STICHTING VAN DE ARBEID
Bezuidenhoutseweg 60 Postbus go405 2509 LK
DEN HAAG
070 - 3 499 577
Aan de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 LV DEN HAAG
Den Haag
070 - 3 499 796
[email protected] www.stvda.nl
: 11 april 20 11
Ons kenmerk : S.A. 1 1.023.73 EvNJS
Uw kenmerk
:
Betrefi
: Onderzoek evaluatie WIA
Geachte dames en heren, De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) is op 1 januari 2006 ingevoerd. In het eindrapport Onderzoek evaluatie WU' wordt verslag gedaan van de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. De Stichting van de Arbeid heeft kennisgenomen van dit eindrapport en de reactie van het kabinet hierop in de brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) d.d. 25 maart 201 1. Voor een aantal zaken vragen de werkgevers- en werknemersorganisaties van de Stichting van de Arbeid in gezamenlijkheid uw aandacht. Deze worden in deze brief uiteengezet.
Minder dan 35% arbeidsongeschikt verklaarde werknemers (35-min) Sociale partners hebben de verantwoordelijkheid op zich genomen voor de re-integratie en het behoud voor werk van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard. De evaluatie van de WIA toont aan dat de werkhervatting van de groep 35min een positieve trend laat zien: 62% van de groep 35-min is na de WIA-beoordeling aan het werk2. In het eerste Regioplan-onderzoek uit 2007 was dit percentage nog 46%3. Re-integratie bij een andere werkgever (tweede spoor) komt relatief gezien nog weinig voor. Dit percentage ligt op ongeveer 15%. De Stichting van de Arbeid vindt een verdere vergroting van (duurzame) werkhervatting voor 35-mimers zeer belangrijk en heeft de ambitie om de positieve trend in de werkhervatting van 35-minners voort te zetten. Zij heeft daarom Aanvullende conclusies,
I
AStri en Ecorys, Onderzoek evaluatie WH,januari 201 1. Regioplan, 35-min op weg naar werk. De arbeidsmarktpositie van 35-minners vanaf 2006, februari 2009. Regioplan, Onderzoek naar de re-integratie van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, januari 2007.
De Stichting van de Arbeid is het overlegorgaan van de centrale organisaties van werkgevers en werknemers: Vereniging VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland, FNV, CNV en Vakcentrale MHP
STICHT1N6 VAN DE ARBEID
aanbevelingen en adviezen 35-min geformuleerd4. Hieronder zijn haar adviezen aan het kabinet kort samengevat. Inzet no-riskpolis uitbreiden Uit onderzoek dat de Stichting van de Arbeid heeft laten doen naar de Gezondheidsbeleving en werkhervatting van 35-minners blijkt dat een deel van de groep 35-mimers met een lage opleiding, laag inkomen, relatief veel beperkingen en veelal een slechte gezondheidsbeleving een kwetsbare uitgangspositie voor werkhervatting heeft. Eén van de conclusies is dat deze 35-mimers al gedurende de ziekteperiode meer intensieve ondersteuning nodig hebben om het werk te kunnen hervatten. De Stichting zal het kabinet daarom adviseren om met name voor deze 35-mimers de mogelijkheid te onderzoeken om de no-riskpolis al vóór de WIA-claimbeoordeling in te kunnen zetten als re-integratieinstrument. Tevens wordt het kabinet geadviseerd om de no-riskpolis, die van toepassing is ingeval van re-integratie van een 35-mimer bij een andere werkgever in de periode ná de WIAclaimbeoordeling, ook van toepassing te laten zijn op re-integratie bij de eigen werkgever. Dit, om het risico van een nieuwe loondoorbetalingsperiode af te dekken en daarmee het ontslag van 35-mimers te voorkomen. Schatting realistischer maken In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de re-integratie en behoud voor werk van 35-mimers heeft de Stichting van de Arbeid onderzoek laten doen naar de werking van het aangepaste Schattingsbesluit ( ~ s B ) ~ De. Stichting van de Arbeid constateert op basis van dit onderzoek dat het theoretische karakter van het aSB ertoe leidt dat vooral werknemers die op het moment van ziekmelding een laag loon en een lage opleiding hebben met relatief veel beperkingen toch minder dan 35% arbeidsongeschikt worden verklaard. Zo komen werknemers - wanneer nog benutbare mogelijkheden worden vastgesteld - met een inkomen tot 1,5 keer wettelijk minimumloon (Wml) relatief vaak in de groep 35-min terecht. De Stichting van de Arbeid is van mening dat de verdiencapaciteit zoveel als mogelijk op basis van een realistisch perspectief moet worden vastgesteld en zal het kabinet daarom verzoeken het Schattingsbesluit hierop te bezien. In het CBBS is de Nederlandse arbeidsmarkt onderverdeeld in vijf regio's. Volgens de huidige schattingssystematiek moet een functie die wordt geduid als door de betrokkene te vervullen in heel Nederland, dus in elk van de vijf regio's te vinden zijn. In de praktijk komt het echter voor dat functies die op het eerste oog identiek lijken bij nadere beschouwing per regio kunnen verschillen. Bijvoorbeeld omdat het loon verschilt of omdat De Aanvullende conclusies, aanbevelingen en adviezen 35-min zijn een uitbreiding op de Praktische conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de rondetafelgesprekken over re-integratie en behoud voor werk van werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, Stichting van de Arbeid, 6 maart 2008. De Aanvullende conclusies zijn te vinden in de bijlage bij deze brief. UWV-onderzoek, Schatting effect aangepaste Schatlingsbesluit op aandeel ajivijzingen WIA, september 2009. Zie ook Regioplan Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners, mei 2010.
STICHTING VAN DE ARBEID
er andere opleidingseisen aan worden gesteld. De Stichting van de Arbeid vindt het daarom redelijk als in de schattingssystematiek het uitgangspunt wordt gehanteerd dat iemand geschat wordt op functies die voorkomen in de regio waarin hij woont. De Stichting van de Arbeid heeft al voor de invoering van de WIA gesteld dat de aanpassing van het Schattingsbesluit een wezenlijk effect zou bewerkstelligen vanwege het vergroten van het theoretische karakter van de beoordeling van arbeidsongeschiktheid6. Zij doelde onder andere op de wijziging voor de vaststelling van de restverdiencapaciteit toen het minimaal vereiste aantal arbeidsplaatsen in minimaal drie passende functies is verlaagd van 30 (10x 3) naar 9 (3x3).
Instroom volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikte werknemers (80-100% WGA) De Stichting van de Arbeid vindt het opvallend dat uit de evaluatie van de WIA blijkt dat de groep die volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is veel groter is dan verwacht, namelijk 75% van de totale WGA-instroom. Van deze groep wordt 22% op een later moment alsnog als volledig duurzaam arbeidsongeschikt beoordeeld en stroomt dan in de IVA in, de regeling voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten. De Stichting van de Arbeid acht het van belang dat wordt onderzocht hoe het komt dat de instroom in de categorie 80-100% WGA zo hoog is. In deze categorie horen alleen werknemers ingedeeld te worden die weliswaar volledig arbeidsongeschikt zijn verklaard maar ook een meer dan geringe kans op herstel hebben. Uit de bezwaren tegen de beslissing om een werknemer in te delen in de categorie 80-100% WGA blijkt dat 13% van de werkgevers vindt dat betrokkene had moeten instromen in de IVA. De Stichting van de Arbeid kan zich daarom vinden in het kabinetsvoornemen om te onderzoeken hoe het komt dat relatief vaak sprake is van indeling in de categorie volledige maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid om daarmee een duidelijker beeld te krijgen over de mogelijkheden tot werkhervatting van deze groep enlof de doorstroom naar de IVA. Zij verzoekt het kabinet om in de tussentijd de beoordelingen 80-100% WGA te laten toetsen door een beslissingsautoriteit zoals tot 1 januari 201 1 ook de IVAbeoordelingen door een beslissingsautoriteit zijn getoetst.
Vangnetters Uit de evaluatie van de WIA maakt de Stichting van de Arbeid op dat de zogeheten vangnetters7 die zonder dienstverband vanuit de Ziektewet (ZW) in de WIA instromen een hoog percentage van het WIA-volume uitmaken. Zij dragen voor 46% bij aan de instro stroom^, terwijl zij 20% van de beroepsbevolking vormen. Ook is het percentage vangnetters dat werk hervat lager ten opzichte van het percentage werknemers met een werkgever dat werk hervat. Van de 35-mimers en WGA-gerechtigden die afkomstig zijn Brief van de Stichting van de Arbeid aan de Tweede Kamer d.d. 1 juni 2004 over Aanpassing Schattingsbesluit WAO.
vangnetters zijn onder andere WW-gerechtigden en tijdelijke krachten zonder werkgever (uitzendkrachten en werknemers met een contract voor bepaalde tijd) die ziek worden. 49% van de WGA-instroom en 34% van de IVA-instroom.
STICHTING VAN DE ARBEID
uit het vangnet-ZW is een derde aan het werk. Van de 35-mimers en WGAgerechtigden met een werkgever werkt tweederde. De minister van SZW geeft in zijn brief d.d. 8 maart 201 1 over het Wetsvoorstel anticumulatie ZW en WW aan dat de uitkomsten voor hem aanleiding zijn om de activerende werking van de ZW te versterken en welke maatregelen hij in dit kader wil treffen. De minister geeft aan dat hij sociale partners zal betrekken bij de uitwerking van de voorstellen die hij wil omzetten in een wetsvoorstel. De Stichting van de Arbeid merkt hierbij op dat de ZW als een op zichzelf staande wet moet worden beschouwd, los van de WIA. Het ziektebegrip in de ZW sluit aan bij wetgeving die van toepassing is bij ziekte - zoals de Wet Uitbreiding Loondoorbetaling bij Ziekte (WULBZ) en de Wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte (VLZ) - en niet bij wetgeving die van toepassing is bij arbeidsongeschiktheid. Deze wetten dienen dan ook los van elkaar beschouwd te worden. Met dit in gedachte wil de Stichting van de Arbeid hieronder een aantal opmerkingen ten aanzien van de vangnetters plaatsen. Zo vraagt de Stichting zich af hoe de hoge instroom in de WIA vanuit het vangnet-ZW is ontstaan en op welke wijze betrokkenen in het vangnet-ZW terecht zijn gekomen. Zij acht het van belang dat er meer inzicht komt in de samenstelling en achtergrond van de groep zieke vangnetters, de mogelijkheden en instrumenten die UWV tot zijn beschikking heeft om zieke vangnetters te re-integreren en de belemmeringen in wet- en regelgeving van de ZW zelf. Daarbij stelt de Stichting zich vragen als in welke situatie verkeerden zieke vangnetters voor de WIA-claimbeoordeling, hadden zij voorheen ook al een arbeidsongeschiktheidsverleden? De rapportage Dienstverlening op maat van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) en het onderzoeksrapport Evaluatie van de WIA van EcorysIAstri bieden dit inzicht niet. Dit geldt eveneens voor de studie van de werkgroep SZW - U W welke zich beperkt tot het definiëren van de groep zieke vangnetters en de problematiek waarmee deze groep te maken heeft (i.c. het moeilijk kunnen vinden van werk bij een andere werkgever). De Stichting van de Arbeid is van mening dat dit inzicht nodig is om af te kunnen wegen of, en zo ja welke maatregelen effectief kunnen zijn bij het verminderen van de instroom vanuit het vangnet-ZW in de WIA en het bevorderen van de werkhervatting van zieke vangnetters. De Stichting acht het van belang te benadrukken dat de wettelijke taak ten aanzien van de uitvoering van het vangnet-ZW bij UWV ligt. Deze wettelijke taak omvat niet alleen het verstrekken van de ziektewetuitkering maar ook de verzuimbegeleiding en de reintegratie van vangnetters. U W heeft een belangrijke verantwoordelijkheid in de activering; de vraag is dan ook of U W de juiste stappen kan zetten met de huidige wet- en regelgeving en met de huidige instrumenten en middelen mede met het oog op de recentelijk aangekondigde bezuinigen op u w 9 .
Zie de brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 14 maart 201 1 over Invulling hoofdlijnen taakstelling SZW-domein 2012-2015.
STICHTING 'AN DE ARBEID
De Stichting vindt het goed dat U W een plan van aanpakt0heeft opgesteld om de kwaliteit van re-integratie te verbeteren. De minister heeft zijn vertrouwen uitgesproken dat UWV erin slaagt tot een meer voortvarende en succesvolle re-integratie van langdurig zieke werklozen te komen.
In zijn brief d.d. 8 maart 201 1 geeft de minister aan over de uitwerking van de voornemens tot een meer activerende werking van de Ziektewet in overleg te zullen treden met sociale partners en vertegenwoordigers van de uitzendbranche. De Stichting pleit ervoor de resultaten van de verbeterde aanpak UWV en de uitkomsten van het dossieronderzoek, dat meer inzicht moet verschaffen in de mate waarin vangnetters re-integratiemogelijkheden hebben en in de gewenste richting van interventies door UW",hierbij te betrekken. De Stichting van de Arbeid gaat er vanuit dat de minister bij wijziging van de ZW het oordeel van sociale partners zwaar zal laten wegen.
Uitvoering van de WGA In de tussenevaluatie concluderen de onderzoekers dat er in de onderzochte periode geen reëel verschil in WGA-risico aantoonbaar is tussen publiek en privaat verzekerde werkgevers. Als rekening wordt gehouden met de omvang van de bedrijven en gekeken wordt naar het WGA-risico van de onderliggende werknemerspopulaties, dan blijkt dat onder de werknemers van privaat verzekerde bedrijven het WGA-risico nauwelijks verschilt van dat onder de werknemers van publiek verzekerde bedrijven. Overigens hebben privaat verzekerde werkgevers die reeds onder de WAO eigenrisicodrager waren, wel een lagere WGA-instroom dan werkgevers die pas onder de WGA overgingen tot eigenrisico dragen. De oorzaak hiervan is onbekend. Uit de kabinetsreactie op de evaluatie van de WIA maakt de Stichting op dat het kabinet geen aanleiding ziet om de financieringsstructuur van de WGA (het hybride systeem) te wijzigen. Als reden hiervoor wordt aangevoerd dat op basis van de Tussenevaluatie WGA geen ondersteuning te vinden is voor de verwachting dat volledig private uitvoering van de WGA tot betere resultaten op het terrein van preventie en re-integratie zal leiden. Tevens wordt aangevoerd dat de opbrengsten van privatisering ongewis zijn terwijl zeker sprake zal zijn van overgangskosten12. Wel stelt het kabinet voor om het speelveld tussen private verzekeraars en UWV te verbeteren. Het kabinet wil dit doen door de publieke WGA-premie voor grote ondernemingen te verhogen en beide partijen te vragen meer transparantie te betrachten over de kosten publiek en privaat. Dit kan de marktwerking en de keuzevrijheid voor werkgevers voor een publieke of private WGA-verzekering bevorderen.
'O
l1 l2
UWV, Plan van aanpak verbeterplan ZW/arborol, bijlage bij de brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 6 september 2010 over Ontwikkelingen vangnet-ZW. Zie de brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer d.d. 6 september 2010 over Ontwikkelingen vangnetZW. Deze kosten bedragen 3,s miljard tot 12 miljard cumulatief voor respectievelijk het deel van de WGA dat nu al privaat kan en de volledige privatisering van de WGA.
STICHTING VAM DE ARBEID
De Stichting ondersteunt de doelstellingen van de WGA; een effectieve preventie en reintegratie en daardoor beperking van de schadelast. Zij vindt dat werkgevers en werknemers (op termijn) optimaal moeten kunnen profiteren van de mogelijkheid van een sluitende ketenaanpak om hun verantwoordelijkheden ten aanzien van ziekte en arbeidsongeschiktheid te kunnen vervullen. De Stichting van de Arbeid constateert dat het kabinet thans er de voorkeur aan geeft om te komen met voorstellen om het speelveld tussen private verzekeraars en U W te verbeteren. De Stichting heeft bezwaren tegen het kabinetsvoorstel om de publieke minimumpremie WGA voor grote ondernemingen te verhogen. De Stichting vraagt zich af wat de rechtvaardigingsgrond hiervoor is; grote publiek verzekerde werkgevers, die goed presteren in het beperken van langdurig ziekteverzuim en WGA-risico en het bevorderen van werkhervatting, worden met dit voorstel ten onrechte geconfronteerd met een hogere premie. Een dergelijke maatregel doet afbreuk aan de bedoeling van de prikkels in de WIA waarbij geldt dat de premie is te beheersen door het voorkomen of laag houden van de arbeidsongeschiktheidsinstroom. Bovendien heeft het consequenties voor het WGApremieverhaal. Werknemers die werkzaam zijn in grote ondernemingen en waarop de WGA-premie wordt verhaald, zullen meer premie gaan betalen. De Stichting van de Arbeid onderschrijft de behoefte aan een kostendekkende premie. In het kader van het toewerken hiernaar heeft de Stichting van de Arbeid behoefte aan meer inzicht in de totstandkoming van de premiestelling van U W en verzekeraars. Een premieschok vernietigt de prikkel voor werkgevers om de arbeidsongeschiktheidslast te beperken. Dat gebeurde bijvoorbeeld in september 2009, toen UWV de minimumpremie 2010 voor kleine werkgevers zonder arbeidsongeschiktheidslast meer dan verdubbelde ten opzichte van 2009. Transparantie in de premiestelling moet dit in de toekomst voorkomen. De Stichting kan zich vinden in de oplossingen die het kabinet onderzoekt om werkgevers voldoende tijd te geven in de keuze tussen de publieke of private verzekering, namelijk door eerdere bekendmaking van de premie door U W en door verruiming van de aanmeldtermijn voor eigenrisicodragen. De Stichting wijst het kabinetsvoorstel om het aantal overstapmomenten terug te brengen van twee keer per jaar naar één keer per jaar echter af. Dit voorstel beperkt de keuzevrijheid van werkgevers en biedt geen oplossing voor de belemmeringen die zij ervaren in het hybride stelsel. Ook heeft de Stichting behoefte aan meer inzicht in de keuzemogelijkheden en de consequenties van de keuze voor het eigenrisicodragerschap of de publieke verzekering.
Taakstelling SZW met betrekking tot de WIA In zijn brief d.d. 14 maart 201 1 over de Invulling hoofdlijnen taakstelling SZW 20122015 geeft de minister aan dat hij de deskundigenoordelen van UWV meer kostendekkend wil maken. De Stichting van de Arbeid hecht grote waarde aan de mogelijkheid voor werkgevers en werknemers om een deskundigenoordeel aan te vragen. Zij is van mening dat de prijs niet zo hoog mag zijn dat men hiervan afziet.
STKHTIM VAN DE ARBEID De Stichting kan zich vinden in de afschaffing van de dubbele toetsing van de IVAbeoordelingen door een beslissingsautoriteit. Daarentegen pleit zij ervoor om tijdelijk een dubbele toetsing door een beslissingsautoriteit voor 80-100% WGA-geïndiceerden in te voeren. De redenen hiervoor zijn eerder in deze brief aangegeven. Verder geeft de minister aan te willen bezien of meer efficiency kan worden bereikt bij het toetsen van re-integratieverslagen, bijvoorbeeld door verslagen selectiever te toetsen of door het opleggen van één format voor de re-integratieverslagen. De Stichting kan zich vinden in streven naar meer efficiency in de administratieve processen. De Stichting is echter gekant tegen het voorstel om selectiever te toetsen vanwege de zorgvuldigheid die per individuele werknemer bij de re-integratie moet worden betracht. Tot slot is de Stichting van mening dat de kabinetsreactie op het deskundigenrapport van de ILO inzake de strijdigheid van de WIA met verdrag nr. 121 bij de evaluatie van de WIA betrokken dient te worden. De Stichting van de Arbeid is altijd bereid bovenstaande mondeling toe te lichten. Hoogachtend,
BOVE M. A. Mooren secretaris Bijlage: Aanvullende conclusies, aanbevelingen en adviezen 35-min
Een afschrift van deze brief wordt gestuurd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.G.J. Kamp.