Kwaliteitskatern 27 oktober 2005, nummer 5
Ruud van Zuijlen (49) is lid van de coördinatiegroep patiënttevredenheid in het VUmc. Hij is als MSpatiënt rolstoelafhankelijk en kan zijn armen en handen beperkt bewegen.
FOTO: EUGENIE PENDERS-GULJÉ
Het KwaliteitsKatern geef t inzicht in de continue kwaliteitsontwikkeling binnen het VU medisch centrum – uitgave: dienst communicatie
‘Een ziekenhuis is een krankzinnige drukte waar je als patiënt nauwelijks grip hebt op de gang van zaken’
■ Joop de Vries
benadruk ik het belang van vraaggestuurde zorg. Er moet een dialoog zijn met de patiënt over de keuzes die hij kan maken en de voors en tegens van behandelingen. De rol van de behandelaar is daarin essentieel, want die beschikt over belangrijke informatie. Maar patiënten moeten ook mondiger worden en niet als makke schapen achter de herder aanlopen. Dankzij internet wordt dat gelukkig al een stuk beter.”
Wat is jouw achtergrond als patiënt? “Die is tweeledig. Op mijn negende kreeg ik een oogontsteking waardoor ik blind werd. Na allerlei operaties kon ik op mijn veertiende weer wat zien. Nu kan ik me met een aangepaste bril weer aardig redden. Daarnaast werd ik op mijn vierentwintigste met MS geconfronteerd, net nadat ik met mijn studie psychologie was begonnen. De eerste dag ging ik op mijn fiets naar college en de laatste dag haalde ik mijn bul op in een rolstoel.” Hoe ben je betrokken geraakt bij de coördinatiegroep patiënttevredenheid? “Sinds ik ziek ben, zet ik me in voor de belangen van de patiënt. Ik zit in allerlei organisaties en ben medeoprichter en bestuurslid van het Amsterdams Patiënten/ConsumentenPlatform. Dat is een regionaal platform van organisaties van mensen met een (chronische) ziekte of handicap en cliënten van de (geestelijke-) gezondheidszorg. Vanuit het platform vinden we onder andere dat elk ziekenhuis een patiëntenraad moet hebben. Een half jaar geleden zijn we daarover met VUmc gaan praten, want daar ontbreekt nog een patiëntenraad. Het VUmc spreekt wel samen met de andere umc’s met een landelijke patiëntenraad, maar dan gaat het vaak over abstracte zaken. Het VUmc heeft wel oren naar een
Stel jezelf de vraag: ‘Hoe zou ik het vinden als dit bij mij werd gedaan?’ “Ik wil aangeven wat je als patiënt in een ziekenhuis nodig hebt om sneller beter te worden. Rust is daarbij belangrijk. Een ziekenhuis is een krankzinnige drukte waar je als patiënt nauwelijks grip hebt op de gang van zaken. Als een patiënt zich zorgen maakt omdat hij niet weet wat er met hem gaat gebeuren of omdat
patiëntenraad, maar de oprichting ervan kost tijd. Ondertussen ben ik benaderd om lid te worden van de coördinatiegroep patiënttevredenheid, een van de activiteiten die bij Sneller Beter hoort.” Wat wil je bereiken binnen de coördinatiegroep?
hij niet weet hoe het straks thuis verder moet, dan heeft hij geen rust en zal minder snel herstellen. Een patiënt moet daarom duidelijkheid krijgen over wat hem te wachten staat. Het medische aspect is voor een leek moeilijk te beoordelen, maar als patiënt kun je wel iets zeggen over de logistiek en de communicatie. Verder
Heb je zelf weleens iets meegemaakt waar je niet tevreden over was? “Ik ben eens gewassen door twee verpleegkundigen die over mijn hoofd met elkaar praatten over wat ze de avond ervoor hadden meegemaakt. Wat aandacht voor de patiënt is zo’n situatie wenselijker, vind ik. Iedereen die zorg verleent zou zich regelmatig tijdens het werk moeten afvragen: hoe zou ik het vinden als dit op deze manier bij mij gedaan werd? En onlangs moest ik een rondje maken bij de ergotherapeut, fysiotherapeut en de revalidatiearts. Ik wilde alle de afspraken graag op één dag. Daar heb ik heel wat moeite voor moeten doen, terwijl alle drie de disciplines vanuit de ms poli worden geregeld. Dat kan nog een stuk beter. Wat wel heel goed is, is het ms telefonisch spreekuur. Prima bereikbaar en je krijgt duidelijke antwoorden op je vragen.”
Voeding als kwaliteitsinstrument Een kwart tot 40% van de patiënten in Nederlandse ziekenhuizen is ondervoed. Slechts de helft daarvan wordt herkend en behandeld. Om dit te veranderen zijn er tal van acties ondernomen, ook vanuit VUmc. Diëtist/onderzoeker Hinke Kruizenga ontwierp een screeningsinstrument. Hoogleraar maag-darm-lever Chris Mulder is voorzitter van de landelijke stuurgroep ‘Wie beter eet wordt Sneller Beter’. Ondervoeding kan grote gevolgen hebben. De spiermassa neemt af waardoor de afweer daalt en de kans op complicaties groter wordt. Ademhalingsspieren functioneren onvoldoende, waardoor patiënten bijvoorbeeld langer aan de beademing moeten. Ondervoeding belemmert dus het herstel. Hoe eerder je het ontdekt en behandelt, hoe vlugger de patiënt weer op de been is. Idealiter wordt van iedere patiënt bij opname de bmi (body mass index) berekend, daarvoor heb je zijn gewicht en lengte nodig. En verder het percentage gewichtsverlies. Vervolgens wordt een behandelplan opgesteld. Dit kost echter tijd en met de huidige werkdruk blijkt deze aanpak niet haalbaar. Vandaar dat Kruizenga een simpele methode ontwikkelde: snaq - een naam met een knipoog die staat voor Short Nutritional Assessment
Questionnaire. In 2002 en 2003 werd snaq getest op Interne en Oncologie. De herkenning van ondervoeding steeg van 50 naar 80% en het afnemen van de vragenlijst kostte slechts vijf minuten. Fraaie getallen die roepen om verdere invoering. Inmiddels werken al meer dan vijftien ziekenhuizen met snaq. Algehele invoering in het VUmc liet vanwege de forse bezuinigingen bij de afdeling diëtetiek op zich wachten.
Zwaargewichten De belangstelling voor voeding als kwaliteitsinstrument neemt toe en in den lande zijn diverse initiatieven ontplooid. Om deze initiatieven te bundelen en krachtiger te kunnen opereren, ontmoetten begin dit jaar vijftien voedingsdeskundigen uit alle windstreken elkaar, onder wie Mulder. Onder de naam ‘Wie beter eet wordt Sneller Beter’ haken zij in op de campagne ‘Sneller Beter’ van het ministerie. Het gezamenlijke belang is de ondervoeding in zieken- en verpleeghuizen aan te pakken. Mulder: “We willen dat onder andere bereiken door een prestatieindicator te ontwerpen voor het voedingsbeleid in de Nederlandse zieken- en verpleeghuizen. Voeding is immers een essentieel onderdeel van de behandeling. Je moet een ziekenhuis erop af kunnen rekenen als het op dit onderdeel slecht scoort.” De stuurgroep is op zoek naar een methode
FOTO: YVONNE COMPIER
■ Wilma Mik
die voor ziekenhuizen eenvoudig is te hanteren en waaruit getallen zijn te destilleren voor een regelmatige evaluatie.
Meetinstrument De concentratie van zwaargewichten in de stuurgroep heeft in korte tijd al behoorlijk wat succes geboekt. Ze zijn inmiddels doorgedrongen tot de top van het ministerie en ook zorgverzekeraars zijn geïnteresseerd. Op een bijeenkomst in december met minister Hoogervorst wil de stuurgroep een toezegging dat de prestatieindicator begin volgend jaar ingevoerd zal worden. Voor een goede prestatieindicator voeding is het noodzakelijk één meetinstrument te hanteren. De landelijke stuurgroep ‘Wie beter eet wordt Sneller Beter’ heeft een rol in de uiteinde-
lijke keuze. Mulder: “Op verschillende plaatsen wordt met verschillende lijstjes gewerkt. We zullen in de stuurgroep een compromis moeten bereiken. Je kunt je ook voorstellen dat we op een of andere manier toch die bmi gaan toevoegen.”
Kostenbesparing snaq zou ook in aanmerking kunnen komen als instrument bij screening op ondervoeding. Uit een vergelijkend onderzoek kwam snaq, samen met een Deens instrument, als beste naar voren. Hoe gaat snaq in zijn werk? Op een A-4-tje staan drie vragen die ondervoeding kunnen voorspellen. Is de patiënt de afgelopen maanden onbedoeld afgevallen, had hij de afgelopen maand minder eetlust, en gebruikte hij de afgelopen maand drink- of sondevoeding? De antwoorden leiden naar een aantal
punten. Bij nul of een punten hoeft er geen actie ondernomen te worden. Bij twee punten krijgt de patiënt twee keer per dag een tussendoortje uit de snaq-kar. Bij drie of meer punten wordt de diëtist bij de behandeling btrokken. Kruizenga heeft onderzocht of deze methode kosteneffectief is. De opnameduur van ondervoede patiënten die het snaq-protocol volgden, was duidelijk korter. Om de opnameduur met gemiddeld een dag te bekorten, is een investering van 76 euro per patiënt nodig voor afname van snaq, behandeling door de diëtist, twee extra tussenmaaltijden en de extra formatie voor een voedingsassistent. Zet je deze investering af tegen de kostprijs van een gemiddelde opnamedag - 450 euro voor academische ziekenhuizen en 350 euro voor algemene ziekenhuizen dan levert invoering van deze aanpak tot een aanzienlijke kostenbesparing. In het VUmc werkt op dit moment alleen zorgeenheid neurologie volgens het snaq-protocol. In afwachting van algehele invoering heeft Kruizenga een ‘tussen-stappenplan’ ontwikkeld. Alle patiënten die risico lopen op ondervoeding krijgen in ieder geval een tussendoortje, alleen de ernstig ondervoede patiënten worden gezien door de diëtiste. “Het is niet de optimale situatie die ons voor ogen staat. Ik hoop dat we begin volgend jaar snaq op alle afdelingen kunnen invoeren.”
Kwaliteitsbreuken eenvoudiger gesignaleerd
‘Het is essentieel dat een systeem aansluit bij de afdelingsprocedures’ ■ Mariet Buddingh’/Ilse van Wijk
NIAZ – Voor de afdeling is het kwaliteitssysteem een belangrijk hulpmiddel om
Meer dan 700 meldingen in één jaar tijd. Dat is het resultaat van het SMART systeem op de afdeling radiotherapie, een decentraal systeem voor het vrijwillig melden van fouten en incidenten. Kwaliteitsmanager Dennis Stinenbosch en radiotherapeutisch laborant Gilian Simons leggen uit waarom werken aan kwaliteit belangrijk én motiverend is. De afdeling radiotherapie besloot ruim twee jaar geleden werk te maken van een kwaliteitssysteem. Stinenbosch: “Onze afdeling verdubbelde in relatief korte tijd in het aantal medewerkers. Iedereen had procedures in zijn hoofd zitten, maar er was maar weinig vastgelegd. Dat maakte bijvoorbeeld het inwerken van nieuwe mensen ingewikkelder. Op een gegeven moment konden we er niet meer onderuit: we moesten de structuur van de afdeling in kaart brengen. En vastleggen welke processen en deelprocessen er in ons werk te onderscheiden zijn.” Simons: “Het mooie van dit systeem is dat kennis nu is vastgelegd. Als er medewerkers vertrekken, vertrekt daarmee niet meer ook hun kennis.”
Gezamenlijk Stinenbosch en Simons spreken met overtuiging over de ontwikkeling van ‘hun’ kwaliteitssysteem. “Het systeem sluit aan bij de processen zoals wij die op onze afdeling kennen. Dat lijkt een detail. Maar wanneer je medewerkers een ‘extern’ systeem oplegt, zul je weerstand ontmoeten. Nu ontstond er een gezamenlijk verant-
nog beter te sturen op het borgen en verbeteren van de kwaliteit in de processen van dienstverlening. Om het kwaliteitssysteem en de aanwezige verbetercultuur extern te laten toetsen, gaat de afdeling radiotherapie - als eerste afdeling van het VU medisch centrum - voor een NIAZ-accreditatie. Het is de bedoeling dat de afdeling de aanvraag voor dit landelijk erkende kwaliteitskeurmerk nog dit jaar de deur uit doet.
reden dan ook niet gebeurd is, wordt er een smart melding geschreven en classificeren wij deze melding als een kwaliteitsbreuk.”
Een voorbeeld uit de terugkoppeling van incidentmeldingen laat alle SMARTmeldingen zien, verdeeld naar deelproces. Zo slaat 13% van alle SMART-meldingen op het deelproces ‘inplannen route’.
woordelijkheidsgevoel.” Artsen, laboranten, administratief medewerkers en fmt’ers: alle functiegroepen waren direct bij de ontwikkeling van het systeem betrokken. “We hebben alle processen op de afdeling beschreven door middel van stroomschema’s. Vervolgens hebben we alle protocollen opnieuw bekeken, waar nodig aangepast en per stap van het stroomschema aangegeven welke protocollen bij die stap horen.”
Kwaliteitsbreuk Eén van de instrumenten om het kwaliteitssysteem te toetsen en om de kwaliteit van de afdeling te verbeteren, is het Systeem voor Monitoring en Analyse in de RadioTherapie
(smart). Simons: “Want verbeteren doe je ook door te bekijken wat er niet goed gaat, en hoe dat beter kan. We werken nu ruim een jaar met dit systeem voor incidentenmelding.” Radiotherapie heeft fouten ingedeeld in drie typen: incidenten die direct consequenties hebben voor de patiënt, bijna-incidenten en kwaliteitsbreuken. Met dit laatste wordt bedoeld het afwijken van bestaande processen en protocollen zonder dat dit direct consequenties heeft voor de patiënt. Stinenbosch geeft een voorbeeld van een kwaliteitsbreuk: “De radiotherapeut moet zijn handtekening op het behandelplan zetten. Wanneer bij een vast controlemoment ontdekt wordt dat dit om welke
Discussie “De smart meldingen die medewerkers doen, worden geanalyseerd en teruggekoppeld in werkoverleggen. We laten aan de hand van staafdiagrammen zien hoeveel meldingen we per deelproces ontvangen en wat de meest voorkomende oorzaken van de meldingen zijn. Technische - en organisatorische fouten zijn het meest eenvoudig op te lossen, de meldingen waarbij sprake is van een menselijke fout zijn dat minder. Hoe dan ook, uit elke periodieke analyse volgen enkele verbeterpunten.” Simons vindt de winst van deze uitgebreide wijze van terugkoppeling dat alles wat misgaat, aangetoond kan worden. “Soms ontstaan er discussies door de smart presentatie. Mensen vragen zich af hoe het kan dat het percentagefouten in bepaalde deelprocessen zo hoog is?” Menselijk Inmiddels is gebleken dat de meeste fouten die gemaakt worden, menselijke fouten zijn. De oorzaken daarvoor zijn divers. Ze variëren van nieuwe medewerkers die nog onvoldoende vertrouwd zijn met de
procedures tot hoge werkdruk. Simons: “Door de fouten te monitoren kunnen we signaleren in welk deelproces pieken zitten. Dat geeft ons de mogelijkheid onze energie op deze deelprocessen te richten en uit te zoeken wat de oorzaak is.” Een voorbeeld gevend: “Bestralingsgegevens moeten ter controle worden overgeschreven op een stralenkaart. Uit smart meldingen blijkt dat hierbij relatief veel fouten worden gemaakt. Nu zijn we de mogelijkheden tot een digitale stralenkaart aan het onderzoeken. Zo’n situatie kon voortduren, omdat niemand besloot dat het beter moest. Mensen wennen aan bepaalde gebruiken, ook al zijn ze verre van ideaal. Door het monitoren komen dit soort dingen aan het licht en kunnen we ze veranderen.”
Werkplezier Zowel Stinenbosch als Simons benadrukt dat het invoeren van een meldingssysteem alleen kan slagen als er een cultuur ontstaat waarin collega’s elkaar aan kunnen spreken. “We moeten af van de uitspraak ‘ik ga je mippen, of smartten in ons geval’. En natuurlijk is de manier waarop je elkaar aanspreekt daarbij van groot belang.” Volgens beiden vergroot een dergelijke open cultuur ook het werkplezier: “met zijn allen werk je aan het verbeteren van het werk.”
Actualisatie protocollen:
Nog 1200 te gaan... Het protocol is de basis voor kwalitatief goede verpleegkundige zorg. Die stelling durft beleidsmedewerker Renée Kool wel aan. “Van een universitair medisch centrum mag je verwachten dat alle protocollen actueel en geautoriseerd zijn. We hebben veel lerende groepen in huis, die vertrouwen op deze protocollen.” In juni is een project gestart om alle 1663 protocollen van het VUmc te autoriseren. Inmiddels is een kwart van alle protocollen inhoudelijk goedgekeurd. Maar waar blijft de rest?
KwaliteitsKatern 27 oktober 2005
KwaliteitsKatern is de kwartaalspecial van het VUmc over continue kwaliteitsverbeterende initiatieven. Oplage: 4000. KwaliteitsKatern wordt gemaakt onder verantwoordelijkheid van de dienst communicatie. Redactieraad
Hans Baayen, Elise Bijvank, Rien Blankenstein, Yvonne Drewes, Leo de Haan, Peter Huijgens, Marco van der Noorda, Karel Stegenga. Redactie
Kjeld Aij, Jacco Besteman, Harry Fransen, Thea Rensink, Marco van der Noorda, Christine Schepel, Peter Veerman, Dorien Tange, Ilse van Wijk (eindredactie). Fotografie
AVC VU/VUmc Redactiesecretariaat
Dienst communicatie VU medisch centrum, kamer 0b102, telefoon (020) 4443444, e-mail:
[email protected] Vormgeving
De Ontwerperij Druk
Hoonte Bosch & Keuning, Utrecht Verspreiding
KwaliteitsKatern wordt grotendeels binnen het VU medisch centrum verspreid. 500 exemplaren worden verstuurd aan externe relaties. Een abonnement nemen op het KwaliteitsKatern is niet mogelijk. KwaliteitsKatern op internet
www.VUmc.nl/kwaliteit Volgende KwaliteitsKatern
Het volgend KwaliteitsKatern verschijnt op 8 december
2
Kool heeft begrip voor het argument dat het autoriseren van protocollen ‘saai en tijdrovend’ is. Elk afdelingsgebonden protocol moet immers inhoudelijk beoordeeld en geactualiseerd worden om vervolgens met een handtekening van een specialist en twee verpleegkundigen definitief goedgekeurd te worden. Bovendien weet zij uit literatuur dat een concensusronde van een protocol al gauw een half jaar duurt. Toch roept zij medewerkers op hieraan meer prioriteit te geven. Om het belang van actualisatie nogmaals te onderstrepen wijst Kool erop dat webwijzer - de intranetsite waar alle protocollen op staan - per dag zo’n 160 keer geraadpleegd wordt. “En ook door andere ziekenhuizen worden regelmatig protocollen van het VUmc opgevraagd, wij hebben daarin een referentiefunctie.” Daarnaast wordt in elke tuchtzaak nagegaan of via een protocol is gewerkt en of dit protocol nog voldoet aan de actualiteit. “Ook voor dit soort onverhoopte situaties is een goed en geactualiseerd protocol dus van levensbelang”, benadrukt Kool. Doel is om alle protocollen uiterlijk in de lente van 2006 geaccordeerd te hebben. “Om eenzelfde ronde over vijf jaar weer te herhalen”, aldus Kool. “Op die manier is de kwaliteit continu gewaarborgd.” Voor meer informatie, coördinatie-
V e r p l e e g k u n d e K a t e r n – 27 oktober 2005
groep zorgprotocollen: Gerda Berkhout (zorgmanager cluster I, voorzitter), Renée Kool (secretaris), Astrid Noordhuis (protocolcoördinator cluster II), Marjan Ouwens (protocolcoördinator cluster IV, Cecile Stouthart (protocolcoördinator cluster I), Corine de Groot (protocolcoördinator cluster III), Marijke Jans (dienst operatiekamers) en Willy Schuppert (functioneel beheerder).
Lustrumcongres Op 22 november organiseert VUmc een congres waar medische wetenschappers en ideerijke 'buitenstaanders' hun gedachten uiten over de toekomst van medische kennis. Het congres biedt tegelijkertijd een creatieve vooruitblik op de positie van het VUmc over twintig jaar. Visionaire en inspirerende bijdragen van onder meer Pieter Winsemius, André Kuipers, Robbert Dijkgraaf en Wim Fibbe. Toegang is gratis. Voor meer informatie en inschrijving: dienst communicatie, 020 - 444 3 444.
Achterstand medische correspondentie verdwijnt met WzW-principe Op de polikliniek neurologie/ neurochirurgie is het principe van ‘Werken zonder Wachtlijst’ toegepast op de medische correspondentie. En niet onverdienstelijk, zo meldt verpleegkundig hoofd Evan van Egmond. De brieven worden nu binnen twee weken verstuurd aan verwijzers, in plaats van binnen drie maanden. “Probleem was de grote type-achterstand, onder andere door het dicteren van veel te lange brieven. Doordat de brieven te lang bleven liggen, kostte het corrigeren van de brieven erg veel tijd: in de tussentijd was er van alles gewijzigd, wat ook weer aan de verwijzer gemeld moest worden.” Van Egmond stelde richtlijnen op voor het dicteren van brieven (kort en bondig), maakte de afspraak dat brieven direct na
het polibezoek gedicteerd worden, en heeft 1 mei als startdatum gekozen om met deze nieuwe aanpak te gaan werken. De achterstand van drie maanden is weggewerkt door uitzendkrachten. Vervolgens heeft zij vraag en aanbod gemeten en op elkaar afgestemd. “Door deze aanpak is de kwaliteit van het werk verhoogd, zijn er aanzienlijk minder correcties in brieven, zijn de typistes gemotiveerder om direct brieven te verwerken en is er minder telefoonverkeer van verwijzers over informatie van hun patiënten.” ■ IW
Sneller Beter na één jaar Decubitus
Post operatieve wondinfecties FOTO: RENÉ DEN ENGELSMAN
Wie de resultaten van de vijftien koploperteams bekijkt, ziet dat er sinds de start met Sneller Beter op 1 oktober 2004 veel, heel veel werk is verzet. Hoewel veel projecten doorlopen na het eerste jaar, zijn de tussentijdse resultaten (tot en met september 2005) bemoedigend: de drieëntwintig nieuwe teams die dit najaar starten, kunnen zich optrekken aan de prestaties van hun collega’s
FOTO: ANNUSKA HOUAPPELS
FOTO: RENÉ DEN ENGELSMAN
Decubitus
Team Annemiek van Delft, Ronald Gabel, Renske Rademakers en Dorien Tange (neurochirurgie & orthopedie). Doelstellingen Halveren percentage prevalentie en incidentie decubitus ten opzichte van de nulmeting. Prevalentie decubitus graad 1-4 5,8%. Incidentie decubitus graad 1-4 <1,2%. Bij 90% van de patiënten is 1 keer per week de risicoinventarisatie ingevuld. Resultaten prevalentie gemiddeld 5,2%. Incidentie gemiddeld 2,9% (0% graad 2-4). Interventies registratie in verpleegplan, PREpurse risicoscorelijst in dossier, samenvatting decubitusprotocol op achterkant risicoscorelijst en gebruik decubitusthermometer.
Team Arine Bakker, Bas de Bree, Marijke Jans-Dekker, Fred Polman, Rachid Saouti, Dorien Tange, Marjolein van der Wiel en Edith van Zalingen (orthopedie). Resultaten nulmeting procesmaten bij THP en TKPoperaties: gemiddeld aantal deurbewegingen per ingreep 53, gemiddeld moment toediening antibiotica 19 minuten voor incisie. Doelstellingen <2% oppervlakkige en diepe postoperatieve wondinfecties bij TKP en THP-patiënten. Subdoelstellingen: <25 deurbewegingen per ingreep. 80% patiënten krijgt antibiotica 2040 min voor incisie/bloedleegte. 100% aanwezigen OK volgens hygiëne richtlijn. Max. 10 personen aanwezig bij ingreep. Interventies registratie met PREZIES, luchtbeheersplan, communicatie: presentaties & nieuwsbrief, stopbord op deur OK, poster met hygiëneregels, voorlichting anesthesie over toediening antibiotica, patiëntenparticipatie, etc.
Onterechte bloedtransfusies
Ok oké
Op 31 oktober worden de resultaten gepresenteerd tijdens een landelijk Sneller Betercongres in de schouwburg van Gouda. Een digitale tentoonstelling van de resultaten van VUmc is te zien op de kwaliteitssite op intranet en internet. En op 28 november stelt VU medisch centrum haar deuren open voor collega-instellingen en overige geïnteresseerden. Naast de Sneller Beterprojecten zullen op die dag ook andere kwaliteitsprojecten zich presenteren. Team Lian Duyn, Deirdre McGrath, Mirjam Goedhart, Miranda Prenger, Ellen Smit, Els Thienpont en Dorien Tange (intensive care 6 D). Doelstellingen Prevalentie decubitus <20% en bij 80% van de patiënten wordt wisselligging toegepast. Resultaten gemiddelde prevalentie decubitus 40,2% (exclusief lange liggers). Inzet wisselligging gemiddeld 67%. Interventies 4 klinische lessen over resultaten nulmeting en voor bepalen prioriteiten. 3 klinische lessen: wisselligging en wondzorg. Verspreiden wondinformatie & verbandmiddelen. Wigkussens besteld voor elk bed. Verkenning aanschaf nieuwe matrassen. Voorbereiding registratie in digitaal patiëntendossier. Overleg met OK en SEH. Vervolgacties implementatie decubitusregistratie in digitaal dossier, gehele IC doet mee aan tweede ronde evenals OK en SEH.
Sneller Beter maakt onderdeel uit van het kwaliteitsbeleid van VU medisch centrum. Binnen vier pijlers werkt VUmc aan continue kwaliteit: patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid, patiënttevredenheid en professionele kwaliteit. De medewerkers van VUmc werken zorgvuldig, ambitieus en betrokken aan het verbeteren van zorg voor patiënten, onderwijs en onderzoek. Zodat VUmc een uitstekende kwaliteitsreputatie heeft, onderscheidende patiëntencentra kent, koploper is in patiëntenlogistiek en een krachtige positie inneemt in regio en netwerk.
FOTO: RENÉ DEN ENGELSMAN
FOTO: ANNUSKA HOUAPPELS
FOTO: ANNUSKA HOUAPPELS
Antibiotica switch
FOTO: AVC/FOTOGRAFIE
Vrijwillig incidenten melden
Continue kwaliteit
Team Simone v. d. Heiligenberg, Bart Kuenen, Hans Peltenburg, Lisette Saveur, Jojanneke v. Staveren, Cecile Stouthart, Dorien Tange en Rolf Toornvliet (geneeskundige oncologie). Doelstelling vanzelfsprekend melden van (bijna) incidenten door alle medewerkers. Meer inzicht in patiëntveiligheid op afdeling. Leren van (bijna) incidenten én verbeteren! Resultaat half juli tot en met half september 2005: 190 meldingen (bijna) incidenten. Interventies nieuw meldingsformulier, veiligheidscommissie op de afdeling die incident digitaal registreren en oorzaken analyseren, waar mogelijk verbeteractie uitvoeren, terugkoppeling naar afdeling via werkoverleggen en maandelijkse nieuwsbrief en invoering nieuwe meldingsprocedure.
Team Marceline van Furth, Chantal Broers, Renee Kool, Dirk van Rens, Iris Strieker, Noortje Swart (kindergeneeskunde). Doelstelling Per 1 juli 2005 is er een reductie van 50% van het aantal dagen dat er onnodig intraveneuze antibiotica wordt toegediend op de kinderafdelingen. Resultaten Tijdens de nulmeting switchte 35% van de patiënten tijdig naar orale antibiotica. Na interventie was dat 80%. Interventies Aanpassen van de antibiotica switchrichtlijn voor kinderen. Informeren van artsen en verpleegkundigen over de richtlijn. Ontwikkelen van een kaartje met daarop de switchrichtlijn en uitdelen aan de artsen. Tijdens infectiologie bespreking extra aandacht besteden aan de richtlijn.
Team Annemiek Bolte, Wilma Frankot, Renée Kool, Lennie Oudshoorn, Nel Som, Johan Spruijt, Janneke van der Werff (verloskunde & gynaecologie). Doelstelling: het aantal onterechte bloedtransfusies volgens de 4-5-6- flexinorm met 80% reduceren op de afdeling verloskunde & gynaecologie op 31 december 2005. Resultaten uit de resultaatmeting blijkt een afname van het aantal bloedtransfusies. De transfusies die gegeven worden blijken volgens de 4-5-6flexinorm onnodig te zijn. Er is in 2005 een duidelijke afname van het gebruik van bloedproducten te zien met de daarbij behorende kostenbesparing. Interventies e-mail met aankondiging project, informeren artsen en verpleegkundigen, uitreiken flyer 4-5-6 flexinorm aan artsen en verpleegkundigen.
Team Daniëlle Bonink, Arnoud de Bruin, Rien Caljouw, Christel König, Jonas van de Lande, Baas Lumeij, Marcel Meijer, Rik Paul, Saskia Peerdeman, Steef Peters, Edwin Pompe, Peter Veerman (OK). Doelstelling Reductie van het aantal afzeggingen binnen 24 uur naar 2%. Aantal operaties in de nacht van patiënten met urgentieclassificatie II en III naar 0%. Gemiddelde bezettingsgraad naar 90%. 95% van de eerste zittingen start op tijd. 10% meer zittingen binnen huidige personeelsbudget. Resultaten van 0-meting naar 1-meting: afzeggingen 8,1% (5,9%,. Classificatie II en III in de nacht 60% ( 68%. Bezettingsgraad 81% ( 84%. Op tijd starten 13% ( 25%. Productiviteit 33,14 ( 37,22. Het huidige percentage van het aantal afzeggingen betekent dat per week minstens één patiënt minder wordt afgezegd. Interventies Inplannen operatiedata op basis van historische data. Invoering Schiphol bord. Elektronisch aanmelden van niet-electieve patiënten. Invoering van urgentieclassificaties bij planning. Verandering organisatiestructuur.
V e r p l e e g k u n d e K a t e r n – 27 oktober 2005
3
raaj néé an reteB rellenS
Team Andries v.d. Linden, Truus v.d. Meulen, Maarten Jacobs, Nelleke Bijenveld-Smit, Mariska Huijzer-v.Gool, Kees Goverde (poli Maag-Darm-Lever (MDL). Doelstelling endoscopieafdeling; wachttijd gastroscopie < 7 dagen en coloscopie < 21 dagen. Polikliniek; wachttijd spreekuur < 7 dagen. Medewerkers- en patiënttevredenheid vergroten. Resultaten wachttijd endoscopie gereduceerd tot < 1 week, ook voor coloscopieën. Wachttijd spreekuren is licht gedaald. Grip op vraag/aanbod, flexibeler werken, oog voor alternatieven, procesverbetering. Zorgverzekeraar heeft overproductie voor WZW in 2005 gefinancierd. Interventies De endoscopiecapaciteit is uitgebreid door: ‘grijze’ spreekuren te formaliseren, endoscopie agenda uitbreiding, werktijdverlenging, wegwerken stuwmeer door overwerk, Emmentaler screening spreekuren en handhaving postcodegebied. Spreekuren worden in een tweede fase aangepakt (najaar 2005).
Werken zonder Wachtlijst
Werken zonder Wachtlijst
Procesherinrichting
Procesherinrichting FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
Team Ivette Agard, Mariska Butterman, Vanessa van Deijl, Paul van Leeuwen, Ron Ruygrok, Kees Goverde (poli heelkunde: oncologie en gastroenterologie). Doelstelling toegangstijd voor nieuwe en controle patiënten is 2 weken. Resultaten Gemiddelde toegangstijd van oncologie is 34 dagen voor nieuwe patiënten en 41 dagen voor controlepatiënten. Van de nieuwe patiënten oncologie is de gemiddelde toegangstijd 18 voor nieuwe patiënten en 58 voor controlepatiënten. Voor gastro-enterologie is de gemiddelde wachttijd 58 dagen voor nieuwe patiënten en 34 dagen voor controlepatiënten. Interventies uitbreiding tijd voor nieuwe patiënten. Verschuiving van indeling spreekuurhouders. Reserveren van open plaatsen nieuwe patiënten. Second opinions: alleen afspraak wanneer patiëntengegevens volledig beschikbaar zijn. Inzicht in consequenties: GE bij groei polikliniek MDL. Aanscherpen beleid controle patiënten. Analyse en opschonen wachtlijst.
FOTO: SIDNEY VERVUURT
Team Abel Thijs, Laurien Drenth, Noortje Swart, Renate de Jongh, Ingrid Rooders, Astrid Verburg, Liesbeth van Gemert, Noëlle Smeets (inwendige geneeskunde). Doelstelling Patiënt moet zich veilig voelen in het ziekenhuis en is dat ook daadwerkelijk. Verandering van het meldgedrag. Grotere en zichtbare betrokkenheid van de afdeling bij het realiseren van verbeteracties. Resultaten toename incidentmelding. Analyse van elke melding door de veiligheidscommissie. Deze commissie heeft trends gesignaleerd met betrekking tot oorzaken van incidenten en heeft concrete verbeteracties ingezet. Interventies: Multidisciplinaire veiligheidscommissie geïnstalleerd op de afdeling. Nieuwe meldingsprocedure. Gebruiksvriendelijker meldingsformulier. Database voor (bijna)incidenten op de afdeling geïnstalleerd. Format voor de analyse van (bijna)incidenten ontwikkeld. VIMjournaal opgesteld voor het gehele multidisciplinaire team. Melder wordt snel teruggekoppeld.
FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
Team Kjeld Aij, Antonio Gozalez Saez, Margreet van der Pol, Annelies Tacx, Noortje Swart, Noëlle Smeets (IC volwassenen). Doelstelling De patiënt voelt zich veilig in het ziekenhuis en is dat ook daadwerkelijk. Verandering van het meldgedrag. Grotere en zichtbare betrokkenheid van de afdeling bij het realiseren van verbeteracties. Resultaten Toename melding van incidenten, inzet concrete verbeteracties, analyse van meldingen door de veiligheidscommissie, cultuurinterventies. (bijna)Incidenten zijn een vast item tijdens verpleegkundige en medische overdracht. Interventies Multidisciplinaire veiligheidscommissie geïnstalleerd. Nieuwe meldingsprocedure uitgewerkt. Gebruikersvriendelijker meldingsformulier ontwikkeld. Database voor digitale registratie van (bijna)incidenten. Analyse van (bijna)incidenten door Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie (SIRE). Snelle terugkoppeling aan melder. Terugkoppeling aan afdeling via werkoverleg.
FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
Werken zonder Wachtlijst
FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
Werken zonder Wachtlijst
FOTO: ANNUSKA HOUTAPPELS
Vrijwillig incidenten melden
FOTO: RICHELLE VAN DER VALK
Vrijwillig incidenten melden
Team Karin Barbiers, Frederik Barkhof, Mirjam Borg, Max Erber, Erwin Kist, Dulcy Lieveld, Christine Schepel, Jan Hein van Waesberghe (radiologie). Doelstelling 80% van alle MRI onderzoeken binnen 2 weken en spoedonderzoek op het gewenste tijdstip. Resultaten door extra openstelling daling toegangstijd richting doelstelling. Het plannen van de afspraken bevindt zich in een overgangsfase. Het is te vroeg om definitieve resultaten te presenteren. Interventies Vooraf screenen aanvragen (vaststellen protocol en eventueel aanvullend onderzoek). Standaardisatie protocollen (indicatiegericht). Flexibiliseren agenda en planning. Reductie van het aantal wachtrijen/slots. Vier maanden twee MRI scanners op zaterdag en zondag openstellen. Budget voor deze eenmalige productiestijging is door de zorgverzekeraar toegewezen.
Team: Melanie Engels, Renée Kool, Josée Kramer, Charlotte Kruizinga, Ineke Veel, Maurice Wouters (poli verloskunde). Doelstelling de toegangstijd voor alle patiënten is per 1 januari 2006 maximaal 3 dagen. De wachttijd per consult is maximaal 5 minuten. Het spreekuur mag in totaal maximaal 15 minuten uitlopen. Resultaten De toegangstijd voor de prenatale intake gedaald is van rond de 20 dagen naar onder de 10 dagen. Dit is bereikt door extra spreekuren te draaien waardoor het stuwmeer van wachtende patiënten weggewerkt is. Daarnaast is de termijn echo losgekoppeld van de prenatale intake waardoor tijdens dit spreekuur geen patiënten uitvallen omdat er vlak daarvoor een miskraam is geconstateerd.Er kan dus efficiënter gebruik van het spreekuur gemaakt worden. Interventies Binnen 6 weken geen spreekuren annuleren. Artsen draaien het aantal afgesproken spreekuren per jaar. Termijn echo los van PRINT (Prenatale Intake) afspraak. Wegwerken stuwmeer PRINT. Avondspreekuren PRINT.
Team Kees Goverde, Remco de Bree, Machteld van Driel, Yvette Koense, Patty Veenvliet, René Leemans (KNO). Doelstelling Voor patiënten met carcinoom van larynx/hypofarynx of mondholte/orofarynxdeale de toegangstijd korter dan 1 week. Doorlooptijd diagnostisch traject: < 2 wkn, wachttijd voor behandeling: < 10 dgn. Resultaten Nulmeting: diagnostisch- en behandeltraject in schema, verzamelen en analyse doorlooptijden gegevens op patiëntniveau (N=50). Interventies Brief naar verwijzers, verbetering planning afspraken en mondelinge en schriftelijke voorlichting, patiënt vooraf inschrijven, medicijngebruik vooraf bekend. Verbetering coördinatie en afstemming, anamnese en onderzoek arts, verpleegkundige anamnese, X thorax, lab, 'Slots' preoperatieve screening, 'Slots' diëtetiek, routeplanner afspraken/onderzoeken diagnostische dag. 'Slots': MRI/CT/PET scan/ echogeleide cytologische punctie, consult op poli mondziekten en kaakchirurgie en OPT: planning vervroegd, patiëntparticipatie, onderzoek kwaliteit van leven.
Team Jan Rauwerda, Ron Ruygrok, Yvette Agard, Marleen Bischoff, Mariska Butterman, Jeanette Kemp, Veronique Bekendam (vaatchirurgie). Doelstelling Carotis: toegangstijd poli:< 1 wk, diagnostisch traject: 3 dgn (incl. TIA-pad), wachttijd tot behandeling: 2 wkn, bezoeken tot start behandeling: 2-4, ligduur: 4 dgn. Aneurysmata: toegangstijd poli: < 1 wk, diagnostisch traject: 2 wkn, wachttijd tot behandeling: 4 wkn, bezoeken tot start behandeling: 2-4, ligduur: < 8 dgn. Resultaten carotis pathologie: toegangstijd poli < 7 dgn, diagnostisch traject 1 dag, wachttijd OK 6,5 dgn, bezoek tot start behandeling 5 dgn, ligduur 6 dgn, doorlooptijd 88 dgn. Interventies 'One stop visit' vaatlab en poli vaatchirurgie. Bij een operatie afspraak op de pre-assesment poli op dezelfde dag. Nacontrole: alleen op indicatie. 1 november start vaatverpleegkundige, slots vaatlab en OK, WZW (unitlogistiek) bij de 'bottleneck' vaatlab en OK, ligduurreductie: Nuchter opnemen en planning van ontslag.
4
V e r p l e e g k u n d e K a t e r n – 27 oktober 2005
Kwaliteitswinst bij specialisten door meer protocollen
ILLUSTRATIE STEFANIE KAMPMAN
‘Open geest en communicatievermogen is het beste controlemechanisme’
Patiëntenparticipatie op de kaart door symposium “De patiënt moet ons opvoeden, maar wij ook de patiënt. Vaststaat in ieder geval dat de patiënt een rol zou kunnen innemen in zorgontwikkeling en de evaluatie daarvan.” Jean Savelkoul (lid van de raad van bestuur) liet tijdens het minisymposium patiëntenparticipatie op 6 oktober ‘05 duidelijk blijken voorstander te zijn van het meer betrekken van patiënten. Ook maakte hij aan de ruim 50 zorgprofessionals in de zaal duidelijk waarom patiëntenparticipatie juist nú kansen biedt: “De gezondheidszorg bevindt zich in turbulent vaarwater. Op patiënten komt allerlei informatie af over de kwaliteit van zorg. Ziekenhuizen zijn zoekende, willen graag meer openheid geven en tegemoet komen aan de wensen van de patiënt. Juist nu zouden patiënten van de gelegenheid gebruik moeten maken om aan boord te stappen.” Een samenvatting van het symposium en de presentaties van sprekers is vanaf eind oktober te vinden op intranet (kwaliteit in het VUmc/patiënttevredenheid).
Spiegelgesprek brengt misverstanden aan het licht “Een leidraad is geen kookboek waarin voor iedere patiënt het optimale beleid is op te zoeken. Veel blijft afhangen van de deskundigheid en ervaring van de arts.” (Neurochirurg Hans Baayen) ■ Joop de Vries
Naar eigen zeggen staan ze voor kwaliteit. Ze willen de patiënt zo goed mogelijk behandelen volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Ze registreren hun complicaties netjes en praten er over met collega’s. Valt er eigenlijk nog wel wat te verbeteren? Het KwaliteitsKatern sprak met drie specialisten over hun rol in kwaliteitsverbetering: Goedele Beckers, uroloog met als specialisme kinderurologie, neurochirurg Hans Baayen, lid van de programmagroep kwaliteit en Hugo Heij, hoofd van de afdeling kinderchirurgie. Heij is binnen de landelijke vereniging voor kindchirurgie belast met het ontwerpen van richtlijnen en prestatie-indicatoren voor specifieke kinderchirurgische aandoeningen.
Geen kookboek Als specialisten spreken over kwaliteitsverbetering gaat het al snel over protocollen, richtlijnen, leidraden en zorgpaden. De drie specialisten zijn er warm voorstander van. Beckers: “Voor de meeste aandoeningen heb je een gestandaardiseerde work-up en behandeling, ook al staat die niet altijd op papier. De specialist denkt geprotocolleerd en wijkt af en toe beargumenteerd van zijn protocol af. Als je ongestructureerd of - in andere woorden - niet in protocollen denkt, dan moet je elke
dag het wiel opnieuw uitvinden. Dat wil ook zeggen dat de verpleging niet weet waar ze aan toe is. Dit is niet werkbaar en verhoogt de kans op fouten.” Baayen: “Een leidraad is geen kookboek waarin voor iedere patiënt het optimale beleid is op te zoeken. Veel blijft afhangen van de deskundigheid en ervaring van de behandelend arts en die van zijn collega’s die bij de behandeling worden betrokken.” Heij: “Op het gebied van medisch technisch handelen is de meeste kwaliteitswinst te halen in de geprotocolleerde geneeskunde. Voor talloze aandoeningen ontbreken nog richtlijnen. Er worden nog veel te veel zaken bepaald door de individuele arts. Die is niet altijd bijgelezen of recent bijgeschoold. Ik sta positief tegenover zorgpaden, wat ook een soort protocollen zijn. De ervaring met de mammapoli heeft wel geleerd dat een gestructureerde aanpak zowel de patiënt als het ziekenhuis enorme voordelen oplevert. Ik vind het ook verstandig dat specialisten zelf richtlijnen opstellen, voordat anderen ons gaan vertellen hoe we het moeten doen.”
Ontbrekende borging De kwaliteitscontrole op het werk van specialisten gebeurt door de specialisten zelf, collega’s in de maatschap, artsen in opleiding, en door het lab als er weefsel is afgeno-
Driekwart patiënten eenheid kort verblijf vertrekt op tijd Zorgeenheid kort verblijf heeft een drie maanden durende pilot planning van ontslag. De nulmeting wijst uit dat 70% van de patiënten vertrekt op de geplande datum. Uit de nulmeting blijkt dat het vooral schort aan een op het ontslag gericht bewustzijn bij artsen en verpleegkundigen. Tijdens de nulmeting bleek dat slechts 16% van alle patiënten op de polikliniek al op de hoogte is gebracht van de opnameduur. In het vervolg van het project zal hieraan extra aandacht worden besteed. Voor het volledige artikel, zie het VerpleegkundeKatern nummer 5 (intranet/nieuws en agenda).
V e r p l e e g k u n d e K a t e r n – 27 oktober 2005
men. Alledrie specialisten werken in teams en bespreken in dat verband diagnoses en behandelingen van patiënten. Hun complicaties houden ze keurig bij. Allemaal controlemechanismen die in de loop der jaren organisch gegroeid zijn. Maar geborgd zijn ze niet. Beckers: “In een chirurgisch vak zegt de aard van de complicaties iets over de kwaliteit van je werk. Protocollen zijn geen waarborg voor kwaliteit, maar wel een hulpmiddel om tot kwaliteit te komen. Het beste controlemechanisme is volgens mij het bezit van een open geest gecombineerd met het vermogen tot communicatie: open staan voor kritiek en je werkwijze ter discussie durven stellen, samen met het vermogen je kwaliteitseisen over te dragen op je medewerkers.” Baayen: “Beschrijf je de alledaagse praktijk van de afdeling dan is er best veel controle. Maar die is naar buiten toe niet erg transparant. We zijn daar niet heel bewust mee bezig geweest. We willen daarom kwaliteitsborgingen gaan inbouwen, bijvoorbeeld in de zorgpaden. Vanuit de programmagroep kwaliteit denken we VUmc-breed aan interne visitaties: artsen die bij elkaar op bezoek gaan en elkaar bevragen over de kwaliteit van de zorg aan de hand van indicatoren en criteria.” Heij: “Goede kwaliteitscontrole is pas mogelijk als je ontzettend veel informatie zorgvuldig registreert.
En dat kost zeeën aan tijd. Een elektronisch patiëntendossier kan daarbij helpen. We zouden voor registratie veel meer ondersteuning vanuit de ict moeten hebben.”
Patiënttevredenheid Uiteindelijk draait het natuurlijk allemaal om de patiënt, die de kwaliteit van de behandeling lang niet altijd kan beoordelen. Maar de communicatie wel. Hoe kijken de specialisten daar tegenaan? Baayen: “Een goede ingreep zonder correcte bejegening van de patiënt en zijn directe omgeving schiet zijn doel voorbij. Het is een wezenlijk onderdeel van ons werk. We zouden daar gestructureerder aandacht aan kunnen besteden door de tevredenheid te meten van ontslagen patiënten. Het VUmc moet de afdelingen daarbij wel faciliteren met een standaardvragenlijst waar eenvoudig bij is aan te sluiten. We hebben het te druk omdat allemaal zelf te bedenken. Dit soort dingen zijn vrij simpel, hoeven niet duur te zijn en kunnen waardevolle informatie opleveren. Specialisten zitten niet te wachten op extra systemen en formulieren, maar willen wel graag goed zijn. Als patiënttevredenheid op een eenvoudige manier te meten is, dan werken we daar zeker aan mee.” Heij: “Problemen in de communicatie ontstaan vaak door tijdsdruk; specialisten die geen tijd hebben om rustig met de patiënt te praten. Protocollen en richtlijnen maken het werk van de specialist gemakkelijker. Wellicht kan daardoor zelfs een deel van het werk worden gedaan door een gespecialiseerde verpleegkundige. Daardoor kan de specialist meer tijd voor de patiënt krijgen.” Beckers: “Communicatie met patiënten is erg belangrijk, daar besteden we veel aandacht aan. Maar ik wil er ook aan toevoegen dat voor het leveren van kwaliteit communicatie met iedereen waar je mee werkt, essentieel is. Ze moeten je einddoel zien. En begrijpen waarom het zo moet gebeuren als je van ze verlangt. Dat einddoel is altijd dat de patiënt optimaal wordt behandeld. Op lange termijn is slechts die patiënt tevreden, die optimale zorg gekregen heeft in de beste omstandigheden. En dat is denk ik waar we allemaal voor gaan.”
Het spiegelgesprek dat de afdeling cardiologie op 13 september organiseerde, bleek een groot succes. Zo’n tachtig artsen, arts-assistenten en verpleegkundigen luisterden naar de open aanmerkingen van de acht uitgenodigde patiënten. Zij kwamen met praktische suggesties, waarmee het leven van patiënten op een verpleegafdeling kan worden veraangenaamd. De meeste opmerkingen betroffen misverstanden, die door een betere communicatie kunnen worden opgelost. Cardiologie zal de spiegelgesprekken zeker herhalen. Voor het volledige artikel, zie Tracer 20.
Openheid geeft perspectief aan eigen kwaliteitscijfers Het VU medisch centrum staat op de 19e plaats in de top 100 van ziekenhuizen, zo bleek op 3 september uit het onderzoek van dagblad ad. Maar de goede lezer ziet meteen, dat het eigenlijk een gedeelde zestiende plek is, samen met onder meer het amc, het umc St. Radboud en het lumc. Dat is 19 posities hoger dan vorig jaar. De top 100 van het ad is bedoeld om leken in één oogopslag duidelijk te maken welke ziekenhuizen kwalitatief goede zorg bieden. De ziekenhuizen zijn vergeleken op de prestatieindicatoren, zoals die zijn ontwikkeld door de inspectie voor de gezondheidszorg. Deze indicatoren zijn openbaar en staan op de website (www.VUmc.nl/kwaliteit). De antwoorden zijn voornamelijk gegeven door medisch specialisten van het VUmc. In een artikel in Tracer 19 nuanceert Jan Roos (bureau medische zaken) de cijfers die het ad vermeldt.
Veiligheid op recept Uit onderzoek blijkt, dat in ziekenhuizen de werkwijze bij het klaarmaken en toedienen van intraveneuze medicatie nog niet altijd optimaal is. Het VUmc testte daarom het protocol ‘Veiligheid op recept’ op een van de IC’s en de zorgeenheid hematologie. Dit protocol draagt duidelijk bij aan de medicatieveiligheid, is de conclusie van Eveline Roelofsen, ziekenhuisapotheker in opleiding en coördinator van het project.Het project ‘Veiligheid op recept’, richt zich op het proces rondom het klaarmaken en toedienen van intraveneuze medicatie. Er is een plan in de maak om de werkwijze op alle afdelingen te introduceren. Over anderhalf tot twee jaar zal ‘Veiligheid op recept’ door heel het VUmc de standaard zijn. Zie Tracer 19. 5
Bijzonder hoogleraar Carin Uyl mengt zich graag in discussie:
‘Wat zijn acceptabele kosten voor levenswinst?’ ■ Mariet Buddingh’
Ondanks het feit dat Carin Uyl-de Groot officieel op 1 november van dit jaar in dienst komt van VU medisch centrum, is ze hier al jaren ‘ kind aan huis’. Als directeur van het institute for Medical Technology Assessment (iMTA) van het Erasmus MC verrichtte ze al een flink aantal kosteneffectiviteitstudies voor klinische afdelingen van VU medisch centrum. Nu is ze een dag per week aan het VU medisch centrum aangesteld zodat haar deskundigheid ook hier verspreid raakt. Uyl doet aan ‘health technology assesment’, bij de afdeling klinische epidemiologie en biostatistiek. In dit Kwaliteitskatern legt ze uit wat zij met haar onderzoekers - doet.
Wat is health technology assesment? “Met grote regelmaat komen er nieuwe geneesmiddelen op de markt. Artsen willen zulke nieuwe middelen doorgaans graag voorschrijven aan patiënten. Voor het ziekenhuis zijn er dan een aantal overwegingen: naast medische, zijn er ook organisatorische, ethische en juridische, maar ook financiële aspecten spelen een belangrijke rol in de beslissing wel of niet met een nieuw middel in zee te gaan. Ziekenhuizen moeten de vraag beantwoorden - vaak ook voor verzekeraars - hoe dat nieuwe middel zich verhoudt tot de bestaande therapie. Dat financiële gedeelte nemen wij voor onze rekening. Wij voeren kosteneffectiviteitstudies uit naar nieuwe therapieën.” Wat bestudeer je in een kosteneffectiviteitstudie? “Ten eerste berekenen we de kosten van het middel en de kosten die het bijbehorende behandeltraject met zich meebrengt. Je kunt je voorstellen dat behandeling met medicijnen waarbij een aantal dagen opname nodig is een stuk duurder is dan wanneer een medicijn kan worden gegeven in dagbehandeling. Ten tweede kijken we naar de effectiviteit van een middel. Grofweg uitgedrukt in overleving en kwaliteit van
leven. Dat brengt samen een kwaliteitsgecorrigeerd levensjaar op, ook wel ‘qaly’ (quality adjusted life year) genoemd. Vervolgens trekken we de kosten van de oude methode af van de kosten van nieuwe methode. Dit zijn niet alleen de kosten van het geneesmiddel maar alle kosten die er bij komen kijken, dus ook bijvoorbeeld opnamedagen en diagnostiek. De qaly’s van het oude middel trekken we af van de qaly’s van het nieuwe middel. Het kostenverschil delen we daana door het verschil in qaly’s. Uiteindelijk berekenen we zo de kosten per gewonnen qaly’s.”
Carin Uyl: kosteneffectiviteitstudies
Wat gebeurt er met de resultaten van zo’n studie? “Het resultaat van onze studies worden dus uitgedrukt in termen van kosten versus opbrengsten. De vraag
is natuurlijk wat ‘wij in Nederland’ acceptabele kosten vinden voor levenswinst. De verschillen daarin tussen landen zijn groot. In Nederland wordt eigenlijk niet uitgesproken wat we acceptabel vinden. Wij hebben dus in Nederland dan ook nog een hele discussie te voeren, met de minister, met ziekenhuizen en met verzekeraars. In Engeland vindt men 30.000 pond ‘per qaly gained’ acceptabel, in Amerika heeft men daar 50.000 tot 100.000 dollar voor over. En dat wordt dus ook door verzekeraars geaccepteerd. Zelf lijkt 40.000 tot 45.000 euro per gewonnen qaly mij heel redelijk voor ernstige zieke patiënten.” Wat is het meest boeiende aan je werk? “Uitdagend is dat mijn werk direct te maken heeft met kwaliteit en verbe-
Column
23 nieuwe Sneller Beterteams gestart
Lokvogels
Met een spetterende landelijke bijeenkomst zijn 23 nieuwe Sneller Beterteams in het VUmc gestart. Dit betekent dat in het VUmc in totaal 38 verbeterprojecten lopen.
■ Peter Huijgens
“Als ware lokvogels zijn de zorgverzekeraars bezig met het werven van nieuwe klanten. Aan alle kanten worden we bestookt met reclame dat we voor verzekering X, Y of Z moeten kiezen. En net als vogels door de lokvogels in de problemen komen, zo dreigen de klanten de dupe te worden van de onderlinge concurrentiestrijd tussen zorgverzekeraars. Het kan niet goed gaan, want in het gevecht om de klant gaat het niet om kwaliteitsverschillen, maar om de hoogte van de premie. Het nieuwe systeem betekent de doodsteek voor de gezondheidszorg. Zorg en verzekeraars worden elkaars tegenpolen. De binnenkort ouderwetse ziekenfondsen hoefden alleen maar een sluitende begroting te hebben. De verzekeraars zijn echter grote beursgenoteerde ondernemingen, voor 6
terde zorg. Wij helpen de vraag te beantwoorden wat kwaliteit van diagnostiek en behandeling kost en oplevert. Juist het streven naar betere zorg voor patiënten via een onderbouwde vergelijking van kwaliteit en kosten is mijn grote drijfveer. Ik heb heel veel gedaan - en doe dat nog steeds - in kankeronderzoek. Ons onderzoek is voor kankerpatiënten letterlijk van levensbelang. Denk maar aan de discussies die de oncologen voeren met de minister over de vergoeding van dure, maar betere, geneesmiddelen. Met ons onderzoek kunnen artsen onderbouwen waarom dure middelen toch vergoed moeten worden. Daarmee kunnen we een bijdrage leveren aan het bestrijden van kanker.”
K w a l i t e i t s K a t e r n – 27 apr il 2005
wie financiële winst van levensbelang is, om de aandeelhouders tevreden te houden. Zorginstellingen zijn daarentegen net familiebedrijven. Ze stoppen hun ‘winst’ onmiddellijk terug in de organisatie, om de kwaliteit van de diensten te verbeteren. Die twee systemen in elkaar proppen is vragen om problemen. Onze klanten zullen gaan merken dat goede zorg en winstmaximalisatie haaks op elkaar staan. Neem de zorgverzekeraar die onlangs besloot een bonussysteem voor huisartsen op te zetten. Ziekenhuizen, die tot dusver van de farmaceutische industrie kortingen kregen op geneesmiddelen, zullen deze kwijtraken als huisartsen voor de goedkopere medicijnen kiezen. De verzekeraar schuift met de lusten en de lasten en de zieke mens wordt de dupe. Het is in dit land al niet gemakkelijk om dure medicijnen voor te schrijven. Alleen de Portugezen en de Britten zijn trager met
het toelaten van nieuwe, effectievere geneesmiddelen. Natuurlijk, de medicijnen die bijvoorbeeld bij kanker worden ingezet zijn kostbaar. Maar het is toch treurig dat we heel terughoudend moeten zijn, wanneer we middelen willen voorschrijven die op de grens tussen onderzoek en algemeen aanvaard geneesmiddel zitten. Het is voor het eerst dat er nauwelijks een vogel aan te pas komt in deze column. Een vergelijking tussen de zorgverzekeraars is in mijn ogen een belediging voor de vogels. Weliswaar lokken vogels ook, ze zingen dat het een lieve lust is om een maatje te vinden, maar dat levert ze allebei evenveel op, namelijk een partner. En natuurlijk lokt de kieviet mensen weg van zijn nest om zijn jongen te beschermen. Maar eerst lokken en vervolgens kwaad berokkenen, dat zal in een vogelbrein nooit opkomen. Daar moet je een zorgverzekeraar voor zijn.”
THEMA
ZORGEENHEDEN/ SPECIALISMEN
Antibiotica
1. VCCH/VCAR 5B 2. VVAT 5C 3. VHON 6B 4. VTRA 6C 1. ICV 7D 2. medium care 3. SEH 4. OK Procesmaten: OK-breed Uitkomstmaten: NCH centraal project team: kort verblijf 1. VHEM 2. VNEU 3. NEFRO 4. KG 1. DERMA 2. TRA en gipskamer 3. LONG 4. afnamelab klinische chemie (speciaal) 1. CCH & CARD incl. hartfalen 2. NEU (neuro-onco en MS) 3. colorectale tumo-ren (MDL, HLK en ONCO) 4. perinatale zorg Uitbreiding naar betrekken 12 zorgeenheden.
Decubitus
POWI Post-operatieve pijnbestrijding VIM
Werken zonder wachtlijsten
Procesherinrichting
De OK oké (vervolg)