Stichting Shell Pensioenfonds
Jaarverslag 2010 62ste boekjaar
Contact Stichting Shell Pensioenfonds Postbus 65 2501 CB Den Haag Nederland E-mail: Internetsite: Internetsite (English):
[email protected] www.shell.nl/pensioenfonds www.shell.nl/pensioenfonds-en
Handelsregister Den Haag no. 41151226 BTW no. NL002870782B01
Inhoudsopgave Belangrijke cijfers
2
Verslag van het Bestuur Financiële positie Beleid Beleggingen Pensioenen Risicobeheer Bestuursaangelegenheden Bestuur Deelnemersraad
3 3 6 8 11 15 17 17 19
Verantwoording en toezicht Verslag visitatiecommissie (Intern Toezicht) Oordeel van het Verantwoordingsorgaan Reactie van het Bestuur
20 20 21 23
Geconsolideerde jaarrekening 2010 Geconsolideerde balans Geconsolideerd totaalresultaat Geconsolideerd kasstroomoverzicht Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
24 25 26 27 28 61 61 61 63
Historisch overzicht 2001 - 2010
65
Bijlagen Bijlage 1: Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht Bijlage 2: Personalia en benoemingen Bijlage 3: Begrippenlijst
66 66 68 70
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
1
Belangrijke cijfers 2010
2009
10.933 19.471 13.051 263 5.970 187 6.855 37.259
11.517 19.562 13.124 264 5.967 207 6.616 37.695
2010
2009
15.473
10.598
336 6 1.454 842 (628) (2) (31) (7) 2 1.972
2.302 2 587 2.648 (624) (1) (26) (5) (8) 4.875
Vermogen op 31 december
17.445
15.473
Voorziening pensioenverplichtingen
14.183
12.978
Dekkingsgraad
123%
119%
Algemene Reserve
3.262
2.495
14,8%
27,5%
Aantallen op 31 december Actieve deelnemers Ingegane pensioenen - ouderdom - arbeidsongeschiktheid - partner - wezen Gewezen deelnemers met premievrije aanspraken Totaal Financiële gegevens € miljoen Vermogen op 1 januari Toevoegingen en onttrekkingen Werkgevers- en deelnemerspremies Waardeoverdrachten van derden Inkomsten uit beleggingen Waardewijziging beleggingen Uitgekeerde pensioenen Waardeoverdrachten naar derden Vermogensbeheerkosten Uitvoeringskosten Rentebaten en -(lasten) Mutatie vermogen
Rendement op gemiddeld belegd vermogen (na kosten vermogensbeheer)
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
2
Verslag van het Bestuur Financiële positie In 2010 steeg de dekkingsgraad van 119 procent naar 123 procent. De voorziening pensioenverplichtingen steeg van € 12.978 miljoen naar € 14.183 miljoen. De belangrijkste oorzaken van deze stijging waren de daling van de rente en de stijging van de levensverwachting. De rentetermijnstructuur daalde van gemiddeld 3,87 procent (ultimo 2009) naar gemiddeld 3,46 procent (ultimo 2010) en de voorziening onzekerheid sterftetrend werd verhoogd van 1,7 procent naar 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Het vermogen steeg met € 1.972 miljoen van € 15.473 miljoen naar € 17.445 miljoen. Deze toename werd met name veroorzaakt doordat een beleggingsrendement van 14,8 procent werd gerealiseerd. Het totaal eigen vermogen is gestegen van € 2.495 miljoen naar € 3.262 miljoen. Onderstaande grafieken tonen de ontwikkeling van de dekkingsgraad, de daarbij behorende gemiddelde rentetermijnstructuur (marktrente) en de ontwikkeling van het eigen vermogen. Ontwikkeling dekkingsgraad 130%
5% 4%
120% 115%
3%
110%
2%
Marktrente
Dekkingsgraad
125%
105% 1%
100% 95%
0% 31-12-2009
31-03-2010
Dekkingsgra ad
30-06-2010
30-09-2010
Minimaa l vereiste dekkingsgraa d
31-12-2010
Vereiste dekkingsgra ad
Ma rktrente
-/- 259
-/- 37
2.267
3.500 2.495
-/- 167
-/- 1.144
Rentetoevoeging pensioenverplichtingen
Wijziging rentetermijnstructuur
2.500
Beginstand
3.000
-/- 252
23
3.262
Eindsta nd
336
4.000
Overig
Ontwikkeling eigen vermogen (in miljoenen euro)
2.000 1.500 1.000 500
Begin/eindstand
Jaarverslag 2010
Afna me eigen vermogen
Verhoging voorziening onzekerheid sterftetrend
Indexatie
Pensioenopbouw
Premie
Beleggingsopbrengsten
0
Toename eigen vermogen
Stichting Shell Pensioenfonds
3
Gedurende het jaar was er veel onrust op de financiële markten waardoor de dekkingsgraad vanaf het tweede kwartaal daalde. Het dieptepunt werd eind augustus bereikt met een dekkingsgraad van 107 procent. Deze daling werd voornamelijk veroorzaakt doordat de rente daalde van gemiddeld 3,87 procent primo 2010 naar gemiddeld 2,52 procent ultimo augustus. Daarna herstelde de dekkingsgraad zich weer om op bijna 123 procent te eindigen per 31 december 2010. De dekkingsgraad ligt ultimo 2010 nog net beneden de vereiste dekkingsgraad van 124 procent, zoals berekend op basis van de strategische beleggingsmix. Er is derhalve sprake van een beperkt reservetekort. In het gecombineerde korte- en langetermijnherstelplan is beschreven hoe Stichting Shell Pensioenfonds (het Pensioenfonds) verwacht de dekkingsgraad binnen een termijn van uiterlijk drie jaar (ultimo 2011) op het minimaal wettelijk vereiste niveau en in vijftien jaar (ultimo 2023) op het wettelijk vereiste niveau te brengen. De ontwikkeling van de dekkingsgraad was, over het gehele jaar bezien, beduidend gunstiger dan in het door DNB goedgekeurde herstelplan werd voorzien. De reële dekkingsgraad, dat is de dekkingsgraad waarbij rekening is gehouden met inflatieverwachtingen steeg van 83 procent per 31 december 2009 naar 88 procent per 31 december 2010. Actuariële analyse van het resultaat over 2010 € miljoen
Baten
Beleggingen/marktrente Indexatie Premies en pensioenopbouw Waardeoverdrachten Uitkeringen Uitvoeringskosten Kanssystemen (arbeidsongeschiktheid en sterfte) Wijziging reserveringsmethodiek en overig Saldo
2.298 336 6 19 2.659
Winst Lasten Mutaties in voorziening (Verlies) (31) (1.311) 956 (37) (37) (19) (259) 58 (2) (5) (1) (628) 628 (7) 12 5 19 38 (252) (252) (687) (1.205) 767
In 2010 is een positief resultaat geboekt van € 767 miljoen. Dit resultaat kan als volgt worden onderverdeeld: Beleggingen/marktrente (+ € 956 miljoen) Het resultaat op beleggingen/marktrente in 2010 is gelijk aan: - De beleggingsopbrengsten na kosten vermogensbeheer: - De benodigde rentetoevoeging aan voorziening pensioenverplichtingen (1-jaarsrente van 1,303 procent): - Stijging voorziening pensioenverplichtingen door daling marktrente van 3,87 procent naar 3,46 procent: Per saldo:
€ 2.267 miljoen -/- €
167 miljoen
-/- € 1.144 miljoen € 956 miljoen
Indexatie (-/- € 37 miljoen) Voor de pensioenelementen die een onvoorwaardelijke indexatie kennen wordt op voorhand gefinancierd. Voor de voorwaardelijke indexatie wordt op voorhand niet gefinancierd. De pensioenelementen die een voorwaardelijke indexatie kennen zijn in 2010 overeenkomstig de ambitie (= toename van het afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens) met 0,8 procent verhoogd. Als gevolg van de voorwaardelijke en onvoorwaardelijke indexatie nam de voorziening pensioenverplichtingen met € 58 miljoen toe. Voor de onvoorwaardelijke indexatie was een bedrag van € 21 miljoen beschikbaar; per saldo nam de voorziening pensioenverplichtingen € 37 miljoen toe.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
4
Premies en pensioenopbouw (+ € 58 miljoen) Het resultaat op premies is het saldo van enerzijds de beschikbare premies voor de coming service koopsom en de backservice koopsom en anderzijds de werkelijke stijging van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van het toenemen van de pensioenjaren en van salarisstijgingen. De in de rekening van baten en lasten opgenomen premie bedroeg € 336 miljoen waarvan € 317 miljoen beschikbaar was voor de toename van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van het toenemen van de pensioenjaren en van salarisstijgingen. De resterende € 19 miljoen is om de lasten te dekken die voortvloeien uit het overlijden of arbeidsongeschikt worden in actieve dienst. De werkelijke toename van de voorziening pensioenverplichtingen door het toenemen van de deelnemerstijd bedroeg € 134 miljoen en door salarisstijgingen € 125 miljoen, in totaal was een premie van € 259 miljoen benodigd. Per saldo was de premie ruim toereikend om de pensioenopbouw te dekken en resulteerde in een winst van € 58 miljoen (€ 317 miljoen -/- € 259 miljoen). Waardeoverdrachten (-/- € 1 miljoen) Bij wijziging van werkgever heeft de deelnemer in beginsel het recht om de opgebouwde aanspraken bij de pensioenuitvoerder van zijn oude werkgever over te dragen naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. De inkomende waardeoverdrachten bedroegen € 6 miljoen en de uitgaande waardeoverdrachten € 2 miljoen, per saldo werd € 4 miljoen overgedragen naar het Pensioenfonds. De voorziening pensioenverplichtingen ging met € 5 miljoen omhoog, zodat er een verlies op waardeoverdrachten ontstond van € 1 miljoen. Uitkeringen (€ 0 miljoen) De werkelijke uitkeringen kwamen overeen met de verwachte uitkeringen zodat daar geen winst of verlies op is ontstaan. Uitvoeringskosten (+ € 5 miljoen) In de voorziening pensioenverplichtingen is een opslag van 2 procent opgenomen voor uitbetalingskosten. Deze valt vrij indien er een uitkering wordt verricht. In de feitelijk te betalen premie is geen opslag voor administratiekosten inbegrepen. De opslag van 2 procent over de uitkeringen die beschikbaar is om de uitbetalingskosten te dekken, bedroeg € 12 miljoen. De werkelijke pensioenadministratie- en uitbetalingskosten bedroegen € 7 miljoen zodat per saldo een positief resultaat op kosten resulteerde van € 5 miljoen (= € 12 miljoen -/- € 7 miljoen). Kanssystemen - arbeidsongeschiktheid & sterfte (+ € 38 miljoen) De winst op kanssystemen bestaat uit het resultaat op arbeidsongeschiktheid en het resultaat op sterfte en bedroeg in 2010 € 38 miljoen positief. Wijziging reserveringsmethodiek & overig (-/- € 252 miljoen) De voorziening onzekerheid sterftetrend is verhoogd van 1,7 procent van de voorziening pensioenverplichtingen naar 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit leidde tot een toename van de voorziening pensioenverplichtingen met € 248 miljoen. Overige oorzaken leidde tot een verlies van € 4 miljoen. In totaal een verlies op wijziging reservemethodiek & overig van € 252 miljoen. Saldo (+ € 767 miljoen) Het positief resultaat van € 767 miljoen is toegevoegd aan de algemene reserve. Deze steeg van € 2.495 miljoen ultimo 2009 naar € 3.262 miljoen ultimo 2010.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
5
Beleid Doelstelling Doelstelling van het beleid van het Bestuur is het nakomen van pensioenaanspraken en pensioenrechten, waarbij het streven is ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken waardevast te houden1. De voor dat streven geldende maatstaf is het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens”. In de opzet van de pensioenregeling wordt gestreefd naar eenvoud en transparantie en naar onafhankelijkheid van de ontwikkelingen in de sociale zekerheid. Het Pensioenfonds streeft ernaar deze doelstelling te bereiken met waar mogelijk, lage en stabiele premies. Het strategisch beleggingsbeleid van het Pensioenfonds is erop gericht om binnen aanvaardbare risico’s maximale beleggingsresultaten te genereren, zodat het Pensioenfonds op lange termijn een gezonde financiële positie heeft. Strategisch beleggingsbeleid Om de doelstelling te realiseren stelt het Bestuur van het Pensioenfonds periodiek, in ieder geval elke drie jaar, aan de hand van een Asset Liability Management (ALM) studie het strategisch beleggingsbeleid vast. De vastgelegde strategische gewichten van de beleggingscategorieën en hun onderverdeling naar regio’s vormen de basis voor het beleggingsbeleid. Vermogensbeheerder Shell Asset Management Company B.V. (hierna ‘SAMCo’) is gemachtigd binnen vastgestelde bandbreedtes en risicorichtlijnen van de strategische beleggingsmix af te wijken. In 2009 is, in het kader van de ontwikkeling van het Herstelplan, een ALM-studie uitgevoerd en is er een strategisch beleggingsbeleid vastgesteld. Het Bestuur heeft besloten dat uiterlijk eind 2011 moet zijn overgegaan op de nieuwe strategische beleggingsmix op basis van 65% zakelijke en 35% vastrentende waarden. Het Pensioenfonds gaat bij zijn ALM-studies uit van veronderstellingen die het voor de lange termijn realistisch acht. Voor het rendement op obligaties is het rendement op langlopende staatsleningen het uitgangspunt. Bij de ALM-studie in 2009 is voor het langetermijnrendement op aandelen voor de ontwikkelde markten uitgegaan van een risico-opslag op dit obligatierendement van 3,0 procent (aandelenrisicopremie). Voor specifieke subcategorieën zijn hogere risico-opslagen gehanteerd, bijvoorbeeld voor aandelen Emerging Markets 3,5 procent en voor private equity 4,5 procent. Voor de strategische beleggingsmix bedraagt het verwachte langetermijnrendement exclusief diversificatieeffecten 5,9 procent per jaar, inclusief diversificatie-effecten bedraagt het verwachte langetermijnrendement 6,6 procent per jaar. Zolang de strategische beleggingsmix nog niet is bereikt zal het verwachte rendement op lange termijn dientengevolge iets lager liggen. In combinatie met het overeengekomen financieringsbeleid, volstaan dergelijke rendementen om naar verwachting op lange termijn aan de nominale verplichtingen te kunnen voldoen en de indexatieambitie van het Pensioenfonds voor ingegane en uitgestelde pensioenaanspraken in voldoende mate te kunnen realiseren. Tijdstip en snelheid van overgang naar de nieuwe strategische beleggingsmix hangen mede af van de marktomstandigheden.Tevens heeft het Bestuur, in het kader van de wens van risicoreductie, in 2010 besloten om de nominale liability hedge op te hogen van 21 naar 24 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. In het volgende overzicht is de per 31 december 2010 van toepassing zijnde strategische beleggingsmix opgenomen.
1
Het volledige indexatiebeleid is opgenomen op pagina 43 en 44.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
6
Strategische beleggingsmix per 31 december 2010 Beleggingscategarie Beursgenoteerde aandelen + Alternatieve beleggingen - Beursgenoteerde aandelen - Alternatieve beleggingen (o.a. private equity, vastgoed, hedgefondsen) Vastrentende waarden Kortlopende middelen Totaal
Minimum 55
Strategisch 60
Maximum 65
40
40
50
15 35 -5
20 40 0 100
25 45 5
23,5 11,5
24 12
24,5 12,5
Nominale liability hedge (in % nominale renterisico) Reële liability hedge (in % reële renterisico)
Beleid inzake Verantwoord Beleggen Het Pensioenfonds heeft een beleid inzake Verantwoord Beleggen. Daarbij legt het de nadruk op ‘engagement’ en hanteert het als uitgangspunt de “Global Compact” criteria, die in Verenigde Natiesverband zijn geformuleerd met betrekking tot verantwoord ondernemen. In beginsel worden geen ondernemingen à priori uitgesloten op basis van deze criteria. Het beleid wordt uitgevoerd voor zowel de door SAMCo beheerde als de extern beheerde op de beurs verhandelbare aandelen. Uitbreiding naar andere beleggingscategorieën (obligaties, vastgoed, private equity en andere alternatieve beleggingen) zal stapsgewijs plaatsvinden. Het streven is erop gericht dat het Pensioenfonds, waar mogelijk, stemt bij alle ondernemingen waarin het belegt. Het oefent geen stemrechten uit op aandelen Royal Dutch Shell plc. Uit praktische overwegingen wordt normaliter op afstand gestemd zonder aanwezigheid op aandeelhoudersvergaderingen. Behalve als er aanleiding voor is, zoekt het Pensioenfonds de dialoog met de leiding van ondernemingen zonder de publiciteit te zoeken. Om dit beleid te realiseren maakt het Pensioenfonds gebruik van Hermes EOS, een gespecialiseerde dienstverlener die institutionele beleggers helpt om beleid inzake verantwoord beleggen in praktijk te brengen. In 2010 heeft het Pensioenfonds op afstand gestemd op 4.152 aandeelhoudersvergaderingen. Bij 1.700 van deze aandeelhoudersvergaderingen werd bij een of meer besluiten tegengestemd, voornamelijk op corporate governance onderwerpen, zoals bestuursstructuur, beloningssystemen, vermogensstructuur, succession planning, risicobeheer, kapitaalstructuur en controles. Het betrof ondernemingen wereldwijd. Mede namens het Pensioenfonds werd door Hermes EOS gesproken met 563 ondernemingen over corporate governance en `verantwoord ondernemen´-onderwerpen, waaronder bestuursstructuur, bedrijfscultuur, succession planning, interactie met werknemers en de gemeenschap, gezondheid en veiligheid, kinderarbeid, controversiële wapens, corruptie, klimaatverandering, waterbeheer, bosbeheer en andere onderwerpen betreffende het milieu. Het Pensioenfonds heeft de UN Principles for Responsible Investment ondertekend en is actief lid van Eumedion. Het Pensioenfonds doet ieder kwartaal op de website verslag over de uitvoering van het beleid. Financieringsbeleid Kostendekkende en gedempte premie De kostendekkende premie voor het jaar 2010 is berekend op de per 1 januari 2010 geldende rentetermijnstructuur (gemiddeld 3,9 procent).
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
7
De berekening van de gedempte premie wordt gebaseerd op het verwacht rendement, waarbij geen rekening is gehouden met verwachte extra rendementen als gevolg van diversificatie-effecten. Het verwacht rendement dat is gehanteerd voor de berekening van de gedempte premie voor 2010 bedraagt 5,5 procent. Overzicht premies 2010 (in procenten van de pensioenpremiegrondslag)
Rentetermijnstructuur (gemiddeld) Verwacht rendement Totale premie
Kostendekkende premie (in %) 3,9
Gedempte premie (in %)
35,9
5,5 35,3
Indexatiebeleid Het streven is het waardevast houden van de ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 juli indexatie verleend van maximaal de toename van het ‘afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens’ zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van maart van het voorafgaande jaar tot maart van het lopende jaar. Dat zal in principe gebeuren indien de dekkingsgraad zich op dat moment boven de 105% bevindt en door het toekennen van indexatie niet onder de 105% zou komen. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De indexatieverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Het Pensioenfonds kan besluiten om in aanvulling op de hiervoor vermelde voorwaardelijke indexatie, op basis van andere factoren dan het ‘afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens’ een indexatie te verlenen. Hiervoor is geen maatstaf afgesproken. De bevoegdheid tot het verlenen van een aanvullende indexatie als bedoeld in deze alinea is en blijft ter discretie van het Pensioenfonds. De indexatie kan alleen verleend worden voor zover de financiële positie van het Pensioenfonds dat toelaat.2
Beleggingen Financiële markten in 2010: een tweede jaar van herstel, maar niet zonder haperingen Net als in 2009 klommen financiële markten in 2010 over vrijwel de gehele wereld uiteindelijk uit het dal, zij het onder onrustige omstandigheden. Bedrijfswinsten stegen en de balans van veel bedrijven werd versterkt. Om deze stijgingen mogelijk te maken was net als in 2009 een voortdurende en ongeëvenaarde inspanning van overheden en centrale banken nodig om economieën en markten staande te houden. Dit geheel leidde gedurende het jaar tot een herstel, zij het haperend. De meest directe overheidssteun vond plaats in de Verenigde Staten. Toen cijfers in de zomer duidden op een dip in economische activiteit, en de vrees voor een ‘double dip’ (een tweede recessie) weer toenam, ving de Federal Reserve opnieuw aan met een programma van ‘quantitative easing’ – het op grote schaal inkopen van Amerikaans staatspapier. Na een totaalprogramma van USD 1.250 miljard ter ondersteuning van ‘mortgage-backed securities’ en USD 300 miljard voor de inkoop van langetermijnstaatspapier in 2008 en 2009, werd er in november nog een inkoopprogramma van USD 600 miljard afgekondigd. Dit programma, gekoppeld aan de voortzetting van een reeks fiscale stimuleringsmaatregelen, zorgde mede voor een opleving van aandelenindices gedurende de tweede helft van het jaar. In mei leidden de problemen rondom de Griekse overheidsfinanciën tot een pan-Europese schuldencrisis. Griekenland werd gedwongen een beroep te doen op een noodregeling van de EU en het IMF. De onrust rond Griekenland en een aantal andere Europese landen zorgde ervoor dat 2
Het volledige indexatiebeleid is opgenomen op pagina 43 en 44.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
8
beleggers hun toevlucht namen tot obligaties met een hoge kredietwaardigheid (AAA tot AA). Ook aandelen van financiële instellingen moesten het ontgelden vanwege blootstelling van deze instellingen aan obligaties uit de door de schuldencrisis getroffen landen. De ‘stress test’ voor de bankensector die werd uitgevoerd en het bereiken van een meer dan tijdelijke oplossing in de vorm van een garantiepakket van € 750 miljard, wist vanaf juni de gemoederen meer te bedaren. Deze speelden echter weer op in november, toen Ierland als volgende Europese lidstaat een reddingspakket moest aanvragen. Als gevolg hiervan deden Europese aandelenbeurzen het minder dan die in andere delen van de wereld. Omdat het Pensioenfonds de regio Europa ten opzichte van andere regio’s heeft overwogen, heeft dit de performance in 2010 in negatieve zin beïnvloed. Afwaardering van de kredietwaardigheid (‘downgrade’) van Griekenland door de rating agencies leidde er toe dat Griekenland uit de EMU Government Bond Index werd gehaald. Voor het Pensioenfonds betekende dit dat de beleggingen in Griekse staatsobligaties vanaf dat moment als een ‘off benchmark’ positie werd aangehouden in afwachting van een geschikter moment om deze te verkopen. Uiteindelijk is de positie tegen het einde van 2010 verkocht, hetgeen een kleine winst heeft opgeleverd ten opzichte van verkoop direct na de downgrade in juni 2010. Het economisch herstel in de wereld werd in 2010 gekenmerkt door een tweedeling. Opkomende markten (‘emerging markets’) deden het tot het vierde kwartaal beter dan die in de rest van de wereld. De overheidsfinanciën van deze landen zagen er relatief goed uit, en ook binnenlandse groeicijfers waren aanmerkelijk beter dan die van Westerse landen. Hierdoor was er brede belangstelling voor beleggingen in deze landen. Het Pensioenfonds heeft hiervan in 2010 geprofiteerd door een strategische overweging van emerging markets (in zowel de aandelen - als de vastrentende portefeuille). Overigens stegen, gedreven door deze groei, ook de prijzen van grondstoffen, veelal tot recordhoogte. Dit is mede oorzaak geweest van een oplopende inflatie. Het Pensioenfonds heeft het inflatierisico deels afgedekt met de reële rentehedge. Ook binnen Europa was er sprake van een tweedeling: bemoedigende groei in de Europese kernlanden, met name in Duitsland, en achterblijvende groei in de Europese periferie. Wereldwijd presteerden Small Cap aandelen beter dan Large Cap door een toegenomen risicobereidheid, en een verhoudingsgewijs lagere blootstelling aan de impact van de ontwikkelingen op financiële markten. De (strategische) overweging van small cap aandelen in de portefeuille droeg daardoor positief bij aan het resultaat. De kapitaalmarktrente daalde flink gedurende de eerste acht maanden van het jaar, om daarna weer op te lopen, eindigend met een scherpe stijging in december. Per saldo is er over 2010 sprake van een rentedaling. De rentedaling heeft positief bijgedragen aan het resultaat omdat het Pensioenfonds een deel van dit risico heeft afgedekt door middel van renteswaps. ‘Credit spreads’ van bedrijfsobligaties zijn sterk gedaald gedurende het jaar, als gevolg waarvan de rendementen van bedrijfsobligaties positief waren. Tenslotte profiteerden ook Alternatives van het in algemene zin positieve marktsentiment. Het rendement van vastgoed en private equity liep in de dubbele cijfers, en het lijkt er op dat ook de hedge fund sector zich heeft hersteld van het crisisjaar 2008: na een periode van onttrekkingen door investeerders in 2009 is er sinds 2010 weer sprake van nieuwe investeringen in de sector. Beleggingsresultaat Het beleggingsrendement over 2010 bedroeg 14,8 procent (2009: 27,5 procent). Het beleggingsrendement was 1,4 procent punt hoger dan de samengestelde interne benchmark van 13,4 procent. De rendementen van zowel vastrentende waarden, aandelen en hedgefondsen waren hoger dan de interne benchmarks. Het rendement van de alternatieve beleggingen was lager dan de interne benchmark. Het vermogen bedroeg ultimo 2010 € 17.445 miljoen (2009: € 15.473 miljoen).
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
9
Samenstelling van het vermogen De vermogenssamenstelling op basis van het economische of beleggingsrisico is relevant voor de vergelijking met de strategische beleggingsmix en de tactische ruimte. Hierin zijn de derivaten voor de bepaling van het economisch risico per beleggingscategorie verwerkt, waardoor de vermogenssamenstelling afwijkt van die in de geconsolideerde jaarrekening, welke gebaseerd is op Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek en IFRS-regelgeving. Samenstelling vermogen op basis van beleggingsrisico
Aandelen Alternatieve beleggingen Hedgefondsen Vastrentende waarden Overige activa en passiva Vermogen
31 december 2010 € miljoen 7.420 1.971 927 7.057 70 17.445
% 43 11 5 41 100
31 december 2009 € miljoen % 6.329 41 1.567 10 840 5 6.819 44 (82) 15.473 100
De alternatieve beleggingen bevatten Private Equity, niet beursgenoteerd vastgoed en overige alternatieve beleggingen. De liability hedge ter grootte van € 622 mln (2009: € 570 mln) wordt tot de vastrentende waarden gerekend. Samenstelling vermogen volgens de opstelling van de jaarrekening
Aandelen Alternatieve beleggingen Hedgefondsen Vastrentende waarden Overige activa en passiva Vermogen
31 december 2010 € miljoen 6.904 2.019 901 6.650 971 17.445
% 40 12 5 38 6 100
31 december 2009 € miljoen % 5.810 38 1.588 10 840 5 5.750 37 1.485 10 15.473 100
Beleggingsrendementen van het Pensioenfonds en rendementsvergelijking Het positieve rendement van het Pensioenfonds werd voornamelijk gedreven door een sterke prijsstijging van aandelen en vastrentende waarden. Het Pensioenfonds heeft een relatief hoge weging in vastrentende waarden van opkomende markten en bedrijfsobligaties. Door de actieve strategieën die minder liquide obligaties overwegen en meer liquide obligaties onderwegen heeft het Pensioenfonds geprofiteerd van de toegenomen risicobereidheid en de instroom van kapitaal naar de minder liquide obligaties van bedrijven en opkomende markten. Ook de afdekking van het nominale en reële renterisico droeg positief bij aan het resultaat. De actieve strategie in aandelen waarin “small cap” aandelen worden overwogen heeft bijgedragen aan het positieve rendement ten opzichte van de benchmark voor deze categorie. De rendementen van hedgefondsen waren positief. Ten opzichte van beleggingsresultaten van hedgefondsen in het algemeen, deden de hedgefondsen van het Pensioenfonds het beter dan het gemiddelde van de sector. De rendementen van private equity waren lager ten opzichte van de interne benchmark. De fondsen van het Pensioenfonds rendeerden wel beter dan het gemiddelde van de private equity markt. Op de lange termijn heeft het rendement van de private equity portefeuille ook de interne benchmark ruimschoots overtroffen.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
10
In onderstaande tabel worden de rendementen na valuta-afdekking en na kosten vergeleken met de interne rendements-benchmark na valuta-afdekking en na kosten gebaseerd op de strategische beleggingsallocatie. Rendement in procenten Actueel Aandelen Vastrentende waarden Hedgefondsen Alternatieve beleggingen Actief valutamanagement Totaal Rendement
18,6 11,7 7,5 15,0 -0,1 14,8
2010 Interne benchmark 17,2 9,0 6,9 17,3 13,4
Exces 1,4 2,7 0,6 -2,3 1,4
Actueel 42,7 23,1 11,0 14,4 0,3 27,5
2009 Interne Exces benchmark 38,3 4,4 19,2 3,9 1,5 9,5 25,7 -11,3 26,5 1,0
Wijze van berekening van het rendement op het vermogen In de berekening van de rendementen zijn begrepen de inkomsten uit beleggingen en de opbrengsten, respectievelijk kosten van het uitlenen en inlenen van effecten, de waardewijzigingen van de beleggingen en de resultaten op het afdekken van valutarisico. Het rendement is berekend op dagbasis waarbij de tijdsgewogen methode is toegepast, met uitzondering van niet beursgenoteerde beleggingen zoals Private Equity en Hedgefondsen waarbij de rendementen op maand- en/of kwartaalbasis worden berekend.
Pensioenen Statuten, reglementen en Uitvoeringsovereenkomst De Statuten zijn op 14 juli 2010 op diverse punten aangepast. De belangrijkste wijzigingen betroffen de opneming van de Beleggingscommissie in de Statuten, het creëeren van de mogelijkheid dat het Verantwoordingsorgaan in het jaarverslag een oordeel geeft over het functioneren van het Bestuur in het verslagjaar in plaats van het jaar daaraan voorafgaand, alsmede ten aanzien van discretionaire indexatieverlening de introductie van een recht op overleg voor Shell Petroleum N.V. en van een verzwaarde besluitvormingsprocedure. Deze laatste wijzigingen hangen samen met de opneming van de mogelijkheid van discretionaire indexatieverlening in Reglement V (zie hierna). De Statuten zijn nogmaals herzien per 21 december 2010. Het interne toezicht door middel van een jaarlijks te benoemen visitatiecommissie is vervangen door een permanente Commissie Intern Toezicht, waarmee een grotere mate van onafhankelijkheid van en continuïteit in het toezicht wordt bereikt. De Commissie Intern Toezicht zal in 2011 worden bemensd. Per 19 oktober 2009 is de Bijlage bij Reglement V gewijzigd in die zin, dat vanaf 1 juli 2010 nieuwe omzettingstabellen gelden. In aanvulling hierop zijn per laatst genoemde datum nog enkele technische correcties doorgevoerd in Reglement V en de Bijlage bij Reglement V. Reglement V is nogmaals aangepast per 16 november 2010. De zogenoemde ‘overige factoren’ uit het indexatiebeleid zijn opgenomen in het reglement onder de noemer ‘discretionaire indexatie’ en de gehele bepaling over indexatie is, na afstemming met de Authoriteit Financiële Markten, in lijn gebracht met herziene wet- en regelgeving. Het betreft alleen tekstuele, geen inhoudelijke wijzigingen van het indexatiebeleid van het Pensioenfonds. De Uitvoeringsovereenkomst is in 2010 niet herzien. Werkgevers- en deelnemerspremie In het afgelopen jaar was de premie gelijk aan de gedempte premie. De werkgeverspremie bedroeg 32,1 procent van de pensioenpremiegrondslag. De gemiddelde deelnemerspremie over 2010 bedroeg 3,2 procent. De deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de pensioenpremiegrens bedroeg in 2010 de in het Reglement bepaalde 8 procent (onder de Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
11
pensioenpremiegrens bedraagt de deelnemerspremie 2%). Tezamen bedroeg de totale premie 35,3 procent. In december 2010 heeft het Bestuur besloten om de werkgeverspremie met ingang van 1 januari 2011 ongewijzigd te laten op 32,1 procent van de pensioenpremiegrondslag. De deelnemerspremies zijn hierdoor ook ongewijzigd gebleven. Indexatie pensioenen per 1 juli 2010 Het Bestuur heeft besloten om de pensioenen die voorwaardelijk worden geïndexeerd, per 1 juli 2010 te verhogen met 0,8 procent. Tevens heeft het Bestuur besloten om de in 2009 gemiste indexatie van 1,5 procent niet in te halen in 2010. De algemene salarisverhoging van Shell in Nederland voor niet CAO was nihil. Hierdoor werden het overbruggingspensioen en de maxima voor de tegemoetkoming 65-min voor het ouderdomspensioen en voor het partnerpensioen niet verhoogd. Grensbedragen Voor de opbouw van de pensioenaanspraken worden verschillende percentages gebruikt, afhankelijk van de hoogte van het salaris. Daarvoor gelden drie grensbedragen, die jaarlijks per 1 juli worden aangepast aan de ontwikkelingen van de normale salarismaxima voor respectievelijk salarisgroep 15, 6 en 3. Aangezien de normale salarismaxima niet zijn aangepast, zijn de grensbedragen ook niet aangepast. Per 1 juli 2010 is het eerste grensbedrag op € 28.506 gehandhaafd, het tweede grensbedrag op € 63.659 en het derde grensbedrag op € 106.578. Communicatie In 2010 werden twee Nieuwsbrieven verzonden aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met informatie over de aanpassing van de governance structuur in het Pensioenfonds, de ontwikkeling van de rente en de dekkingsgraad, de beleggingsresultaten en het effect van de door het Bestuur genomen maatregelen naar aanleiding van de kredietcrisis. Voorts werd aandacht besteed aan de vorderingen van het herstelplan, het effect van de gestegen levensverwachting op de verplichtingen van het Pensioenfonds en het resultaat van de evaluatie van de toepassing van het indexatiebeleid. De website werd geheel vernieuwd en de Pensioencalculator werd voor de actieve deelnemers beschikbaar gesteld op het internet. De dekkingsgraad werd elk kwartaal op de website gepubliceerd in de rubriek “Over het Pensioenfonds”. Het Pensioenfonds heeft zich aangesloten op het nationale Pensioenregister. Het strategisch communicatiebeleid werd getoetst. Daartoe werd een aantal direct bij het Pensioenfonds betrokkenen, deelnemers en gepensioneerden uitgebreid geïnterviewd. In de interviews werd gevraagd naar meningen over de schriftelijke en electronische informatie en de behoefte aan aanvullende communicatie werd gepeild, zowel voor wat betreft vorm als inhoud en onderwerpen. De bevindingen van de toetsing zijn door het Bestuur besproken. In het communicatieplan 2011 zijn als gevolg hiervan onder meer opgenomen: pro-actiever communiceren bij life events met gerichte leaflets, het geven van voorlichtingssessies, actiever inspelen op significante externe ontwikkelingen via de website en nieuwsbrieven alsmede het vragen van deelnemersfeedback over de website en pensioencalculator. Ombudsman Pensioenen In 2010 heeft de Ombudsman Pensioenen geen klachten van belanghebbenden bij het Pensioenfonds behandeld. Ontwikkelingen op pensioengebied Vanaf 1 januari 2010 werden alle pensioenfondsen verplicht om het Toeslagenlabel (Indexatielabel) te gaan toevoegen aan of opnemen in alle daartoe aangewezen documenten, zoals de startbrief en het Uniform Pensioenoverzicht (UPO).
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
12
De evaluatie van het Financieel Toetsingskader door de Commissie Don werd afgerond met een rapport aan de Minister van Sociale Zaken dat vervolgens aan alle betrokken partijen ter beschikking werd gesteld. Op 24 juli 2010 werd een Besluit tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen van kracht. In dit Besluit werd duidelijkheid geboden over de parameters in het financieel toetsingskader die vanaf 1 januari 2011 gehanteerd moeten worden. Op 4 juni 2010 publiceerde de Stichting van de Arbeid het Pensioenakkoord waarin sociale partners afspraken hebben gemaakt over aanpassingen van de arbeidspensioenen in de tweede pijler en voorstellen gedaan voor de toekomstbestendigheid van de AOW in de eerste pijler. De nadere uitwerking van de in het akkoord opgenomen principes zullen door betrokken partijen naar verwachting in 2011 worden afgerond. Het in de loop van het jaar aangetreden nieuwe kabinet heeft aangegeven de voorgestelde verhoging van de AOW-leeftijd naar 66 jaar in 2020 te steunen, zonder uitspraken te doen over een verdere verhoging naar 67 jaar. Tevens is het Kabinet voornemens het zogenaamde Witteveenkader (fiscale regels rond pensioenen) in 2013 te wijzigen. Levensverwachting In augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap (AG) de (nieuwe) Prognosetafel 2010 gepubliceerd als vervanger voor de in 2007 gepubliceerde Prognosetafel 2005-2050. De Prognosetafel 2010 laat een forse toename in levensverwachting zien ten opzichte van de Prognosetafel 2005-2050. Deze toename van de levensverwachting wordt veroorzaakt door aanpassing van de langetermijnverwachting als gevolg van de waarnemingen tussen 2005 en 2008. De toename van de levensverwachting over deze jaren bleek forser dan voorspeld. Voor mannen resulteert dat in een stijging van de levensverwachting van 1,17 jaar. Voor vrouwen resulteert dat in een stijging van 1,07 jaar. Bij het Pensioenfonds gaven de waarnemingen tot en met het boekjaar 2010 geen aanleiding om de levensverwachting bij te stellen. Het Pensioenfonds is dientengevolge niet overgegaan op Prognosetafel 2010. Gezien de onzekerheid met betrekking tot de toekomstige levensverwachting heeft het Bestuur daarentegen wel besloten om de voorziening onzekerheid sterftetrend in 2010 te verhogen van 1,7 procent van de voorziening pensioenverplichtingen naar 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Deze voorziening onzekerheid sterftetrend is toereikend om het verschil tussen de door het Pensioenfonds gehanteerde prognosetafel en de door het AG gepubliceerde Prognosetafel 2010 te dekken. Mutatie deelnemers Het volgende overzicht toont de mutaties in het deelnemersbestand. Het aantal deelnemers van het Pensioenfonds is in 2010 voor het eerst sinds 2005 gedaald tot onder de 11.000. Het aantal uitdiensttredingen verdubbelde ten opzichte van 2009, ondermeer als gevolg van reorganisaties in de ondernemingen. Tevens was er sprake van een daling in het aantal nieuw toegetreden deelnemers. Het totaal aantal actieve deelnemers, gewezen deelnemers en ingegane pensioenen is gedaald ten opzichte van 2009 met 436 tot 37.259.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
13
2010
2009
11.517
11.690
223 42 265
377 20 397
Afname als gevolg van: - toekennen van ouderdomspensioen - toekennen van arbeidsongeschiktheidspensioen - uitdiensttredingen - overlijden - vervallen Totale afname Aantal op 31 december
104 5 725 14 1 849 10.933
192 12 355 9 2 570 11.517
Mutaties aantal in betaling zijnde pensioenen
2010
2009
Aantal op 1 januari Toename als gevolg van in betaling komen van: - ouderdomspensioen - overige oorzaken (o.a. ingang deeltijdpensioen) - arbeidsongeschiktheidspensioen - partnerpensioen - wezenpensioen - uitgestelde pensioenen Totale toename
19.562
19.554
104 5 383 14 455 961
192 11 12 339 19 412 985
529 363 34 46 80 1.052 19.471
480 366 18 97 16 977 19.562
2010
2009
6.616
6.701
725 37 762
355 10 365
15 38 455 15 523 6.855 37.259
13 5 20 412 450 6.616 37.695
Mutaties aantal actieve deelnemers Aantal op 1 januari Toename als gevolg van: - nieuw toegetreden deelnemers - herindienst - overige oorzaken Totale toename
Afname als gevolg van: - overlijden gepensioneerden - overlijden partners - beëindiging wezenpensioen - afkoop kleine pensioenen - overige oorzaken Totale afname Aantal op 31 december Mutaties aantal gewezen deelnemers Aantal op 1 januari Toename als gevolg van: - uitdiensttredingen - overige oorzaken Totale toename Afname als gevolg van: - overlijden - waardeoverdracht - herindiensttredingen met overdracht - pensionering - overige oorzaken Totale afname Aantal op 31 december Totaal aantal op 31 december Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
14
Risicobeheer Het Bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor de beheersing van de risico’s. Om risico’s optimaal te beheersen is het noodzakelijk om deze in hun onderlinge samenhang te bezien. Het beleid van het Pensioenfonds is erop gericht deze risico’s zodanig te beheersen dat sprake is van een verantwoorde en evenwichtige afweging tussen deze risico’s en rendement, uitvoeringsefficiency en kosten. Om de financiële risico’s op strategisch niveau te beheersen voert het Pensioenfonds regelmatig en minimaal driejaarlijks een ALM-studie uit. Door middel van de ALM-studie worden de bezittingen afgestemd op de verplichtingen. Daarnaast worden de financiële en niet financiële risico’s actief beheerd. Om het beheer van deze risico’s verder aan te scherpen heeft het Pensioenfonds in 2010 een zogenoemd Control Framework verder ingericht als onderdeel van het plan van aanpak dat in 2009 was geformuleerd en in dat jaar al deels was geïmplementeerd. Door middel van een Control Framework worden risico’s geïdentificeerd, de impact en waarschijnlijkheid van deze risico’s vastgesteld en acties gedefinieerd om met ̔redelijke zekerheid’ de gestelde doelstellingen te realiseren. Onderdelen van dit Control Framework zijn onder andere: aanscherping van de controle op de beleggingen en van het risicomanagement, vastlegging van meer stringente beleggingsrichtlijnen in een nieuwe vermogensbeheerovereenkomst met SAMCo en een risico handboek. Het Bestuur heeft in dat handboek een groot aantal risico’s onderkend. Hiernaast is onderzocht in hoeverre deze risico’s zijn gemitigeerd door middel van beheersmaatregelen en heeft de resterende risico’s na de genomen beheersmaatregelen in kaart gebracht. Elk kwartaal bekijkt het Bestuur de (ontwikkeling van) de belangrijkste risico’s en een deel van de andere risico’s. De risicobeheersingssystemen zijn erop gericht de risico’s zoveel als mogelijk te onderkennen en te beheersen. Het Bestuur benadrukt dat sommige risico’s buiten zijn invloedssfeer liggen, bijvoorbeeld demografische ontwikkelingen, risico’s op looninflatie en ontwikkelingen op de financiële markten. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste financiële en niet financiële risicocategorieën. Marktrisico Beleggingen zijn onlosmakelijk met risico verbonden, maar het risico kan worden beperkt – althans in normale marktomstandigheden – door de beleggingen te spreiden. Het marktrisico van het Pensioenfonds is een uitvloeisel van de keuze om te beleggen, of meer in het bijzonder van de keuze voor de strategische beleggingsmix die mede is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM-studie. Het marktrisico wordt in grote lijnen bepaald door het aandelenrisico, het renterisico vanwege de duration mismatch (de rentegevoeligheid van de verplichtingen is hoger dan de rentegevoeligheid van de beleggingsporteuille) en het valutarisico. Aandelenrisico Beleggen in aandelen (of breder: zakelijke waarden en daarmee inclusief alternatieve beleggingen zoals hedge funds, private equity en vastgoed) brengt risico’s met zich die kunnen worden beperkt door zoveel mogelijk te spreiden (te diversificeren) over landen en regio’s, sectoren en specifieke aandelen binnen die sectoren. Dat werkt goed in normale marktomstandigheden maar in tijden van crisis (zoals in 2008) kan dat diversificatie effect (veel) minder groot zijn of zelfs (tijdelijk) niet meer opgaan. Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt door het verschil tussen de rentegevoeligheid van de verplichtingen (hoger) ten opzichte van die van de beleggingen (lager). Daarom heeft het Bestuur besloten om een deel van die rentegevoeligheid af te dekken (te hedgen) door middel van rente- en inflatieswaps (derivaten). Valutarisico Het Pensioenfonds loopt valutarisico’s omdat de pensioenverplichtingen in euro’s luiden, terwijl de beleggingen ook in andere valuta geschieden. Voor de vastrentende portefeuille worden de vreemde valuta (andere dan euro) volledig afgedekt. Voor zakelijke waarden worden de Amerikaanse dollar en de Japanse yen afgedekt, terwijl voor beleggingen in opkomende markten het valutarisico met een Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
15
schatting wordt afgedekt. Vastgoedbeleggingen in het Britse pond die qua karakter dicht tegen vastrentende waarden aanliggen (meer inkomen dan total return georiënteerd) worden ook afgedekt. Kredietrisco Kredietrisico, ook wel tegenpartijrisico genoemd, is onder meer het risico dat de uitgever van een obligatie niet meer aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. Het afgelopen jaar heeft (weer) aangetoond dat het daarbij niet alleen om bedrijven, maar ook om overheden gaat. Beleggingsrichtlijnen die zoveel mogelijk spreiding bevorderen over kredietwaardigheid (ratings) en sommige ratings uitsluiten in de portefeuille, moeten dit risico beperken. Liquiditeitsrisco Het liquiditeitsrisico is het risico dat het Pensioenfonds op enig moment onvoldoende liquide middelen heeft om aan de lopende verplichtingen te voldoen. Onder normale omstandigheden is dit risico niet aanwezig. Maar omdat zich ook niet normale marktomstandigheden kunnen voordoen, waarbij er geen normale prijsvorming meer is en markten feitelijk ‘opdrogen’, is dit één van de risico’s die extra aandacht heeft van het Bestuur. Dit risico wordt gemitigeerd door periodiek stresstesten uit te voeren en te allen tijde een afdoende hoeveelheid zeer courante beleggingen aan te houden. Concentratierisico Pensioenfondsen lopen concentratierisico als een adequate spreiding van beleggingen ontbreekt. Dit risico wordt gemitigeerd door diversificatie van de beleggingen op operationeel en tactisch niveau. Verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat de demografische ontwikkeling van het deelnemersbestand afwijkt van de veronderstellingen waarop de voorziening pensioenverplichtingen en de gedempte premie zijn gebaseerd. Het belangrijkste risico is dat de deelnemers langer leven dan is verondersteld waardoor de voorziening pensioenverplichtingen te laag is vastgesteld. Om het risico te beheersen monitort het Bestuur jaarlijks in hoeverre het daadwerkelijke aantal overlijdensgevallen overeenkomt met het aantal dat op basis van de gehanteerde veronderstellingen verwacht mocht worden. Tevens wordt bekeken in hoeverre de toename van de levensverwachting van de deelnemers aan het Pensioenfonds overeenkomt met de in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen toename van de levensverwachting. Bij het vaststellen van de voorziening pensioenverplichtingen is reeds rekening gehouden dat deelnemers in de toekomst langer gaan leven. Aangezien er onzekerheid bestaat over de toekomstige toename van de levensverwachting heeft het Bestuur ultimo 2009 de voorziening onzekerheid sterftetrend getroffen. Deze voorziening onzekerheid sterftetrend bedroeg ultimo 2009 1,7 procent van de voorziening pensioenverlichtingen. Ultimo 2010 heeft het Bestuur deze voorziening onzekerheid sterftetrend verhoogd naar 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Operationeel risico De operationele risico’s bij de uitvoering van het beleid zijn divers en betreffen onder andere risico’s van ineffectief toezicht, onvoldoende functiescheiding, fraude, systeemgebreken, systeeminterrupties, inadequate procedures en onvolledige of onjuiste bepalingen in contracten waardoor financiële en reputatieschade kan ontstaan. De processen en activiteiten zijn gedetailleerd beschreven. De risico’s zijn door het Bestuur, SPN en SAMCo geïdentificeerd en worden door diverse controlemaatregelen gemitigeerd. Geen enkel systeem kan echter alle risico’s volledig uitsluiten. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat bovenop de voorziening pensioenverplichtingen nodig is, zodat de kans dat er binnen één jaar onvoldoende middelen zijn om de voorziening pensioenverplichtingen te dekken minder is dan 2,5 procent. Het vereist eigen vermogen is berekend met het standaardmodel van DNB, waarbij het Pensioenfonds enkele aanpassingen heeft aangebracht omdat het standaardmodel leidt tot uitkomsten die niet 100% overeenkomen met het risicoprofiel van het Pensioenfonds (zie verder pagina 52). Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
16
Op basis van de strategische beleggingsmix per 31 december 2010 bedraagt het vereist eigen vermogen 24 procent van de voorziening pensioenverplichtingen (2009: 24 procent).
Bestuursaangelegenheden Bestuur Naar aanleiding van de mondiale financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de financiële positie van het Pensioenfonds, heeft het Bestuur in 2009 verschillende maatregelen genomen en een brede evaluatie uitgevoerd. In 2010 zijn in vervolg hierop verdere maatregelen getroffen en is een nieuwe governance structuur geïmplementeerd. De visitatiecommissie is in het kader van het Intern Toezicht gevraagd zich bij haar onderzoek met name te richten op de wijze waarop het Bestuur opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen die de visitatiecommissie in 2009 had gedaan. Het resultaat hiervan is weergegeven op pagina 20 en 21. De kernpunten van de nieuwe governance structuur zijn als volgt: • Bestuursbureau SPN Uitbreiding van het takenpakket van SPN tot een Bestuursbureau dat het Bestuur op alle terreinen ondersteunt. De uitbreiding betreft met name ondersteuning op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement enerzijds en het management van alle SSPF contracten, inclusief het contract met SAMCo, anderzijds. Inmiddels zijn deze maatregelen geformaliseerd in een nieuw service agreement tussen SSPF en SPN. Binnen SPN is de rol van Risk & Investment Officer gecreëerd en ingevuld. In 2011 wordt deze functie verder uitgebouwd en worden de controller organisatie en het actuariaat verder versterkt. • Vermogensbeheerder SAMCo Een heldere uitbestedingsrelatie met SAMCo als vermogensbeheerder van SSPF, waarbij de afspraken opnieuw zijn vastgelegd in een geheel herziene investment management agreement, met onder meer gedetailleerde richtlijnen voor de diverse beleggingsportefeuilles en een forse uitbreiding van de rapportages. • SSPF Beleggingscommissie Alle voorstellen, rapportages en overige stukken van SAMCo worden besproken in de Beleggingscommissie, voordat zij in het Bestuur aan de orde komen. De Beleggingscommissie bestaat uit vier bestuursleden, die worden bijgestaan worden door een vertegenwoordiger van het Bestuursbureau en een externe beleggingsadviseur. Relevante SAMCo vertegenwoordigers, zoals de Chief Investment Officer en de Head of Risk zijn eveneens aanwezig. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur, maar kan geen besluiten nemen. Het Bestuur heeft over de gehele periode nadrukkelijk aandacht geschonken aan de beleggings- en andere risico’s, alsmede aan de verdere reductie daarvan. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in een aanpassing van de nominale rentehedge van 21% naar 24% alsmede een verfijnde implementatie daarvan. Procedures zijn aangescherpt en in een nieuw opgezet Control Framework bijeengebracht. Onderdeel van dit Framework is een controle register waarin alle belangrijke financiële en niet financiële risico’s zijn opgenomen. Dit controle register wordt op kwartaalbasis door het Bestuur besproken en indien nodig geactualiseerd. Bij SAMCo was een nieuw risicomanagementsysteem operationeel, waarmee in de gehele beleggingsportefeuille van SSPF risico’s worden gemeten. Dit systeem is extern gevalideerd. Op basis van het nieuwe risicomanagementsysteem wordt door SAMCo uitgebreider en in meer detail dan voorheen aan het Bestuur gerapporteerd. Het Bestuur heeft met SAMCo veel aandacht besteed aan risicobeheersing en heeft daarbij alle richtlijnen en benchmarks uitgebreid tegen het licht gehouden en in een aantal gevallen aangepast. Deze richtlijnen en benchmarks zijn opgenomen in het vernieuwde investment management agreement. Verder is een integrale top-down risico/rendement analyse van de gehele portefeuille gedaan. In 2011 zullen bepaalde aspecten van de huidige portefeuille verdergaand beoordeeld worden. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
17
Evaluatie eigen functioneren van het Bestuur Het Bestuur heeft in december 2010 een externe deskundige uitgenodigd om te discussiëren over mogelijkheden voor het verbeteren van het functioneren van het Bestuur en de evaluatie daarvan aan de hand van ervaringen bij andere vergelijkbare pensioenfondsen. Besloten werd dat deze deskundige in 2011 zal worden ingeschakeld voor het inzetten van een verdiepingstraject dat ook aansluit bij de verzwaring van de deskundigheidseisen voor bestuurders in de pensioensector. Dit traject zal in het begin van 2011 worden uitgewerkt op basis van externe inzichten en de eigen eisen en wensen van het Bestuur. Vervolgens zal het resultaat worden ingebed in de bredere context van het deskundigheidsplan en de deskundigheidsbevordering en vervolgens worden geïmplementeerd. In 2010 werd de uitvoering van het ‘Governance Action Plan’ voortgezet en afgerond. De beleggingscommissie werd volledig operationeel, het toezicht op vermogensbeheer werd geïntensiveerd, risico analyses werden uitgebreid en er werd vaker gebruik gemaakt van extern advies. Ook werd een nieuw risico Control Framework ingericht dat eind 2010 operationeel is geworden. Door middel van workshops werd aan verdieping van het inzicht in risicomanagement bij het Bestuur gewerkt. Deskundigheidsbevordering In de loop van 2010 werd het Deskundigheidsplan van het Pensioenfonds herschreven om de verbreding en verdieping van de deskundigheid van het Bestuur te bevorderen. De tekst van het Deskundigheidsplan is zodanig herschreven dat deze beter aansluit op het Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering van de pensioenkoepels (PAD). De opleidingseisen voor bestuursleden werden uitgebreid. De opleidingseisen voor de Beleggingscommissie, de Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan werden toegevoegd en het overzicht van de tijdsbesteding in de diverse organen van het Pensioenfonds werd geactualiseerd en aangevuld. Voorts werden de in 2009 vastgelegde afspraken over de minimaal vereiste jaarlijkse trainingsinspanningen in de vorm van deelname aan relevante cursussen en/of seminars en het volgen van een leergang voor deskundigheidsniveau 2 van de Stichting Pensioenopleiding (SPO) door alle bestuursleden zo veel mogelijk nageleefd. De bestuursleden namen deel aan een door SPO verzorgde maatwerkleergang Vermogens- en Risicobeheer. De bestuursleden hebben deelgenomen aan diverse seminars, externe workshops en een reeks interne workshops, waarin onder meer uitgebreid aandacht is besteed aan risicomanagement. Tevens namen de bestuursleden deel aan een drietal ‘Capita selecta’ avonden die gericht waren op het uitwisselen van ervaringen en kennis met externe deskundigen. Al deze activiteiten hebben geleid tot een toename van de tijdsbesteding aan SSPF door alle bestuursleden. Daarnaast werd de ondersteuning van het Bestuur door de Directie versterkt, onder meer door verdere personele uitbouw van de organisatie. Grondslagen van de geconsolideerde jaarrekening De geconsolideerde jaarrekening van het Pensioenfonds wordt opgesteld conform BW II.9. Hierbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de geconsolideerde jaarrekening op te stellen op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS), zoals aanvaard door de Europese Unie. Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) In 2010 heeft het Bestuur besloten het indexatiebeleid tekstueel te actualiseren naar aanleiding van de wijzigingen in artikel 19 van Reglement V. Het betreft geen inhoudelijke beleidswijziging. Toezicht door De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten De toezichthouders DNB en AFM hebben wettelijke mogelijkheden om corrigerend op te treden tegen pensioenfondsen, bijvoorbeeld door middel van het opleggen van een dwangsom of een boete, het geven van een aanwijziging of het aanstellen van een bewindvoerder. Overeenkomstig artikel 96 Pensioenwet wordt vermeld dat de toezichthouders in 2010 géén corrigerende maatregelen hebben getroffen. In 2009 heeft DNB onderzoek gedaan naar de beleggingen van het Pensioenfonds. DNB en het Pensioenfonds hebben de bevindingen van dit onderzoek in de afgelopen periode besproken waarmee het onderzoek is afgerond. Op pagina 41 wordt ingegaan op het Herstelplan van het Pensioenfonds.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
18
Deelnemersraad In 2010 werd er door het Bestuur tweemaal een overlegvergadering gehouden met de Deelnemersraad. Daarnaast vond vijfmaal overleg plaats tussen de Deelnemersraad en de Directie. De Directie verzorgde in maart een workshop voor de Deelnemersraad over het Pensioenfondsplan 2009-2011. Er werden twaalf adviesaanvragen aan de Deelnemersraad voorgelegd. De volgende onderwerpen kwamen daarbij aan de orde: Maart April
Mei September Oktober November December
Intern Toezicht Pensioenfondsplan 2009-2011 Opneming van overige factoren uit Toeslagenbeleid in Reglement V en wijziging ABTN Statutenwijziging Aanpassing Reglement V en Bijlage bij Reglement V per 1 juli 2010 Indexatie en aanpassingen per 1 juli 2010 SSPF Jaarverslag 2009 Wijziging van artikel 19.2 van Reglement V Beëindiging regeling Toeslag voor de laagstbetaalden Statutenwijziging – Instelling Commissie Intern Toezicht Inhaalindexatie per 1 januari 2011 Werkgeverspremie 2011
De adviesaanvragen gaan vergezeld van een toelichting, waarin de overwegingen voor het voorgestelde besluit worden vermeld. De adviezen van de Deelnemersraad gaan veelal vergezeld van opmerkingen en kanttekeningen, die vervolgens in het overleg met de Directie en het Bestuur worden besproken. Daarna vindt definitieve besluitvorming door het Bestuur plaats en wordt de Deelnemersraad daarover schriftelijk geïnformeerd. Hierna worden de belangrijkste punten van discussie tussen het Bestuur en de Deelnemersraad nader toegelicht. In de afgelopen jaren hebben het Bestuur, de Directie en de Deelnemersraad intensief gesproken over de formulering van de mogelijkheid tot het verlenen van een additionele, discretionaire indexatie in het indexatiebeleid van het Pensioenfonds. Het Bestuur heeft duidelijk gemaakt dat bij de voorwaardelijke indexatieverlening het Bestuur de ontwikkeling van het afgeleide consumentenprijsindexcijfer en eventuele gemiste indexaties in het verleden beschouwt, een en ander zoals het Bestuur zich vooraf heeft voorgenomen. Vervolgens neemt het Bestuur ook andere factoren, die naar de mening van het Bestuur een rol kunnen spelen bij de besluitvorming, in overweging. Op deze wijze kan het Bestuur, op discretionaire basis, de voorgenomen ambitie van waardevastheid van de pensioenen achteraf bijsturen. Daarna neemt het Bestuur, alles overwegend, een indexatiebesluit. Het Bestuur, de Directie en de Deelnemersraad hebben in april 2011 op basis van deze verduidelijking van het indexatiebeleid in goed overleg de discussie afgerond. In 2010 heeft diverse malen overleg plaatsgehad tussen een vertegenwoordiging van de Deelnemersraad, vertegenwoordigers van het Bestuur en de Directie over het betalingsvoorbehoud en de beëindigingsclausule in de per 1 januari 2008 gesloten Uitvoeringsovereenkomst, waarna is besloten de discussie niet langer voort te zetten. De Deelnemersraad heeft zijn standpunt over de mogelijkheden tot opzegging van de uitvoeringsovereenkomst formeel bij het Bestuur vastgelegd. Het Bestuur heeft in 2009 vanwege het toen bestaande dekkingstekort de pensioenen van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers niet geïndexeerd. Deze gemiste indexatie bedraagt 1,5%. In 2010 is de voorwaardelijke indexatie hervat (0,8% per 1 juli 2010), maar in verband met onder meer de onzekere economische situatie werd de niet toegekende indexatie van 2009 toen nog niet ingehaald. Daarbij nam het Bestuur zich wel voor om eind 2010 te bezien of inhaalindexatie tussentijds per 1 januari 2011 zou kunnen worden verleend. De Deelnemersraad kon zich niet vinden in de wijze waarop het Bestuur het indexatiebeleid uitlegt en toepast en heeft dat ter toetsing voorgelegd aan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam. De zitting vond plaats op 21 oktober 2010. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
19
Op 12 april 2011 heeft de Ondernemingskamer uitspraak gedaan en de verzoeken van de Deelnemersraad afgewezen. De Ondernemingskamer is van mening dat het Bestuur in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de gemiste indexatie van 2009 niet per 1 juli 2010 in te halen. Inmiddels had het Bestuur in december 2010 na ampele overweging besloten om ook af te zien van inhaalindexatie per 1 januari 2011. In verband met de toen lopende procedure over het eerdere besluit heeft de Deelnemersraad afgezien van een nader advies over het besluit van december 2010.
Verantwoording en toezicht Verslag visitatiecommissie (Intern Toezicht) In overeenstemming met de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, heeft het Bestuur van het Pensioenfonds in 2010 een visitatiecommissie benoemd, die een onderzoek heeft uitgevoerd binnen het volgende algemene toezichtkader: • het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en -processen en de checks and balances binnen het Pensioenfonds; • het beoordelen van de wijze waarop het Pensioenfonds wordt bestuurd en aangestuurd; • het beoordelen van de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met risico’s op de langere termijn. De leden van de visitatiecommissie zijn onafhankelijk van het pensioenfonds en zijn uitvoeringsorganisaties en adviseurs. Voor 2010 heeft het Bestuur van het Pensioenfonds de visitatiecommissie verzocht specifiek aandacht te besteden aan de onderzoeksvraag in hoeverre het Bestuur van SSPF de aanbevelingen van de visitatiecommissie 2009, met name op het terrein van het risicobeheer, heeft opgevolgd. Voorts is gevraagd een beoordeling uit te voeren van de huidige processen en procedures rond het risicobeheer met betrekking tot de beleggingen. Om zich een beeld te vormen van de voortgang van het verandertraject, heeft de visitatiecommissie specifieke documentatie beoordeeld en gesprekken gevoerd met de voorzitter van het Bestuur van SSPF, de algemeen directeur van SPN, leden en adviseur van de beleggingscommissie, de directie en risicomanager van SAMCo, enkele leden van het Verantwoordingsorgaan en de certificerend actuaris en externe accountant van SSPF. De visitatiecommissie heeft haar rapport op 30 november 2010 uitgebracht. De visitatiecommissie constateert dat het Bestuur aan alle 9 aanbevelingen uit 2009 opvolging heeft gegeven; tevens constateert de visitatiecommissie dat het Bestuur nog bezig is met de implementatie van 4 van de 9 aanbevelingen. Deze punten betreffen de inmiddels afgeronde uitbestedingsdocumentatie met SAMCo en de inrichting van het top-down risicoframework, inclusief vaststelling van de risicobereidheid en het risicobeheer op balansniveau. Op die punten heeft de visitatiecommissie een deelconclusie getrokken. Het Bestuur heeft in 2010 de organisatie zodanig aangepast dat meer interne en externe beleggingsexpertise benut kan worden voor de beoordeling van opzet en implementatie van de beleggingsstrategie van het Pensioenfonds. Het Bestuur heeft een beleggingscommissie in werking gesteld; de financiële deskundigheid binnen het Bestuur en SPN uitgebreid; externe beleggingsdeskundigheid aangehaakt alsmede processen en stuurinformatie ingericht om de specialistische beleggingsportefeuille goed te beheren. Het Bestuur heeft de Investment Management Agreement (IMA) met SAMCo herzien, waarvan onderdeel uitmaken de set met beleggingsrichtlijnen, risicorichtlijnen en waarderingsrichtlijnen voor de portefeuille. Voor de validatie van de uitbestedingsrelatie met SAMCo is een ISAE 3402 (type I) verklaring beschikbaar gekomen, Het is de verwachting dat in 2012 over 2011 een type II beschikbaar komt, waarmee het Bestuur assurance verkrijgt over de werking van de processen en controles bij SAMCo.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
20
De visitatiecommissie heeft het Bestuur aanvullend geadviseerd het huidige uitbestedingsbeleid te reviewen/updaten en daarbij voldoende aandacht te schenken aan de beheersing van het integriteitsrisico met betrekking tot alle uitbestedings(sub)partners. Het top-down risicoframework is nog niet compleet; het Bestuur is doende met de vormgeving van de risicostrategie als onderdeel van het financiële beleid en heeft tijd nodig om de implementatie in de bestuurscyclus volledig vorm te geven. De visitatiecommissie concludeert dat de risicorichtlijnen zijn aangescherpt, dat erover gerapporteerd wordt en dat de beschikbare memoranda in het Bestuur behandeld worden. Het Bestuur beschikt tevens over eigen analysecapaciteit om het risico-rendementsprofiel van de beleggingsportefeuille te volgen. De visitatiecommissie heeft voorts vastgesteld dat het Pensioenfonds een analysetraject over de risicoaspecten van de strategie aflegt en dat het normatieve kader met richtlijnen ten aanzien van risico’s op het niveau van balans- en vermogensbeheer in 2011 zijn beslag zou kunnen krijgen. Het volledige Bestuur heeft een seminar op het terrein van balans- en vermogensrisico gevolgd. Inmiddels is de aandacht van het Bestuur verschoven van relatief risico in de beleggingsportefeuille naar het absolute strategische risico van het Pensioenfonds. De visitatiecommissie beveelt aan om de bestaande risico-inventarisatie en risico-analyse te gebruiken om de eigen risicotolerantie ten aanzien van het surplus te onderzoeken, voorafgaand aan een eventueel nieuw risicobeleid vanuit de Shell Groep. In dit verband heeft de visitatiecommissie ook geadviseerd dat het overleg met de sponsor in een gestructureerd proces wordt opgenomen waarbij het Bestuur (met vertegenwoordiging van zowel werkgevers- als werknemerszijde) periodiek met de sponsor spreekt en diens risicogrenzen toetst door te spreken over de risico’s in het financiële- en beleggingsbeleid alsmede de bereidheid tot eventuele aanvullende financiële ondersteuning. De visitatiecommissie vindt het positief dat het Bestuur inmiddels zelf een aanvang heeft gemaakt met een heroverweging van risico in verband met de verwachte houdbaarheid van de financiële opzet van de pensioenregeling op de lange termijn. Naar de mening van de visitatiecommissie verdient dit onderwerp verdere aandacht, ook omdat het Pensioenfonds te maken heeft met een verschuiving naar minder actieve deelnemers en naar meer gewezen deelnemers en gepensioneerden. De visitatiecommissie ziet een uitdaging voor het Bestuur om de in gang gezette cultuuromslag ook op de lange termijn te laten beklijven. In dat verband zijn nog enkele concrete aanbevelingen gedaan over de verdere verbetering van stuurinformatie en de praktische ondersteuning en ontwikkeling van de countervailing power ten opzichte van de uitbestede beleggingsorganisatie.
Oordeel van het Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan heeft zijn oordeel over 2010 gevormd. Dat oordeel wordt hieronder weergeven. Specifieke punten zijn besproken en toegelicht in: • Kwartaaloverleg van het Verantwoordingsorgaan met SPN. • Overleg van het Verantwoordingsorgaan met de Visitatiecommissie. • Overleg van het Verantwoordingsorgaan met het Bestuur van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds heeft een strategisch beleggingsbeleid gevoerd in lijn met het Herstelplan. Dit beleid omvat een hoog gehalte zakelijke waarden en mogelijkheid tot exces rendement. De invulling is echter minder complex geworden en het risiciobeheer is duidelijk strakker ingericht. Dit beleid is ook in 2010 weer effectief gebleken en heeft geleid tot een verder herstel van de dekkingsgraad van 119% ultimo 2009 tot 123% ultimo 2010. Hieronder is het oordeel van het Verantwoordingsorgaan op de verschillende specifieke beleidsterreinen van het Bestuur van het Pensioenfonds weergegeven. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
21
Financieringsbeleid Het Pensioenfonds heeft in 2010 een beleid gevoerd in lijn met het Herstelplan. De besluitvorming hieromtrent is zorgvuldig geweest met inachtneming van lange- en korte termijn- belangen van aanspraak- en pensioengerechtigden en de Sponsor. Aangezien de dekkingsgraad ultimo 2010 nog net beneden de vereiste dekkingsgraad van 124% lag, was er nog sprake van een gering reservetekort; echter de ontwikkeling van de dekkingsgraad over 2010 was aanmerkelijk gunstiger dan in het Herstelplan werd voorzien. De implementatie van het Herstelplan verloopt voorspoedig. Het Verantwoordingsorgaan is dan ook van mening dat het Bestuur gedurende 2010 terecht besloten heeft geen aanvullende maatregelen te nemen. Het Verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat er door het Bestuur gedurende het afgelopen jaar beperkte voortgang is gemaakt ten aanzien van het vaststellen van een nieuw beleid om bij een stijgende dekkingsgraad trapsgewijs risico te verminderen (zowel aan de beleggingen- als aan de verplichtingenkant van de balans). Naar het Verantwoordingsorgaan begrijpt zal het Bestuur vaststelling van dit beleid gedurende 2011 afronden. Wel is het Bestuur op het moment beter dan voorheen in staat om te sturen op het verminderen van risico, door het verder verbeteren van managementprocessen en –systemen. Indexatiebeleid In 2010 heeft indexatie conform het vastgestelde beleid plaatsgevonden. Het Bestuur heeft besloten om geen inhaalindexatie te verlenen over 2009. Deze beslissing is met name ingegeven door de volatiliteit van de dekkingsgraad en financiële markten in 2010. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat deze beslissing weloverwogen is genomen en binnen het beleid past. Naar aanleiding van de ontstane discussie tussen de Deelnemersraad en het Bestuur heeft het Verantwoordingsorgaan geconstateerd, dat het Bestuur stappen genomen heeft om samen met de Deelnemersraad de communicatie en samenwerking te verbeteren. Beleggingsbeleid Gedurende 2010 heeft het Bestuur een intensief verandertraject geïmplementeerd waarbij de governance van het Pensioenfonds substantieel is aangepast en een formele uitbestedingsrelatie met SAMCo op basis van een nieuwe Investment Management Agreement is afgerond . Er is daarnaast ook goede voortgang gemaakt met de verbetering van risicoanalyses van de beleggingsportefeuille en de versterking van de verschillende risicomanagementsystemen. De formele introductie van de Beleggingscommissie door het Bestuur wordt door het Verantwoordingsorgaan als een belangrijke versterking van het governance model en van het pensioenfondsbestuur beoordeeld. Dit oordeel van het Verantwoordingsorgaan is onder meer gebaseerd op wijzigingen, zoals dat de Beleggingscommissie wordt bijgestaan door een externe beleggingsadviseur en door een gedurende 2010 bij SPN aangenomen Risk & Investment Officer. De Beleggingscommissie evalueert SAMCo’s voorstellen, rapportages en adviezen alvorens deze in het Bestuur besproken worden. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het Bestuur stappen neemt om het overleg met de Sponsor meer te structuren en is van oordeel dat een gestructureerd overleg met de Sponsor deel is van een degelijk en verbeterd governance model. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het mogelijke tekort aan beschikbare tijd en de relatief hoge vervangingsfrequentie van de Bestuursleden een risicofactor kan zijn. In 2010 zijn diverse initiatieven ontplooit om de deskundigheid van Bestuursleden verder te bevorderen en is het deskundigheidsplan aangepast. Door het versterken van het SPN bestuursbureau en introduceren van de Beleggingscommissie is het continuïteitsrisico enigszins verlaagd. Het Bestuur zal in 2011 gaan werken aan een beleid met betrekking tot opvolging van leden van het Bestuur. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt de genomen maatregelen op dit moment als voldoende, maar ziet dit als een continu aandachtspunt voor het Bestuur.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
22
Communicatiebeleid In 2010 heeft het Bestuur opdracht gegeven het strategisch communicatiebeleid te toetsen. Het Bestuur zal aan een aantal voorstellen op korte termijn invulling geven en gaan werken aan het opstellen van een crisis communicatieplan. Daarnaast stuurt SPN nu periodiek nieuwsbrieven uit en heeft een deel van het Bestuur communicatie nu als aandachtspunt. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het communicatiebeleid nu voldoende onder de aandacht is van het Bestuur en dat er structureel gewerkt wordt aan de verbetering van de communicatie.
Reactie van het Bestuur Het Bestuur heeft met belangstelling kennis genomen van de aanbevelingen van de visitatiecommissie en het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het jaar 2010 en spreekt zijn waardering uit voor de tijd en inspanning die aan dit oordeel is besteed. Het Bestuur heeft de dialoog met de visitatiecommissie in de bestuursvergadering over de aanbevelingen als constructief ervaren. Het Bestuur beschouwt dit als een geslaagde opmaat voor een verdere verdieping van en continuering in het intern toezicht door middel van de in 2011 in te stellen Commissie Intern Toezicht. Het Bestuur ziet in het oordeel van het Verantwoordingsorgaan een stimulans om de gemaakte cultuuromslag verder door te zetten. Speerpunt in 2011 is het doen beklijven in de organisatie van de in 2010 doorgevoerde versterkte grip op de uitbestede bedrijfsprocessen, in het bijzonder het risicomanagement en het vermogensbeheer. In dit kader zal er aandacht zijn voor de beheersing van integriteitsrisico’s bij onderuitbestedingen. Het Bestuur onderschrijft de aanbevelingen van de visitatiecommissie en het Verantwoordingsorgaan en heeft inmiddels vervolgacties bepaald en in gang gezet. Eventuele aanpassingen in het beleid, bijvoorbeeld het invoeren van het stapsgewijs terugnemen van risico bij een stijgende dekkingsgraad, zullen worden getoetst en beoordeeld in de onder handen zijnde ALM-studie, die in de tweede helft van 2011 zal leiden tot het Pensioenfondsplan 2012-2014. In dit kader zal het Bestuur tevens vanuit de eigen risicoperceptie de dialoog met de Sponsor aangaan. Het Bestuur onderkent de zorg van het Verantwoordingsorgaan aangaande het continuïteitsrisico en zet onder andere in op een verdere vergroting van de deskundigheid, onder meer door de invoering van gedetailleerde profielen en individuele opleidingsplannen voor Bestuursleden en van een vernieuwd zelfevaluatieproces. Verder zal in 2011 een crisisplan worden opgesteld, zodat adequaat kan worden gereageerd op een eventuele nieuwe crisis op de financiële markten, zowel voor wat betreft te nemen (nood)maatregelen als communicatie naar de belanghebbenden bij het Pensioenfonds.
Het Bestuur Den Haag, 26 mei 2011
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
23
Geconsolideerde jaarrekening 2010
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
24
Geconsolideerde balans van Stichting Shell Pensioenfonds 2010
2009
7.072 6.807 901 2.019 604 17.403
5.969 5.929 840 1.588 874 15.200
207 39 130 86 811 1.273
50 32 114 86 801 1.083
18.676
16.283
3.262
2.495
3.262
2.495
14.183
12.978
14.183
12.978
6.1 3.5
325 873 1.198
338 449 787
6.2
33 33
23 23
1.231
810
18.676
16.283
€ miljoen per jaareinde Toelichting Activa Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht van het totaalresultaat Aandelen Vastrentende waarden Beleggingen in hedgefondsen Alternatieve beleggingen Derivaten Totaal vaste activa Vorderingen en overlopende activa Overige activa Vorderingen toegetreden maatschappijen Lopende rente Liquide middelen vrij beschikbaar Liquide middelen niet vrij beschikbaar Totaal overige activa
3
3.1/3.9 3.2/3.9 3.3 3.4 3.5
3.6 3.7 3.8 3.8
Totaal activa Passiva Eigen vermogen Algemene reserve
4
Totaal eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen Voorziening pensioenverplichtingen
5
Totaal verplichtingen Kortlopende schulden Financiële passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht van het totaalresultaat Short posities aandelen en vastrentende waarden Derivaten Totaal financiële passiva Overige passiva Overlopende passiva Totaal overige passiva
6
Totaal kortlopende schulden Totaal passiva
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
25
Geconsolideerd totaalresultaat van Stichting Shell Pensioenfonds 2009
2010
€ miljoen Toelichting Baten In verband met pensioenen Premie deelnemers en maatschappijen Additionele storting maatschappijen Aanvullende premie maatschappijen Saldo waardeoverdrachten
7 7 7 8
In verband met beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
9 9.1 9.2
336 4
301 2.000 1 1
1.454 842
587 2.648
Totaal baten
2.636
5.538
Lasten In verband met pensioenen Mutatie pensioenverplichtingen Pensioenuitkeringen Kosten pensioenadministratie
10 11 12
1.205 628 7
(235) 624 5
In verband met beleggingen Kosten vermogensbeheer Rente(baten) en -lasten
12 13
31 (2)
26 8
Totaal lasten Totaalresultaat
1.869
428
767
5.110
Geconsolideerd overzicht van mutaties in het eigen vermogen van Stichting Shell Pensioenfonds € miljoen
2010
2009
Stand einde vorig boekjaar Toevoeging totaalresultaat
2.495 767
(2.615) 5.110
Stand einde boekjaar
3.262
2.495
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
26
Geconsolideerd kasstroomoverzicht van Stichting Shell Pensioenfonds 2009
2010
€ miljoen Toelichting Kasstroom uit operationele activiteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Inkomsten uit beleggingen Aankopen van beleggingen Verkopen van beleggingen Betaalde kosten vermogensbeheer Mutatie overige activa en passiva
9.1
12
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premie Ontvangen waardeoverdrachten/inkoop Uitgekeerde pensioenen Betaalde waardeoverdrachten Betaalde pensioenadministratiekosten
587 (8.197) 9.061 (26) -
1.454 (8.502) 8.151 (31) (770)
1.425
302
7 8 11 8 12
2.302 2 (624) (1) (5)
336 6 (628) (2) (7)
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Totale kasstroom uit operationele activiteiten
(295)
1.674
7
3.099
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Terugbetaling leningen hedgefondsen Ontvangen rente op uitgezette gelden Betaalde rente voor opgenomen gelden Mutatie overige activa en passiva
3.3 13 13
Totale kasstroom uit financieringsactiviteiten Mutatie liquide middelen Liquide middelen begin van de periode Liquide middelen einde van de periode
3.8 3.8
Mutatie liquide middelen
(719) 22 (30) (2.244)
3 3
(2.971)
10
128 759 887
887 897 10
128
De in de geconsolideerde balans, het geconsolideerde totaalresultaat en het geconsolideerde kasstroomoverzicht opgenomen nummers van toelichting verwijzen naar de corresponderende nummers in de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening. De toelichting op pagina 28 t/m 60 vormt een geïntegreerd onderdeel van deze geconsolideerde jaarrekening.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
27
Toelichting op de geconsolideerde jaarrekening van Stichting Shell Pensioenfonds van het jaar eindigend op 31 december 2010 1 Algemeen Stichting Shell Pensioenfonds (het Pensioenfonds) heeft haar statutaire zetel in Den Haag. Het Pensioenfonds heeft tot doel het verstrekken van pensioenen en andere uitkeringen aan gewezen werknemers van de Groep en aan hun betrekkingen, alsmede het herverzekeren van op andere Shell Groepspensioenfondsen rustende pensioenverplichtingen. Het Pensioenfonds houdt deels beleggingen via (klein)dochtermaatschappijen (deelnemingen). Het Pensioenfonds financiert de beleggingen van zijn deelnemingen. Om inzicht te geven in de totale samenstelling van de beleggingsportefeuille van het Pensioenfonds worden de financiële gegevens van de beleggingen via deelnemingen toegewezen aan de desbetreffende categorie in de jaarrekening van het Pensioenfonds. Het Pensioenfonds stelt uitsluitend een geconsolideerde jaarrekening op omdat met de presentatie onder de betreffende beleggingscategorieën is voldaan aan het vereiste inzicht in de financiële positie van het Pensioenfonds. Daarnaast zijn de onderlinge financieringsverhoudingen geheel afgedekt door de waarde van de beleggingen. Een lijst van deelnemingen van het Pensioenfonds per 31 december 2010, opgesteld met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2:379 en 2:414 BW, is ten kantore van het Handelsregister te Den Haag gedeponeerd. Er waren in 2010 geen personeelsleden in dienst bij het Pensioenfonds (2009: 0). Het totaal van bezoldigingen van het Bestuur in 2010 was nihil (2009: 0). De geconsolideerde jaarrekening van het Pensioenfonds is door het Bestuur vastgesteld op 26 mei 2011. 1.1
Toelichting op het geconsolideerde kasstroomoverzicht
Voor de opstelling van het geconsolideerde kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd, Hierbij worden alle ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten, beleggingsactiviteiten en financieringsactiviteiten. 2 Belangrijkste waarderingsgrondslagen De belangrijkste waarderingsgrondslagen zijn hieronder weergegeven. De gehanteerde waarderingsgrondslagen zijn ongewijzigd gebleven ten opzichte van het vorige jaar, tenzij anders aangegeven. Wel heeft een schattingswijziging plaatsgevonden. Bij het vaststellen van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2010 is rekening gehouden met een opslag van 3,6 procent voor de onzekerheid omtrent de toekomstige ontwikkeling van de sterftekansen (31 december 2009: 1,7 procent). Het effect van deze opslag op de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt € 248 miljoen (2009: € 217 miljoen). Dit bedrag is in het geconsolideerd totaalresultaat over boekjaar 2010 verantwoord. Het toepassen van deze opslag wordt aangemerkt als een schattingswijziging. 2.1 Algemeen Het Pensioenfonds stelt zijn geconsolideerde jaarrekening op conform Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Hierbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de geconsolideerde jaarrekening op basis van IFRS op te stellen zoals aanvaard in de Europese Unie. De financiële verslagen zijn opgesteld op grond van de historische kosten conventie, waarbij financiële beleggingen en verplichtingen (incl. derivaten) echter gewaardeerd worden tegen de reële waarde (werkelijke marktwaarde) en waarbij de waardeveranderingen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat worden verantwoord. De geconsolideerde balans is opgesteld in volgorde van liquiditeit.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
28
Veranderingen in waarderingsgrondslagen en toelichtingen (a) Aanpassingen en interpretaties op gepubliceerde standaarden effectief in 2010 en van toepassing op het Pensioenfonds: • Er zijn geen aanpassingen met een effectieve toepassingsdatum van 1 januari 2010 die invloed hebben op het resultaat en vermogen van het Pensioenfonds. (b) Nieuwe standaard met een effectieve toepassingsdatum in het jaar 2011, die mogelijk voor het Pensioenfonds van toepassing is: • Aanpassing IFRS 7 Financiële instrumenten – Nieuwe regels voor de toelichting op het uitlenen van financiële activa zoals Securities Lending. 2.2 Herwaarderingsreserve Deze geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Om die reden is geen herwaarderingsreserve opgenomen. 2.3 Omrekening buitenlandse valuta (a) Functionele munteenheid en presentatiemunteenheid De posten die opgenomen zijn in de financiële verslaglegging van het Pensioenfonds worden aangegeven in Euro, zijnde de functionele munteenheid van het Pensioenfonds. (b) Transacties en verrekeningen Transacties in niet-Euro valuta worden omgerekend naar de functionele munteenheid door gebruik te maken van de wisselkoersen die golden op het tijdstip van de respectievelijke transacties. Winsten en verliezen op wisselkoersen van buitenlandse valuta die het resultaat zijn van de afrekening van dergelijke transacties en van de omrekening van monetaire activa en passiva in buitenlandse valuta aan het eind van het boekjaar, worden opgenomen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat. Omrekeningsverschillen van niet-monetaire activa en passiva, zoals aandelen, waarvoor een reële waarde gehanteerd wordt, worden via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat gerapporteerd als onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. 2.4 Financiële activa en passiva Het Pensioenfonds classificeert alle financiële activa en passiva als financiële activa en passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat. Deze categorie bevat twee subcategorieën: (a) Financiële activa en passiva die door het Bestuur zijn aangewezen als financiële activa en passiva met verwerking van waardeveranderingen via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat. Deze categorie geldt voor alle financiële activa en passiva met uitzondering van derivaten. (b) Financiële activa en passiva die voor handelsdoeleinden gehouden worden. Deze worden primair verworven of aangegaan om deze op korte termijn te verkopen of terug te kopen. Deze categorie geldt voor derivaten. De onder (b) genoemde financiële activa en passiva van het Pensioenfonds worden aangehouden met als oogmerk te worden verhandeld of zullen naar verwachting binnen een jaar te gelde worden gemaakt. 2.5 Aankopen en verkopen Reguliere aankopen en verkopen van financiële activa worden opgenomen op de transactiedatum - de datum waarop het Pensioenfonds de verplichting aangaat om het financiële instrument te kopen of te verkopen. De transactiekosten voor alle financiële activa en passiva worden via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat tegen de daadwerkelijke kosten opgevoerd. Financiële activa worden niet meer op de balans opgenomen, wanneer het recht op cash flows uit de investeringen te ontvangen, verlopen is of wanneer het Pensioenfonds in substantiële mate alle risico’s en voordelen van het eigenaarschap overgedragen heeft. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
29
Zowel gerealiseerde als niet-gerealiseerde winsten en verliezen op financiële activa en passiva worden op het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat verantwoord onder indirecte beleggingsopbrengsten. Gerealiseerde winsten en verliezen op de verkoop van financiële activa en passiva worden berekend op basis van het verschil tussen de verkoopprijs en de laatst bekende reële waarde. 2.6 Bijzondere waardeverminderingen Tegen reële waarde opgenomen financiële activa en passiva waarvoor waardeveranderingen zijn verwerkt in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat worden niet onderworpen aan een toets op bijzondere waardeverminderingen. In de reële waarde van deze activa en passiva komen mogelijke bijzondere waardeverminderingen reeds tot uitdrukking. 2.7 Aandelen Beursgenoteerde aandelen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de laatst gepubliceerde biedprijs. 2.8 Vastrentende waarden Obligaties (a) Beursgenoteerde obligaties worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de laatst gepubliceerde biedprijs. (b) Niet beursgenoteerde obligaties worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd op basis van onafhankelijk waarderingen van dataleveranciers. Indien dit niet mogelijk is wordt de prijs bepaald gebaseerd op de opgaven van brokers op balansdatum. Zie toelichting 2.19 (Schattingen van de reële waarde). Onderhandse leningen Onderhandse leningen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de op ultimo boekjaar geldende rentevoet voor de resterende looptijd van de onderhandse leningen. 2.9 Beleggingen in hedgefondsen Beleggingen in hedgefondsen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde die verkregen wordt via de administrator van elk hedgefonds. 2.10 Alternatieve Beleggingen Private Equity Private Equity wordt bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de laatst bekende reële waarde en verhoogd of verlaagd met eventuele (des) investeringen tot ultimo boekjaar. In dit opzicht worden beleggingen in andere investeringsbedrijven ultimo boekjaar gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde per aandeel. Direct Vastgoed Onroerend goed wordt bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna opnieuw gewaardeerd tegen de taxatiewaarde zoals wordt bepaald door externe taxateurs. De onroerend goed portefeuille is getaxeerd in 2010. 2.11 Derivaten Derivaten worden gecategoriseerd als handelscategorie, omdat het Pensioenfonds geen derivaten aanwijst als hedges in een hedging relatie. Derivaten waaronder valutacontracten, valutaswaps, futures, renteswaps en andere afgeleide financiële instrumenten worden bij eerste verwerking opgenomen op de balans tegen de reële waarde en zij worden daarna opnieuw gewaardeerd tegen hun reële waarde, waarbij waardeveranderingen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat worden verantwoord. De reële waarden worden ontleend aan genoteerde marktprijzen of, indien niet beschikbaar, met behulp van Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
30
waarderingstechnieken zoals contante-waardemethoden. Zie toelichting 2.19 (Schattingen van de reële waarde). Derivaten worden opgenomen als activa in geval van een positieve reële waarde en als passiva in geval van een negatieve reële waarde. Derivatencontracten kunnen zowel ter beurze als niet ter beurze (over-the-counter of OTC) worden verhandeld. Ter beurze verhandelde derivaten zijn gestandaardiseerd en omvatten bepaalde futures en optiecontracten. OTC-derivaten komen op individuele basis tot stand door onderhandelingen tussen contractpartijen en omvatten o.a. forwards, renteswaps en andere afgeleide financiële instrumenten. De nominale gecontracteerde bedragen van de derivaten worden niet als activa of verplichtingen op de balans opgenomen, omdat zij niet de potentiële winsten of verliezen van dergelijke transacties weergeven. De gecontracteerde bedragen zijn vermeld in toelichting 3.5 (Derivaten). 2.12 Vorderingen en overlopende activa ‘Overige vorderingen’ zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of vooraf te bepalen betalingen die niet vermeld worden in een actieve markt. Zij doen zich voor, wanneer het Pensioenfonds effecten of diensten rechtstreeks aan een tussenpersoon verkoopt zonder de intentie om de ‘receivable’ te verhandelen of wanneer het Pensioenfonds effecten inkoopt onder een overeenkomst waarin terugverkoop afgesproken is (‘reverse repos'). Overige vorderingen worden in eerste instantie opgenomen tegen hun reële waarde plus de transactiekosten die direct aan hun verwerving of creatie toe te schrijven zijn. Voor vorderingen die binnen drie maanden na ultimo boekjaar vervallen, wordt de bij verwerving opgenomen reële waarde geacht een afspiegeling te zijn van de reële waarde per ultimo boekjaar. Alle overige vorderingen met een looptijd langer dan drie maanden na ultimo boekjaar worden contant gemaakt, waarbij gebruik wordt gemaakt van de op ultimo boekjaar geldende rentevoet voor de resterende looptijd van de vorderingen. 2.13 Liquide middelen Ten behoeve van het geconsolideerde kasstroomoverzicht omvatten de liquide middelen en de equivalenten daarvan het geld in kas en opvraagbare deposito’s bij banken. 2.14 Voorziening pensioenverplichtingen Informatie over de hoogte en de ontwikkeling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt verstrekt in de toelichting. De voorziening pensioenverplichtingen van de deelnemers is gebaseerd op de bij beëindiging van de deelneming op 31 december 2010 toe te kennen rechten op basis van Reglement V. Voor de gepensioneerden en de gewezen deelnemers bestaat de verplichting uit de contante waarde van de toegekende rechten en aanspraken. Bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisverhogingen, op grond van prestatie, promotie en anciënniteit, met toekomstige salarisverhogingen uit hoofde van algemene loonronden en met toekomstige indexaties.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
31
De bij de berekening van de contante waarden gehanteerde grondslagen zijn met name: • actuele marktrente (de door DNB gepubliceerde nominale rentetermijnstructuur per de balansdatum). Per 31 december 2010 bedraagt deze gemiddeld 3,46 procent (2009: 3,87 procent); • voorwaardelijke en onvoorwaardelijke indexatie: bij de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen wordt geen rekening gehouden met voorwaardelijke indexaties. De onvoorwaardelijke indexaties zijn in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen; • Overlevingstafels • Mannen: de prognosetafel mannen 2005-2050 met als basisjaar de periode 2008-2013 en waarbij de sterftekansen met de in de onderstaande tabel opgenomen factoren worden vermenigvuldigd; • Vrouwen: de prognosetafel vrouwen 2005-2050 met als basisjaar de periode 2008-2013 en waarbij de sterftekansen met de in de onderstaande tabel opgenomen factoren worden vermenigvuldigd. Leeftijdscategorie
Vermenigvuldigingsfactor voor sterftekansen mannen
25-54 55-64 65-74 75-84 ≥ 85
Vermenigvuldigingsfactor voor sterftekansen vrouwen
50% 50% 50% 65% 65% op leeftijd 85 oplopend met 2% per jaar tot het maximum van 100% is bereikt. Jaarlijks per 31 december wordt het basisjaar 1 jaar verschoven. •
•
70% 70% 83% 83%
83%
Onzekerheid sterftetrend Voor de onzekerheid met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van de levensverwachting is de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een voorziening onzekerheid sterftetrend. Deze voorziening onzekerheid sterftetrend bedraagt 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen (2009: 1,7 procent). Gezinssamenstelling • deelnemers (waaronder begrepen deelnemers met ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen), alsmede gewezen deelnemers met een uitgesteld pensioen toegekend na 30 juni 1996 worden als gehuwd beschouwd; • voor de overige aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden is uitgegaan van de werkelijke burgerlijke staat. In alle gevallen is verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de vrouw.
De aldus berekende voorziening pensioenverplichtingen wordt verhoogd met een voorziening voor toekomstige uitbetalingskosten, die 2 procent bedraagt van bovengenoemde voorziening. Omschrijving van de pensioenregeling De pensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de deelnemers, in partnerpensioen voor gehuwde, geregistreerde en aangemelde partners en in wezenpensioen. • De reglementaire pensioenleeftijd is 65 jaar. Op grond van individuele keuze van de deelnemer of gewezen deelnemer kan deze leeftijd lager liggen, maar niet lager dan 55 jaar. Met instemming van de werkgever kan die leeftijd ook hoger liggen, maar niet hoger dan 70 jaar. • Het ouderdomspensioen wordt gebaseerd op de pensioengrondslag onmiddellijk voorafgaand aan de datum van pensionering, de diensttijd en een getrapte opbouwformule. • Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 100 procent van de pensioengrondslag tot een bedrag van € 74.881 (niveau 1 maart 2011) plus 70 procent van de pensioengrondslag daarboven. • Het partnerpensioen bestaat uit een levenslang pensioen van 70 procent van het ouderdomspensioen plus een aanvullend partnerpensioen dat wordt uitgekeerd tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de partner. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
32
•
•
•
Het wezenpensioen bestaat uit een uitkering van 14 procent van het totaal van het doorlopende en aanvullende partnerpensioen totdat de leeftijd van 18 jaar is bereikt of 24 jaar in geval van voltijdstudie. De regeling bevat een aantal flexibiliseringsmogelijkheden, zoals deeltijdpensionering, eerder of later met pensioen dan op 65-jarige leeftijd (tussen 55 en 70 jaar, zoals in het eerste punt toegelicht), variatie in de hoogte van de pensioenuitkering en uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen. Er is een indexatieregeling van toepassing die betrekking heeft op ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken. De indexatieregeling kent drie onderdelen: onvoorwaardelijke indexatie, voorwaardelijke indexatie en discretionaire indexatie. Het volledige indexatiebeleid is opgenomen op pagina 43 en 44.
2.15 Short posities aandelen en vastrentende waarden Short posities op aandelen en vastrentende waarden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde en daarna gewaardeerd tegen de laatst gepubliceerde laatprijs. 2.16 Overlopende passiva en Kortlopende leningen Overlopende passiva, kortlopende leningen worden bij eerste verwerking opgenomen tegen reële waarde, onder verrekening van transactiekosten. Voor overlopende passiva en kortlopende leningen die binnen drie maanden vervallen na ultimo boekjaar, wordt de bij eerste verwerking opgenomen reële waarde geacht een afspiegeling te zijn van de reële waarde per ultimo boekjaar. Alle overige overlopende passiva en kortlopende leningen met een looptijd langer dan drie maanden na ultimo boekjaar worden contant gemaakt, waarbij gebruik wordt gemaakt van de op ultimo boekjaar geldende rentevoet voor de resterende looptijd van de overlopende passiva en kortlopende leningen. 2.17 Directe beleggingsopbrengsten De inkomsten uit beleggingen worden als volgt opgenomen: − aandelen: de in het boekjaar gedeclareerde dividenden, respectievelijk de aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten; − vastrentende waarden: de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen; − onroerend goed: de aan het boekjaar toe te rekenen huuropbrengsten verminderd met de aan het boekjaar toe te rekenen exploitatiekosten; − kosten uit hoofde van aan- en verkoop alsmede opbrengsten en kosten voor het uitlenen en inlenen van effecten. Dividendinkomsten Dividendinkomsten en dividend op shortposities worden opgenomen vanaf het moment dat het recht op ontvangst van betalingen ontstaat (ex dividend datum). Dividendinkomsten die door het Pensioenfonds ontvangen/betaald worden kunnen onder buitenlandse belastingheffingen vallen. In dat geval worden de dividendinkomsten netto verantwoord. Rentebaten en -lasten Rentebaten en -lasten worden in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat opgenomen voor alle financiële instrumenten met behulp van de effectieve rentemethode. De effectieve rentemethode is een methode om de toerekening van de rentebaten of -lasten aan de relevante periode te bepalen. De effectieve rentevoet is de rentevoet die de verwachte stroom van toekomstige betalingen of ontvangsten tijdens de verwachte looptijd van het financiële instrument of, indien relevant, een kortere periode, exact disconteert tot de netto balanswaarde van de financiële belegging of van de financiële verplichting. Bij de berekening van de effectieve rentevoet maakt het Pensioenfonds een schatting van de cash flows, waarbij rekening wordt gehouden met alle contractuele bepalingen van het financiële instrument (bijvoorbeeld bij opties voor vervroegde aflossing), maar niet met toekomstige waarderingsverliezen. 2.18 Indirecte beleggingsopbrengsten Hieronder worden de op het boekjaar betrekking hebbende resultaten verantwoord bij verkoop van beleggingen, alsmede de resultaten op derivaten, de koersverschillen die in het boekjaar zijn opgetreden bij de waardering van de overige activa en kortlopende schulden, en de koersverschillen Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
33
met betrekking tot in vreemde valuta ontvangen bedragen. Daarnaast worden de in het boekjaar opgetreden mutaties in de reële waarde van de diverse beleggingen verantwoord. 2.19 Schattingen van de reële waarde De reële waarde van financiële instrumenten die in actieve markten verhandeld worden, is gebaseerd op de marktprijzen die aangegeven worden op de peildatum voor de balans. De vermelde marktprijs die voor de financiële beleggingen in bezit van het Pensioenfonds gebruikt wordt, is de actuele marktprijs. Het Pensioenfonds kan van tijd tot tijd financiële instrumenten aanhouden die niet op actieve markten zijn genoteerd, zoals afgeleide over-the-counter instrumenten. Reële waarden van deze instrumenten worden met behulp van waarderingstechnieken vastgesteld. Ook via brokers worden op basis van marktconforme waarderingstechnieken waarden verkregen van financiële instrumenten. In geval waarderingstechnieken (bijvoorbeeld modellen) worden toegepast om reële waarden te bepalen, worden de technieken periodiek door ervaren personen gevalideerd en getoetst, onafhankelijk van de partij die de technieken heeft ontwikkeld. Modellen worden geijkt met feitelijke transacties om te zorgen dat uitkomsten betrouwbaar zijn. Modellen maken voor zover mogelijk gebruik van waarneembare gegevens. Op het gebied van kredietrisico (zowel eigen als van tegenpartij), fluctuaties en correlaties moeten echter schattingen worden gemaakt. Veranderingen in aannames over deze factoren kunnen van invloed zijn op de gemelde reële waarde van financiële instrumenten. Indien er goede redenen zijn dat een dergelijke waardering niet de meest correcte indicatie van de reële waarde zal zijn, dan kan het Bestuur hiervan afwijken. 2.20 Belastingen Het Pensioenfonds is vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Voor buitenlandse belastingheffingen op dividendinkomsten van het Pensioenfonds wordt verwezen naar toelichting 2.17 (Directe beleggingsopbrengsten).
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
34
3
Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat
3.1 Aandelen Het verloop van de waarde van de aandelen was als volgt: 2010
2009
5.969 3.577 (3.759) 1.285 7.072
3.385 5.001 (3.278) 861 5.969
Beleggingsportefeuille € miljoen
2010
2009
Stand per 31 december Short-posities per 31 december Beleggingsportefeuille per 31 december
7.072 (168) 6.904
5.969 (159) 5.810
Beursgenoteerd/Niet-beursgenoteerd € miljoen
2010
2009
6.899 5 6.904
5.796 14 5.810
€ miljoen Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
Beursgenoteerd Niet-beursgenoteerd
De stand ultimo boekjaar bevat aandelen ter waarde van € 201 miljoen (ultimo 2009: € 299 miljoen) die door het Pensioenfonds zijn uitgeleend en waarvoor zekerheden zijn gevraagd en verkregen ter dekking van het uit deze transacties voortvloeiende risico van niet-teruglevering. De desbetreffende zekerheden hadden ultimo boekjaar een waarde van € 212 miljoen (ultimo 2009: € 317 miljoen). Zie toelichting 3.9 (Securities Lending overeenkomsten). Per ultimo boekjaar zijn geen aandelen als zekerheid verstrekt ter verkrijging van leningen. Geografische spreiding aandelen op risicobasis per jaareinde In %
Strategische benchmark
2010
2009
37 30 13 20
39 28 12 21
37 31 11 21
100
100
100
Europa Verenigde Staten Pacific Rim Emerging Markets Totaal
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
35
3.2 Vastrentende waarden Het verloop van de waarde van de vastrentende waarden was als volgt: € miljoen
Obligaties
Stand per 31 december 2008 Verstrekte leningen en aankopen Aflossingen en verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2009 Verstrekte leningen en aankopen Aflossingen en verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2010
6.013 2.681 (3.590) 767 5.871 4.389 (3.809) 346 6.797
Onderhandse leningen 132 (75) 1 58 (48) 10
Totaal 6.145 2.681 (3.665) 768 5.929 4.389 (3.857) 346 6.807
Beleggingsportefeuille Obligaties Stand per 31 december 2009 Short-posities per 31 december 2009 Beleggingsportefeuille per 31 december 2009
5.871 (179) 5.692
Onderhandse leningen 58 58
Totaal
Stand per 31 december 2010 Short-posities per 31 december 2010 Beleggingsportefeuille per 31 december 2010
6.797 (157) 6.640
10 10
6.807 (157) 6.650
Beursgenoteerd per 31 december 2009 Niet-beursgenoteerd per 31 december 2009
5.405 287 5.692
58 58
5.405 345 5.750
Beursgenoteerd per 31 december 2010 Niet-beursgenoteerd per 31 december 2010
6.636 4 6.640
10 10
6.636 14 6.650
5.929 (179) 5.750
Per ultimo boekjaar zijn er geen uitstaande 'sale and repurchase' (ultimo 2009: nihil) en 'reverse sale and repurchase' (ultimo 2009: € 2 miljoen) overeenkomsten die betrekking hebben op obligaties. De stand ultimo boekjaar bevat obligaties ter waarde van € 296 miljoen (ultimo 2009: € 604 miljoen) die door het Pensioenfonds zijn uitgeleend en waarvoor zekerheden zijn gevraagd en verkregen ter dekking van het uit deze transacties voortvloeiende risico van niet-teruglevering. De desbetreffende zekerheden hadden ultimo boekjaar een waarde van € 312 miljoen (ultimo 2009: € 635 miljoen). Zie toelichting 3.9 (Securities Lending overeenkomsten). Vermindering van de getallen in vergelijking met 2009 is veroorzaakt door de beslissing van het Bestuur het programma van in- en uitlenen voortaan door een externe partij te laten uitvoeren.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
36
Spreiding vastrentende waarden op risicocategorie per jaareinde Strategische benchmark
2010
2009
Liquide staatsobligaties wereldwijd EU Kandidaten en Emerging Markets* Bedrijfsobligaties
40 22,5 37,5
40,1 22,3 37,6
40 25 35
Totaal * Bevat zowel staatsobligaties als bedrijfsobligaties
100
100
100
€ miljoen
2010
2009
Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december
840 78 (147) 130 901
1,200 184 (662) 118 840
In %
3.3 Beleggingen in hedgefondsen Het verloop van de waarde van de beleggingen in hedgefondsen was als volgt:
3.4 Alternatieve beleggingen Het verloop van de waarde van de alternatieve beleggingen was als volgt: € miljoen
Private Equity (*)
Direct vastgoed
Totaal
1.334 331 (193) 104 1.576 438 (316) 311 2.009
12 12 (2) 10
1.346 331 (193) 104 1.588 438 (318) 311 2.019
2010 2.019 2.019
2009 1.588 1.588
Stand per 31 december 2008 Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2009 Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2010
Beursgenoteerd Niet beursgenoteerd
(*) inclusief indirect onroerend goed en overige alternatieve beleggingen. Ultimo boekjaar waren de niet uit de balans blijkende financiële verplichtingen uit hoofde van toegezegde toekomstige investeringen in private equity maatschappijen € 1.329 miljoen (ultimo 2009: € 1.429 miljoen) met een looptijd van circa 5 jaar. Deelnemingen Een deel van de beleggingen van het Pensioenfonds, met name vastgoedactiviteiten, vindt plaats via deelnemingen. Deze deelnemingen bestaan per ultimo 2010 uit 7 (klein)dochtermaatschappijen die volledig eigendom zijn van het Pensioenfonds en waar het Pensioenfonds volledige zeggenschap over heeft. Alle beleggingen van deze deelnemingen worden volledig door het Pensioenfonds gefinancierd Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
37
en zijn toegewezen aan de categorie alternatieve beleggingen in de jaarrekening van het Pensioenfonds. Onderstaande tabel geeft inzicht in de leningen en/of rekening-courantverhoudingen tussen de deelnemingen en het Pensioenfonds. Tevens kan uit deze tabel worden afgeleid dat de leningen en/of rekening-courantverhoudingen toereikend worden afgedekt door de beleggingen in deze deelnemingen waardoor er voor het Pensioenfonds geen additioneel risico bestaat anders dan de gewone waardefluctuaties van de beleggingen. 2010
2009
Activa Waarde beleggingen in deelnemingen Rekening-courantvorderingen op het Pensioenfonds Totaal
446 5 451
255 57 312
Passiva Eigen vermogen Leningen en/of rekening-courantschulden aan het Pensioenfonds Totaal
148 303 451
67 245 312
€ miljoen
Op de bovenvermelde leningen en rekening-courantverhoudingen wordt een marktconforme rente berekend. Over de verstrekte leningen door het Pensioenfonds wordt 6 procent rente per jaar berekend en op de rekening-courantverhoudingen wordt de gemiddelde 3-maands EURIBOR rente per jaar berekend. 3.5 Derivaten Derivaten worden uitsluitend gebruikt voor zover deze passen binnen het beleggingsbeleid en worden onder andere toegepast om waardeveranderingen door valutakoersfluctuaties van bepaalde beleggingen te beperken. Futures worden gebruikt voor het snel en efficiënt uitvoeren van rebalancing en asset allocatie beslissingen, zowel voor het innemen van posities als voor het beïnvloeden van de gemiddelde looptijd van vastrentende waarden. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van equity, rente- en credit default swaps. De derivatenpositie wordt integraal meegenomen in de risico en rendement afweging per portefeuille. De contractwaarden van de derivaten geven een indicatie van de mate waarin van derivaten gebruik wordt gemaakt. Deze contractwaarden geven geen inzicht in het marktrisico aangezien dit mede afhankelijk is van het type contract, de onderliggende waarden en de mate waarin sprake is van risicoafdekking. Het verloop van de geschatte marktwaarde van de derivaten was als volgt: € miljoen Stand per 31 december 2008 Netto (des) investering Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2009 Netto (des) investering Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2010
Jaarverslag 2010
Aandelen (22) (199) 232 11 (63) 67 15
Vastrentende Waarden 543 (441) 438 540 18 (759) (201)
Stichting Shell Pensioenfonds
Valuta
Totaal
364 (623) 133 (126) 590 (547) (83)
885 (1.263) 803 425 545 (1.239) (269)
38
Contractwaarden financiële derivaten per jaareinde 2010
2009
(7.064) 7.143
(7.196) 7.316
79
120
Aandelen OTC (niet beursgenoteerd) Equity Swaps
801
484
Beursgenoteerd Futures Opties Totaal aandelen
148 949
315 799
Vastrentende waarden OTC (niet beursgenoteerd) Rente-, inflatie- en valutaswaps Credit Default Swaps
12.272 2.130
12.052 2.661
Beursgenoteerd Futures Opties Totaal vastrentende waarden
3.925 18.327
3.437 18.150
€ miljoen Valutacontracten OTC (niet beursgenoteerd) Valutacontracten aankopen Valutacontracten verkopen Beursgenoteerd Futures Opties Totaal valutacontracten
Balanswaarden financiële derivaten uitgesplitst naar type contract € miljoen
Reële Reële waarde waarde actief 2009 passief 2009
Reële waarde actief 2010
Reële waarde passief 2010
Valutacontracten OTC (niet beursgenoteerd) Valutacontracten
48
132
46
172
Aandelen OTC (niet beursgenoteerd) Equity Swaps
24
8
14
3
508 24 532
669 64 733
767 47 814
209 65 274
604
873
874
449
Vastrentende waarden OTC (niet beursgenoteerd) Rente- en valutaswaps Credit Default Swaps
Totaal
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
39
3.6 Overige activa Deze post (€ 207 miljoen) bestaat met name uit transacties die voor jaareinde waren aangegaan, maar die in het nieuwe jaar nog moesten worden afgewikkeld (€ 192 miljoen), alsmede nog te ontvangen dividenden en gelden uit transactieafwikkelingen (€ 13 miljoen). 3.7 Lopende rente De post lopende rente betreft opgebouwde rente op vastrentende waarden. 3.8 Liquide middelen Van de totale liquide middelen is ultimo boekjaar een bedrag van € 811 miljoen (ultimo 2009: € 801 miljoen) niet ter vrije beschikking. De niet vrij ter beschikking staande middelen kunnen, indien nodig, binnen drie maanden ter vrije beschikking worden gebracht. Van de totale liquide middelen van € 897 miljoen berust een gedeelte, € 178 miljoen (ultimo 2009: € 157 miljoen), bij buitenlandse vermogensbeheerders. Overzicht naar rating van Liquide middelen3 € miljoen AAA AA A Totaal Liquide middelen
2010
2009
94 630 173 897
70 689 128 887
3.9 Securities Lending overeenkomsten Met diverse tegenpartijen zijn overeenkomsten afgesloten voor het in- en uitlenen van effecten. In deze overeenkomsten is onder andere opgenomen dat zekerheden moeten worden verstrekt of verkregen voor het in- en uitlenen van effecten. In de meeste gevallen is de waarde van deze zekerheden gelijk aan de marktwaarde van de in- of uitgeleende effecten plus een verhoging van 5 procent van deze marktwaarde. Contractueel is onder andere ook vastgelegd dat de ontvangen zekerheden niet beschikbaar zijn voor herbelegging door het Pensioenfonds en dat partijen de uitgeleende stukken direct kunnen terugvragen. 4 Algemene Reserve Het saldo van baten en lasten wordt toegevoegd of onttrokken aan de algemene reserve, al naar gelang de uitkomst. De dekkingsgraad bedraagt 123 procent (2009: 119 procent). € miljoen
2010
2009
Algemene reserve einde vorig boekjaar Toevoeging totaalresultaat
2.495 767
(2.615) 5.110
Algemene reserve einde boekjaar
3.262
2.495
Overzicht vermogen € miljoen
2010
2009
18.676 1.231 17.445 17.445
16.283 810 15.473 15.473
Totaal activa Totaal schulden Vermogen (netto activa) Overschotreserve Vermogen beschikbaar voor uitkering
3
Dit overzicht is opgesteld op basis van de minimumratings van Standard & Poors, Moody’s of Fitch
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
40
Het vermogen zoals deze blijkt uit de geconsolideerde balans is beschikbaar voor uitkering en bedroeg ultimo boekjaar € 17.445 miljoen (ultimo 2009: € 15.473 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen bedroeg ultimo boekjaar € 14.183 miljoen (ultimo 2009: € 12.978 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd op de bij beëindiging van de deelneming op de balansdatum toe te kennen rechten. Herstelplannen In het gecombineerde korte- en langetermijnherstelplan, dat initieel op 31 maart 2009 en definitief op 10 juni 2009 bij DNB werd ingediend, is beschreven hoe het Pensioenfonds verwacht de dekkingsgraad binnen een termijn van uiterlijk drie jaar op het minimaal wettelijk vereiste niveau (105%) en in vijftien jaar op het wettelijk vereiste niveau (124%) te brengen. DNB heeft dit Herstelplan op 9 juli 2009 goedgekeurd. Hierna worden de maatregelen, die destijds genomen zijn in het kader van het Herstelplan, op hoofdlijnen uiteengezet. In aanvulling op het financieringsbeleid (zie pagina 46) geldt het volgende. Fasering van de bijstorting door de werkgever als volgt: • Een bedrag van € 2 miljard in het tweede kwartaal van 2009; deze bijstorting heeft in 2009 plaatsgevonden. • Het eventueel resterende tekort wordt, gespreid over een periode van tien kwartalen, te beginnen per 1 juli 2009 en eindigend per 1 oktober 2011, ingelopen. De omvang van ieder kwartaalbedrag hangt af van het resterende tekort tot een dekkingsgraad van 105 procent. Elk kwartaal berekent de Directie het op dat moment bestaande dekkingstekort. Per 1 juli 2009 wordt een tiende deel van het eventueel bestaande dekkingstekort in rekening gebracht, per 1 oktober 2009 een negende deel, per 1 januari 2010 een achtste deel, enzovoort, totdat uiterlijk per 1 oktober 2011 het eventueel dan nog resterende dekkingstekort ineens in rekening zal worden gebracht; tot 31 december 2010 zijn geen additionele premies in rekening gebracht. Onder bepaalde omstandigheden kan het Bestuur, na overleg met SPNV, besluiten om de volgens het financieringsbeleid vastgestelde gedempte premie, te verhogen. Daarnaast zijn in 2009 de volgende risicoreducerende maatregelen genomen: • Aanpassing strategisch beleggingsbeleid. Verschillende maatregelen zijn hierbij genomen zoals het aflossen van de leningen en het verder aanscherpen van de richtlijnen en limieten voor beleggingen in de diverse asset classes, short posities en financiële instrumenten. •
Neerwaartse aanpassing van de veronderstellingen, waardoor hogere gedempte premie. In vergelijking met de voorgaande ALM-studie van het Pensioenfonds zijn de veronderstellingen met betrekking tot beleggingsrendementen neerwaarts aangepast en derhalve ook de verwachte rekenkundig en meetkundig gemiddelde rendementen. Aangezien de gedempte premie is gebaseerd op het verwachte rendement exclusief diversificatie, leidt dit tot een materiële verhoging van de gedempte premie.
De ontwikkeling van de dekkingsgraad was, over de jaren 2009 en 2010, beduidend gunstiger dan in het Herstelplan wordt voorzien.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
41
5 Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen bedraagt ultimo boekjaar € 14.183 miljoen (ultimo 2009: € 12.978 miljoen). In de navolgende tabel zijn de voorziening pensioenverplichtingen en de aantallen aanspraak- en pensioengerechtigden nader gespecificeerd. 2010 Aantal
Actieve deelnemers Ouderdomspensioenen Meeverzekerde partnerPensioenen Arbeidsongeschikten Ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidspensioenen Meeverzekerde partnerPensioenen Gewezen deelnemers Ouderdomspensioenen Meeverzekerde partnerPensioenen Deelnemers met ingegaan ouderdomspensioen Ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidspensioenen Meeverzekerde partnerPensioenen Nabestaanden Partnerpensioenen Wezenpensioenen Onzekerheid sterftetrend Totaal
Jaarverslag 2010
Voorziening Pensioen verplichtingen
Aantal
2009 Voorziening Pensioen verplichtingen
11.517
10.933 4.194
3.929
544
493
263
264 208
189
15
23
6.855
6.616 1.216
916
143
101
13.124
13.051 5.332
5.181
915
852
5.970 187
1.095 6
5.967 207
1.071 6
-
515
-
217
37.259
14.183
37.695
12.978
Stichting Shell Pensioenfonds
42
Indexatiebeleid in 2010 Indexatie is het aanpassen van ingegane pensioenen en/of uitgestelde pensioenen (premievrije pensioenaanspraken) met een toeslag. Onvoorwaardelijke indexatie Voor een aantal onderdelen van het pensioen is de indexatie onvoorwaardelijk. Deze onderdelen zijn expliciet in Reglement V beschreven. Ze worden jaarlijks per 1 juli aangepast (ongeacht de datum van toekenning van het betreffende pensioen). De aanpassing vindt plaats op grond van ontwikkelingen in de sociale zekerheid of in de salarissen van de deelnemers. Deze onderdelen zijn: • De compensatie niet-verzekerde jaren, opgebouwd vóór 1 januari 2006, wordt aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW-uitkering wordt verstaan de AOW-uitkering voor een echtpaar, dat alleen AOW-inkomen heeft, dat altijd in Nederland heeft gewoond en waarbij beide partners de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben. • De compensatie voor de gederfde AWW-uitkering aan de overblijvende partner in geval van overlijden van een deelnemer vóór 1 juli 1996, indien ten gevolge van dienstverband in het buitenland er geen recht was op een AWW-uitkering, volgt de relevante ontwikkelingen in de Anw-uitkering. • De ingegane partner- en wezenpensioenen waarbij de oorspronkelijke pensioendatum van de overleden deelnemer nog niet is bereikt, het overbruggingspensioen en het overbruggingsweduwepensioen bij de toegekende pensioenen, en de tegemoetkoming 65-min worden aangepast overeenkomstig het bedrag van de Eerste Grens. Dit bedrag en daarmee de voormelde overbruggingspensioenen volgen de ontwikkeling van het normale maximum van salarisgroep 15, zoals dit wordt gebruikt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V. • Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks per 1 juli opnieuw vastgesteld aan de hand van ontwikkelingen van de salarismaxima bij Shell in Nederland. Onvoorwaardelijke indexatie is in de voorziening pensioenverplichtingen opgenomen. Voorwaardelijke indexatie Voor alle overige ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken is de indexatie voorwaardelijk. Voor indexatie komen in aanmerking ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken die zijn toegekend vóór 1 maart van het desbetreffende jaar. Jaarlijks besluit het Bestuur of aanpassing plaats vindt. Het streven is het waardevast houden van de ingegane pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken. De daarvoor geldende maatstaf is het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens”. Het Pensioenfonds probeert de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken jaarlijks per 1 juli aan te passen met maximaal de toe- of afname van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van maart van het voorafgaande jaar tot maart van het lopende jaar. Dat zal in principe gebeuren indien de dekkingsgraad zich op dat moment boven de 105% bevindt en door het toekennen van indexatie niet onder de 105% zou komen. Dit laat onverlet dat het al dan niet toekennen van indexatie een besluit van het Bestuur is. Indien de financiële middelen dat toestaan kan het Bestuur besluiten dat in het verleden niet toegekende of gedeeltelijk niet toegekende indexaties (gedeeltelijk) worden ingehaald. Inhaalindexatie heeft alleen betrekking op toekomstige betalingen. In aanvulling op het voorafgaande heeft het Bestuur de volgende richtlijnen vastgesteld met betrekking tot inhaalindexatie: • Inhaalindexatie kan uitsluitend plaatsvinden voor zover de dekkingsgraad door de inhaalindexatie niet onder de 115% komt. • Als peildatum voor het bepalen van de dekkingsgraad wordt de laatste dag van het eerste kwartaal genomen, met dien verstande dat indien de dekkingsgraad zich op dat moment vlakbij de inhaalgrens van 115% bevindt, het Bestuur bij de besluitvorming over inhaalindexatie naar bevind van zaken en in redelijkheid zal handelen. • De inhaalperiode is maximaal 5 jaar, waarbij inhaalindexatie alleen wordt toegekend indien en voor zover indexatie ook daadwerkelijk is gemist. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
43
•
Bij gedeeltelijke inhaalindexatie wordt de verste in het verleden niet toegekende indexatie het eerst ingehaald.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Overige factoren Daarnaast kan het Bestuur besluiten om op basis van overige factoren, zoals de ontwikkelingen in de sociale zekerheid, de gezondheidszorg of de ontwikkeling van de salarissen bij Shell in Nederland een toeslag te verlenen in aanvulling op de hierboven vermelde voorwaardelijke indexatie. Een dergelijk besluit is ter discretie van het Bestuur. Vijfjaarsevaluatie Om de 5 jaar zal de indexatie zoals die in de praktijk is toegepast, worden geëvalueerd. De evaluatie betreft de toegekende indexaties en de gehanteerde maatstaf. In de evaluatie kunnen ook de hiervoor vermelde overige factoren aan bod komen. Aan het gegeven dat een evaluatie zal plaatsvinden kan geen recht worden ontleend op een aanvulling op de reeds toegekende indexaties door het Bestuur. 6
Financiële passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat
6.1 Shortposities aandelen en vastrentende waarden Deze post bestaat ultimo boekjaar uit verplichtingen ter zake van niet afgewikkelde shortposities ter grootte van € 325 miljoen (ultimo 2009: € 338 miljoen). € 199 miljoen (ultimo 2009: € 223 miljoen) van deze verplichtingen heeft betrekking op directe investeringen, waarvoor het Pensioenfonds ultimo boekjaar zekerheden aan derden heeft verstrekt met een waarde van € 179 miljoen (ultimo 2009: € 207 miljoen). De resterende € 126 miljoen betreft niet afgewikkelde shortposities in het kader van zogenaamde “long-short”-strategieën overeenkomstig het mandaat dat is verstrekt aan een selectie van externe managers. Zekerheden voor deze shortposities zijn binnen de mandaten vastgelegd middels specifieke voorwaarden aan de corresponderende longposities. 6.2 Overlopende passiva Hieronder zijn begrepen de te betalen rente en bedragen tegen historische kostprijs die verschuldigd zijn aan tussenpersonen of effectenmakelaars voor effecten die gekocht werden maar die aan het einde van het jaar nog niet geleverd zijn, alsmede overige schulden en overlopende posten.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
44
6.3 De looptijd van de overige activa en kortlopende schulden is als volgt:4 € miljoen 2010 Vlottende activa 0-3 mnd 3 mnd-6 mnd 6 mnd - 1 jr
2009
1.747 1.747
1.843 1.843
(1.231) (1.231)
(810) (810)
516 516
1.033 1.033
Kortlopende schulden 0-3 mnd 3 mnd-6 mnd 6 mnd - 1 jr
Gesaldeerd 0-3 mnd 3 mnd-6 mnd 6 mnd - 1 jr
7 Premie deelnemers en werkgever In 2010 bedroeg de werkgeverspremie 32,1 procent van de pensioenpremiegrondslag (2009: tot 1 juli 23,6 procent, vanaf 1 juli 32,1 procent). In 2010 is deelnemerspremie ontvangen op basis van 2 procent over de pensioenpremiegrondslag tot de pensioenpremiegrens plus 8 procent over het meerdere (2009: idem). De pensioenpremiegrens bedroeg in 2010 € 74.881. De totale deelnemersbijdrage bedroeg € 31 miljoen (2009: € 31 miljoen), de werkgeversbijdrage bedroeg € 305 miljoen (2009: € 270 miljoen). De pensioenpremiegrondslag ultimo boekjaar bedroeg € 918 miljoen (ultimo 2009: € 954 miljoen). De premieontvangsten zijn opgebouwd uit: € miljoen Premie van deelnemers en maatschappijen Additionele storting Aanvullende premie Totaal premie
2010
2009
336 336
301 2.000 1 2.302
Overzicht premies 2010 (in procenten van de pensioenpremiegrondslag) Kostendekkende premie (in %) 3,9
Rentetermijnstructuur (gemiddeld) Verwacht rendement Totale premie
35,9
Gedempte premie (in %) 5,5 35,3
4
Inclusief derivaten en exclusief lopende rente.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
45
7.1 Financieringsbeleid Binnen het FTK wordt onderscheid gemaakt tussen de kostendekkende premie, de gedempte premie en de feitelijke premie: • De kostendekkende premie dient te worden bepaald op basis van de rentetermijnstructuur • De gedempte premie wordt voor het Pensioenfonds vastgesteld op basis van het verwachte rendement (exclusief diversificatie-effecten) en de verwachte salarisstijgingen voor de langere termijn. Indien de gedempte premie in enig boekjaar lager is dan de premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de voorziening pensioenverplichtingen in het desbetreffende boekjaar én er in dat boekjaar sprake is van een dekkings- of reservetekort, kan het Bestuur na overleg met Shell Petroleum N.V. besluiten om de gedempte premie opwaarts aan te passen. • De feitelijke premie is gelijk aan de gedempte premie gecorrigeerd voor eventuele inhaalpremies of premiekortingen. Gedempte premie In het financieringsmodel van SSPF wordt de gedempte premie eerst uitgesplitst in een gedempte werkgevers- en een gedempte deelnemerspremie. • De gedempte deelnemerspremie is reglementair bepaald en bedraagt 2 procent over het deel van de pensioenpremiegrondslag tot aan de pensioenpremiegrens, het normale maximum van salarisgroep 5, plus 8 procent over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de pensioenpremiegrens. • De gedempte werkgeverspremie is in beginsel gelijk aan de gedempte premie minus de gedempte deelnemerspremie. Feitelijke werkgeverspremie Het Bestuur kan besluiten lagere deelnemers- en werkgeverspremies te heffen waarbij de feitelijke werkgeverspremie altijd ten minste 5 procent van de totale pensioenpremiegrondslag zal bedragen. Het Bestuur heeft hiervoor de volgende richtlijnen vastgesteld. 1. Dekkingsgraad gedurende een periode van zes maanden regelmatig beneden 105%: • bijstorting door de werkgever tot een dekkingsgraad van 105%; • feitelijke werkgeverspremie in één stap naar de gedempte werkgeverspremie; 2. Dekkingsgraad gedurende een periode van zes maanden regelmatig tussen 105% en 130%: • feitelijke werkgeverspremie in één stap naar de gedempte werkgeverspremie; 3. Dekkingsgraad gedurende een periode van zes maanden regelmatig boven 130%: • geen solvabiliteitstoeslag (feitelijke werkgeverspremie is maximaal de gedempte werkgeverspremie excl. solvabiliteitstoeslag); overigens geen wijziging van de feitelijke werkgeverspremie; 4. Dekkingsgraad gedurende een kalenderjaar regelmatig tussen 145% en 173%: • verlaging van de feitelijke werkgeverspremie met 2 tot 5 procentpunten per jaar tot de minimumpremie van 5% bereikt is; 5. Dekkingsgraad gedurende een kalenderjaar regelmatig boven 173%: • verlaging van de feitelijke werkgeverspremie in één stap tot de minimumpremie van 5%; 6. Dekkingsgraad op 31 december van enig boekjaar hoger dan 200% én hoger dan 155% reëel: • gehele dan wel gedeeltelijke toevoeging van de buffer boven 200% aan de overschotreserve volgens de hieronder omschreven systematiek. Een overschotreserve kan op verzoek van Shell Petroleum N.V. (SPNV) in het kader van de financieringsregeling geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald aan SPNV of een door deze aan te wijzen rechtspersoon. Daadwerkelijke uitbetaling behoeft een besluit van het Bestuur, waarbij de volgende randvoorwaarden zullen worden gehanteerd: • er zal rekening worden gehouden met de voorschriften die alsdan door DNB zullen worden vereist; • daadwerkelijke betaling kan niet eerder plaatsvinden dan één jaar na de vorige betaling; • er zal geen uitbetaling plaatsvinden, indien de nominale dekkingsgraad lager is dan 173% of de reële dekkingsgraad lager is dan 135%; Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
46
• • •
daadwerkelijke betaling zal begrensd worden zodanig dat de nominale dekkingsgraad door die betaling niet beneden 173% daalt of de reële dekkingsgraad niet beneden 135% daalt; op het moment van terugbetaling zijn de voorwaardelijke indexaties met betrekking tot de voorgaande 10 jaar verleend; er is goedkeuring verkregen van de externe actuaris.
Feitelijke deelnemerspremie De hoogte van de feitelijke deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag tot aan de pensioenpremiegrens bedraagt te allen tijde 2 procent. De hoogte van de deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de pensioenpremiegrens is afhankelijk van de hoogte van de werkgeverspremie waarbij de feitelijke deelnemerspremie altijd ten minste 2 procent van de pensioenpremiegrondslag zal bedragen. De feitelijke deelnemerspremie over het deel van de pensioenpremiegrondslag dat ligt boven de pensioenpremiegrens bedraagt: • feitelijke werkgeverspremie 16 procent of hoger: 8 procent; • feitelijke werkgeverspremie hoger dan 5 procent maar lager dan 16 procent: de helft van de feitelijke werkgeverspremie; • feitelijke werkgeverspremie 5 procent: 2 procent. Schema:
Financieringsbeleid voor de werkgeverspremie Dekkingsgraad 5% (minimumpremie)
gehele of gedeeltelijke toevoeging aan overschotreserve 200%* 5% (minimumpremie) 173%# verlaging met 2 tot 5% per jaar tot minimaal 5% 145% geen verandering; max. gedempte werkgeverspremie excl. solvabiliteitstoeslag 130% verhoging tot gedempte werkgeverspremie 105% bijstorting tot dekkingsgraad van 105%: verhoging tot gedempte werkgeverspremie * en 155% reëel # en 135% reëel als ondergrens voor uitbetaling
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
47
Schema: Hoogte deelnemerspremie ten opzichte van de werkgeverspremie
Bij een feitelijke werkgeverspremie van (percentage van de totale pensioenpremiegrondslag)
Bedraagt de feitelijke deelnemerspremie percentage van de pensioenpremie grondslag* tot het normale maximum van SG 5
percentage van deel van het pensioenpremie grondslag boven het normale maximum van SG 5
16% of hoger
2%
8%
hoger dan 5%, maar lager dan 16%
2%
de helft van de feitelijke werkgeverspremie
5% 2% 2% * Pensioenpremiegrondslag is het jaarsalaris plus de uitkering ineens in april en/of december plus eventuele pensionabele toeslagen. 8
Saldo waardeoverdrachten
€ miljoen Overgedragen pensioenrechten Overgenomen pensioenrechten Totaal saldo waardeoverdrachten
2010
2009
-2 6
-1 2
4
1
9 Beleggingsopbrengsten Kosten van aan- en verkoop van beleggingen worden verrekend met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. 9.1 Directe beleggingsopbrengsten De netto opbrengst van het inlenen en uitlenen van aandelen en vastrentende waarden bedroeg € 6 miljoen (2009: netto opbrengst € 4 miljoen) en is opgenomen onder directe beleggingsopbrengsten. € miljoen
2010
2009
Dividendinkomsten Rente-inkomsten
164 1.290
116 471
1.454
587
9.2 Indirecte beleggingsopbrengsten Het Bestuur heeft alle financiële beleggingen en verplichtingen - met uitzondering van derivaten - bij aanvang aangewezen als financiële beleggingen en verplichtingen met verwerking van waardeveranderingen via het overzicht van het geconsolideerd totaalresultaat.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
48
Derivaten worden gecategoriseerd als handelscategorie, omdat het Pensioenfonds geen derivaten aanwijst als hedges in een hedging relatie. De beleggingsopbrengsten uit beleggingen voor handelsdoeleinden zijn weergegeven in onderstaand overzicht. € miljoen Aandelen Hedgefondsen Vastrentende waarden Alternatieve Beleggingen Derivaten
Totaal beleggingsopbrengsten
2010
2009
1.285 130 346 311 (1.230) 842
861 112 768 104 803 2.648
2.296
3.235
Het strategisch afdekken van valuta ten opzichte van de euro heeft in 2010 een negatief effect gehad op de indirecte beleggingsopbrengsten. Naast het strategisch valutamanagement is er een actief valutabeheer gevoerd. De resultaten van het actief valutabeheer leverden een rendement op van 0,1 procent negatief (2009: 0,3 procent negatief). In totaal heeft het valutabeheer het beleggingsrendement met 3,5 procent negatief beïnvloed (2009: 1,2 procent positief). 10
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen 2010
2009
12.978 167 1.144 37 134 125 5 (628) (12) (20) 1 252 14.183
13.213 333 (454) (13) 153 166 1 (624) (12) 5 210 12.978
1.205
(235)
2010
2009
Ouderdomspensioen Arbeidsongeschikheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Uitkeringen bij overlijden
499 7 119 1 2
496 7 118 1 2
Totaal pensioenuitkeringen
628
624
€ miljoen Stand per 1 januari Rentetoevoeging Wijziging rentetermijnstructuur Indexatie Pensioenopbouw Salarisstijgingen Saldo waardeoverdrachten Uitkeringen Vrijval administratiekosten Sterfte Arbeidsongeschiktheid Wijziging grondslagen en overig Stand per 31 december Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
11
Pensioenuitkeringen
€ miljoen
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
49
12 Kosten Bestuursbureau (inclusief pensioenadministratie) en vermogensbeheer Het Pensioenfonds heeft geen personeel in dienst en betaalt derhalve geen salarissen en sociale lasten. Het Bestuur van het Pensioenfonds is onbezoldigd. De dagelijkse Bestuursbureau-activiteiten, inclusief de pensioenadministratie, worden gevoerd door Shell Pensioenbureau Nederland B.V. (SPN) en het vermogensbeheer door Shell Asset Management Company B.V. (SAMCo). De kosten van de activiteiten van SPN en SAMCo worden aan het Pensioenfonds in rekening gebracht conform de in de beheersovereenkomsten afgesproken procedures. In de kosten van vermogensbeheer zijn de uitgaven voor vermogensbeheer door SAMCo, het extern vermogensbeheer en de kosten in verband met de bewaring van effecten begrepen. Resultaten uit hoofde van het uitlenen en inlenen van effecten zijn verwerkt in de directe beleggingsopbrengsten en niet op de vermogensbeheerkosten in mindering gebracht. De transactiekosten van aan- en verkopen zijn verrekend met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten. Kosten voor private equity, hedgefondsen en onroerend goed zijn verwerkt in de beleggingsopbrengsten. Overzicht kosten Bestuursbureau (inclusief pensioenadministratie), vermogensbeheerkosten en overige kosten 2010
2009
Beheerkosten SAMCo Kosten investment managers Bewaarkosten effecten Kosten vermogensbeheer
15 12 4 31
15 7 4 26
Kosten SPN (Bestuursbureau en pensioenadministratie) Overige SSPF-gerelateerde kosten Kosten SPN en overige kosten SSPF Totaal kosten
6 1 7 38
5 5 31
€ miljoen
De kosten voor het extern beheerde vermogen bedroegen € 12 miljoen in 2010 (2009: € 7 miljoen). De stijging ten opzichte van 2009 wordt verklaard door de toename, ondanks de nodige onttrekkingen, van het extern beheerd vermogen als gevolg van behaald rendement. De beheersvergoedingen van de externe managers bleven ongewijzigd in 2010. De kosten van SPN zijn van € 5 miljoen naar € 6 miljoen gestegen door met name de uitbreiding van het takenpakket inzake vermogensbeheer. 13 Rentelasten en -baten De rentelasten bestaan uit betaalde rente op leningen € 0 miljoen (2009: € 30 miljoen) en rentebaten van € 2 miljoen (2009: € 22 miljoen). 14 Omzet Onder de “omzet” (volgens de definitie van DNB) van het Pensioenfonds wordt verstaan het totaal van de premie-inkomsten en de directe beleggingsopbrengsten. Dit bedrag is in 2010 € 1.790 miljoen (2009: € 2.889 miljoen). 15 Verbonden partijen Het Pensioenfonds heeft het dagelijks beheer van de pensioenadministratie ondergebracht bij SPN, een 100 procent deelneming van Shell Petroleum N.V. Het dagelijks beheer van de bezittingen van het Pensioenfonds wordt uitgevoerd door SAMCo, een 95 procent deelneming van Shell Petroleum N.V. en 5 procent van de B.V. Nederlandse Internationale Industrie- en Handelsmaatschappij. Voor de kosten van het dagelijks beheer van SPN en SAMCo wordt verwezen naar toelichting 12 (Kosten pensioenadministratie en vermogensbeheer).
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
50
16 Accountantskosten De accountantskosten in verband met de controle van de jaarrekening van het Pensioenfonds over het boekjaar 2010 bedroegen € 0,3 miljoen (2009: 0,3 miljoen). Deze kosten zijn opgenomen onder ‘Kosten Bestuursbureau (inclusief pensioenadministratie) en vermogensbeheer’ (toelichting 12).
Risicobeheer Algemeen De belangrijkste risico’s van een pensioenfonds zijn het marktrisico, het kredietrisico, het liquiditeitsrisico, het concentratierisico, het verzekeringstechnische risico en het operationele risico. Het beleid van het Pensioenfonds is erop gericht deze risico’s zodanig te beheersen, dat sprake is van een verantwoorde en evenwichtige afweging tussen deze risico’s en rendement, uitvoeringsefficiency en kosteneffectiviteit. Compliance met regelgeving, verschaffing van inzicht en dienstverlening aan deelnemers bepalen in hoge mate de inrichting van het geheel aan controlemaatregelen. Het Bestuur van het Pensioenfonds is verantwoordelijk voor het beleid inclusief het risicobeheer. De uitvoering van dit beleid, inclusief de monitoring van het uitbestede vermogensbeheer, wordt gedaan door SPN. Hiertoe is de SPN organisatie in 2010 versterkt, onder meer met een Risk & Investment Office als onderdeel van de inrichting van de beleggingsorganisatie van het Pensioenfonds. De Risk & Investment Office ondersteunt de Beleggingscommissie die daarnaast wordt geadviseerd door een externe deskundige. SPN, de Beleggingscommissie en diens externe adviseur zorgen tezamen voor toezicht op SAMCo, die door het Pensioenfonds is aangesteld voor het beheren van het vermogen en het adviseren van het Bestuur over het beleggingsbeleid. De Business Assurance Committees van SPN en SAMCo, bestaande uit de respectievelijke directies, de externe accountant en Internal Audit voeren overleg over de uit te voeren interne en externe accountantsonderzoeken gedurende het jaar en beoordelen de resultaten en de genomen maatregelen ter verbetering van het organisatiewijde Control Framework. Periodiek wordt door SPN verslag uitgebracht aan het Bestuur van het Pensioenfonds over de resultaten, de bedrijfsrisico’s en de bevindingen van interne en externe controlespecialisten. Apart worden de Commissarissen van SPN en SAMCo geïnformeerd over de kwaliteit van de interne controle en de opzet van het systeem van risicobeheersing. Beleggingsbeleid als risicobeheerinstrument Het risicobeheer in het kader van het beleggingsbeleid van het Pensioenfonds wordt in hoofdlijnen vorm gegeven door het strategisch, tactisch en operationeel beleggingsbeleid. Het strategisch beleggingsbeleid wordt door middel van een studie op het gebied van Asset Liability Management (“ALM”) afgestemd op de verplichtingen van het Pensioenfonds. In beginsel wordt het beleggingsbeleid telkens voor drie jaar vastgesteld aan de hand van een ALM-studie. Binnen deze studie worden simulatieberekeningen uitgevoerd met veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkeling van onder meer het deelnemersbestand, de rente, de inflatie, alsmede rendementen, volatiliteit en correlaties van en tussen verschillende beleggingscategorieën. Op basis van de uitkomsten kan er worden ingespeeld op wijzigingen in het risicoprofiel van de pensioentoezeggingen en in de risicoperceptie van het Bestuur. Dit tezamen mondt uit in de keuze voor een strategische beleggingsmix. Bij de keuze van de strategische beleggingsmix spelen de risicofactoren en het incasseringsvermogen van het Pensioenfonds als ook de sponsor een belangrijke rol. Het beleggingsbeleid omvat een normverdeling over verschillende beleggingscategorieën en normspreidingen van de aandelen en de vastrentende waarden. Een programma van rentetermijnswaps en inflatieswaps is onderdeel van het strategisch beleggingsbeleid en beoogt de duration van de beleggingen meer in lijn te brengen met de duration en inflatiekarakteristieken van de verplichtingen. Van de strategische beleggingsmix kan op tactisch niveau, binnen door het Bestuur goedgekeurde grenzen, worden afgeweken om in te spelen op wijzigende marktomstandigheden. Per sector, per land Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
51
of per werelddeel beleggen portefeuillebeheerders binnen beleggingsrichtlijnen en operationele risicobeheermaatregelen, waaronder procedures, systemen, organisatie en toezicht. De resultaten en de ingenomen markt- en valutaposities van de financiële beleggingen worden indien mogelijk dagelijks berekend, gerapporteerd en getoetst aan geformuleerde criteria en toegestane afwijkingen van de desbetreffende vergelijkingsmaatstaven. Uitvoering actief risicobeheer van het Pensioenfonds bij SAMCo De afdeling Risk Management van SAMCo is verantwoordelijk voor de (vrijwel) dagelijkse toetsing op compliance van de investeringen binnen gestelde parameters, het toetsen van nieuwe majeure investeringsbeslissingen, het controleren van de gehele portefeuille op periodieke basis en de rapportage daarvan. Ter ondersteuning van die activiteiten is in 2009 met hoge prioriteit gewerkt aan de implementatie van een geavanceerd investeringsrisicobeheersysteem; dit is in het eerste kwartaal van 2010 afgerond. Binnen SAMCo onderhoudt het hoofd risicobeheer beleggingen een actieve dialoog met de Chief Investment Officer. Voorts is het hoofd risicobeheer beleggingen lid van het maandelijks investeringscomité van SAMCo. Verder organiseert hij de maandelijkse investment compliance committee. Dit laatste comité beoordeelt onder andere de risico-identificatie, meetmethoden en risiconormen, alsmede de aard en omvang van de risico’s van bestaande en nieuwe financiële instrumenten en de handhaving van vastgelegde risiconormen door middel van ‘compliance’ rapportages. Periodiek worden deze rapportages voorgelegd aan het Bestuur van het Pensioenfonds. Vereist eigen vermogen Volgens de Pensioenwet dient een pensioenfonds voldoende eigen vermogen aan te houden, het vereist eigen vermogen. Voor de bepaling van het vereist eigen vermogen wordt het standaardmodel van De Nederlandsche Bank gehanteerd waarbij het Pensioenfonds een aantal aanpassingen heeft gemaakt. De belangrijkste aanpassing bij de bepaling van het vereist eigen vermogen is dat een deel van het eigen vermogen moet worden aangehouden voor het actief risico dat de vermogensbeheerder mag nemen. In onderstaande grafiek is het vereist eigen vermogen uitgesplitst naar de verschillende (risico)bronnen, op bruto-basis voor aftrek van diversificatieeffecten. Het aandeel van de risicobronnen op nettobasis in het vereist eigen vermogen zijn dienovereenkomstig lager dan getoond in de grafiek.
40%
5,0%
35%
-/- 13,1%
2,7% 2,2%
30%
1,3%
18,7%
24,0%
25% 20% 15% 10%
7,2%
Vereist eigen vermogen
Diversificatieeffecten
Actief risico
Verzekeringstechnisch risico
Kredietrisico
Valutarisico
Zakelijke waarden risico
0%
Renterisico
5%
Zoals de bovenstaande grafiek laat zien is het zakelijke waarden risico het meest dominante risico. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
52
Marktrisico Het marktrisico van het Pensioenfonds is een uitvloeisel van de keuze van de strategische beleggingsmix die mede is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM-studie. Het marktrisico wordt in grote lijnen bepaald door het aandelenrisico, het renterisico vanwege de duration mismatch en het valutarisico. Voor het Pensioenfonds wordt structureel een eigen vermogen (totaal vermogen verminderd met de waarde van de voorziening pensioenverplichtingen) nagestreefd dat ruim ligt boven het door de Pensioenwet vereist eigen vermogen, gegeven de geldende beleggingsmix. In normale marktomstandigheden vormt het eigen vermogen van het Pensioenfonds een adequate buffer voor – onder meer – het opvangen van het marktrisico. Om dit risico adequaat te kunnen beheersen, verkrijgt het Pensioenfonds periodiek uitgebreide rapportages van SAMCo dat daartoe de risicomanagementafdeling heeft versterkt. Naast de strategische beleggingsmix heeft het actieve beleggingsbeleid invloed op het marktrisico. Gedurende 2010 heeft het Bestuur de verschillende operationele maatregelen ter vermindering van het markrisico die in 2009 waren genomen – zoals het aflossen van de leningen en het verder aanscherpen van de richtlijnen en limieten voor beleggingen in de diverse asset classes, short posities en financiële instrumenten – verder geïmplementeerd. Het totale marktrisico wordt uitgedrukt met behulp van verschillende risicomaatstaven. De belangrijkste hiervan zijn Value-at-Risk (VaR), relatieve Value-at-Risk (R-VaR) en tracking error. • De VaR is het maximale verwachte waardeverlies van de beleggingsportefeuille met een zekerheidsniveau van 95% en een horizon van 1 jaar. Deze waarde is gebaseerd op de huidige posities in de beleggingsportefeuille, waarbij het risicoprofiel per positie over de afgelopen 5 jaar in acht wordt genomen. Dit betekent dat er op basis van de gekozen methode een kans van 5 procent is, bij een gelijkblijvende beleggingsstrategie, dat er een waardeverlies op de beleggingen optreedt dat groter is dan deze VaR. Onder deze aannames zou er in een periode van 20 jaar 1 jaar voorkomen met een waardeverlies groter dan de VaR. Ultimo 2010 bedroeg de VaR voor het Pensioenfonds € 3,4 miljard (ultimo 2009: € 3,4 miljard). • De R-VaR staat voor relatieve VaR, het maximale verwachte waardeverlies ten opzichte van de benchmark met een zekerheidsniveau van 95% en een horizon van 1 maand. Deze waarde is gebaseerd op de huidige posities in de beleggingsportefeuille, waarbij het risicoprofiel per positie over de afgelopen 5 jaar in acht wordt genomen. Net zoals bij VaR, wil dit zeggen dat er op basis van de gekozen methode een kans van 5 procent is, bij een gelijkblijvende beleggingsstrategie, dat er een relatief waardeverlies op de beleggingen optreedt dat groter is dan deze R-VaR. Onder deze aannames zou er in een periode van 20 maanden 1 maand voorkomen met een relatief waardeverlies groter dan de R-VaR. De 1-maands R-VaR bedroeg ultimo 2010 € 57 miljoen (ultimo 2009: € 264 miljoen). • De tracking error betreft de volatiliteit van de afwijkingen tussen de rendementen van het Pensioenfonds en de benchmark. Hierbij wordt een plafond van 2 procent voor de liquide beleggingen nagestreefd. Per ultimo 2010 bedraagt de tracking error van de liquide beleggingen 0,9 procent (2009: 1,8 procent). Aandelenrisico Bij het vaststellen van de strategische beleggingsmix wordt expliciet rekening gehouden met het marktrisico van de totale aandelenbeleggingen van het Pensioenfonds. Met het eigen vermogen wordt onder normale omstandigheden gezorgd voor een adequate buffer voor het opvangen van schommelingen in de aandelenportefeuille. Het risico van de aandelenportefeuille wordt beperkt door spreiding van de beleggingen over landen en regio’s, sectoren en onderliggende aandelen. Renterisico Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de duration van de beleggingen afwijkt van de duration van de voorziening pensioenverplichtingen (nominaal 15 jaar), waarbij het kan worden uitgesplitst naar nominaal en reëel renterisico. Beide risico’s zijn gedeeltelijk afgedekt. In het vierde kwartaal van het verslagjaar is de nominale hedge verhoogd van 21 naar 24 procent van het nominale renterisico van de verplichtingen en is het profiel van de hedge meer in lijn gebracht met het profiel van de verplichtingen. Een gedeelte van de winst in de swap posities is gerealiseerd door de swaps over te sluiten en de winst te investeren in Nederlandse en Duitse staatsobligaties.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
53
Vanuit het perspectief van een indexatieambitie vormt een langdurige, onvoorziene toename van de inflatie op lange termijn ook een risico. Hoge inflatie leidt naar verwachting tot hogere uitkeringen. Dit reële renterisico is gedeeltelijk (12 procent) afgedekt middels een reële renteswap. Net als bij de nominale hedge is het profiel van de reële hedge meer in lijn gebracht met het profiel van de desbetreffende verplichtingen. Valutarisico Strategisch valutabeleid Bij het formuleren van het strategische valutabeleid spelen drie overwegingen een rol. Enerzijds is er de veronderstelling dat het valutarisico op lange termijn niet tot additioneel rendement maar slechts tot additionele volatiliteit leidt. Dit pleit voor het afdekken van het gehele valutarisico. Anderzijds leidt het afdekken van valutarisico tot liquiditeitsrisico, omdat als gevolg van valutaschommelingen op korte termijn grote verliezen kunnen ontstaan op ingenomen valutatermijncontracten. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de transactiekosten van de uitvoering van deze valutatermijncontracten, die in een aantal kleinere valuta’s (vooral opkomende markten) relatief hoog kunnen zijn. Het valutarisico van vastrentende waarden, tenzij het valutarisico een expliciet onderdeel vormt van een bepaalde beleggingsstrategie (bijv. “EMU convergence”), en onroerend goed wordt volledig afgedekt. Voor alle overige beleggingscategorieën is afdekking van de valutarisico’s beperkt tot die met betrekking tot de Amerikaanse dollar en de Japanse yen. Actief valutabeleid Naast het strategische valutabeleid was sprake van een actief “currency overlay” programma, dat tactische posities in valuta’s inneemt. Het betrof een “absolute return”-strategie, waarbij niet langer van koppeling aan de valuta’s van de onderliggende beleggingen sprake was, maar waarbij beleggen in de valuta’s van circa 20 ontwikkelde landen alsmede van een aantal opkomende markten was toegestaan. In het vierde kwartaal is na een nadere analyse van dit actieve valutabeleid besloten om dit te beëindigen. Redenen hiervoor zijn de verminderde outperformance, wat op toenemende marktefficiency duidt, en lagere diversificatie bij financiële spanningen. Ultimo 2010 bedroeg het actieve programma € 200 miljoen met een nagestreefde tracking error van 4 procent. Per 13 januari 2011 is het gehele actieve valutabeleid beëindigd.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
54
Overzicht van totale valutaposities per 31 december 2010 € miljoen US Dollar Britse Pond Japanse Yen Zwitserse Frank Hong-Kong Dollar Singapore Dollar Canadese Dollar Australische Dollar Emerging Markets valuta Niet-strategisch afgedekte overige valuta
Bruto positie 5.084 1.070 730 322 226 72 203 202 829 1.635
Afdekkingspositie 5.115 212 703 63 1 31 (24) (51) 57
Netto positie (31) 858 27 259 226 71 172 226 880 1.578
Totaal non Euro valuta
10.373
6.107
4.266
7.072
-
7.072
17.445
6.107
11.338
Bruto positie 5.055 761 568 289 168 62 99 180 684 1.105
Afdekkingspositie 5.092 56 538 104 (13) 36 (34) (83) (120)
Netto positie (37) 705 30 185 168 75 63 214 767 1.225
Totaal non Euro valuta
8.971
5.576
3.395
Euro
6.502
-
6.502
15.473
5.576
9.897
Euro Totaal Overzicht van totale valutaposities per 31 december 2009 € miljoen US Dollar Britse Pond Japanse Yen Zwitserse Frank Hong-Kong Dollar Singapore Dollar Canadese Dollar Australische Dollar Emerging Markets valuta Niet-strategisch afgedekte overige valuta
Totaal
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
55
Wegens het gewijzigd valutarisicobeheer geeft onderstaande tabel de totale valutaposities gesplitst naar type belegging en bijbehorende hedge ratio, overeenkomstig het valutarisicobeheer. Overzicht van totale valutaposities per 31 december 2010, gesplitst naar type belegging en bijbehorende hedge ratio € miljoen
Aandelen
Hedge ratio
Alternatieve beleggingen
Hedge ratio
Vastrentende waarden
Hedge ratio
Overige activa/passiva
Hedge ratio
US Dollar
1.456
100%
2.361
100%
1.256
100%
11
100%
5.084
Britse Pond
865
0%
2
0%
195
100%
8
0%
1.070
Japanse Yen
637
100%
-
100%
92
100%
1
100%
730
Zwitserse Frank
299
0%
-
0%
23
100%
-
0%
322
Hong-Kong Dollar
225
0%
-
0%
-
100%
1
0%
226
69
0%
-
0%
3
100%
-
0%
72
Singapore Dollar
Totaal
Canadese Dollar
203
0%
-
0%
-
100%
-
0%
203
Australische Dollar
191
0%
-
0%
9
100%
2
0%
202
Emerging Markets Valuta Niet-strategisch afgedekte overige valuta
652
0%
15
0%
159
100%
3
0%
829
1.107
0%
-
0%
525
0%
3
0%
Totaal non Euro Valuta
5.704
2.378
2.262
29
1.635 10.373
Euro
1.716
520
4.795
41
7.072
Totaal
7.420
2.898
7.057
70
17.445
Overzicht van totale valutaposities per 31 december 2009, gesplitst naar type belegging en bijbehorende hedge ratio € miljoen
Aandelen
Hedge ratio
Alternatieve beleggingen
Hedge ratio
Vastrentende waarden
Hedge ratio
Overige activa/passiva
Hedge ratio
Totaal
US Dollar
2.039
100%
2.001
100%
998
100%
17
100%
5.055
Britse Pond
682
0%
1
0%
102
100%
(24)
0%
761
Japanse Yen
495
100%
2
100%
22
100%
49
100%
568
Zwitserse Frank
217
0%
-
0%
80
100%
(8)
0%
289
Hong-Kong Dollar
164
0%
-
0%
2
100%
2
0%
168
Singapore Dollar
54
0%
-
0%
6
100%
2
0%
62
Canadese Dollar
94
0%
-
0%
24
100%
(19)
0%
99
Australische Dollar
172
0%
-
0%
8
100%
-
0%
180
Emerging Markets Valuta Niet-strategisch afgedekte overige valuta
492
0%
-
0%
194
100%
(2)
0%
684
768
0%
-
0%
403
0%
(66)
0%
Totaal non Euro Valuta
5.177
2.004
1.839
(49)
8.971
Euro
1.152
403
4.980
(33)
6.502
Totaal
6.329
2.407
6.819
(82)
15.473
1.105
De alternatieve investeringen zijn inclusief hedgefondsen.
Kredietrisico Het kredietrisico wordt beperkt door een goede spreiding van de portefeuille enerzijds, en actieve monitoring van de kredietwaardigheid van de beleggingen anderzijds. Met betrekking tot het laatste zijn er specifieke limieten voor de blootstelling van het Pensioenfonds per kredietwaardigheidsklasse, die voortdurend worden getoetst. Voorts wordt gebruik gemaakt van credit default swaps om in individuele gevallen het faillissementsrisico te beperken. De kredietwaardigheidspositie vanuit integraal Pensioenfondsperspectief wordt maandelijks besproken in SAMCo’s investment compliance committee.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
56
Overzicht naar rating op basis van beleggingsrisico5 € miljoen
2010
2009
Investment grade (BBB/Baa en hoger) Non-investment grade (BB/Ba en lager) Vastrentende waarden zonder rating
6.102 657 298
5.212 1.439 168
Totaal netto-positie
7.057
6.819
Buiten het kredietrisico dat voortkomt uit de kredietwaardigheid van de uitgevende instanties, is er ook kredietrisico dat voortkomt uit het uitstaan van niet-gerealiseerde winsten en uitgeleende bedragen bij tegenpartijen. Een deel van dit risico wordt afgedekt door voor zulke posities zekerheden (“collateral”) van de tegenpartij te vragen. Dit gebeurt bijvoorbeeld voor securities lending. Daarbij zijn de voorwaarden met betrekking tot het geven/ontvangen van zekerheden vastgelegd in contracten zoals OSLA’s en GMSLA’s. Alle uitgeleende posities zijn volledig “collateralised”; met andere woorden de waarde van het onderpand is ten minste gelijk aan de waarde van de uitgeleende posities, maar vrijwel altijd hoger (gemiddeld 105 procent). Ook voor een groot deel van de derivaten is middels CSA’s afgesproken dagelijks onderpand ter grootte van de netto waarde van de winsten/verliezen op die derivaten middels uitwisseling te effenen. Daarnaast is voor alle derivaten in de vorm van ISDA’s vastgelegd dat bij eventueel faillissement van de tegenpartij het nettobedrag van alle uitstaande winsten en verliezen, gecorrigeerd met eventueel verkregen zekerheden, wordt afgerekend. Onderpand wordt alleen geaccepteerd indien dit Europese staatsobligaties, obligaties van supranationale instellingen of cash betreft. In uitzonderlijke gevallen kan een ander soort onderpand worden overeengekomen. Niet voor alle beleggingsinstrumenten worden zekerheden verkregen, bijvoorbeeld niet voor deposito’s, equity swaps en valutacontracten. Het totale tegenpartijrisico wordt beperkt door dagelijks te berekenen hoeveel er afgerekend zou moeten worden met de tegenpartij indien deze failliet zou gaan. Dit bedrag moet lager zijn dan een limiet die onder meer wordt gebaseerd op de kredietrating van de tegenpartij, en die dagelijks wordt beoordeeld. Ultimo 2010 bedroeg het totale tegenpartijrisico van het Pensioenfonds € 1.093 miljoen, waarvan € 92, € 724 en € 277 miljoen bij partijen met credit rating van respectievelijk AAA, AA en A. Liquiditeitsrisico Na de sterk verminderde verhandelbaarheid van vastrentende waarden die in de tweede helft van 2008 werd ervaren, heeft 2009 een zeer sterk herstel van deze verhandelbaarheid laten zien, hetwelk in 2010 over het algemeen gehandhaafd bleef. Per jaareinde 2010 was het bedrag geïnvesteerd in illiquide instrumenten ten opzichte van de totale portefeuille gering. Concentratierisico Het Pensioenfonds voert een beleid van internationale spreiding van beleggingen over landen, overheden, sectoren en bedrijven. Hierdoor is het risico van verliezen door negatieve ontwikkelingen in afzonderlijke beleggingen, landen, sectoren en bedrijven beperkt. Op bepaalde terreinen werden additionele beleggingsrichtlijnen geïntroduceerd om concentratierisico’s verder te beperken. Naast het spreiden van beleggingen zijn er ook duidelijke regels om mogelijke verliezen door het niet kunnen voldoen aan transactieafspraken door tegenpartijen te beperken. Dit betreft vooral eisen aan de kwaliteit van de tegenpartijen en beperkingen aan de maximale bedragen waarmee risico gelopen mag worden op tegenpartijen. Het Pensioenfonds heeft ultimo boekjaar geen posities in individuele bedrijven groter dan 1 procent van het balanstotaal. 5
Dit overzicht is opgesteld op basis van de minimumratings van Standard & Poors, Moody’s of Fitch
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
57
Verzekeringstechnisch risico Dit betreft met name het risico dat pensioengerechtigden langer leven waardoor de verplichtingen hoger blijken dan is verondersteld op basis van de toegepaste overlevingstabellen. De bevindingen ten aanzien van sterfte van de aanspraak- en pensioengerechtigden worden jaarlijks beoordeeld door de certificerend actuaris. Ultimo 2010 zijn de prognosetafels 2005-2050 gebruikt met als basisjaar de periode 2008-2013. Deze prognosetafels voorzien reeds in de verwachte stijging van de gemiddelde levensduur. De sterftekansen van de prognose worden vermenigvuldigd met factoren die afhankelijk van het geslacht en de leeftijd tussen de 0,5 en de 1 liggen. Hierdoor wordt rekening gehouden met het feit dat de aanspraak- en pensioengerechtigden van het Pensioenfonds gemiddeld langer leven dan de Nederlandse bevolking. Daarnaast wordt er nog een voorziening onzekerheid sterftetrend aangehouden, die 3,6 procent van de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt. Operationeel risico De operationele risico’s bij de uitvoering van het beleid zijn divers en betreffen onder andere risico’s van ineffectief toezicht, onvoldoende functiescheiding, fraude, systeemgebreken, systeeminterrupties, inadequate procedures en onvolledige of onjuiste bepalingen in contracten waardoor financiële en reputatieschade kan ontstaan. De processen en activiteiten zijn gedetailleerd beschreven. De risico’s zijn door het Bestuur, SPN en SAMCo geïdentificeerd en vormen de basis voor de genomen controlemaatregelen. Geen enkel systeem kan echter alle risico’s volledig uitsluiten. SPN en SAMCo hebben eigen specialisten in dienst of hebben afspraken met ondernemingen van de Shell Groep voor het verlenen van professionele diensten op het gebied van juridische zaken, personeelszaken, belastingen, model- en systeemanalyse en informatiebeheer. SPN maakt daarnaast gebruik van diensten van SAMCo inzake Informatie Technologie. Compliance Officers houden toezicht op de naleving van de Gedragsregels. De naleving van de procedures en de kwaliteit van de controles wordt periodiek beoordeeld door onafhankelijke partijen. De resultaten worden gerapporteerd aan betrokkenen, de Directies van SPN en SAMCo en de Business Assurance Committees.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
58
Schatting reële waarde Diversen waarderingsmethodieken worden gebruikt om de reële waarden van de financiële instrumenten vast te stellen (zie toelichting 2.19, Schattingen van de reële waarde). In onderstaande tabel wordt een totaal overzicht gegeven welke waarderingsmethodiek gebruikt is om de reële waarde te bepalen. € miljoen Gerelateerd aan gepubliceerde prijsnotering in een actieve markt Aandelen Vastrentende waarden Beleggingen in hedgefondsen Alternatieve beleggingen Derivaten Short posities aandelen en vastrentende waarden Waarderingsmethode op basis van marktinformatie Aandelen Vastrentende waarden Beleggingen in hedgefondsen Alternatieve beleggingen Derivaten Short posities aandelen en vastrentende waarden Waarderingsmethode niet op basis van marktinformatie Aandelen Vastrentende waarden Beleggingen in hedgefondsen Alternatieve beleggingen Derivaten Short posities aandelen en vastrentende waarden Totaal reële waarde financiële vaste activa en passiva - waarvan activa - waarvan passiva
2010 11.773 5.428 6.020 325
% 63 29 32 2
2009 11.877 5.955 5.584 338
% 74 37 35 2
6.649 1.644 619 901 2.008 1.477 -
36 9 3 5 11 8 -
3.531 14 66 540 1.588 1.323 -
22 3 10 9 -
179 168 11 -
1 1 0 100
579 279 300 -
4 2 2 -
15.987 15.200 787
100
18.601 17.403 1.198
Onderstaande tabel geeft inzicht in de verschuivingen in de waarderingen die niet op basis van marktinformatie tot stand zijn gekomen. € miljoen
2010
Stand per 1 januari Aankopen Herrubricering naar andere waarderingsmethode Verkopen Baten en lasten zoals verantwoord in totaalresultaat
579 (299) (154) 53 179
Stand per 31 december
Gerelateerd aan gepubliceerde prijsnoteringen in een actieve markt In deze categorie zijn financiële instrumenten opgenomen waarvan de reële waarde direct wordt bepaald op basis van gepubliceerde noteringen in een actieve markt. Een financieel instrument wordt beschouwd als genoteerd in een actieve markt als de genoteerde prijs eenvoudig en regelmatig beschikbaar is van een beurs, handelaar, effectenmakelaar, branchegroep, prijsinstelling of toezichthoudende instelling en als deze prijzen de actuele en regelmatig voorkomende markttransacties, op basis van marktvoorwaarden, weergeven. Waarderingsmethode op basis van marktinformatie In deze categorie zijn financiële instrumenten opgenomen waarvan de reële waarde niet direct wordt bepaald op basis van gepubliceerde noteringen in een actieve markt, maar waarbij inputs worden gehanteerd van een actieve markt of welke waarneembaar zijn in de markt. Wanneer bepaalde inputs niet waarneembaar zijn in de markt, maar alle overige significante inputs dat wel zijn, dan wordt dit Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
59
instrument nog steeds geclassificeerd in deze categorie, ervan uitgaande dat de impact van deze elementen op de totale waardering niet-significant zijn. Deze categorie bevat voornamelijk de alternatieve beleggingen, zijnde private equity en hedgefondsen. Daarnaast zijn hieronder opgenomen de instrumenten waarvan de waarde is afgeleid van genoteerde prijzen of vergelijkbare instrumenten. Waarderingsmethode niet op basis van marktinformatie In deze categorie zijn financiële activa en passiva opgenomen waarvan de reële waarde is bepaald met behulp van een waarderingstechniek (een model) en waarbij voor meer dan een niet-significant deel van de input ten behoeve van de totale waardering niet waarneembaar is in de markt. In deze categorie zijn ook financiële activa en passiva opgenomen waarvan de reële waarde bepaald is op basis van genoteerde prijzen, maar waarvoor de markt als niet-actief wordt beschouwd en of waarbij aanpassing heeft plaatsgevonden op basis van managementevaluatie. Gevoeligheidsanalyse* € miljoen Categorie (inclusief derivaten) Vastrentende Waarden Voorziening Pensioenverplichtingen Totaal effect
Variabiliteit
Effect op Algemene Reserve 2010 2009
rente stijgt 1 procentpunt rente stijgt 1 procentpunt
(787) 1.897
(700) 1.673)
rente stijgt 1 procentpunt
1.110
973)
Vastrentende Waarden Voorziening Pensioenverplichtingen Totaal effect
rente daalt 1 procentpunt rente daalt 1 procentpunt
979 (2.417)
800) (2.119)
rente daalt 1 procentpunt
(1.438)
(1.319)
Aandelen/Alternatieve Beleggingen Aandelen/Alternatieve Beleggingen
aandelenbeurzen stijgen 1 procentpunt aandelenbeurzen dalen 1 procentpunt
85
87)
(85)
(87)
* De impact van een nominale renteverandering op de reële hedge met betrekking tot renterisico wordt in deze analyse buiten beschouwing gelaten
Bovenstaande tabel laat het effect zien van een wijziging in een van de hoofdaannames bij overigens ongewijzigde aannames. In werkelijkheid is het vanwege de correlatie tussen factoren zeer onwaarschijnlijk dat dit zich zal voordoen. Voorts dient men zich te realiseren dat deze gevoeligheden niet-lineair zijn; grotere en kleinere effecten kunnen niet gemakkelijk aan deze uitkomsten worden afgelezen.
Het Bestuur Den Haag, 26 mei 2011
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
60
Overige gegevens Gebeurtenissen na balansdatum Er waren geen gebeurtenissen na balansdatum.
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Shell Pensioenfonds te Den Haag is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2010. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het Pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het Pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het Pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de voorziening pensioenverplichtingen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het Pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het Pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het Pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De voorziening pensioenverplichtingen is, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het Pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 vanwege het reservetekort.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
61
De vermogenspositie van Stichting Shell Pensioenfonds is naar mijn mening niet voldoende, vanwege een beperkt reservetekort. Apeldoorn, 26 mei 2011 D. den Heijer AAG Verbonden aan Towers Watson
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
62
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag op pagina 24 tot en met 60 opgenomen geconsolideerde jaarrekening 2010 van Stichting Shell Pensioenfonds te Den Haag gecontroleerd. De jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde balans per 31 december 2010, het geconsolideerde totaalresultaat, het geconsolideerde overzicht van mutaties in het eigen vermogen en het geconsolideerde kasstroomoverzicht over 2010 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de geconsolideerde jaarrekening die het vermogen en het totaalresultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met International Financial Reporting Standards zoals aanvaard binnen de Europese Unie en met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de geconsolideerde jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de geconsolideerde jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de geconsolideerde jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de geconsolideerde jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de geconsolideerde jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de geconsolideerde jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de geconsolideerde jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de geconsolideerde jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Shell Pensioenfonds per 31 december 2010 en van het totaalresultaat en de kasstromen over 2010 in overeenstemming met International Financial Reporting Standards zoals aanvaard binnen de Europese Unie en Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
63
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de geconsolideerde jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Rotterdam, 26 mei 2011 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. S. Barendregt-Roojers RA
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
64
Historisch overzicht 2001 - 2010 Aantallen per einde jaar
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
Actieve deelnemers
10.933
11.517
11.690
11.655
11.226
10.589
10.591
10.927
10.780
10.423
Ingegane pensioenen
19.471
19.562
19.554
19.509
19.300
19.003
18.878
18.656
18.596
17.225
Gewezen deelnemers
6.855
6.616
6.701
6.639
7.010
7.458
7.605
7.789
8.125
7.225
37.259
37.695
37.945
37.803
37.536
37.050
37.074
37.372
37.501
34.873
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
336
2.302
69
181
197
179
276
133
8
7
Totaal
€ miljoen Premie, uitkeringen, inkomsten en waardewijzigingen Premie deelnemers en maatschappijen Uitgekeerde pensioenen en saldo waardeoverdrachten Directe beleggingsopbrengsten Indirecte beleggingsopbrengsten
€ miljoen
624
623
597
575
552
536
529
495
488
479
1.454
587
529
516
545
561
439
382
416
452
842
2.648
(8.496)
735
2.403
2.307
1.505
1.781
(2.138)
(1.160)
2010
2009
2008
2007
2006
2005**
2004
2003
2002
2001*
Samenstelling beleggingsportefeuille Aandelen
7.420
6.329
2.962
12.278
12.004
11.056
9.171
8.258
6.339
8.240
Alternatieve beleggingen
1.961
1.555
1.821
1.415
1.022
610
402
307
298
320
Hedgefondsen
927
840
704
1.422
1.123
1.063
755
584
501
453
7.057
6.819
5.950
5.559
4.881
4.089
3.736
3.507
3.590
2.347
10
12
12
12
13
13
11
11
10
1.090
70
(82)
(138)
(25)
632
376
445
73
162
252
-
-
(713)
(1.404)
(1.105)
(1.054)
(750)
(582)
(496)
(449)
17.445
15.473
10.598
19.257
18.570
16.153
13.770
12.158
10.404
12.253
14.183
12.978
13.213
10.679
11.256
11.120
10.197
123
119
80
180
165
145
135
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
14,8
27,5
-43,3
5,9
17,3
20,4
15,8
21,7
-14,4
-5,4
3,5
1,7
1,7
8,8
10,2
10,6
9,5
7,5
8,0
10,1
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
CBS afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens (periode maart/maart)
0,8
1,5
2,0
1,6
1,4
1,4
0,8
*2,3
3,7
3,5
Indexatie doorlopend pensioen
0,8
0,0
2,0
1,6
1,4
1,4
0,6
2,5
3,7
**6,0
10,6
26,5
-38,3
5,2
16,1
16,3
11,8
25,5
-23,8
-13,9
4,2
0,7
9,2
4,0
0,8
3,7
4,9
2,2
8,5
5,2
Vastrentende waarden Onroerende zaken (netto) Overige activa en passiva (exclusief shortposities) Leningen hedgefondsen Totaal vermogen
* vanaf 2001 op risicobasis ** vanaf 2005 o.b.v. IFRS Voorziening pensioenverplichting Dekkingsgraad (in procenten) Rendementen (in procenten) (na aftrek van kosten) Totaal rendement (incl. Resultaat valuta afdekking) Gemiddeld 10 jaars pensioenrendement
Indices en indexaties
MSCI aandelenwereldindex JPM staatsobligatieswereldindex
* oorspronkelijk 2,5%, later door CBS aangepast tot 2,3% ** inclusief 2,5%, extra verhoging
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
65
Bijlagen Bijlage 1: Bestuur, medezeggenschap, uitvoering en toezicht Stichting Shell Pensioenfonds In de Stichting Shell Pensioenfonds (het Pensioenfonds) zijn pensioenregelingen ondergebracht van maatschappijen van de Royal Dutch Shell Groep die tot het Pensioenfonds zijn toegetreden. Het Pensioenfonds wordt bestuurd door het Bestuur. De inhoud van de pensioenregelingen is vastgelegd in de reglementen van het Pensioenfonds. Bestuur Het Bestuur bestaat uit vier werkgeversvertegenwoordigers (leden A) en vier werknemersvertegenwoordigers (leden B). De leden A van het Bestuur worden benoemd door Shell Petroleum N.V. De leden B worden benoemd door Shell Petroleum N.V. op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad van Shell in Nederland. Bij het vervullen van hun taak dienen de leden van het Bestuur ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden van het Pensioenfonds zich door het Bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Deelnemersraad Het Pensioenfonds heeft een Deelnemersraad van twaalf personen, die het Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert over belangrijke aangelegenheden betreffende het Pensioenfonds. In de Deelnemersraad worden de deelnemers door vier leden en de gepensioneerden door acht leden vertegenwoordigd. De vertegenwoordigers van de deelnemers worden benoemd op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad van Shell in Nederland en de vertegenwoordigers van de gepensioneerden worden benoemd op voordracht van de Vereniging van Oud-Employés der "Koninklijke/Shell". De benoemingen worden gedaan door Shell Petroleum N.V. Verantwoordingsorgaan Het Pensioenfonds heeft een Verantwoordingsorgaan van zes personen. Het Verantwoordingsorgaan geeft jaarlijks achteraf een oordeel over het door het Bestuur vastgestelde beleid en de wijze waarop het beleid is uitgevoerd en over de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het Verantwoordingsorgaan baseert zich bij zijn oordeel mede op de bevindingen van het intern toezicht, dat wordt gehouden door onafhankelijke deskundigen die tot taak hebben het functioneren van (het Bestuur van) het Pensioenfonds kritisch te bezien. Verder heeft het Verantwoordingsorgaan enkele specifieke adviesrechten. In het Verantwoordingsorgaan worden de werkgever, de werknemers en de pensioengerechtigden ieder door twee leden vertegenwoordigd. De leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd door het Bestuur, de vertegenwoordigers van de werkgever (leden A) op voordracht van Shell Petroleum N.V., de vertegenwoordigers van de deelnemers (leden B) op voordracht van de Centrale Ondernemingsraad van Shell in Nederland en de vertegenwoordigers van de gepensioneerden (leden C) op voordracht van de Vereniging van Oud-Employés der "Koninklijke/Shell". Intern toezicht Intern toezicht over 2010 heeft plaats gevonden op basis van visitatie, door een voor dat jaar benoemde visitatiecommissie van drie externe deskundigen met relevante ervaring, die actief zijn in het brede veld van pensioenen, beleggingen en de uitvoering daarvan. Vanaf 2011 vindt intern toezicht plaats door een permanente Commissie Intern Toezicht die eveneens bestaat uit ten minste drie externe deskundigen die, gehoord het Verantwoordingsorgaan, worden benoemd door het Bestuur.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
66
Beleggingscommissie Het Pensioenfonds heeft een Beleggingscommissie van vier personen. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur, gevraagd en ongevraagd, over het beleggingsbeleid en risicobeheersing. De Beleggingscommissie wordt gevormd door twee werkgeversvertegenwoordigers (leden A) en twee werknemersvertegenwoordigers (leden B) uit het Bestuur. Het Bestuur benoemt de leden van de Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie wordt bijgestaan door een externe onafhankelijke beleggingsadvisieur. Directie en vermogensbeheer Het Pensioenfonds heeft Shell Pensioenbureau Nederland B.V. (SPN) aangesteld als Directeur van het Pensioenfonds. SPN ondersteunt het Bestuur, voert de pensioenadministratie en adviseert het Bestuur over het pensioenbeleid. Tevens ondersteunt SPN het Bestuur bij het toezicht op het vermogensbeheer en op het terrein van risicobeheersing. SPN heeft een Raad van Commissarissen bestaande uit twee personen die zijn benoemd door de aandeelhouder. De Raad van Commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van en de uitvoering door de directie en op de algemene gang van zaken, waaronder de interne controle en de handhaving van de SSPF/SPN Gedragscode, en daarnaast de directie van SPN van advies te dienen. Shell Asset Management Company B.V. (SAMCo) is door het Pensioenfonds aangesteld voor het beheren van het vermogen en het adviseren van het Bestuur over het beleggingsbeleid. SPN en SAMCo zijn vennootschappen behorende tot de Royal Dutch Shell Groep. SSPF/SPN Gedragscode De SSPF/SPN Gedragscode geldt voor alle medewerkers van SPN en voor de leden van het Bestuur van het Pensioenfonds. De gedragscode heeft tot doel te verzekeren dat alle activiteiten van het Pensioenfonds en SPN op een integere wijze worden uitgevoerd en dat (de schijn van) verstrengeling van zakelijke en privé-belangen wordt vermeden. Jaarlijks wordt door betrokkenen de naleving over het afgelopen jaar en de naleving in het komende jaar bevestigd. De gedragscode voldoet aan de door de Pensioenwet en de Wet op het financieel toezicht gestelde eisen. De compliance officer van SPN houdt toezicht op de uitvoering en effectiviteit van de betreffende gedragscode. De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) De taak van DNB omvat onder meer toezicht op de Statuten, de Reglementen en de Uitvoeringsovereenkomst van het Pensioenfonds met de werkgever, toezicht op de financiële en actuariële opzet van het Pensioenfonds en een betrouwbaarheids- en deskundigheidstoets van de bestuursleden en de medebeleidsbepalers van het Pensioenfonds. Voorts worden de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) en de uitvoering daarvan, de jaarstukken en overige relevante bescheiden van het Pensioenfonds door DNB beoordeeld. Autoriteit Financiële Markten (AFM) De AFM houdt toezicht op het gedrag van het Pensioenfonds ten aanzien van de wettelijk verplichte informatieverstrekking. Doel van die informatie is het verhogen van het bewustzijn over de individuele pensioenvoorziening, zodat (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden een goed inzicht kunnen krijgen in hun pensioen. Certificerend actuaris De certificerend actuaris geeft jaarlijks een verklaring af of het Pensioenfonds heeft voldaan aan de eisen als bedoeld in artikel 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Hiertoe worden alle door de certificerend actuaris noodzakelijk geachte controles uitgevoerd. Externe accountant De externe accountant geeft jaarlijks een accountantsverklaring af bij de door het Pensioenfonds gepubliceerde jaarrekening en bij de jaarlijkse DNB staten. Hieraan voorafgaand worden alle hiertoe door de accountant noodzakelijk geachte controles uitgevoerd.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
67
Bijlage 2: Personalia en benoemingen Personalia Bestuur Leden A G.J.A. Louw, voorzitter (vanaf 12 februari 2010) E.M. Robbe, plaatsvervangend voorzitter (tot 28 juni 2010) mw. A.J.M. Belilos-Wessels, vanaf 23 augustus 2010 plaatsvervangend voorzitter B.A. Fermin P.A. Morshuis (vanaf 20 augustus 2010) Deelnemersraad Vertegenwoordigers van deelnemers R. Bouwens mw. J.M. van Egmond (tot 1 oktober 2010) J.M. Kemper (vanaf 12 oktober 2010) M. Keulers, plaatsvervangend voorzitter M.T.J. Parren
Verantwoordingsorgaan Leden A B.P.T. de Wit, voorzitter (tot 1 mei 2011) D.A. Benschop, voorzitter (vanaf 1 mei 2011) T.P.K. Huysinga, plaatsvervangend voorzitter
Leden B J. van Berkel (tot 20 augustus 2010) E.A. Breunesse N.C. van Luijk (vanaf 20 augustus 2010) L.R. Riedstra G.J. Tap
Vertegenwoordigers van pensioengerechtigden L.F.B. Goudsmit P.J. van Herk K. Kooijman J.F. Leeuwerik W.J. Ouwerkerk W.G. Reman (secretaris) D. Swier (voorzitter) E.S.E. Werner
Leden B F.P.G. Paulides H. Brand (tot 1 februari 2010) B.C. van der Leer (vanaf 11 maart 2010)
Beleggingscommissie Leden A B.A. Fermin, voorzitter E.M. Robbe (tot 28 juni 2010) P.A. Morshuis (vanaf 20 augustus 2010)
Leden C R. van der Vlist S. Wage (tot 2 december 2010) P.H.M. Deiters (vanaf 2 december 2010)
Leden B J. van Berkel (tot 20 augustus 2010) E.A. Breunesse G.J. Tap (vanaf 20 augustus 2010)
Directeur Shell Pensioenbureau Nederland B.V. Directie Shell Pensioenbureau Nederland B.V. mw. M.J. de Nie-Sarink, algemeen directeur (tot 9 juli 2010) J. Bouma, algemeen directeur (vanaf 9 juli 2010) H.R. Marius, directeur (tot 1 juli 2010) S.R. Tabak, directeur (vanaf 20 augustus 2010) Raad van Commissarissen van Shell Pensioenbureau Nederland B.V. G.B.G. Craven, voorzitter mw. A.J.M. Belilos-Wessels (tot 1 april 2010) G.I.F.M. Menane (vanaf 7 april 2010) Actuaris Towers Watson Jaarverslag 2010
Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Stichting Shell Pensioenfonds
68
Benoemingen Het Bestuur De heer C.A. Linse, Lid A en voorzitter, is afgetreden per 1 januari 2010. Als zijn opvolger, tevens voorzitter, is met ingang van 12 februari 2010 benoemd de heer G.J.A. Louw. De heer E.M. Robbe, lid A en plaatsvervangend voorzitter, is afgetreden per 28 juni 2010 en is per 20 augustus 2010 opgevolgd door de heer P.A. Morshuis. Mevrouw A.J.M. Belilos-Wessels is per 23 augustus 2010 benoemd tot plaatsvervangend voorzitter. De heren B.A. Fermin en P.A. Morshuis zijn per respectievelijk 21 en 22 januari 2011 herbenoemd als Leden A. De heer J. van Berkel is afgetreden als lid B per 20 augustus 2010 en is per die datum opgevolgd door de heer N.C. van Luijk. De heren G.J. Tap en E.A. Breunesse zijn respectievelijk per 9 februari 2011 en 22 februari 2011 herbenoemd als leden B. Het Bestuur dankt de heren Linse, Robbe en Van Berkel voor de door hen aan de Stichting Shell Pensioenfonds bewezen diensten. Deelnemersraad Mevrouw J.M. van Egmond is afgetreden per 1 oktober 2010. Als haar opvolger is per 12 oktober 2010 benoemd de heer J.M. Kemper. Het Bestuur dankt mevrouw Van Egmond voor de door haar aan de Stichting Shell Pensioenfonds bewezen diensten. Verantwoordingsorgaan De heer H. Brand is afgetreden als Lid B per 1 februari 2010 en is per 11 maart 2010 opgevolgd door de heer B.C. van der Leer. Per 2 december 2010 is de heer S. Wage als Lid C afgetreden en als zijn opvolger is per diezelfde datum benoemd de heer P.H.M. Deiters. Verder zijn de heren B.P.T. de Wit, voorzitter en Lid A, T.P.K. Huysinga, plaatsvervangend voorzitter en Lid A, F.P.G. Paulides, Lid B en R. van der Vlist, Lid C, herbenoemd per 2 december 2010. Per 1 mei 2011 is de heer B.P.T. de Wit afgetreden als Lid A en per diezelfde datum is de heer D.A. Benschop als zijn opvolger benoemd. Het Bestuur dankt de heren De Wit, Brand en Wage voor de door hen aan de Stichting Shell Pensioenfonds bewezen diensten. Beleggingscommissie Per 28 juni 2010 is de heer E.M. Robbe afgetreden als lid van de Beleggingscommissie. In zijn plaats is per 20 augustus 2010 benoemd de heer P.A. Morshuis. Per 20 augustus 2010 is tevens de heer J. van Berkel afgetreden als lid van de beleggingscommissie en opgevolgd door de heer G.J. Tap.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
69
Bijlage 3: Begrippenlijst Pensioenen ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota. Een document van het Bestuur waarin het uitvoeringsbeleid en de beheersstructuur van het Pensioenfonds zijn vastgelegd. Arbeidsongeschiktheidspensioen Pensioen dat een deelnemer ontvangt als hij door arbeidsongeschiktheid niet meer kan werken. Autoriteit Financiële Markten (AFM) Toezichthouder op pensioenfondsen (gedragstoezicht) sinds 1 januari 2007. Dekkingsgraad De verhouding tussen het vermogen en de voorziening pensioenverplichtingen. Dekkingstekort Van een dekkingstekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedaagt dan de wettelijke minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%. De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) Toezichthouder op pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen. Eigen vermogen Verschil tussen bezittingen (vermogen) en schulden (voorziening pensioenverplichtingen). Feitelijke premie De premie die door de werkgever en de deelnemers wordt betaald. FTK Het Financieel Toetsingskader is het onderdeel van de Pensioenwet waarin de wettelijke financiële eisen aan pensioenfondsen zijn vastgelegd. Gedempte premie Pensioenpremie die wordt berekend op basis van het verwachte rendement exclusief diversificatieeffecten. Kostendekkende premie Pensioenpremie die wordt berekend op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Ouderdomspensioen Het pensioen dat vanaf de reglementaire pensioenleeftijd aan de deelnemer wordt uitgekeerd. Partnerpensioen Het pensioen dat aan de nabestaande wordt uitgekeerd nadat de deelnemer is overleden. Pensioenpremiegrens Het normale maximum van salarisgroep 5, zoals dit gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V. De Pensioenpremiegrens wordt jaarlijks per 1 juli aangepast. Pensioenpremiegrondslag Het salaris (12 maanden plus uitkering ineens in april en/of december) plus eventuele pensionabele toeslag(en). De pensioenpremie wordt op deze basis berekend. Reservetekort Van een reservetekort is sprake indien de dekkingsgraad minder bedraagt dan de wettelijke vereiste dekkingsgraad (voor strategische beleggingsmix per 31 december 2010). Rekenrente De rente die wordt gebruikt om verwachte toekomstige pensioenbetalingen contant te maken naar een waarde op een bepaald moment. Rentetermijnstructuur De yield curve, of rentetermijnstructuur, is een grafiek die het verband weergeeft tussen de looptijden van vastrentende beleggingen enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. Vermogen Het saldo van alle bezittingen en schulden van het Pensioenfonds, dat beschikbaar is om de voorziening pensioenverplichtingen na te komen. Voorziening pensioenverplichtingen De met de rentetermijnstructuur verdisconteerde op de balansdatum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Uitgesteld pensioen Opgebouwd pensioenrecht van gewezen deelnemers die de Shell-dienst voor het bereiken van de pensioenleeftijd hebben verlaten en van wie het pensioen nog niet is ingegaan. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
70
Waardeoverdracht Wettelijk recht om opgebouwde pensioenrechten over te dragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever met als doel pensioenbreuk zoveel mogelijk te beperken en/of om versnippering van pensioenaanspraken over verschillende pensioenuitvoerders zo veel mogelijk te beperken . Waardevast Meegroeiend met de algemene prijsstijgingen. Beleggingen ALM-model Een ‘Asset/ Liability Management’ model waarbij de ontwikkeling van de beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen met verschillende economische en demografische veronderstellingen kan worden gesimuleerd over een reeks van jaren. Alternatieve beleggingen Private equity, hedgefondsen, niet beursgenoteerd vastgoed en overige alternatieve beleggingen. Beleggingsmix Verhouding van (beursgenoteerde) aandelen, alternatieve beleggingen, vastrentende waarden en kortlopende middelen in de beleggingsportefeuille. Benchmark Objectieve maatstaf, bijvoorbeeld een beursindex, waarmee door het Pensioenfonds behaalde rendementen kunnen worden vergeleken. Compliance De naleving van regelgeving. CSA’s Credit Support Annex, een bijlage bij de standaard derivatendocumentatie op basis waarvan zekerheid wordt verstrekt voor de nakoming van verplichtingen o.g.v. de derivatentransacties die tussen partijen zijn aangegaan. Credit spread Verschil tussen rentetarief op een bedrijfsobligatie en staatsobligatie. Credit default swap Een credit default swap is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij het kredietrisico dat een van die twee partijen loopt op een derde partij wordt overgedragen aan de andere partij. Derivaten Afgeleide financiële instrumenten, zoals: opties, futures, forwards en swaps. Duration Een maatstaf voor de rentegevoeligheid van beleggingen of verplichtingen (dit is ongeveer gelijk aan de gewogen gemiddelde looptijd) Emerging Markets Opkomende, nog niet tot volwassen economiën uitgegroeide regio’s of landen. Equity swap Overeenkomst tot ruil van aandelenrisico’s met een andere partij. Eurozone De landen die de euro als eigen munteenheid gebruiken. EU kandidaten Landen die naar verwachting op termijn lid kunnen worden van de Europese Unie en de landen die lid zijn maar de euro niet als eigen munteenheid hebben ingevoerd. Exposure Bedrag waarover risico wordt gelopen. De risico’s voor de beleggingen kunnen bijvoorbeeld zijn valuta-, rente- en koersfluctuaties. Forward Een niet op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van de onderliggende waarden in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. Fund of fund hedgefondsen Een beleggingsfonds dat alleen maar andere beleggingsfondsen selecteert en daarin namens haar beleggers belegt. Future Op de beurs verhandeld termijncontract met verplichte levering van de onderliggende waarden in de toekomst tegen een vooraf vastgestelde prijs. Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
71
GMSLA Global Master Securities Lending Agreement, een raamovereenkomst waaronder twee partijen van elkaar, tegen een vergoeding, over en weer effecten kunnen lenen die na een bepaalde periode weer worden dienen te worden geretourneerd. Deze effecten worden in de tussentijd door de inlener gebruikt bij het totstandkomen van financiële transacties. Hedgen Afdekken van (beleggings)risico. Hedgefondsen Fondsen waarbij gebruik wordt gemaakt van een breed scala aan beleggingsstrategieën en -instrumenten om onder verschillende marktomstandigheden een absoluut (positief) rendement te behalen. High-yield bond Een obligatie met een (relatief) hoog rendement. Inflatieswap Overeenkomst tot ruil van inflatiestromen of inflatierisico’s met een andere partij. Investment Grade Een obligatie met een beperkt faillissementsrisico (S&P rating BBB of hoger, Moody’s rating Baa of hoger). ISDA International Swaps and Derivatives Association, een wereldwijde organisatie voor instellingen die gebruik maken van, en handelen in, derivaten. De ISDA publiceert standaard raamovereenkomsten (o.a. de ISDA Master Agreement en de CSA (zie boven)) die derivatenpartijen kunnen gebruiken bij het aangaan van derivatentransacties. Large cap aandelen Verzamelnaam voor aandelen die een grote marktkapitalisatie vertegenwoordigen Liability hedge Een liability hedge bestaat uit langlopende staatsobligaties en rente- en inflatieswaps. Long positie Positie na het kopen van beleggingstitels. Optie Opties geven het recht om tot of op een bepaalde datum een bepaalde hoeveelheid onderliggende waarden, bijvoorbeeld aandelen of valuta, tegen een vooraf vastgestelde koers te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie). OSLA Overseas Securities Lending Agreement. Een variant op de GMSLA’s (zie boven) OTC Over the counter, dat wil zeggen niet op de beurs verhandeld. Private Equity Beleggingen in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Receivable Vordering Renteswap Overeenkomst tot ruil van rentestromen of renterisico’s met een andere partij. Sale en repurchase (repo) and reverse sale en repurchase (reverse repo) Een gecombineerde verkooptransactie met een afspraak tot terugkoop. Wordt gebruikt voor het aantrekken van liquide middelen en/of arbitrage. Securities Lending Het uitlenen van effecten tegen een vergoeding, waarbij onderpand wordt ontvangen ter dekking van het risico van niet-teruglevering. Short positie Een positie die is ontstaan door het verkopen van beleggingstitels zonder deze te bezitten. Om de verkochte activa te kunnen leveren, dienen beleggingstitels te worden geleend van derden waarvoor in het algemeen onderpand moet worden gegeven. Small cap aandelen Verzamelnaam voor aandelen die een kleine marktkapitalisatie vertegenwoordigen Standaarddeviatie Maat voor volatiliteit respectievelijk risico. Geeft de spreiding van de rendementen.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
72
Swap Overeenkomst tot ruil van bijvoorbeeld valutastromen, rentestromen of risico. Termijncontract Een overeenkomst waarbij de koper zich verplicht op een bepaalde datum een vermogenstitel van de verkoper te kopen tegen een vastgestelde prijs. Total return swap Overeenkomst waarbij de ene partij alle opbrengsten van een onderliggende waarde aan de andere partij garandeert. Tracking error De afwijking van de gebruikte beleggingsindex als benchmark (bijvoorbeeld de AEX) en het beleggingsresultaat. Deze wordt onder andere gebruikt als risicomaatstaf en om de maximale ruimte aan te geven die beleggers mogen afwijken van een beleggingsindex (actief risico). Value at risk Vermogensverlies dat met een bepaalde waarschijnlijkheid in een bepaalde periode zal optreden. Vastgoed Beleggingen in niet beurs genoteerd vastgoed. Vastrentende waarden Beleggingen met een vaste opbrengst, zoals: obligaties, pandbrieven, spaarbrieven en hypothecaire leningen. Volatiliteit (van koersen) De beweeglijkheid van koersen. Heeft betrekking op het aantal fluctuaties en de grootte van de fluctuaties in het koersverloop van bijvoorbeeld aandelen, obligaties en valuta’s. Zakelijke waarden Aandelen en alternatieve beleggingen.
Jaarverslag 2010
Stichting Shell Pensioenfonds
73