Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Handboek Governance Stichting VO-Wolvega/Steenwijk
Vastgesteld: 17 februari 2010 Laatste correcties: 1 juni 2010
1 juni 2010
Pagina 1 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Inhoudsopgave Handboek Governance ALGEMEEN 1. 2. 3. 4.
Doel en samenhang van het Handboek Governance Kernpunten Code voor goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs Beknopte schets van de bestuurlijke verhoudingen binnen de stichting Stichtingsstatuten
RAAD VAN TOEZICHT 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Toezichtsfilosofie Reglement raad van toezicht Profielschets voorzitter en leden raad van toezicht Selectie en benoemingsprocedure voorzitter en leden raad van toezicht Rooster van aftreden raad van toezicht Vergoedingsregeling raad van toezicht Introductieprogramma nieuwe leden raad van toezicht Procedure zelfevaluatie raad van toezicht Toezichtskader raad van toezicht Raamwerk jaarplanning raad van toezicht
BESTUUR 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Bestuursreglement Besluiten van het bestuur onderworpen aan goedkeuring Profiel bestuursleden Selectie en benoemingsprocedure bestuursleden Arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen bestuursleden Beoordelingskader bestuursleden
ORGANISATIE 21. 22. 23. 24.
Besturingsfilosofie Organisatieschema Managementstatuten Linde College en RSG Tromp Meesters Medezeggenschapsstructuur
HORIZONTALE VERANTWOORDING 25. Uitgangspunten horizontale verantwoording 26. Jaarverslag RECHTSBESCHERMING 27. Klachtenregeling 28. Privacyregelingen 29. Klokkenluidersregeling
1 juni 2010
Pagina 2 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Algemeen deel
1 juni 2010
Pagina 3 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 1: Doel en samenhang van het Handboek Governance
Het handboek Governance van de “Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijk, Weststellingwerf en Westerveld” verder kortheidshalve te noemen “SVO-Wolvega/Steenwijk” heeft tot doel om het bestuurlijk proces binnen de organisatie van SVO Wolvega/Steenwijk op een transparante wijze vast te leggen ten behoeve van de belanghebbenden binnen en buiten de organisatie. Het kader waarbinnen het bestuurlijk proces vorm krijgt is de wet en regelgeving die op SVOWolvega/Steenwijk van toepassing is. Het Handboek beschrijft op welke wijze de ruimte die wet en regelgeving biedt wordt ingevuld en wie daarbij op welke momenten betrokken is en beslissingen neemt. Ook de formele structuur van de organisatie met een beschrijving van de functionarissen, hun rol en hun profiel maakt deel uit van het Handboek. Het Handboek Governance is als volgt opgebouwd Het algemeen deel beschrijft het kader van wet en regelgeving en bevat onder andere de statuten van de organisatie. Ook wordt kort ingegaan op de bestuurlijke verhoudingen binnen SVOWolvega/Steenwijk. Vervolgens wordt ingegaan op de raad van toezicht. De raad van toezicht houdt toezicht op het bestuur en op de algemene gang van zaken in de organisatie. Onder andere de toezichtsfilosofie en de totstandkoming, het profiel en de werkwijze van de raad van toezicht worden in dit deel beschreven. Het derde deel handelt over het bestuur. Het bestuur heeft de rol van bevoegd gezag van de organisatie. De taken en verantwoordelijkheden, het profiel en de arbeidsvoorwaarden van het bestuur komen hier aan de orde. Het vierde deel gaat in op de interne organisatie van SVO-Wolvega/Steenwijk. Hier is onder andere de besturingsfilosofie, het managementstatuut en het medezeggenschapsstatuut en -reglement te vinden. Het vijfde deel gaat in op het thema horizontale verantwoording. Dat wil zeggen hoe de organisatie de dialoog met de samenleving wil vormgeven en verantwoording aflegt over de bereikte resultaten. In het zesde en laatste deel komt de rechtsbescherming aan de orde. Dan gaat het om de interne bezwarenprocedure, de klachtenregeling,de klokkenluidersregeling.
1 juni 2010
Pagina 4 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 2: Kernpunten code goed onderwijsbestuur in het VO.
De VO-raad heeft als sectororganisatie voor het voortgezet onderwijs op 27 mei 2008 een code voor goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs vastgesteld. De code is te downloaden van de site van de VO-raad: www.vo-raad.nl. De code geldt vanaf 1 augustus 2008 voor de leden van de VO-Raad volgens het principe “pas toe of leg uit”. De toepassing van de code voor goed onderwijsbestuur wordt via artikel 42e1, eerste lid onder b van de WVO een verplichting (wetsvoorstel 31.828). De code van de VO-raad bevat een aantal principes:
De organisatie zorgt voor invloed en betrokkenheid van belanghebbenden op de onderwijsinstelling en verplicht de onderwijsinstelling aan belanghebbenden verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en de resultaten daarvan.
Bestuur en intern toezicht zijn gescheiden. Het bestuur is belast met het besturen van de instelling en doet dat op onafhankelijke wijze. De toezichthouder bepaalt de bezoldiging van het bestuur en gebruikt hiervoor de cao/vo.
De interne toezichthouder houdt toezicht op het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de instelling. De toezichthouder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het eigen functioneren, is onafhankelijk samengesteld, stelt de eigen vergoedingsregeling vast, benoemt de externe accountant en ziet er op toe dat er een klokkenluidersregeling is.
De principes uit de code voor “Goed onderwijsbestuur” van de VO-raad zijn terug te vinden binnen SVOWolvega/Steenwijk en betreffen:
Verantwoording afleggen aan belanghebbenden in het onderdeel horizontale verantwoording van het handboek Governance.
De scheiding van bestuur en toezicht wordt binnen de nieuwe statuten van de stichting geïmplementeerd door de invoering van de structuur van een professioneel bestuur en een raad van toezicht.
De beschreven bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn conform de principes uit de code verdeeld over bestuur en raad van toezicht.
SVO-Wolvega/Steenwijk is na wijziging van de bestuurlijke structuur en vaststelling van het Handboek Governance “code-proof”.
1 juni 2010
Pagina 5 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 3: Beknopte schets interne bestuurlijke verhoudingen
Binnen SVO-Wolvega/Steenwijk is een institutionele scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende functie. De bestuurlijke functie is voor wat betreft het stellen van algemene kaders belegd bij het tweehoofdige bestuur, en voor wat betreft de invulling van de kaders op elk van beide scholen belegd (via delegatie) bij de rector/bestuurder. Het bestuur legt verantwoording af aan de raad van toezicht voor de bovenschoolse bestuurlijke taken (kaderstelling) en elk van de rector/bestuurders legt verantwoording af aan de raad van toezicht voor het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden op de eigen school. De raad van toezicht beschikt ten opzichte van het bestuur over een aantal goedkeuringsbevoegdheden. Zonder goedkeuring van de raad van toezicht kan het bestuur ten aanzien van een aantal in de statuten genoemde onderwerpen geen rechtsgeldige besluiten nemen. Bovendien heeft de raad van toezicht de bevoegdheid om de accountant aan te wijzen en om de arbeidsvoorwaarden van het bestuur vast te stellen binnen het wettelijk kader. Dat laatste betekent dat de raad van toezicht de cao/vo moet toepassen. Daarnaast is er een formele relatie met de gemeenteraad van de gemeente Steenwijkerland en een nauwe relatie met de gemeente Weststellingwerf. De gemeenteraad van Steenwijkerland heeft een beperkte toezichthoudende rol vanuit de verantwoordelijkheid voor voldoende openbaar onderwijs in de gemeente. Ingeval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het de openbare scholen in Steenwijk betreft, dient de gemeenteraad maatregelen te nemen die nodig zijn om de continuïteit te waarborgen. Tevens draagt de gemeenteraad een lid van de raad van toezicht voor en vindt er jaarlijks overleg plaats over de algemene gang van zaken.
1 juni 2010
Pagina 6 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Verder onderhoudt de stichting relaties met de drie andere oprichters van de stichting. Deze dragen elk een lid voor de raad van toezicht voor en met hen vindt jaarlijks een overleg plaats over de algemene gang van zaken. Deze drie oprichters en de gemeente Steenwijkerland dienen in te stemmen met een wijziging van de statuten. Het Linde College in Wolvega en de combinatie van RSG Tromp Meesters en de RSG Tromp Meesters Praktijkschool te Steenwijk vormen elk een organisatorische eenheid binnen SVO-Wolvega/Steenwijk met elk een eigen medezeggenschapsstructuur. Voor de aangelegenheden die de gehele stichting aangaan is een GMR ingesteld. Een en ander is uitgewerkt in het hoofdstuk over de medezeggenschap in dit handboek.
1 juni 2010
Pagina 7 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 4: stichtingsstatuten
Begripsomschrijvingen Artikel 1 1. In deze statuten wordt verstaan onder: School: a. de samenwerkingsschool voor Rooms-katholiek en openbaar (algemeen bijzonder) onderwijs het Linde College te Wolvega, en b. de combinatie van de openbare Regionale Scholengemeenschap Tromp Meesters te Steenwijk en de RSG Tromp Meesters praktijkschool te Steenwijk. 2. Ter wille van de leesbaarheid is in deze statuten de manlijke vorm gebruikt. Waar de manlijke vorm is gebruikt wordt tevens de vrouwelijke vorm bedoeld. Naam en zetel Artikel 2 1. De stichting draagt de naam “Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld”. 2. De stichting heeft haar zetel in Willemsoord, gemeente Steenwijkerland. 3. De stichting is tot stand gekomen door samenwerking van: a. De gemeente Steenwijkerland; b. De Stichting voor beroepsonderwijs en ander Voortgezet Onderwijs in de regio Steenwijk; c. De stichting Studiecentrum Steenwijkerwold-Weststellingwerf, gevestigd te Wolvega, gemeente Weststellingwerf; d. De gemeente Weststellingwerf. 4. De stichting is op 13 december 2001 opgericht voor onbepaalde tijd en tenminste voor een periode van vijf jaar. Doel Artikel 3 1. De stichting stelt zich ten doel het doen geven van openbaar (algemeen bijzonder) en rooms katholiek voortgezet onderwijs in afzonderlijke scholen voor onderscheidenlijk openbaar en bijzonder onderwijs. 2. De stichting tracht dit doel te realiseren door instandhouding van de openbare Regionale Scholengemeenschap Tromp Meesters te Steenwijk in combinatie met de RSG Tromp Meesters praktijkschool te Steenwijk en instandhouding van de samenwerkingsschool voor rooms katholiek en openbaar (algemeen bijzonder) onderwijs het Linde College te Wolvega. Zij streeft er naar op basis van gelijkwaardigheid zowel in Steenwijk als in Wolvega een zo breed mogelijk aanbod van voortgezet onderwijs te realiseren.
1 juni 2010
Pagina 8 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Grondslag Artikel 4 1. Uitgaande van de grondslagen en verworvenheden van de onder het beheer van de stichting staande scholen wordt de persoonsvorming van iedere leerling ontwikkeld en bevorderd. 2. Iedere leerling wordt met respect voor de overtuiging van anderen mede door het onderwijs tot ontwikkeling van zijn eigen levensbeschouwing gestimuleerd. Daar waar mogelijk, ontmoeten alle betrokkenen en met name de leerlingen elkaar, om hun zienswijze ten aanzien van levensbeschouwing en de waarden die hieruit voortkomen met elkaar te bespreken. 3. Geen leerling wordt de toelating tot de onder het beheer van de stichting staande scholen geweigerd op grond van zijn of haar levensbeschouwing of die van de ouders, voogden en verzorgers. 4. De grondslag van de onder het beheer van de stichting staande scholen komt onder meer in het schoolplan van de twee te onderscheiden scholen tot uitdrukking. In het schoolplan worden waarborgen neergelegd ter zake van de te onderscheiden identiteit van de twee scholen. Onderwijs Artikel 5 1. De inhoud van het onderwijs wordt in het schoolplan van de twee te onderscheiden scholen vastgelegd. 2. Op de RSG Tromp Meesters te Steenwijk en de RSG Tromp Meesters praktijkschool te Steenwijk wordt ruimte geboden voor het geven van godsdienst- of vormingsonderwijs met dien verstande dat bij de regeling van dit onderwijs de voorschriften van artikel 46 en 47 van de Wet op het voortgezet onderwijs in acht worden genomen. 3. Op het Linde College wordt op verzoek van ouders, naast het wettelijk verplichte onderwijs en de lessen levensbeschouwelijke vorming, aan leerlingen de mogelijkheid geboden om meer specifieke godsdienstlessen te volgen die aansluiten bij de identiteit en het karakter van deze samenwerkingsschool voor katholiek en openbaar (algemeen bijzonder) onderwijs. Personeel Artikel 6 1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat het personeel, met uitzondering van de leden van het bestuur. 2. De raad van toezicht benoemt, schorst en ontslaat de leden van het bestuur en bepaalt hun arbeidsvoorwaarden binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders. 3. Het personeel wordt benoemd krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. De stichting is aangesloten bij een commissie van beroep. 4. Bij de benoeming van personeel is een selectie op basis van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele voorkeur, afkomst of burgerlijke staat uitgesloten. 5. Het personeel respecteert de grondslag van de stichting en de door de stichting beheerde scholen, zoals deze is omschreven in de artikelen 3 en 4 van deze statuten.
1 juni 2010
Pagina 9 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6. Bij de uitvoering van het personeelsbeleid inzake benoeming, overplaatsing en vermindering van formatie wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de identiteit van de betrokken scholen en de levensbeschouwelijke overtuiging van het betrokken personeelslid. 7. De aan de school voor bijzonder onderwijs, het Linde College, benoemde godsdienstleraar onderschrijft de grondslag van de stichting en de door de stichting beheerde scholen, zoals omschreven in de artikelen 3 en 4 van deze statuten. Geldmiddelen Artikel 7 1. De middelen van de stichting bestaan uit: a. Het stichtingskapitaal; b. School- en cursusgelden; c. Vermogensopbrengsten; d. Subsidies e. Andere baten 2. De geldmiddelen worden uitsluitend aangewend ten dienste van het doel van de stichting. Organisatie van de stichting Artikel 8 De stichting kent een bestuur en een raad van toezicht. Het bestuur en de raad van toezicht kunnen commissies instellen. Het bestuur; samenstelling, profiel, taakverdeling, schorsing en ontslag Artikel 9 1. De stichting wordt bestuurd door een bestuur bestaande uit twee natuurlijke personen. Elk lid van het bestuur is tevens belast met de leiding van één van de scholen die onder het beheer van de stichting staat. 2. Het voorzitterschap van het bestuur rouleert over de leden van het bestuur. In het jaar 2010 is degene die genoemd is in de slotbepaling onder 1 a van deze statuten voor de eerste maal voorzitter van het bestuur. Vervolgens wisselt het voorzitterschap jaarlijks per 1 januari daaropvolgend naar het andere lid van het bestuur. 3. Het bestuur stelt onderling vast welk lid met welke portefeuille meer in het bijzonder zal zijn belast. Een zodanige portefeuilleverdeling laat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle leden van het bestuur voor het gehele bestuur onverlet. De portefeuilleverdeling binnen het bestuur behoeft de goedkeuring van de raad van Toezicht. In het bestuursreglement worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de portefeuilleverdeling vorm krijgt. 4. Bij de samenstelling van het bestuur wordt gelet op diverse facetten die de aandacht van het bestuur vragen, waarbij het bestuur in ieder geval wordt samengesteld op basis van algemene bestuurlijke kwaliteiten, de vaardigheid om leiding te geven aan één van de scholen van de stichting en spreiding van deskundigheden en achtergronden. De aandachtspunten met betrekking tot de van een lid van
1 juni 2010
Pagina 10 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
5.
6.
7.
8.
9.
het bestuur gevraagde deskundigheid en achtergrond worden in algemene zin vastgesteld door de raad van toezicht in een profielschets. De raad van toezicht kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen voor de betreffende zetel in het bestuur. Voor de werving en selectie van de leden het bestuur maakt de raad van toezicht gebruik van de “Wervings- en selectieprocedure bestuursleden”, zoals opgenomen in het Handboek Governance van de stichting. Een lid van het bestuur kan te allen tijde worden geschorst door de raad van toezicht. De schorsing van een lid van het bestuur vervalt, indien de raad van toezicht niet binnen drie maanden na de datum van ingang van de schorsing besluit tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan voor ten hoogste drie maanden worden gehandhaafd, ingaande op de datum waarop het besluit tot handhaving van de schorsing werd genomen. Het betrokken lid wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de raad van toezicht waarin schorsing of verlenging daarvan aan de orde is te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman. De raad van toezicht is te allen tijde bevoegd een lid van het bestuur te ontslaan. Het betrokken lid van het bestuur wordt in de gelegenheid gesteld zich ten overstaan van de raad van toezicht te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman. Een lid van het bestuur defungeert: a) door zijn overlijden; b) door de beëindiging van zijn dienstverband met de stichting; c) door zijn onder curatele stelling; d) doordat hij het vrij beheer over zijn vermogen verliest; e) door zijn ontslag verleend door de rechtbank; f) door zijn ontslag verleend door de raad van toezicht. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. Bij ontstentenis of belet van alle leden van het bestuur of van het enige (overgebleven) lid van het bestuur wordt het bestuur waargenomen door één persoon die daartoe door de raad van toezicht is of wordt aangewezen. Gaat de raad van toezicht niet tot een zodanige aanwijzing over dan wordt het bestuur waargenomen door de persoon die daartoe door de president van de arrondissementsrechtbank op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen. In het bestuursreglement wordt geregeld hoe wordt voorzien in de waarneming bij ontstentenis of belet van één van beide bestuursleden.
Bestuur; taak en bevoegdheden Artikel 10 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt het bestuur zich naar het belang van de stichting, het belang van de scholen die door de stichting in stand worden gehouden en het belang van de regionale samenleving.
1 juni 2010
Pagina 11 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. Het bestuur heeft al die taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens de wet of deze statuten aan anderen zijn toegekend. Het bestuur legt verantwoording af aan de raad van toezicht terzake van de uitoefening van zijn bestuurlijke taken en bevoegdheden. 3. Het bestuur formuleert de voor beide scholen geldende algemene beleidskaders, voor zover deze noodzakelijk zijn om te voorkomen dat beleidskeuzes van de ene school negatieve gevolgen kunnen hebben voor de andere school dan wel voor de stichting als geheel. Op de volgende terreinen formuleert het bestuur in ieder geval stichtingsbreed geldende kaders: a. Financieel beleid en beheer, b. Personeels en formatiebeleid, c. Beleid met betrekking tot het opleidingsaanbod, d. Het participeren in samenwerkingsverbanden en het aangaan van duurzame samenwerking met derden, e. Het aanbestedings en inkoopbeleid, f. Het huisvestingsbeleid, g. Het beleid met betrekking tot de planning, control en de interne verantwoording, waaronder de te gebruiken rapportageformats richting raad van toezicht. 4. Het bestuur delegeert de invulling van het schoolbeleid binnen de in het derde lid genoemde kaders voor elke school afzonderlijk aan het bestuurslid dat leiding geeft aan de desbetreffende school. Het bestuurslid dat is belast met gedelegeerde bestuursbevoegdheden als bedoeld in de vorige volzin legt terzake van de uitoefening van zijn gedelegeerde bevoegdheden rechtstreeks verantwoording af aan de raad van toezicht en niet aan het bestuur. De voorwaarden waaronder de in dit lid bedoelde delegatie van bestuursbevoegdheden plaats vindt worden in het bestuursreglement nader uitgewerkt. 5. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder met name ook begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Deze besluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de raad van toezicht. Het ontbreken van bedoelde goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid aan. 6. Voorts heeft het bestuur, dan wel het bestuurslid dat overeenkomstig het vierde lid beschikt over gedelegeerde bestuursbevoegdheden, de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht nodig voor het nemen van besluiten met betrekking tot: a. het aangaan van financiële verplichtingen en samenwerkingsovereenkomsten welke niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang meer bedraagt dan een door de raad van toezicht vastgesteld en aan het bestuur meegedeeld bedrag; b. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdbestek;
1 juni 2010
Pagina 12 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
c. ingrijpende wijziging van de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers in dienst van de stichting; d. een aanvraag tot faillissement of van surséance van betaling; e. (het doen van een voorstel tot) opheffing of afsplitsing van (een deel van) een van de door de stichting in stand gehouden scholen; f.
het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting of een van de scholen van de stichting;
g. het vaststellen, wijzigen of intrekken van het managementstatuut van één van de scholen; h. het vaststellen, wijzigen of intrekken van het bestuursreglement; i.
het vaststellen, wijzigen of intrekken van het Handboek Governance van de stichting.
7. Tegen de achtergrond van de in het bestuur benodigde deskundigheid draagt ieder lid van het bestuur zorg voor voortdurende persoonlijke ontwikkeling. Het functioneren van het bestuur wordt periodiek door de raad van toezicht beoordeeld. Bestuur; werkwijze Artikel 11 1. Het bestuur besluit op basis van consensus. Indien consensus over een voorliggend voorstel ontbreekt, leggen beide bestuursleden gezamenlijk het voorstel waarover verschil van mening bestaat voor aan de raad van toezicht. De raad van toezicht hoort de beide bestuursleden en doet vervolgens een richtinggevende uitspraak over het betreffende voorstel. Het bestuur besluit vervolgens binnen de kaders van de richtinggevende uitspraak van de raad van toezicht. 2. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits geen van beide bestuursleden zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. 3. Elk lid van het bestuur is gelijkelijk bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen. 4. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In spoedeisende gevallen kan de termijn van oproeping worden beperkt tot ten minste vierentwintig uur. Indien werd gehandeld in strijd met het hiervoor in dit lid bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits beide leden vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten. 5. Het bestuur kan slechts rechtsgeldige besluiten nemen als beide bestuursleden aanwezig zijn, tenzij sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9, negende lid. 6. De bestuursvergaderingen worden geleid door de voorzitter. 7. Van de besluitvorming van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering.
1 juni 2010
Pagina 13 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
8. De bestuursvergaderingen zijn openbaar, tenzij het bestuur besluit met gesloten deuren te vergaderen in verband met: a. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, b. het voorkomen van schade aan de economische, financiële of strategische belangen van de stichting of c. ter voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken derden. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het bestuur anders beslist.
Vertegenwoordiging Artikel 12 1. Het bestuur alsmede ieder lid van het bestuur afzonderlijk vertegenwoordigt de stichting, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit en met uitzondering van de situaties genoemd in het tweede en derde lid. 2. De voorzitter van de raad van toezicht vertegenwoordigt de stichting in gevallen waarin naar het oordeel van de raad van toezicht sprake is van een verstrengeling van belangen tussen het bestuur of een lid van het bestuur en de stichting, zoals nader uitgewerkt in het in het Handboek Governance opgenomen reglement van de raad van toezicht. 3. Het bestuur kan besluiten tot de verlening van volmacht aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen. Raad van toezicht Artikel 13 1. Het toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting is opgedragen aan een raad van toezicht. Het toezicht van de raad van toezicht omvat tevens de naleving door het bestuur van wettelijke verplichtingen, van de toepasselijke sectorcode voor goed bestuur en eventuele afwijkingen daarvan. De raad van toezicht ziet ook toe op de rechtmatige verwerving en doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de scholen op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs. De raad van toezicht bestaat uit een door de raad van toezicht te bepalen aantal leden van ten minste vijf en ten hoogste zeven natuurlijke personen. 2. De vereiste deskundigheden en achtergrond van de voorzitter en leden van de raad van toezicht worden in algemene zin vastgesteld door de raad van toezicht in een openbare profielschets, die is opgenomen in het Handboek Governance. De raad van toezicht kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen van de voorzitter of het lid van de raad van toezicht. Om benoembaar te zijn tot lid van de raad van toezicht dient een kandidaat de grondslag
1 juni 2010
Pagina 14 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
3. 4. 5. 6. 7.
8. 9.
10.
11. 12.
van de stichting en de door de stichting beheerde scholen, zoals deze is omschreven in de artikelen 3 en 4 van deze statuten te respecteren. De in artikel 2, derde lid genoemde organisaties dragen elk één lid voor benoeming in de raad van toezicht voor. De voordracht heeft een bindend karakter1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad draagt één lid voor benoeming in de raad van toezicht voor. De voordracht heeft een bindend karakter. De raad van toezicht benoemt de conform het derde en vierde lid voorgedragen kandidaten als lid van de raad van toezicht. Indien de raad van toezicht zes of zeven leden telt benoemt de raad van toezicht naast de leden genoemd in de leden 3 en 4 van dit artikel één respectievelijk twee leden van de raad van toezicht. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftreden geschiedt volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een volgens rooster aftredend lid van de raad van toezicht is onmiddellijk herbenoembaar. Herbenoeming is slechts eenmaal mogelijk. De in een tussentijdse vacature benoemde neemt op het rooster de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd. De raad van toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan. De vergoeding van de inzet door de leden van de raad van toezicht geschiedt op basis van een door de raad van toezicht vastgesteld en in het Handboek Governance opgenomen reglement. Jaarlijks wordt door het bestuur uitdrukkelijk in de jaarrekening verantwoord welke bedragen op grond van deze regeling zijn uitgegeven. Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens en voorts aan ieder lid van de raad alle inlichtingen betreffende de aangelegenheden van de stichting die deze mocht verlangen. De raad van toezicht is bevoegd inzage te nemen en te doen nemen van alle boeken, bescheiden, overige gegevensdragers en correspondentie van de stichting; het door de raad van toezicht aangewezen lid van de raad heeft te allen tijde toegang tot alle bij de stichting in gebruik zijnde ruimten en terreinen. De raad van toezicht kan zich voor rekening van de stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan door één of meer deskundigen. een lid van de raad van toezicht defungeert: a.
door zijn overlijden;
b.
door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
c.
door het verstrijken van de termijn vermeld in het rooster van aftreden;
1
Ingeval de instantie die een statutair bindend voordrachtsrecht heeft daarvan zelf gebruik wenst te maken en daartoe een bindende voordracht doet van een kandidaat, heeft de raad van toezicht de verplichting deze bindend voorgedragen kandidaat te benoemen, tenzij de raad van toezicht zwaarwegende bezwaren heeft tegen de voorgedragen kandidaat. In het laatste geval kan de raad van toezicht gemotiveerd weigeren de voorgedragen kandidaat te benoemen onder mededeling aan de voordragende instantie. De voordragende instantie doet in dat geval een nieuwe voordracht van een kandidaat. De raad van toezicht heeft niet het recht om een eigen kandidaat te benoemen in een vacature waarvoor een bindend voordrachtrecht geldt.
1 juni 2010
Pagina 15 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
d. door zijn onder curatele stelling; e. doordat hij het vrij beheer over zijn vermogen verliest; f.
door zijn ontslag wegens disfunctioneren, hem verleend door de raad van toezicht bij besluit genomen met algemene stemmen van in functie zijnde leden van de raad van toezicht met uitzondering van het betrokken lid van de raad van toezicht.
13. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallige raad van toezicht houdt zijn bevoegdheden. Bij ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht of van het enige (overgebleven) lid worden de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht waargenomen door de perso(o)n(en) die daartoe door de president van de arrondissementsrechtbank waar de stichting statutair is gevestigd op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen. 14. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting, het belang van de scholen die door de stichting in stand worden gehouden en het belang van de samenleving. 15. De leden van de raad van toezicht stemmen zonder last of ruggespraak.
Raad van toezicht; werkwijze Artikel 14 1. In de vergaderingen van de raad van toezicht heeft ieder lid één stem. Alle besluiten worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen. 2. De raad van toezicht kan ook op andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle leden in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Een besluit is alsdan genomen, indien de volstrekte meerderheid van het aantal leden zich vóór het voorstel heeft verklaard. Van elk buiten vergadering genomen besluit wordt mededeling gedaan in de eerstvolgende vergadering, welke mededeling in de notulen van die vergadering wordt vermeld. 3. Elk lid van de raad van toezicht is gelijkelijk bevoegd een vergadering van de raad van toezicht bijeen te roepen. 4. De bijeenroeping van de vergaderingen van de raad van toezicht geschiedt schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de termijn van oproeping worden beperkt tot ten minste vierentwintig uur. Indien werd gehandeld in strijd met het hiervoor in dit lid bepaalde, kan de raad van toezicht niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter vergadering afwezige leden vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten. 5. Een lid van de raad van toezicht kan zich door een ander lid van de raad van toezicht ter vergadering schriftelijk doen vertegenwoordigen. Eén lid van de raad van toezicht kan slechts één medelid ter vergadering vertegenwoordigen.
1 juni 2010
Pagina 16 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6. De voorzitter leidt de vergaderingen van de raad van toezicht; bij zijn afwezigheid wordt het voorzitterschap waargenomen door de vice-voorzitter. Is zowel de voorzitter als de vice-voorzitter afwezig, dan voorziet de vergadering zelf in haar leiding. 7. De voorzitter bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergaderingen worden gehouden, met dien verstande, dat indien één of meer leden zulks verlangen, stemmingen over personen schriftelijk geschieden. 8. Het door de voorzitter ter vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van de stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. 9. Van het verhandelde in de vergaderingen van de raad van toezicht worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering. 10. De vergaderingen van de raad van toezicht zijn niet openbaar, tenzij de raad van toezicht anders besluit.
Boekjaar, jaarstukken Artikel 15 1. Het boekjaar van de stichting is het kalenderjaar. 2. Het bestuur maakt jaarlijks een begroting op, voorzien van een meerjarenraming en een investeringsbegroting. 3. De begroting behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht. Na goedkeuring door de raad van toezicht wordt de begroting vastgesteld door het bestuur. 4. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van de stichting maakt het bestuur een jaarrekening en een jaarverslag op over dat boekjaar, waarin in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs zoals verzorgd op RSG Tromp Meesters te Steenwijk en RSG Tromp Meesteres praktijkschool te Steenwijk. In het jaarverslag is het bestuursverslag en het verslag van de raad van toezicht opgenomen. 5. De jaarrekening en het jaarverslag behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht. Na de goedkeuring door de raad van toezicht gaat het bestuur over tot de vaststelling van de jaarrekening. De in artikel 2, derde lid genoemde organisaties ontvangen ter informatie een exemplaar van de goedgekeurde jaarrekening met het jaarverslag en worden in de gelegenheid gesteld ten minste één maal per jaar met het bestuur overleg te voeren over de algemene gang van zaken betreffende scholen en de stichting. Het overleg met de gemeenten Steenwijkerland en Weststellingwerf geschiedt overeenkomstig het gestelde in artikel 53c van de Wet op het voortgezet onderwijs. Het bestuur rapporteert over de uitkomsten van de in dit artikellid bedoelde overleg aan de raad van toezicht. 6. De jaarrekening wordt ten blijke van de vaststelling ondertekend door ieder lid van het bestuur. Indien de ondertekening van één of van beide bestuursleden ontbreekt, wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
1 juni 2010
Pagina 17 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
7. De raad van toezicht draagt het bestuur op de jaarrekening te doen onderzoeken door een door de raad van toezicht aangewezen accountant. Statutenwijziging Artikel 16 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Het besluit tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht. Het besluit tot statutenwijziging is voorts onderworpen aan de goedkeuring van de in artikel 2, derde lid genoemde organisaties. De goedkeuring kan door de in de vorige volzin genoemde organisaties slechts worden onthouden, indien de invloed van de besturen met betrekking tot onderscheidenlijk de openbare en bijzondere scholen onvoldoende is gewaarborgd. 2. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. 3. Het bestuur is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en een volledige doorlopende tekst van de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister. 4. Een besluit tot opheffing, overdracht en omzetting van de samenwerkingsschool kan slechts worden genomen na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht, waarbij de leden van de raad van toezicht die zijn voorgedragen door de gemeente Weststellingwerf en de stichting Studiecentrum Steenwijkerwold-Weststellingwerf aanwezig zijn en instemmen met het besluit. 5. Een besluit tot omzetting van een school kan slechts worden genomen na voorafgaande goedkeuring door de raad van toezicht, waarbij de raad van toezicht besluit met unanimiteit. Ontbinding en vereffening Artikel 17 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding is onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht. Het besluit tot ontbinding is voorts onderworpen aan de goedkeuring van de organisaties genoemd in artikel 2, derde lid. Het bepaalde in artikel 16 lid 2 is van overeenkomstige toepassing op een besluit van het bestuur tot ontbinding van de stichting. 2. Een besluit tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen na goedkeuring door de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen. 3. Tenzij de raad van toezicht anders besluit, is het bestuur met de vereffening belast. 4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding inschrijving geschiedt in het ten kantore van het door de Kamer van Koophandel gehouden handelsregister. 5. Het liquidatiesaldo vervalt in vier gelijke delen aan de in artikel 2, derde lid genoemde rechtspersonen of hun rechtsopvolgers. Ingeval de in artikel 2, derde lid genoemde stichtingen geen rechtsopvolger kennen vervalt het saldo in twee gelijke delen aan de gemeente Steenwijkerland en de gemeente Weststellingwerf of hun rechtsopvolgers, die het desbetreffende geld aanwenden voor onderwijsdoeleinden.
1 juni 2010
Pagina 18 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden "in liquidatie". 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en overige gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de door de wet bepaalde termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon. Deze persoon is gehouden zijn aanwijzing ter inschrijving op te geven in het Handelsregister. Ernstige taakverwaarlozing openbare school Artikel 18 In geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet, voor zover het openbaar onderwijs betreft, neemt de gemeenteraad van de gemeente waarin de openbare school is gelegen, de maatregelen die hij nodig acht om de continuïteit van het onderwijsproces te waarborgen voor zover het de taak van het openbaar onderwijs betreft. Slotbepaling 1. Tot leden van het bestuur worden benoemd: a. De heer B.G.J. Lubberdink, b. De heer J.J.L. Timmermans. 2. Tot leden van de raad van toezicht worden op voordracht van de in artikel 2, derde lid genoemde organisaties benoemd: a. G. Aukema (op bindende voordracht van de organisatie genoemd in artikel 2, derde lid onder a) b. R. Westerbeek (op bindende voordracht van de organisatie genoemd in artikel 2, derde lid onder b) c. H. Gielen (op bindende voordracht van de organisatie genoemd in artikel 2, derde lid onder c) d. H. Jaspers (op bindende voordracht van de organisatie genoemd in artikel 2, derde lid onder d)
1 juni 2010
Pagina 19 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Raad van Toezicht
1 juni 2010
Pagina 20 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 5: Toezichtsfilosofie
De raad van toezicht houdt integraal toezicht op het functioneren van het bestuur en op de rectoren in hun rol van gedelegeerd bestuurder voor hun eigen school. Het toezicht is integraal, dus omvat alle aspecten van het functioneren in hun onderlinge samenhang. De raad van toezicht houdt niet alleen toezicht op de feitelijke gang van zaken, zoals die zich heeft voorgedaan, maar ook op de strategie en het beleid voor de toekomst. De raad van toezicht heeft hiervoor een aantal goedkeurende bevoegdheden. De raad van toezicht heeft in dit verband ook een klankbordfunctie. De raad van toezicht reflecteert op de keuzevraagstukken waarmee het bestuur wordt geconfronteerd. De focus van de raad van toezicht ligt in dit kader zowel op het handhaven van minimale niveaus, als op het zo volledig mogelijk realiseren van de potentie van de organisatie. Het uitgangspunt van de raad van toezicht is dat het handelen van de raad een toegevoegde waarde heeft voor SVO-Wolvega/Steenwijk. Deze toegevoegde waarde zit in de inbreng van inzichten en expertise van buiten de organisatie en een opbouwende/kritische houding onafhankelijk van specifieke belangen die in de organisatie spelen. De raad van toezicht is betrokken en kritisch volgend. In de manier van werken uit zich dat door het stellen van vragen aan het bestuur en de gedelegeerde bestuursleden over de verschillende facetten van de strategie en bovenschoolse kaderstelling en de uitvoering daarvan op stichtingsniveau en schoolniveau. Doel van deze vragen is om helder te krijgen of het bestuur alle relevante aspecten en belangen op een evenwichtige manier heeft meegewogen en of de risico’s van het beleid in kaart zijn gebracht en goed gemanaged worden en of de bereikte resultaten van voldoende niveau zijn. Om op deze manier te kunnen werken moet er een vertrouwensrelatie tussen de raad van toezicht en het bestuur aanwezig zijn. Dat vereist een open houding en een goede informatievoorziening vanuit het principe van “no surprise”. Het vertrouwen dat het bestuur bij de raad van toezicht heeft, moet het bestuur wel blijven waarmaken. Het gaat om “verdiend vertrouwen”. De raad van toezicht maakt jaarlijks afspraken met het bestuur over doelstellingen en beoogde resultaten voor het komende jaar. De raad van toezicht volgt de realisatie van deze afspraken in de loop van het jaar en maakt na afloop van het jaar de balans op. De voorzitter van de raad van toezicht heeft een bijzondere rol als de regisseur en bewaker van het toezichthoudende proces van de raad en als eerste aanspreekpunt en vertrouwenspersoon van het bestuur. De raad van toezicht heeft de verantwoordelijkheid zijn eigen functioneren en dat van de afzonderlijke leden regelmatig kritisch tegen het licht te houden. Heeft de raad nog steeds de beoogde toegevoegde waarde? Om zichzelf aan het oordeel van een ander te spiegelen, kan de raad van toezicht het eigen functioneren periodiek door een externe laten onderzoeken en beoordelen. De raad legt over de evaluatie van het eigen functioneren verantwoording af in het jaarverslag. Ook de relatie tussen de raad van toezicht en het bestuur wordt in dit kader periodiek geëvalueerd.
1 juni 2010
Pagina 21 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
In het onderwijs zijn meerdere toezichthouders actief. Er is een onderwijsinspectie die toeziet op de kwaliteit van het onderwijs. De invalshoek van de onderwijsinspectie is om te waarborgen dat alle scholen minimaal een bepaald kwaliteitsniveau halen. Het toezicht concentreert zich op de zwakke scholen. De onderwijsinspectie richt zich op het openbaar en het bijzonder onderwijs, zonder onderscheid. Voor het openbaar onderwijs is er een grondwettelijke verantwoordelijkheid bij het gemeentebestuur gelegd. De gemeente Steenwijkerland, die het openbaar onderwijs in een samenwerkingsstichting heeft ondergebracht heeft een wettelijk geregelde toezichthoudende verantwoordelijkheid (conform artikel 53c WVO). De toezichthoudende verantwoordelijkheid van de gemeente heeft als doel om de continuïteit van SVO-Wolvega/Steenwijk te waarborgen. Dat is van belang in verband met grondwettelijke verplichting van de gemeente om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs. Bij handelen in strijd met de wet en bij ernstige taakverwaarlozing kan en moet de gemeente ingrijpen. Een ander aspect van toezicht is het toezien op het openbare karakter van de school. Het schoolbestuur moet in het jaarverslag expliciet aandacht besteden aan de wijze waarop invulling is gegeven aan het openbare karakter van de school. Het toezicht van de onderwijsinspectie en het toezicht van de gemeente hebben gemeen dat er pas wordt ingegrepen als de school in de gevarenzone komt of dreigt te komen. Het toezicht is bovendien repressief.
1 juni 2010
Pagina 22 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 6: Reglement raad van toezicht
1.
Reikwijdte van het reglement
Dit reglement geeft, in aanvulling op de statutaire bepalingen, regels met betrekking tot aangelegenheden van de raad van toezicht. Deze regels dienen door de raad van toezicht, dan wel door ieder lid van de raad van toezicht afzonderlijk, te worden nageleefd. Het toezicht van de raad van toezicht op het functioneren van het bestuur betreft zowel het functioneren als bestuur van en binnen de stichting, als het qualitate qua functioneren als (mede) bestuurder van een andere rechtspersoon waarin SVO-Wolvega/Steenwijk participeert, tenzij die andere rechtspersoon een eigen toezichtsstructuur kent die naar de mening van de raad van toezicht gelijkwaardig is aan die van SVO-Wolvega/Steenwijk.
2.
Hoofdtaken van de raad van toezicht
De raad van toezicht is toezichthouder van de stichting als bedoeld in de stichtingstatuten en heeft als zodanig een vijftal hoofdtaken: 1) De eerste hoofdtaak is om integraal toezicht te houden op het beleid van het bestuur op
2) 3) 4) 5)
3.
bovenschools niveau, op het gedelegeerde beleid van de bestuursleden/rectoren op de eigen school en op de algemene gang van zaken in de stichting en de door de stichting in stand gehouden onderwijsorganisatie. De tweede hoofdtaak van de raad van toezicht is het adviseren en ondersteunen van het bestuur. Als zodanig heeft de raad van toezicht een klankbordfunctie ten opzichte van het bestuur. De derde hoofdtaak van de raad van toezicht is het uitoefenen van de werkgeversrol ten opzichte van het bestuur. De vierde hoofdtaak is verantwoording afleggen over het gevoerde toezicht door middel van het jaarverslag. Tot slot heeft de raad van toezicht in die gevallen dat binnen het bestuur een patstelling ontstaat het recht om het bestuur een bindende richtinggevende aanwijzing te geven.
Uitoefening integraal toezicht
De raad van toezicht houdt integraal intern toezicht, dat wil zeggen op alle aspecten van de stichting en de onderwijsorganisatie en daarbij alle relevante belangen in overweging nemend. De raad richt zich daarbij naar het belang van de stichting, het belang van de onderwijsorganisatie die door de stichting in stand wordt gehouden en het belang van de samenleving. De raad toetst de afwegingen die het bestuur heeft gemaakt en of deze daarbij alle relevante belangen heeft meegenomen. De raad van toezicht houdt toezicht op de uitvoering van het Handboek Governance. 1 juni 2010
Pagina 23 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bij de uitoefening van het integraal toezicht maakt de raad van toezicht gebruik van het toezichtkader dat onderdeel uitmaakt van dit Handboek Governance. Het intern toezicht van de raad van toezicht omvat in ieder geval: a. Het goedkeuren van de begroting en het jaarverslag en het strategisch meerjarenplan van de stichting; b. Het toezien op de naleving van de wettelijke verplichtingen en de code voor goed bestuur; c. Het toezien op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige besteding van de middelen. 4.
Uitoefening van de Klankbordfunctie
Bij de uitoefening van de klankbordfunctie ten opzichte van het bestuur is de raad van de toezicht er alert op dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid bij het bestuur blijft liggen en dat de onderlinge rolverdeling zuiver blijft. In de regel ligt het initiatief voor het klankborden bij het bestuur. De raad van toezicht biedt dan een reflectiemogelijkheid zonder daarin direct sturend te zijn. Waar mogelijk wordt over scenario’s en opties gesproken en vermijdt de raad van toezicht een sturend advies te geven. Het is de taak van de voorzitter van de raad van toezicht om de zuivere rolverdeling te bewaken. De uitoefening van de klankbordfunctie mag er niet toe leiden dat de raad zich belemmerd voelt om goed toezicht te houden. 5.
Uitoefening werkgeversrol ten opzichte van het bestuur
De raad van toezicht fungeert als werkgever van het bestuur. Dat betekent het volgende: a) Ingeval de functie van een bestuurslid vacant is, wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de vacature. De raad van toezicht neemt daartoe het initiatief en volgt daarbij de selectieprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 18 van het Handboek Governance. b) De raad van toezicht kan een bestuurslid te allen tijde schorsen. In het schorsingsbesluit geeft de raad van toezicht de gronden voor de schorsing aan en stelt de raad van toezicht het bestuurslid in de gelegenheid om zich binnen drie weken te verantwoorden in een vergadering van de raad van toezicht. Het bestuurslid kan zich daarbij laten bijstaan door een raadsman. De raad van toezicht neemt binnen vier weken na het schorsingsbesluit een beslissing om de schorsing op te heffen of te handhaven. Aan de opheffing van de schorsing kan de raad van toezicht voorwaarden verbinden. Een besluit tot handhaving van de schorsing vervalt na drie maanden, tenzij de raad van toezicht besluit om de schorsing te verlengen. In het laatste geval wordt het bestuurslid, desgewenst bijgestaan door een raadsman, wederom in de gelegenheid gesteld om zich bij de raad van toezicht te verantwoorden. e c) De raad van toezicht kan te allen tijde een bestuurslid ontslaan als bedoeld in artikel 9, 7 lid van de statuten. In het ontslagbesluit motiveert de raad van toezicht het ontslag van het bestuurslid. Het bestuurslid wordt in de gelegenheid gesteld zich ten overstaan van de raad van toezicht te verantwoorden. Alvorens de raad van toezicht tot het ontslag van een bestuurslid besluit vindt overleg plaats met het bestuur. d) Bij ontstentenis of belet van het bestuur wijst de raad van toezicht een waarnemer aan. De raad van toezicht kan nadere voorwaarden aan de waarneming van de taken van het bestuur verbinden.
1 juni 2010
Pagina 24 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
e) De raad van toezicht stelt de bezoldiging en kostenvergoedingen van het bestuur vast. De raad van
toezicht hanteert hierbij de cao/vo. f) De raad van toezicht maakt jaarlijks afspraken met het bestuur over de door het bestuur te realiseren doelstellingen. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. g) De raad van toezicht bespreekt minimaal een maal per jaar – buiten aanwezigheid van de functionarissen – het functioneren van het bestuur en de individuele bestuursleden. Bij het beoordelen van het functioneren van het bestuur maakt de raad van toezicht gebruik van het beoordelingskader voor het bestuur dat onderdeel uitmaakt van dit Handboek Governance. De voorzitter en de vice-voorzitter van de raad van toezicht bespreken deze beoordeling van de raad van toezicht met de leden van het bestuur. De conclusies van deze bespreking worden schriftelijk vastgelegd.
6.
Verantwoording uitgeoefend toezicht
a) De raad van toezicht legt jaarlijks verantwoording af over de wijze waarop toezicht is uitgeoefend. b) De verantwoording vindt plaats door middel van een verslag dat is opgenomen in het jaarverslag van
de Stichting.
7.
Specificatie goedkeuringsrechten artikel 10, 6e lid van de Statuten
a) Het belang bedoeld in artikel 10, 6e lid onder a van de statuten, bedraagt € 20.000 indien hiertegenover geen aanvullende vergoeding vanuit het rijk of een andere subsidiërende instantie staat, dan wel € 50.000 indien deze uitgave volledig is gedekt door een aanvullende vergoeding vanuit het rijk of een andere subsidiërende instantie. b) Het aanmerkelijk aantal werknemers als bedoeld in artikel 10, 6e lid onder b van de statuten bedraagt 3% van de personeelsformatie. c) Het aanmerkelijk aantal medewerkers als bedoeld in artikel 10, 6e lid onder c van de statuten bedraagt 3% van de personeelsformatie.
8.
Omvang raad van toezicht
Overeenkomstig de statuten bestaat de raad van toezicht uit 5, 6 of 7 natuurlijke personen.
9.
Profielschets voorzitter en leden
a) De raad van toezicht stelt een profielschets op, waarin de noodzakelijke competenties van de raad
van toezicht als geheel en van de afzonderlijke leden en de voorzitter zijn beschreven. Deze profielschets wordt opgenomen in het Handboek Governance. b) Ingeval van een vacature bepaalt de raad van toezicht - mede gelet op de samenstelling van de raad en de daarin aanwezige en ontbrekende competenties - het specifieke profiel voor de beoogde kandidaat. 1 juni 2010
Pagina 25 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
10.
Werving, selectie en benoeming van nieuwe leden raad van toezicht a) Ingeval er een vacature ontstaat binnen de raad van toezicht, wordt zo spoedig mogelijk voorzien in deze vacature. De raad van toezicht neemt daartoe het initiatief en volgt daarbij de selectieprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 8 van het Handboek Governance. b) Ingeval de instantie die een statutair bindend voordrachtsrecht heeft daarvan zelf gebruik wenst te maken en daartoe een bindende voordracht doet van een kandidaat, heeft de raad van toezicht de verplichting deze bindend voorgedragen kandidaat te benoemen, tenzij de raad van toezicht zwaarwegende bezwaren heeft tegen de voorgedragen kandidaat. In het laatste geval kan de raad van toezicht gemotiveerd weigeren de voorgedragen kandidaat te benoemen onder mededeling aan de voordragende instantie. De voordragende instantie doet in dat geval een nieuwe voordracht van een kandidaat. De raad van toezicht heeft niet het recht om een eigen kandidaat te benoemen in een vacature waarvoor een bindend voordrachtrecht geldt.
11. a) b) c) d) e)
12.
Aftreden en herbenoeming raad van toezicht De leden van de raad van toezicht worden voor een periode van vier jaren benoemd. De raad van toezicht stelt een rooster van aftreden vast. Een volgens rooster aftredend lid is onmiddellijk herbenoembaar. Herbenoeming is slechts eenmaal mogelijk. Een lid van de raad van toezicht kan tussentijds aftreden. De in een tussentijdse vacature benoemde kandidaat neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij is benoemd.
De voorzitter en vice-voorzitter van de raad van toezicht
1. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter. Bij deze
2. 3.
4. 5.
benoeming neemt de raad de profielschets van de voorzitter in acht. Bij afwezigheid van de voorzitter neemt de vice-voorzitter alle taken en bevoegdheden van de voorzitter waar. Bij afwezigheid van de voorzitter en de vice-voorzitter wijst de raad van toezicht een van de leden als voorzitter van de vergadering aan. De voorzitter van de raad van toezicht is verantwoordelijk voor het creëren van de benodigde voorwaarden voor het adequaat functioneren van de raad van toezicht en is daarvoor het primaire aanspreekpunt. De voorzitter let meer in het bijzonder op een zuivere rolverdeling van de raad van toezicht en het bestuur. De voorzitter is in beginsel permanent aanspreekbaar voor de overige leden van de raad van toezicht en het bestuur. De voorzitter onderhoudt nauw en frequent contact met het bestuur. De voorzitter treedt namens de raad naar buiten op. Hij streeft naar optimale participatie van de overige leden van de raad van toezicht en coördineert alle activiteiten van de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 26 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6. De voorzitter van de raad van toezicht is belast met de leiding van de vergadering van de raad van
toezicht. Daarnaast heeft de voorzitter de taak om de informatievoorziening tussen het bestuur en de raad van toezicht af te stemmen en te coördineren. 7. Alle stukken die uitgaan namens de raad van toezicht worden ondertekend door de voorzitter.
13.
Het secretariaat van de raad van toezicht
Het secretariaat van de raad van toezicht wordt verzorgd door een in overleg tussen de voorzitter van de raad van toezicht en het bestuur aan te wijzen secretaris. Het secretariaat draagt zorg voor de vergaderstukken, de notulen, de correspondentie en het archief van de raad van toezicht.
14.
Vergoedingsregeling raad van toezicht
De leden van de raad van toezicht hebben recht op een vergoeding conform de in het Handboek Governance opgenomen “Vergoedingsregeling raad van toezicht”. In het jaarverslag wordt vermeld welk bedrag aan de voorzitter en leden van de raad van toezicht gezamenlijk als vergoeding is uitgekeerd.
15.
De vergaderingen van de raad van toezicht
De vergaderingen van de Raad van Toezicht worden bijgewoond door het bestuur, tenzij de raad van toezicht het nodig oordeelt dat de vergadering plaatsvindt buiten de aanwezigheid van het bestuur. In voorkomend geval wordt dit voorafgaand aan de vergadering aan het bestuur, zo mogelijk schriftelijk, medegedeeld.
16.
Informatievoorziening aan de raad van toezicht
De raad van toezicht heeft het recht te kunnen beschikken over alle informatie aangaande de stichting en de onderwijsorganisatie. De raad formuleert over welke informatie hij wil beschikken om adequaat toezicht te kunnen uitoefenen. Daarbij geeft de raad van toezicht de aard van de informatie aan, de vorm waarin de informatie door het bestuur wordt beschikbaar gesteld en het tijdstip waarop de raad over deze informatie wil beschikken. Indien buiten de periodieke verstrekking van informatie aan de raad van toezicht - zoals is afgesproken zich ontwikkelingen voordoen die substantiële invloed hebben op het realiseren van de doelstellingen van de stichting of de onderwijsorganisatie, het voortbestaan van de onderwijsorganisatie of de exploitatie van de onderwijsorganisatie, wordt de raad van toezicht hiervan onverwijld door het bestuur op de hoogte gebracht. In het algemeen geldt het beginsel van "no surprise" in de relatie tussen bestuurder en raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 27 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
17. Vermijden van (elke schijn van) belangenverstrengeling De voorzitter en leden van de raad dragen er zorg voor dat elke vorm en schijn van belangenverstrengeling die de uitoefening van hun taak kan beïnvloeden wordt vermeden. Dit houdt het volgend in: a) De voorzitter en leden van de raad van toezicht mogen om de kwaliteit van het toezicht binnen de stichting te waarborgen geen (neven)functies vervullen of aanvaarden die onverenigbaar zijn met hun functie bij de stichting. Personen die op één of andere manier een belang hebben dat strijdig is of zou kunnen zijn met het belang van de stichting kunnen geen voorzitter of lid zijn van de raad van toezicht. b) De voorzitter en leden van de raad van toezicht verstrekken jaarlijks een overzicht van hun (neven)functies. Daarin staat aangegeven of het bezoldigde of onbezoldigde functies betreft, en of de stichting een bestuurlijke dan wel andere band heeft met de organisatie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. c) Een lid van de raad van toezicht meldt een (proportioneel) tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de raad van toezicht en verschaft alle relevante Informatie omtrent de belangentegenstelling. d) De raad van toezicht beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang en hoe daarmee wordt omgegaan. e) De voorzitter of een lid van de raad van toezicht ten aanzien van wie een tegenstrijdig belang bestaat neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over het onderwerp waarbij hij een tegenstrijdig belang heeft. f) Indien sprake is van tegenstrijdig belang tussen de stichting en het bestuur, wordt de stichting conform artikel 12, 2e lid van de statuten vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van toezicht, of een andere door de raad van toezicht aan te wijzen persoon. g) Besluiten van het bestuur waarbij tegenstrijdige belangen van het bestuur spelen en die van materiële betekenis zijn voor de stichting en/of het bestuur behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht. Vervolgens kan de raad van toezicht bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak te maken krijgen met tegenstrijdige belangen. In situaties, waarbinnen de raad van toezicht verschillende belangen moet dienen, is het van belang dat de onafhankelijke positie van de toezichthouder niet in het geding komt. Zodoende gelden de volgende bepalingen: a) De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk van de (deel)belangen binnen SVOWolvega/Steenwijk en kunnen derhalve onbevangen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het bestuur opereren. b) De leden van de raad van toezicht nemen zonder last of ruggespraak deel aan de raad van toezicht. c) De leden van de raad van toezicht vertegenwoordigen geen bepaalde achterban(nen).
18. Jaarlijkse bespreking met de MR
1 juni 2010
Pagina 28 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Eenmaal per jaar woont (een deel van) de raad van toezicht (een deel van) de GMR vergadering bij voor een informatieve bespreking over de algemeen gang van zaken binnen SVO-Wolvega/Steenwijk. Deze bespreking met de GMR heeft een informatief karakter. De raad van toezicht treedt op deze bespreking niet in de bevoegdheden van het bestuur als statutair bevoegd gezag van SVO-Wolvega/Steenwijk op grond van de Wet medezeggenschap scholen.
19.
De externe accountant
De raad van toezicht benoemt op voorstel van het bestuur de externe accountant. Bij de bespreking van de jaarrekening door de raad van toezicht met het bestuur is de accountant die de jaarrekening heeft onderzocht aanwezig om een toelichting op de bevindingen van de accountantscontrole te verstrekken.
20. Introductieprogramma nieuwe leden raad van toezicht Nieuwe leden van de raad van toezicht ontvangen een introductieprogramma, zodat zij snel als volwaardig lid van de raad van toezicht kunnen functioneren. Dit introductieprogramma is opgenomen in het Handboek Governance.
21. Procedure zelfevaluatie raad van toezicht a) De raad van toezicht bespreekt eenmaal per jaar het functioneren van de raad als geheel en het functioneren van de individuele leden afzonderlijk. b) In het jaarverslag doet de raad van toezicht beknopt verslag van deze interne evaluatie van het eigen functioneren. c) De procedure zelfevaluatie raad van toezicht maakt deel uit van het handboek Governance. 22.
Slotbepaling
a) Het reglement en elke wijziging daarin worden vastgesteld door de raad van toezicht. b) Het reglement maakt deel uit van het Handboek Governance van SVO-Wolvega/Steenwijk.
1 juni 2010
Pagina 29 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 7: Profielschets voorzitter en leden van de raad van toezicht 1.
Inleiding
Bij de invoering van het raad van toezichtmodel wordt een scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende bevoegdheden binnen SVO-Wolvega/Steenwijk. De bestuurlijke bevoegdheden worden gelegd bij het bestuur, de toezichthoudende bevoegdheden bij de raad van toezicht. Voor de invulling van de posities van voorzitter en leden van de raad van toezicht wordt een profielschets gebruikt. In dit document is deze profielschets uitgewerkt, uitgaande van de taken van de raad van toezicht en de besturings- en toezichtsfilosofie die bij een raad van toezichtmodel behoren. Voor dit document is gebruik gemaakt van de "Toolkit Toezicht" van de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders (NVTZ) en het Nationaal Register van commissarissen en toezichthouders. 2.
Taken van de raad van toezicht
De raad van toezicht heeft de volgende taken: Het uitoefenen van toezicht waarbij de raad zijn toezicht zodanig inricht dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid daarin tot uiting komt. Onderwerpen van toezicht zijn: o Ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van strategie o De resultaten die de organisatie realiseert o Het functioneren en handelen van het bestuur o De effecten van belangrijke externe ontwikkelingen o Het relatiepatroon met de leerlingen, ouders, leidinggevenden en personeel en de externe belanghebbenden, zoals de gemeenten en het toeleverend en afnemend onderwijsveld en bedrijven. o Het geven van invulling aan de identiteit van de scholen van SVO-Wolvega/Steenwijk o De statutair voorgeschreven taken inzake toezicht houden Het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur en optreden als klankbord. Het nemen van statutair voorgeschreven beslissingen. Het functioneren als werkgever voor het bestuur. Het geven van richtinggevende aanwijzingen bij patstelling in het bestuur.
3.
De besturings- en toezichtsfilosofie
Het bestuur bestuurt de instelling; de raad van toezicht ziet erop toe dat het bestuur dit doet conform
de missie van de instelling. De raad van toezicht ziet toe op de doelrealisatie van de stichting en richt zich daarbij in de regel op de strategisch onderwerpen, de hoofdlijnen van beleid en de essentiële prestatie-indicatoren. 1 juni 2010
Pagina 30 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
De raad van toezicht kiest een pro-actieve instelling: bepaalt zijn eigen agenda en prioriteiten en
stemt die af met het bestuur. De raad van toezicht levert door zijn niveau, kennis, ervaring, contacten en optreden daadwerkelijk meerwaarde ten opzichte van het bestuur.
4.
5.
Algemene eisen aan de raad van toezicht als geheel
Maatschappelijk heterogene samenstelling. Herkenbaarheid en geloofwaardigheid in de ogen van de belangrijkste stakeholders. Binding met de regio. Leden zijn complementair qua kennis, ervaring en netwerken. Het team is evenwichtig samengesteld in termen van teamrollen; dit aspect wordt jaarlijks door de raad geëvalueerd.
Profiel van een lid van de raad van toezicht
Binding met de missie, ambitie en strategie van de organisatie Onafhankelijk (zonder zakelijk belang, vrij van last en ruggespraak en als persoon). Brede maatschappelijke belangstelling. Inzicht in maatschappelijke en politieke verhoudingen. Aantoonbare bestuurlijke kwaliteiten in complexere organisaties. Onderschrijft de grondslag van de stichting Rolbewustheid Beschikken over een breed netwerk. Goed in staat hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Standvastig, maar bereid tot concessies en consensus. Beschikkend over (helikopter) kwaliteiten voor een toezichthouder van een complexere organisatie. Bereid en in staat vrijwel alle vergaderingen bij te wonen en zich daar terdege op voor te bereiden. Kennis van en ervaring met één of meer voor de onderwijsorganisatie relevante aandachtsgebieden c.q. perspectieven, zoals: o Ondernemerschap o Toeleverend en/of afnemend onderwijsveld o Openbaar (lokaal) bestuur o Leerlingen en ouders o Sociaal perspectief (medewerkers, arbeidsmarkt, opleiding) o Financiën o Organisatie- en managementontwikkeling o Juridische zaken De raad van toezicht als geheel zou al deze aandachtsgebieden c.q. perspectieven zoveel mogelijk moeten afdekken.
1 juni 2010
Pagina 31 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6.
Profiel van de voorzitter en vice-voorzitter van de raad van toezicht
Voor de voorzitter gelden in aanvulling op het profiel van een lid van de raad van toezicht onder punt 5 de volgende specifieke eisen:
Voldoende mate van beschikbaarheid (circa het dubbele van een gewoon lid) Bewustzijn van de specifieke rol als regisseur van het toezichtproces, als eerstverantwoordelijke voor
de evenwichtige samenstelling van de raad van toezicht en voor het functioneren van de raad en zijn leden en als bewaker van de collegialiteit Goede vergadertechnische voorzitter Natuurlijk gezag Bekwaam in het hanteren van de verschillende rollen van de raad van toezicht Integrerende kwaliteiten Kwaliteiten op het gebied van conflicthantering Diplomatieke en onderhandelingskwaliteiten In staat zich te verplaatsen in de belevingswereld van het bestuur in crisissituaties in relatie tot de positie van andere betrokkenen Persoonlijke "fit" met het bestuur (wederzijds vertrouwen en respect, geen rivaliteit)
1 juni 2010
Pagina 32 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 8: Selectie en benoemingsprocedure raad van toezicht De raad van toezicht functioneert als een toezichthoudend team. Dat betekent dat de raad van toezicht zoveel mogelijk als een eenheid opereert, waarbinnen alle benodigde deskundigheden en achtergronden zijn vertegenwoordigd. Een goed samengestelde en op elkaar ingespeelde raad van toezicht is een belangrijke voorwaarde voor de interne checks and balances in de top van de organisatie. Dit hoofdstuk bevat de wijze van selectie van leden van de raad van toezicht, waarbij de nadruk ligt op het vormen en handhaven van een goed toezichts-team met een breed draagvlak binnen de organisatie. Zonder tekort te doen aan de formele voordrachtsrechten van de diverse betrokken partijen wordt de volgende selectieprocedure voorgesteld, waarin alle relevante instanties betrokken zijn. 1. De raad van toezicht beraadt zich ingeval van een (te verwachten) vacature over de samenstelling van de raad en over de aanwezigheid van de noodzakelijke expertise en deskundigheden, mede gelet op de ontwikkelingen die relevant zijn voor SVO-Wolvega/Steenwijk. De raad van toezicht formuleert naar aanleiding van dit beraad een nadere specificatie van het profiel voor de vacature als bedoeld in artikel 13, 2e lid van de statuten. 2. Indien van toepassing voert de voorzitter van de raad van toezicht overleg met de instantie die gerechtigd is conform artikel 13, derde en vierde lid van de statuten een bindende voordracht te doen voor benoeming van een kandidaat in de (te) ontstane vacature. Het overleg betreft zowel het onder 1 bedoelde profiel voor de kandidaat als de voor selectie te volgen procedure. 3. Indien de voordragende instantie kiest voor een selectiecommissie wordt de navolgende procedure gevolgd. Deze procedure wordt ook gevolgd in die gevallen dat de raad van toezicht zelf op grond van artikel 13, 6e lid de leden benoemt. Indien de voordragende instantie niet kiest voor een selectiecommissie draagt het zelf een kandidaat voor en zijn de volgende stappen niet van toepassing. 4. De raad van toezicht stelt een selectiecommissie inbestaande uit 2 leden van de RvT en een lid van het constituerend orgaan dat een bestuurslid moet voordragen. 5. De selectiecommissie past het geformuleerde profiel toe bij de selectie van kandidaten. 6. De selectiecommissie wijst de voorzitter van de selectiecommissie aan. Het secretariaat van de raad van toezicht staat de commissie bij de uitvoering van de werkzaamheden bij. 7. Desgewenst kan de selectiecommissie een extern adviseur aan de selectiecommissie toevoegen. 8. Ter zake van elke vacature wordt in ieder geval een oproep gedaan in een plaatselijk of regionaal dagblad. 9. De selectiecommissie bepaalt de eigen werkwijze en waarborgt de vertrouwelijkheid van de kandidaten en van de door de kandidaten verstrekte gegevens. 10. De selectiecommissie besluit bij consensus over de voor te dragen kandidaat.
1 juni 2010
Pagina 33 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
11. Ontbreekt consensus in de selectiecommissie dan wordt geen gezamenlijke kandidaat voorgedragen, maar wordt het voordragende orgaan geïnformeerd. Het voordragende orgaan maakt vervolgens zelf een keuze en doet een bindende voordracht aan de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 34 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 9: Rooster van Aftreden De leden van de raad van toezicht treden af volgens het onderstaande rooster. naam G. Aukema R. Westerbeek H. Gielen H. Jaspers
Voordrager Art. 2, derde lid onder a Art. 2, derde lid onder b Art. 2, derde lid onder c Art. 2, derde lid onder d GMR Raad van toezicht Raad van Toezicht
e
Einde 1 termijn
e
Einde 2 termijn
Toelichting De leden van de raad van toezicht worden voor 4 jaren benoemd en kunnen één keer voor 4 jaren worden herbenoemd (artikel 13, 7e lid van de statuten). Om zowel vernieuwing als continuïteit in de raad van toezicht te realiseren wordt een rooster van aftreden gehanteerd, waarbij om de twee jaren twee of drie leden aftreden. Bij tussentijds aftreden ontstaat een vacature in de raad van toezicht. De in een tussentijdse vacature benoemde kandidaat neemt op het rooster van aftreden de plaats in van degene in wiens vacature hij is benoemd.
1 juni 2010
Pagina 35 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 10: Vergoedingsregeling raad van toezicht Artikel 13, 9e lid van de Statuten bepaalt dat de onkostenvergoeding en de eventuele bezoldiging van de leden van de raad van toezicht worden vastgelegd in een vergoedingsregeling. In de jaarrekening wordt uitdrukkelijk verantwoord welke bedragen op grond van deze regeling zijn uitgegeven. Zie ook artikel 12 van de Code goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs van de VO-Raad. Individuele vergoeding van de voorzitter en leden van de raad van toezicht De leden voorzitter en leden van de raad van toezicht hebben individueel recht op een vergoeding voor geïnvesteerde tijd en gemaakte onkosten. De in de onderhavige vergoedingsregeling opgenomen bedragen komen overeen met wat in de sector voortgezet onderwijs voor organisaties van de omvang van SVO-Wolvega/Steenwijk gebruikelijk is. De vergoeding bestaat uit een vaste vergoeding per persoon per jaar en een vergoeding van de onkosten. Het vergoedingsbedrag van de voorzitter van de raad van toezicht is vanwege de aanmerkelijk hogere tijdsinvestering om die reden op een hoger bedrag vastgesteld dan dat van de leden. De vergoedingsbedragen per persoon per kalenderjaar bedragen vooralsnog: Voor de leden van de raad van toezicht : € 1500 Voor de voorzitter van de raad van toezicht : € 3000 Zodra de Vereniging van toezichthouders in onderwijsinstellingen (VTOI) een landelijke regeling voor de vergoedingsbedragen voor leden van raden van toezicht in het voortgezet onderwijs vaststelt wordt bij deze landelijke regeling aangesloten en worden de vergoedingsbedragen daarop aangepast. Bij aantreden of aftreden in de loop van een kalenderjaar wordt de vergoeding naar rato berekend. De collectieve kosten van de raad van toezicht De kosten die de raad van toezicht maakt om als collectief te kunnen functioneren maken geen onderdeel uit van de persoonlijke vergoeding van de leden van de raad van toezicht. Daarbij gaat het om: De kosten van werving en selectie van nieuwe leden; De kosten van een collectieve aansprakelijkheidsverzekering voor de leden van de raad van toezicht; De vergaderkosten van de raad van toezicht (vergaderruimte, secretariaat, e.d.); De kosten van eventueel extern advies of juridische ondersteuning van de raad van toezicht; De kosten van een gezamenlijke studiereis of bezoek van een congres voor leden van raden van toezicht in het onderwijs; Andere bijzondere kosten die de raad van toezicht maakt om op een kwalitatief goede wijze de toezichthoudende taak te kunnen vervullen. Verantwoording in de jaarrekening
1 juni 2010
Pagina 36 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
In de jaarrekening van SVO-Wolvega/Steenwijk wordt jaarlijks vermeld welk totaalbedrag is uitgegeven voor de individuele vergoeding van de voorzitter en leden van de raad van toezicht en welk totaalbedrag is uitgegeven voor de collectieve kosten van de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 37 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 11: Introductieprogramma nieuwe leden raad van toezicht
Nieuwe leden van de raad van toezicht volgen een introductieprogramma. Dit programma bestaat uit de volgende onderdelen: Kennismakingsactiviteiten: Een gesprek met de voorzitter van de raad van toezicht, ter introductie in de werkwijze van de raad van toezicht en de thema’s die vanuit het perspectief van de raad van toezicht spelen, Een gesprek met het bestuur, om wegwijs te raken in de organisatie en zicht te krijgen op de interne verhoudingen en ter bespreking van de kernthema’s vanuit het perspectief van het bestuur, Rondleiding op de scholen. Kennisname van documentatie: De statuten en het Handboek Governance van SVO-Wolvega/Steenwijk, De meest recente begroting en jaarrekening en het (sociaal) jaarverslag, De meest recente inspectierapporten over de scholen van SVO-Wolvega/Steenwijk, Het strategisch beleidsplan. In overleg met de voorzitter van de raad van toezicht kan het nieuwe lid van de raad van toezicht deelnemen aan specifieke oriëntatie en scholingsactiviteiten om wegwijs te raken in de sector voortgezet onderwijs en/of in de rol en werkwijze van een raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 38 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 12: Procedure zelfevaluatie raad van toezicht
In artikel 23 van het reglement van de raad van toezicht is bepaald dat de raad van toezicht eenmaal per jaar het functioneren van de raad als geheel en het functioneren van de individuele leden bespreekt. In het jaarverslag doet de raad van toezicht beknopt verslag van deze interne evaluatie van het eigen functioneren. Dit is een uitwerking van artikel 10 van de Code goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs van de VO-raad. Procedure zelfevaluatie Voor de jaarlijkse zelfevaluatie volgt de raad van toezicht de volgende procedure: In de jaaragenda van de raad van toezicht wordt een vergadering gepland, waarop de bespreking van het eigen functioneren zal plaatsvinden. Deze bespreking vindt plaats buiten aanwezigheid van het bestuur. In de vergadering van de raad van toezicht voorafgaand aan de evaluatiebijeenkomst wordt besproken op welke wijze de zelfevaluatie wordt voorbereid. In ieder geval wordt het bestuur gevraagd om voorafgaand aan de evaluatiebespreking zijn mening over het functioneren van de raad van toezicht ter geven en eventuele verbeterpunten aan te dragen. De raad van toezicht kan ter objectivering van de zelfevaluatie gebruik maken van externe begeleiding. Naar aanleiding van de zelfevaluatie formuleert de raad van toezicht in voorkomende gevallen verbeterpunten, of spreekt een verbetertraject af. De conclusies van de zelfevaluatie worden besproken met het bestuur. In het jaarverslag wordt op beknopte wijze melding gemaakt van de zelfevaluatie en de belangrijkste conclusies. De volgende onderwerpen komen in ieder geval aan de orde tijdens de evaluatiebespreking:
het functioneren van de raad van toezicht als geheel en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden; het functioneren van de individuele leden van de raad van toezicht en de conclusies die hieraan moeten worden verbonden; het gewenste profiel van de raad van toezicht, waaronder de samenstelling en de competenties binnen de raad van toezicht; de betrokkenheid van leden van de raad van toezicht bij het toezicht, waaronder de frequentie van afwezigheid en aanwezigheid bij vergaderingen van de raad van toezicht; de relatie van de raad van toezicht tot het bestuur.
1 juni 2010
Pagina 39 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 13: Toezichtskader raad van toezicht De raad van toezicht houdt integraal toezicht, dat wil zeggen op alle aspecten van de stichting en de onderwijsorganisatie en daarbij alle relevante belangen in overweging nemend. De raad richt zich daarbij naar het belang van de stichting, het belang van de onderwijsorganisatie die door de stichting in stand wordt gehouden en het belang van de samenleving. De raad toetst de afwegingen die het bestuur heeft gemaakt en of deze daarbij alle relevante belangen heeft meegenomen. De raad van toezicht houdt toezicht op de uitvoering van het Handboek Governance. De raad van toezicht maakt bij de uitoefening van het integraal toezicht gebruik van een toezichtskader. Het toezichtskader bestaat uit een lijst van aandachtsgebieden met de punten waarop de raad van toezicht het beleid en de besluiten van het bestuur toetst. De toetsingspunten zijn in de vorm van vragen voor de raad van toezicht geformuleerd. Grondslag en doel Wordt inhoud gegeven aan het doel en de grondslag van SVO-Wolvega/Steenwijk en waaruit blijkt dat? Strategie Is er een helder en goed gefundeerd strategisch kader voor de komende jaren? Is de strategie aangepast aan actuele ontwikkelingen? Is het beleid en zijn de voorstellen van het bestuur gericht op het realiseren van de ontwikkelde strategie? Dialoog met de interne stakeholders Is het beleid tot stand gekomen in dialoog met de interne stakeholders, te weten: leerlingen ouders, leidinggevenden en personeel en met hun formele vertegenwoordigers in de medezeggenschapsraad? Draagt het beleid bij aan een open klimaat dat deze interne dialoog bevordert? Dialoog met de samenleving Is bekend welke vragen naar specifieke onderwijsvoorzieningen leven in het voedingsgebied van SVO-Wolvega/Steenwijk en wordt daar goed op ingespeeld? Draagt het beleid bij aan het draagvlak van de scholen van SVO-Wolvega/Steenwijk binnen de lokale samenleving? Lever en de scholen van SVO-Wolvega/Steenwijk een duidelijk zichtbare bijdrage aan de lokale samenleving? Zijn er structurele en goede contacten met alle relevante partners rond de stichting en de scholen? Wordt draagvlak gezocht in de directe omgeving van de scholen met het oog op eventuele overlast die door de scholen of de leerlingen in de buurt wordt veroorzaakt?
1 juni 2010
Pagina 40 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Uitvoering Zijn de kaders van het bovenschoolse beleid helder geformuleerd en past dit beleid binnen de statutaire kaders van artikel 10, derde lid van de statuten? Is helder geformuleerd welke ruimte de individuele bestuursleden/rectoren binnen de kaders hebben om op de eigen school beleid te voeren? Is voorzien in evaluatie van beleid en wordt dit ook uitgevoerd? Risicomanagement Zijn de risico’s van het beleid van SVO-Wolvega/Steenwijk in kaart gebracht en geklassificeerd? Zijn er maatregelen genomen om de risico’s van het beleid te minimaliseren? Financiële positie Worden de financiële middelen van SVO-Wolvega/Steenwijk zo ingezet dat deze optimaal bijdragen aan de realisatie van de strategische doelstelling van de organisatie? Zijn de financiële gevolgen van beleidsvoorstellen gedekt binnen de (meerjaren)begroting? Draagt het beleid bij aan een financieel gezonde huishouding van de organisatie? Personeel Hebben beleidsvoorstellen voldoende steun van de medewerkers die ze moeten uitvoeren? Zijn de medewerkers voldoende toegerust om het beleid uit te voeren? Realisatie (jaar)afspraken Passen de voorstellen van het bestuur binnen de (jaar)afspraken gemaakt tussen de raad van toezicht en het bestuur? Gerelateerde rechtspersonen
Is inzichtelijk hoe het voorstel zich verhoudt met de taken en verantwoordelijkheden die zijn ondergebracht in andere rechtspersonen waarin SVO-Wolvega/Steenwijk participeert?
1 juni 2010
Pagina 41 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 14. Raamwerk jaarplanning Raad van Toezicht vergadermoment Februari April
onderwerpen
Thema Werkbezoek op een school
Juni
Bespreking en vaststelling jaarrekening en jaarverslag Afspraken over zelfevaluatie (t.b.v. septembervergadering) Afspraken over beoordeling bestuur (t.b.v. septembervergadering) Zelfevaluatie RvT Beoordeling bestuur (herijking) strategisch beleidsplan Jaarafspraken RvT met het bestuur voor het volgende jaar Bespreking en goedkeuring begroting volgend jaar (mede als uitwerking van het strategisch beleidsplan)
September November December
Toelichting 1. In de junivergadering moet in ieder geval de jaarrekening en het jaarverslag worden vastgesteld in verband met indiening bij OC&W. De accountant verstrekt een toelichting op zijn bevindingen. 2. In de septembervergadering vindt de zelfevaluatie plaats van de RvT en de beoordeling van het bestuur. Het lijkt logisch om deze evaluaties tijdens dezelfde vergadering te plannen. Jaarrekening en jaarverslag zijn immers in de voorgaande vergadering vastgesteld en daarmee is het voorafgaande kalenderjaar afgerond. (procedurele) voorbespreking van de evaluatie en beoordeling vinden in de juni-vergadering plaats. 3.
Voorafgaand aan de decembervergadering, waarin de begroting ter goedkeuring wordt voorgelegd, wordt het strategisch beleid (waar de begroting idealiter een uitwerking van is) besproken in de novembervergadering. Daarmee is de kader van de begroting geschetst. In dezelfde novembervergadering kunnen tevens de afspraken met het bestuur worden gemaakt over zijn doelstellingen voor het komende jaar.
4. In ndecember moet de begroting voor het volgend jaar worden goedgekeurd. 5. Voor de februari en de aprilvergadering zijn geen voorgeschreven onderwerpen geprogrammeerd. Deze vergaderingen kunnen worden benut voor bespreking van een thema en een werkbezoek op een school. Als er geen dringende zaken aan de orde zijn kan eventueel een vergadering uitvallen of als reservevergadering worden ingepland. 6. Gebruikelijk is dat als vast onderdeel van de vergaderingen de RvT door het bestuur wordt bijgepraat over de relevante ontwikkelingen en in dat kader de klankbordfunctie kan uitoefenen. Afhankelijk van de afspraken zal er ook periodiek (bijv. per kwartaal) een rapportage van de voortgang van de 1 juni 2010
Pagina 42 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
zaken en de uitvoering van de begroting plaatsvinden. De RvT kan dan een vinger aan de pols houden. 7. Daarnaast kunnen andere zaken geagendeerd worden, zoals de goedkeuring van bestuursbesluiten en (her)benoeming van leden van de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 43 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bestuur
1 juni 2010
Pagina 44 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 15: Bestuursreglement 1.
Reikwijdte van het reglement
Dit reglement geeft, in aanvulling op de statutaire bepalingen, regels met betrekking tot het bestuur van de stichting en van de individuele bestuursleden in de rol van gedelegeerd bestuurder van een van de scholen van de stichting. Deze regels dienen door het bestuur en door elk van de bestuursleden afzonderlijk, te worden nageleefd. Het bestuursreglement heeft ook betrekking op het bestuurlijk functioneren van bestuursleden in andere rechtspersonen waarin SVO-Wolvega/Steenwijk deelneemt. 2.
Taken van het bestuur
Het bestuur is bevoegd gezag van de stichting als bedoeld in de stichtingstatuten en heeft als zodanig de volgende taken: 1) Het besturen van de stichting overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen en
overeenkomstig de code voor goed onderwijsbestuur voor de VO-sector; 2) Het bepalen van de strategie van de stichting en het als uitvloeisel daarvan stellen van beleidskaders op stichtingsniveau op in ieder geval de volgende terreinen: o Financieel beleid en beheer, o Personeels en formatiebeleid, o Beleid met betrekking tot het opleidingsaanbod, o Het participeren in samenwerkingsverbanden en het aangaan van duurzame samenwerking met derden, o Het aanbestedings en inkoopbeleid, o Het huisvestingsbeleid, o Het beleid met betrekking tot de planning, control en de interne verantwoording, waaronder de te gebruiken rapportageformats richting raad van toezicht. 3) Het afleggen van verantwoording aan de raad van toezicht. 3.
Verhouding stichting - scholen
De beide scholen in Steenwijk en Wolvega vormen de basiseenheden van de stichting. De scholen opereren binnen de kaders die de stichting stelt zoveel mogelijk autonoom. De voor de scholen verplicht geldende kaders op stichtingsniveau worden gelegitimeerd door: 1) Het voldoen aan wettelijke eisen; 2) Het voorkomen van negatieve effecten van het handelen van een van de beide scholen voor de stichting als geheel, dan wel voor de andere school; 3) Het op een adequate wijze houden van toezicht door de raad van toezicht. De scholen van de stichting kunnen er daarnaast voor kiezen om gezamenlijk zaken op te pakken, omdat dat voor beide scholen voordeel oplevert. 1 juni 2010
Pagina 45 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
4.
Samenstelling van het bestuur
Het bestuur bestaat uit twee leden. Elk bestuurslid is qualitate qua tevens rector van een van beide scholen van de stichting. Dat betekent dat de leden van het bestuur voortdurend het stichtingsbelang en de schoolbelangen in evenwicht moeten houden. 5.
Consensus binnen het bestuur is uitgangspunt
Het bestuur opereert op basis van consensus. Is er een patstelling binnen het bestuur dan dient het bestuur het probleem voor te leggen aan de raad van toezicht, die na het horen van beide bestuursleden een richtinggevende uitspraak doet. Het bestuur besluit vervolgens binnen de kaders van deze richtinggevende uitspraak. Omdat het niet de bedoeling is dat de raad van toezicht via deze procedure in de rol van bestuur wordt geplaatst zal deze procedure alleen in incidentele en bijzondere gevallen kunnen worden toegepast. 6.
Portefeuillehouderschap
1. Het bestuur maakt een voorstel voor de onderlinge verdeling van de portefeuilles binnen het bestuur. De raad van toezicht dient deze portefeuilleverdeling goed te keuren. De portefeuilleverdeling wordt als bijlage bij het bestuursreglement gevoegd. 2. De portefeuillehouder is voor de raad van toezicht het eerste aanspreekpunt binnen het bestuur voor de bestuurlijke taakvelden die het desbetreffende bestuurslid beheert. 3. De portefeuillehouder is verantwoordelijk voor het nemen van initiatieven op het hem toegewezen beleidsterrein, waaronder het doen van voorstellen voor stichtingsbreed geldende beleidskaders op het desbetreffende beleidsterrein. Zowel het andere bestuurslid als de raad van toezicht kan de portefeuillehouder op deze verantwoordelijkheid aanspreken. 4. Jaarlijks evalueert het bestuur de portefeuilleverdeling en rapporteert de conclusies aan de raad van toezicht. 7.
Delegatie van bestuursbevoegdheden
1. Het bestuur delegeert door middel van dit bestuursreglement alle bestuurlijke bevoegdheden met betrekking tot elk van de scholen, voorzover deze bevoegdheden op grond van de statuten of de daarop gebaseerde reglementen niet aan het bestuur of aan de raad van toezicht zijn voorbehouden, aan het bestuurslid dat de taak van rector van de desbetreffende school vervult. Bij het uitoefenen van de gedelegeerde bestuursbevoegdheden past het desbetreffende bestuurslid de door het bestuur vastgestelde beleidskaders toe. 2. Over de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde gedelegeerde bestuursbevoegdbevoegdheden legt het bestuurslid rechtstreeks verantwoording af aan de raad van toezicht en niet aan het bestuur. 8. Vervanging van een bestuurslid bij ontstentenis of belet (art. 9, 9e lid statuten) 1. Bij kortdurende ontstentenis of belet van een bestuurslid is het andere bestuurslid bevoegd om alle bestuurlijke besluiten op stichtingsniveau te nemen die niet zonder negatieve gevolgen voor de stichting uitgesteld kunnen worden.
1 juni 2010
Pagina 46 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. Bij kortdurende ontstentenis of belet van een bestuurslid zijn één of meerdere daartoe door het bestuurslid aangewezen medewerkers op de school bevoegd om namens dat bestuurslid de aan dat bestuurslid gedelegeerde bevoegdheden, als bedoeld in punt 7 van dit reglement, uit te oefenen binnen dezelfde kaders als bedoeld in punt 7 van dit reglement. 3. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid dat langer dan twee maanden duurt of naar verwachting gaat duren, kan de raad van toezicht op een andere wijze voorzien in de waarneming van dat bestuurslid dan is geregeld in het eerste en tweede lid van dit artikel. 9. Profielschets bestuursleden 1. De raad van toezicht stelt een profielschets op, waarin de noodzakelijke competenties van het bestuur als geheel en van de afzonderlijke bestuursleden zijn beschreven. De raad van toezicht legt de profielschets voor advies aan de GMR voor. De vastgestelde profielschets wordt opgenomen in het Handboek Governance. 2. Ingeval van een vacature kan de raad van toezicht het profiel nader detailleren. 10. Werving en selectie nieuwe bestuursleden Ingeval er een vacature ontstaat binnen het bestuur, wordt zo spoedig mogelijk voorzien in deze vacature. De raad van toezicht neemt daartoe het initiatief en volgt daarbij de selectieprocedure zoals beschreven in hoofdstuk 18 van het Handboek Governance. 11. Overleg met de (G)MR 1. Het bestuur voert het overleg met de GMR over alle aangelegenheden die beide scholen aangaan. De
kaderstelling op stichtingsniveau is een aangelegenheid voor de GMR en niet voor de MR. 2. Elk bestuurslid voert het overleg met de medezeggenschapsraad van de eigen school over alle
aangelegenheden die de eigen school aangaan. 12.
Arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen
De arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen van de bestuursleden zijn geregeld in een reglement dat is opgenomen in het Handboek Governance. 13. Vermijden van (elke schijn van) belangenverstrengeling De bestuursleden dragen er zorg voor dat elke vorm en schijn van belangenverstrengeling die de uitoefening van hun taak kan beïnvloeden wordt vermeden. Dit houdt het volgend in: a) De bestuursleden mogen om de kwaliteit van het bestuur binnen de stichting te waarborgen geen (neven)functies vervullen of aanvaarden die onverenigbaar zijn met hun bestuursfunctie bij de stichting. b) Een bestuurslid meldt een tegenstrijdig belang aan de voorzitter van de raad van toezicht en verschaft alle relevante Informatie omtrent de belangentegenstelling.
1 juni 2010
Pagina 47 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
c) De raad van toezicht beslist of er sprake is van een tegenstrijdig belang en hoe daarmee wordt omgegaan. d) Indien sprake is van tegenstrijdig belang tussen de stichting en het bestuur, wordt de stichting conform artikel 12, 2e lid van de statuten vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van toezicht, of een andere door de raad van toezicht aan te wijzen persoon. e) Besluiten van het bestuur waarbij tegenstrijdige belangen van het bestuur spelen en die van materiële betekenis zijn voor de stichting en/of het bestuur behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht. 14.
Slotbepaling
1. Het reglement en elke wijziging daarin worden vastgesteld door het bestuur en dient te worden
goedgekeurd door de raad van toezicht. 2. Het reglement maakt deel uit van het Handboek Governance van SVO-Wolvega/Steenwijk.
1 juni 2010
Pagina 48 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bijlage bij het bestuursreglement: Portefeuilleverdeling bestuursleden (artikel 6) Per 1 oktober 2010 worden de portefeuilles als bedoeld in artikel 6 van het bestuursreglement als volgt over de beide bestuursleden verdeeld: De heer B. Lubberdink: Financieel beleid en beheer; Aanbestedings en inkoopbeleid; Huisvestingsbeleid;
Het beleid met betrekking tot de planning en control en de interne verantwoording, waaronder de te gebruiken rapportageformats richting raad van toezicht.
De heer J. Timmermans: Personeels en formatiebeleid (inclusief juridische toetsing aan wet en regelgeving); Beleid met betrekking tot het opleidingsaanbod; Beleid met betrekking tot het participeren in samenwerkingsverbanden en het aangaan van duurzame samenwerking met derden.
Conform artikel 6, vierde lid van het bestuursreglement, evalueert het bestuur na één jaar de portefeuilleverdeling en rapporteert hierover aan de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 49 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 16: Besluiten bestuur onderworpen aan goedkeuring RvT
Statutaire positie bestuurder Het bestuur heeft op grond van de statuten de positie van bevoegd gezag van SVOWolvega/Steenwijk. Voor een aantal besluiten heeft het bestuur de goedkeuring van de raad van toezicht nodig. De besluiten die aan goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen worden in het onderstaande schema opgesomd. Besluiten bestuur onderworpen aan de goedkeuring van RvT Begroting X Jaarrekening X Opheffing school X Afsplitsing van een deel van een school X Statutenwijziging X 1) Ontbinding stichting X 1) Afsluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding, bezwaring van registergoederen X 2) Portefeuilleverdeling binnen het bestuur X Borgstelling of zekerheidstelling voor een schuld van een ander X Financiële verplichtingen buiten de begroting boven een bepaald bedrag X Ontslag aanmerkelijk aantal medewerkers X Ingrijpende wijziging arbeidsomstandigheden aanmerkelijk aantal medewerkers X Aanvraag faillissement of surséance van betaling X Aangaan of verbreken duurzame samenwerking X Vaststellen, wijzigen of intrekken managementstatuut X Vaststellen, wijzigen of intrekken bestuursreglement X Vaststellen, wijzigen of intrekken Handboek Governance X 1) Voor statutenwijziging en ontbinding van de stichting is tevens de goedkeuring van de oprichters, genoemd in artikel 2, e 3 lid van de statuten noodzakelijk. 2) Voor het vervreemden, verhuren, of bezwaren met een zakelijk recht van schoolgebouwen en terreinen is in de regel toestemming van de gemeente nodig op grond van de artikelen 76q en 76s WVO.
1 juni 2010
Pagina 50 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 17: Profiel bestuurslid
1. Inleiding Bij de invoering van het raad van toezichtmodel wordt een scheiding aangebracht tussen de bestuurlijke en de toezichthoudende bevoegdheden binnen de onderwijsorganisatie. De bestuurlijke bevoegdheden worden gelegd bij het bestuur, de toezichthoudende bevoegdheden bij de raad van toezicht. Op grond van de statuten is voor zowel de leden en voorzitter van de raad van toezicht als voor het bestuurslid een profielschets uitgewerkt. De profielschets van het bestuurslid moet zowel aansluiten bij die van de raad van toezicht als passen bij het gehanteerde interne besturingsmodel, zoals neergelegd in het managementstatuut. Een verdere detaillering van het profiel kan aan de orde zijn als moet worden overgegaan tot het vervullen van een vacature voor bestuurslid. In deze nadere detaillering kunnen kwaliteiten en eigenschappen worden meegenomen die passen bij de ontwikkelingsfase waarin de organisatie op dat moment verkeert en bij specifieke uitdagingen, intern of extern, waarmee de organisatie wordt geconfronteerd. Het is de taak van de raad van toezicht om deze detaillering aan te brengen (artikel 9, lid 4 van de statuten).
2. Taken en verantwoordelijkheden van het bestuur(slid) a) Het overeenkomstig de statuten en het Handboek Governance organiseren van de interne bestuurlijke processen, zodat sprake is van goed onderwijsbestuur. b) Het structureren, ontwikkelen en besturen van de onderwijsorganisatie op een wijze dat de wettelijke en statutaire doelstellingen en de missie van de organisatie worden gerealiseerd. c) Het bepalen van de stichtingsbrede beleidskaders voor de beide scholen van de stichting; d) Het leiding geven aan één van de scholen; e) Het intern en extern representeren en positioneren van de stichting en de eigen school gericht op het creëren van draagvlak in de samenleving en bij belanghebbende groepen en instanties. f) Het afleggen van (verticale) verantwoording aan de raad van toezicht zoals beschreven in de statuten en het Handboek Governance, waaronder het vragen van goedkeuring op de daarvoor in aanmerking komende besluiten en documenten. g) Het o tot stand brengen van een dialoog met de samenleving en het afleggen van (horizontale) verantwoording aan interne en externe stakeholders.
3. De interne besturingsfilosofie De besturingsfilosofie is uitgewerkt in het managementstatuut. De bestuurlijke verantwoordelijkheden liggen bij het bestuur. Elk van de bestuursleden is binnen het bestuur eerstverantwoordelijk voor een aantal toebedeelde bestuurlijke portefeuilles. Naast de verantwoordelijkheden voor de structuur- en proceskant van de organisatie is het bestuur ook het orgaan dat de (strategische) beleidskaders bepaalt
1 juni 2010
Pagina 51 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
voor de beide scholen van de stichting. Het realiseren van de doelstellingen op de school is een verantwoordelijkheid van elk van de bestuursleden. De bestuursleden vervullen als bestuurslid, als portefeuillehouder en als bestuurder/rector meerdere rollen. Het hier geschetste interne besturingsmodel vereist zowel bestuurlijke, als thematische als onderwijsinhoudelijke deskundigheid van elk van de bestuursleden. 4. Profiel bestuurder Het bovenstaande leidt tot de volgende essentiële kwaliteiten van het bestuur: Strategisch vermogen, om de koers van de organisatie mede te kunnen uitzetten. Samenwerkingsvaardigheid, om samen met het collega-bestuurslid bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de gehele stichting te kunnen dragen en om bestuurlijke en schoolverantwoordelijkheden evenwichtig te kunnen behartigen Grondige kennis van de schoolpraktijk, om leiding te kunnen geven aan een van de scholen van de stichting Overtuigingskracht, om zowel de raad van toezicht, de leidinggevenden en medewerkers in de organisatie en externe partners aan de strategie te kunnen committeren. Rolbewustzijn, om in de verschillende situaties rolvast te kunnen opereren. Gevoel voor de publieke zaak, om een geloofwaardig gesprekspartner te kunnen zijn van de overheid. Bindend vermogen, om mensen en belangen aan de stichting en de school te committeren Doortastendheid, om als het nodig is knopen door te hakken. Overige leiderschapskwaliteiten die passen bij de context en de ontwikkelingsfase van SVOWolvega/Steenwijk.
1 juni 2010
Pagina 52 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 18: Selectieprocedure bestuurslid Ingeval er een vacature ontstaat van een bestuurslid wordt de volgende selectie- en benoemingsprocedure gehanteerd: a. De raad van toezicht beraadt zich over de noodzakelijke competenties en expertise van de nieuwe bestuurder, gelet op de ontwikkelfase van de stichting en de desbetreffende school en met het oog op de ontwikkelingen en uitdagingen voor de komende jaren. b. De raad van toezicht formuleert naar aanleiding van dit beraad een nadere specificatie van het profiel voor de vacature als bedoeld in artikel 9, vierde lid van de statuten. c. De raad van toezicht stelt een selectiecommissie in en bepaalt daarvan de samenstelling. In ieder geval nodigt de raad van toezicht zowel de oudergeleding als de personeelsgeleding van de MR van de desbetreffende school uit om elk een lid voor de selectiecommissie voor te dragen. d. De selectiecommissie past het door de raad van toezicht geformuleerde profiel toe bij de selectie van kandidaten. e. De raad van toezicht wijst de voorzitter of een lid van de raad van toezicht als voorzitter van de selectiecommissie aan. Het secretariaat van de raad van toezicht staat de commissie bij de uitvoering van de werkzaamheden bij. f. Desgewenst kan de raad van toezicht een extern adviseur aan de selectiecommissie toevoegen. g. De raad van toezicht bepaalt de werkwijze van de selectiecommissie en waarborgt de vertrouwelijkheid van de kandidaten en van de door de kandidaten verstrekte gegevens. h. De selectiecommissie besluit over de voordracht van een bestuurder aan de raad van toezicht. i. De raad van toezicht voert een gesprek met de voorgedragen kandidaat en toetst de door de selectiecommissie voorgedragen kandidaat aan het vastgestelde profiel. Bij een positieve beslissing vindt een arbeidsvoorwaardengesprek plaats met de kandidaat en volgt benoeming wanneer met de kandidaat overeenstemming wordt bereikt.
1 juni 2010
Pagina 53 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 19: Arbeidsvoorwaarden en onkostenvergoedingen bestuursleden 1. Arbeidsvoorwaarden De statuten van SVO-Wolvega/Steenwijk bepalen in artikel 6, 2e lid dat de raad van toezicht belast is met het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden van het bestuur en dat de raad van toezicht wettelijke kaders hanteert. De wet bepaalt dat de bestuursleden arbeidsvoorwaardelijk tot het personeel worden gerekend en dat derhalve de cao/vo van toepassing is. 2. Onkostenvergoedingen SVO-Wolvega/Steenwijk verstrekt het bestuur de faciliteiten die noodzakelijk zijn voor een goede functievervulling. Voor de omvang van deze faciliteiten wordt aangesloten bij de huidige praktijk. De onkosten die het bestuur maakt worden vergoed op basis van declaratie. De accountant beoordeelt als onderdeel van de jaarlijkse controle van de jaarrekening het declaratiegedrag van het bestuur en rapporteert hierover aan de voorzitter van de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 54 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 20: Beoordelingskader bestuursleden De raad van toezicht heeft de werkgeversrol met betrekking tot de bestuursleden. De raad van toezicht maakt periodiek met het bestuur afspraken over beleidsdoelstellingen en aandachtspunten voor de komende periode. De raad van toezicht bespreekt minimaal éénmaal per jaar het functioneren van het bestuur en de bestuursleden. Dit vindt plaats buiten aanwezigheid van de betrokkenen. Bij de beoordeling van het functioneren van het bestuur en de bestuursleden maakt de raad van toezicht gebruik van het onderstaande beoordelingskader. De voorzitter en de vice-voorzitter van de raad van toezicht bespreken deze beoordeling met het bestuur. De conclusies van deze bespreking worden schriftelijk vastgelegd. Het volgende beoordelingskader wordt door de raad van toezicht toegepast.
Strategievorming
Het bestuur beschikt over een consistente en duidelijke visie en weet deze ook goed te communiceren naar alle betrokkenen in en om de organisatie. Het bestuur heeft in voldoende mate draagvlak voor de strategie verworven. Het bestuur heeft de strategische visie in voldoende mate omgezet in beleidskaders voor de beide scholen. Het bestuur heeft de geformuleerde strategische doelen in voldoende mate gerealiseerd.
Leiding geven aan de stichting
Het bestuur heeft zorg gedragen voor een transparante organisatiestructuur waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van bestuur en medewerkers helder zijn beschreven. Het bestuur werkt op een effectieve manier samen om inhoud te geven aan de bestuurlijke verantwoordelijkheden op stichtingsniveau. De verschillende beleidsvelden worden door middel van de portefeuilleverdeling adequaat ingevuld. Er zijn geen gaten in de uitoefening van de bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het bestuur heeft zorg gedragen voor een goede planning en controlcyclus op stichtingsniveau met een aansluiting op het schoolniveau, waarmee strategie naar beleid en acties wordt vertaald en waarvan de voortgang periodiek kan worden gevolgd en de resultaten na afloop worden geëvalueerd. Doelstellingen en middelen zijn daarbij gekoppeld. De organisatie is in control.
Relatie met de raad van toezicht
Het bestuur onderhoudt een constructieve relatie met de raad van toezicht.
1 juni 2010
Pagina 55 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Het bestuur maakt effectief gebruik van de kennis en ervaring van de leden van de raad van toezicht. De raad van toezicht heeft hierdoor een duidelijke meerwaarde voor de organisatie.
De raad van toezicht wordt goed geïnformeerd over alle belangrijke zaken die spelen in en rond de organisatie,
Leiding geven aan de school Er wordt op een adequate wijze leiding gegeven aan de school, waarbij schoolbelang en stichtingsbelang in evenwicht zijn.
Het uitoefenen van de gedelegeerde bevoegdheden op schoolniveau sluit goed aan op de kaderstelling op stichtingsniveau.
Relatie met interne en externe stakeholders
Het bestuur weet de organisatie effectief te profileren bij leerlingen, ouders, personeel en externe belanghebbenden. De stichting en de scholen staan goed op de lokale en regionale kaart. Het bestuur onderhoudt een waardevol netwerk met relevante instanties en personen. In het belang van doorlopende leerlijnen voor leerlingen zijn goede afspraken gemaakt met andere onderwijsinstellingen.
Bedrijfsvoering
De bedrijfsvoering op stichtings- en schoolniveau voldoet aan professionele standaarden. De begroting wordt uitgevoerd. Afwijkingen van de begroting worden tijdig en met een onderbouwing aan de raad van toezicht gemeld. Over de voortgang tijdens het jaar wordt periodiek (kwartaal) gerapporteerd.
Realisatie doelstellingen
De doelstellingen zoals afgesproken tussen raad van toezicht en het bestuur c.q. de individuele bestuurder zijn in voldoende mate gerealiseerd.
Relatie met andere rechtspersonen
De raad van toezicht wordt adequaat geïnformeerd over de relatie van SVO-Wolvega/Steenwijk met andere rechtspersonen waarin SVO-Wolvega/Steenwijk participeert en er wordt op een transparante wijze verantwoording afgelegd over het bestuurlijk functioneren in deze gerelateerde rechtspersonen.
1 juni 2010
Pagina 56 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Organisatie
1 juni 2010
Pagina 57 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 21: Interne besturingsfilosofie Stichting SVO/WSW Onder het bestuur van SVO-Wolvega/Steenwijk valt het Linde College te Wolvega en RSG Tromp Meesters te Steenwijk. De besturingsfilosofie op stichtingsniveau is om de beide scholen maximale ruimte te geven om het onderwijs in hun regio zelfstandig vorm te geven. De stichting is in hoge mate de optelsom van beide scholen. Op stichtingsniveau worden kaders voor de beide scholen gesteld die noodzakelijk zijn om aan de bestuurlijke verantwoordelijkheden te kunnen voldoen en te voorkomen dat het probleem van de ene school het probleem van de andere school of van de stichting wordt. Elke rector/bestuurder heeft de verantwoordelijkheid om zelf vorm te geven aan het onderwijs in zijn regio en verzorgt zelf de relaties met de stakeholders in de maatschappelijke omgeving. Op stichtingsniveau worden de formele relaties met de overheid en met de oorspronkelijke oprichters van de stichting vorm gegeven.
1 juni 2010
Pagina 58 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 22: Organisatieschema Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk Raad van Toezicht
Bestuur lid/rector lid/rector
Rector RSG Tromp Meesters
Rector Linde College
Plv. rector
praktijkschool
8 afdelingen RSG Tromp Meesters
Onderbouw leerjaren 1/ 2
Bovenbouw Havo/vwo
Bovenbouw vmbo
SVO-Wolvega/Steenwijk bestuurt formeel drie scholen (Brinnummers). RSG Tromp Meesters (brinnummer 16GZ) vormt een organisatorische eenheid met RSG Tromp Meesters praktijkschool (brinnummer 29VY). In organisatorisch opzicht staat de praktijkschool gelijk met een afdeling van RSG Tromp Meesters. De andere school, het Linde College te Wolvega, bestaat uit drie units. Het Linde College heeft een rector (die tevens bestuurslid is) en drie unitleiders, die gezamenlijk het managementteam vormen. De units bestaan uit teams. RSG Tromp Meesters heeft een rector (die tevens bestuurslid is) en een plaatsvervangend rector die gezamenlijk leiding geven aan 9 afdelingen (inclusief de praktijkschool). De plaatsvervangend rector vervangt de rector bij afwezigheid en is belast met een aantal specifieke taken in de sfeer van de bedrijfsvoering.
1 juni 2010
Pagina 59 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 23a: Managementstatuut Linde College
Algemeen deel De Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld (SVO-Wolvega/Steenwijk) kent een tweehoofdig statutair bestuur dat het bevoegd gezag van het Linde College vormt. Eén van de leden van het bestuur vervult tevens de functie van rector van het Linde College en beschikt als zodanig over gedelegeerde bestuursbevoegdheden. Het andere bestuurslid is rector/gedelegeerd bestuurder van RSG Tromp Meesters (inclusief de praktijkschool). Het bestuur en de beide rectoren/ bestuurders leggen verantwoording af aan de raad van toezicht. De toezichthoudende bevoegdheden van de raad van toezicht zijn in de statuten en in het Handboek Governance van SVO-Wolvega/Steenwijk uitgewerkt. Schematisch ziet het plaatje er als volgt uit:
Het Linde College is een brede scholengemeenschap die in één schoolgebouw is gehuisvest. Het is een samenwerkingsschool, waar ook in fysieke zin ontmoetingsonderwijs wordt vormgegeven. De interactie tussen leerlingen en docenten wordt zoveel mogelijk binnen de gehele school gestimuleerd. De school probeert ook een bij die gezamenlijkheid passende cultuur vorm te geven. De school streeft naar een platte organisatie met zo min mogelijk managementniveaus en ziet dat ook als middel om een eilandencultuur te voorkomen. Vanwege de omvang van de organisatie is er wel sprake van een organisatorische indeling in drieën: een unit onderbouw (leerjaren 1 en 2), een unit bovenbouw vmbo (leerjaren 3 en 4) en een unit bovenbouw havo/vwo (leerjaren 3 tot en met 5/6). Aan het hoofd van een unit staat een unitleider. De rector/bestuurder en de unitleiders vormen gezamenlijk het managementteam, waarin zoveel mogelijk
1 juni 2010
Pagina 60 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
op basis van consensus besluiten worden genomen. De units zijn onderverdeeld in teams van medewerkers. De positie van de unitleiders in relatie tot de rector/bestuurder is in dit managementstatuut geregeld. Daarbij gaat het om de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, maar ook over de wijze waarop het overleg van de unitleiders en de rector/bestuurder is geregeld. In dit statuut wordt onderscheid gemaakt tussen de taken en bevoegdheden in organisatorische zin en de bevoegdheden in juridische zin. Bij taken en bevoegdheden in organisatorische zin gaat het om het leiding geven aan één van de units van het Linde College en het bijdragen aan het beleid van de gehele organisatie. Het gaat hier om het organisatorisch functioneren. Daarnaast kan de unitleider de formele bevoegdheid hebben om rechtshandelingen namens de rector/bestuurder te verrichten die bindend zijn voor SVO-Wolvega/Steenwijk. Het gaat dan om formele rechtshandelingen ten opzichte van leerlingen, personeelsleden en rechtshandelingen in het economisch verkeer. We duiden deze bevoegdheid om namens de rector/bestuurder rechtshandelingen te verrichten aan als mandaat. Deze formele mandaten van de unitleiders worden expliciet geregeld, zodat daarover geen twijfel kan bestaan in eventuele juridische procedures. Voor deze mandaten geldt de regel dat de functionaris slechts gemandateerd is, voor zover deze mandaten expliciet zijn toegekend. Voor de interne organisatorische bevoegdheden van de unitleider wordt als uitgangspunt het zogeheten “policy governance model” van John Carver gebruikt. In dit besturingsmodel heeft de unitleider een bepaalde opdracht, die verder wordt gespecificeerd in het jaarlijks af te spreken managementafspraken, en mag de unitleider voor de realisatie van deze opdracht alle hem ter beschikking staande middelen gebruiken, voor zover die niet zijn ingekaderd of begrensd. Het verschil tussen organisatorische bevoegdheden en juridische mandaten is als volgt te karakteriseren: De unitleider is organisatorisch bevoegd, tenzij dit is uitgesloten of begrensd De unitleider heeft een juridisch mandaat, mits dit expliciet is toegekend In dit statuut zijn de organisatorische bevoegdheden geregeld in deel A en de juridische mandaten in deel B. In deel C is de overlegstructuur beschreven.
1 juni 2010
Pagina 61 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel A. Interne organisatorische bevoegdheden Inleiding In dit deel worden de algemene uitgangspunten en de kaders/grenzen voor het gebruik van intern organisatorische bevoegdheden van de unitleiders beschreven. Dit deel geldt in principe voor alle unitleiders van het Linde College. Op individueel niveau vindt er nog op twee manieren een verbijzondering plaats: in de eerste plaats in de vorm van managementafspraken, waarin de afspraken tussen rector/bestuurder en de desbetreffende unitleider voor een bepaalde periode (jaar) worden beschreven en in de tweede plaats in de vorm van een functiebeschrijving. In de managementafspraken wordt de jaardoelstelling van de unitleider beschreven (“de opdracht”), de beschikbare middelen en de norm op basis waarvan het functioneren van de unitleider (“is de opdracht gerealiseerd”) wordt beoordeeld. De functiebeschrijving heeft primair een arbeidsvoorwaardelijk doel: het bepalen van de functieschaal voor de desbetreffende functie. Voor de functiebeschrijving en waardering is een bepaald format voorgeschreven (fuwa/vo- systeem). De inhoud van de functiebeschrijving dient uiteraard te corresponderen met het managementstatuut.
Uitgangspunten t.a.v. de organisatorische bevoegdheden van de unitleiders Het uitgangspunt is dat de unitleider bevoegd is om binnen zijn unit alles te doen of te laten doen wat nodig is om zijn opdracht, zoals beschreven in de managementafspraken, te realiseren. Aan dit uitgangspunt zijn beperkingen gesteld. Deze beperkingen zijn hieronder aangegeven. De beperkingen zijn negatief geformuleerd. Binnen de geformuleerde grenzen krijgt de unitleider een opdracht mee die positief is geformuleerd en die is vastgelegd in de managementafspraken tussen unitleider en rector/bestuurder. De hieronder geformuleerde begrenzingen gelden voor alle unitleiders. Algemene beperkingen a. Het is de unitleider niet toegestaan om binnen de unit waarvoor deze verantwoordelijk is, handelingen te (laten) verrichten of praktijken of omstandigheden te tolereren, die in strijd zijn met het karakter van de school, met de wet- en regelgeving of met de beginselen van voorzichtig en ethisch handelen, zoals die naar algemeen maatschappelijke opvattingen binnen een school voor voortgezet onderwijs gehanteerd zouden moeten worden. b. De unitleider mag niet handelen in strijd met de missie, het strategisch beleidsplan en de vastgestelde (beleids)kaders en procedures die gelden binnen het Linde College.
1 juni 2010
Pagina 62 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
c. De unitleider neemt geen beslissingen die van invloed zijn op de andere units, dan na voorafgaand overleg met de andere unitleiders en met toestemming van de rector/bestuurder. d. De unitleider neem geen beslissingen zonder alle betrokken belangen te hebben afgewogen en zonder hierover met de betrokkenen te hebben gecommuniceerd. e. In die gevallen dat de unitleider niet over de vereiste expertise beschikt om de consequenties van een beslissing te overzien, wint deze vooraf advies in bij een terzake deskundige. Dit geldt in ieder geval als de beslissing kan leiden tot juridische aansprakelijkheidsstelling door derden of tot substantiële rechtspositionele gevolgen voor personeelsleden. f. De unitleider mag geen formele structurele verplichtingen ten opzichte van derde partijen aangaan namens het Linde College, indien daartoe geen expliciet mandaat is verstrekt. g. De unitleider staat niet toe dat anderen binnen de unit waarvoor hij direct of indirect verantwoordelijkheid draagt, de hiervoor en hierna genoemde grenzen overschrijden en neemt maatregelen om zulks te voorkomen. h. De unitleider legt klagers niets in de weg om gebruik te maken van de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de rector/bestuurder. Beperkingen t.a.v. leerlingen i.
j.
De unitleider ziet erop toe dat de rechten van de leerlingen, conform het leerlingenstatuut en het privacyreglement, niet worden geschonden en neemt geen beslissingen met mogelijk juridische gevolgen zonder eerst advies te hebben ingewonnen bij een terzake deskundige. Ingeval van schorsing of verwijdering van leerlingen worden de rector/bestuurder, de leerplichtambtenaar en de inspectie geïnformeerd. De unitleider staat niet toe dat de leerlingen voor situaties worden geplaatst die een onverantwoord risico met zich mee brengen voor de gezondheid, de veiligheid, het welzijn of de privacy van leerlingen.
Beperkingen t.a.v. ouders k. De unitleider beperkt de ouders niet in hun mogelijkheden van participatie en medezeggenschap, conform het beleid van het Linde College en het medezeggenschapsstatuut en het medezeggenschapsreglement conform de Wet Medezeggenschap Scholen. Beperkingen ten aanzien van het onderwijsbeleid l.
De unitleider is niet bevoegd om zonder toestemming van de rector/bestuurder onderwijsafdelingen of sectoren of leerwegen op te heffen of toe te voegen aan de school. m. De unitleider handelt niet in strijd met het examenreglement, de bevorderingsprocedure, e.d.
Beperkingen t.a.v het personeel
1 juni 2010
Pagina 63 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
n. De unitleider handelt niet in strijd met wettelijke regelingen, met de cao/vo, noch met de vastgestelde interne kaderregelingen, plannen en procedures met betrekking tot het personeel en organisatiebeleid. o. De unitleider maakt geen gebruik van andere functies dan die zijn opgenomen in het voor het Linde College vastgestelde functiebouwwerk, inclusief de bijbehorende functiebeschrijvingen en waarderingen. Beperkingen t.a.v de middelen p. De unitleider mag niet meer uitgeven dan het begrote jaarbudget voor de unit. q. De unitleider mag geen financiële verplichtingen voor komende jaren aangaan die niet zijn opgenomen in de meerjarenbegroting voor de unit. r. De unitleider handelt niet in strijd met de administratieve voorschriften die gelden binnen het Linde College, wat onder meer inhoudt dat geen bankrekening wordt geopend, gewijzigd of opgeheven zonder overleg met de rector/bestuurder. s. De unitleider heeft geen bevoegdheid om zonder expliciete toestemming van de rector/bestuurder over te gaan tot het aankopen, verkopen, amoveren of huren van onroerend goed. t. De unitleider mag de gebouwen en inventaris van de school niet aan derden in gebruik geven zonder een getekende gebruiksovereenkomst door de rector/bestuurder. De unitleider handelt ingeval van twijfel bij de interpretatie van de gestelde beperkingen in de geest van dit document.
1 juni 2010
Pagina 64 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel B: Het managementstatuut Deel B bevat het managementstatuut waarin de formele mandaten van de unitleiders om rechtshandelingen te verrichten namens SVO-Wolvega/Steenwijk zijn neergelegd. Een unitleider heeft pas een formeel mandaat als dit mandaat in dit statuut expliciet is toegekend. Artikel 1: Begripsbepalingen In dit statuut wordt verstaan onder: a. bestuur: het orgaan dat overeenkomstig de statuten SVO-Wolvega/Steenwijk bestuurt en het bevoegd gezag van de instelling vormt. b. Rector/bestuurder: het lid van het bestuur dat tevens rector is van het Linde College en over bij de statuten en het daarop gebaseerde bestuursreglement gedelegeerde bestuursbevoegdheden beschikt c. managementteam: het overleg van de rector/bestuurder en de unitleiders van het Linde College. d. mandaat: de bevoegdheid om namens de rector/bestuurder besluiten te nemen die zijn gericht op rechtsgevolg. e. raad van toezicht: het toezichthoudend orgaan genoemd in de statuten. f. statuten: de statuten van SVO-Wolvega/Steenwijk. g. Stichting: Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld h. unitleider: degenen die is aangesteld als unitleider. Artikel 2: Grondslag Dit statuut is het managementstatuut als bedoeld in artikel 32c van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Artikel 3: Taken en bevoegdheden van de rector/bestuurder Lid 1. De rector/bestuurder heeft tot taak om conform de statuten als lid van het bestuur de stichting te besturen en als rector/bestuurder leiding te geven aan het Linde College. Lid 2. De rector/bestuurder heeft de algehele leiding over het Linde College en beschikt over gedelegeerde bevoegdheden binnen de algemene bestuurlijke kaders van het bestuur van de stichting. Lid 3. De rector/bestuurder legt verantwoording af aan de raad van toezicht zoals beschreven in de statuten. Artikel 4: Taken en bevoegdheden van de unitleider Lid 1. De unitleider geeft onder verantwoordelijkheid van de rector/bestuurder leiding aan één van de units. Lid 2. De rector/bestuurder kan de hem gedelegerde wettelijke bevoegdheden mandateren aan de unitleider. De rector/bestuurder kan voorwaarden verbinden aan de uitoefening van het mandaat. Lid 3. De unitleider oefent de gemandateerde bevoegdheden uit namens de rector/bestuurder.
1 juni 2010
Pagina 65 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Lid 4. Besluiten van de unitleider op basis van een mandaat van de rector/bestuurder worden als volgt ondertekend: “De rector/bestuurder van het Linde College, namens deze, de unitleider van …. (ondertekening)” Lid 5. Het in de voorgaande leden genoemde mandaat wordt als bijlage bij dit managementstatuut gevoegd. Lid 6. de rector/bestuurder kan een besluit van de unitleider dat strijdig is met het beleid of het belang van het Linde College, of dat is genomen buiten het verstrekte mandaat schorsen dan wel vernietigen. Van een dergelijk besluit wordt mededeling gedaan in het managementteam. Lid 7. Bij afwezigheid van de unitleider oefent de plaatsvervanger de aan de unitleider gemandateerde bevoegdheden uit. De rector/bestuurder kan aan de uitoefening voorwaarden verbinden. Besluiten worden door de plaatsvervanger als volgt ondertekend: “De rector/bestuurder van het Linde College, namens deze, de plaatsvervanger van de unitleider van …. (ondertekening)” Artikel 5: Regeling toedeling, bestemming en aanwending bekostiging Ter uitvoering van artikel 32c, eerste lid, tweede volzin van de Wet op het voortgezet onderwijs geldt dat de regeling voor de toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging onderdeel vormt van de reguliere budgetcyclus van het Linde College. In het kader van deze budgetcyclus doen de unitleiders jaarlijks voorstellen voor het budget van de unit waaraan zij leiding geven. Artikel 6: Slotbepalingen 1. Dit statuut treedt in werking op ….. 2. Intrekking, wijziging of uitbreiding van dit statuut geschiedt bij afzonderlijk besluit van de rector/bestuurder na goedkeuring van de raad van toezicht. 3. In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, beslist de rector/bestuurder. 4. De rector/bestuurder draagt er zorg voor dat een exemplaar van het managementstatuut op de vestigingen ter inzage ligt op een voor een ieder toegankelijke plaats. De rector/bestuurder zendt een exemplaar van het managementstatuut alsmede van elke wijziging ter kennisneming aan de inspectie. Aldus vastgesteld door de rector/bestuurder, na bespreking met het managementteam en na ingewonnen advies van de medezeggenschapsraad Wolvega , d.d. ….. De rector/bestuurder, B. Lubberdink
1 juni 2010
Pagina 66 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Mandatenlijst unitleiders Deze lijst bevat de mandaten van de unitleiders van het Linde College zoals bedoeld in artikel 4 van het managementstatuut van het Linde College. Nr.
Bevoegdheden die zijn gemandateerd aan de unitleider
Nadere voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat
1
De toelating van leerlingen
Bij de toelating van leerlingen hanteert de unitleider de daarvoor binnen het Linde College geldende regels en normen
2
De schorsing van leerlingen
De unitleider meldt elke schorsing van een leerling aan de rector/bestuurder, de leerplichtambtenaar en aan de inspectie van het onderwijs. De unitleider is bevoegd om het mandaat om een leerling tot maximaal 1 dag te schorsen in ondermandaat te geven aan door de unitleider aan te wijzen teamleider.
3
Het verwijderen van leerlingen
De unitleider meldt elke verwijdering van een leerling aan de rector/bestuurder, de leerplichtambtenaar en aan de inspectie van het onderwijs.
4
De unitleider is gemandateerd om disciplinaire maatregelen ten aanzien van het personeel verbonden aan de unit te treffen, met uitzondering van disciplinair ontslag.
De unitleider is verplicht om in het geval van het treffen van een disciplinaire maatregel vooraf advies in te winnen bij een terzake deskundige.
5
Het optreden als voorzitter van de examencommissie
Dit mandaat omvat ook het ondertekenen van de diploma’s
6
Het aangaan van verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting tot een bedrag van € 5000 per verplichting
Voor alle andere uitgaven tekent de rector/bestuurder
1 juni 2010
Pagina 67 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel C: Het managementteam
De rector/bestuurder en de unitleiders vormen gezamenlijk het managementteam van het Linde College. In het managementteam worden schoolbrede onderwerpen besproken die het niveau van de individuele unit overstijgen. Het managementteam besluit zoveel mogelijk op basis van consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, dan beslist de rector/bestuurder.
1 juni 2010
Pagina 68 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 23b. Managementstatuut RSG Tromp Meesters
2
Algemeen deel De Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld (stichting SVO-Wolvega/Steenwijk) kent een tweehoofdig statutair bestuur dat het bevoegd gezag van RSG Tromp Meesters vormt. Eén van de leden van het bestuur vervult tevens de functie van rector van RSG Tromp Meesters (inclusief de praktijkschool) en beschikt als zodanig over gedelegeerde bestuursbevoegdheden. Het andere bestuurslid is rector/gedelegeerd bestuurder van het Linde College Het bestuur en de beide rectoren/ bestuurders leggen verantwoording af aan de raad van toezicht. De toezichthoudende bevoegdheden van de raad van toezicht zijn in de statuten en in het Handboek Governance van stichting SVO Wolvega/Steenwijk uitgewerkt. Schematisch ziet het plaatje er als volgt uit:
RSG Tromp Meesters is een combinatie van een brede scholengemeenschap en een praktijkschool. Beide scholen hebben een eigen brinnummer (16GZ voor de scholengemeenschap en 29VY voor de praktijkschool). Beide scholen zijn openbare scholen onder één rector. RSG Tromp Meesters functioneert als één organisatorische eenheid.
2
In dit managementstatuut wordt onder “RSG Tromp Meesters” verstaan de combinatie van RSG Tromp Meesters te Steenwijk en RSG Tromp Meesters praktijkschool te Steenwijk.
1 juni 2010
Pagina 69 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
RSG Tromp Meesters kent een tweehoofdige directie, die bestaat uit de rector/bestuurder en een plaatsvervangend rector. De plaatsvervangend rector vervangt de rector bij afwezigheid en heeft een aantal eigen taken en verantwoordelijkheden in de sfeer van de bedrijfsvoering. Onder het niveau van de tweehoofdige directie is de organisatie onderverdeeld in 9 afdelingen, die onder leiding staan van een afdelingsleider. De praktijkschool functioneert in organisatorisch verband als één van deze 9 afdelingen. De plaatsvervangend rector is tevens de plaatsvervangend directeur van de praktijkschool. Schematisch ziet de organisatie RSG Tromp Meesters er als volgt uit: RvT
stichtingsbestuur Lid A Rector/bestuurder
Directie RSG Tromp Meesters (incl. praktijkschool)
Plv. rector
29VY
praktijkschool
JC klas 1
Lid B
JC klas 2
Mavo/kb
16GZ
Vmbo-kb
Vmbo/lwoo
3 havo/vwo
4/5 havo
4/5/6/ vwo
De positie van de plv. rector en de afdelingsleiders in relatie tot de rector/bestuurder is in dit managementstatuut geregeld. Daarbij gaat het om de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, maar ook over de wijze waarop het overleg van de plv. rector en de afdelingsleiders met de rector/bestuurder is geregeld en hoe de gesprekscyclus van de rector/bestuurder met de individuele afdelingsleiders wordt vormgegeven. In dit statuut wordt onderscheid gemaakt tussen de taken en bevoegdheden in organisatorische zin en de bevoegdheden in juridische zin. Bij taken en bevoegdheden in organisatorische zin gaat het om het leiding geven aan één van de afdelingen van RSG Tromp Meesters en het bijdragen aan het beleid van de gehele organisatie. Het gaat hier om het organisatorisch functioneren. Daarnaast kan de plv. rector of de afdelingsleider de formele bevoegdheid hebben om rechtshandelingen namens de rector/bestuurder te verrichten die bindend zijn voor stichting SVO-Wolvega/Steenwijk. Het gaat dan om formele rechtshandelingen ten opzichte van leerlingen, personeelsleden en rechtshandelingen in het economisch verkeer. We duiden deze bevoegdheid om namens de rector/bestuurder rechtshandelingen te 1 juni 2010
Pagina 70 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
verrichten aan als mandaat. Deze formele mandaten van de plv. rector en de afdelingsleiders worden expliciet geregeld, zodat daarover geen twijfel kan bestaan in eventuele juridische procedures. Voor deze mandaten geldt de regel dat de functionaris slechts gemandateerd is, voor zover deze mandaten expliciet zijn toegekend. Voor de interne organisatorische bevoegdheden van de afdelingsleider wordt als uitgangspunt het zogeheten “policy governance model” van John Carver gebruikt. In dit besturingsmodel heeft de afdelingsleider een bepaalde opdracht, die verder wordt gespecificeerd in het jaarlijks af te spreken managementafspraken, en mag de afdelingsleider voor de realisatie van deze opdracht alle hem ter beschikking staande middelen gebruiken, voor zover die niet zijn ingekaderd of begrensd.
Het verschil tussen organisatorische bevoegdheden en juridische mandaten is als volgt te karakteriseren: De afdelingsleider is organisatorisch bevoegd, tenzij dit is uitgesloten of begrensd De afdelingsleider heeft een juridisch mandaat, mits dit expliciet is toegekend In dit statuut zijn de organisatorische bevoegdheden geregeld in deel A en de juridische mandaten in deel B. In deel C is de overlegstructuur en de gesprekscyclus beschreven. In deel D zijn de taken van de afdelingsleider beschreven.
1 juni 2010
Pagina 71 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel A. Interne organisatorische bevoegdheden
Inleiding In dit deel worden de algemene uitgangspunten en de kaders/grenzen voor het gebruik van intern organisatorische bevoegdheden van de afdelingsleiders beschreven. Dit deel geldt in principe voor alle afdelingsleiders van RSG Tromp Meesters. Op individueel niveau vindt er nog op twee manieren een verbijzondering plaats: in de eerste plaats in de vorm van managementafspraken, waarin de afspraken tussen rector/bestuurder en de desbetreffende afdelingsleider voor een bepaalde periode (jaar) worden beschreven en in de tweede plaats in de vorm van een functiebeschrijving. In de managementafspraken wordt de jaardoelstelling van de afdelingsleider beschreven (“de opdracht”), de beschikbare middelen en de norm op basis waarvan het functioneren van de afdelingsleider (“is de opdracht gerealiseerd”) wordt beoordeeld. De verantwoordelijkheden van de afdelingsleider zijn in algemene zin uitgewerkt in deel C van dit managementstatuut. De functiebeschrijving heeft primair een arbeidsvoorwaardelijk doel: het bepalen van de functieschaal voor de desbetreffende functie. Voor de functiebeschrijving en waardering is een bepaald format voorgeschreven (fuwa/vo- systeem). De inhoud van de functiebeschrijving dient uiteraard te corresponderen met het managementstatuut. In algemene zin zijn de taken en competenties van de afdelingsleider in deel D van dit managementstatuut beschreven.
Uitgangspunten t.a.v. de organisatorische bevoegdheden van de afdelingsleiders Het uitgangspunt is dat de afdelingsleider bevoegd is om binnen zijn afdeling alles te doen of te laten doen wat nodig is om zijn opdracht, zoals beschreven in de managementafspraken, te realiseren. Aan dit uitgangspunt zijn beperkingen gesteld. Deze beperkingen zijn hieronder aangegeven. De beperkingen zijn negatief geformuleerd. Binnen de geformuleerde grenzen krijgt de afdelingsleider een opdracht mee die positief is geformuleerd en die is vastgelegd in de managementafspraken tussen afdelingsleider en rector/bestuurder.
De hieronder geformuleerde begrenzingen gelden voor alle afdelingsleiders. Algemene beperkingen a. Het is de afdelingsleider niet toegestaan om binnen de afdeling waarvoor deze verantwoordelijk is, handelingen te (laten) verrichten of praktijken of omstandigheden te tolereren, die in strijd
1 juni 2010
Pagina 72 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
b. c.
d. e.
f. g.
h.
zijn met het karakter van de school, met de wet- en regelgeving of met de beginselen van voorzichtig en ethisch handelen, zoals die naar algemeen maatschappelijke opvattingen binnen een school voor voortgezet onderwijs gehanteerd zouden moeten worden. De afdelingsleider mag niet handelen in strijd met de missie, het strategisch beleidsplan en de vastgestelde (beleids)kaders en procedures die gelden binnen RSG Tromp Meesters. De afdelingsleider neemt geen beslissingen die van invloed zijn op de andere afdelingen, dan na voorafgaand overleg met de andere afdelingsleiders en met toestemming van de rector/bestuurder. De afdelingsleider neem geen beslissingen zonder alle betrokken belangen te hebben afgewogen en zonder hierover met de betrokkenen te hebben gecommuniceerd. In die gevallen dat de afdelingsleider niet over de vereiste expertise beschikt om de consequenties van een beslissing te overzien, wint deze vooraf advies in bij een terzake deskundige. Dit geldt in ieder geval als de beslissing kan leiden tot juridische aansprakelijkheidsstelling door derden of tot substantiële rechtspositionele gevolgen voor personeelsleden. De afdelingsleider mag geen formele structurele verplichtingen ten opzichte van derde partijen aangaan namens RSG Tromp Meesters, indien daartoe geen expliciet mandaat is verstrekt. De afdelingsleider staat niet toe dat anderen binnen de afdeling waarvoor hij direct of indirect verantwoordelijkheid draagt, de hiervoor en hierna genoemde grenzen overschrijden en neemt maatregelen om zulks te voorkomen. De afdelingsleider legt klagers niets in de weg om gebruik te maken van de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de rector/bestuurder.
Beperkingen t.a.v. leerlingen i.
j.
De afdelingsleider ziet erop toe dat de rechten van de leerlingen, conform het leerlingenstatuut en het privacyreglement, niet worden geschonden en neemt geen beslissingen met mogelijk juridische gevolgen zonder eerst advies te hebben ingewonnen bij een terzake deskundige. Ingeval van schorsing of verwijdering van leerlingen worden de rector/bestuurder, de leerplichtambtenaar en de inspectie geïnformeerd. De afdelingsleider staat niet toe dat de leerlingen voor situaties worden geplaatst die een onverantwoord risico met zich mee brengen voor de gezondheid, de veiligheid, het welzijn of de privacy van leerlingen.
Beperkingen t.a.v. ouders k. De afdelingsleider beperkt de ouders niet in hun mogelijkheden van participatie en medezeggenschap, conform het beleid van RSG Tromp Meesters en het medezeggenschapsstatuut en het medezeggenschapsreglement conform de Wet Medezeggenschap Scholen.
1 juni 2010
Pagina 73 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Beperkingen ten aanzien van het onderwijsbeleid l.
De afdelingsleider is niet bevoegd om zonder toestemming van de rector/bestuurder onderwijsafdelingen of sectoren of leerwegen op te heffen of toe te voegen aan de school. m. De afdelingsleider handelt niet in strijd met het examenreglement, de bevorderingsprocedure, e.d.
Beperkingen t.a.v het personeel n. De afdelingsleider handelt niet in strijd met wettelijke regelingen, met de cao/vo, noch met de vastgestelde interne kaderregelingen, plannen en procedures met betrekking tot het personeel en organisatiebeleid. o. De afdelingsleider maakt geen gebruik van andere functies dan die zijn opgenomen in het voor RSG Tromp Meesters vastgestelde functiebouwwerk, inclusief de bijbehorende functiebeschrijvingen en waarderingen. Beperkingen t.a.v de middelen p. De afdelingsleider mag niet meer uitgeven dan het begrote jaarbudget voor de afdeling. q. De afdelingsleider mag geen financiële verplichtingen voor komende jaren aangaan die niet zijn opgenomen in de meerjarenbegroting voor de afdeling. r. De afdelingsleider handelt niet in strijd met de administratieve voorschriften die gelden binnen RSG Tromp Meesters, wat onder meer inhoudt dat geen bankrekening wordt geopend, gewijzigd of opgeheven zonder overleg met de rector/bestuurder. s. De afdelingsleider heeft geen bevoegdheid om zonder expliciete toestemming van de rector/bestuurder over te gaan tot het aankopen, verkopen, amoveren of huren van onroerend goed. t. De afdelingsleider mag de gebouwen en inventaris van de school niet aan derden in gebruik geven zonder een getekende gebruiksovereenkomst door de rector/bestuurder. De afdelingsleider handelt ingeval van twijfel bij de interpretatie van de gestelde beperkingen in de geest van dit document.
1 juni 2010
Pagina 74 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel B: Het managementstatuut
Deel B bevat het managementstatuut waarin de formele mandaten van de afdelingsleiders om rechtshandelingen te verrichten namens de Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk zijn neergelegd. Een afdelingsleider heeft pas een formeel mandaat als dit mandaat in dit statuut expliciet is toegekend.
Artikel 1: Begripsbepalingen In dit statuut wordt verstaan onder: i. bestuur: het orgaan dat overeenkomstig de statuten de stichting SVO-Wolvega/Steenwijk bestuurt en het bevoegd gezag van de instelling vormt. j. Rector/bestuurder: het lid van het bestuur dat tevens rector is van RSG Tromp Meesters (brinnummers 16GZ en 29VY) en over bij de statuten en het daarop gebaseerde bestuursreglement gedelegeerde bestuursbevoegdheden beschikt k. managementteam: het overleg van de rector/bestuurder, de plv. rector en de afdelingsleiders van RSG Tromp Meesters. l. mandaat: de bevoegdheid om namens de rector/bestuurder besluiten te nemen die zijn gericht op rechtsgevolg. m. raad van toezicht: het toezichthoudend orgaan genoemd in de statuten. n. statuten: de statuten van Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk. o. Stichting: Stichting samenwerking voortgezet onderwijs in de regio Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld p. afdelingsleider: degenen die is aangesteld als afdelingsleider. q. Plv. rector: degene die is benoemd als plaatsvervangend rector van RSG Tromp Meesters Artikel 2: Grondslag Dit statuut is het managementstatuut als bedoeld in artikel 32c van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Artikel 3: Taken en bevoegdheden van de rector/bestuurder Lid 1. De rector/bestuurder heeft tot taak om conform de statuten als lid van het bestuur de stichting te besturen en als rector/bestuurder leiding te geven aan RSG Tromp Meesters. Lid 2. De rector/bestuurder heeft de algehele leiding over RSG Tromp Meesters en beschikt over gedelegeerde bevoegdheden binnen de algemene bestuurlijke kaders van het bestuur van de stichting. Lid 3. De rector/bestuurder legt verantwoording af aan de raad van toezicht zoals beschreven in de statuten.
1 juni 2010
Pagina 75 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 4: Taken en bevoegdheden van de afdelingsleider Lid 1. De afdelingsleider geeft onder verantwoordelijkheid van de rector/bestuurder leiding aan één van de afdelingen. Lid 2. De rector/bestuurder kan de hem gedelegeerde wettelijke bevoegdheden mandateren aan de afdelingsleider. De rector/bestuurder kan voorwaarden verbinden aan de uitoefening van het mandaat. Lid 3. De afdelingsleider oefent de gemandateerde bevoegdheden uit namens de rector/bestuurder. Lid 4. Besluiten van de afdelingsleider op basis van een mandaat van de rector/bestuurder worden als volgt ondertekend: “De rector/bestuurder van RSG Tromp Meesters, namens deze, de afdelingsleider van …. (ondertekening)” Lid 5. Het in de voorgaande leden genoemde mandaat wordt als bijlage bij dit managementstatuut gevoegd. Lid 6. de rector/bestuurder kan een besluit van de afdelingsleider dat strijdig is met het beleid of het belang van RSG Tromp Meesters, of dat is genomen buiten het verstrekte mandaat schorsen dan wel vernietigen. Van een dergelijk besluit wordt mededeling gedaan in het managementteam. Lid 7. Bij afwezigheid van de afdelingsleider oefent de plaatsvervanger de aan de afdelingsleider gemandateerde bevoegdheden uit. De rector/bestuurder kan aan de uitoefening voorwaarden verbinden. Besluiten worden door de plaatsvervanger als volgt ondertekend: “De rector/bestuurder van RSG Tromp Meesters, namens deze, de plaatsvervanger van de afdelingsleider van …. (ondertekening)” Artikel 5: Taken en bevoegdheden van de plv. rector Lid 1. De plv. rector geeft onder verantwoordelijkheid van de rector/bestuurder mede leiding aan RSG Tromp Meesters. Lid 2. De rector/bestuurder kan de hem gedelegeerde wettelijke bevoegdheden mandateren aan de plv. rector. De rector/bestuurder kan voorwaarden verbinden aan de uitoefening van het mandaat. Lid 3. De plv. rector oefent de gemandateerde bevoegdheden uit namens de rector/bestuurder. Lid 4. Besluiten van de plv. rector op basis van een mandaat van de rector/bestuurder worden als volgt ondertekend: “De rector/bestuurder van RSG Tromp Meesters, namens deze, de plv. rector. (ondertekening)” Lid 5. Het in de voorgaande leden genoemde mandaat wordt als bijlage bij dit managementstatuut gevoegd. Lid 6. de rector/bestuurder kan een besluit van de plv. rector dat strijdig is met het beleid of het belang van RSG Tromp Meesters, of dat is genomen buiten het verstrekte mandaat schorsen dan wel vernietigen. Van een dergelijk besluit wordt mededeling gedaan in het managementteam. Artikel 6: Regeling toedeling, bestemming en aanwending bekostiging Ter uitvoering van artikel 32c, eerste lid, tweede volzin van de Wet op het voortgezet onderwijs geldt dat de regeling voor de toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging onderdeel vormt van de 1 juni 2010
Pagina 76 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
reguliere budgetcyclus van RSG Tromp Meesters. In het kader van deze budgetcyclus doen de afdelingsleiders jaarlijks voorstellen voor het budget van de afdeling waaraan zij leiding geven. Artikel 7: Slotbepalingen 5. Dit statuut treedt in werking op ….. 6. Intrekking, wijziging of uitbreiding van dit statuut geschiedt bij afzonderlijk besluit van de rector/bestuurder na goedkeuring van de raad van toezicht. 7. In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, beslist de rector/bestuurder. 8. De rector/bestuurder draagt er zorg voor dat een exemplaar van het managementstatuut op de vestigingen ter inzage ligt op een voor een ieder toegankelijke plaats. De rector/bestuurder zendt een exemplaar van het managementstatuut alsmede van elke wijziging ter kennisneming aan de inspectie. Aldus vastgesteld door de rector/bestuurder, na bespreking met het managementteam en na ingewonnen advies van de medezeggenschapsraad Steenwijk , d.d. ….. De rector/bestuurder, J. Timmermans
1 juni 2010
Pagina 77 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Mandatenlijst afdelingsleiders
Deze lijst bevat de mandaten van de afdelingsleiders van RSG Tromp Meesters zoals bedoeld in artikel 4 van het managementstatuut van RSG Tromp Meesters.
Nr.
Bevoegdheden die zijn gemandateerd aan de afdelingsleider
Nadere voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat
1
De toelating van leerlingen
Bij de toelating van leerlingen hanteert de afdelingsleider de daarvoor binnen RSG Tromp Meesters geldende regels en normen
2
De schorsing van leerlingen
De afdelingsleider voert vooraf overleg met de rector/bestuurder over een voorgenomen schorsing voor langer dan één dag. De afdelingsleider meldt elke schorsing van een leerling van langer dan één dag aan de rector/bestuurder, de leerplichtambtenaar en aan de inspectie van het onderwijs.
3
Het optreden als voorzitter van de examencommissie
De diploma’s worden ondertekend door de rector/bestuurder
4
Het aangaan van verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting tot een bedrag van € 1200 per verplichting
Voor alle andere uitgaven tekent de rector/bestuurder of de plv. rector
1 juni 2010
Pagina 78 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Mandatenlijst plv. rector
Deze lijst bevat de mandaten van de plv. rector van RSG Tromp Meesters zoals bedoeld in artikel 5 van het managementstatuut van RSG Tromp Meesters.
Nr.
Bevoegdheden die zijn gemandateerd aan de plv. rector
Nadere voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat
1
Vervanging van de rector als leidinggevende van RSG Tromp Meesters
Bij ontstentenis of belet van de rector, voor zover de raad van toezicht niet anders heeft bepaald op grond van artikel 8 van het bestuursreglement, en binnen de daarvoor gestelde voorwaarden en beperkingen van de rector/bestuurder respectievelijk de raad van toezicht.
2
Het aangaan van verplichtingen binnen de goedgekeurde begroting tot een bedrag van € 10.000 per verplichting
Voor alle andere uitgaven tekent de rector/bestuurder
1 juni 2010
Pagina 79 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel C: Verantwoordelijkheden afdelingsleiders
1. Managementteam De rector/bestuurder, de plv. rector en de afdelingsleiders vormen gezamenlijk het managementteam van RSG Tromp Meesters. In het managementteam worden schoolbrede onderwerpen besproken die het niveau van de individuele afdeling overstijgen. Het managementteam besluit zoveel mogelijk op basis van consensus. Indien geen consensus wordt bereikt, dan beslist de rector/bestuurder. De afdelingsleider levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het schoolbeleid. Als lid van het managementteam draagt hij/zij bij aan: de meningsvorming op schoolniveau; de ontwikkeling van het onderwijsbeleid; de ontwikkeling van algemene beleidszaken op het gebied van personeel en organisatie, kwaliteitszorg en communicatie. 2. Het geven van leiding De afdelingsleider is verantwoordelijk voor het geven van integrale leiding aan de afdeling: Hij/zij stuurt de docenten/mentoren aan. Hij/zij voert het beleid m.b.t. het personeel uit (o.a. het voeren van beoordelings- en functioneringsgesprekken, het voeren van loopbaanbegeleidingsgesprekken, verzuimgesprekken, het opstellen van een scholingsplan per docent etc.). Hij/zij ziet toe op de uitvoering van de leerlingbegeleiding, het mentoraat, de remediale hulp en het decanaat. 3. Voorbereiding, implementatie en uitvoering van beleid De afdelingsleider is binnen de door de rector/bestuurder vastgestelde kaders, belast met het vertalen van het strategisch en tactisch beleid naar operationeel beleid of actieplannen en omgekeerd en verantwoordelijk voor uitvoering daarvan. Hij/zij is tevens belast met de beleidsvoorbereiding en het leveren van een bijdrage aan de actualisatie van het strategisch beleidsplan.
4. Rapportage en communicatie De afdelingsleider rapporteert tenminste eenmaal per maand aan de rector/bestuurder over de algemene gang van zaken in afdeling en over de voortgang van de actieplannen. De afdelingsleider stelt jaarlijks op basis van het jaarplan een evaluatie op en rapporteert hierover aan de rector/bestuurder. De afdelingsleider draagt zorg voor de interne en externe communicatie over de leerlingen en klassen binnen de afdeling en vertegenwoordigt de afdeling intern (naar medewerkers en leerlingen) en extern (ouders, instanties die een relatie hebben met de schooltypen/klassen) van de afdeling. 5. Leerlingenbeleid Hij/zij voert het schoolbeleid uit en evalueert het m.b.t. de in-, door- en uitstroom van leerlingen binnen de afdeling en van en naar de andere afdelingen in de school.
1 juni 2010
Pagina 80 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6. Onderwijsbeleid De afdelingsleider is belast met en verantwoordelijk voor de voorbereiding, ontwikkeling en (mede) uitvoering van het onderwijskundig beleid van de afdeling: Hij/zij ontwikkelt het beleid van de afdeling op basis van het strategisch beleid en stelt dat vast in een jaarplan. Hij/zij draagt zorg voor het evalueren van het jaarplan, de rapportage daarover aan de rector/bestuurder en het op basis van deze rapportage opstellen van een nieuw jaarplan. Hij/zij levert een bijdrage aan het strategisch beleid mede op basis van door analyse verkregen inzicht in de vraag vanuit de afdeling waarvoor hij/zij verantwoordelijk is. Hij/zij vertaalt de strategische beleidsplanning naar de concrete programmering van het onderwijs van de opleidingen binnen de afdeling. Hij vertaalt het onderwijskundig beleid van de opleidingen binnen zijn/haar afdeling naar de organisatie van de afdeling. Hij/zij (indien van toepassing) draagt zorg voor de ontwikkeling van de programma’s van toetsing en afsluiting (PTA’s) voor de schooltypen van zijn/haar afdeling. Hij/zij is (indien van toepassing) voorzitter van de examencommissie.
1 juni 2010
Pagina 81 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Deel D: Uitwerking taken afdelingsleiders RSG Tromp Meesters Onderwijs a. Uitvoeren en dragen van medeverantwoordelijkheid bij toelating en plaatsing van leerlingen op basis van schoolbeleid, zoals vastgelegd in het schoolplan en andere documenten b. Determinatie en selectie van leerlingen op basis van vastgesteld schoolbeleid; hierbij ook vaststellen en bewaken van traject c. Voeren van overleg met docenten over te verzorgen onderwijs d. Voorbereiden en (doen) leiden van rapportvergaderingen en controleren van gemaakte afspraken e. Verantwoordelijk voor onderwijskundige coördinatie binnen de betreffende afdeling; in die hoedanigheid ook verantwoordelijk voor signaleren van knelpunten en de ontwikkeling van het onderwijs binnen de eigen afdeling Leerlingen a. Creëren van aantrekkelijk klimaat voor leerlingen b. Creëren van voorwaarden waarbinnen leerlingen tot goede resultaten kunnen komen Begeleiding a. Gesprekken en correspondentie met leerlingen, leraren, mentoren, functionarissen in school, ouders, basisscholen en externe contacten b. Afhandeling van absenten en telaatkomers, opvangen van leerlingen c. Voorbereiden en leiden van ouderbijeenkomsten d. Coördineren (w.o. afstemmen) en bewaken van het verloop van de vorderingen van de leerlingen Organisatie a. b. c. d. e.
Voorbereiden en leiden van de vergaderingen van het afdelingsteam Bewaken van studie- keuze- en psycho-sociale begeleiding Coördineren van buitenschoolse activiteiten van de eigen afdeling Beheer van de afdelingsfinanciën Eerste uitvoerende bij organisatorische activiteiten die de eigen afdeling betreffen, mede op aanwijzing van het betreffende directielid
Personeel a. Leiding geven aan docenten en (indien van toepassing) de technische onderwijsassistenten binnen de eigen afdeling c. Creëren van aantrekkelijk werkklimaat voor docenten van de afdeling b. Het voeren van functioneringsgesprekken met docenten van het eigen afdelingsteam (eventueel op verzoek van de betreffende docent in bijzijn van directielid) volgens de geldende regelingen c. Het voeren van beoordelingsgesprekken met docenten van het eigen afdelingsteam (eventueel op verzoek van de betreffende docent in het bijzijn van een directielid) (n.b. voor beoordeling van nieuwe docenten wordt aparte procedure gevolgd)
1 juni 2010
Pagina 82 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
d. Participeren in de sollicitatiecommissie e. Zonodig contact kunnen onderhouden met de vaksecties f. De lopende zaken bewaken Vervanging De directie beslist hoe langdurige vervanging van een teamleider geregeld moet worden.. Kerncompetenties van afdelingsleiders zijn: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
Een groep docenten kunnen managen Goede relaties hebben met docenten Vernieuwend denken Stimuleren tot vernieuwing Samenwerken Longitudinaal plannen Collegiale consultatie Goede externe contacten kunnen onderhouden Goede relaties hebben met leerlingen Beheersing van de ICT-vaardigheden van het digitale rijbewijs Dagelijkse gang van zaken goed kunnen bewaken
1 juni 2010
Pagina 83 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 24. Medezeggenschapsstructuur Leeswijzer De verzelfstandiging van de afdeling praktijkonderwijs tot de RSG Tromp Meesters praktijkschool is nog niet reglementair verwerkt. De keuze is gemaakt voor een gecombineerde MR voor RSG Tromp Meesters breed. De gecombineerde MR bestaat formeel uit 2 MR-en die er voor kiezen om gezamenlijk met dezelfde agenda te vergaderen en te besluiten, als ware het één MR.
GMR 8: 4/2/2 Kiest vier leden GMR
MR Linde College 12: 6/3/3
Kiest vier leden GMR
Gecombineerde MR RSG Tromp Meesters MRMR RSGRSG (16GZ) 16: 16:4/2/2 8/4/4
MR praktijkschool (29VY) 4: 2/1/1
Afgesproken zou moeten worden dat er zoveel mogelijk op basis van consensus wordt geopereerd en dat er over en weer rekening wordt gehouden met de belangen van beide onderdelen van de RSG Tromp Meesters. Ontstaat er niet een dergelijk voor alle betrokkenen aanvaardbaar en werkbaar evenwicht, dan valt de constructie uit elkaar en zijn er twee afzonderlijke MR-en met elk hun eigen formele bevoegdheden. Om het bloedgroepdenken zo veel mogelijk te voorkomen worden er voor de besluitvorming binnen de gecombineerde raad geen precieze stemverhoudingen afgesproken. De veronderstelling is dat de gecombineerde MR op basis van argumenten van gedachten wisselen en dat stemmen tot de uitzonderingen behoort. Is er structureel verdeeldheid binnen de afzonderlijke MR-en, dan is dit wellicht niet zo’n verstandige constructie. Ontstaat er verdeeldheid dan kan de constructie weer uit elkaar vallen en gaan beide MR-en hun eigen weg. Voor het overige zijn de reglementen technisch naar het nieuwe bestuursmodel vertaald. In de lijn met de huidige praktijk is daarbij expliciet een adviesrecht aan de elk van de MR-en gegeven m.b.t. de benoeming van de rector/bestuurder (in zijn rol van rector) op de eigen school. Het overgrote deel van het statuut en de MR-reglementen ligt wettelijk vast. Een keuze is de constructie van de gecombineerde MR voor RSG Tromp Meesters.
1 juni 2010
Pagina 84 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Medezeggenschapsstatuut SVO-Wolvega/Steenwijk Dit statuut betreft de volgende scholen die onder hetzelfde bevoegd gezag staan: RSG Tromp Meesters RSG Tromp Meesters praktijkschool Linde College Preambule Het bestuur van de Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, GMR, hebben overlegd over de toepassing van de WMS. Ze hebben daarbij hun verwachtingen uitgesproken over de mogelijkheden die deze wet biedt om de onderlinge communicatie alsmede het formele overleg, over alle beleidsaangelegenheden die op bestuurs- en schoolniveau aan de orde komen en die van belang zijn voor directie, ouders, leerlingen en personeelsleden, te versterken. In dit statuut is de vormgeving van de medezeggenschap op RSG Tromp Meesters na de verzelfstandiging van de praktijkschool verwerkt en zijn tevens technische wijzigingen aangebracht in verband met de wijziging van het bestuursmodel van de stichting per 1 oktober 2010. Het bestuur en de GMR leggen in dit statuut hun visie op de medezeggenschap vast en maken concrete afspraken over de wederzijdse communicatie en over de informatieverstrekking aan alle bij de scholen betrokken personen, zoals hierna vermeld. De Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad heeft met ten minste tweederde meerderheid ingestemd met dit medezeggenschapsstatuut. Het medezeggenschapsstatuut gaat in op 1 oktober 2010. Bestuur en GMR beschouwen dit statuut als een startdocument en spreken af om uiterlijk binnen anderhalf jaar na de vaststelling van dit statuut en de daaraan verbonden documenten en de bij aanvang gekozen vormen van medezeggenschap te evalueren en indien nodig bij te stellen.
Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen a. b. c. d. e. f.
Wet: de Wet Medezeggenschap op Scholen (Stbl 2006, 658). Bestuur van de Stichting Samenwerking VO Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld. School: Het Linde College te Wolvega, dan wel RSG Tromp Meesters (16GZ + 29VY) te Steenwijk. Leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs. Ouders: de ouders, voogden of verzorgers van leerlingen. Personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag en dat werkzaam is op één van de scholen van het bestuur. g. Schoolleiding: de plv. rector en de conrectoren, als bedoeld in de WVO.
1 juni 2010
Pagina 85 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
h. Gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR): de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 4 van de wet. i. Medezeggenschapsraad (MR): de medezeggenschapsraad van het Linde College dan wel de gecombineerde medezeggenschapsraad van RSG Tromp Meesters (16 GZ + 29VY) j. Raad: de MR of GMR. k. Gecombineerde medezeggenschapsraad: de combinatie van de MR-en van RSG Tromp Meesters (16GZ) en Tromp Meesters praktijkschool (24VY), zoals bedoeld in artikel 3.1 van dit statuut. l. Organisatie: de gehele onderwijsinstelling (bestuur, directie en scholen). m. Geleding: de afzonderlijke groepen van leden , behorende tot de groep personeel, de groep ouders of de groep leerlingen. n. Statuut: het medezeggenschapsstatuut. Artikel 2 Aard en werkingsduur 1. Het statuut treedt in werking op 1 oktober 2010 en heeft een werkingsduur van twee jaar. 2. Zes maanden voordat de termijn in het voorgaande lid is verstreken treden bevoegd gezag en de GMR in overleg over het evalueren en eventueel bijstellen van het statuut. 3. Bevoegd gezag en GMR kunnen voorstellen doen tot wijziging van het statuut ongeacht het verloop van genoemde termijn. 4. Een voorstel van het bevoegd gezag tot wijziging van het statuut behoeft de instemming van twee derde van de leden van de GMR.
Inrichting van de medezeggenschap Artikel 3 Medezeggenschapsorganen 1. Bij Stichting Samenwerking VO Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR) ingesteld. 2. De GMR bestaat uit 8 leden, waarvan: a) 2 leden door de personeelsgeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 2 leden door de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van het Linde College worden gekozen; en b) 1 lid door de oudergeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 1 lid door de oudergeleding van de medezeggenschapsraad van het Linde College wordt gekozen; en c) 1 lid door de leerlingengeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 1 lid door de leerlingengeleding van het Linde College wordt gekozen.
Na een gedwongen (ziekte, buitengewoon verlof, langdurig verlof of de tijdelijke vervulling van een directie- of een andere functie die strijdig kan zijn met de uitoefening van het lidmaatschap van de MR of GMR) langdurige afwezigheid van tenminste 3 maanden van één van de leden van de MR of
1 juni 2010
Pagina 86 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
GMR kan de GMR of MR het besluit nemen om een tijdelijke vervanger voor dit lid aan te stellen. Degene die tijdens de verkiezing van GMR of MR na de gekozen kandidaten als eerstvolgende op de kieslijst staat wordt geacht het eerst in aanmerking te komen om het te vervangen lid te vervangen. De vervanger krijgt de beschikking over dezelfde faciliteiten als degene die hij vervangt. Het lidmaatschap van de vervanger eindigt zodra het te vervangen lid zijn werkzaamheden weer kan hervatten. De functie van voorzitter en secretaris kunnen niet worden vervangen. Vervanging van deze functies is pas mogelijk bij het begin van een nieuw schooljaar. Deze functies worden tot die tijd waargenomen door één van de andere direct gekozen leden van de MR of GMR. 3. Het bestuur van de stichting, dan wel één van beide bestuursleden bij afwezigheid van een bestuurslid, voert de besprekingen met de raad of leden van de raad. 4. Indien er sprake is van een bijzondere situatie (bijv. over het functioneren van één of beide bestuurders/rectoren) dan kan deze persoon op diens verzoek van diens taak worden ontheven. Het andere bestuurslid voert dan het overleg met de Raad. Artikel 3a Medezeggenschapsraden 1. Aan elke school van het bestuur is een medezeggenschapsraad (MR) verbonden. 2. Deze raad wordt rechtstreeks uit en door de geledingen van de desbetreffende school gekozen. 3. Het reglement van de raad bepaalt de samenstelling en de bevoegdheden. De omvang van de raad kan per school verschillen. In september 2007 is de omvang van de MR als volgt: 1. RSG Tromp Meesters (16GZ): 16 leden (8 medewerkers, 4 ouders en 4 leerlingen); 2. RSG Tromp Meesters praktijkschool (29VY): 4 leden (2 medewerkers, 1 ouder en 1 leerling); 3. Linde College: 12 leden (6 medewerkers, 3 ouders en 3 leerlingen) Artikel 3.1 Gecombineerde MR RSG Tromp Meesters 1. De MR-en van RSG Tromp Meesters (16GZ) en RSG Tromp Meesters praktijkschool (24VY) kiezen ervoor om gedurende de looptijd van dit statuut gezamenlijk te vergaderen volgens dezelfde agenda en onder gezamenlijk voorzitterschap en secretariaat en om in gezamenlijkheid besluiten te nemen, als ware er sprake van één MR. Dit is vastgelegd in het reglement van de gecombineerde MR van RSG Tromp Meesters. 2. De voorzitter en de secretaris van de gecombineerde MR worden in gezamenlijkheid verkozen en beschikken over de faciliteiten als genoemd in het medezeggenschapsreglement van RSG Tromp Meesters (16GZ en 24VY). Artikel 3.2 Themaraad (raden) 1. Elke raad kan met inachtneming van artikel 20, vierde lid van de wet een themaraad instellen 2. Een themaraad bestaat uit 3 leden, van wie ten minste 2 personen lid zijn van deze medezeggenschapsraad. 3. De themaraad stelt een eigen reglement op, dat door het bevoegd gezag wordt vastgesteld. 4. Het reglement bevat tenminste bepalingen inzake: a. de wijze waarop de leden van de themaraad worden aangewezen, de afbakening van de taak en bevoegdheden.
1 juni 2010
Pagina 87 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
b. de termijnen waarbinnen aan de themaraad informatie ter beschikking wordt gesteld door het bevoegd gezag, c. de wijze waarop de themaraad informatie verschaft aan de medezeggenschapsraad en andere belanghebbenden, d. de voorzieningen en de faciliteiten waarop de leden van de themaraad een beroep kunnen doen.
Informatievoorziening Artikel 4 Informatie van het bevoegd gezag aan de GMR en de MR Jaarlijks verschaft het bevoegd gezag schriftelijk tenminste de volgende informatie aan de gemeenschappelijke- en/of de medezeggenschapsraad: a. de begroting van de organisatie en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied. b. aan het begin van het schooljaar de gegevens met betrekking tot: • de samenstelling van het bevoegd gezag • de organisatie binnen de school • het managementstatuut • de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid c. vóór 1 mei: de berekening die ten grondslag ligt aan de overheidssubsidie d. één maand voordat de begroting van het daaropvolgende kalenderjaar wordt vastgesteld doch uiterlijk vóór 1 december, het jaarverslag van de organisatie e. Tijdig ontvangt de raad, al dan niet gevraagd, alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Daartoe behoren in ieder geval: - de uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; - elk oordeel van de klachtencommissie waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen. f. Voorts ontvangt de raad tijdig, al dan niet gevraagd, alle inlichtingen die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijze nodig heeft. g. De informatie wordt op een zodanig tijdstip verstrekt, dat alle leden van de raad een redelijke tijd voor de vergadering kennis kunnen nemen van de stukken, en zonodig deskundigen kunnen raadplegen. h. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de raad, dan wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geledingen van de raad aangeboden.
1 juni 2010
Pagina 88 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ontvangt bovengenoemde informatie op bestuurlijk niveau. De medezeggenschapsraad ontvangt alle informatie op schoolniveau. De GMR en MR maken goede afspraken over de wederzijdse informatievoorziening en de onderlinge communicatie. Artikel 5 Wijze waarop het bevoegd gezag informatie verschaft 1. Het bevoegd gezag stelt de in het voorgaande artikel bedoelde informatie in ieder geval schriftelijk, en zo mogelijk eveneens digitaal, ter beschikking aan de raad. 2. Alle verkregen informatie is in principe openbaar, tenzij het om personen gaat of het bevoegd gezag nadrukkelijk aangeeft dat er sprake is van vertrouwelijkheid zoals omschreven in artikel 20 van het GMR- en het MR-reglement. Artikel 6 Wijze waarop de raad informatie verstrekt en ontvangt 1. De raad en zijn geledingen informeren hun ‘achterban’ in de regel binnen 10 werkdagen na de vergadering over hetgeen er is besproken in de raad of in het overleg met het bevoegd gezag. 2. De secretaris van de raad informeert de overige leden over alle binnengekomen brieven en reacties, en beslist in overleg met de voorzitter of een reactie moet worden gegeven. 3. De vergaderingen van de raad zijn in principe openbaar. 4. Alle informatie wordt in principe schriftelijk verstrekt, waar mogelijk en wenselijk eveneens digitaal. Artikel 7: Communicatie binnen de school Communicatie is meer dan het uitwisselen van de informatie die de WMS voorschrijft. Voor de looptijd van dit statuut worden de volgende afspraken gemaakt:
De (G)MR kondigt haar vergaderingen tijdig (= tenminste 5 werkdagen) aan via tenminste een oproep in de mededelingenbulletins van de twee scholen en door ze ook digitaal ter beschikking te stellen (website en/of elektronische leeromgeving) en door ze op te nemen in de jaarplanning. Van iedere vergadering wordt na uiterlijk 10 werkdagen een verslag gepubliceerd in de mededelingenbulletins t.b.v. het personeel. Ten behoeve van ouders en leerlingen en medewerkers worden de verslagen eveneens digitaal ter beschikking gesteld. De (G)MR krijgt een eigen plek op de website. De (G)MR geeft de diverse geledingen van de school/bestuur tenminste éénmaal per jaar de gelegenheid om met haar te overleggen. Periodiek, doch tenminste eenmaal in de drie jaar geeft de (G)MR de geledingen de gelegenheid om zich d.m.v. een enquête uit te spreken over het functioneren van de (G)MR. Het bestuur geeft de (G)MR alle informatie die de raad nodig heeft om goed te kunnen functioneren.
Faciliteiten Artikel 8: Faciliteiten afgesproken in onderling overleg
1 juni 2010
Pagina 89 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
1. De (G)MR kan gebruik maken van voorzieningen waarover het bevoegd gezag beschikt en die de (G)MR redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van zijn taak. 2. De kosten voor medezeggenschapsactiviteiten met inbegrip van bijwonen van vergaderingen van de raad zelf, worden gedragen door het bevoegd gezag. Onder deze activiteiten worden mede begrepen: - scholing van de leden van de raad en de raad als geheel - het inhuren van deskundigen - het voeren van rechtsgedingen - het informeren en raadplegen van de achterban Voorwaarde is, dat het bevoegd gezag vooraf in kennis wordt gesteld van het activiteitenplan en begroting of het concrete voornemen van de (G)MR. Faciliteiten ten behoeve van de leden van de GMR: 1. De personeelsleden in de GMR hebben vrijstelling van hun reguliere taken conform het gestelde in de CAO-VO, dit komt tot uitdrukking in de jaartaak en wordt opgenomen in het taakbeleid. 2. Ten aanzien van de tegemoetkoming aan de ouders in deze raad is het volgende afgesproken: a. een vergoeding van de reiskosten; b. een vacatiegeld van € 25,- per bijgewoonde vergadering en voor andere activiteiten die zij uit hoofde van hun lidmaatschap van de GMR ten behoeve van de organisatie uitvoeren in opdracht van een besluit van de raad. 3. Ten aanzien van de faciliteiten voor de leerlingen in deze raad is het volgende afgesproken: a. een vergoeding van de reiskosten; b. een vacatiegeld van € 25,- per bijgewoonde vergadering en voor andere activiteiten die zij uit hoofde van hun lidmaatschap van de GMR ten behoeve van de organisatie uitvoeren in opdracht van een besluit van de raad Faciliteiten ten behoeve van de leden van de MR: 1. De personeelsleden in de MR hebben vrijstelling van hun reguliere taken conform het gestelde in de CAO-VO, dit komt tot uitdrukking in de jaartaak en wordt opgenomen in het taakbeleid. 2. De onderlinge verdeling van de totale inzet ten behoeve van de personeelsgeleding van de MR geschiedt op voorstel van de MR. 3. Ten aanzien van de tegemoetkoming aan de ouders in deze raad geldt een vergoeding van de reiskosten, een vacatiegeld van € 25,- per bijgewoonde vergadering en voor andere activiteiten die zij uit hoofde van hun lidmaatschap van de MR ten behoeve van de organisatie uitvoeren in opdracht van een besluit van de raad. 4. Ten aanzien van de tegemoetkoming aan de leerlingen in deze raad geldt een vergoeding van de reiskosten, een vacatiegeld van € 25,- per bijgewoonde vergadering en voor andere activiteiten die zij uit hoofde van hun lidmaatschap van de MR ten behoeve van de organisatie uitvoeren in opdracht van een besluit van de raad. 5. De MR en GMR stellen jaarlijks een activiteitenplan op volgens de CAO/VO.
1 juni 2010
Pagina 90 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Faciliteiten ten behoeve van de leden van een themaraad 1. De personeelsleden in een themaraad krijgen hiervoor een tijdsvergoeding die in relatie staat met de omvang van hun taak. De tijdsvergoeding wordt door het bevoegd gezag voorgesteld en na instemming door de (G)MR definitief vastgesteld. 2. Het lid namens de ouders/leerlingen dat zitting heeft in de themaraad ontvangt een vergoeding van € 25,- per vergadering en voor andere activiteiten die zij uit hoofde van hun lidmaatschap van de (G)MR ten behoeve de organisatie uitvoeren in opdracht van een besluit van de raad. Gemaakte reiskosten worden eveneens vergoed. Artikel 9: Andere afspraken
1 juni 2010
De GMR bespreekt alle zaken die medezeggenschap behoeven op uitsluitend het bestuurlijk niveau. Dit wordt in het reglement GMR nader uitgewerkt. De MR bespreekt alle zaken die medezeggenschap behoeven op schoolniveau . Jaarlijks dient de GMR voor 1 november een begroting in van de kosten die zij nodig denkt te hebben voor het goed functioneren De vergaderingen van de GMR vinden bij toerbeurt plaats op één van de scholen in Steenwijk of Wolvega. Jaarlijks vinden er tenminste twee vergaderingen plaats De medezeggenschapsraden van de scholen komen tenminste zesmaal per jaar in vergadering bijeen. In het overleg tussen de rector/bestuurder en de MR kan worden afgesproken dat er t.b.v. de communicatie tweewekelijks informeel overleg tussen de voorzitter/secretaris en de rector/bestuurder plaats kan vinden Het overleg inzake aangelegenheden die vooral het personeelsdeel van de (G)MR aangaan, zoals weergegeven in artikel 23 en 24 van het conceptreglement (G)MR, wordt gevoerd door (de vertegenwoordiger van) het bestuur en de personeelsgeleding van de MR. Definitieve besluitvorming over deze kwesties kan binnen de personeelsgeleding worden afgehandeld. De personeelsgeleding heeft dan wel de verplichting om de inhoud van het besluit zo spoedig bekend te maken aan de overige leden van de (G)MR. Het bestuur kan de instelling van een themaraad voorstellen. De (G)MR draagt zorg voor de overdracht van de bevoegdheden aan de leden van de raad en maakt bindende afspraken met de themaraad over de wijze waarop en waarover verantwoording aflegt. Bij de instellen van een themaraad kunnen namens de personeelsgeleding twee leden in de themaraad worden gekozen. De ouder/en leerlingengeleding kiezen het andere lid voor de themaraad. Alle 3 de leden hebben gedurende een periode van 6 jaar zitting in de themaraad en kunnen herkozen worden.
Pagina 91 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Reglement voor de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad Paragraaf 1
Algemeen
Artikel 1 Begripsbepaling Dit reglement verstaat onder: a. de wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006,658); b. bevoegd gezag: het bestuur van de Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld; c. medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad van het Linde College dan wel de gecombineerde medezeggenschapsraad van RSG Tromp Meesters (16 GZ en 24VY); d. gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 4 van de wet; e. school: het Linde College dan wel RSG Tromp Meesters (combinatie brinnummer 16GZ en 24VY); f. leerlingen: leerlingen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs; g. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen; h. schoolleiding: de plv. rector en de conrectoren als bedoeld in de WVO; i. personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag en dat werkzaam is op één van de scholen van het bestuur; j. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, bedoeld in artikel 3, derde lid van de wet. Paragraaf 2
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 2 Er is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de scholen indien het bevoegd gezag meer dan een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs in stand houdt. 1. In de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is elke medezeggenschapsraad van de betrokken scholen vertegenwoordigd. 2. De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad worden rechtstreeks gekozen door de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden. Artikel 3 Omvang en samenstelling gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bestaat uit 8 leden van wie a. 2 leden door de personeelsgeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 2 leden door de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van het Linde College worden gekozen; en b. 1 lid door de oudergeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 1 lid door de oudergeleding van de medezeggenschapsraad van het Linde College wordt gekozen; en c. 1 lid door de leerlingengeleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad van de RSG Tromp Meesters en 1 lid door de leerlingengeleding van het Linde College wordt gekozen.
1 juni 2010
Pagina 92 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. Indien niet aan het gestelde in het eerste lid onder b en c kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kan de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaats worden toegedeeld aan de andere groep. Artikel 4 Onverenigbaarheden 1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag kunnen geen zitting nemen in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad kan niet tevens lid zijn van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Artikel 5 Zittingsduur 1. Een lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft zitting voor een periode van drie jaar. 2. Een lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad treedt na zijn zittingsperiode af en is voor maximaal één termijn herkiesbaar. 3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is aangewezen of verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen of verkozen, zou moeten aftreden. 4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad: door overlijden; door opzegging door het lid; door ondercuratelestelling; zodra een lid geen deel maar uitmaakt van de geleding waardoor hij is gekozen. Paragraaf 3
De verkiezing
Artikel 6 Organisatie verkiezingen De leiding van de verkiezing van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad berust bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. De organisatie daarvan kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad opdragen aan een verkiezingscommissie. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bepaalt de samenstelling, werkwijze, en de bevoegdheden van de verkiezingscommissie alsmede de wijze waarop over bezwaren inzake besluiten van de verkiezingscommissie wordt beslist. Artikel 7 Datum verkiezingen 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bepaalt voor welke datum de verkiezing door de medezeggenschapsraden moet hebben plaatsgevonden. 2. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de betrokken medezeggenschapsraden, de ouders, het personeel en de leerlingen in kennis van de in het eerste lid genoemde tijdstip.
1 juni 2010
Pagina 93 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 8 Verkiesbare en kiesgerechtigde personen 1. Zij die op de dag van de kandidaatstelling deel uitmaken van het personeel of ouder dan wel leerling zijn, zijn verkiesbaar tot lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. 2. Ouders en leerlingen, die op grond van artikel 48 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs tot de bijzondere school (Linde College) van het bevoegd gezag zijn toegelaten, kunnen zich slechts kandidaat stellen voor de verkiezing tot lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, indien zij hebben verklaard de grondslag en de doelstellingen van de school te respecteren. 3. Zij die op de dag van de verkiezing deel uitmaken van de medezeggenschapsraden van de scholenzijn kiesgerechtigd. Artikel 9 Bekendmaking verkiesbare personen De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt 3 weken voor de verkiezingen een lijst vast van de personen die verkiesbaar zijn. Deze lijst wordt aan de ouders, leerlingen en het personeel bekend gemaakt onder vermelding van de mogelijkheid zich kandidaat te stellen, alsmede van de daarvoor gestelde termijn. Artikel 10 Onvoldoende kandidaten Indien uit de ouders, leerlingen en het personeel niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis. Artikel 11 Verkiezing 1. De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming. 2. De verkiezing wordt gehouden tijdens een bijeenkomst van de onderscheiden medezeggenschapsraden. Artikel 12 Stemming; volmacht 1. Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kiesgerechtigde kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde bij volmacht een stem uitbrengen. Artikel 13 Uitslag verkiezingen 1. Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. 2. De uitslag van de verkiezingen wordt door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de overige betrokken medezeggenschapsraden, de geledingen en de betrokken kandidaten. 1 juni 2010
Pagina 94 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 14 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature of bij een langdurige afwezigheid van meer dan 3 maanden van één der leden van de GMR wijst de GMR tot opvolger, respectievelijk vervanger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde uitslag, bedoeld in artikel 13, tweede lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt. 2. De aanwijzing geschiedt binnen vier weken (bij vervanging wegens langdurige afwezigheid na drie maanden) na het ontstaan van de vacature. De GMR doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaat. 3. Indien uit de ouders en het personeel minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 13 van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 4
Algemene taken/bevoegdheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 15 Overleg met bevoegd gezag 1. Het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, een geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of het bevoegd gezag. Artikel 16 Initiatiefbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden die de algemene gang van zaken in alle scholen of de meerheid van de scholen vallend onder één onderwijswet betreft. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bevoegd gezag de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Artikel 17 Openheid, onderling overleg en gelijke behandeling 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid en onderling overleg in de school. 2. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad waakt voorts in de school in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. 3. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad doet aan alle bij de school betrokkenen schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en stelt de geledingen in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren.
1 juni 2010
Pagina 95 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 18
Informatieverstrekking
1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak op bestuurlijke niveau redelijkerwijze nodig heeft. 2. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ontvangt in elk geval: a. jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel en formatief gebied; b. jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit ’s Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag; c. jaarlijks tenminste één maand voor het vaststellen van de begroting doch uiterlijk 1 december een jaarverslag als bedoeld in artikel 106van de Wet op het voortgezet onderwijs; d. de uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. ten minste éénmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep van de in de scholen werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich houden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar; f. tenminste éénmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het toezicht op het bevoegd gezag waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich houden tot elkaar en tot die van het voorafgaande jaar; g. aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de scholen, het managementstatuut, de hoofdpunten van het reeds voor dat schooljaar vastgestelde beleid op bestuursniveau en de beleidsvoornemens voor dat schooljaar op bestuursniveau. 3. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangeboden. Daarbij verstrekt het bevoegd gezag de beweegredenen van het voorstel, alsmede de gevolgen die de uitwerking van het voorstel naar verwachting zal hebben voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. Artikel 19 Jaarverslag De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen jaar vast en zendt dit verslag ter kennisneming aan het bevoegd gezag, de betrokken medezeggenschapsraden, de schoolleiding, het personeel en de ouders/leerlingen. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad draagt er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden ter inzage op een algemeen toegankelijke plaats op de scholen wordt gelegd. Artikel 20 Openbaarheid en geheimhouding 1. De vergadering van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet.
1 juni 2010
Pagina 96 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het geding is, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluit dan tegelijkertijd dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 3. De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 4. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijke of mondelinge verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 5. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de raad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school. Paragraaf 5
Bijzondere bevoegdheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 21 Instemmingsbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de door hem voorgenomen besluiten die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen of voor de meerderheid van de scholen met betrekking tot: a. verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school; b. vaststelling of wijziging van het schoolplan dan wel het leerplan of de onderwijs- en examenregeling en het zorgplan; c. vaststelling of wijziging van het schoolreglement; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het door ouders verrichten van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs; e. vaststelling of wijziging van regels op het gebied van het veiligheids, gezondheids en welzijnsbeleid, voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de personeelsgeleding; f. de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, onderdeel c van dit reglement en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd; g. de vaststelling of wijziging van de voor de school geldende klachtenregeling; h. overdracht van de school of van een onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake.
1 juni 2010
Pagina 97 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
i.
vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel en formatiebeleid voor de desbetreffende scholen, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die aan het bevoegd gezag ten behoeve van de scholen uit de openbare kas zijn toegerekend of van anderen zijn ontvangen;
Artikel 22 Adviesbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen of een meerderheid van de scholen met betrekking tot: a. de criteria die worden toegepast bij de verdeling van deze middelen over voorzieningen op bovenschools niveau en op schoolniveau; b. de aanstelling of het ontslag van personeel dat is belast met managementtaken ten behoeve van meer dan een school; c. beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; d. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; e. deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; f. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school; g. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van aanstellings- of ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; h. aanstelling of ontslag van de schoolleiding; i. vaststelling of wijziging van het lesrooster; j. vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van het managementstatuut; k. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot toelating en verwijdering van leerlingen; l. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs; m. regeling van de vakantie; n. het oprichten van een centrale dienst; o. nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school; p. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school;
Artikel 23 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding 1. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit het personeel is gekozen voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot de volgende gemeenschappelijke aangelegenheden: a. vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie van personeel dat is benoemd of te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school.
1 juni 2010
Pagina 98 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
b. regeling van de gevolgen van het personeel van een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22, onderdelen d,e,f en o. c. vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel; d. vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttijdenregeling van het personeel; e. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van f. salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel; g. vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting (het taakbeleid) binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen; h. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie; i. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het overdragen van de bekostiging; j. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reïntegratiebeleid; k. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk l. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van het personeel; m. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bevorderingsbeleid of op het gebied van het aanstelling- en ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging geen verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; n. vaststelling of wijziging van regels waarover partijen die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten, zijn overeen gekomen dat die regels of de wijziging daarvan in het overleg tussen bevoegd gezag en het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad tot stand wordt gebracht; o. vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie; p. vaststelling of wijziging van regels met betrekking tot de nascholing van het personeel q. vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden; r. vaststelling of wijziging van een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van het personeel s. vaststelling of wijziging van de regeling inzake de faciliteiten t.b.v. de medezeggenschapsraad, voor zover die betrekking heeft op het personeel Artikel 24 Instemmingsbevoegdheid ouder- en leerlingengeleding 1. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit de ouders en leerlingen is gekozen, voor de door hem voorgenomen besluiten die van gemeenschappelijk belang zijn voor alle scholen of de meerderheid van de scholen met betrekking tot: a. vaststelling van de onderwijstijd. 2. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit de ouders is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende gemeenschappelijke aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor de ouders van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22, onder d,e,f en o;
1 juni 2010
Pagina 99 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
b. verandering van de grondslag van de school of omzetting van de school of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; c. de vaststelling of wijziging van de hoogte en vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van ouders of leerlingen worden gevraagd zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op grond van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; d. vaststelling of wijziging van een regeling voor het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders; 3. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande toestemming van het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit dat van gemeenschappelijk belang is voor alle scholen of een meerderheid van de scholen met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor leerlingen met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22 d, e, f en o; b. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van leerlingen; c. de vaststelling van de schoolgids; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. e. de vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders of leerlingen worden gevraagd voor schoolboeken en lesmateriaal, noodzakelijk om het onderwijs aan de school te kunnen volgen, en voor andere schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden; f. vaststelling of wijziging van een mogelijk ouderstatuut; g. vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders; h. vaststelling of wijziging van een faciliteitenregeling voorzover die betrekking heeft op ouders. i. vaststelling of wijziging van het leerlingenstatuut zoals bedoeld in artikel 24g van de wet; j. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen; k. vaststelling of wijziging van de faciliteitenregeling voor zover die betrekking heeft op leerlingen Artikel 25 Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden De artikelen 21 tot en met 24 van dit reglement zijn niet van toepassing; a. indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift of een collectieve arbeidsovereenkomst; b. indien en voor zover de betrokken aangelegenheid het individuele personeelslid dan wel de individuele leerling betreft met uitzondering van het voorstel tot benoeming of ontslag van de schoolleiding; c. indien en voor zover de betrokken aangelegenheid de algemene rechtstoestand van het personeel betreft en daarover overleg wordt gevoerd door het bevoegd gezag in het decentraal georganiseerd overleg.
1 juni 2010
Pagina 100 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 26 Termijnen 1. Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van 30 werkdagen waarbinnen een schriftelijke standpunt uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 van dit reglement. 2. De in het eerste lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat, worden verlengd. 3. Het bevoegd gezag deelt onverwijld schriftelijk mee of de termijn al dan niet wordt verlengd en indien nodig voor welke termijn de verlenging geldt. 4. Indien de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat, niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, kan het bevoegd gezag het voorgenomen besluit omzetten in een definitief besluit.
Paragraaf 6
Inrichting en werkwijze gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Artikel 27 Verkiezing voorzitter en secretaris 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in rechte.
Artikel 28 Uitsluiting van leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad 1. De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad komen de uit het lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen na. 2. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad kan tot het oordeel komen, dat een lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid; a. hetzij ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet en van het medezeggenschapsreglement; b. hetzij de plicht tot geheimhouding schendt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden; c. hetzij een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. 3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad met een meerderheid van ten minste twee derden van het aantal leden besluiten het betreffende lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het desbetreffende lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
1 juni 2010
Pagina 101 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
4. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de geleding, waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, met een meerderheid van ten minste twee derden besluiten het lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad uit te sluiten van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de duur van ten hoogste drie maanden. 5. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de geleding waardoor het betrokken lid is gekozen, rekeninghoudend met de vertrouwelijkheid van gegevens. 6. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. 7. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman. Artikel 29 Indienen agendapunten door personeel en ouders 1. Het personeel en de ouders/leerlingen van de school kunnen de secretaris schriftelijk verzoeken een onderwerp of voorstel (dat van gemeenschappelijk belang is) ter bespreking op de agenda van een vergadering van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad te plaatsen. 2. De secretaris voert overleg met de voorzitter en informeert de aanvrager of het onderwerp of voorstel al dan niet ter bespreking op de agenda wordt geplaatst, alsmede wanneer de vergadering zal plaatsvinden. 3. Binnen een week nadat de vergadering heeft plaatsgevonden, stelt de secretaris degenen, die een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel hebben ingediend, schriftelijk op de hoogte van het resultaat van de bespreking van dat onderwerp of voorstel door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Artikel 30 Raadplegen personeel en ouders Op verzoek van een derde deel van het personeel of 10% van de ouders/leerlingen van ieder van de afzonderlijke scholen raadpleegt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel een geleding van die raad, alvorens een besluit te nemen, het personeel en/of de ouders/leerlingen van de scholen over een voorstel zoals bedoeld in artikel 21 tot en met 26 van dit reglement Artikel 31 Huishoudelijke reglement 1. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt, met inachtneming van de voorschriften van het medezeggenschapsreglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast. 2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld: a. de taakomschrijving van de voorzitter en secretaris; b. de wijze van bijeenroepen van vergaderingen; c. de wijze van opstellen van de agenda; d. de wijze van besluitvorming; e. het quorum wat vereist is om te kunnen vergaderen. 3. De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bevoegd gezag.
1 juni 2010
Pagina 102 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Paragraaf 7
Regeling (andere) geschillen
Artikel 32 Aansluiting geschillencommissie De school is aangesloten bij de landelijke commissie voor geschillen. Paragraaf 8
Optreden namens het bevoegd gezag
Artikel 33 Personeelslid voert overleg 1. Het bestuur, dan wel één van de bestuursleden bij afwezigheid van het andere bestuurslid, voert het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Paragraaf 9 Artikel 34
Overige bepalingen Voorzieningen
1. Het bevoegd gezag staat de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. Het bevoegd gezag werkt de faciliteiten voor de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, zoals bedoeld in de wet, nader uit in het medezeggenschapsstatuut. Artikel 35
Rechtsbescherming
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 9 van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school. Artikel 36
Wijziging reglement
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft verworven. Artikel 37
Citeertitel; inwerkingtreding
1. Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement gemeenschappelijke medezeggenschapsraad SVO Wolvega/Steenwijk 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 augustus 2010.
1 juni 2010
Pagina 103 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Medezeggenschapsreglement voor het Linde College. Paragraaf 1 Algemeen Artikel 1 Begripsbepaling Dit reglement verstaat onder: a. de wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Stb. 2006, 658); b. bevoegd gezag: het bestuur van de Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld c. medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de wet; d. school: Linde College e. leerlingen: de leerlingen van de school; f. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen; g. personeel: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag en dat is op de school; h. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, behorende tot de groep personeel, de groep ouders of de groep leerlingen; i. schoolleiding: de conrectoren. Paragraaf 2 De medezeggenschapsraad Artikel 2 Medezeggenschapsraad Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden. Deze raad wordt rechtstreeks door en uit de ouders, leerlingen en het personeel gekozen volgens de bepalingen van dit reglement. Artikel 3 Omvang en samenstelling medezeggenschapsraad 1. De medezeggenschapsraad bestaat uit 12 leden van wie: a. 6 leden door en uit het personeel worden gekozen, waaronder minimaal 1 lid van het OOP; en b. 3 door en uit de ouders; en c. 3 door en uit de leerlingen wordt gekozen. 2. Indien niet aan het gestelde in het eerste lid onder b en c kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kan de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaats worden toegedeeld aan de andere groep. Artikel 4 Onverenigbaarheden 1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag kunnen geen zitting nemen in de medezeggenschapsraad. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de medezeggenschapsraad kan niet tevens lid zijn van de medezeggenschapsraad. Artikel 5 Zittingsduur 1. Een lid van de medezeggenschapsraad heeft zitting voor een periode van drie jaar. 2. Een lid van de medezeggenschapsraad treedt na zijn zittingsperiode af en is voor maximaal één termijn herkiesbaar. 1 juni 2010
Pagina 104 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is aangewezen of verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen of verkozen, zou moeten aftreden. 4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad a. door overlijden b. door opzegging door het lid; c. zodra een lid geen deel meer uitmaakt van de geleding waaruit en waardoor hij is gekozen; d. door ondercuratelestelling. Paragraaf 3 De verkiezing Artikel 6 Organisatie verkiezingen 1. De leiding van de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad berust bij de medezeggenschapsraad. De organisatie daarvan kan de medezeggenschapsraad opdragen aan een verkiezingscommissie. 2. De medezeggenschapsraad bepaalt de samenstelling, werkwijze, en de bevoegdheden van de verkiezingscommissie alsmede de wijze waarop over bezwaren inzake besluiten van de verkiezingscommissie wordt beslist. Artikel 7 Datum verkiezingen 1. De medezeggenschapsraad bepaalt de datum van de verkiezing, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming. 2. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de ouders, de leerlingen en het personeel in kennis van de in het eerste lid genoemde tijdstippen. Artikel 8 Verkiesbare en kiesgerechtigde personen Zij die op de dag van de kandidaatstelling deel uitmaken van het personeel of ouder of leerling zijn, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar tot lid van de van de medezeggenschapsraad. Artikel 9 Bekendmaking verkiesbare en kiesgerechtigde personen 1. De medezeggenschapsraad stelt drie weken voor de verkiezingen een lijst vast van de personen die kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn. 2. Deze lijst wordt aan de ouders, de leerlingen en het personeel bekend gemaakt onder vermelding van de mogelijkheid zich kandidaat te stellen, alsmede van de daarvoor gestelde termijn. Artikel 10 Onvoldoende kandidaten 1. Indien uit de ouders, leerlingen en het personeel niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. 2. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis.
1 juni 2010
Pagina 105 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 11 Verkiezing 1. De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming. 2. Uiterlijk één week voor de datum van de verkiezingen zendt de medezeggenschapsraad aan de kiesgerechtigden een dat de namen van kandidaten uit de betreffende geleding van de kiesgerechtigden bevat. Artikel 12 Stemming; volmacht 1. Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de medezeggenschapsraad zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kiesgerechtigde kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde bij volmacht een stem uitbrengen. Artikel 13 Uitslag verkiezingen Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. De uitslag van de verkiezingen wordt door de medezeggenschapsraad vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten. Artikel 14 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature wijst de medezeggenschapsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde uitslag, bedoeld in artikel 13, tweede lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt. 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De medezeggenschapsraad doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaat. 3. Indien uit de ouders, leerlingen en het personeel minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 13 van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 4 Algemene taken en bevoegdheden van de medezeggenschapsraad Artikel 15 Overleg met bevoegd gezag 1. Het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad komen tenminste 6 keer per jaar bijeen, en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de medezeggenschapsraad, een geleding van de medezeggenschapsraad of het bevoegd gezag. 2. Indien twee derden van de leden van de medezeggenschapsraad en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding afzonderlijk.
1 juni 2010
Pagina 106 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 16 Initiatiefbevoegdheid medezeggenschapsraad 1. De medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de medezeggenschapsraad. 3. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de medezeggenschapsraad. 4. Indien twee derde van de leden van de medezeggenschapsraad en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde besprekingen en overleg met elke geleding afzonderlijk. Artikel 17 Openheid, onderling overleg en gelijke behandeling 1. De medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid en overleg in de school. 2. De medezeggenschapsraad waakt voorts in de school in het algemeen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. 3. De medezeggenschapsraad doet aan alle bij de school betrokkenen schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en stelt de geledingen in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren. Artikel 18 Informatieverstrekking 1. De medezeggenschapsraad ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. 2. De medezeggenschapsraad ontvangt in elk geval: a. jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied; b. jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit ’s Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag; c. jaarlijks tenminste één maand voor het vaststellen van de begroting, doch uiterlijk 1 december een jaarverslag als bedoeld in artikel 106 van de Wet op het voortgezet onderwijs; d. de uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, in artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de privacy van het personeel, ouders en leerlingen; f. tenminste éénmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken groep van de in de school werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en die van het voorafgaande jaar; 1 juni 2010
Pagina 107 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
g. tenminste eenmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het op het bevoegd gezag, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en die van het voorafgaande jaar; h. aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. 3. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de medezeggenschapsraad wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding van de medezeggenschapsraad aangeboden. Daarbij verstrekt het bevoegd gezag de beweegredenen van het voorstel, alsmede de gevolgen die de uitwerking van het voorstel naar verwachting zal hebben voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. Artikel 19 Jaarverslag De medezeggenschapsraad stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen jaar vast en zendt dit verslag ter kennisneming aan het bevoegd gezag, de schoolleiding, het personeel , de ouders en de leerlingen. De medezeggenschapsraad draagt er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden ter inzage op een algemeen toegankelijke plaats op de school wordt gelegd. Artikel 20 Openbaarheid en geheimhouding 1. De vergadering van de medezeggenschapsraad is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet. 2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de medezeggenschapsraad in het geding is, kan de medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De medezeggenschapsraad besluit dan tegelijkertijd dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 3. De leden van de medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 4. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijke of mondelinge verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 5. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de raad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school.
1 juni 2010
Pagina 108 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Paragraaf 5 Bijzondere bevoegdheden van de medezeggenschapsraad Artikel 21 Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraad Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot: a. verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school; b. vaststelling of wijziging van het schoolplan dan wel het leerplan of de onderwijs- en examenregelingen het zorgplan; c. vaststelling of wijziging van het schoolreglement; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs; e. vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de veiligheids, de gezondheids en welzijnsbeleid, voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de themaraad of de personeelsgeleding; f. de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel c van dit reglement en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd; g. de vaststelling of wijziging van de voor de school geldende klachtenregeling; h. overdracht van de school of van een onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake. i. vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor de school, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas zijn toegekend of van anderen zijn ontvangen met uitzondering van de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel c van dit reglement; Artikel 22 Adviesbevoegdheid medezeggenschapsraad De medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot: a. vaststelling of wijziging van de uitgangspunten van het lesrooster in het voorgezet onderwijs; b. beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; c. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; d. deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; e. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school; f. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van aanstellings- of ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; g. aanstelling of ontslag van de schoolleiding en de rector/bestuurder van de school; h. vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van het managementstatuut;
1 juni 2010
Pagina 109 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
i. j.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot toelating en verwijdering van leerlingen; vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs; k. regeling van de vakantie; l. het oprichten van een centrale dienst; m. nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school; n. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school; Artikel 23 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22 in de onderdelen b (beëindiging), c (duurzame samenwerking), d (deelneming experiment) en l (centrale dienst). b. Vaststelling of wijziging van de omvang en samenstelling van de formatie c. Vaststelling of wijziging van de regels met betrekking tot de nascholing van het personeel. d. vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden; e. vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel; f. vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttijdenregeling van het personeel; g. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel; h. vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen; i. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie; j. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het overdragen van de bekostiging; k. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reïntegratiebeleid; l. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk m. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van het personeel; n. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bevorderingsbeleid of op het gebied van het aanstelling- en ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging geen verband houdt met de grondslag van de school of de wijziging daarvan; o. vaststelling of wijziging van regels waarover partijen die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten, zijn overeen gekomen dat die regels of de wijziging daarvan in het overleg tussen bevoegd gezag en het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad tot stand wordt gebracht; p. Vaststelling of wijziging van een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van het personeel q. Vaststelling of wijziging van de regeling inzake de faciliteiten t.b.v. de Medezeggenschapsraad, voor zover die betrekking heeft op het personeel.
1 juni 2010
Pagina 110 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 24 Instemmingsbevoegdheid ouders/leerlingengeleding 1. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen, voor de door hen voorgenomen besluiten met betrekking tot: a. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag; b. vaststelling van de onderwijstijd; 2. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders is gekozen, voor elke door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor de ouders van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 21, onderdelen c (beëindiging), d (duurzame samenwerking), e (deelneming experiment) en m (centrale dienst). b. verandering van grondslag van de school of omzetting van de school of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging het beleid ter zake; c. vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de of de leerlingen wordt gevraagd zonder dat daartoe een verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders of de leerlingen worden gevraagd voor schoolboeken en lesmateriaal, noodzakelijk om het onderwijs aan de school te kunnen volgen, en voor andere schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden. e. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders; f. Vaststelling of mogelijke wijziging van een mogelijk ouderstatuut; g. vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders. h. vaststelling of wijziging van de regeling inzake faciliteiten voor zover die betrekking heeft op ouders. 3. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden a. regeling van gevolgen voor de leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22 onder b (beëindiging), c (duurzame samenwerking), d (deelneming experiment) en l (centrale dienst). b. vaststelling of wijziging van het leerlingenstatuut, bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een mogelijk leerlingenstatuut anders dan bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs; c. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag;
1 juni 2010
Pagina 111 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
e. vaststelling of wijziging van de faciliteitenregeling voorzover die betrekking heeft op leerlingen. f. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van leerlingen; Artikel 25 Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden 1. De bevoegdheden op grond van de artikelen 21 tot en met 24, zijn niet van toepassing, voor zover: a. de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift; b. het betreft een aangelegenheid als bedoeld in artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor zover het betrokken overleg niet besluit de aangelegenheid ter behandeling aan het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad over te laten 2. De bevoegdheden van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 26 Termijnen 1. Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad of die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van 30 werkdagen waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 van dit reglement. 2. De in het eerste lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, worden verlengd 3. Het bevoegd gezag deelt onverwijld schriftelijk mee of de termijn al dan niet wordt verlengd en indien nodig voor welke termijn de verlenging geldt. 4. Indien de medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, kan het bevoegd gezag het voorgenomen besluit omzetten in een definitief besluit.
Paragraaf 6
Inrichting en werkwijze medezeggenschapsraad
Artikel 27 Verkiezing voorzitter en secretaris 1. De medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de medezeggenschapsraad in rechte. Artikel 28 Uitsluiting van leden van de medezeggenschapsraad 1. De leden van de medezeggenschapsraad komen de uit het lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen na.
1 juni 2010
Pagina 112 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. De medezeggenschapsraad kan tot het oordeel komen, dat een lid van de medezeggenschapsraad de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid; a. hetzij ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet en van het medezeggenschapsreglement b. hetzij de plicht tot geheimhouding schendt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden; c. hetzij een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de medezeggenschapsraad. 3. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de medezeggenschapsraad met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal leden besluiten het betreffende lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het desbetreffende lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de medezeggenschapsraad. 4. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de geleding, waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, met een meerderheid van ten minste twee derden besluiten het lid van de medezeggenschapsraad uit te sluiten van de werkzaamheden van de medezeggenschapsraad voor de duur van ten hoogste drie maanden. 5. De medezeggenschapsraad pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de geleding waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, rekeninghoudend met de vertrouwelijkheid van gegevens. 6. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. 7. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman. Artikel 29 Indienen agendapunten door personeel, ouders en leerlingen 1. Het personeel en de ouders/leerlingen van de school kunnen de secretaris schriftelijk verzoeken een onderwerp of voorstel (dat van gemeenschappelijk belang is) ter bespreking op de agenda van een vergadering van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad te plaatsen. 2. De secretaris voert overleg met de voorzitter en informeert de aanvrager of het onderwerp of voorstel al dan niet ter bespreking op de agenda wordt geplaatst, alsmede wanneer de vergadering zal plaatsvinden. 3. Binnen een week nadat de vergadering heeft plaatsgevonden, stelt de secretaris degenen, die een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel hebben ingediend, schriftelijk op de hoogte van het resultaat van de bespreking van dat onderwerp of voorstel door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad Artikel 30 Raadplegen personeel, ouders en leerlingen 1. Op verzoek van een derde deel van het personeel of 25% van de ouders en/of leerlingen raadpleegt de medezeggenschapsraad dan wel een geleding van die raad, alvorens een besluit te nemen, het personeel en/of de ouders/leerlingen van de school over een voorstel zoals bedoeld in artikel 21 tot en met 27 van dit reglement
1 juni 2010
Pagina 113 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 31 Huishoudelijke reglement 1. De medezeggenschapsraad stelt, met inachtneming van de voorschriften van het medezeggenschapsreglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast. 2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld: a. de taakomschrijving van de voorzitter en secretaris; b. de wijze van bijeenroepen van vergaderingen; c. de wijze van opstellen van de agenda; d. de wijze van besluitvorming; e. het quorum wat vereist is om te kunnen vergaderen. 3. De medezeggenschapsraad zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bevoegd gezag. Paragraaf 7 Regeling (andere) geschillen Artikel 32 Aansluiting geschillencommissie De school is aangesloten bij de landelijke commissie voor geschillen. Paragraaf 8 Optreden namens het bevoegd gezag Artikel 33 rector/bestuurder voert overleg 1. De rector/bestuurder, of een door hem aangewezen plaatsvervanger, voert namens het bevoegd gezag het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de medezeggenschapsraad. 2. Op verzoek van de medezeggenschapsraad of op verzoek van de plaatsvervanger, als genoemd in het eerste lid, kan het bevoegd gezag besluiten de plaatsvervanger te ontheffen van zijn taak om een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren. 3. Op verzoek van de medezeggenschapsraad voert het bevoegd gezag in bijzondere gevallen zelf de besprekingen met de medezeggenschapsraad. Paragraaf 9
Overige bepalingen
Artikel 34 Voorzieningen 1. Het bevoegd gezag staat de medezeggenschapsraad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. Het bevoegd gezag werkt de faciliteiten voor de leden van de medezeggenschapsraad, zoals bedoeld in de wet, nader uit in het medezeggenschapsstatuut. Artikel 36 Rechtsbescherming Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 9 van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school.
1 juni 2010
Pagina 114 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 37 Wijziging reglement Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de medezeggenschapsraad heeft verworven. Artikel 38 Citeertitel; inwerkingtreding 1. Dit reglement kan worden aangehaald als: medezeggenschapsreglement Linde College 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van: 1 oktober 2010.
1 juni 2010
Pagina 115 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Medezeggenschapsreglement voor de gecombineerde MR van RSG Tromp Meesters Artikel l
Begripsbepalingen
Dit reglement verstaat onder: a. de wet: de Wet medezeggenschap op scholen (Staatsblad 2006, 658); b. bevoegd gezag: Stichting Samenwerking Voortgezet Onderwijs Steenwijkerland, Weststellingwerf en Westerveld (SVO c. medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad van RSG Tromp Meesters (16GZ), dan wel de medezeggenschapsraad van RSG Tromp Meesters (24VY); d. school: de RSG Tromp Meesters (16GZ) dan wel RSG Tromp Meesters praktijkschool (24VY) e. leerlingen: de leerlingen van de school; f. ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen van de school; g. schoolleiding: de plv. rector/conrectoren; h. personeel: het personeel dat in dienst is, dan wel tenminste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag i. geleding: de afzonderlijke groepen van leden, behorende tot de groep personeel, de groep ouders of de groep leerlingen. j. gecombineerde medezeggenschapsraad: de gecombineerde vergadering van de medezeggenschapsraden van RSG Tromp Meesters (16GZ en 24VY) k. scholen: de beide scholen onder de naam RSG Tromp Meesters met brinnummers 16GZ en 24VY PARAGRAAF 2 DE MEDEZEGGENSCHAPSRADEN VAN 16GZ EN 24VY Artikel 2
Medezeggenschapsraad
Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden. De leden namens het personeel worden rechtstreeks gekozen. De leden namens de ouders en de leerlingen worden gekozen door de ouderraad, respectievelijk de leerlingenrad die daarvoor een eigen reglement hanteren. Artikel 3 Omvang en samenstelling medezeggenschapsraad 16GZ De medezeggenschapsraad van 16GZ bestaat uit 16 leden van wie a. 8 leden door en uit het personeel worden gekozen onder wie minimaal 2 leden van het onderwijs ondersteunend personeel (OOP) en b. 4 leden gekozen door de ouderraad; en c. 4 leden gekozen door de leerlingenraad. Indien niet aan het gestelde in het eerste lid onder b en c kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kunnen de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaatsen worden toebedeeld aan de andere groep. 1 juni 2010
Pagina 116 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bij voorkeur is de samenstelling van de medezeggenschapsraad voor wat betreft alle subgeledingen een weerspiegeling van de verschillende afdelingen van de scholengemeenschap. Artikel 3 a
Omvang en samenstelling medezeggenschapsraad 24VY
De medezeggenschapsraad van 24VY bestaat uit 4 leden van wie a. 2 leden door en uit het personeel worden gekozen onder wie minimaal 1 lid van het OOP en b. 1 lid gekozen door de ouderraad; en c. 1 lid door en uit de leerlingen worden gekozen. Indien niet aan het gestelde in het eerste lid onder b en c kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kunnen de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaatsen worden toebedeeld aan de andere groep. Artikel 4
Onverenigbaarheden
1. Personen die deel uitmaken van het bevoegd gezag kunnen geen zitting nemen in de medezeggenschapsraad. 2. Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de medezeggenschapsraad, kan niet tevens lid zijn van de medezeggenschapsraad. Artikel 5 Zittingsduur 1. Een lid van de medezeggenschapsraad heeft zitting voor een periode van drie jaar. 2. Een lid van de medezeggenschapsraad treedt na zijn zittingsperiode af en is voor maximaal één termijn herkiesbaar. 3. Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is aangewezen of verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen of verkozen, zou moeten aftreden. Voor dit nieuwe lid geldt de eerste termijn van vervanging als eerste termijn en dat betekent dat hij/zij altijd weer herkiesbaar is voor een volgende termijn. 4. Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad: a. door overlijden; b. door opzegging door het lid; c. zodra een lid geen deel meer uitmaakt van de geleding waaruit en waardoor het is gekozen; d. door ondercuratelestelling; Paragraaf 3 De Verkiezing Artikel 6
Organisatie verkiezingen
1. De leiding van de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad berust voor de geleding personeel bij de medezeggenschapsraad. De organisatie daarvan kan de personeelsgeleding opdragen aan een verkiezingscommissie. 1 juni 2010
Pagina 117 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
2. De medezeggenschapsraad bepaalt de samenstelling, werkwijze en de bevoegdheden van de verkiezingscommissie, alsmede de wijze waarop over bezwaren inzake besluiten van de verkiezingscommissie wordt beslist. 3. De leiding van de verkiezing van de geleding ouders en de geleding leerlingen, berust bij de ouderraad resp. de leerlingenraad die daarvoor een eigen reglement hanteren. Artikel 7 Datum verkiezingen 1. De medezeggenschapsraad bepaalt de datum van de verkiezing van de personeelsgeleding, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming. 2. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de ouderraad, de leerlingenraad en het personeel in kennis van de in het eerste lid genoemde tijdstippen. 3. De medezeggenschapsraad stelt de ouderraad en de leerlingenraad in kennis van de tijdstippen waarop nieuwe vertegenwoordigers in de medezeggenschapsraad namens deze twee geledingen benoemd dan wel gekozen dienen te zijn. Artikel 8 Verkiesbare en kiesgerechtigde personen Zij die op de dag van de kandidaatstelling deel uitmaken van het personeel of ouder of leerling zijn, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar tot lid van de van de medezeggenschapsraad. Artikel 9 Bekendmaking verkiesbare en kiesgerechtigde personen 1. De medezeggenschapsraad stelt drie weken voor de verkiezingen een lijst vast van de personen die kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn. 2. Deze lijst wordt aan de ouders, de leerlingen en het personeel bekend gemaakt onder vermelding van de mogelijkheid zich kandidaat te stellen, alsmede van de daarvoor gestelde termijn. Artikel 10 Onvoldoende kandidaten 1. Indien uit de ouders, leerlingen en het personeel niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. 2. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis. Artikel 11 Verkiezing 1. De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming. 2. Uiterlijk één week voor de datum van de verkiezingen zendt de medezeggenschapsraad aan de kiesgerechtigden een kieslijst die de namen van kandidaten uit de betreffende geleding van de kiesgerechtigden bevat. Artikel 12 Stemming; volmacht 1. Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de medezeggenschapsraad zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht. 2. Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kiesgerechtigde kan voor ten hoogste één andere kiesgerechtigde bij volmacht een stem uitbrengen.
1 juni 2010
Pagina 118 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 13
Uitslag verkiezingen
Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot. De uitslag van de verkiezingen wordt door de medezeggenschapsraad vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaten. Artikel 14 Tussentijdse vacature 1. In geval van een tussentijdse vacature wijst de medezeggenschapsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde uitslag, bedoeld in artikel 13, tweede lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt. Als de tussentijdse vacature betrekking heeft op de oudergeleding, beslist de ouderraad over vervanging. Als de tussentijdse vacature betrekking heeft op de leerlingengeleding, beslist de leerlingenraad over vervanging 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De medezeggenschapsraad doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag, de geledingen en de betrokken kandidaat. 3. Indien uit de ouders, leerlingen en het personeel minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 13 van overeenkomstige toepassing. Paragraaf 4 Algemene taken en bevoegdheden van de gecombineerde medezeggenschapsraad Artikel 15 Overleg met bevoegd gezag 1. Het bevoegd gezag en de gecombineerde medezeggenschapsraad komen tenminste 6 keer per jaar bijeen, en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door de gecombineerde medezeggenschapsraad, een geleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad of het bevoegd gezag. 2. Indien twee derden van de leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde bespreking met elke geleding van de gecombineerde medezeggenschapsraad afzonderlijk. Artikel 16 Initiatiefbevoegdheid gecombineerde medezeggenschapsraad 1. De gecombineerde medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de scholen betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. 2. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omklede reactie uit aan de gecombineerde medezeggenschapsraad. 3. Alvorens over te gaan tot het uitbrengen van deze reactie, stelt het bevoegd gezag de gecombineerde medezeggenschapsraad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem overleg te voeren over de voorstellen van de gecombineerde medezeggenschapsraad.
1 juni 2010
Pagina 119 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
4. Indien twee derde van de leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad en de meerderheid van elke geleding dat wensen, voert het bevoegd gezag de in het eerste lid bedoelde besprekingen en overleg met elke geleding afzonderlijk. Artikel 17 Openheid, onderling overleg en gelijke behandeling 1. De gecombineerde medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid en overleg in de scholen. 2. De gecombineerde medezeggenschapsraad waakt voorts in de scholen in het algemeen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten en allochtone werknemers. 3. De gecombineerde medezeggenschapsraad doet aan alle bij de scholen betrokkenen schriftelijk verslag van zijn werkzaamheden en stelt de geledingen in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren. Artikel 18 Informatieverstrekking 1. De gecombineerde medezeggenschapsraad ontvangt van het bevoegd gezag, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. 2. De gecombineerde medezeggenschapsraad ontvangt in elk geval: a. jaarlijks de begroting en bijbehorende beleidsvoornemens op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied; b. jaarlijks voor 1 mei informatie over de berekening die ten grondslag ligt aan de middelen uit ’s Rijks kas die worden toegerekend aan het bevoegd gezag; c. jaarlijks tenminste één maand voor het vaststellen van de begroting, doch uiterlijk 1 december een jaarverslag als bedoeld in artikel 106 van de Wet op het voortgezet onderwijs; d. de uitgangspunten die het bevoegd gezag hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden; e. terstond informatie over elk oordeel van de klachtencommissie, in artikel 24b van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarbij de commissie een klacht gegrond heeft geoordeeld en over de eventuele maatregelen die het bevoegd gezag naar aanleiding van dat oordeel zal nemen, een en ander met inachtneming van de privacy van het personeel, ouders en leerlingen; f. tenminste éénmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken per groep van de in de school werkzame personen en de leden van het bevoegd gezag, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en die van het voorafgaande jaar; g. tenminste eenmaal per jaar schriftelijke gegevens over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het orgaan van de rechtspersoon dat is belast met het op het bevoegd gezag, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt met welk percentage deze arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken zich verhouden tot elkaar en die van het voorafgaande jaar; h. aan het begin van het schooljaar schriftelijk de gegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, het managementstatuut en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid.
1 juni 2010
Pagina 120 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
3. Indien het bevoegd gezag een voorstel voor advies of instemming voorlegt aan een geleding van de medezeggenschapsraad wordt dat voorstel gelijktijdig ter kennisneming aan de andere geleding van de medezeggenschapsraad aangeboden. Daarbij verstrekt het bevoegd gezag de beweegredenen van het voorstel, alsmede de gevolgen die de uitwerking van het voorstel naar verwachting zal hebben voor het personeel, ouders en leerlingen en van de naar aanleiding daarvan genomen maatregelen. Artikel 19 Jaarverslag De gecombineerde medezeggenschapsraad stelt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden in het afgelopen jaar vast en zendt dit verslag ter kennisneming aan het bevoegd gezag, de schoolleiding, het personeel, de ouders en de leerlingen. De gecombineerde medezeggenschapsraad draagt er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden ter inzage op een algemeen toegankelijke plaats op de beide scholen wordt gelegd. Artikel 20 Openbaarheid en geheimhouding 1. De vergadering van de gecombineerde medezeggenschapsraad is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet. 2. Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad in het geding is, kan de medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De gecombineerde medezeggenschapsraad besluit dan tegelijkertijd dat de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in een besloten vergadering plaatsvindt. 3. De leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de gecombineerde medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het voornemen om geheimhouding op te leggen wordt zoveel mogelijk vóór de behandeling van de betrokken aangelegenheid meegedeeld. 4. Degene die de geheimhouding, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijke of mondelinge verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoelang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. 5. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de raad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de scholen.
Paragraaf 5 Bijzondere bevoegdheden van de medezeggenschapsraden
Artikel 21
Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraden
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraden van RSG Tromp Meesters voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot: a. verandering van de onderwijskundige doelstellingen van één van de scholen; 1 juni 2010
Pagina 121 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
b. vaststelling of wijziging van het schoolplan dan wel het leerplan of de onderwijs- en examenregelingen en het zorgplan; c. vaststelling of wijziging van het schoolreglement; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het door ouders verrichten van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs; e. vaststelling of wijziging van regels op het gebied van veiligheids-, gezondheids- en welzijnsbeleid, voor zover niet behorend tot de bevoegdheid van de themaraad of de personeelsgeleding; f. de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel c van dit reglement en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd; g. de vaststelling of wijziging van de voor de school geldende klachtenregeling; h. overdracht van één van de scholen of van een onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van één van de scholen met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake. i. vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid voor één van de scholen, waaronder de voorgenomen bestemming van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas zijn toegekend of van anderen zijn ontvangen met uitzondering van de ouderbijdrage als bedoeld in artikel 24, tweede lid, onderdeel c van dit reglement; Artikel 22
Adviesbevoegdheid medezeggenschapsraden
De medezeggenschapsraden worden vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot: a. vaststelling of wijziging van de uitgangspunten van het lesrooster in het voorgezet onderwijs; b. beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van één van de scholen of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; c. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; d. deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake; e. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van één van de scholen; f. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van aanstellings- of ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging verband houdt met de grondslag van één van de scholen of de wijziging daarvan; g. aanstelling of ontslag van de schoolleiding en de rector bestuurder van de school; h. vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van het managementstatuut; i. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot toelating en verwijdering van leerlingen; j. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs; k. regeling van de vakantie; l. het oprichten van een centrale dienst; 1 juni 2010
Pagina 122 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
m. nieuwbouw of belangrijke verbouwing van één van de scholen; n. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van één van de scholen; Artikel 23 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraden dat uit en door het personeel is gekozen voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22 in de onderdelen b (beëindiging), c (duurzame samenwerking), d (deelneming experiment) en l (centrale dienst). b. Vaststelling of wijziging van de omvang en samenstelling van de formatie c. Vaststelling of wijziging van de regels met betrekking tot de nascholing van het personeel. d. vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden; e. vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel; f. vaststelling of wijziging van een arbeids- en rusttijdenregeling van het personeel; g. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel; h. vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen; i. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie; j. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het overdragen van de bekostiging; k. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reïntegratiebeleid; l. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bedrijfsmaatschappelijk werk m. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van het personeel; n. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het bevorderingsbeleid of op het gebied van het aanstelling- en ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging geen verband houdt met de grondslag van één van de scholen of de wijziging daarvan; o. vaststelling of wijziging van regels waarover partijen die een collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten, zijn overeen gekomen dat die regels of de wijziging daarvan in het overleg tussen bevoegd gezag en het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad tot stand wordt gebracht; p. Vaststelling of wijziging van een regeling inzake voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor waarneming van of controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van het personeel q. Vaststelling of wijziging van de regeling inzake de faciliteiten t.b.v. de Medezeggenschapsraad, voor zover die betrekking heeft op het personeel. Artikel 24
Instemmingsbevoegdheid ouders/leerlingengeleding
4. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraden dat uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen, voor de door hen voorgenomen besluiten met betrekking tot:
1 juni 2010
Pagina 123 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
a. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de activiteiten die buiten de voor één van de scholen geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag; b. vaststelling van de onderwijstijd; 5. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraden dat uit en door de ouders is gekozen, voor elke door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden: a. regeling van de gevolgen voor de ouders van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 21, onderdelen c (beëindiging), d (duurzame samenwerking), e (deelneming experiment) en m (centrale dienst). b. verandering van grondslag van één van de scholen of omzetting van één van de scholen of een onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging het beleid ter zake; c. vaststelling of wijziging van de hoogte en de vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de of de leerlingen wordt gevraagd zonder dat daartoe een verplichting bestaat onderscheidenlijk zijn ontvangen op van een overeenkomst die door de ouders is aangegaan; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking het beheersbaar houden van de middelen die van de ouders of de leerlingen worden gevraagd voor schoolboeken en lesmateriaal, noodzakelijk om het onderwijs aan de school te kunnen volgen, en voor andere schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden. e. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van ouders; f. Vaststelling of mogelijke wijziging van een mogelijk ouderstatuut; g. vaststelling of wijziging van het beleid ten aanzien van de uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders. h. vaststelling of wijziging van de regeling inzake faciliteiten voor zover die betrekking heeft op ouders. 6. Het bevoegd gezag behoeft tevens de voorafgaande instemming van het deel van de medezeggenschapsraden dat uit en door de leerlingen is gekozen, voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot de volgende aangelegenheden a. regeling van gevolgen voor de leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22 onder b (beëindiging), c (duurzame samenwerking), d (deelneming experiment) en l (centrale dienst). b. vaststelling of wijziging van het leerlingenstatuut, bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs dan wel een mogelijk leerlingenstatuut anders dan bedoeld in artikel 24g van de Wet op het voortgezet onderwijs; c. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen; d. vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de activiteiten die buiten de voor de school geldende onderwijstijd worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag; e. vaststelling of wijziging van de faciliteitenregeling voor zover die betrekking heeft op leerlingen. f. vaststelling of wijziging van een regeling over het verwerken van en de bescherming van persoonsgegevens van leerlingen; 1 juni 2010
Pagina 124 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 25
Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden
1. De bevoegdheden op grond van de artikelen 21 tot en met 24, zijn niet van toepassing, voor zover: a. de desbetreffende aangelegenheid voor de scholen reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift; b. het betreft een aangelegenheid als bedoeld in artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor zover het betrokken overleg niet besluit de aangelegenheid ter behandeling aan het personeelsdeel van de medezeggenschapsraden over te laten 2. De bevoegdheden van het deel van de medezeggenschapsraden dat uit en door het personeel is gekozen, zijn niet van toepassing, voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de scholen reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 26
Termijnen
1. Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad of die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van 30 werkdagen waarbinnen een schriftelijk standpunt uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24 van dit reglement. 2. De in het eerste lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, worden verlengd 3. Het bevoegd gezag deelt onverwijld schriftelijk mee of de termijn al dan niet wordt verlengd en indien nodig voor welke termijn de verlenging geldt. 4. Indien de medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, kan het bevoegd gezag het voorgenomen besluit omzetten in een definitief besluit. Paragraaf 6
Inrichting en werkwijze gecombineerde medezeggenschapsraad
Artikel 27 Verkiezing voorzitter en secretaris 1. De gecombineerde medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter en een secretaris. 2. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de medezeggenschapsraden in rechte. Artikel 28 Uitsluiting van leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad 1. De leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad komen de uit het lidmaatschap voortvloeiende verplichtingen na. 2. De gecombineerde medezeggenschapsraad kan tot het oordeel komen, dat een lid van de gecombineerde medezeggenschapsraad de in het eerste lid bedoelde verplichtingen niet nakomt, indien het betrokken lid; a. hetzij ernstig nalatig is in het naleven van de bepalingen van de wet en van het medezeggenschapsreglement
1 juni 2010
Pagina 125 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
3.
4.
5.
6. 7.
b. hetzij de plicht tot geheimhouding schendt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden; c. hetzij een ernstige belemmering vormt voor het functioneren van de gecombineerde medezeggenschapsraad. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de gecombineerde medezeggenschapsraad met een meerderheid van ten minste twee derde van het aantal leden besluiten het betreffende lid te wijzen op zijn verplichtingen dan wel het desbetreffende lid verzoeken zich terug te trekken als lid van de gecombineerde medezeggenschapsraad. Ingeval van een oordeel als bedoeld in het tweede lid kan de geleding, waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, met een meerderheid van ten minste twee derden besluiten het lid van de gecombineerde medezeggenschapsraad uit te sluiten van de werkzaamheden van de gecombineerde medezeggenschapsraad voor de duur van ten hoogste drie maanden. De gecombineerde medezeggenschapsraad pleegt ingeval van het in het tweede lid bedoelde oordeel en ingeval van een voornemen als bedoeld in het derde lid zoveel als mogelijk overleg met de geleding waaruit en waardoor het betrokken lid is gekozen, rekeninghoudend met de vertrouwelijkheid van gegevens. Een in het tweede lid bedoeld oordeel wordt schriftelijk aan het betrokken lid kenbaar gemaakt. Een in het derde en vierde lid bedoeld besluit kan niet worden genomen, dan nadat het betrokken lid in de gelegenheid is gesteld schriftelijk kennis te nemen van de tegen hem ingebrachte bezwaren en tevens in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren, waarbij hij zich desgewenst kan doen bijstaan door een raadsman.
Artikel 29
Indienen agendapunten door personeel, ouders en leerlingen
1. Het personeel en de ouders/leerlingen van de scholen kunnen de secretaris schriftelijk verzoeken een onderwerp of voorstel (dat van gemeenschappelijk belang is) ter bespreking op de agenda van een vergadering van de gecombineerde medezeggenschapsraad te plaatsen. 2. De secretaris voert overleg met de voorzitter en informeert de aanvrager of het onderwerp of voorstel al dan niet ter bespreking op de agenda wordt geplaatst, alsmede wanneer de vergadering zal plaatsvinden. 3. Binnen een week nadat de vergadering heeft plaatsgevonden, stelt de secretaris degenen, die een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel hebben ingediend, schriftelijk op de hoogte van het resultaat van de bespreking van dat onderwerp of voorstel door de gecombineerde medezeggenschapsraad Artikel 30
Raadplegen personeel, ouders en leerlingen
1. Op verzoek van een derde deel van het personeel of 25% van de ouders en/of leerlingen van ieder van de scholen raadpleegt de gecombineerde medezeggenschapsraad dan wel een geleding van die gecombineerde raad, alvorens een besluit te nemen, het personeel en/of de ouders/leerlingen van de scholen over een voorstel zoals bedoeld in artikel 21 tot en met 26 van dit reglement
1 juni 2010
Pagina 126 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 31
Huishoudelijke reglement
1. De gecombineerde medezeggenschapsraad stelt, met inachtneming van de voorschriften van het medezeggenschapsreglement en de wet, een huishoudelijk reglement vast. 2. In het huishoudelijk reglement wordt in ieder geval geregeld: a. de taakomschrijving van de voorzitter en secretaris; b. de wijze van bijeenroepen van vergaderingen; c. de wijze van opstellen van de agenda; d. de wijze van besluitvorming; e. het quorum wat vereist is om te kunnen vergaderen. 3. De gecombineerde medezeggenschapsraad zendt een afschrift van het huishoudelijk reglement aan het bevoegd gezag. Paragraaf 7 Regeling (andere) geschillen Artikel 32
Aansluiting geschillencommissie
De scholen zijn aangesloten bij de landelijke commissie voor geschillen. Paragraaf 8 Optreden namens het bevoegd gezag Artikel 33 Personeelslid voert overleg 1. De rector/bestuurder, of een door hem aangewezen vertegenwoordiger, voert namens het bevoegd gezag het overleg, als bedoeld in dit reglement, met de gecombineerde medezeggenschapsraad. 2. Op verzoek van de gecombineerde medezeggenschapsraad of op verzoek van de vertegenwoordiger, als genoemd in het eerste lid, kan het bevoegd gezag besluiten die vertegenwoordiger te ontheffen van zijn taak om een bespreking namens het bevoegd gezag te voeren. 3. Op verzoek van de gecombineerde medezeggenschapsraad voert het bevoegd gezag in bijzondere gevallen zelf de besprekingen met de gecombineerde medezeggenschapsraad. Paragraaf 9
Overige bepalingen
Artikel 34 Voorzieningen 1. Het bevoegd gezag staat de gecombineerde medezeggenschapsraad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. 2. Het bevoegd gezag werkt de faciliteiten voor de leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad, zoals bedoeld in de wet, nader uit in het medezeggenschapsstatuut. Artikel 35 Rechtsbescherming Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 9 van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de scholen.
1 juni 2010
Pagina 127 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 36 Wijziging reglement Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de gecombineerde medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de gecombineerde medezeggenschapsraad heeft verworven. Artikel 38 Citeertitel; inwerkingtreding 1. Dit reglement kan worden aangehaald als: medezeggenschapsreglement RSG Tromp Meesters 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.
1 juni 2010
Pagina 128 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Horizontale verantwoording
1 juni 2010
Pagina 129 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 26: Uitgangspunten horizontale verantwoording Onderwijsorganisaties leggen op veel manieren verantwoording af voor hun beleid en de gerealiseerde resultaten. Enerzijds gaat het om verticale verantwoording en anderzijds om horizontale verantwoording. De verticale verantwoording is gericht op de landelijke en lokale overheid. De horizontale verantwoording kent een formeel kanaal (medezeggenschap op basis van de WMS) en een niet gereguleerde setting. Het verantwoordingsplaatje kan als volgt op stichtingsniveau schematisch worden weergegeven.
OC&W
oprichters
inspectie
Gemeenteraad Steenwijkerland
Jaarrekening en jaarverslag
Onderwijsproces en resultaten
Openbaar onderwijs Gemeente Weststellingwerf
GMR Instemming en advies op voorgenomen besluiten en bespreking gang van zaken en verantwoording afleggen aan interne stakeholders
SVOWolvega/ Steenwijk
Stichting voor beroepsonderwijs en ander VO in de regio Steenwijk Stichting studiecentrum Steenwijkerwold – weststellingwerf te Wolvega
De invulling van de verticale verantwoording is procesmatig en inhoudelijk bij wet geregeld. Op vaste momenten moet de onderwijsorganisatie bepaalde gegevens en documenten verstrekken op basis waarvan een formele reactie vanuit de overheid volgt. SVO-Wolvega/Steenwijk heeft daarnaast een statutaire verantwoordingsrelatie met een viertal oprichters, die ook onderdeel vormen van de maatschappelijke omgeving. De horizontale verantwoording in relatie met de GMR is ook bij wet geregeld, maar laat wel ruimte voor een eigen inkleuring van de verantwoordingsrelatie.
1 juni 2010
Pagina 130 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
In het geval van SVO-Wolvega/Steenwijk is naast de verantwoordingsrelatie vanuit de stichting de maatschappelijke verantwoordingsrelatie van de beide scholen met hun maatschappelijke stakeholders belangrijk. Voor de maatschappelijk omgeving zijn de beide scholen herkenbare entiteiten, maar is de stichting relatief onzichtbaar. Dat betekent ook dat de scholen zelf voor de maatschappelijke verankering in de regio Steenwijk en in de regio Wolvega moeten zorgen.
1 juni 2010
Pagina 131 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 27: Jaarverslag Voor de opstelling van het jaarverslag past SVO-Wolvega/Steenwijk de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs toe. Deze Richtlijn is gebaseerd op inrichtingsvereisten van Boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en op de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving (BW/RJ). Naast hetgeen volgens de Richtlijn Jaarverslag Onderwijs wordt voorgeschreven zijn er nog enkele statutaire verplichtingen ten aanzien van de inhoud van het jaarverslag: Verslag raad van toezicht In het jaarverslag is naast het bestuursverslag ook een verslag van de raad van toezicht opgenomen. Hierin doet de raad van toezicht kort verslag van zijn werkzaamheden en gaat de raad kort in op de jaarlijkse zelfevaluatie en de conclusies die de raad daaraan verbindt (zie de procedure zelfevaluatie raad van toezicht zoals opgenomen in dit Handboek Governance). Wezenskenmerken openbaar onderwijs In het bestuursverslag gaat het bestuur in op de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs en hoe deze voor RSG Tromp Meesters zijn vormgegeven. Dit deel van het verslag is specifiek bedoeld voor de verantwoording in de richting van de gemeenteraad (artikel 53c, 7e lid WVO). Vaststelling en goedkeuring Het jaarverslag wordt vastgesteld door het bestuur en goedgekeurd door de raad van toezicht en in ieder geval ter kennisneming toegestuurd aan de in artikel 2 van de statuten genoemde oprichters en de GMR van SVO-Wolvega/Steenwijk. Het jaarverslag wordt formeel ingediend bij het ministerie van OCW, waarna de gecomprimeerde gegevens worden gepubliceerd op de site www.onderwijsincijfers.nl. De kengetallen van het bestuur en de school kunnen dan worden vergeleken met die van andere (vergelijkbare) besturen en scholen.
1 juni 2010
Pagina 132 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Rechtsbescherming
1 juni 2010
Pagina 133 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 28: Klachtenregeling Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk De afhandeling van klachten kent een tweetal fases. De eerste fase heeft betrekking op de interne afhandeling van klachten binnen de school. De invulling van deze fase kan per school verschillen. Zo hanteert RSG Tromp Meesters hiervoor een reglement voorfase klachtenbehandeling. De interne afhandeling van klachten is erop gericht om tot een minnelijke oplossing voor de gerezen klacht te komen. Vaak gaat het dan om het oplossen van misverstanden die een gevolg zijn van miscommunicatie. De interne procedures die de beide scholen hanteren in de oplossingsfase zijn hier niet opgenomen. De tweede fase in de klachtenbehandeling is wettelijk geregeld in artikel 24b van de WVO. Deze bepaling draagt het bevoegd gezag op om een klachtenregeling te treffen die erin voorziet dat de klachten worden behandeld door een klachtencommissie die uit tenminste drie leden bestaat, waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van of werkt voor het bevoegd gezag en die waarborgt dat aan de behandeling niet wordt deelgenomen door een persoon op wiens gedragingen de klacht rechtstreeks betrekking heeft. De klachtencommissie brengt een oordeel uit aan de klager en het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag geeft binnen vier weken aan of het oordeel van de klachtencommissie wordt overgenomen en welke maatregelen worden getroffen. Het bevoegd gezag kan kiezen voor het instellen van een interne commissie, dan wel voor aansluiting bij een landelijke commissie. Een keuze voor aansluiting bij een landelijke commissie is de minst bewerkelijke en garandeert een professionele wijze van klachtenbehandeling. De Stichting SVOWolvega/Steenwijk is aangesloten bij de LKC in Utrecht.
Op dit moment hebben de scholen van de stichting eigen klachtenregelingen die van elkaar afwijken. De klachtenregeling van het Linde College is conform de modelregeling, al is de keuze voor aansluiting bij de landelijke klachtencommissie niet in de tekst verwerkt. De regeling van RSG Tromp Meesters (inclusief de praktijkschool?) wijkt af van de modelregeling. Daarnaast hanteert RSG Tromp Meesters een reglement voor de interne voorfase met een interne klachtencommissie. Voor de Klachtenregeling van Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk is aangesloten bij de landelijke modelregeling van besturenorganisaties, ouder- en leerlingenorganisaties en vakbonden. De gereglementeerde interne voorfase van RSG Tromp Meesters is hier niet opgenomen, als zijnde een zaak die de school regardeert en die niet valt onder artikel 24b van de WVO. Wijzigingen t.o.v. de modelregeling zijn aangegeven in rood.
1 juni 2010
Pagina 134 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Het bevoegd gezag van Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk gelet op de bepalingen van de Wet op het voortgezet onderwijs; gehoord de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; heeft op 1 oktober 2010 de volgende Klachtenregeling Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk vastgesteld.
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 1. In deze regeling wordt verstaan onder: a. school: een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs; b. commissie: de commissie als bedoeld in artikel 4; c. klager: een (ex-)leerling, een ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex-)leerling, (een lid van)het personeel,(een lid van) de directie, (een lid van)het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, die een klacht heeft ingediend; d. klacht: klacht over gedragingen en beslissingen dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen van de aangeklaagde; e. contactpersoon: de persoon als bedoeld in artikel 2; f. vertrouwenspersoon: de persoon als bedoeld in artikel 3; g. aangeklaagde: een (ex-)leerling, ouder/voogd/verzorger van een minderjarige (ex)leerling, (een lid van) het personeel, (een lid van) de directie, (een lid van) het bevoegd gezag of een vrijwilliger die werkzaamheden verricht voor de school, alsmede een persoon die anderszins deel uitmaakt van de schoolgemeenschap, tegen wie een klacht is ingediend;
HOOFDSTUK 2: BEHANDELING VAN DE KLACHTEN Paragraaf 1: De contactpersoon Artikel 2: Aanstelling en taak contactpersoon 1. Er is op iedere school ten minste één contactpersoon die de klager verwijst naar de vertrouwenspersoon. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de contactpersoon. De benoeming vindt plaats in overleg met de GMR. Paragraaf 2: De vertrouwenspersoon Artikel 3: Aanstelling en taken vertrouwenspersoon 1. Het bevoegd gezag beschikt over ten minste één vertrouwenspersoon per school die functioneert als aanspreekpunt bij klachten. 2. Het bevoegd gezag benoemt, schorst en ontslaat de vertrouwenspersoon. De benoeming vindt plaats in overleg met de GMR.
1 juni 2010
Pagina 135 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
3. De vertrouwenspersoon gaat na of de klager de interne procedure voor behandeling van klachten in de voorfase heeft gevolgd en of door bemiddeling een oplossing kan worden bereikt. De vertrouwenspersoon gaat na of de gebeurtenis aanleiding geeft tot het indienen van een klacht dan wel tot het eerst volgen van de interne procedure voor behandeling van klachten. Hij begeleidt de klager desgewenst bij de verdere procedure en verleent desgewenst bijstand bij het doen van aangifte bij politie of justitie. 4. De vertrouwenspersoon verwijst de klager, indien en voorzover noodzakelijk of wenselijk, naar andere instanties gespecialiseerd in opvang en nazorg. 5. Indien de vertrouwenspersoon slechts aanwijzingen, doch geen concrete klachten bereiken, kan hij deze ter kennis brengen van de klachtencommissie of het bevoegd gezag. 6. De vertrouwenspersoon geeft gevraagd of ongevraagd advies over de door het bevoegd gezag te nemen besluiten. 7. De vertrouwenspersoon neemt bij zijn werkzaamheden de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht. De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die hij in die hoedanigheid verneemt. Deze plicht vervalt niet nadat betrokkene zijn taak als vertrouwenspersoon heeft beëindigd. 8. De vertrouwenspersoon brengt jaarlijks aan het bevoegd gezag schriftelijk verslag uit van zijn werkzaamheden.
Paragraaf 3: De klachtencommissie Artikel 4: Instelling en taken klachtencommissie Het bevoegd gezag sluit zich aan bij de Landelijke klachtencommissie onderwijs.
Artikel 5: Indienen van een klacht 1. De klager dient de klacht in bij: a. het bevoegd gezag; of b. de klachtencommissie. 2. De klacht dient binnen een jaar na de gedraging of beslissing te worden ingediend, tenzij de klachtencommissie anders beslist. 3. Indien de klacht bij het bevoegd gezag wordt ingediend, verwijst het bevoegd gezag de klager naar de vertrouwenspersoon of klachtencommissie, tenzij toepassing wordt gegeven aan het vierde lid. 4. Het bevoegd gezag kan de klacht zelf afhandelen indien hij van mening is dat de klacht op een eenvoudige wijze kan worden afgehandeld. Het bevoegd gezag meldt een dergelijke afhandeling op verzoek van de klager aan de klachtencommissie. 5. Indien de klacht wordt ingediend bij een ander orgaan dan de in het eerste lid genoemde, verwijst de ontvanger de klager aanstonds door naar de klachtencommissie of naar het bevoegd gezag. De ontvanger is tot geheimhouding verplicht. 6. Het bevoegd gezag kan een voorlopige voorziening treffen. 7. Op de ingediende klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. 8. Het bevoegd gezag deelt de rector/bestuurder van de betrokken school schriftelijk mee dat er een klacht wordt onderzocht door de klachtencommissie.
1 juni 2010
Pagina 136 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
9. Klager en aangeklaagde kunnen zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Artikel 6: Inhoud van de klacht 1. De klacht wordt schriftelijk ingediend en ondertekend. 2. Van een mondeling ingediende klacht wordt terstond door de ontvanger een verslag gemaakt, dat door de klager voor akkoord wordt ondertekend en waarvan hij een afschrift ontvangt. 3. De klacht bevat ten minste: a. de naam en het adres van de klager; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de klacht. 4. Indien niet is voldaan aan het gestelde in het derde lid, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. Is ook dan nog niet voldaan aan het gestelde in het derde lid, dan kan de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard. 5. Indien de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard wordt dit aan de klager, de aangeklaagde, het bevoegd gezag en de rector/bestuurder van de betrokken school gemeld.
Paragraaf 4: Besluitvorming door het bevoegd gezag Artikel 7: Beslissing op advies 1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies van de klachtencommissie deelt het bevoegd gezag aan de klager, de aangeklaagde, de rector/bestuurder van de betrokken school en de klachtencommissie schriftelijk gemotiveerd mee of hij het oordeel over de gegrondheid van de klacht deelt en of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen neemt en zo ja welke. De mededeling gaat vergezeld van het advies van de klachtencommissie en het verslag van de hoorzitting, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. 2. Deze termijn kan met ten hoogste vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bevoegd gezag met redenen omkleed aan de klager, de aangeklaagde en de klachtencommissie. 3. De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt door het bevoegd gezag niet genomen dan nadat de aangeklaagde in de gelegenheid is gesteld zich mondeling en/of schriftelijk te verweren tegen de door het bevoegd gezag voorgenomen beslissing. HOOFDSTUK 3: SLOTBEPALINGEN Artikel 8: Openbaarheid 1. Het bevoegd gezag legt deze regeling op elke school ter inzage. 2. Het bevoegd gezag stelt alle belanghebbenden op de hoogte van deze regeling door middel van publicatie in het Handboek Governance.
1 juni 2010
Pagina 137 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 9: Evaluatie De regeling wordt binnen vier jaar na inwerkingtreding door het bevoegd gezag, de contactpersoon, de vertrouwenspersoon, de klachtencommissie en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geëvalueerd.
Artikel 10: Wijziging van het reglement Deze regeling kan door het bevoegd gezag worden gewijzigd of ingetrokken, na overleg met de vertrouwenspersoon en de klachtencommissie, met inachtneming van de vigerende bepalingen.
Artikel 11: Overige bepalingen 1. In gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. 2. Deze regeling kan worden aangehaald als 'klachtenregeling Stichting SVO-Wolvega/Steenwijk'. 3. Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2010.
1 juni 2010
Pagina 138 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 29: Privacyreglement SVO-Wolvega/Steenwijk Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van dit reglement en de daarbij behorende bijlagen wordt verstaan onder: a. Bestuur: b .School: c. Persoonsgegevens: d. Verwerking persoonsgegevens:
e. Directie: f. rector: g. leidinggevende:
h. Beheerder:
i. Belanghebbende:
j. De Wet:
1 juni 2010
het bestuur van SVO-Wolvega/Steenwijk. de school die onderdeel is van SVO-Wolvega/Steenwijk. gegevens die herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen. de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en de handmatige verwerking van persoonsgegevens in een bestand of persoonsgegevens die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen. de rectoren en degenen die op basis van het managementstatuut gemandateerd zijn.. de integraal leidinggevende van een school. een integraal leidinggevende van een organisatorische eenheid, die wordt gevormd door een groep medewerkers aan wie door de leidinggevende de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van onderwijs is opgedragen. automatiseringsmedewerker(s) die binnen de school zijn belast met het beheer van de persoonsgegevens, het goed functioneren van het computersysteem, alsmede met de controle op e-mail en internetgebruik. de geregistreerde leerling, zijn ouders/verzorgers/ wettelijke vertegenwoordiger of zijn gemachtigde, het personeel alsmede uitzendkrachten, stagiaires, vrijwilligers en personen die bij de school zijn gestationeerd en over wie persoonsgegevens worden verkregen en verwerkt. de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp).
Pagina 139 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 2 2.1
2.2
Artikel 3 3.1 3.2 3.3
3.4
Artikel 4
Doel van de regeling Deze regeling regelt de bepalingen die van toepassing zijn op de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens alsmede de niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om daarin te worden opgenomen. Verwerking van persoonsgegevens mag alleen geschieden voor de in dit reglement en de bijlagen bij dit reglement genoemde doeleinden. De organisatie De directie of de gemandateerden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van dit reglement (met inbegrip van de aan dit reglement toegevoegde bijlagen). De verwerking van persoonsgegevens geschiedt onder verantwoordelijkheid van de directie of de gemandateerden in overeenstemming met de doelomschrijving van artikel 2. De verwerking en verstrekking van persoonsgegevens vindt uitsluitend plaats door degenen die uit hoofde van hun functie, verantwoordelijkheid en functie-inhoud daartoe zijn aangewezen door de directie of de gemandateerden. Persoonsgegevens mogen alleen worden verstrekt aan: a. de in lid 1 onder g genoemde personen voor zover het gegevens betreft die op hem/haar betrekking hebben, een en ander met inachtneming van het bepaalde in dit reglement; b. derden indien en voorzover dit voortvloeit uit de doelstellingen van de verwerking van de persoonsgegevens. Het beheer van de geautomatiseerde persoonsgegevens in de school De beheerder is belast met het beheer van het systeem van de geautomatiseerde persoonsgegevens. Hij is aan de directie of de gemandateerden verantwoording schuldig voor het goed functioneren van de verwerking van de persoonsgegevens, waaronder begrepen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Hij legt de hiervoor vereiste procedures ter goedkeuring voor aan de directie of de gemandateerden en ziet toe op de uitvoering hiervan. De beheerder draagt zorg voor de juiste werking van de programma’s en voor de beveiliging van de opgeslagen gegevens en programmatuur tegen calamiteiten en oneigenlijk gebruik.
Artikel 5 5.1 5.2
Artikel 6
1 juni 2010
Gegevensverwerking Slechts die persoonsgegevens worden verwerkt die rechtmatig zijn verkregen en in overeenstemming zijn met het doel waarvoor de verwerking is aangelegd. Indien wordt afgeweken van de in dit reglement toegestane doeleinden van de verwerking moet dit worden gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), postbus 93374, 2509 AJ Den Haag. Informatieverplichting
Pagina 140 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
6.1
6.2 6.3
De directie en zijn gemandateerden informeren de belanghebbende over de wijze van gegevensverwerking, doeleinden de aard van de gegevens, de omstandigheden waaronder gegevens worden verkregen en de inhoud van deze regeling. Indien de gegevens bij de belanghebbende zelf worden verkregen, moet de belanghebbende voor de verkrijging worden geïnformeerd. Indien gegevens buiten de belanghebbende om, via een derde worden verkregen, moet de belanghebbende worden geïnformeerd op het moment dat de gegevens worden vastgelegd, of als de gegevens uitsluitend verzameld worden om deze aan een derde te verstrekken op het moment van eerste verstrekking aan die derde.
Artikel 7
Het recht op inzage
7.1
De belanghebbende over wie gegevens worden verwerkt en - indien hij/zij de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt -, zijn ouder/verzorgers,wettelijk vertegenwoordiger of zijn gemandateerde, heeft/hebben het recht op inzage in de over hen opgenomen gegevens. Hij/Zij kan van dit recht gebruik maken door de directie en zijn gemandateerden schriftelijk te verzoeken om een volledig overzicht van zijn/haar verwerkte persoonsgegevens De verzoeker dient zich voldoende te legitimeren. Het verzoek wordt binnen vier weken na ontvangst beantwoord. Voor de beantwoording van het verzoek tot inzage mag de directie en zijn gemandateerden maximaal 5 euro in rekening brengen.
7.2
Artikel 8 8.1
8.2
8.3
Het recht op correctie van gegevens De belanghebbende en - indien deze de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt -,zijn ouders/verzorgers, wettelijke vertegenwoordiger of zijn gemandateerde, kan/kunnen de directie en zijn gemandateerden verzoeken zijn gegevens te verbeteren, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn,voor het doel onvolledig of niet ter zake dienen, dan wel in strijd zijn met een wettelijke voorschrift. Het verzoek wordt binnen vier weken beantwoord. De directie en zijn gemandateerden kan weigeren aan een in het eerste lid van dit artikel bedoelde verzoek te voldoen, voorzover dit noodzakelijk is op grond van: - de bescherming van de belanghebbende of van de rechten en vrijheden van anderen; - op grond van de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van opsporing en vervolging van strafbare feiten. Een beslissing tot afwijzing van een verzoek is met redenen omkleed. In geval van correctie van gegevens moet de directie en zijn gemandateerden derden aan wie de (onjuiste) gegevens van de belanghebbende eerder zijn verstrekt van de wijzigingen op de hoogte stellen.
Artikel 9
Het recht van verzet
9.1
De belanghebbende kan bij de directie en zijn gemandateerden verzet aantekenen tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden. De directie en zijn gemandateerden oordeelt binnen vier weken na ontvangst van het verzet of dit
1 juni 2010
Pagina 141 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
gerechtvaardigd is. Indien de directie en zijn gemandateerden het verzet gerechtvaardigd vinden, beëindigt hij terstond de verwerking. Artikel 10
Het bewaren van persoonsgegevens
10.1
De persoonsgegevens van leerlingen moeten uiterlijk twee jaar, nadat de studie is beëindigd, worden verwijderd. Langer bewaren van de gegevens is alleen toegestaan als de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht en andere wettelijke voorschriften. De persoonsgegevens van het personeel moeten uiterlijk twee jaar nadat het dienstverband of de werkzaamheden van het personeelslid zijn beëindigd, worden verwijderd. Langer bewaren van de gegevens is alleen toegestaan als de persoonsgegevens noodzakelijk zijn ter voldoening aan een wettelijke bezwaarplicht of andere wettelijke voorschriften. Alle gegevens die voor het doel van de verwerking niet meer nodig zijn, worden op last van de directie en zijn gemandateerden door de beheerder vernietigd.
10.2
10.3
Artikel 11
Slotbepalingen
11.1
De directie en zijn gemandateerden kan deze regeling met instemming van de medezeggenschapsraad vaststellen of wijzigen. Deze wijzigingen worden schriftelijk vastgelegd en voorafgaand aan de invoering aan het personeel en aan de leerlingen van de school bekendgemaakt. Deze regeling wordt over vier jaar geëvalueerd door de directie en zijn gemandateerden en de medezeggenschapsraad op basis van een rapportage door de beheerder. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de directie of zijn gemandateerde.
11.2 11.3
1 juni 2010
Pagina 142 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bijlage 1A
Toegestane doeleinden van de verwerking
De verwerking van persoonsgegevens van leerlingen mag alleen geschieden voor: - de organisatie of het geven van het onderwijs; - de begeleiding van leerlingen, of het geven van studieadviezen; - het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; - het berekenen, vastleggen en innen van inschrijvingsgelden, school- en lesgelden en bijdragen of vergoedingen voor leermiddelen en buitenschoolse activiteiten (met inbegrip van het in handen van derden stellen van vorderingen); - het behandelen van geschillen; - het doen van accountantscontrole; - de uitvoering of toepassing van een andere wet. De verwerking van persoonsgegevens van het personeel mag alleen geschieden voor: - het leiding geven aan de werkzaamheden van het personeelslid; - de behandeling van personeelszaken voor zover de sollicitatieprocedure; - de opleiding van het personeelslid; - de bedrijfsmedische zorg voor het personeelslid; - het bedrijfsmaatschappelijke werk; - de verkiezing van de leden van een bij wet geregeld medezeggenschapsorgaan; - de interne controle en beveiliging; - de administratie van de (oud)personeelsvereniging ; - het behandelen van geschillen; - het doen uitoefenen van accountantscontrole (steekproef school); - de uitvoering of toepassing van een andere wet.
1 juni 2010
Pagina 143 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
Bijlage 1B
Geen meldingsplicht
Persoonsgegevens van leerlingen hoeven niet te worden gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens als is voldaan aan: 1. De toegestane doeleinden van de verwerking in bijlage 1A van het reglement. 2. Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummers en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens (bijvoorbeeld het e-mailadres), alsmede het bank- en girorekeningnummer van de leerling c.q. zijn ouders/verzorgers; b. Een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan onder a; c. nationaliteit en geboorteplaats van de leerling; d. de onder a genoemde gegevens van de ouders, voogden of verzorgers van leerling; e. gegevens die noodzakelijk zijn met het oog op de gezondheid of het welzijn van de leerling; f. gegevens die betrekking hebben op de godsdienst of levensovertuiging van de leerling voor zover die noodzakelijk zijn voor het onderwijs; g. gegevens die betrekking hebben op de aard en het verloop van het onderwijs; h. gegevens die betrekking hebben op de behaalde studieresultaten; i. gegevens door de organisatie van het onderwijs; j. gegevens voor het verstrekken of ter beschikking stellen van leermiddelen; k. andere dan de onder a tot en met j bedoelde gegevens, waarvan de verwerking wordt vereist of noodzakelijk is met het oog op de toepassing van een andere wet.
Persoonsgegevens van personeelsleden hoeven niet te worden gemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens als is voldaan aan: 1. De toegestane doeleinden van de verwerking in Bijlkage1A van het reglement. 2. Geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan: a. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, geboortedatum, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummers en soortgelijke voor communicatie benodigde gegevens (bijvoorbeeld het emailadres), alsmede het bank- en girorekeningnummer van het betrokken personeelslid; b. een administratienummer dat geen andere informatie bevat dan onder a; c. nationaliteit en geboorteplaats van het personeelslid; d. de onder a genoemde gegevens van de ouders, voogden of verzorgers van minderjarige werknemers; e. gegevens die betrekking hebben op gevolgde en te volgen opleidingen, cursussen en stages; f. gegevens die betrekking hebben op de functie of de voormalige functie, gegevens die betrekking hebben op de aard, inhoud en beëindiging van het dienstverband; g. gegevens voor de administratie van de aanwezigheid van de personeelsleden op de plaats waar
1 juni 2010
Pagina 144 van 151
Handboek Governance stichting SVO-Wolvega/Steenwijk
h.
i. j.
de arbeid wordt verricht en gegevens voor de administratie van de afwezigheid van de personeelsleden in verband met verlof, arbeidsduurverkorting, bevalling of ziekte, met uitzondering van gegevens over de aard van de ziekte; gegevens, die in het belang van de personeelsleden worden opgenomen met het oog op hun arbeidsomstandigheden (bijvoorbeeld gegevens van medische aard die noodzakelijk zijn voor het ter beschikking stellen van aangepast meubilair of speciaal gereedschap); gegevens voor de organisatie van de personeelsbeoordeling en de loopbaan-begeleiding voor zover die gegevens bij het personeelslid bekend zijn; andere dan de onder a tot en met i bedoelde gegevens als die verwerkt moeten worden op grond van een andere wet.
1 juni 2010
Pagina 145 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
Bijlage 1C
Instructie beveiliging
1. Personen in de school die zijn belast met de controle over geautomatiseerde persoonsgegevens, respectievelijk de verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of bestemd zijn om daarin te worden opgenomen, zijn gehouden tot geheimhouding m.b.t. de kennis van gegevens die herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen. Zij dragen er zorg voor dat geen anderen kennis kunnen nemen van de persoonsgegevens. 2. In afwijking van het gestelde onder lid 1 zijn bovenstaande personen gemachtigd kennis te nemen van elkaars gegevens als dat voor de goede uitvoering van hun taak noodzakelijk is. 3. De hierboven onder lid 1 bedoelde personen zijn gehouden tot afdoende beveiliging van de onder hun beheer berustende gegevens. Zij overtuigen zich ervan dat de gegevens zich achter slot en grendel bevinden op het moment dat zij niet meer op hun werkplek aanwezig zijn. 4. De beveiliging moet steeds adequaat zijn. Dat betekent dat periodiek moet worden nagegaan of het systeem beveiliging behoeft, door bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen.
Concept 2, 17 november2009
Pagina 146 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
Hoofdstuk 30: Klokkenluidersregeling3
Artikel 1
Inleidende bepalingen
1. In deze regeling wordt verstaan onder: Betrokkene: degene die al dan niet als werknemer werkzaamheden verricht ten behoeve van SVO-Wolvega/Steenwijk. Leidinggevende: degene die direct leiding geeft aan de betrokkene. Vertrouwenspersoon: een van de vertrouwenspersonen die als zodanig door het bestuur zijn aangewezen. Meldpunt: een onafhankelijke commissie of persoon die als zodanig door het bestuur is aangewezen. Vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een misstand binnen SVO-Wolvega/Steenwijk omtrent: a. een (dreigend) strafbaar feit; b. een (dreigende) grove schending van regels; c. een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu; d. een (dreiging van) bewust onjuist informeren van publieke organen of e. (een dreiging van) het bewust achterhouden, vernietigen of manipuleren van informatie over deze feiten. 2. Deze regeling is niet bestemd voor: het melden van persoonlijke klachten van medewerkers over hen persoonlijk betreffende aangelegenheden in verband met de arbeid; het melden van gewetensbezwaren in verband met het verrichten van normale onderwijsactiviteiten. Artikel 2
Meldplicht
Iedere betrokkene van SVO-Wolvega/Steenwijk is verplicht een serieuze aanwijzing van een misstand intern aan de orde te stellen. Artikel 3
Interne meldprocedure
1. Tenzij sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 7 lid 2 of van de situatie als bedoeld in lid 5 van dit artikel, meldt de betrokkene die een vermoeden van een misstand heeft, dat vermoeden intern a. bij zijn leidinggevende of b. indien hij melding aan zijn leidinggevende niet wenselijk acht, bij een hoger geplaatste functionaris in de lijn of c. indien hij melding aan de hiervoor genoemde functionarissen niet wenselijk acht, bij het bestuur. 3
Dit is de klokkenluidersregeling als bedoeld in punt 13 van de Code goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs van de VO-Raad. Concept 2, 17 november2009
Pagina 147 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
d. Bij de raad van toezicht, indien het vermoeden van een misstand betrekking heeft op (een lid van) het bestuur. De raad van toezicht behandelt een binnengekomen melding zoveel mogelijk overeenkomstig het bepaalde in deze regeling, waarbij in de desbetreffende bepalingen in plaats van "het bestuur" moet worden gelezen "de raad van toezicht". 2. De in het eerste lid bedoelde functionaris die een melding heeft ontvangen, legt die melding met vermelding van de ontvangstdatum schriftelijk vast, laat die vastlegging voor akkoord tekenen door de betrokkene (die daarvan een afschrift ontvangt) en draagt er zorg voor dat het bestuur onverwijld op de hoogte wordt gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand. 3. Naar aanleiding van de melding van en vermoeden van een misstand stelt het bestuur onverwijld een onderzoek in. 4. Het bestuur stuurt een ontvangstbevestiging aan de betrokkene die een vermoeden van een misstand heeft gemeld. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de betrokkene het vermoeden heeft gemeld. Artikel 4
Inschakelen vertrouwenspersoon
1. Indien de betrokkene melding aan de in artikel 3 lid 1 genoemde functionarissen (nog) niet wenselijk acht, kan hij het vermoeden van een misstand eerst voor advies bespreken met één van de vertrouwenspersonen, alvorens te besluiten om al dan niet tot melding over te gaan. 2. Als de betrokkene na bespreking met een vertrouwenspersoon besluit over te gaan tot interne melding, doet hij die melding aan één van de artikel 3 lid 1 genoemde personen of direct aan een vertrouwenspersoon. Melding aan een vertrouwenspersoon kan ook plaatsvinden in combinatie met de melding aan de in artikel 3 lid 1 genoemde functionarissen. 3. Indien de betrokkene kiest voor melding aan een vertrouwenspersoon, brengt die vertrouwenspersoon het bestuur, dan wel - in de situatie van sub d van lid 1 van artikel 3 – de raad van toezicht op de hoogte van de melding op een met de betrokkene overeengekomen wijze en tijdstip. Lid 3 en lid 4 van artikel 3 zijn van overeenkomstige toepassing. 4. De betrokkene kan de vertrouwenspersoon verzoeken zijn identiteit bij het bestuur of de leidinggevende niet bekend te maken. In dit geval zendt het bestuur de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 3 lid 4 aan de vertrouwenspersoon. De betrokkene kan het verzoek te allen tijde herroepen. 5. Aan de vertrouwenspersoon komt het recht van verschoning toe. Artikel 5
Standpunt bestuur
1. Binnen een periode van tien weken vanaf het moment van de interne melding wordt de betrokkene dan wel, indien de betrokkene heeft verzocht zijn identiteit niet bekend te maken aan het bestuur, de vertrouwenspersoon door of namens het bestuur schriftelijk op de hoogte gebracht van een inhoudelijk standpunt omtrent het gemelde vermoeden van een misstand. Daarbij wordt aangegeven tot welke stappen de melding heeft geleid. 2. Indien het standpunt niet binnen tien weken kan worden gegeven, wordt de betrokkene dan wel de vertrouwenspersoon door of namens het bestuur hiervan in kennis gesteld; daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn hij een standpunt tegemoet kan zien. Concept 2, 17 november2009
Pagina 148 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
Artikel 6
Het Meldpunt
1. Het bestuur wijst een of meer personen aan die het Meldpunt vormt of vormen. Zij worden benoemd voor de werkingsduur van de regeling. 2. Het Meldpunt heeft tot taak een vermoeden van een misstand, dat door een betrokkene met toepassing van artikel 7 bij het Meldpunt is gemeld, te onderzoeken en het bestuur daaromtrent te adviseren. 3. Indien het Meldpunt uit meerdere personen bestaat, is dit altijd een oneven aantal, inclusief de voorzitter. Tevens kunnen in dat geval een secretaris, een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden worden benoemd. Zij beslissen bij gewone meerderheid van stemmen Artikel 7
Voorwaarden melding bij het Meldpunt
1. De medewerker kan het vermoeden van een misstand melden bij het Meldpunt indien: a. hij het niet eens is met het standpunt als bedoeld in artikel 5; b. hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de vereiste termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 5; c. de termijn, bedoeld in het tweede lid van artikel 5, gelet op alle omstandigheden onredelijk lang is en de medewerker hiertegen bezwaar heeft gemaakt bij het bestuur of d. sprake is van een uitzonderingsgrond als bedoeld in het volgende lid. 2. Een uitzonderingsgrond als bedoeld in het vorige lid onder d doet zich voor, indien sprake is van: a. acuut gevaar, waarbij een zwaarwegend en spoedeisend maatschappelijk belang onmiddellijke externe melding noodzakelijk maakt; b. een situatie waarin de medewerker in redelijkheid kan vrezen voor tegenmaatregelen als gevolg van een interne melding; c. een duidelijke dreiging van verduistering of vernietiging van bewijsmateriaal; d. een eerdere interne melding conform deze regeling van in wezen dezelfde misstand, die de misstand niet heeft weggenomen. Artikel 8
Wijze van melding bij het Meldpunt
1. Het vermoeden van een misstand kan aan het Meldpunt worden gemeld per brief. De brief wordt geadresseerd aan het Meldpunt, met op de envelop de vermelding 'Vertrouwelijk en persoonlijk'. 2. De betrokkene kan het Meldpunt verzoeken zijn identiteit niet bekend te maken. Hij kan dit verzoek te allen tijde herroepen.
Artikel 9
Ontvangstbevestiging en onderzoek
1. Het Meldpunt bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de betrokkene die het vermoeden heeft gemeld en stelt het bestuur op de hoogte van de melding. Concept 2, 17 november2009
Pagina 149 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
2. Indien het Meldpunt dit voor de uitoefening van zijn taak noodzakelijk acht, stelt het een onderzoek in. 3. Ten behoeve van het onderzoek omtrent een melding van een vermoeden van een misstand is het Meldpunt bevoegd alle inlichtingen in te winnen die het voor de vorming van zijn advies noodzakelijk acht. 4. Het Meldpunt kan het onderzoek of gedeelten daarvan opdragen aan één van de leden of een deskundige. 5. Wanneer de inhoud van bepaalde door SVO-Wolvega/Steenwijk verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het Meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het Meldpunt meegedeeld. Het Meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter in zijn advies tegen kennisneming door onbevoegden. Artikel 10
Advies van het Meldpunt
1. Het Meldpunt legt binnen tien weken zijn bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het bestuur en zendt een afschrift van zijn advies aan de betrokkene met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan het Meldpunt verstrekte informatie. 2. Indien het advies niet binnen tien weken kan worden gegeven, wordt de termijn door het Meldpunt met ten hoogste vier weken verlengd. Het Meldpunt stelt het bestuur en de betrokkene daarvan schriftelijk in kennis. Artikel 11
Nader standpunt bestuur
1. Binnen vier weken na ontvangst van het advies bedoeld in artikel 10 stelt het bestuur de betrokkene en het Meldpunt schriftelijk op de hoogte van zijn (nader) standpunt. Daarbij wordt aangegeven tot welke stappen en/of maatregelen het advies heeft geleid. 2. Een van het advies afwijkend (nader) standpunt wordt gemotiveerd. Artikel 12
Jaarverslag
1. Jaarlijks wordt door het Meldpunt een verslag opgemaakt. 2. In dat verslag wordt in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen gemeld: a. het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand; b. het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek heeft geleid; c. het aantal onderzoeken dat het Meldpunt heeft verricht; d. het aantal adviezen en de aard van de adviezen die het Meldpunt heeft uitgebracht. 3. Dit jaarverslag wordt aan het bestuur, de raad van toezicht en de MR gestuurd en openbaar gemaakt. Artikel 13
Rechtsbescherming
1. De voor de betrokkene geldende geheimhoudingsplicht krachtens de CAO is niet van toepassing Concept 2, 17 november2009
Pagina 150 van 151
Handboek Governance SVO-Wolvega/Steenwijk
a. indien de betrokkene advies vraagt of een melding doet bij de vertrouwenspersoon en b. indien hij bij melding aan het Meldpunt voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 7. 2. De betrokkene die met inachtneming van de bepalingen in deze regeling een vermoeden van een misstand heeft gemeld, wordt op geen enkele wijze in zijn positie benadeeld als gevolg van het melden. 3. Een vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 1 lid 1, die werkzaam is bij SVOWolvega/Steenwijk, wordt op geen enkele wijze benadeeld als gevolg van het fungeren als zodanig krachtens deze regeling. 4. Het in lid 3 van dit artikel bepaalde geldt ook ten aanzien van een lid van het Meldpunt die tevens werkzaam is bij SVO-Wolvega/Steenwijk.
Concept 2, 17 november2009
Pagina 151 van 151