelmatig de toepassing van dit geiijke-kansenbeleid aan een evaluatie te onderwerpen. Artikel 50. Buitenlandse werknemers.
.1. Buitenlandse werknemers hebben het recht om in aansluiting op hun drie-
wekelijkse zomervakantie onbetaald verlof op te nenen, gedurende maximaal vier weken indien zij de werkgever daarvan vóór de aanvang van de vakantie
schriftelijk in kennis gesteld hebben.
2. Buitenlandse werknemers hebbei het recht aaximaal drie snipperdagen te be~ stemmen voor het nemen van vrijaf op hun religieuze feestdagen.
- 12 3. De werkgever is verplicht de buitenlandse werknemer bij zijn indiensttreden een folder van het Bedrijfschap Schildersbedrijf te overhandigen, waarin informatie verschaft wordt over veiligheidsvoorschriften e.d. en wel respectievelijk in de talen Arabisch, Turks, Spaans, Frans en Engels is uitgebracht.
Bijlage 1: Aanbevelingen. Artikel 5. Buitenlandse werknemers. De werkgever die één of meer buitenlandse werknemers in dienst heeft, zal zijn medewerking verlenen ter zake van: - het volgen van een taalcursus: bevorderen dat deze werknemer(s) de Nederlandse taal gaat (gaan) leren; - gezinshereniging: bij langdurig verblijf van deze werknemer(s) in • Nederland helpen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning alsmede van geschikte huisvesting voor de gezinsleden.
Stukadoorsbedrijf, alsmede steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf 1-7-1981 tot 1-5-1982 8.500 werknemers
Artikel 9. Algemene verplichtingen van de werkgevers en van de werknemers. 6. Partijen bij de cao verbinden zich te werken aan de ontwikkeling van een beleid, dat in het arbeidsproces gelijke kansen biedt aan ieder, ongeacht sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze. Dit principe is van toepassing op alle arbeidsvoorwaarden met uitzondering van specifieke beschermende wettelijke bepalingen met betrekking tot bepaalde groepen. Partijen komen overeen regelmatig de toepassing van dit gelijke-kansenbeleid aan een evaluatie te onderwerpen. Artikel 43. Buitenlandse werknemers. Ten aanzien van buitenlandse werknemers wordt bepaald dat: 1. zij recht hebben aansluitend aan hun vakantieperiode 3 weken onbetaald verlof te nemen; 2. zij recht hebben op drie voor hen specifieke ai dan niet religieuze feest- en gedenkdagen, snipperdagen voor eigen rekening op te nemen; 3. zal worden bevorderd, dat alle voor de buitenlandse werknemers relevante mededelingen in hun taai - dan wel anders voor hen begrijpelijk - schriftelijk of mondeling worden bekend gemaakt.-
- 13 Aanbevelingen behorende bij de C.A.O. 1. Buitenlandse werknemers.
Het verdient aanbeveling, dat de werkgever, die één of meer buitenlandse werknemers in dienst heeft, aan de volgende zaken zijn medewerking geeft:
- Taaicursus. Te bevorderen, dat deze werknemer(s) door middel van een taaicursus de Nederlandse taai gaat(n) leren. - Gezinshereniging. Bij langdurig verblijf van deze werknemer(s) medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor de gezinsleden, alsmede aan een geschikte huisvesting.
Coöperatieve en particuliere graanbe- en verwerkende bedrijven 1-3-1982 tot 1-3-1983 7.000 werknemers
Artikel 2. Verplichtingen van de werkgever. 3. De werkgever stelt de werknemer in het bezit van een exemplaar van deze overeenkomst en de wijzigingen daarop. Aan buitenlandse werknemers zal desgewenst een uittreksel uit de c.a.o. in de landstaal beschikbaar worden gesteld.
Handel in bouwmaterialen 1-3-1982 tot 1-3-1933 5.000 werknemers
Artikel 3. Algemene verplichtingen. 12. Zowel werkgever als werknemer verplichten zich te werken aan
een beleid, dat in het arbeidsproces gelijka kansen biedt aan ieder, ongeacht sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of politieke keuze.
Groothandel in technische produkten, huishoudelijke artikelen en metalen
1-1-1982 tot 1-1-1983 11.500 werknemers
Artikel 2. Algemene verplichtingen. 2. Partijen verplichten zich te werken aan een beleid, dat in het arbeidsproces gelijke kansen biedt aan ieder, ongeacht sexe, sexueia geaardheid, burgerlijke staat, godsdienst, huidskleur, ras, etnische afkomst, nationaliteit en oolitieke keuze.
- 14 -
Siaqersbedrijf 1-4-1982 tot 1-4-1983 13.500 werknemers
Artikel 25. Vakantiedagen.
5. b. Wat de overige vakantiedagen betreft dient tussen werkgever en werknemer over het opnemen daarvan tenminste één week van tevoren overleg te worden gepleegd. c. Een werknemer die op grond van erkende christelijke, Islamitische en andere religieuze feestdagen een vakantiedag wenst op te nemen heeft daartoe het recht met inachtneming van het onder b. gestelde.
Winkel- of filiaalhouders(sters) en winkelpersoneel in het bakkersbedrij f Zie blz. 4 onder Bakkarsbedrijf.
Vereniging van grootwinkelbedrijven in textiel 1-4-1981 tot 1-4-1982 20.000 werknemers
Artikel 17. Buitengewoon verlof. 6. Ter viering van de voor hen geldende godsdienstige feest- en gedenkdagen wordt, tenzij de belangen van de onderneming zich overigens daartegen verzetten, buitengewoon verlof zonder behoud van loon toegestaan voor buitenlandse werknemers.
Horeca- en aanverwant bedrijf 1-4-1982 tot 1-4-1983 55.000 werknemers Artikel I, 13. Berekening van het aantal vakantiedagen. 3. De Mohammedaanse werknemer heeft recht op een vrije dag wegens het einde van de Ramadan mits de bedrijfsomstandigheden dit niet beletten. Dit is echter geen extra vakantiedag. Artikel I, 20. Anti-discriminatiebepaiing.
Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen is hec niet toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als leeftijd, sexe, sexuele geaardheid, burgerlijke staat, levensof geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze.
- 15 Verzekeringsbedrij f 1-1-1980 tot 1-1-1982 35.000 werknemers
Artikai 19. Sociaal beleid in de onderneming. 3. Het sociaal beleid is gebaseerd op onder meer de volgende uitgangspunten: b. de gelijkwaardigheid in behandeling van de werknemer, ongeacht leeftijd, afkomst, geslacht en nationaliteit; Artikel 32. Discriminatie. De werkgever zal niet discrimineren naar geloof, geslacht, huidskleur, ras, nationaliteit of sexuele geaardheid.
Verzekeringsbedrijf buitendienst 1-1-1980 tot 1-1-1982 7.000 werknemers
Artikel 15. Sociaal beleid in de onderneming. 3. Het sociaal beleid is gebaseerd op onder meer de volgende uitgangspunten: b. de gelijkwaardigheid van de werknemer, ongeacht leeftijd, afkomst, geslacht en nationaliteit. Artikel 24. Discriminatie. De werkgever zal niet discrimineren naar geloof, geslacht, huidskleur, ras, nationaliteit of sexueie geaardheid.
Ziekenhuiswezen 1-6-1982 tot 1-11-1982 135.000 werknemers
n. Uitvoeringsregeling buitengewoon verlof Artikel 4. De werkgever kan aan een buitenlandse werknemer, die gescheiden van zijn in het buitenland verblijvende gezin leeft, voor een periode van maximaal 2 weken verlof zonder behoud van salaris verlenen.
Kruiswerk an tuberculosebestrijding 1-1-1982 tot 1-1-1984 11.130 werknemers
- lb -
Hfds. II. De arbeidsovereenkomst. Artikel 9. Vastlegging en inhoud arbeidsovereenkomst. sub t. verklaring van de buitenlandse werknemer van de ontvangst - o? diens verzoek ™ van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal.
WeJ.zijjxswrk i-l-1981 tot i-l-1983 133-000 werknemers Hfdst. II, Ds arbeidsovereenkomst.
Artikel S, lid 2, sub S. De schriftelijke overeenkomst vermeldt verklaring van de buitenlandse werknemer van d® ontvangst - op e«n daartc* van hem strekkend verzoek van een arbeidsovereenkomst in zijn landstaal; Z^fil-ftl
•T'-.fe
*SS -*'
', ^ '-'-
T' ^
Bi j zcndsra hosdaïiighsi d. In afwijking van het bepaald® in artikei 6 van uitvoeringsregeling A. l hes»ft de varkneraer bij e«n instelling voor buitenlandse werknemers bij de inschaling recht: op twee extra volgnuanners - voorzover hieraecie hat schaalmaxiicuin niet wordt overschreden - indien hij 1. £aor de geboorte de nationaliteit heeft verkregen van het saediterran* land (volgens artikei 2, sub d van, deze rsgaling) waaruit da laden van de doelgroep - waarop da werknamer zijn werkzaamheden richt - af3coast;i,g si ja en 2. daarbij niniaaai 15 jaar in een of taaer van deze mediterrane landen h««£'t verbleven d&n wal het OAWf aa «en da&rto* gedaan verzoek van d® w«rkneatar cf de werkgever, heeft vastgesteld dat hij «en goede kennis heeft T~tö ia taal en cuituur van de doelgroep. Ui-C'"'}«i"i.ag3rsc'«]J..;i<ï' A 1. Ajrtik«j. 12» ;,., A,- r .t w*rkg«ver kar. IR ds hierna s-ib b gsncemde gevallen ten behoeve Tan «sa wer.taeiaer, welke r,aar het oordeel van de werkgever het de&Icundighe.xdsnis'eau behorend bij een bepaalde functie, doch r.ist h«t bijbehorende of ««n daaraee door het OAW gelijkgesteld opiftrvclingsniviaau bezit» een beroep doen on de Ontsnappingsclausule Coasaiss-\e. ..ia werkgever de werknemer wenst te benoemen in een functie ;aa t.a«utst«liing in hoofdzaak danwei uitsluitend is gericht op :':;*•:..1 yrjep vaarvar; de leden behoren tot een culturele minderheid a we.rk::.eöa;r bovendien afkomstig is uit desa doelgroep.
C-v*!iI*g Arbeidsvoorwaarden Welzijnswerk" opmerking DCA
N 3 D N I K 3 N S 3 C I N O
17 —
Unilever Nederland 1-3-1982 tot 1-3-1983 8.597 werknemers
Artikei
la. Verplichtingen van de werkgever.
2. De werkgever zet zich in voor aan belaid gericht op galijka kansen op arbeid en gelige kansen in de arbeidsorganisatie voor gelijkwLrdige werknemers, ongeacht sexe, sexuele geaardheid-, burgerlijke staat levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst na tion.lit.it en politieke keuze, aan an ander opzodaSga wijze t'Jaoas" runene96611 Str±jdlgheid °ntstaat »et ** objectieve vereist van" de
- Enka B.V. (onderdeel van AKZO-Nederland) 1-4-1980 tot 1-4-1982 ca 3.000 werknemers
Artikei 12. Buitenlandse werknemers. - Er- zullen in een aantal vreemde talen standaardbrieven of -clausules worden opgesteld met betrekking tot verschillende ontsiagsituaties. In geval van ontslag van een buitenlandse werknemer die de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, zal dit ontslag aan de werknemer in wiens taai een standaardbrief of -clausule aanwezig is, mede hierdoor worden bevestigd. Deze procedure zal bij wijze van proef worden gevolgd tot aan het einde van de contractsperiode '80-'82. Aan de vakorganisaties zal worden medegedeeld welke talen in aanmerking komen voor het opstellen van standaardbrieven of -clausules. - Aan een verzoek van een buitenlandse werknemer voor wie het Slachtof Offerfeest en het Suikerfeest religieuze feestdagen zijn, om op deze dagen snipperdagen op te nemen zal in principe bij voorrang worden voldaan.
- 18 Koninklijke Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden 1-4-1982 tot 1-4-1983
18.205 werknemers
6. Nadere bepalingen betreffende de arbeidsvoorwaarden. 6.3
Het dienstverband
De Maatschappij zal in het algemeen een werknemer slechts aanstellen met een dienstverband voor onbepaalde tijd. Arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd zuilen slechts worden aangegaan: c. indien da werknemer niet de Nederlandse nationaliteit heeft en de arbeidsovereenkomst in het buitenland wordt aangegaan; het dienstverband wordt dan aangegaan voor ten hoogste één jaar. *2 Cao i en cao 2 15. Overige bepalingen. 15.3 Anti-discriminatiebepaling De Maatschappij zal met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen, aan gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid noch gelijke kansen in de arbeidsorganisatie onthouden op grond van factoren als sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidskleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit en politieke keuze. 5.6
Persoonlijke gegevens 5.6.1 De werknemer zal de Maatschappij zo spoedig mogelijk kennis geven van: d. wijzigingen in zijn nationaliteit.
N.V. Koninklijke Bijenkorf 3ehe«r K.S.3.
1-2-1982 tot 1-2-1983 12.300 werknemers
Artikei 6.7. Verplichtingen van werkgever. b. Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen en van een evenwichtige samenstelling van het personeelsbestand zal het beleid van de werkgever erop gericht zijn, aan gelijkwaardige werxnemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de arbeidsorganisatie niet te onthouden op grond van leeftijd, sexe, sexueie geaardheid, burgerlijke staat, levens- of geloofsovertuiging, huidkleur, ras of etnische afkomst, nationaliteit of ooiitieke keuze.
X
1
cao l : prod. personeel in de functiegroepen
3 t/m 14.
2
cao 2 : hoger personeel in de functiegroepen 15 t/m 20 en personeelscategorieën D an S.
- 19 Nederlandse Spoorwegen NV 1-1-1982 tot 1-1-1983 26.764 werknemers
Artikel 28. Overeenkomstig nader overeen te komen regels kan door de Directie extra betaald en/of onbetaald verlof worden verleend in bijzondere gevallen zoals voor:
j. gezins- en/of familiebezoek aan buitenlandse werknemers. Artikei 31. Verlenen van aangevraagd verlof. 2. Bij het bepalen van de volgorde ais bedoeld in lid (1) wordt in ieder geval in acht genomen dat aan aangevraagd verlof op Islamitische feestdagen voor die personeeisladen die die feestdagen als zodanig wensen te vieren zoveel mogelijk voorrang wordt verleend.
Van Gend & Loos N.V. 1-1-1981 tot 1-1-1982 5.067 werknemers
Artikel 2. Enige regels van personeelsbeleid. 2. Van Gend & Loos zal met inachtneming van objectief aan een functie te stallen eisen,gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke kansen in de organisatie geven. Van Gend 4 Loos
zal "zich dan ook onthouden van discriminatie op grond van burgerlijke
staat, levens- of geloofsovertuiging, saxe, sexueie geaardheid, huidskleur, ras, etnische afkomst of nationaliteit.
Gemeenschappelijk A^-i.nistratie Kantoor 1-1-1980 tot 1-1-1982 10.000 werknemers
Artikel B2. Bijzondere verlofregeling. lid. In voorkomende gevallen kan de werkgever voor werknemers regelingen treffen inzake bijzonder verlof ten behoeve van niet-christeiijke godsdienstige feestdagen. Het in dit lid bepaalde treedt ir werking op l januari 1981.
- 20 Omroepeersoneel (inci. uitvoerende kunstenaars NOS) 1-1-1981 tot 1-1-1982 6.000 werknemers
Artikel 31. Anti-discriminatiebepaiing. De werkgever verbindt zich, behoudens de aisen terzake voortvloeiend uit de doelstelling van zijn organisatie, geen onderscheid te maken naar gelang geloof, geslacht, huidskleur, ras of nationaliteit noch naar sexuele geaardheid. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van de werkgever om van de werknemer te verlangen dat hij de doelstellingen van de betrokken organisatie onderschrijft.
Bijlage 5.
C* M i n i s t e r »
ppvttu» nou
KOCLA »-&r»,*V*9*
T»**»* 0'0-Ti T» n T*«i a?'OB6M»rt
B»)t»0»n
O-b^»1
O^t r>umrr»t
ftTB&/lM27 Onö»-w»T
Verlof in verband met v i e r i n g nietchristelijke feestdagen
D*p*1»^Wt»onö»-3»»'
DtltS*
- 7 mei 1986
BGOP/PC
Door Kudóel van deze brief vraag ik uv aandacht voor de «ogelijkheid off aan belijders van niet-christeli^ke religies ter gelegenheid van religieure feestdagen vakantie verlof te verlenen.
D* regelgeving ten aanzien van religieute feestdagen is besproken in de kabinetsrapportage naar aanleiding van de studie "Minderheid - Minder recht?" van het Wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentru* (WODC) van het Ministerie van Justitie (kanerstuk II 198S-19B6, Ife 102, nr. 128, bit. 22 e.v.). Het kabinet heeft ten aanzien van dit punt het volgende «tandpunt ingenomen. Er dient zoveel mogelijk op gelijke wijze ruimte te bestaan voor de beleving van godsdienst en levensovertuiging door leden van etnische su.nderheden als voor de var. oudsher in de Nederlandse samenleving aanwezige godsdiensten. De vrijheid van godsdienst er> levensovertuiging, zoals vastgelegd in artikel 6 Grondwet en in internationale verdragen, geeft al een indicatie voor het zoveel mogelijk eerbiedigen van religieuze rust- en feestdagen. Eer. uitbreiding var, de algemeen erkende feestdagen met Joodse, Islamitische en Hindoe feest- en gedenkdagen ligt evenwel niet in de rede. gelet op het aantal reeds bestaande erkende feestdagen en op het algemeen karakter daarvan. Daarenboven «peelt een rol, dat het van overheidswege ruimte scheppen voor de eerbiediging van religieuze feest- en gedenkdagen niet noodzaakt tot een erkenning van dergelijke dagen van reliciieuze Minderheden als algemene vrije dagen. Cumulatieve erkenning zou bovendien leiden tot een ongewenst groot aantal vrije dagen. Het vergroten van een vast aantal, aangewezen vrije dagen •trijdt bovendien stet het uitgangspunt van Beer flexibele werktijden, die afgestemd zijn op de eisen van de bedrijfsvoering of de dienstuitoefening.
Med* gezitn htt verzoek hitrvo* van Ae delegaties van tanenverkingiverbandcn var minderheidsgroeperingen lijkt het mij gewenst ww aandacht te vragen voor
htt hierboven «schreven kabinetsstandpunt alsmede voor de bestaande regels met betrekking tot verlofverlening in verband met de viering van niet» christelijke religieuze feestdagen. . Onverlet de mogelijkheid off buitengewoon verlof te verlenen zal, op grond van de bepalingen inzake vakantie in het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Arbeidsovereenkomstenbesluit, in de regel de aanwezigheid op het werk in redelijkheid niet kunnen worden verlangd van een werkne(e)m(st)er die tijdig, onder opgaaf van redenen, toestemming voor het opnemen van een vrije dag heeft gevraagd voor de viering van een voor hem of haar belangrijke religieuze feestdag. Dit zal alleen anders kunnen zijn wanneer te verwachten valt dat het dienstbelang trnstig wordt geschaad door de afwezigheid van de betrokkene op die dag.
Dit (poort ook met de uitspraak van de Hoge Raad met betrekking tot de situatie voor werknemers in de particuliere sector,' van 30 maart 1984, AB 1984 nummer 366. In dit arrest heeft de Hoge Raad het volgende overwogen: ...."De volgens andere godsdiensten geldende feestdagen kunnen niet met de algemeen erkende christelijke feestdagen op een lijn worden gesteld voor de beantwoording van de vraag of eer >rkgever bevoegd is op die andere feestdager, werkzaamheden te verlanren van individuele, naar de betreffende godsdienst levende, werknemers. Echter zal - daargelaten specifieke regelingen in de arbeidsvoorwaarden - in de regel de aanwezigheid op het werk in redelijkheid niet kunnen worden verlangd van ten werknemer die tijdig tevoren, onder opgaaf van redenen, toesteir•ing voor het opnemen van een snipperdag heeft gevraagd voor de viering van een voor hem belangrijke godsiienstige- feestdag. Dit zal anders kunnen zijn indien te verwachten valt dat de gang van zaken in het bedrijf ernstig zal worden geschaad door de afwezigheid van de betrokken werknemer op die dag. Of dit laatste afwijking van vorenbedoelde regel wettigt, zal naar de omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld." Ik verzoek u in voorkomende gevallen met bovenstaande rekening te willen houden «n doen houden en daartoe aan deze brief ruime bekendheid te geven binnen uw departement.
^ DE MINISTER f i X BIKN^N'LASDSE 1AKFN ,
Bijlage 6.
Enige bepalingen uit de Wet op de ondernemingsraden
ARTIKEL 23 1. De ondernemer en de ondernemingsraad komen met elkaar bijeen binnen twee weken nadat hetzij de ondernemingsraad hetzij de ondernemer daarom onder opgave van redenen heeft verzocht. Bij bezwaar van één van beiden beslist de bedrijfscommissie. 2. De ondernemer en de ondernemingsraad komen ten minste zesmaal per kalenderjaar in vergadering bijeen. 3. In de in de voorgaande leden bedoelde vergaderingen worden de aangelegenheden, de onderneming betreffende, aan de orde gesteld, ten aanzien waarvan hetzij de ondernemer, hetzij de ondernemingsraad overleg wenselijk acht of waarover ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde overleg tussen de ondernemer en de ondernemingsraad moet plaatsvinden. De ondernemingsraad is b«voegd omtrent de bedoelde aangelegenheden voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Onder de aangelegenheden, de onderneming betreffende, is niet begrepen het beleid ten aanzien van, alsmede de uitvoering van een bij of krachtens een wettelijk voorschrift aan de ondernemer opgedragen publiekrechtelijke taak, behoudens voor zover deze uitvoering de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame personen betreft. 4. De ondernemingsraad is ook buiten de in het eerste en tweede lid bedoelde vergaderingen bevoegd aan de ondernemer voorstellen te doen omtrent de in het derde lid bedoelde aangelegenheden. Een dergelijk voorstel wordt schriftelijk en voorzien van een toelichting aan de ondernemer voorgelegd. De ondernemer beslist over het voorstel niet dan nadat daarover ten minste éénmaal overleg is gepleegd in een vergadering als bedoeld in het eerste of tweede lid. Na het overleg deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed aan de ondernemingsraad mee, of en in hoeverre hij overeenkomstig het voorstel zal besluiten. Wanneer de ondernemer of de ondernemingsraad te kennen geeft daarop prijs te stellen, wordt het besluit in een overlegvergadering kenbaar gemaakt. 5. Het overleg wordt voor de ondernemer gevoerd door de bestuurder van de onderneming. Wanneer een onderneming meer dan één bestuurder heeft, bepalen dezen te zamen wie van hen overleg pleegt met de ondernemingsraad. 6 De in het vorige lid bedoelde bestuurder kan zich in geval van verhindering of ten aanzien van een bepaald onderwerp laten vervangen door een medebestuurder. Heeft de onderneming geen meerhoofdig bestuur, dan kan de bestuurder zich bij verhindering doen vervangen door een persoon als bedoeld in artikel 24, tweede lid, of door een in de onderneming werkzame persoon die beschikt over bevoegdheden om namens de ondernemer overleg te voeren met de ondernemingsraad. 7 De bestuurder of degene die hem vervangt kan zich bij het overleg laten bijstaan door een of meer medebestuurders, personen ais bedoeld in artikel 24, tweede lid, of in de onderneming werkzame personen.
- 2-
ARTIKEL 24
1. In de in artikel 23 bedoelde vergaderingen wordt tenminste tweemaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming besproken. 2. Indien de onderneming in stand wordt gehouden door een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, zijn bij de in het eerste lid bedoelde besprekingen de commissarissen van de vennootschap, als die er zijn, dan wel een of meer vertegenwoordigers uit hun midden aanwezig. Wordt ten minste de helft van de aandelen van de vennootschap middellijk of onmiddellijk voor eigen rekening gehouden door een andere vennootschap, dan rust de hiervoor bedoelde verplichting op de bestuurders van de laatstbedoelde vennootschap, dan wel op een of meer door hen aangewezen vertegenwoordigers. Wordt de onderneming in stand gehouden door een vereniging of een stichting, dan zijn de bestuursleden van die vereniging of die stichting, dan wel een of meer vertegenwoordigers uit hun midden aanwezig. De ondernemingsraad kan in een bepaald geval besluiten, dat aan dit lid geen toepassing behoeft te worden gegeven. 3. Het in het vorige lid bepaalde geldt niet ten aanzien van een onderneming die in stand wordt gehouden door een ondernemer die ten minste vijf ondernemingen in stand houdt waarvoor een ondernemingsraad is ingesteld waarop de bepalingen van deze wet van toepassing zijn, dan wel door een ondernemer die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemers die te zamen ten minste vijf ondernemingsraden hebben ingesteld waarop de bepalingen van deze wet van toepassing zijn.
ARTIKEL 27
1 De ondernemer behoeft de instemming van de ondernemingsraad voor elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van: a een reglement als bedoeld in artikel 1637J van het Burgerlijk Wetboek; b een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering, een winstdelingsregeling of een spaarregeling; c. een werktijd- of een vakantieregeling; d. een belonings- of een functiewaarderingssysteem; e. een regeling op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of het welzijn in verband met de arbeid; f. een regeling op het gebied van het aanstellings-, ontslag- of bevorderingsbeleid; g. een regeling op het gebied van de personeelsopleiding; h. een regeling op het gebied van de personeelsbeoordeling; i. een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk; j. een regeling op het gebied van het werkoverleg; k. een regeling op het gebied van de behandeling van klachten; 1. een regeling met betrekking tot de positie van jongeren in de onderneming, een en ander voor zover betrekking hebbende op alle of een groep van de in de onderneming werkzame personen. 2. De ondernemer legt het te nemen besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben. De ondernemingsraad beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste éénmaal overleg is gepleegd in een vergadering als bedoeld in artikel 23. Wanneer de ondernemer of de ondernemingsraad te kennen geeft daarop prijs te stellen, wordt de beslissing in een overlegvergadering kenbaar gemaakt. Na de beslissing van de ondernemingsraad deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk aan de ondernemingsraad mee, of en in hoeverre hij het voorgenomen besluit zal nemen. 3. De in het eerste iid bedoelde verplichting geldt niet, indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst. Met een collectieve arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een regeling van arbeidsvoorwaarden, vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. 4. Wordt ten aanzien van een te nemen besluit de instemming van de ondernemingsraad niet verkregen, dan kart de ondernemer zich tot de bedrijfscommissie wenden met h@t verzoek het besiuit goed te keuren De goedkeuring van de bedrijfscommissie treedt in de plaats van de instemming van de ondernemingsraad. 5 Een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat genomen is zonder dat ten aanzien daarvan de vereiste instemming van de ondernemingsraad, onderscheidenlijk de goedkeuring van de bedrijf scommissie, dan wei in beroep de goedkeuring van Onze Minister is verkregen, is nietig. De nietigheid geldt uitsluitend, indien de ondernemingsraad binnen een maand nadat hem gebleken is dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan het besluit, tegenover de ondernemer schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. Is de ondernemer van oordeel, dat het beroep op de nietigheid ten onrechte is gedaan, dan kan hij binnen een maand aan de kantonrechter bij verzoekschrift een beslissing ter zake vragen. Van een beschikking van de kantonrechter staat uitsluitend beroep in cassatie open. De rechter kan de ondernemingsraad niet in de proceskosten veroordelen.
- 4 -
ARTIKEL 28 1 De ondernemingsraad bevordert zoveel als in zijn vermogen ligt de naleving van de voor de onderneming geldende voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, alsmede van de voorschriften ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de in de onderneming werkzame personen. 2 De ondernemingsraad bevordert voorts naar vermogen het werkoverleg, als-
mede het overdragen van bevoegdheden in de onderneming, zodat de in de onderneming werkzame personen zoveel mogelijk worden betrokken bij de regeling van de arbeid in het onderdeel van de onderneming waarin zij werkzaam zijn. 3. De ondernemingsraad waakt in het algemeen tegen discriminatie in de onder-
neming en bevordert in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de onderneming.