STICHTING BASISVOORZIENING PEUTERSPEELZAALWERK ERMELO
VVE BELEID SBPE augustus 2012
Inhoud INLEIDING ................................................................................................................................................ 3 1.
VVE ................................................................................................................................................ 4 Voorschool – peuterspeelzaal en kinderdagverblijven – Puk en Ko ............................................. 4 Vroegschool – groep 1 en 2 - Schatkist ......................................................................................... 4
2.
KETEN VVE ..................................................................................................................................... 4
3.
VVE IN DE PEUTERSPEELZAAL ....................................................................................................... 5 Observatie ..................................................................................................................................... 5 Handelingsplan .............................................................................................................................. 6 Reguliere overdracht..................................................................................................................... 6 Warme overdracht ........................................................................................................................ 6
4.
VVE IN BASISSCHOLEN .................................................................................................................. 7 Overdracht in kader kwaliteitsbeleid voorschoolse voorziening .................................................. 7
5.
VERANTWOORDING ...................................................................................................................... 7
BIJLAGE I – FORMULIER PEUTERVOLGSYSTEEM REGULIER..................................................................... 8 BIJLAGE II – FORMULIER PEUTERVOLGSYSTEEM DOELGROEP.............................................................. 17 BIJLAGE III HANDELINGSPLAN ............................................................................................................... 30 BIJLAGE IV VOORBEELD ACTIVITEITEN .................................................................................................. 33
VVE beleid SBPE
pagina | 2
INLEIDING Binnen de gemeente Ermelo werken alle voorschoolse voorzieningen op een eenduidige wijze ten aanzien van VVE (voor en vroegschoolse educatie), inclusief het peutervolgsysteem. De methode die hiervoor gebruikt wordt is Puk en Ko. Het vertrekpunt van deze werkwijze is het convenant “Kind Centraal” dat op 18 november 2011 is ondertekend door alle basisscholen1 en voorschoolse voorzieningen, gemeente Ermelo en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met het convenant hebben alle betrokken partijen aangegeven dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van het jonge kind. Om optimaal van elkaars kennis en ervaring gebruik te maken, is in bijgaand protocol de werkwijze van ieder betrokken partij vastgelegd ten aanzien van het VVE-beleid. De stuurgroep Onderwijs en Achterstanden Beleid is verantwoordelijk voor de evaluatie van het protocol, inclusief het eventueel wijzigen van het protocol. Het protocol dient nog te worden vastgesteld. Vooruitlopend op deze officiële vaststelling, is in bijgaand protocol de werkwijze voor de SBPE reeds uitgewerkt op basis van het concept protocol van augustus 2012. Deze werkwijze is in het kader van de pilot Ermelo West in het schooljaar 2012 – 2013 geïmplementeerd en uitgerold als werkwijze voor alle peuterspeelzalen in beheer van de SBPE. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan bod: 1. 2. 3. 4. 5.
1
VVE – wat is VVE, waar dient het toe keten van VVE inhoudelijke werkwijze van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven inhoudelijke werkwijze basisscholen tot groep 2 verantwoording VVE a. inhoudelijk – ministerie van onderwijs b. middelen – gemeente c. resultaatafspraken
met uitzondering van de Augustinusschool
VVE beleid SBPE
pagina | 3
1.
VVE
Elk kind verdient het om zonder ontwikkelingsachterstand te beginnen aan de basisschool. Het gaat daarbij om de zogenaamde doelgroeppeuters in de voorschoolse periode en de gewichtenleerlingen in de vroegschoolse periode. Om dit te bereiken wordt er op alle voorschoolse voorzieningen met het programma Puk en Ko gewerkt, wat goed aansluit op de in de vroegschool gehanteerde methode Schatkist.
Voorschool – peuterspeelzaal en kinderdagverblijven – Puk en Ko Binnen de methode Puk en Ko wordt gericht gekeken naar het realiseren van voorwaarden om moeiteloos te kunnen instromen in groep 1. Het gaat daarbij om een aantal vaardigheden: 1. Nederlandse taalvaardigheid 2. ontluikende rekenontwikkeling 3. sociaal communicatieve vaardigheden Binnen de ontwikkelingslijn van een peuter maakt de methode Puk onderscheid in een drietal stadia: 1. stadium van wennen – de startfase voor ieder kind; nog geen actieve deelname verwacht 2. stadium van voorwaarde – de deelnemende fase; nog geen vaardigheid vereist, maar bovenal plezier hebben in, interesse tonen, begrip hebben van en betrokken zijn bij 3. stadium moeilijkere variant – het kind voldoet aan voorwaarde; beschikt over enige vaardigheid, dus kan taal gebruiken, sociaal communicatief gedrag vertonen en actief meedoen aan activiteiten die te maken hebben met ontluikende rekenvaardigheid Door bewust activiteiten aan te bieden, worden peuters spelenderwijs gestimuleerd in hun ontwikkeling. Door observaties uit te voeren wordt in een vroeg stadium duidelijk waar een peuter mogelijk op uitvalt. Voor dat betreffende ontwikkelingsveld kan dan gericht actie worden ondernomen.
Vroegschool – groep 1 en 2 - Schatkist De observaties in de peuterleeftijd geven input aan de vroegschool. Het is het vertrekpunt van de kleuter in groep 1. De leerkracht kan voortborduren op acties die in de voorschoolse periode hebben plaatsgevonden. Daarbij maken de meeste basisscholen gebruik van de methode Schatkist. KORTE UITLEG OVER SCHATKIST NOG TOEVOEGEN Om te bewaken of de aangeboden activiteiten hebben geleid tot het gewenste resultaat – namelijk beginnen zonder ontwikkelingsachterstand in groep 3 – worden de leerling gegevens vanuit het basisonderwijs teruggekoppeld aan de voorschoolse voorzieningen. Op deze wijze kan gevolgd worden of het aangeboden programma het gewenste resultaat heeft.
2.
KETEN VVE
Om de in hoofdstuk 2 omschreven doelstelling te realiseren, dienen alle betrokken partners nauw met elkaar samen te werken en het kind centraal te stellen. Iedere organisatie heeft daarbij een bepaalde verantwoordelijkheid zodat er een keten ontstaat voor de periode van 0 tot 12 jaar. In het
VVE beleid SBPE
pagina | 4
kader van VVE gaat het hierbij om de periode 2 tot 6 jaar, dan wel de leeftijd van het kind als het naar groep 3 van het basisonderwijs gaat. De peuterspeelzalen of kinderdagverblijven kunnen aan de hand van observaties vaststellen of een peuter valt binnen de definitie van doelgroeppeuter VVE. Ook het consultatiebureau kan bepalen aan de hand van de daar gehanteerde observaties of het om een doelgroeppeuter gaat. De indicatoren zijn risico op taalachterstand, sociaal emotionele ontwikkelingsachterstand of motorische ontwikkelingsachterstand. De organisaties zullen onderling afstemmen waarom peuter binnen de doelgroep hoort en dit in de inhoudelijke kindbesprekingen meenemen. Binnen de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden voor de doelgroeppeuters handelingsplannen opgesteld, in aansluiting op de observaties. Zodra de peuter de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt, zal het naar de vroegschool gaan. De gegevens van de doelgroeppeuter worden middels een warme overdracht overgedragen aan de vroegschool. In groep 1 en groep 2 wordt – afhankelijk van de werkwijze van de vroegschool – de ontwikkeling van het betreffende kind verder gestimuleerd. Hiertoe zal de vroegschool handelingsplannen opstellen. De observatiegegevens van de betreffende leerling van eind groep 2 / dan wel midden groep 3 worden door de vroegschool eveneens weer verstrekt aan de voorschoolse voorziening. Dit om het interne kwaliteitsbeleid van de voorschoolse voorzieningen te voeden. Hierdoor ontstaat er een keten in de samenwerking rondom het kind, het kind staat centraal.
3.
VVE IN DE PEUTERSPEELZAAL
De inhoudelijke werkwijze van de voorschoolse organisaties is de verantwoording van de eigen organisatie, en dient te worden verankerd in het pedagogische beleidsplan van de betreffende organisatie. Echter om te komen tot een doorgaande ontwikkelingslijn vanuit VVE, zijn duidelijke afspraken gewenst in de werkwijze van observeren, handelingsplannen, overdracht e.d. Om dit eenduidig vorm te geven, zijn de volgende afspraken gemaakt, inclusief de daarbij horende formulieren , waarbij onderscheid is gemaakt tussen reguliere peuters en doelgroeppeuters.
Observatie De observatie van peuters gebeurt volgens onderstaand tijdschema: Reguliere peuter: 2 jaar en 8 maanden, Peutervolgsysteem regulier – formulier bijlage I 3 jaar en 4 maanden, taal, reken, lichaam en kleur van CITO – ook in bijlage I opgenomen 3 jaar en 9 maanden, Peutervolgsysteem regulier – formulier bijlage I Doelgroeppeuter: 2 jaar en 2 maanden, Peutervolgsysteem doelgroeppeuter – formulier bijlage II 2 jaar en 8 maanden, Peutervolgsysteem doelgroeppeuter – formulier bijlage II 3 jaar en 4 maanden, taal, reken, lichaam en kleur van CITO – ook in bijlage II opgenomen
VVE beleid SBPE
pagina | 5
3 jaar en 9 maanden, Peutervolgsysteem doelgroeppeuter – formulier bijlage II. Eventueel taal, reken, lichaam en kleur nogmaals afnemen.
Handelingsplan Voor een doelgroeppeuter wordt aan de hand van het peutervolgsysteem een handelingsplan (bijlage III) opgesteld. In het handelingsplan zijn de items uit het peutervolgsysteem opgenomen. In het handelingsplan wordt verantwoording gegeven over waarom je bepaalde dingen doet zoals je ze doet. Het gaat er niet om dat het anders zou moeten, maar uitleg geven over het waarom. In het handelingsplan wordt gewerkt aan de hand van onderstaande vragen. 1. Wat is het probleem? Aan de hand van de score per item, wordt gekeken waar de betreffende peuter op uitvalt, zodat duidelijk is wat aandacht verdient. 2. Wat wil ik bereiken? Aan de hand van de score per item, wordt benoemd wat er bereikt dient te worden. Het concreet beschrijven van het gewenste resultaat. 3. Hoe pak ik dat aan? Hier wordt omschreven hoe het gewenste resultaat bereikt kan worden. In bijlage III is per item een aantal voorbeelden gegeven. 4. Periode van aanpak De periode waarin het gewenste bereikt dient te worden. 5. Met wat voor een middelen? Welke werkwijze/leervormen, materialen, spelletjes, e.d. worden gebruikt om het te realiseren. 6. Wat is er uiteindelijk bereikt? Toetsen of aan de eind van de genoemde periode hetgeen bij het gewenste resultaat is omschreven ook daadwerkelijk is bereikt.
Reguliere overdracht Zodra de peuter de leeftijd heeft bereikt dat het naar de basisschool gaat, zal er een overdracht van gegevens zijn. Voor een reguliere overdracht gaat het om een schriftelijke overdracht die via de ouders verloopt. Het peutervolgsysteem wordt besproken met de ouders, waarbij gemeld wordt dat het formulier bij de basisschool dient te worden ingeleverd. In het peutervolgsysteem is per item aangegeven hoever het kind in zijn ontwikkeling is.
Warme overdracht Voor doelgroeppeuters geldt een zogenaamde warme overdracht, een gesprek tussen de medewerkers van de voorschoolse voorziening en de groepsleerkracht en intern begeleider van de betreffende basisschool . Indien gewenst kan de ouder aanschuiven. Het peutervolgsysteem en handelingsplan is op voorhand besproken met de ouders. Ten behoeve van de warme overdracht wordt een jaarrooster opgesteld, waarbij eens in de 2 maanden de medewerkers van de basisschool op bezoek komen bij de voorschoolse voorzieningen. Indien er in de betreffende periode geen doelgroepleerling over gaat, wordt betreffende afspraak door de voorschoolse voorziening afgemeld bij de VVE contactpersoon van de betreffende basisschool
VVE beleid SBPE
pagina | 6
4.
VVE IN BASISSCHOLEN
De inhoudelijke werkwijze van de voorschoolse organisaties / basisscholen is de verantwoording van de eigen organisatie, en dient te worden verankerd in het beleidsplan van de betreffende organisatie. Echter om te komen tot een doorgaande ontwikkelingslijn vanuit VVE, zijn duidelijke afspraken gewenst in de werkwijze van observeren, handelingsplannen, overdracht e.d. VULLEN NA OVERLEG MET BASISSCHOLEN
Overdracht in kader kwaliteitsbeleid voorschoolse voorziening Zoals reeds in paragraaf 2, keten VVE, is omschreven, dient de vroegschool de leerling gegevens van doelgroeppeuters aan de voorschool te verstrekken in het kader van het kwaliteitsbeleid van de voorschoolse voorziening. De voorschoolse voorziening kan de ontwikkeling van de betreffende leerling afzetten tegen de acties die in de voorschoolse periode zijn genomen om zo te meten of de genomen acties het gewenste resultaat hebben gegeven. In de geplande gesprekken van de warme overdracht, kan deze gegevensoverdracht plaatsvinden. Het is de verantwoording van de betreffende basisschool de gegevens aan de peuterspeelzaal te verstrekken.
5.
VERANTWOORDING
VVE en de doorgaande leerlijn dient op verschillende wijze te worden verantwoord. Het gaat om een financiële verantwoording, maar ook inhoudelijke verantwoording. Uiteindelijk dienen er resultaatafspraken gemaakt te worden over wat er gemeentelijk bereikt dient te worden op gebied van VVE. Ten aanzien van financiële verantwoording dient de SBPE verantwoording af te leggen aan de gemeente over de aantallen doelgroeppeuters. Hiertoe worden verklaringen van ouders overlegd, waaruit blijkt dat de peuters hebben deelgenomen aan het VVE traject binnen de voorschoolse voorziening. Vanuit de SBPE dient tevens inzicht te worden gegeven in geïncasseerde ouderbijdrage van de betreffende doelgroeppeuters, waarbij het resterende bedrag als declaratie wordt ingediend bij de gemeente. Ten aanzien van de inhoudelijke verantwoording dient de SBPE verantwoording af te leggen aan de inspecteur van onderwijs. In 2013 heeft bestandsopname plaatsgevonden, waarbij a.d.h.v. de bezoeken door de inspecteur een zogenaamde nulmeting wordt uitgevoerd. Vervolgens zal toezicht signaal gestuurd plaatsvinden, op basis van de inspectie door de GGD. De resultaatafspraken zijn nog onderwerp van gesprek binnen de stuurgroep OAB en in die hoedanigheid ook nog niet opgenomen in deze versie.
VVE beleid SBPE
pagina | 7
BIJLAGE I – FORMULIER PEUTERVOLGSYSTEEM REGULIER
VVE beleid SBPE
pagina | 8
Algemeen regulier Gegevens peuterspeelzaal of kinderdagverblijf Naam peuterspeelzaal of kinderdagverblijf ........................................................................................ Ingevuld door: ...................................................................................................................................... Datum observatie 1: ............................................................................................................................. Datum observatie 2: ............................................................................................................................. Datum Cito 1:........................................................................................................................................ Datum Cito 2:........................................................................................................................................
Gegevens kind en gezin Naam kind (voornaam en achternaam) ............................................................................................... Geboorte datum kind: .......................................................................................................................... Geslacht: ............................................................................................................................................... Geboorteland kind: .............................................................................................................................. Geboorteland vader: ........................................................................................................................... Geboorteland moeder: ........................................................................................................................ Opleiding vader: .................................................................................................................................. Opleiding moeder: ............................................................................................................................... Gezinssamenstelling: ............................................................................................................................ Vanaf welke leeftijd (jaar en maand) bezoekt het kind de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf: .............................................................................................................................................................. Hoeveel dagen per week: ..................................................................................................................... Bezoekt het kind nog een andere voorschoolse voorziening: ............................................................. Zo ja, welke:.......................................................................................................................................... Eventuele bijzonderheden: .................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................
Peutervolgsysteem regulier Eerste observatie Zelfredzaamheid Het kind eet zelfstandig een boterham (e.d.) Het kind drinkt zelf uit een beker Het kind trekt zelfstandig zijn jas aan en uit Het kind pakt zelf dingen (bijvoorbeeld speelgoed) Het kind ruimt zelf dingen op (bijvoorbeeld speelgoed) Opmerkingen
ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee
Tweede observatie soms soms soms soms soms
Eerste observatie Zelfregeling Het kind begrijpt eenvoudige opdrachten (in de eigen taal) Het kind houdt zich aan de regels Het kind beheerst zich bij boosheid of agressie Het kind wacht tot het aan de beurt is Opmerkingen
nee nee nee nee nee
soms soms soms soms Soms
Tweede observatie
ja
nee
soms
ja
nee
soms
ja ja ja
nee nee nee
soms soms soms
ja ja ja
nee nee nee
soms soms soms
Eerste observatie Weerbaarheid Het kind laat niet over zich heen lopen Het kind weert zich in de grote groep Het kind kan omgaan met tegenslag of frustratie Het kind heeft vertrouwen in zijn eigen doen en laten Opmerkingen
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja
nee nee nee nee
Tweede observatie soms soms soms soms
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms Soms
Eerste observatie Welbevinden Het kind voelt zich veilig in de grote groep Het kind neemt zonder problemen afscheid van ouder of verzorger Het kind durft zich spontaan te uiten in de groep Het kind is doorgaans opgewekt Het kind is open en spontaan Het kind heeft plezier in activiteiten Het kind heeft een ontspannen houding Opmerkingen
Tweede observatie
ja ja
nee nee
soms soms
ja ja
nee nee
soms soms
ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms
ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms
Eerste observatie Relatie met anderen Het kind maakt makkelijk contact met andere kinderen uit de groep Het kind maakt oogcontact met de leidster Het kind heeft contact met de leidster Opmerkingen
Tweede observatie
ja
nee
soms
ja
nee
soms
ja ja
nee nee
soms soms
ja ja
nee nee
soms soms
Eerste observatie Motoriek Het kind kan lopen Het kind kan rennen Het kind beweegt zich vrij Het kind heeft plezier in bewegen en bewegingsspel Het kind maakt doelgerichte bewegingen Het kind kan kleine voorwerpen goed vasthouden Opmerkingen
ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee
Tweede observatie soms soms soms soms soms soms
Eerste observatie Creativiteit Het kind beleeft plezier aan het creatief bezig zijn Het kind durft met materialen te experimenteren Opmerkingen
ja ja
nee nee
ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms
Tweede observatie soms soms
ja ja
nee nee
soms soms
Eerste observatie Spel Het kind komt zelf tot spel Het kind kan langere tijd spelen Het kind heeft fantasiespel Het kind heeft plezier in spel Het kind brengt variatie in zijn spel aan Het kind speelt met andere kinderen Het kind speelt zonder het spel van andere kinderen te verstoren Opmerkingen
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
Tweede observatie soms soms soms soms soms soms soms
Eerste observatie Werken Het kind luistert naar opdrachten van de leidster Het kind maakt opdrachten van de leidster af Het kind kan lang met één activiteit bezig zijn Het kind maakt zelfgekozen opdrachten af Opmerkingen
ja ja ja ja
nee nee nee nee
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
Tweede observatie soms soms soms soms
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms soms
BIJLAGE II – FORMULIER PEUTERVOLGSYSTEEM DOELGROEP
Algemeen doelgroeppeuter Gegevens peuterspeelzaal of kinderdagverblijf Naam peuterspeelzaal of kinderdagverblijf: ....................................................................................... Ingevuld door: ...................................................................................................................................... Datum observatie 1: ............................................................................................................................. Datum observatie 2: ............................................................................................................................. Datum observatie 3: ............................................................................................................................. Datum Cito 1:........................................................................................................................................ Datum Cito 2:........................................................................................................................................
Gegevens kind en gezin Naam kind (voornaam en achternaam) ............................................................................................... Geboorte datum kind: .......................................................................................................................... Geslacht: ............................................................................................................................................... Geboorteland kind: .............................................................................................................................. Geboorteland vader: ........................................................................................................................... Geboorteland moeder: ........................................................................................................................ Opleiding vader: .................................................................................................................................. Opleiding moeder: ............................................................................................................................... Gezinssamenstelling: ............................................................................................................................ Vanaf welke leeftijd (jaar en maand) bezoekt het kind de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf: .............................................................................................................................................................. Hoeveel dagen per week: ..................................................................................................................... Bezoekt het kind nog een andere voorschoolse voorziening: ............................................................. Zo ja, welke:.......................................................................................................................................... Eventuele bijzonderheden: .................................................................................................................. .............................................................................................................................................................. ..............................................................................................................................................................
Peutervolgsysteem doelgroep Toelichting invullen: de lijst wordt 3x ingevuld, met verschillende kleuren. Eerste observatiemoment met rood, tweede observatiemoment met blauw en derde observatiemoment met groen. Er wordt een kruis in de kolom geplaatst waar het kind met zijn ontwikkeling staat. Indien het kind in de wensfase zit in de 1e kolom, indien het kind de voorwaarde beheerst in de 2e kolom en indien het kind de moeilijke variant beheerst in de 3e kolom. TAALVAARDIGHEID Gespreksvaardigheid Voorwaarde 1. Objecten en handelingen aanduiden Het kind is geïnteresseerd in de dingen om zich heen en kan een aantal dingen en handelingen benoemen en aanwijzen. 2. Antwoord geven Het kind reageert met interesse op vragen van de leidster (door te knikken, te lachten), en probeert soms antwoord te geven op eenvoudige vragen. 3. Vertellen van gebeurtenissen Het kind reageert geïnteresseerd als de leidster een gebeurtenis vertelt in het hier-en-nu, en doet mee door ja te zeggen of te knikken. 4. Vragen stellen Het kind probeert iets te vragen door te wijzen, iets te pakken of een woord te zeggen, of door de leidster te herhalen. 5. Gevoelens en mening uitdrukken Het kind kan gevoelens herkennen en heeft af en toe een mening, maar kan deze nog niet talig uitdrukken. Als de leidster vragen stelt over de gevoelens of de mening van het kind, reageert het kind vooral met gezicht en lichaam. 6. Samenspelen in een groep Het kind volgt het samenspel van andere kinderen met interesse.
Moeilijkere variant Het kind kan de meeste dingen in de groep benoemen, evenals een aantal eenvoudige handelingen. Het kind kan antwoord geven op eenvoudige vragen.
Het kind kan met hulp gebeurtenissen in het heden beschrijven.
Het kind vraagt soms hulp of informatie maar kan niet altijd duidelijk maken wat het bedoelt. Het kind drukt af en toe talig gevoelens of een mening uit, maar kan daarvoor nog niet altijd de juiste woorden vinden.
Het kind neem af en toe deel aan samenspel met andere kinderen.
Begrijpend luisteren Voorwaarde Moeilijkere variant 1. Aandachtig luisteren naar een verhaal Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind luistert aandacht naar het naar voorlezen, en laat dat merken door verhaal. aandachtig te luisteren of goed te kijken. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. 2. Reageren op inhoud van een verhaal Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind reageert spontaan op de inhoud naar voorlezen, en laat dat merken door van een verhaal. aandachtig te luistern of goed te kijken. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. 3. Antwoord geven op vragen over het verhaal Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind kan met hulp antwoord geven naar voorlezen, en laat dat merken door op eenvoudige vragen over het verhaal. aandachtig te luistern of goed te kijken. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. 4. Voorspellen van het verloop van het verhaal Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind kan met hulp op basis van een naar voorlezen, en laat dat merken door deel van een verhaal een voorspelling aandachtig te luisteren of goed te kijken. doen van wat er verder gaat gebeuren. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. 5. Navertellen van een verhaal aan de hand van prenten Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind kan met hulp een verhaal in naar voorlezen, en laat dat merken door grote lijnen navertellen. aandachtig te luisteren of goed te kijken. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. 6. Weergeven van de volgorde van gebeurtenissen in een verhaal Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind kan met hulp de volgorde van naar voorlezen, en laat dat merken door gebeurtenissen in een verhaal aangeven. aandachtig te luisteren of goed te kijken. Het kind reageert op het verhaal of op de vragen van de leidster over het verhaal. Institutionele interacties Voorwaarde Moeilijkere variant 1. Begrijpen van eenvoudige opdrachten Als de leidster een opdracht geeft of iets Het kind begrijpt de meeste eenvoudige voordoet, dan laat het kind merken te opdrachten en kan er op reageren. begrijpen dat er iets van hem wordt verwacht. 2. Formeel taalgebruik Het kind begrijpt en kent een aantal Het kind kan formele taaluitingen, zoals eenvoudige formele taaluitingen groeten en bedanken, in de juiste situaties gebruiken
Informatie geven Voorwaarde 1. Beschrijven en plaats bepalen van objecten Het kind wijst dingen aan en gebruikt soms woorden die plaats aangeven. Het kind begrijpt vragen van de leidster over de plaats van dingen en reageert erop. 2. Vergelijken Het kind begrijpt vragen van de leidster over het vergelijken van dingen en reageert erop.
Moeilijkere variant Het kind kan objecten uit de omgeving op een eenvoudige manier beschrijven en er de plaats van aangeven met woorden als hier en daar. Het kind kan zelf dingen met elkaar vergelijken en gebruikt daarvoor af en toe ook woorden zoals groot/groter, klein/kleiner, mooi/mooier
3. Uitleg geven Het kind begrijpt vragen van de leidster Het kind kan met hulp iets uitleggen. die te maken hebben met uitleggen. 4.Omstandigheden: volgorde gebeurtenissen of handelingen Het kind begrijpt het als de leidster de Het kind kan met hulp de volgrode gebeurtenis of handeling aangeeft. Het aangeven door middel van woorden als kind reageert op vragen daarover. ‘toen’, ‘daarna’, ‘eerst’, enzovoort. Taalbeschouwing Voorwaarde Moeilijkere variant 1. Rijmen Het kind heeft plezier in het luisteren Het kind is zich ervan bewust dat naar en meedoen met rijmspelletjes en – woorden rijmen en kan zelf al een beetje liedjes. rijmen. SOCIAAL COMMUNICATIEVE VAARDIGHEID Voorwaarde Moeilijkere variant 1. Jezelf presenteren en opkomen voor jezelf Het kind kan met hulp voor zichzelf Het kind kan voor zichzelf opkomen en opkomen en laat niet over zich laat niet over zich heenlopen. heenlopen. 2. Samen spelen en werken. Het kind geeft een ander kind de ruimte Het kind speelt met andere kinderen bij het samen spelen in de hoeken. samen. 3. Gevoelens herkennen en delen. Het kind probeert duidelijk te maken hoe Het kind wil en kan gevoelens delen met het zich voelt , en met hulp lukt dat ook. andere kinderen. 4. Aardig doen Het kind kan met hulp aardig doen of iets Het kind kan uit zichzelf aardig doen of aardigs zeggen tegen een ander kind. iets aardigs zeggen tegen een ander kind. 5. Omgaan met een ruzie Het kind kan met hulp een conflictje Het kind kan kleine ruzietjes of oplossen. onenigheden oplossen. 6. Omgaan met een taak Het kind heeft plezier in het uitvoeren Het kind kan kleine taken zelfstandig van een taak en kan een klein deel van uitvoeren, en zet door tot de taak af is. een taak met hulp volbrengen. 7. Kiezen Het kind kan met hulp een keuze maken Het kind kan kiezen tussen verschillende tussen twee mogelijkheden mogelijkheden.
ONTLUIKEND REKENEN Voorwaarde 1. Meten Het kind heeft plezier in activiteiten die met meten te maken hebben en begint enig besef te krijgen van groot en klein en van tijd. 2. Ruimtelijke oriëntatie Het kind begint besef te krijgen van de plaats die dingen in de ruimte innemen, en reageert met interesse als de leidster vraagt naar de plek waar zich iets bevindt. 3. Ontluikende gecijferdheid Het kind heeft plezier in activiteiten met aantallen en doet bijvoorbeeld mee met telliedjes.
Moeilijkere variant Het kind doet actief mee met activiteiten die met meten te maken hebben en kan met hulp oplossingen verzinnen.
Het kind heeft begrip van de plaats die dingen in de ruimte innemen, en kent een aantal woorden die daarmee te maken hebben, zoals ‘voor’, ‘achter’,’in’, ‘naast’. Het kind doet actief mee in activiteiten met aantallen en kent al een aantal getallen (zonder perse te begrijpen waarnaar ze precies verwijzen).
Eerste observatie Zelfredzaamheid Het kind eet zelfstandig een boterham (e.d.) Het kind drinkt zelf uit een beker Het kind trekt zelfstandig zijn jas aan en uit Het kind pakt zelf dingen (bijvoorbeeld speelgoed) Het kind ruimt zelf dingen op (bijvoorbeeld speelgoed) Opmerkingen
ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee
Tweede observatie soms soms soms soms soms
Eerste observatie Zelfregeling Het kind begrijpt eenvoudige opdrachten (in de eigen taal) Het kind houdt zich aan de regels Het kind beheerst zich bij boosheid of agressie Het kind wacht tot het aan de beurt is Opmerkingen
ja ja ja ja
nee nee nee nee
ja ja ja ja
nee nee nee nee
nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms
Tweede observatie soms soms soms soms
Eerste observatie Weerbaarheid Het kind laat niet over zich heen lopen Het kind weert zich in de grote groep Het kind kan omgaan met tegenslag of frustratie Het kind heeft vertrouwen in zijn eigen doen en laten Opmerkingen
ja ja ja ja ja
Derde observatie
ja ja ja ja
nee nee nee nee
ja ja ja ja
nee nee nee nee
nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms
Derde observatie soms soms soms soms
Tweede observatie soms soms soms soms
ja ja ja ja ja
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms soms
Derde observatie soms soms soms soms
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms soms
Eerste observatie Welbevinden Het kind voelt zich veilig in de grote groep Het kind neemt zonder problemen afscheid van ouder of verzorger Het kind durft zich spontaan te uiten in de groep Het kind is doorgaans opgewekt Het kind is open en spontaan Het kind heeft plezier in activiteiten Het kind heeft een ontspannen houding Opmerkingen
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
Eerste observatie Relatie met anderen Het kind maakt contact met andere kinderen uit de groep Het kind maakt oogcontact met de leidster Het kind heeft contact met de leidster Opmerkingen
ja ja ja
nee nee nee
soms soms soms
Eerste observatie Motoriek Het kind kan lopen Het kind kan rennen Het kind beweegt zich vrij Het kind heeft plezier in bewegen en bewegingsspel Het kind maakt doelgerichte bewegingen Het kind kan kleine voorwerpen vasthouden Opmerkingen
ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
nee nee nee nee nee nee nee
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja ja
ja ja ja
nee nee nee
soms soms soms
nee nee nee
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms
nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
soms soms soms
soms soms soms soms soms soms
Eerste observatie Creativiteit Het kind beleeft plezier aan het creatief bezig zijn Het kind durft met materialen te experimenteren Opmerkingen
ja ja
nee nee
soms soms
Eerste observatie Spel Het kind komt zelf tot spel Het kind kan langere tijd spelen Het kind heeft fantasiespel Het kind heeft plezier in spel Het kind brengt variatie in zijn spel aan Het kind speelt met andere kinderen Het kind speelt zonder het spel van andere kinderen te verstoren Opmerkingen
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
Eerste observatie Werken Het kind luistert naar opdrachten van de leidster Het kind maakt opdrachten van de leidster af Het kind kan lang met één activiteit bezig zijn Het kind maakt zelfgekozen opdrachten af Opmerkingen
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms soms
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja
ja ja
nee nee
soms soms
nee nee
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja ja ja
nee nee nee nee nee nee nee
soms soms soms soms soms soms soms
nee nee nee nee nee nee nee
Tweede observatie
Derde observatie
ja ja ja ja
ja ja ja ja
nee nee nee nee
soms soms soms soms
nee nee nee nee
soms soms
soms soms soms soms soms soms soms
Soms Soms Soms Soms
BIJLAGE III HANDELINGSPLAN
Handelingsplan doelgroeppeuter Totale indruk van het kind. Op basis van de gegevens uit het peutervolgsysteem is onderstaand samenvattend schema ingevuld. PUK Taalvaardigheid Sociaal communicatieve vaardigheid Ontluikend rekenen
Wenfase
Voorwaarde
Moeilijke variant
CITO Zelfredzaamheid Zelfregeling Weerbaarheid Welbevinden Relatie met anderen Motoriek Creativiteit Spelen Werken
Ja
Nee
Soms
3 jaar en 4 maanden
3 jaar en 9 maanden (evt.)
Vaardigheidsscore Taal Vaardigheidsniveau Taal Vaardigheidsscore Rekenen Vaardigheidsniveau Rekenen
Wat is het probleem? .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. Wat wil ik bereiken? .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. Hoe pak ik dat aan? .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. ..................................................................................................................................................
Periode van aanpak .................................................................................................................................................. Met wat voor een middelen? .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. Wat is er uiteindelijk bereikt? .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................. ..................................................................................................................................................
BIJLAGE IV VOORBEELD ACTIVITEITEN Per item zijn voorbeelden benoemd, welke mogelijk ingezet kunnen worden om een vaardigheid te ontwikkelen. Zelfredzaamheid: zelf dingen laten doen, zoals jas aandoen, tas open maken, toiletbezoek opruimen van speelgoed. Je begint met iets dat ze al beheersen en bouwt dat verder uit. Positieve benadering, bijvoorbeeld liedjes zingen. Zelfregeling: Aanspreken op gedrag, eventueel time-out of weghalen bij activiteit. Consequenties verbinden aan negatief dan wel positief gedrag. Positief gedrag belonen / benoemen. Weerbaarheid: Stimuleren in samen spelen. Ondersteunen bij spelen met anderen. Bijvoorbeeld als er speelgoed wordt afgepakt, het samen weer terugpakken en benoemen naar kind dat het afpakte. Stimuleren om hier zelf iets op te ondernemen, te benoemen naar andere kinderen. Welbevinden: Het bieden van veiligheid, aandacht en vertrouwen winnen. Bijvoorbeeld door 1-op-1, kleine groepjes, zelfde ritueel telkens herhalen (bv afscheid nemen), tijd voor troosten, laten huilen als het nodig is. Relatie met anderen: Activiteiten met 1 of 2 andere peuters doen. Kijken of het kind met andere kinderen of andere leidster oogcontact maakt. Indien niet, dan onderzoeken waarom het geen oogcontact maakt. Motoriek: Onderscheid tussen fijne en grove motoriek. Fijne motoriek: insteekvormen, taartvormen, kleien, verven, kraaltjes. Veel gymspelletjes. Samen dingen proberen, andere dingen laten zien en proberen. Creativiteit: Uitnodigend materiaal neerleggen. Begeleiden 1 op 1. Stap voor stap stimuleren. Nagaan waarom het kind niet verven, lijmen e.d. Als het bijvoorbeeld bang is om vies te worden, dan laten zien dat het weer schoon wordt. Spelen: Afwisselend spelmateriaal aanbieden. Helpen bij het spelen. Stap voor stap het spel met andere peuters stimuleren. Spel voordoen. Informeren bij ouders hoe ze zelf met hun peuter spelen en hoe de peuter thuis speelt. Werken: Kleine opdrachten geven, 1 voor 1. 1 op 1 zonder afleiding, buiten de groep een opdracht laten doen.