Stichting Geïntegreerde Visserij Hofstede de Grootkade 18A 9718 KA GRONINGEN
Leeuwarden, 11 december 2009 Verzonden, 00847220 Landelijk Gebied Beleid R.J. Deen / (058) 292 54 24 of
[email protected]
Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Onderwerp
: Vergunning art. 19d Natuurbeschermingswet
6
Geachte heer Vegter, Overeenkomstig uw aanvraag, de daarbij behorende bijlagen (waaronder het Reglement visplan Experimenteel Oesters rapen 2009-2013) hebben wij besloten de gevraagde vergunning voor het handmatig rapen van oesters onder de volgende voorschriften en beperkingen te verlenen. Voorschriften en beperkingen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van de in bijlage 5 bij dit besluit genoemde 12 handmatige oesterrapers; 2. Deze vergunning is geldig voor het handmatig rapen van oesters in het gehele Natura 2000-gebied Waddenzee met uitzondering van: − de 26% permanent gesloten gebieden als bedoeld in kaart 1 van het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 2005-2020; − de (tijdelijk) gesloten gebieden, zoals aangegeven op de meeste recente hydrografische kaarten 1811 + 1812, gedurende de periode dat deze gebieden gesloten zijn; − de gebieden zoals die zijn weergegeven in bijlage 6 − Tijdens het broedseizoen (15 april tot 15 juli) is het niet toegestaan om oesters te rapen in de gebieden ten zuiden van de waddeneilanden Vlieland en Ameland. Deze gebieden zijn als volgt begrensd: o De gebieden ten zuiden van het eiland tot aan de eerste niet droogvallende geul. Over het wantij bestaat de grens uit een rechte lijn tussen de uitlopers van deze geulen aan weerszijden van het wantij. In de oost-west richting volgende de zones de volledige lengte van het eiland. Buiten deze periode mag in deze zones alleen geraapt worden indien een beperkt aantal schepen van de deelnemers in een gebied
- 1 / 22 -
Ons kenmerk: 847220
geankerd ligt. Daarvoor wordt de zone ten zuiden van Ameland ingedeeld in segmenten: 1. Eén segment ligt westelijk van de veerhaven; 2. Het andere segment ligt oostelijk van de veerhaven en omvat de rest van het gebied.. Per segment mogen niet meer dan drie schepen tegelijkertijd geankerd liggen. De toegang tot de gebieden zullen de deelnemers per periode in onderlinge afspraken regelen en het daartoe dienende schema overhandigen aan de betrokken inspectie diensten (DRZ Noord) en de provincie Fryslân. 3. Het ‘Reglement Visplan Experimenteel oesters rapen 2009-2013’ dient te worden nageleefd; 4. Aanvullingen c.q. wijzigingen van het visplan voor 2009-2013, dat onderdeel uitmaakt van deze vergunning, doet deze vergunning vervallen, tenzij desbetreffende aanvullingen c.q. wijzigingen door de provincie Fryslân bij aanvullend besluit uitdrukkelijk zijn goedgekeurd; 5. Maandelijks wordt aan de provincie Fryslân, t.a.v. mevr. R. Regelink, een overzicht gezonden, waarin opgenomen de totale maandelijkse vangsthoeveelheden, de locaties waar die hoeveelheden zijn geraapt en eventuele overtredingen van het Reglement Visplan Experimenteel oesters rapen 2009-2013; 6. De vergunninghouders zijn verplicht mee te werken aan de uitvoering van het wetenschappelijk onderzoek naar de ecologische effecten; 7. Aan het eind van ieder jaar wordt er een evaluatierapport (voortgang en resultaten) van het experiment handmatig rapen van oesters aan de Provincie Fryslân gezonden waarin inzicht wordt gegeven in de vangsthoeveelheden, raaplocaties, effecten op vogels, effecten op benthos en effecten op het sediment; 8. Verstoring van in het gebied aanwezige fauna dient tot een minimum te worden beperkt. Rustende Zeehonden en groepen vogels mogen niet dichter dan tot op een afstand van 1500 meter, respectievelijk 500 meter worden genaderd; 9. Er mag niet worden geraapt binnen een afstand van 1200 meter tot hoogwatervluchtplaatsen van vogels; 10. Wadgebruikregels van de “erecode” dienen nageleefd te worden; 11. Handmatig rapen van oesters is niet toegestaan op minder dan 40 meter afstand van mosselbanken en zeegrasvelden. 12. Voordat de proef start moet een kaart opgestuurd worden aan de Provincie Fryslân waarin de raaplocaties (indicatief) aangegeven worden; 13. Vanaf een uur na zonsondergang tot een uur voor zonsopgang mag niet worden geraapt; 14. Het rapen mag uitsluitend handmatig plaatsvinden. Daarbij is het vanwege arbeidsomstandigheden toegestaan om gebruik te maken van eenvoudig handgereedschap. Het gereedschap dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het niet mogelijk is om ermee te harken of te slepen, teneinde bodemberoering te voorkomen. Ook mag er in geen geval gespit worden in de oesterbanken; 15. Het is in het Natura 2000-gebied verboden met motorboten met een hogere snelheid dan 20 kilometer per uur te varen; 16. Incidenten, waarbij onbedoeld schadelijke stoffen in het water zijn geraakt, dan wel anderszins schade aan het Natura 2000-gebied kan optreden dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld aan de provincie Fryslân, onder overlegging van alle relevante gegevens;
- 2 / 22 -
Ons kenmerk :847220
17. Het visserijschema in het segment ten zuiden van Ameland dient per periode opgestuurd te worden naar de Provincie Fryslân. 18. Alle door de provincie Fryslân gegeven aanwijzingen dienen strikt te worden opgevolgd; De vergunning is geldig van afgifte tot en met 31 december 2013.
Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1. Afschriften van dit besluit worden verzonden aan de provincies Noord-Holland en Groningen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Wûnseradiel, Reiderland, Wieringen, Vlieland, Texel, Terschelling, Schiermonnikoog, Het Bildt, Harlingen, Franekeradeel, Ferwerderadiel, Eemsmond, Dongeradeel, Den Helder, Delfzijl, Ameland, De Marne en Anna Paulowna Daarnaast zijn afschriften van dit besluit verzonden aan de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Nationaal Park Schiermonnikoog, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee, It Fryske Gea, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer regio Noord, Staatsbosbeheer regio West, Landschap Noord-Holland, Stichting Het Groninger Landschap, Stichting Wad, Min. LNV Directie Regionale zaken, ms Harder, ms Krukel, ms Phoca, ms Stormvogel, Productschap Vis, t.a.v. mevr. J. van de Boomgaard, Imares t.a.v. dhr. N. Dankers. Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1. Namens het college van Gedeputeerde Staten,
drs. Waldina Hulshoff Hoofd afdeling Landelijk Gebied Beleid
Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet door ons kennis worden gegeven door publicatie in het Friesch Dagblad, de Leeuwarder Courant, Dagblad van het Noorden, het Noord-Hollands Dagblad en op www.fryslan.nl/nb-wet.
- 3 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Bijlagen Bijlage 1: Motivering besluit Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid Bijlage 3: Habitattoets Bijlage 4: Visplan 2009-2013 Bijlage 5: Vergunninghouders experiment handmatig rapen van oesters Bijlage 6: Beheersgebieden van Natuurmonumenten in de Waddenzee
- 4 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Bijlage 1: Motivering van het besluit A.1. A.
Bijlage 1: Motivering van het besluit Weergave van de feiten
B. A1. VERGUNNINGAANVRAAG U vroeg ons bij brief van 22 juni 2009 om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) voor het experiment handmatig rapen van oesters in de Waddenzee. Uw aanvraag is op 25 juni 2009 door ons ontvangen en ingeboekt onder nummer 836090 Voor het aangevraagde project of andere handeling is niet eerder vergunning verleend op grond van de Nb-wet. A1.1. Beschrijving van het project of andere handeling De vergunning wordt gevraagd voor het experiment handmatig rapen van oesters in de Waddenzee door 12 deelnemers aan de proef. Deze deelnemers die op een lijst zijn weergegeven, hebben de Stichting Geïntegreerde Visserij gemachtigd om namens hen de aanvraag te doen en correspondentie te verzorgen. Het rapen zal uitsluitend handmatig plaatsvinden. Daarbij is het toegestaan om eventueel gebruik te maken van eenvoudig handgereedschap om veelvuldig bukken te vermijden. Het gereedschap zal zo worden uitgevoerd dat het niet mogelijk is om er mee te harken of te slepen. Zo wordt bodemberoering voorkomen. Staande met een mand of kruiwagen naast zich, zal de visser rond zijn voeten oesters verzamelen. Vanaf het drooggevallen schip wordt met een kruiwagen gewerkt. Eventueel wordt een ondiepe bijboot gebruikt wanneer het schip op grotere afstand van de te oogsten oesters moet ankeren. Het rapen vindt niet ’s nachts plaats en schepen mogen alleen tijdens werkzaamheden aan boord verlichting gebruiken die alleen het dek verlicht. Tijdens het varen mag indien nodig een zoeklicht worden gebruikt. Locaties: Het rapen van oesters zal gebeuren op verschillende locaties in de Waddenzee. Voor het bepalen van deze locaties zal gebruik worden gemaakt van gegevens van Imares en de gebiedskennis van de vissers. Met het oog op het uit te voeren onderzoek door Imares zal een aantal locaties worden geselecteerd waar langduriger oesters zullen worden geraapt. Op deze manier kunnen de effecten van het rapen beter onderzocht worden. Deze locaties zullen aan de Provincie Fryslân, Imares en aan de Waddenunit van DRZ Noord van het ministerie van LNV worden doorgegeven. In de volgende gebieden zullen geen oesters worden geraapt: o o o
Zogenaamde art. 20 gebieden gedurende de periode dat deze gebieden gesloten zijn met het oog op voorkoming van verstoring van vogels en/of zeehonden. De permanent gesloten gebieden (26% van het plaatoppervlak van de Waddenzee). Locaties op een afstand van minder dan 1500 meter van zeehondenrustplaatsen.
- 5 / 22 -
Ons kenmerk :847220
o o o o
o
Locaties waar zeegras voorkomt. Er zal niet worden geraapt binnen een afstand van 1200 meter tot de Hoogwatervluchtplaatsen voor vogels. Op mosselbanken zal niet worden geraapt Zones ten zuiden van de eilanden Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog, gelegen tussen de eilanden en de eerste zuidelijk daarvan gelegen geul, gedurende het broedseizoen voor vogels (15 april-15 juli). Op de wantijen wordt deze zone begrensd door de rechte lijn tussen de uiteinden van de geulen aan weerszijden van het wantij. Aanvullend is in het visplan bepaald dat er in de zones ten zuiden van de eilanden een beperkt aantal schepen tegelijkertijd aanwezig zal zijn. Maximaal drie schepen gelijktijdig in het deel van de zone te oostelijk van de veerhaven; maximaal drie schepen gelijktijdig in het deel van de zone westelijk van de veerhaven.
Seizoen en tijdstip van rapen: Het zoeken en rapen van oesters gebeurt het hele jaar. In het donker, in de periode tussen 1 uur na zonsondergang en 1 uur voor zonsopkomst, wordt niet gezocht of geraapt. Vangsthoeveelheid/onttrekking aan het bestand: De hoeveelheid oesters die gedurende het experiment geraapt zal worden kan niet exact worden ingeschat aangezien het om een nieuwe activiteit gaat. Omdat de te rapen oesters in de voedselvoorziening van beschermde vogelsoorten geen rol van betekenis spelen is dit ook niet nodig. Het doel van deze proef is onder meer om vast te stellen welk deel van het oesterbestand bestaat uit marktwaardige oesters en welk deel daarvan op een economische wijze kan worden geoogst, op een manier die goed past binnen de randvoorwaarden vanuit het natuurbeheer. Over de resultante hiervan kunnen geen ramingen worden gegeven, zelfs niet bij benadering. De rapportages na afronding van de proef zullen hier uitsluitsel over moeten geven. Wel kan worden gesteld dat het aandeel marktwaardige oesters van het totale bestand klein zal zijn, omdat het grootse deel van het bestand uit te grote-, misvormde-, of aaneengegroeide oesters bestaat. Intensiteit: inzet in uren en scheepsbewegingen: De deelnemende vissers zullen onderling de verzamelde gegevens en resultaten uitwisselen. Het doel hiervan is tweeledig: 1. Rendement in de uitvoering van de proef en optimalisatie van het resultaat 2. Een zo klein mogelijk aantal scheepsbewegingen en betredingen van drooggevallen platen tijdens het zoeken, mede met het oog op het minimaliseren van eventuele effecten op vogels. De deelnemende vissers hebben allen een fulltime visserijbedrijf. De inzet t.b.v. de proef zal dus beperkt zijn, want het is een experiment waarbij bij de aanvang nog geen zicht is op de commerciële haalbaarheid. Wanneer er wel zicht is op commerciële resultaten zal het oesterrapen een deels ook vervangende activiteit kunnen zijn. Het rapen is alleen toegestaan aan de geselecteerde vergunninghouders. Andere opvarenden/bemanningsleden mogen niet rapen. Het sanctioneren van overtredingen zal mogelijk gemaakt worden middels een visplan waarin een procedure wordt opgenomen voor de handhaving van de vastgestelde regels. De vissers zullen zoveel mogelijk per twee- of drietal gebruik maken van één vaartuig. Dit betekent dat het aantal scheepbewegingen beperkt zal zijn.
- 6 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Uitgangspunten voor de proef: o o o
o
o
o o o
De bevissing vindt uitsluitend handmatig plaats. Er wordt ingezet op een product met hoge kwaliteit en prijs en een verantwoorde ambachtelijke productiewijze. De proef zal zich ook richten op het ontwikkelen van een werkwijze met een zeer geringe impact op het ecosysteem. Het minimaliseren van verstoring van vogels, zeehonden en habitats zal hierbij het belangrijkste aandachtspunt zijn. Onderdeel van de proef is het selecteren van een beperkt areaal litorale mosselbank als onderzoeksvak, om zo mogelijk het effect van het rapen op de verspreiding van oesters op een natuurlijke mosselbank te bepalen. Bij wijziging van het Reglement Visplan is aangegeven dat dit geen onderdeel meer uitmaakt van onderhavige aanvraag. Hierbij wordt het voorkomen van bestaande oesterriffen als een onomkeerbaar verschijnsel beschouwd. Op bestaande oesterbanken en –riffen zullen wel oesters worden geraapt, maar de activiteit zal niet leiden tot een afname van het huidige areaal van oesterbanken en –riffen. Er zal nauw worden samengewerkt met onderzoekers van Imares, die in opdracht van het ministerie van LNV de ecologische effecten van de proef zullen monitoren. Onderling zullen de gezamenlijke initiatiefnemers nauw samenwerken voor het ontwikkelen en uitwisselen van kennis en ervaring De deelnemers willen onderzoeken of het oesterrapen een activiteit kan worden die bestaande visserijactiviteiten deels vervangt. Het uitgangspunt voor de proef is dus niet een netto-uitbreiding van visserijactiviteiten, maar daarentegen wel de flexibilisering en ‘verbreding’ van kustvisserijbedrijven, met een grotere mate van verduurzaming en ecologische inpasbaarheid als resultaat. De deelnemers aan de proef zullen na afloop van de proef ook over dit aspect rapporteren.
A1.2. Periode De vergunning wordt aangevraagd voor de periode 1 september 2009 tot 31 december 2013. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken U hebt voor de beoordeling van uw aanvraag de volgende rapporten en tekeningen aangeboden: Habitattoets experimenteel rapen van oesters in de Waddenzeehandmatige, 20092013 het Reglement visplan experimenteel oesters rapen van 2009-2013 A1.4. Aanvullende gegevens Op 16 november 2009 is er een gewijzigd “Reglement visplan experimenteel oesters rapen 2009-2013” opgestuurd. De wijziging betreft m.n. dat het op experimentele basis rapen van oesters op een droogvallende mosselbank geen onderdeel uitmaakt van onderhavige aanvraag. Een uitzondering kan hierop ontstaan waarin alle betrokken partijen (vissers, wetenschappers, overheden en natuurorganisaties) besluiten om een dergelijke proef in te richten. Indien dat aan de orde is dienen hierover afzonderlijke afspraken gemaakt te worden. Van Natuurmonumenten is een brief ontvangen waarin staat aangegeven dat voor de hun specifieke beheersgebieden in de Waddenzee geen privaatrechtelijke toestemming zal worden gegeven voor het uitvoeren van het experiment handmatig rapen van oesters. Natuur-
- 7 / 22 -
Ons kenmerk :847220
monumenten wacht voor een definitief besluit de uitslag van het wetenschappelijk onderzoek af. Als gevolg van dit schrijven zullen deze nader aangeduide gebieden uit de onderhavige aanvraag gehaald worden aangezien de aanvrager geen belang meer heeft bij een beoordeling van zijn activiteit in deze gebieden, nu vaststaat dat hiervan in de praktijk vooralsnog geen gebruik van kan worden gemaakt. A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 Uw project of handeling vindt plaats in of nabij het Natura 2000-gebied Waddenzee. Op uw aanvraag zijn daarmee de in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijving) vermelde besluiten van toepassing. A2.
Bevoegdheid
De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. Voor deze aanvraag zijn wij thans bevoegd (zie bijlage 2). A3.
Procedure
De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet, burgemeester en wethouders van de gemeenten Wûnseradiel, Reiderland, Wieringen, Vlieland, Texel, Terschelling, Schiermonnikoog, Het Bildt, Harlingen, Franekeradeel, Ferwerderadiel, Eemsmond, Dongeradeel, Den Helder, Delfzijl, Ameland, De Marne en Anna Paulowna gedurende een termijn van 3 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8 van de Algemene wet bestuursrecht, belanghebbenden de Waddenvereniging, Vogelbescherming Nederland, Nationaal Park Schiermonnikoog, Rijkswaterstaat Waterdistrict Waddenzee, It Fryske Gea, Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer regio Noord, Staatsbosbeheer regio West, Landschap Noord-Holland, Stichting Het Groninger Landschap, Stichting Wad, Min. LNV Directie Regionale zaken gedurende een termijn van 3 weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Van de mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen hebben gemeente Wûnseradiel, Den Helder, Rijkswaterstaat Noord-Nederland, Nationaal park Schiermonnikoog en de Waddenvereniging mede namens Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting WAD, Landschap Noord-Holland en Stichting Het Groninger Landschap gebruik gemaakt. Onder het aandachtspunt B3. wordt nader ingegaan op de inhoud van de ingediende zienswijzen en onze reactie hierop.
A3.2. Verlengen beslistermijn Bij brief d.d. 21 september 2009 met kenmerk 850591 is de beslistermijn verlengd met maximaal 13 weken.
- 8 / 22 -
Ons kenmerk :847220
A3.3. Coördinatie met andere wetgeving 1. U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, Nbwet om een van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming. 2. Ingevolge artikel 19ka, lid 1, Nb-wet en artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht stellen wij u er van in kennis dat voor de door u te verrichten activiteit voorzover ons bekend ook de navolgende op aanvraag te nemen onderzoek nodig is: Naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit • Productschap Vis
Wettelijk voorschrift krachtens welk het besluit wordt genomen • Europese hygiëneverordening
A3.4. Betrokkenheid van een andere provincie waarin het betreffende Natura 2000gebied mede is gelegen Op grond van de Nb-wet 1998 (artikel 2, lid 1, juncto artikel 16, lid 1, juncto artikel 19d, lid 1) zijn gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten c.q. Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels gelegen zijn, bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op grond van artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet 1998. Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de Nb-wet 1998 beslissen gedeputeerde staten niet op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, dan in overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies, waarin het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied, of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, mede is gelegen voor zover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, gelegen in die andere provincies. Het conceptbesluit is ter instemming voorgelegd aan gedeputeerde staten van de provincies Noord-Holland en Groningen. Op grond van artikel 2, vijfde lid, hebben gedeputeerde staten van de provincies Groningen en Noord-Holland met onderhavig besluit ingestemd.
- 9 / 22 -
Ons kenmerk :847220
A4.
Vergunningplicht
Gelet op de aangevraagde activiteit in relatie tot de natuurwaarden die voor het gebied Waddenzee gelden, is de verwachting dat er mogelijk negatieve effecten zullen optreden die significant zijn. Wij stellen daarmee vast dat uw voorgenomen activiteit in potentie de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee zou kunnen aantasten. Daarom zijn wij van mening dat uw voorgenomen activiteit als vergunningplichtig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 moet worden aangemerkt. Omdat de door u aangevraagde activiteit negatieve effecten teweeg kan brengen op het Waddengebied die mogelijk significant zullen zijn, maakt een passende beoordeling onderdeel uit van deze aanvraag. Op basis hiervan moeten wij beoordelen of al dan niet de door u gevraagde vergunning kan worden verleend. In onze besluitvorming waarbij wij de ingediende passende beoordeling zullen betrekken, dienen wij na te gaan of de door u aangevraagde activiteit een verstorend effect kan hebben op de in het aanwijzingsbesluit opgenomen kwalificerende soorten van de VR en op de in de HR opgenomen kwalificerende soorten en habitattypen die tevens zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit van het HR-gebied Waddenzee. Wij verwijzen voor de motivering van dit oordeel naar onze overwegingen onder B. (Toetsing) B.
Toetsing
B1. Wettelijk kader B1.1. Nb-wet 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. 3. Artikel 19e van de Nb-wet bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet rekening moet worden gehouden enerzijds met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied, anderzijds met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden. Als er sprake is van een vastgesteld beheerplan moet ook daarmee rekening worden gehouden. 4. Voor de beoordeling van vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten zoals die zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit tot Natura 2000-gebied van de Waddenzee B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet In de PKB-Waddenzee ( deel 4, 2007) wordt het volgende over de oestervisserij gesteld.
- 10 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Voor andere vormen van schelpdiervisserij, zoals de visserij op oesters, mesheften en strandschelpen zal de inpasbaarheid in de Waddenzee leidend zijn voor het toekomstig perspectief. Bij wijze van experiment wordt in het kader van de ontwikkeling van het kleinschalig historisch medegebruik van de visserij en de aanpak van de Japanse Oester, op kleine schaal een experiment gestart met het op commerciële basis handmatig rapen van Japanse oesters. In het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij Kustwateren 2005-2020, is het beleid voor de schelpdiervisserij in de periode 2005-20202 neergelegd. Ten aanzien van de oestervisserij wordt hierover het volgende weergegeven: Bij wijze van experiment wordt in het kader van de ontwikkeling van het kleinschalig historisch medegebruik van de visserij en de aanpak van de Japanse oester, op kleine schaal een experiment gestart met het op commerciële basis handmatig rapen van Japanse oesters. Dit geldt voor zowel de Waddenzee als de Oosterschelde. Vergunninghouders voor de handkokkelvisserij als deelnemers aan de geïntegreerde visserij kunnen alleen op basis van een goedgekeurd visplan in aanmerking komen voor een vergunning voor het handmatig rapen van Japanse oesters. Deze vergunningen zijn in eerste instantie beperkt beschikbaar en beperkt geldig. De vergunninghouders dienen zelf de ecologische en economische aspecten van deze uitbreiding van visserijrechten in beeld te brengen. Op basis van die informatie zal over de toekomst van deze visserijvorm in 2010 opnieuw worden besloten. Inmiddels is op 1 januari 2009 de uitvoeringsregeling visserij in werking getreden. In deze regeling zijn een aantal oude regelingen, waaronder de Beschikking visserij, visserijzône, zeegebied en kustwateren, samengevoegd en zijn daardoor een aantal artikelwijzigingen doorgevoerd. Onder andere het verbod op het commercieel rapen van schelpdieren is hierbij komen te vervallen. Dat betekent dat er geen vergunning op grond van de Visserijwet 1963 meer benodigd is voor het commercieel rapen van oesters. Het ministerie van LNV heeft in een brief aangegeven dat zij hierdoor niet langer bevoegd is om het experiment van het handmatig rapen van oesters uit te voeren en vissers te selecteren. Voorts heeft het ministerie aangegeven dat vissers die oesters willen rapen in de Waddenzee alleen nog een Nb-wetvergunning nodig hebben. De Waddenprovincies en ministeries werken in het kader van het Regionaal College Waddengebied wel samen aan een nota duurzame visserij, waarin naar alle waarschijnlijkheid ook de oesters worden meegenomen. B2. Inhoudelijke beoordeling B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling dat gelet op de instandhoudingsdoelstelling mogelijk de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied Waddenzee kan verslechteren, of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. De kwalificerende waarden van het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn in het aanwijzingsbesluit verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied). Voor de beschrijving van het betreffende Natura 2000-gebied en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders van het Natura 2000gebied Waddenzee. Daarbij worden mogelijke verstoringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemd gebied.
- 11 / 22 -
Ons kenmerk :847220
B2.2 . Selectie van relevante kwalificerende waarden Vogelrichtlijnsoorten Effecten: verstoring van foeragerende vogels Bij het handmatig rapen van oesters zijn vissers tijdens laagwater actief op droogvallende wadplaten. Dit betekent dat ter plaatse in de nabijheid aanwezige (foeragerende) vogels verstoord kunnen worden. Deze vogels zullen een zekere afstand tot de op de plaat aanwezige vissers in acht nemen en hun foerageeractiviteiten elders voortzetten. Een specifieke aandachtssoort is de Scholekster. Scholeksters zijn erg honkvast, zowel in het broedseizoen als in de winter. Juist door die grote plaatstrouw van Scholeksters zijn ze erg gevoelig voor lokale verstoringen en bedreigingen. In gevallen waarin vissers voor meerdere dagen op een bepaalde oesterbank actief zijn, kan dit er toe leiden dat de plaatstrouwe Scholeksters een hele periode niet efficiënt kunnen foerageren op die locatie. Om verstoring tijdens de broedperiode door aanwezigheid van vissers te voorkomen zullen wij, in onze vergunningvoorwaarden opnemen dat de gebieden ten zuiden van Ameland en Vlieland globaal tot de eerste vaargeul tijdens de broedperiode van 15 april tot 15 juli gesloten zijn voor het handmatige rapen van oesters. De zones ten zuiden van Terschelling en Schiermonnikoog worden in de vergunningaanvraag uitgesloten van experimentele handmatige visserij. Effect: verstoring van broedende Scholeksters Experimentele verstoring van broedende Scholeksters die op het wad naar voedsel zochten heeft uitgewezen dat: 1. paren die een nest met eieren hadden niet alleen minder foerageertijd op het wad doorbrachten, maar ook minder tijd aan broeden besteden (dit ondanks het feit dat de verstoring ver van het nest plaatsvond); 2. paren die jongen hadden met toenemende verstoring een steeds kleiner deel van het gevonden voedsel aan de jongen gaven. Verstoring op het wad door handmatige oesterrapers in de zone waar de broedvogels naar voedsel zoeken kan dus een negatief effect hebben op het broedsucces van de Scholeksters. De vissers zullen alleen de marktwaardige oesters rapen. Aangenomen wordt dat op een bepaalde locatie slechts gedurende een korte periode geraapt zal gaan worden. De vissers zullen op een plek waar geraapt wordt pas het jaar daarop terugkomen voor het oesterrapen. Ten aanzien van bevisbare oesterbestanden zullen de deelnemers aan de proef informatie uitwisselen over de locaties van bevisbare oesterbestanden en hierbij zal tevens gebruik worden gemaakt van inventarisatiegegevens van Imares. Ook het benutten van bevisbare locaties zal onderling georganiseerd worden. Deze afstemming beperkt de omvang van de zoekactiviteiten op het wad die nodig zijn voor het zoeken van de locaties. De locaties waar handmatig oesters zullen worden geraapt zijn die locaties van de Waddenzee die “normaal” zijn opengesteld voor betreding, bevaring en om droog te vallen. In die zin kunnen de handmatige oesterrapers dan ook vergeleken worden met recreatieve gebruikers van het wad.
- 12 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Ten behoeve van dit recreatieve wadgebruik zijn zogenaamde gedragsregels ontwikkeld die als algemene strekking hebben:” Pas je gebruik op het wad dusdanig aan dat je aanwezige flora en fauna niet verstoord”. In het visplan wordt aangeven dat deze wadgebruikregels onderdeel uit maken van de proef. In onderhavige vergunning is hier expliciet een voorwaarde over opgenomen. De trekvogelpopulatie van de Scholekster bevat een aanzienlijk deel van de broedvogelpopulatie, want de Scholekster is een vogel die lang in een gebied blijft (gedeeltelijk standvogel). Een doelmatige bescherming van de broedende Scholeksters en hun jongen levert een belangrijke bijdrage aan de herstelopgave voor de niet-broedende Scholeksters. De Waddenkusten van de eilanden zijn belangrijk voor de Scholekster. Dit blijkt uit de tellingen van Scholeksters op die plaatsen, de aanwezigheid van kokkelbanken die lang droog blijven en dus goed beschikbaar zijn als voedsel. Dit wordt bevestigd door de modelberekeningen van WEBTICS die IMARES heeft uitgevoerd. De vastelandskust is weliswaar ook van belang. Het slibgehalte in dit gebied is echter groot en daarmee ook minder toegankelijk voor schelpdiervisserij. Daarom zullen wij conform de aanvraag in onze vergunningvoorwaarden het volgende opnemen: Tijdens het broedseizoen (15 april tot 15 juli) is het niet toegestaan om oesters te rapen in enkele gebieden ten zuiden van de waddeneilanden Vlieland en Ameland . Deze gebieden zijn als volgt begrensd: o De gebieden ten zuiden van het eiland tot aan de eerste niet droogvallende geul. Over het wantij bestaan de grens uit een rechte lijn tussen de uitlopers van deze geulen aan weerszijden van het wantij. In de oost-west richting volgende de gebieden de volledige lengte van het eiland. Buiten deze periode mag in deze gebieden alleen geraapt worden indien een beperkt aantal schepen van de deelnemers in een gebied geankerd ligt. Daarvoor wordt de zone ten zuiden van Ameland ingedeeld in segmenten: 3. Eén segment ligt westelijk van de veerhaven; Het andere segment ligt oostelijk van de veerhaven en omvat de rest van het te sluiten gebied. Per segment mogen niet meer dan drie schepen tegelijkertijd geankerd liggen. De toegang tot bedoelde gebieden zullen de deelnemers per periode in onderlinge afspraken regelen en het daartoe dienende schema overhandigen aan de betrokken inspectie diensten (DRZ Noord). Effect: het handmatig rapen van Japanse oesters gaat ten koste van de beschikbaarheid van voedsel voorvogels. De vissers zullen m.n. de grotere losliggende oesters rapen. Deze grotere oesters kunnen niet door schelpdieretende vogels worden geopend. Daarnaast zijn oesters ook geen belangrijke voedselbron voor schelpdieretende vogels. M.n. kokkels en mossels zijn veruit de belangrijkste voedselbronnen voor schelpdieretende vogels. Daarentegen concurreren oesters wel met kokkels en mossels om de aanwezige hoeveelheid voedsel. Tevens filteren oesters mossel- en kokkellarven weg waardoor er in ieder geval geen significant negatief effect te verwachten is op de totale voedselvoorraad die beschikbaar moet zijn voor de aanwezige vogels Effect: verstoring door licht tijdens het handmatig matig rapen van oesters in het donker Duisternis gedurende de nacht wordt in de PKB Waddenzee genoemd als een onderdeel van de natuurlijkheid van de Waddenzee die hoog wordt gewaardeerd. Het handmatig rapen
- 13 / 22 -
Ons kenmerk :847220
van oesters wordt uitgeoefend tijdens laagwater op de droogvallende platen. Het handmatig rapen van oesters is conform het opgestelde visplan niet toegestaan. Gelet op de in het visplan opgenomen beperking, kan worden geconcludeerd dat er geen significante verstoring van de duisternis in de Waddenzee zal optreden. Habitattypen In de volgende analyse wordt voor de relevante instandhoudingsdoelen weergegeven of er significante effecten te verwachten zijn van het handmatig rapen van oesters. Voor de beschrijving van het gebied en de opsomming van kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. Effect: Het handmatig rapen van oesters zou bodemberoering en negatieve effecten op de bodemfauna kunnen veroorzaken. Het handmatig rapen van oesters komt uitsluitend voor op de bij laagwater droogvallende wadplaten. Daarom is uitsluitend het habitat H1140 Slik- en zandplaten relevant. Voor habitat 1140 is een herstelopgave opgenomen in het aanwijzingsbesluit, die voornamelijk betrekking heeft op het herstel van droogvallende mosselbanken. Door middel van sluiting van 26% van de Waddenzee voor bodemberoerende visserij is dit gesloten deel (op grond van de Visserijwet) geheel gevrijwaard van het handmatig rapen van oesters. Daarnaast mag binnen de gesloten gebieden (op grond van de Natuurbeschermingswet 1998), gedurende de periode dat de gebieden gesloten zijn, niet gevist worden. Verder zijn er in de Waddenzee particuliere (beheerde) gronden die niet toegankelijk zijn zonder privaatrechtelijke toestemming voor het handmatig rapen van oesters. Door het stopzetten van de mechanische kokkelvisserij in 2005 is herstel van het habitattype H1140 en kwaliteit van leefgebieden in gang gezet. Inmiddels is er ongeveer 1500 ha natuurlijke mosselbank in de Waddenzee aanwezig. De aanvrager geeft aan dat, aangezien het om een experiment gaat, het zeer lastig is om de totale geraapte hoeveelheden in te schatten. Er worden in het experiment alleen losliggende en marktwaardige oesters geraapt waardoor het overgrote deel van het oesterbestand aanwezig blijft. De oester is voorts niet opgenomen in de lijst van typische soorten van het profieldocument voor de instandhoudingsdoelstelling van habitattype H1140. De soort vormt derhalve geen onderdeel van de instandhoudingsdoelstelling voor H 1140. Een eventueel direct effect op deze soort zal dan ook niet beschouwd kunnen worden als een effect op de instandhoudingsdoelstelling. Wel kan er sprake zijn van een indirect effect aangezien oesterbanken kunnen dienen als hardsubstraat voor mosselbanken. Naar onze mening ontstaan door de aangevraagde activiteit en de door ons gestelde voorwaarden in onderhavige vergunning geen (significant) negatieve gevolgen voor habitattype H1140. Effect: het handmatig rapen van oesters zou mogelijk schade kunnen veroorzaken aan mosselbanken en zeegrasvelden. In het visplan wordt aangeven dat er niet geraapt wordt in bestaande zeegrasvelden en op bestaande mosselbanken Er dient een minimale afstand van 40 meter tot natuurlijke mosselbanken en zeegrasvelden te worden aangehouden. Hiertoe zal een vergunningvoorwaarde worden opgenomen. Op 16 november 2009 is zoals aangegeven er een gewijzigd “Reglement visplan experimenteel oesters rapen 2009-2013” opgestuurd. De wijziging betreft
- 14 / 22 -
Ons kenmerk :847220
m.n. dat het op experimentele basis rapen van oesters op een droogvallende mosselbank geen onderdeel meer uitmaakt van onderhavige aanvraag. Een uitzondering kan hierop ontstaan waarin alle betrokken partijen (vissers, wetenschappers, overheden en natuurorganisaties) besluiten om een dergelijke proef in te richten. Indien dat aan de orde is dienen hierover afzonderlijke afspraken gemaakt te worden. Habitatrichtlijnsoorten Effect: Het handmatig rapen van oesters zou een negatief effect kunnen hebben op Zeeprik, Rivierprik en Fint. De met de hand uitgevoerde visserij vindt plaats op de droogvallende platen waardoor er geen enkel risico bestaat dat bovengenoemde vissoorten effecten zullen ondervinden. Het handmatig rapen van oesters heeft daarom geen effect op de populaties van de Fint, Rivierprik en Zeeprik. Effect: verstoring van Gewone en Grijze Zeehonden In het visplan staat weergegeven dat er niet geraapt, drooggevallen en geankerd wordt in de nabijheid van (1500 meter) van rust- en zoogplaatsen van zeehonden. Tevens wordt er niet geraapt in de artikel 20 gebieden gedurende de periode waarin deze zijn gesloten. In de onderhavige vergunning zijn deze twee voorwaarden opgenomen teneinde verstoring van zeehonden (en vogels) zoveel te voorkomen. Het is daarmee niet aannemelijk dat door het rapen van oesters een significante verstoring van rustende Zeehonden op zal treden. B3.
Zienswijzen
B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties Rijkswaterstaat Noord-Nederland geeft aan in het kader van de natuurbelangen geen bedenkingen te hebben tegen het verlenen van de aangevraagde vergunning. De provincie Groningen geeft het volgende weer in haar zienswijze. Het rapen van oesters in de Waddenzee is een nieuwe economische activiteit, die kleinschalig wordt opgezet. Zoals ook wordt beschreven in de habitattoets is het te verwachten dat er nauwelijks verstoring van vogels en mosselbanken zal zijn en misschien dat er zelfs een positief effect zal optreden door het weghalen van oesters. Verder is er nog maar weinig bekend over de interactie tussen oesters en mosselen, maar waarschijnlijk is er wel een beïnvloeding. Het begeleidende onderzoek van Imares kan daarover veel nuttige informatie over verstrekken. Het visplan beslaat de periode 1 september 2009 tot 31 december 2013 en bevat geen mogelijkheden om gedurende die periode de visactiviteiten te evalueren en eventueel bij te stellen. In die periode kan het rapen van oesters economisch dusdanig interessant worden, dat de betreffende vissers de visactiviteiten sterk zullen intensiveren. Het risico bestaat daarbij dat dan enkele waardevolle gebieden nauwkeurig worden uitgekamd. Om een dergelijke ongewenste ontwikkeling tegen te kunnen gaan adviseert de Provincie de volgende voorwaarde in de vergunning op te nemen: “Wanneer het onderzoek van Imares reden geeft tot bezorgdheid over de kwaliteit van de mosselbanken of verstoring van vogels, kan het visplan worden bijgesteld”. Gemeente Wûnseradiel deelt mede dat zij geen zienswijze hebben op de activiteit van het handmatig rapen van oesters.
- 15 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Gemeente Den Helder deelt per mail mee dat zij geen gebruik zullen maken van de mogelijkheid om op onderhavige aanvraag een zienswijze in te dienen. De Waddenvereniging geeft mede namens Vogelbescherming Nederland, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Wad, Stichting Het Groninger Landschap, landschap NoordHolland en It Fryske Gea (verder: de Wv) het volgende weer in haar zienswijze: De bovengenoemde natuurorganisaties steunen het initiatief om te komen tot een duurzame, geïntegreerde visserij in de Waddenzee. Hierbij past mogelijk het handmatig rapen van Japanse oesters. Door middel van het voorgenomen experiment kan ervaring worden opgedaan, zowel ten aanzien van de economische haalbaarheid als voor wat betreft de ecologische effecten. De Wv geeft aan het voornemen om een goed experiment uit te voeren te ondersteunen. In de richtlijn van 7 juli 2008 heeft de minister van LNV de belangrijkste criteria uiteengezet voor een experiment met betrekking tot het commercieel rapen van Japanse oesters in de Waddenzee. Voor de aanpak van dit experiment heeft de minister van LNV vervolgens advies gevraagd aan een externe beoordelingscommissie, een advies dat op 9 januari 2009 is uitgebracht. Hierover heeft de minister bij brief van 20 februari 2009 haar positie bepaald. De Wv had verwacht dat de vergunningaanvragers criteria, adviezen en besluiten nadrukkelijk in hun aanvraag zouden verwerken. Helaas is dat niet gebeurd. De Wv verzoekt dan ook de vergunningverlening daarop wel te baseren. De Wv vindt voorts dat de vergunningaanvraag te weinig houvast geeft om het experimentele en lerende karakter van deze proef met een nieuwe vorm van visserij goed vorm te geven. De minister van LNV is helder dat het gaat om een pilot-project, hetgeen een goede begeleiding en evaluatie vereist. In de vergunningaanvraag wordt verwezen naar een onderzoek van Imares die de ecologische effecten van het rapen in beeld moet brengen, maar het is onduidelijk hoe dat onderzoek wordt opgezet en uitgevoerd en hoe het experiment van het handmatig rapen hierin past. Een vergunning die, zoals gevraagd, loopt vanaf 1 september tot 31 december 2013, zonder expliciete koppeling met onderzoek, begeleiding en evaluatie, kan niet rekenen op de steun van de natuurorganisaties. De Wv vertrouwt erop dat hiermee rekening wordt gehouden in de vergunningverlening. Het doel van de vissers is het ontwikkelen van een visserijactiviteit die uiteindelijk een deel van de bestaande activiteiten kan vervangen. Hierbij is als randvoorwaarde dat het resultaat bijdraagt aan een economisch gezondere, maar ook duurzamere kustvisserij met een kleinschalig en ambachtelijk karakter. Deze activiteit heeft dus, naast een ecologisch, ook zowel een economisch als een verduurzamingsdoel die de Natuurorganisaties ondersteunen. Het is echter niet duidelijk hoe deze doelen worden gekwantificeerd, beoordeeld of geëvalueerd. Daarnaast is het onduidelijk hoe de deelnemers zich zullen organiseren. Een van de uitgangspunten is “onderling zullen de gezamenlijke initiatiefnemers nauw samenwerken voor het ontwikkelen en uitwisselen van kennis en ervaring”, maar er staat niet hoe, wanneer of met wie. In haar brief van februari 2009 geeft de minister van LNV aan deelname aan een kenniskring te willen verplichten, door dit als randvoorwaarde te verbinden aan deelname aan het experiment. De Wv adviseert er op toe te zien dat deze kenniskring adequaat wordt opgezet alvorens over te gaan tot vergunningverlening. Tenslotte geeft de Wv een aantal puntsgewijze opmerking weer over de Passende Beoordeling (Agonus Fisheries Consultancy, 2009) en het Visplan:
- 16 / 22 -
Ons kenmerk :847220
o
o
o
o
o o
o
o
o
o
o
Er wordt van uitgegaan dat het rapen minimale invloed zal hebben op de natuurwaarden en de omvang van het bestand vanwege het feit dat alleen losliggende oester geraapt zullen worden en dat vissers dit als extra activiteit erbij doen. Echter, zoals de aanvraag nu verwoord is, zou er gedurende het hele jaar, elke dag gevist kunnen worden. Er zou op z’n minst een maandelijkse evaluatie moeten zijn van de gevangen hoeveelheden; De vissers gaan, in overleg met Imares, wel op litorale mosselbanken vissen, terwijl in de brief van de minister van LNV staat dat dit niet moet gebeuren. De Wv verzoekt vast te houden aan de lijn van de minster; Het visplan geeft geen duidelijke richtlijnen voor het rapen in de buurt van HVP’s (terwijl de minister advies 4 heeft overgenomen, nl een afstand van 1200 meter). De Wvverzoekt vast te houden aan de lijn van de minister; In het begin wordt gesteld dat rapen op platen verstoring geeft van vogels en zeehonden, maar daarna dat het niet significant is. Dit wordt in de tekst onvoldoende onderbouwd; Op blz 14 wordt tegenstrijdig beweerd dat rapen overwoekering voorkomt of juist niet verminderd; Op blz 14 wordt ook geconcludeerd dat rapen geen significant effect heeft op de bodemfauna. Maar op litorale mosselbanken komen vaak klompen Japanse oesters voor, die kapot gelopen kunnen worden. De effecten op de bijbehorende mossels is onbekend. Dit zou onderdeel van het onderzoek moeten zijn; Er wordt geen beschrijving gegeven van habitattype 1140., over de instandhoudingsdoelen, enz. Dus is de conclusie op blz 15 dat het geen significant effect heeft hierop niet te verifiëren; Op blz 16 wordt beweerd dat oesters larven wegfilteren (dus dat oesters rapen positief is). Op blz 3 wordt dit nog als een vrees beschreven. Waar zijn de onderzoeksgegevens die hier duidelijkheid over geven?; Bovenaan blz 19 wordt gesteld dat er in de zomer minder vraag is naar oesters. Dit is niet onderbouwd. Het zou goed zijn wanneer de seizoensgebondenheid van dit streekproduct vanuit de ecologie van de soort wordt bepaald; De vissers zeggen wel waar ze niet zullen vissen, maar geven – volgens hun visplanniet op een kaart aan waar hun raaplocaties zijn, terwijl de minister van LNV dat wel wil. De Wv verzoekt in de vergunning op te nemen een kaart met daarop de raaplocaties aangegeven; Tevens geeft de Wv voorts nog aan dat zij bereid zijn om met het Bevoegd gezag van gedachten te wisselen over de uitgangspunten en onderbouwing van dit experiment en de rol die de natuurbeschermingsorganisaties kunnen spelen bij de begeleiding van dit experiment.
Het Nationaal Park Schiermonnikoog geeft voor zover relevant het volgende weer in haar zienswijze: De natuurwaarde van Schiermonnikoog is groot, zowel in nationaal als in internationaal opzicht. Bijna nergens kunnen natuurlijke processen zo ongestoord hun gang gaan als in het Nationaal Park Schiermonnikoog. Het gevarieerde, dynamische milieu leidt tot een rijkdom aan planten en dieren. De levensgemeenschappen die de verschillende soorten samen vormen, zijn een afspiegeling van deze soorten. In de vergunningaanvraag leest het Nationaal Park Schiermonnikoog dat er buiten het broedseizoen gevist kan worden op de platen ten zuiden van de eilanden Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog. Op het eiland Schiermonnikoog vallen deze platen binnen de begren-
- 17 / 22 -
Ons kenmerk :847220
zing van het Nationaal Park. Deze platen vallen bijna geheel (excl. de jachthaven, veerdam en de voet van de waddendijk) binnen zone 1 van het Nationaal Park. Over dit deel staat in het Beheer- en Inrichtingsplan (verder: BIP) beschreven dat dit gebied het meest extensief gebruikte en beheerde deel van het Nationaal Park is. Natuurlijke processen verlopen hier ongestoord. Het Nationaal Park Schiermonnikoog vindt dat deze visserijactiviteiten niet passen binnen deze zonering. Uitgaande van deze beleidsuitspraak, dat in dit (zeer beperkte) deel van de hele Waddenzee geen visserijactiviteiten of anderszins menselijk ingrijpen zal plaatsvinden- een beleidskoers die gedeeld wordt door alle partijen betrokken bij de instelling en het huidige beheer van het Nationaal park Schiermonnikoog- deelt het Nationaal Park mede ernstige bedenkingen te hebben tegen het toestaan van de gevraagde visserijactiviteiten binnen het Nationaal Park. Het behoort juist tot het natuurlijke proces en de dynamiek van dit gebied, dit proces ongestoord zijn gang te laten gaan. Daarin past het niet dat de natuurlijke ontwikkeling door bevissing van deze ‘winbare’ oester- mossel- en kokkelbanken – ondanks de economische waarde- wordt doorbroken. Het behoort juist tot de natuurlijke ontwikkeling van deze banken dat zij op de duur ook weer deformeren. Juist deze deformatie brengt ook weer andere natuurlijke processen op gang. Deze natuurontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd. Het is een gezamenlijke inspanning van het rijk, provincie, natuurorganisaties en vele andere partijen deze unieke natuurwaarden veilig te stellen en te beheren. Het nationaal park Schiermonnikoog wordt nationaal en internationaal gewaardeerd om de buitengewoon hoge en unieke natuurwaarden. Het begrensde waddenzeedeel maakt daar een onlosmakelijk geheel van uit. Het is daarom ongewenst deze banken, platen en geulen binnen het Nationaal Park Schiermonnikoog te bevissen. In welke vorm dan ook. Het Nationaal Park verzoekt dan ook de platen ten zuiden van het eiland Schiermonnikoog gedurende het hele jaar voor visserijactiviteiten gesloten te houden en uit te sluiten van dit experiment en andere visserijactiviteiten B3.2. Reactie provincie Fryslân op de zienswijzen en overige reacties De reactie van Rijkswaterstaat Noord-Nederland, de gemeente Wûnseradiel en Den Helder geven geen aanleiding tot een reactie. Ten aanzien van de reactie van de Provincie Groningen merken wij op dat wij diverse voorwaarden aan de vergunning zullen opnemen die de kwaliteit van de mosselbanken in voldoende mate waarborgen en verstoring van vogels zoveel mogelijk voorkomen. Ten aanzien van de zienswijze van de Wv merken wij het volgende op. De Wv geeft in haar zienswijze aan dat de vergunningverlening wel gebaseerd moet worden op de criteria, adviezen en besluiten van de minister van LNV over het experiment van handmatig rapen van oesters. Bij schrijven van 13 juli 2009 van het ministerie van LNV geeft het ministerie o.m. het volgende weer: Op 1 januari 2009 is de uitvoeringsregeling visserij in werking getreden. In deze regeling zijn een aantal oude regelingen, waaronder de Beschikking visserij, visserijzône, zeegebied en kustwateren, samengevoegd en zijn daardoor een aantal artikelwijzigingen oorgevoerd. Onder andere het verbod op het commercieel rapen van schelpdieren hierbij is komen te vervallen. Dat betekent dat er geen vergunning op grond van de Visserijwet 1963 meer benodigd is
- 18 / 22 -
Ons kenmerk :847220
voor het commercieel rapen van oesters. Het ministerie van LNV heeft in een brief aangegeven dat zij hierdoor niet langer bevoegd is om het experiment van het handmatig rapen van oesters uit te voeren en vissers te selecteren. Voorts heeft het ministerie aangegeven dat vissers die oesters willen rapen in de Waddenzee alleen nog een Nb-wetvergunning nodig hebben. De Waddenprovincies en ministeries werken in het kader van het Regionaal College Waddengebied wel samen aan een nota duurzame visserij, waarin naar alle waarschijnlijkheid ook de oesters worden meegenomen. Bovenstaande betekent dat voor het uitvoeren van het experiment van het handmatig rapen van oesters enkel en alleen nog toestemming is vereist vanuit de Natuurbeschermingswet. In de beoordeling van de onderhavige aanvraag komen daarom alleen criteria, adviezen en besluiten aan de orde die in het kader van de Nb-wet relevant zijn. Dit betreft o.m. de volgende zaken: inzicht in de locaties waar geraapt zal gaan worden, directe koppeling van het experiment met een onafhankelijk onderzoek naar ecologische effecten (uitgevoerd door Imares), omvang van het experiment, terugkoppeling van de resultaten, maandelijkse melding van de geraapte hoeveelheden. Deze componenten komen voor zover relevant terug middels voorschriften van onderhavige vergunning. De Wv vindt dat in de vergunningverlening een expliciete koppeling gelegd moet worden met het uit te voeren onderzoek. Aangezien het hier gaat om een nieuwe visserijactiviteit in het Waddengebied vinden wij dat het uit te voeren experiment goed gemonitoord moet worden middels een wetenschappelijk onderzoek. Wij zullen dan ook de uitvoering van het experiment koppelen aan het uit te voeren onderzoek door hierover een vergunningvoorwaarde op te nemen. Begeleiding en evaluatie zijn ook voor ons belangrijke aspecten. In de uitvoering van het experiment zitten per jaar een tweetal informatieve bijeenkomsten waarin uitkomsten worden besproken. Naast de deelnemers van het experiment zullen ook belangengroepen hiervoor uitgenodigd worden De Wv adviseert om, alvorens over te gaan tot vergunningverlening, er op toe te zien dat er een adequate kenniskring wordt opgezet. Zoals hierboven reeds aangeven is, heeft de minister van LNV geen enkele wettelijke verantwoordelijkheid meer. Wel is de minister van LNV verantwoorddelijk voor het begeleidende wetenschappellijke onderzoek. Een verplichting om een kenniskring, op te zetten om de kennis en ervaring van de verschillende vissers te delen, zal dus vanuit deze verantwoordelijke rol opgelegd kunnen worden. Ten aanzien van de specifieke punten merken wij het volgende op o
Er wordt van uitgegaan dat het rapen minimale invloed zal hebben op de natuurwaarden en de omvang van het bestand vanwege het feit dat alleen losliggende oester geraapt zullen worden en dat vissers dit als extra activiteit erbij doen. Echter, zoals de aanvraag nu verwoord is, zou er gedurende het hele jaar, elke dag gevist kunnen worden. Er zou op z’n minst een maandelijkse evaluatie moeten zijn van de gevangen hoeveelheden;
In de voorwaarden van de vergunning zullen wij opnemen dat er maandelijkse opgave ingediend moeten worden waarbij aangegeven wordt hoeveel oesters er geraapt zijn en op welke locaties.
- 19 / 22 -
Ons kenmerk :847220
o
De vissers gaan, in overleg met Imares, wel op litorale mosselbanken vissen, terwijl in de brief van de minister van LNV staat dat dit niet moet gebeuren. De Wv verzoekt vast te houden aan de lijn van de minster;
Op basis van het gewijzigde “Reglement visplan experimenteel oesters rapen 2009-2013 zal er niet op droogvallende mosselbanken oesters worden geraapt. o
Het visplan geeft geen duidelijke richtlijnen voor het rapen in de buurt van HVP’s (terwijl de minister advies 4 heeft overgenomen, nl een afstand van 1200 meter). De Wn verzoekt vast te houden aan de lijn van de minister;
Het gewijzigde “Reglement visplan experimenteel oesters rapen 2009-2013” geeft aan dat binnen een afstand van 1200 meter niet zal worden geraapt. In de voorschriften van onderhavige vergunning zullen wij dit criterium dan ook opnemen. o
In het begin wordt gesteld dat rapen op platen verstoring geeft van vogels en zeehonden, maar daarna dat het niet significant is. Dit wordt in de tekst onvoldoende onderbouwd;
Zie hiervoor de onderbouwing van de activiteit in hoofdstuk B 2 Inhoudelijke beoordeling. o
Op blz 14 wordt tegenstrijdig beweerd dat rapen overwoekering voorkomt of juist niet verminderd;
Het uit te voeren onderzoek zal inzicht moeten geven in bovenstaande constatering. o
Op blz 14 wordt ook geconcludeerd dat rapen geen significant effect heeft op de bodemfauna. Maar op litorale mosselbanken komen vaak klompen Japanse oesters voor, die kapot gelopen kunnen worden. De effecten op de bijbehorende mossels is onbekend. Dit zou onderdeel van het onderzoek moeten zijn;
Gezien het feit dat betreding van mosselbanken schade kan veroorzaken aan de mosselbank worden er geen oesters op mosselbanken geraapt. o
Er wordt geen beschrijving gegeven van habitattype 1140, over de instandhoudingsdoelen, enz. Dus is de conclusie op blz 15 dat het geen significant effect heeft hierop niet te verifiëren;
Zie hiervoor de onderbouwing van de activiteit in hoofdstuk B 2 Inhoudelijke beoordeling. o
Op blz 16 wordt beweerd dat oesters larven wegfilteren (dus dat oesters rapen positief is). Op blz 3 wordt dit nog als een vrees beschreven. Waar zijn de onderzoeksgegevens die hier duidelijkheid over geven;
Over de ontwikkeling van de Japanse oesters wordt ook in wetenschappelijke kringen verschillend gedacht. Daarom is enige jaren geleden ook begonnen met een inventarisatie van oestervoorkomens. In het onderzoek dat komende jaren wordt uitgevoerd zal specifiek onderzocht worden wat de ecologische effecten zijn van het handmatig rapen van oesters. Wel duidelijk is dat oesters net zoals mosselen en kokkels water filteren t.b.v. hun eigen groei. Ook kleine schelpdierlarfjes kunnen zo uit het water weggefilterd worden. Wat voor effect dit heeft op de voorkomens van kokkels en mosselen is echter niet aan te geven.
- 20 / 22 -
Ons kenmerk :847220
o
Bovenaan blz. 19 wordt gesteld dat er in de zomer minder vraag is naar oesters. Dit is niet onderbouwd. Het zou goed zijn wanneer de seizoensgebondenheid van dit streekproduct vanuit de ecologie van de soort wordt bepaald;
In de passende beoordeling wordt ook aangegeven dat in de zomerperiode de oesters hun voortplanting hebben waardoor de kwaliteit van de oesters afneemt. In zekere zin bepaalt dus de ecologie de seizoensgebondenheid van het product. o
De vissers zeggen wel waar ze niet zullen vissen, maar geven – volgens hun visplanniet op een kaart aan waar hun raaplocaties zijn, terwijl de minister van LNV dat wel wil. De Wv verzoekt in de vergunning op te nemen een kaart met daarop de raaplocaties aangegeven;
In de vergunning hebben we als voorwaarde opgenomen dat wij inzicht willen hebben in de raaplocaties. Deze raaplocaties moeten worden aangegeven op een hydrografische kaart. Het experiment kent een wetenschappelijke begeleiding. Eén van de onderdelen van dit experiment is om in kaart te krijgen waar de oesters geraapt gaan worden en de tijdsbesteding die hiermee gepaard gaat. Om dit te onderzoeken zullen de vissers een GPS logger bij zich dragen als ze handmatig oesters aan het rapen zijn. Op dit moment zijn echter nog niet alle oesterbanken bekend die geschikt zijn voor het uitvoeren van het experiment. Deze kaart zal gedurende de looptijd van het experiment dan ook steeds gedetailleerder worden. o
Tevens geeft de Wv nog aan dat zij bereid zijn om met het Bevoegd gezag van gedachten te wisselen over de uitgangspunten en onderbouwing van dit experiment en de rol die de natuurbeschermingsorganisaties kunnen spelen bij de begeleiding van dit experiment.
De rol van het bevoegd gezag in het kader van de Natuurbeschermingswet is de aangevraagde activiteit te toetsen aan de Nb-wet. Begeleiding van het experiment door middel van onderzoek is nog wel een taak van het ministerie van LNV. Het ministerie van LNV heeft echter in een brief aangegeven dat zij door aanpassing van de Visserijwet niet langer bevoegd is om het experiment van het handmatig rapen van oesters beleidsmatig te toetsen en daarmee dus ook vissers te selecteren. Ten aanzien van de zienswijze van het Nationaal park Schiermonnikoog merken wij het volgende op: Gezien het feit dat binnen het Nationaal Park Schiermonnikoog niet zal worden geraapt zal er verder geen inhoudelijke bespreking plaatsvinden van deze zienswijze. B 3.3. Cumulatie Een mogelijk cumulatief effect van het handmatig rapen van oesters zal m.n. van toepassing zijn op de verstoring van vogels aangezien de negatieve effecten van het handmatig rapen van oesters op habitats, en habitatsoorten zeer marginaal c.q. niet aanwezig danwel dat hier dusdanige voorwaarden in de vergunning zijn opgenomen dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn.
- 21 / 22 -
Ons kenmerk :847220
Het handmatig rapen van oesters vindt plaats tijdens laagwater op de drooggevallen platen. Op dergelijke momenten vindt er geen andere visserijvorm plaats. In de periode van het getij dat er nog een laag water op de platen staat vindt echter wel de handkokkelvisserij plaats maar in die periode van het getij kunnen de diverse vogelsoorten (nog) niet foerageren. Er zijn dus geen andere vormen van visserij waar het handmatig rapen van oesters mogelijk een cumulatief effect kan veroorzaken. Als de schepen van de handkokkelvissers zijn drooggevallen c.q. voor anker liggen in het gebied kunnen ze beschouwd worden als een bepaalde vorm van recreatief gebruik. Dit andere gebruik (m.n. recreatief gebruik van de droogvallende wadplaten) zal m.n. bestaan uit wadlopers en opvarenden van droogvallende schepen. Het recreatief gebruik op de wadplaten ten zuiden van de eilanden is in de zomermaanden het hoogst. In de zomerperiode (m.n. in de maand augustus) zullen de activiteiten van de handmatige oesterrapers het laagst zijn aangezien er dan minder vraag is naar oesters en omdat de kwaliteit van de oesters dan ook niet optimaal is voor consumptie. Voorts zijn in onderhavige vergunning voorwaarden opgenomen die de activiteit van de oesterrapers in de gebieden ten zuiden van de eilanden uitsluiten in de broedperiode. De cumulatie in het hoogseizoen van de recreanten en de activiteit van de oesterrapers zal dus gering zijn. Voorts kan geconcludeerd worden, indien het geheel aan verstoringen in beschouwing wordt genomen, dat gelet op het aantal vissers en het aantal betrokken vaartuigen onderhavige activiteit een beperkte bijdrage kan leveren aan het totaal aantal verstoringen. Door het stellen van diverse voorwaarden zal naar verwachting het aantal verstoringen tot een minimum worden beperkt. Inzage in de eventuele verstoringen op o.m. vogels zal ook een van de aspecten zijn van het wetenschappelijk onderzoek dat gekoppeld is aan dit experiment. Indien e.e.a. aanleiding geeft tot nadere maatregelen dan zullen wij ook hier toe overgaan. C.
Slotconclusie
Op grond van de uitgevoerde habitatoets en de onderhavige beoordeling staat vast dat het handmatig rapen van oesters op de door u aangegeven wijze, géén significante negatieve effecten zal veroorzaken op de beschermde natuurwaarden. Door het stellen van voorschriften en beperkingen, worden de te verwachten schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van het Natura-2000 gebied voldoende voorkomen.
- 22 / 22 -
Ons kenmerk :847220