STATENFRACTIE DRENTHE Aan Van Betreft d.d.
: Commissie Bestuur, Financiën en Economie : PvdA : Agendapunt Groningen Airport Eelde, 15 maart 2006 : 6 maart 2006
Vooraf. Op 15 maart a.s. is in de commissie BFE op verzoek van de PvdA een agendapunt opgenomen over Groningen Airport Eelde (GAE). Aanleiding is het jaarverslag 2004 van het vliegveld en de vragen die de PvdA vervolgens heeft gesteld aan Gedeputeerde Staten. De niet geheel bevredigende beantwoording van GS is voor ons aanleiding geweest om nader in de cijfers van GAE te duiken. Als bijlagen bij deze notitie treft u dan ook aan: -
Schriftelijke vragen PvdA aan GS omtrent jaarverslag 2004 GAE. Beantwoording vragen door GS. “Luchthaven Eelde in de luchtvaartmarkt van morgen” door prof. J. de Wit. Verslag openbare fractievergadering PvdA over GAE d.d. 25-1-2006. Verslag bezoek aan GAE d.d. 16-2-2006.
Aanleiding. In 2004 zijn de aandelen van GAE door het rijk overdragen aan de regio. Ook de provincie Drenthe is aandeelhouder en we zijn gehouden om het vliegveld minstens 10 jaar in stand te houden. Bij de aandelenoverdracht was een bedrijfsplan beschikbaar, waarin verschillende scenario’s voor de toekomst van GAE zijn opgenomen. Het tekort waar de regio de komende periode voor staat is 1 miljoen euro per jaar. De provincie Drenthe draagt jaarlijks ca. € 350.000,-- bij aan de exploitatie van de luchthaven. Al in het jaarverslag 2004 hebben wij aanleiding gezien om de aannamen die ten grondslag hebben gelegen aan de aandelenoverdracht nogmaals kritisch te beoordelen. Wij schatten in dat de scenario’s uit het bedrijfsplan niet waargemaakt kunnen worden. Al ten tijde van de aandelenovername hadden we hier grote twijfels over.
Standpunt PvdA inzake GAE. In 2004 hebben wij ingestemd met de aandelenoverdracht en in een verder verleden met de baanverlenging. Aan deze besluiten gaan we nu niet tornen. We willen wel precies weten waar we als provincie aan toe zijn en niet achteraf met grote financiële claims te worden geconfronteerd. Het NNBT-debacle ligt wat dat betreft nog vers in het geheugen. We zijn ook niet tegen een vliegveld en realiseren ons ook dat niet iedere investering direct tot revenuen leidt. We staan vol achter investeringen in werkgelegenheid en infrastructuur in Noord Nederland. Investeringen dienen wel op de juiste grondslag te zijn gebaseerd en als provincie moeten we financieel (vooraf) weten waar we aan toe zijn.
De feiten begin 2006: Uit het verzamelde materiaal blijkt het volgende: -
Al in de eerste jaren na de aandelenoverdracht wijken de cijfers van GAE af van de scenario’s in het bedrijfsplan 2004. Over het aantal passagiers in de toekomst bestaan verschillende gezichtspunten. Hetzelfde geldt voor de economische betekenis van GAE en de werkgelegenheidseffecten. Ten behoeve van de procedure bij de Raad van State over de baanverlenging heeft GAE een nieuw bedrijfsplan moeten presenteren. Er zijn nogal wat ontwikkelingen op overige regionale luchtvelden. De bedrijfsresultaten van GAE zijn sterk afhankelijk van eenmalige activiteiten (bijvoorbeeld militaire vluchten in 2005). De baanverlenging (belangrijke basis onder het bedrijfsplan) is op korte termijn nog niet gerealiseerd. Door het steeds verder opschuiven van de baanverlenging zijn de scenario’s uit het bedrijfsplan niet meer relevant, prognoses kunnen de komende jaren niet meer goed gemaakt worden.
Voorstellen. Bovengenoemde onzekerheden zijn voor de PvdA aanleiding om de volgende voorstellen aan de commissie BFE voor te leggen: 1. Van Gedeputeerde Staten wordt vanaf heden jaarlijks voor 1 juni een rapportage verwacht naar aanleiding van het voorafgaande jaarverslag van GAE. Hierin is concreet opgenomen hoe het resultaat zich verhoudt tot de aannamen in het bedrijfsplan ten tijde van de aandelenovername en een indicatie met betrekking tot de financiële gevolgen voor de provincie Drenthe.
2. Aan onze vertegenwoordiging in de Raad van Commissarissen van GAE wordt opgedragen aan te dringen op een nieuw bedrijfsplan voor GAE. In dit plan wordt rekening gehouden met alle onzekerheden en nieuwe feiten. 3. Voor 1 juli 2006 ontvangen we van GS (zie bovenstaand punt 1) een gerichte analyse van het jaarresultaat 2005 in verhouding tot het bedrijfsplan uit 2003. In deze analyse wordt ingegaan op de aanbevelingen uit het rapport van de Wit d.d. januari 2006.
PvdA Statenfractie, maart 2006.
STATENFRACTIE DRENTHE Verslag van een bespreking tussen leden van de PvdA-Statenfractie en de directie van Groningen Airport Eelde.(GAE) Locatie: Tijdstip: Aanwezig namens GAE: PvdA-Statenfractie:
Kantoor Groningen Airport Eelde. Donderdag 16 februari 2006 om 12.00 uur De heren J. Meulendijks, mba en drs. M.A. Stutterheim. Ike Huisman,Eddy Veenstra en Albert Huizing.
Eddy Veenstra geeft een overzicht van de gebeurtenissen die verband houden met de positie die de stratenfractie heeft ingenomen jegens de luchthaven. Na de besluitvorming in Provinciale Staten op 4 februari 2004 inzake de aandelenoverdracht heeft de fractie besloten de ontwikkelingen op de voet te blijven volgen. Dat is gebeurd aan de hand van de jaarverslagen over 2003 en 2004. Het jaarverslag over 2004 was voor de fractie aanleiding tot het stellen van vragen. De kern daarvan was dat, gezien alle ontwikkelingen, stappen moeten worden gezet om het bedrijfsplan te herzien. Het College van Gedeputeerde Staten ziet de noodzaak daartoe niet in en is van opvatting dat een halfjaarlijkse rapportage, waartoe wordt overgegaan, voldoende mogelijkheden biedt om de vinger aan de pols te houden. Met die opvatting neemt de Statenfractie vooralsnog geen genoegen en heeft daarom prof. De Wit gevraagd een onderzoek te doen vanuit de rol van de provincie als aandeelhouder. Zijn rapport is beschikbaar en staat op de website van de Partij van de Arbeid. De heer Meulendijks zegt dat hij over een exemplaar van het rapport beschikt. Voorts wijst de heer Veenstra er op dat op 25 januari 2006 een openbare statenfractie-vergadering heeft plaatsgehad die grote belangstelling genoot. Uit die discussie bleek dat bijna niemand tegen de luchthaven op zich is. Wel is duidelijk geworden dat het probleem zich toespitst op de baanverlenging. Daarover roeren zich zowel voor- als tegenstanders. Ook binnen de Statenfractie van de PvdA wordt daarover verschillend gedacht. Op 4 februari 2004 heeft de fractie ook verdeeld gestemd. Het voornemen is nu het rapport van prof. De Wit en het verslag van de openbare bijeenkomst op 25 januari 2006, voorzien van een oplegnotitie, ter bespreking voor te leggen aan de Statencommissie BFE op 15 maart aanstaande. Zoals de kaarten nu liggen blijft de fractie van opvatting dat het bedrijfsplan moet worden herzien. Wel is de fractie van mening dat consistentie in besluitvorming moet worden nagestreefd. Van de zijde van de directie van de luchthaven wordt opgemerkt dat het rapport van prof. De Wit veel reacties van instanties, zoals VNO/NCW, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Kamer van Koophandel en “collega” luchthavens, heeft opgeroepen. Maar ook de zakelijke relaties hebben gereageerd in de zin van vragen rond de continuïteit. Deze effecten zal de Statenfractie wellicht niet beoogd hebben maar door het opnieuw aanzwengelen van de discussie kunnen ook potentiële klanten of klanten waarmede men in overleg is worden afgeschrikt De directie van de luchthaven is er geen voorstander van om het bedrijfsplan te herzien. Het vertrek van Ryan Air is gevoelig maar in een open economie zullen dergelijke effecten altijd optreden. Voor 1
elke dip in de ontwikkeling behoeft niet aan het bedrijfsplan te worden gesleuteld. Een bedrijfsplan geeft immers de koers voor de lange termijn aan. De directie blijft optimistisch en de resultaten verhouden zich tot de prognoses, waarbij er op bedacht moet worden dat het bedrijfsplan is gebaseerd op de baanverlenging. Een baanverlenging die men nodig acht voor de ontwikkelingen voor die lange termijn. Met de baanverlenging wordt ook een veiligheidsaspect opgelost. De directie zegt er vertrouwen in te hebben dat de Raad van State het komend besluit van het ministerie in stand laat omdat alle vragen die een eerder ministerieel besluit bij de Raad van State opriep uitvoerig zijn onderbouwd. Voorts zegt men dat alle woningen, benodigd voor baanverlenging, zijn verworven. Met de aankoop van de landerijen worden goede vorderingen gemaakt. Het resterende bedrag dat de luchthaven heeft ontvangen voor de baanverlenging moet voldoende zijn om de baanverlenging ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Door de regionale bijdrage van ca. 1 miljoen euro en de verwachting dat het exploitatieverlies onder de 800.000,= euro blijft, wordt de vermogenspositie versterkt. In de NV “zit” geen vreemd vermogen. De kosten van de luchtverkeersleiding maken geen deel uit van de exploitatie van de luchthaven, maar dat is bij geen enkele luchthaven het geval, aldus de directie. Voorts is de directie van opvatting dat het rapport van de commissie Eversdijk kansen biedt voor de regionale luchthavens. De luchthavens Rotterdam, Lelystad en Eindhoven zijn “dochters” van Schiphol. De ontwikkelingen rond Lelystad zullen er toe leiden dat het nog wel 10 jaar duurt eer daaromtrent duidelijkheid is. Het kan toch niet zo zijn dat de mogelijke ontwikkelingen bij Lelystad reden is ten aanzien van GAE een pas op de plaats te maken. De leden van de PvdA-Statenfractie zeggen toe dat de stukken die aan de statencommissie BFE ter bespreking zullen worden voorgelegd vooraf zullen worden toegezonden aan de directie van GAE. De afspraak is dat zij per omgaande zullen reageren.
23/27 februari 2006.
2
STATENFRACTIE DRENTHE Verslag van: Datum: Aanwezig:
Openbare fractievergadering statenfractie PvdA Drenthe 25 januari 2006 Eddy Veenstra (fractievoorzitter), Heily Stoel, Huub Looman, Mark Turksma, Anno Boer, Herman Idema, Albert Huizing, Wies Goudriaan, Jan Zweens, Wim Boer, Bert Hemsteede, Jan Slagter, Erwin Olij, Sylvia van de Vijver (statenleden), Anneke Haarsma (gedeputeerde), Henk Kooistra en Hans Jeurissen (gewest) Verder aanwezig: ongeveer 80 belangstellenden Afwezig m.k.: Hans Hornstra, Erik Rougoor, Herman Beerda Verslag: Laurens Aakster (Mooi Werk B.V.)
Opening/ mededelingen Eddy Veenstra opent de vergadering om 20.00 met het verwelkomen van het grote aantal belangstellenden. Hij geeft aan dat het de bedoeling is om vanaf 2006 regelmatig een openbare fractievergadering te houden. Aangezien Eelde vandaag centraal staat zal dit agendapunt uitvoerig worden behandeld. Financiële situatie vliegveld Groningen Airport Eelde In 2004 is Eelde overgedragen door het Rijk aan een aantal aandeelhouders waaronder de provincie Drenthe met de verplichting om het vliegveld minimaal 10 jaar open te houden, daarvan is nu 2 jaar verstreken. Naar aanleiding van een aantal vragen is professor De Wit gevraagd om een onderzoek te doen vanuit de rol van de provincie als aandeelhouder. Het onderwerp staat geagendeerd voor de statencommissie BFE van aanstaande week, maar de PvdA zal verzoeken deze behandeling uit te stellen naar de volgende commissievergadering. Albert Huizing houdt een inleiding over dit gevoelige onderwerp. Voorafgaand aan de aandelenoverdracht is een bedrijfsplan met drie scenario’s voor 2015 opgesteld en de aandeelhouders zouden de ontwikkelingen op basis van de jaarverslagen volgen. GAE heeft het verlies in 2005 ten opzichte van 2004 kunnen beperken maar dat is nog steeds slechter dan de verwachtingen in het bedrijfsplan. Voor een beslissing over baanverlenging wil de PvdA in tegenstelling tot het college van gedeputeerden een aangepast bedrijfsplan. Mede vanwege de invloed van de vliegvelden in Lelystad en Duitsland op het vliegveld. De statenleden geven hun mening. Heily Stoel, Mark Turksma, Anno Boer, Jan Zweens, Wim Boer, Jan Slagter, Sylvia van de Vijver zijn nogal geschrokken van de uitkomsten van het rapport van professor De Wit. Herman Idema, Albert Huizing en Ike Huisman geven aan dat het rapport hun eigen beeld bevestigd heeft. Jan Slagter en Erwin Olij hebben echter de indruk dat ook dit rapport deels subjectief is. Bert Hemsteede verkiest vrachtvervoer via spoor en water boven vrachtvervoer door de lucht. Ook in de Regiovisie 2030 wordt vervoer via spoor en water gestimuleerd. Door Erwin Olij wordt getwijfeld aan het bestaansrecht van GAE. Eddy Veenstra vindt een goede onderbouwing van een besluit over baanverlenging erg belangrijk. Huub Looman merkt op dat een overheid betrouwbaar dient te zijn en dat alleen op basis van nieuwe feiten bestaande afspraken gewijzigd kunnen worden.
De aanwezigen krijgen de gelegenheid om kort hun mening te geven. Dhr. Harkema merkt op dat e.e.a. moeilijk te voorspellen is en zegt dat de discussie over het vliegveld losgekoppeld moet worden van de discussie over de baanverlenging.
Dhr. Bonder vindt dat GAE het bedrijfsplan openbaar had moeten maken zodat deze door professor De Wit gebruikt had kunnen worden. Deze had nu alleen de beschikking over een samenvatting. Een spreker denkt dat adviseurs altijd hun opdrachtgever dienen. Adviseurs uit WestNederland moeten niet te veel invloed krijgen op het beleid in het noorden. Het noorden zou zichzelf meer moeten respecteren en kans voor Eelde scheppen met de baanverlenging. Een omwonende van het vliegveld wil deze behouden maar constateert een groot wantrouwen tegen het vliegveld en waardeert daarom deze open discussie. Een PvdA-lid uit Tynaarlo geeft aan dat de aantallen passagiers een dubbeltelling zijn van vertrekkende en terugkerende passagiers. Door de tussenstops elders ligt het aantal passagiers nog lager. Bij baanverlenging zijn minder vluchten nodig voor een gelijk aantal passagiers. Als GAE de inkomsten gelijk wil houden zal dus het aantal passagiers flink omhoog moeten. Hij denkt daarom dat baanverlenging slecht is voor de exploitatie, wel is een goede verbinding met Amsterdam gewenst. Dhr. Strijland is campinghouder in Norg en hij wijst op de schade die het vliegveld en het bijbehorende lawaai voor de toeristische sector heeft. Dhr. Vriens bedankt als voorzitter van VOLE voor de uitnodiging en waardeert het lef dat de PvdA heeft door een in het verleden genomen besluit te heroverwegen. VOLE zal nog schriftelijk reageren op het rapport. Hij hoopt dat het beschikbare geld voor de baanverlenging net zoals bij vliegveld Beek in Limburg aan andere infrastructuur wordt besteed. Dhr. Klein Koerkamp is fractiemedewerker voor het CDA in de Staten en hij bepleit dat de provincie als aandeelhouder de beslissingen neemt die er voor zorgen dat het vliegveld zo snel mogelijk uit de rode cijfers komt. Een andere spreker denkt dat het vliegveld het noorden opstuwt in de vaart der volkeren. Hij merkt dat veel mensen graag vanaf Eelde willen vliegen als ze op vakantie gaan. Dhr. Hebly vindt de vliegtuigen een mooi gezicht. De discussies over Eelde hebben zo lang geduurd dat andere vliegvelden ons hebben ingehaald en daarom moet de baan zo snel mogelijk verlengd worden. Dhr. Van der Lugt vindt dat GAE en De Buck alleen selectief naar het rapport Rent verwijzen. Daarin staat namelijk ook dat de vliegvelden Eelde, Enschede en Lelystad een negatieve toegevoegde waarde hebben. Nu worden de kosten voor de luchtverkeersleiding niet volledig doorberekend. Bovendien wijst hij er op dat vertrekkende passagiers juist geld wegbrengen in plaats van binnenbrengen. Uitbreiding heeft geen zin aangezien de kosten evenredig met het aantal passagiers stijgen. Mw. Bakker komt uit de regio. Ze vindt de tegenargumenten beter uitgewerkt dan de argumenten voor. Gezien de onduidelijkheid van de gegevens van Eelde in de jaarverslagen lijkt GAE in tegenstelling tot een eerdere opmerking juist niet “in control” te zijn. Volgens haar wordt met toerisme en/of de bouw van huizen meer werkgelegenheid gecreëerd dan met baanverlenging. Mw. Jonker van de IVN wijst op natuurhistorische waarde aangezien het gebied nauwelijks is aangetast door de ruilverkaveling. De Europese regels nopen om een besluit tot baanverlenging en bijbehorende kap van bomen zeer goed te onderbouwen. Dhr. Lambers is econoom en heeft berekend dat een investering in het vliegveld een zeer laag rendement haalt. Dhr. Wittenberg onderschrijft dat. Volgens hem is bij de huidige groei GAE pas over 80 jaar rendabel. Mw. Huisjes wordt moe van alle onderzoeken. Ze merkt dat er vraag is naar het vliegveld en er moet nu actie worden ondernomen om de baan te verlengen. De fractievoorzitter constateert dat de meeste, maar niet alle, aanwezigen voorstander van het vliegveld an sich zijn. Hij merkt op dat veel noorderlingen het liefst vanaf Eelde vliegen. Verder zegt hij toe na te vragen wanneer het bedrijfsplan openbaar wordt. Vanuit de zaal wordt gewezen op de hoge kosten voor o.a. parkeren op Schiphol. Daarom kan voor vliegen vanaf Eelde best iets extra’s, bijvoorbeeld 30 euro, worden gevraagd. Een andere persoon wijst er op dat als de vluchten vanaf een ander vliegveld gaan, de omwonenden er dáár last van hebben. Ook wordt opgemerkt dat zonder tussenstops vliegen technisch nu ook al mogelijk is. Het probleem is echter dat de bezettingsgraad dan onvoldoende is.
Er ontstaat een discussie over de vraag of GAE een rol speelt bij het aantrekken van (grote) bedrijven naar het noorden. Volgens dhr. Lammers beweert de NOM dat dit nooit een rol speelt. Dhr. Jonker relativeert het exploitatieverlies van 3 euroton voor de provincie ten opzichte van de gehele provinciale begroting. Mark Turksma vindt dat wel een hoog bedrag en vindt dat een luchthaven gesubsidieerd mag worden, maar het nut daarvan moet dan wel bewezen zijn. Dhr. Strijland merkt op dat in de gemeente Noorderveld 1 op 9 banen gerelateerd aan toerisme is. Iemand vindt de normen voor geluidshinder van vliegtuigen onleefbaar in vergelijking met de veel strengere normen voor de industrie. Daar wordt tegenin geworpen dat bij baanverlenging modernere en dus stillere vliegtuigen kunnen worden ingezet. Aan de andere kant is GAE juist een vliegveld waar alle maatschappijen oudere vliegtuigen op inzetten. Dhr. Pilon twijfelt vooral aan de noodzaak om vakantiegangers te subsidiëren en hij mist bovendien de effecten voor het milieu in de discussie. Dhr. Velthuijs is overtuigd dat al meerdere keren is aangetoond dat het achterland te klein is. Vakantiegangers geven volgens hem niet de doorslag. Dhr. Beersma voegt daar de naar verwachting stijgende milieubelastingen aan toe. Iemand geeft aan dat de lesvluchten de meeste overlast veroorzaken. Mw. Bakker werpt tegen dat de overcapaciteit vooral wordt ingezet voor de militaire vluchten die ook veel hinder veroorzaken, als Eelde groeit zal ook die overcapaciteit toenemen. Wim Boer stelt voor een belevingsonderzoek uit te voeren om te bepalen hoe veel overlast er ervaren wordt aangezien sommige omwonenden er prima mee kunnen leven. Een mevrouw merkt op dat GAE in tegenstelling tot andere luchthavens de hoeveelheid vracht in kilo’s i.p.v. tonnen meet, wat iets zegt over de beperkte omvang van de hoeveelheid vracht. Eddy Veenstra beëindigt de discussie met de constatering dat het organiseren van dit soort openbare fractievergaderingen voortgezet moet worden. Hij gaat de griffie verzoeken om de bespreking van GAE uit te stellen naar begin maart. Alle partijen hebben dan de tijd om van het rapport van professor De Wit kennis te nemen. Het rapport zal ook aan de andere partijen beschikbaar worden gesteld. Hij nodigt de aanwezigen uit om aanvullende opmerkingen op te sturen en bedankt allen voor hun komst en waardevolle inbreng aan deze discussie.
Amsterdam, januari 2006 In opdracht van de PvdA Statenfractie Drenthe
Luchthaven Eelde in de luchtvaartmarkt van morgen Een globale verkenning van een aantal rapporten inzake de luchthaven Eelde
Prof. Drs J.G. de Wit
STATENFRACTIE DRENTHE
“De wetenschap dat het goed is” SEO Economisch Onderzoek doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Ons onderzoek helpt onze opdrachtgevers bij het nemen van beslissingen. SEO Economisch Onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam. Dat geeft ons zicht op de nieuwste wetenschappelijke methoden. We hebben geen winstoogmerk en investeren continu in het intellectueel kapitaal van de medewerkers via promotietrajecten, het uitbrengen van wetenschappelijke publicaties, kennisnetwerken en congresbezoek.
SEO-rapport nr. 866
ISBN 90-6733-318-2
Copyright © 2005 SEO Economisch Onderzoek, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld.
LU CH TH AVEN EELD E IN DE LU CH TVAAR TM AR KT VAN MO RGEN
Inhoudsopgave 1
Vraagstelling......................................................................................................................................1
2
Recente en toekomstige marktontwikkelingen op GAE...........................................................3 2.1
Ryanair......................................................................................................................................3
2.2
Andere lijnvluchten op GAE................................................................................................4
2.3
Vakantiechartervluchten........................................................................................................6
3
4
Economische effecten van GAE ..................................................................................................9 3.1
De berekende effecten van GAE voor 2015 .....................................................................9
3.2
Nieuwe berekeningen van de werkgelegenheid .............................................................. 10 Enkele cijfers uit het bedrijfsplan............................................................................................... 12
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
LUC H TH AVEN EELD E IN D E LUC H TVAAR TM ARKT VAN M OR GEN
I
Samenvattende conclusies en aanbevelingen Conclusies •
Er zijn opmerkelijke inconsistenties geconstateerd tussen de verkeers- en vervoerscijfers voor 2015 in de rapportage over de economische betekenis en het hoogste (optimistische) scenario in het bedrijfsplan. Evenmin sporen de verkeerscijfers uit de invoergegevens 2015 met de verkeerscijfers uit het optimistische scenario in het bedrijfsplan.
•
Het bedrijfsplan toont voor de korte termijn (2006) een zeer forse marge van ruim 100% tussen het optimistische en pessimistische scenario van de aantallen passagiersbewegingen: 149.000 – 313.000 passagiersbewegingen. Dit spoort niet met een helder gefocuste bedrijfsstrategie.
•
In de beknopte informatie over de scenario’s in het bedrijfsplan zijn geen recente strategische ontwikkelingen in de luchtvaartmarkt aangetroffen. Toch kunnen die ontwikkelingen, zoals de absolute slotschaarste op Schiphol en de ambities van Lelystad, ingrijpende repercussies hebben op de marktperspectieven van GAE.
•
In de scenario’s van het bedrijfsplan wordt geen of onvoldoende rekening gehouden met kannibalisatieeffecten van onderling concurrerende lijndienstoperaties vanaf GAE 1, waardoor de verwachte vervoerscijfers te hoog worden ingeschat.
•
Het vraagstuk van de baanverlenging dreigt in toenemende mate het zicht op de feitelijke bedrijfsvoering te vertroebelen. Te pas en te onpas speelt de baanlengte als verklaringsfactor een rol bij tegenvallende verkeers- en vervoerscijfers, terwijl daarentegen een vervoerstoename bij voorkeur wordt toegeschreven aan structurele veranderingen in het vraaggedrag.
•
Nergens in de bestudeerde rapporten wordt duidelijk, voor welk deel van de veronderstelde latente vervoersvraag een baanverlenging nodig is. Anders gezegd, welk deel van de marktvraag valt wèl met de huidige baanlengte te realiseren en welk deel niet.
•
De cijfers voor de economische betekenis van GAE zijn deels onjuist en volgens de meest recente inzichten volledig achterhaald.
Aanbevelingen 1
BMI kondigt bijvoorbeeld op haar website aan dat binnenkort ook een lijn van Amsterdam naar Aberdeen wordt geopend. Dat zal tenminste een deel van de markt GAE kannibaliseren. Een feederlijn van Eelde op Schiphol zou aansluiting geven op een groot aantal aansluitende vluchten, zoals naar Londen en Aberdeen. Die operatie zal dus een directe lijndienst Eelde-Londen en Elede –Aberdeen gedeeltelijk kannibaliseren.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
ii
2
•
Aanbevolen wordt de scenario’s in het bedrijfsplan te herzien en gevoelig te maken voor recente strategische veranderingen in de luchtvaartmarkt en kannibalisatie-effecten van concurrerende operaties op GAE.
•
Op basis van de herziene scenario’s dient vervolgens getoetst te worden op welke termijn een breakeven bedrijfsvoering te realiseren valt. Het cijfermateriaal dat ter beschikking stond bij deze analyse geeft daarvoor onvoldoende basis.
•
Met deze nieuwe scenario’s kan tevens worden bepaald wat nu precies de positieve welvaartseffecten van een baanverlenging zijn. Daarvoor dienen in de eerste plaats op basis van deze scenario’s de verbeteringen in de bereikbaarheid door de lucht voor de Noordelijke regio te worden bepaald, die aan een baanverlenging zijn toe te schrijven. Daarnaast dienen ook de opnieuw te berekenen regionaal-economische uitstralingseffecten te worden onderscheiden naar een ontwikkeling zonder en met baanverlenging.
•
Het verdient vervolgens aanbeveling de berekende baten af te wegen tegen de maatschappelijke kosten van een baanverlenging, zijnde de investeringskosten en de externe kosten van extra geluidhinder, emissies en externe veiligheid, conform de al voor grotere infrastructurele projecten bestaande richtlijnen van het Overzicht Effecten Infrastructuur (OEI).2
•
Voor de toekomstige marketinginspanningen van GAE verdient de aanbeveling het “lessons learned” met betrekking tot het Ryanair-avontuur te inventariseren. Wellicht is dat wel gebeurd, maar uit de beschikbaar gestelde informatie is dat niet af te leiden. Dit kan ook belangrijke input vormen voor een herziening van het bedrijfsplan.
OEI is sinds eind jaren 90 ontwikkeld door de belangrijkste Nederlandse (transport)economische onderzoeksinstituten waaronder het CPB, naar aanleiding van o.a. discussies over de waarde van de Betuwelijn. Sinds 2000 is de toepassing van de OEI-aanpak verplicht bij besluitvorming over grote infrastructurele projecten (Tweede Kamer, 1999–2000, 26 428, nr. 21, 20 april 2000). Zie ook http://www.minvenw.nl/oei/nieuws/index.aspx.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
LUC H TH AVEN EELD E IN D E LUC H TVAAR TM ARKT VAN M OR GEN
1
1
Vraagstelling
Op verzoek van de PvdA Statenfractie Drenthe is een aantal rapporten bestudeerd, die door diezelfde Statenfractie beschikbaar zijn gesteld, met de vraag de relevantie ervan te bezien voor het huidige bedrijfsplan van Groningen Airport Eelde (GAE). In dit rapport wordt beknopt verslag gedaan van een aantal observaties met betrekking tot de ontwikkelingsperspectieven van de luchthaven Eelde, die van invloed kunnen zijn op het bedrijfsplan van GAE. Een voorbehoud is hier op zijn plaats: details van het bedrijfsplan waren niet beschikbaar. Er is gewerkt met een samenvatting. De beschikbaar gestelde informatie betreft: 1. Verwachte milieueffecten baanverlenging Eelde, uitgevoerd door DHV, april 2005. 2. Economische betekenis Groningen Airport Eelde N.V. , BCI in opdracht van GAE. 3. Uittreksel uit het bedrijfsplan GAE. 4. GAE, Jaarverslag 2004. 5. Halfjaar bericht 2005 Groningen Airport Eelde N.V. 6. Uitspraak Raad van State over aanwijzing Eelde d.d. december 2003.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
LUC H TH AVEN EELD E IN D E LUC H TVAAR TM ARKT VAN M OR GEN
2
3
Recente en toekomstige marktontwikkelingen op GAE
In de onderstaande paragrafen komen enkele recente ontwikkelingen in de luchtvaartmarkt aan de orde, die direct of indirect te maken hebben met GAE.
2.1
Ryanair
Ryanair vliegt momenteel met 82 B737-800’s en dat aantal zal de komende tijd nog fors groeien door een monsterorder voor dit vliegtuigtype (143 in bestelling en nog een optie op 192). Lage exploitatiekosten bij dit type luchtvaartmaatschappij eisen een volledig gestandaardiseerde vloot. Een negental B737-200 dat nog in dienst is bij Ryanair zal dus met de gestage instroom van de 800-serie snel verdwijnen. Ryanair zoekt voor deze continue instroom van nieuwe vliegtuigen voortdurend nieuwe markten. Daarbij volgt zij de strategie, dat een nieuwe lijndienst zichzelf moet verkopen in de regio, eventueel aangevuld met ondersteunende promotieactiviteiten van de betrokken regionale luchthaven. Ryanair mijdt in principe grotere luchthavens omdat daar geen snelle omdraaitijden te realiseren vallen. Bovendien kan Ryanair op een regionale luchthaven marktmacht uitoefenen: er worden niet of nauwelijks havengelden betaald. De regionale luchthavenexploitant moet maar zien zijn inkomsten te genereren uit aanvullende diensten en producten die aan de passagiers aangeboden kunnen worden. Ryanair test via deze formule continu de levensvatbaarheid van lijndienstoperaties op nieuwe bestemmingen. Een groot aantal regionale luchthavens is al aan het lijnennet van Ryanair toegevoegd, een aanzienlijk aantal bestemmingen heeft Ryanair om commerciële redenen ook weer laten vallen. In dat opzicht is GAE geen uitzondering: de risico’s van de nieuwe lijndienst worden bijna volledig bij de nieuw bediende luchthaven neergelegd. Ontoereikende exploitatieresultaten binnen de beoogde periode leiden onherroepelijk tot beëindiging van de betrokken lijndienst. De technische gegevens van de B737-800 laten zien dat de baanlengte van Eelde niet optimaal is, gegeven de hoge bezettingsgraden waarmee Ryanair moet vliegen om boven de break-even load factor uit te komen. Het GAE-jaarverslag 2004 geeft als vertrek van Ryanair primair commerciële redenen aan: op andere lijndiensten zou meer te verdienen zijn (zie strategie boven). Bovendien dwingt vlootstandaardisatie tot inzet van grotere vliegtuigen. Vermoedelijk had Ryanair de B737200, die genoeg heeft aan een 1800 meter baan, in de Eelde-operatie willen vervangen door haar nieuwe standaardvliegtuig van de 800-verie. Ook dit is niet verwonderlijk (zie boven vloot). Dit leidt tot de volgende observaties. In de eerste plaats was de vervoersontwikkeling in de markt van Eelde ontoereikend voor deze prijsbreker, ook bij inzet van Ryanair’s kleinere B737-200. In de tweede plaats lijkt Ryanair de paar B737-200’s die ze nog heeft (zie boven) vooral in te zetten op nieuw te ontsluiten routes. Als de vervoersgroei (of de yield) in de opstartperiode echter ontoereikend is, wordt dit kleinere vliegtuigtype op een andere nieuw te ontsluiten route ingezet. Is de vervoersgroei wel toereikend, dan wordt het grotere standaardtype de B737-800 ingezet, die bij Ryanair vliegt met 189 stoelen. Ryanair heeft blijkbaar al haar conclusies getrokken tijdens de ontwikkelingsfase met de B737-200. Hoewel de huidige baanlengte een beperking op de load
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
4
HOO FD STU K 2
factor vormt, had met een lagere bezettingsgraad genoegen genomen kunnen worden als de gemiddelde opbrengst per stoel voldoende hoog zou zijn geweest. Dat laat de markt van Eelde echter niet toe. In de daarop volgende rapporten van Buck en DHV wordt echter alleen de baanlengte als doorslaggevend argument naar voren geschoven: de huidige baanlengte is te kritisch voor een B737-800 operatie en kansen voor een verdere marktontwikkeling in dit segment zouden dus volledig afhangen van een baanverlenging.3 Ook Buck meldt dat het besluit van Ryanair om de lijndienst niet te continueren werd ingegeven door de beperkte baanlengte en dat dat ook voor de andere prijsbrekers zou gelden. 4 De perspectieven voor Low Cost Carriers (LCCs) op GAE schatten zowel Buck als DHV hoog in, mits natuurlijk de baan wordt verlengd. Van Luchthaven Lelystad hoeft weinig te worden geducht, omdat verkeersleiding daar toch zou uitblijven, naar Buck meldt. Deze geruststellende constatering lijkt intussen door de recente ontwikkelingen te worden achterhaald. Uit de lopende evaluatie van de Schipholwet blijkt dat de geluidsnormen op Schiphol binnen een paar jaar structureel knellend beginnen te worden, dus ook buiten de pieken. In verschillende scenario’s wordt nu al gerekend met Lelystad als overloopluchthaven voor 5 miljoen passagiersbewegingen in het LCC en chartersegment. Als LCC-luchthaven is de ligging van Lelystad aantrekkelijk en past exact in de bedrijfsstrategie van LCC’s als Ryanair. Een goedkope regionale luchthaven, maar dicht bij de Randstad. Ryanair zou deze luchthaven graag in haar dienstregeling willen opnemen als “Amsterdam”5 en heeft zich dan ook al bij herhaling gemeld als gegadigde voor de nieuwe luchthaven Lelystad. Wat de strategische consequenties zijn van deze recente ontwikkeling rond Lelystad voor de luchthaven Eelde ontbreekt volledig in de beschikbaar gestelde informatie. 6 Dit raakt echter de kern van GAE’s marktsegmenten met de beste perspectieven: het vakantiechartervervoer en de LCCs.
2.2
Andere lijnvluchten op GAE
Niet alleen prijsbrekers zouden bijdragen aan de door Buck berekende vertienvoudiging van het aantal passagiers in het lijndienstensegment tot 2015, ook traditionele lijnvluchten kunnen daaraan hun steentje bijdragen. Dan gaat het in de eerste plaats om een aansluiting van een 3
4
5
6
Voor de eenvoud wordt dus maar even aangenomen dat alle prijsbrekers met een vergelijkbaar type vliegtuig opereren. De tientallen low cost carriers in Europa vliegen echter met een grote diversiteit aan vliegtuigtypen. De vloot van easyJet zou bijvoorbeeld goed uit de voeten kunnen op de huidige baan van Eelde. De indruk zou haast gaan ontstaan dat Ryanair een tamelijk onnozel bedrijf is dat enthousiast gaat vliegen op Eelde en dan na een jaar tot de ontdekking komt dat de baan te kort is voor haar standaardtype de B737-800. Ryanair is echter de meest succesvolle Low Cost Carrier van Europa, die continu hoge winstcijfers laat zien. Het is dan ook aannemelijker dat Ryanair gewoon de markt van Eelde uitgetest heeft en te licht bevonden. Charleroi heet in Ryanair termen Brussel, Skavska heet Stockholm, Hahn heet Frankfurt, Torp heet Oslo, enz. Dergelijke regionale luchthavens liggen doorgaans tenminste 50 km van de plaats waarvan ze de naam dragen. Intussen heeft Buck in opdracht van de Kamer van Koophandel van Flevoland recent een rapport uitgebracht, waarbij onder meer met een scenario van 4 miljoen passagiers wordt gerekend. Op de werkgelegenheidseffecten daarvan wordt later in dit rapport nog teruggekomen.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
R EC ENT E EN T OEKOM STIGE M AR KTON TW IKKELIN GEN OP GAE
5
zogenaamde feederlijn op Schiphol, die ’s morgens rond 7:00 uur aankomt van Eelde op Schiphol om aansluiting te bieden op daarna vertrekkende vluchten elders in Europa. In 1999 beëindigde de KLM de toen bestaande feederdienst Vanwege de beperkt beschikbare slots in de ochtendpiek op Schiphol besloot KLM namelijk het gebruik van haar slots te optimaliseren door deze te gebruiken voor die verbindingen die de meeste passagiers/opbrengsten opleverden. Buck en DHV zien beide desalniettemin goede kansen voor revitalisering van deze feederlijn op Schiphol, mede omdat de bereikbaarheid van Schiphol uit de Noordelijke regio over de weg en via de rail steeds verder afneemt. Volgens DHV vergt dat echter wel een openstelling van GAE voor 7:00 uur. Een andere belangrijke voorwaarde wordt echter over het hoofd gezien: de beschikbaarheid van een slot in de ochtendpiek op Schiphol. De website van de Stichting Airport Coordination Nederland (SACN), of wel de slotcoördinator van Schiphol, Eindhoven en Rotterdam, meldt dat nieuwe slotaanvragen gedurende de ochtend- en middagpiek op Schiphol niet meer gehonoreerd worden. Aanvragers worden consequent “weggestuurd”. Voor een naadloze overstap op de KLM-vluchten vanaf Schiphol zal bovendien de medewerking van de KLM nodig zijn. Alleen dan is een KL-code share vlucht vanuit Eelde mogelijk die in het transfersysteem van de KLM wordt opgenomen. KLM zal echter geen kostbare slot in de piek beschikbaar stellen voor zo’n operatie, zolang de markt in de Noordelijke provincies toch wel voor de KLM vanaf Schiphol blijft kiezen. Pas als een feederlijn vanaf Eelde op een concurrerende hub (Londen of Franfurt) wordt gerealiseerd, zal KLM in actie komen om zijn markt in het Noorden veilig te stellen. In dat geval zal de concurrerende feederlijn vanaf Eelde door de KLM uit de markt gedrukt worden. Voorts signaleert DHV een groeimarkt in de regionale ‘point-to-point’ verbindingen, omdat op deze manier de drukke knooppunten, de hubs, vermeden kunnen worden. Als voorbeeld wordt gewezen op de dagelijkse verbinding tussen Eelde en Aberdeen als gevolg van met name de vraag van Shell naar vervoer op deze bestemming en soortgelijke taxivluchten 2x per week op Norwich. Hierbij passen echter de volgende kanttekeningen. Veel regionale ‘point-to-point’ verbindingen zijn niet rendabel door een te geringe vraag. Daarom wordt ook veel vervoer van verschillende kleinere herkomstluchthavens op de hub gebundeld voor de aansluitende vlucht naar een kleine bestemmingsluchthaven en vice versa. Bijzondere omstandigheden maken soms dat een directe regionale verbinding wel rendabel is: Eindhoven-Wenen vanwege een Philips fabriek in Wenen. Eindhoven- Manchester vanwege de samenwerking DAF-Brtish Leyland. Roterdam-Hamburg vanwege de snelle aanvoer van scheepsbemanningen en de zakelijke relaties tussen beide havens. Ook Eelde-Aberdeen past in dat kader: een klein vliegtuig (hoge operationele kosten per stoel, dus vooral afhankelijk van zakelijk verkeer) met een uitgesproken zakelijk belang van een specifiek bedrijf. De praktijk leert dat de meeste van deze lijndiensten geen lang leven beschoren is, omdat de internationale bedrijfsstrategie van de betrokken bedrijven nog al eens verandert. In elk geval kan geconstateerd worden dat BMI aankondigt binnenkort een lijndienst Amsterdam-Aberdeen te openen. Dit zal een kannibaliserend effect hebben op de concurrerende lijn Eelde -Aberdeen. Resumerend lijkt een door Buck berekende vertienvoudiging van het lijndienstvervoer op Eelde nog niet zo vanzelfsprekend. Evenmin is de baanverlenging een evidente eis om die ontwikkeling mogelijk te maken. Een vervroegde openstelling dient eveneens in de context van de slotschaarste op Schiphol en concurrerende hubs te worden bezien.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
6
HOO FD STU K 2
2.3
Vakantiechartervluchten
In 2004 zakte het aantal vakantiecharterpassagiers van 129.000 in 2003 naar 119.000 in 2004, nadat ook al in 2003 een merkbare afname zich gemanifesteerd had ten opzichte van 2002, dat tot nu toe het topjaar was met zo’n 135.000 passagiersbewegingen. Volgens het GAE jaarverslag 2004 was de afname in 2004 te wijten aan het Irak-conflict, waardoor de touroperators zich terughoudend opgesteld zouden hebben bij de inkoop van stoelcapaciteit. Waarom in datzelfde jaar het aantal vakantiecharterpassagiers op de luchthaven Eindhoven met 80.000 passagiers kon groeien en op Rotterdam Airport met zo’n 45.000 passagiers, blijft dan toch een raadsel. DHV signaleert desalniettemin dat de Noordelijke vakantiemarkt aan een inhaalslag bezig is. Ook Buck signaleert een groei van kortere vliegvakanties. Vooral de groei van het aantal korte vakanties van “de Noorderlingen” nam in 2003 toe met een gemiddelde van 28,6%. Dit zou aantonen dat het Noorden met een grote inhaalslag bezig is. Ondanks die inhaalslag is het aantal vakantiecharterpassagiers op de luchthaven Eelde zoals gezegd in 2003 én 2004 merkbaar afgenomen, terwijl de rest van Nederland wel degelijk een forse marktgroei laat zien. Kortom er worden trends gesignaleerd die niet corresponderen met de feitelijke korte-termijn vervoersontwikkelingen op Eelde, en de aangedragen verklaringen raken kant noch wal. Toch moet volgens Buck een geleidelijke marktgroei van 60-70% in het chartersegment tussen 2003 en 2015 reëel geacht worden, zij het dat dit sterk afhankelijk is van de baancapaciteit, (bedoeld is waarschijnlijk de baanlengte.) Het is echter niet onwaarschijnlijk dat in de berekening een forse onderschatting is gemaakt en dat op basis van de invoergegevens 2015 van GAE sprake zou moeten zijn van een marktgroei van bijna 190%! Voor 2015 blijft Buck namelijk de gemiddelde bezettingsgraad van 116 passagiers per vlucht uit 2003 hanteren.7 In de praktijk maken echter veel chartervluchten vanaf Eelde een tussenstop op andere Nederlandse regionale luchthavens (met name Rotterdam of Eindhoven, zie de website van GAE). Daarbij is het niet ongebruikelijk dat de Noordelijke touroperators 50% van de stoelcapaciteit kopen voor de markt van Eelde en de Zuidelijke touroperators 50% voor bijvoorbeeld de markt van Eindhoven. Met andere woorden de bezettingsgraad van 116 is mede het resultaat van het feit dat een aanzienlijk aantal vluchten vanaf Eelde een bezettingsgraad van maximaal 50% heeft. Aangezien gesteld wordt dat de baanverlenging ondermeer nodig is voor het uitvoeren van directe vakantiechartervluchten zonder tussenstops, mag aangenomen worden dat het in de invoergegevens voor 2015 genoemde aantal chartervluchten alleen directe vluchten betreft zonder tussenstops. In dat geval zou een gemiddelde bezettingsgraad eerder in de richting van de 200 dan 116 passagiers gaan. Dan zou er dus in 2015 sprake zijn van zo’n 370.000 passagiersbewegingen in dit segment en niet van 214.000, die Buck hanteert voor de werkgelegenheidseffecten. Of een dergelijk inhaaleffect echter reëel is voor de Noordelijke markt valt te betwijfelen in een min of meer verzadigde Nederlandse chartermarkt. Nadere analyses van 7
Buck berekent dit aan de hand van de invoergegevens 2015 van GAE met behulp van de bezettingsgraden uit 2003: 128.000 passagiersbewegingen : 1.113 vliegtuigbewegingen = 116 passagiers gemiddelde bezetting per vlucht. Voor de invoergegevens 2015 geeft GAE 1.848 vakantiechartervluchten op. Vermenigvuldiging met een bezetting van 116 levert dus een aantal van 214.000 passagiers.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
R EC ENT E EN T OEKOM STIGE M AR KTON TW IKKELIN GEN OP GAE
7
de regionale verschillen in propensity to fly (aantal vliegreizen per inwoner) binnen Nederland wordt daarom dringend aanbevolen alvorens dergelijke groeicijfers in een bedrijfsplanning op te nemen. Tevens is een onderzoek gewenst naar de mate waarin LCC-operaties in het segment van de korte-stedentrips een deel van de vraag naar vliegvakanties voor hun rekening nemen en dus een marktaandeel van de vakantiecharters overnemen. Voorts is nog de volgende observatie van belang. Zowel Buck als DHV benadrukken dat voor de door hen geschetste marktontwikkeling in de vakantiechartermarkt een baanverlenging en ruimere openstellingsuren een absolute voorwaarde zijn. Dat doet vermoeden dat de momenteel aangeboden stoelcapaciteit op bestemmingen waarop met een tussenstop wordt gevolgen eigenlijk tekort schiet, want zoals gezegd de helft van de capaciteit wordt maar aan de Eeldense markt beschikbaar gesteld. Toch is dat niet het geval. De bezettingsgraad van het seat allotment voor Eelde wordt in veel gevallen ruimschoots onderschreden, blijkens een telefonische steekproef. Ook hier dringt zich dus weer de vraag op, of het nu de baanlengte is die het aantal vakantiecharterpassagiers limiteert of dat het gewoon de relatief beperkte vraag in de Noordelijke markt is.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
LUC H TH AVEN EELD E IN D E LUC H TVAAR TM ARKT VAN M OR GEN
3
9
Economische effecten van GAE
Voor de berekening van de economische effecten van GAE met een verlengde baan in 2015 zijn de invoergegevens voor de geluid- en milieuberekeningen gehanteerd. Informatie ontbreekt hoe deze invoergegevens tot stand zijn gekomen. De indruk bestaat dat vooral een aanbodgerichte benadering is gekozen van aantal haalbaar geachte frequenties per marktsegment. In hoeverre daar ook een vraaggerichte analyse aan ten grondslag ligt is niet bekend. Dat ook andere strategische ontwikkelingen (zie passages over Lelystad en Schiphol) zijn meegewogen is niet waarschijnlijk. Op het eerste gezicht lijken de verkeerscijfers optimistisch als die door Buck worden omgerekend naar het daarmee gemoeide aantal passagiers: een vertienvoudiging van het aantal lijndienstpassagiers en een bijna verdrievoudiging8 van het aantal vakantiecharterpassagiers.
3.1
De berekende effecten van GAE voor 2015
In de rapportage van Buck worden de werkgelegenheids- en toegevoegde-waardeeffecten berekend van GAE voor 2003 en 2015. Het verschil in effecten voor een situatie met en zonder baanverlenging in 2015 ontbreekt helaas. Zo’n inschatting zou verhelderend hebben kunnen werken om het werkelijke belang van een baanverlenging voor de Noordelijke regio zichtbaar te kunnen maken. Buck berekent de werkgelegenheidseffecten aan de hand van de passagiersaantallen die uit de verkeerscijfers van de invoergegevens 2015 zijn afgeleid. Het aantal passagiers komt in de berekeningen van Buck op 658.000 per jaar uit (en na correctie voor de charterbezettingsgraad op zo’n 775.000 per jaar). Uit de literatuur wordt een norm van 950 directe arbeidsplaatsen per miljoen passagiers per jaar gedestilleerd. De in de literatuur gevonden waarden vertonen echter een grote marge. Enige gevoeligheidsanalyse zou daarom op zijn plaats zijn geweest. Volgens deze norm en het door Buck berekende aantal passagiers resulteren 625 directe arbeidsplaatsen in 2015. Dat zou nog eens bij de toeleverende bedrijven (achterwaartse effecten) tot 50% van het aantal directe arbeidsplaatsen leiden, hetgeen resulteert in 937 directe plus indirecte achterwaartse arbeidsplaatsen. Doordat de luchthaven beter herkenbaar wordt, zou deze ook een locatiefactor gaan worden voor de aantrekking van nieuwe bedrijvigheid in de regio. Buck spreekt de verwachting uit dat dit op nog eens 500-1000 indirecte voorwaartse arbeidsplaatsen zal leiden. Berekeningen hiervoor ontbreken. Bij deze benadering passen enkele kanttekeningen. De afgelopen jaren is in Nederland een discussie gevoerd over de vraag welke indirecte werkgelegenheidseffecten nu wel en niet in rekening gebracht moeten worden voor een groeiende luchthavens. In CPB-publicaties worden voorwaartse indirecte effecten afgewezen vanwege het te grote risico van dubbeltellingen.
8
Uitgaande van de uitgevoerde correctie in het aantal charterpassagiers zoals beschreven in 2.3.
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K
10
HOO FD STU K 3
Voorts speelt de vraag naar het netto werkgelegenheidseffect. De berekende aantallen arbeidsplaatsen hebben slechts betekenis voorzover hiermee structurele werkloosheid in de regio wordt opgeheven. Al met al dreigt het gevaar van een aanmerkelijke overschatting van de werkgelegenheids- en toegevoegde-waardeeffecten volgens deze benadering. Bovendien lijkt de basis voor de werkgelegenheidsberekeningen, namelijk het verwachte aantal passagiers, opmerkelijk hoog te zijn ingeschat.
3.2
Nieuwe berekeningen van de werkgelegenheid
In het eerder genoemde recent verschenen rapport van Buck over de economische betekenis van de toekomstige luchthaven Lelystad is een waardevolle verfijning van de werkgelegenheidsnorm geïntroduceerd, die duidelijk meer recht doet aan de diversiteit van regionale luchthavens. Buck maakt onderscheid naar regionale luchthavens die •
al dan niet een thuisbasis vormen voor een of meer luchtvaartmaatschappijen;
•
al dan niet een bredere economische functie hebben als aantrekkelijke locatie voor bedrijvigheid;
•
al dan niet een focus op vracht hebben die een hogere werkgelegenheid oplevert dan vracht.
Via deze nuancering komt Buck tot de volgende normen voor het aantal directe arbeidsplaatsen per miljoen passagiers per jaar: Geen bredere economische functie
Wel een bredere economische functie
Geen thuisbasis
300-400
400-600
Wel een thuisbasis
400-800
800-1.000
Deze benadering biedt veel betere aanknopingspunten voor een scenario-analyse, waarbij alternatieve ontwikkelingen van de luchthaven in kaart gebracht worden. Opgemerkt zij dat Buck in het laagste scenario, dat uitgaat van 1 miljoen passagiers voor Lelystad, voor de laagste norm kiest: 300-400 directe arbeidsplaatsen. Eerder is echter voor Eelde bij 658.000 passagiers9 een norm van 950 directe arbeidsplaatsen per miljoen passagiers gehanteerd, dus bijna de bovengrens in de tabel.
9
Enige voorzichtigheid is hier geboden omdat op Lelystad vooral LCCs afgehandeld zouden moeten worden. De arbeidsintensiteit van dat proces kan lager zijn.
SEO EC ON O MISC H O ND ERZ OEK
EC ONOM ISC HE EF FEC TE N VAN G AE
11
Uit het voorgaande kan samenvattend geconcludeerd worden, dat op basis van voortschrijdend inzicht de werkgelegenheidseffecten van GAE in 2015 waarschijnlijk aanmerkelijk lager zouden uitvallen.
SEO ECON O M ISCH ONDER ZOEK
LUC H TH AVEN EELD E IN D E LUC H TVAAR TM ARKT VAN M OR GEN
4
13
Enkele cijfers uit het bedrijfsplan
Uit de samenvatting van het bedrijfsplan valt op te maken dat er drie scenario’s zijn gehanteerd, een reëel, een pessimistisch en een optimistisch scenario. Voor 2015 leidt dat respectievelijk tot volgende passagiersaantallen: 361.000 passagiers, 180.000 passagiers en 430.000 passagiers. Terloops zij opgemerkt dat Buck voor de werkgelegenheidseffecten uitgaat van 658.000 passagiersbewegingen op basis van de invoergegevens 2015, maar dat daarbij van een onderschatting van de load factor op de chartervluchten sprake was, zodat na correctie het aantal passagiers op 814.000 zou kunnen uitkomen in 2015. Voor de wel zeer markante verschillen tussen het optimistische 2015 scenario in het bedrijfsplan en de bijgestelde data van Buck is geen verklaring gevonden. Ook wijken de verkeerscijfers in de invoergegevens 2015 af van het optimistisch scenario 2015: de invoergegevens komen op 69.000 bewegingen terwijl het optimistische scenario van 63.000 vliegtuigbewegingen uitgaat. De beschrijving van het reële scenario is te summier om voldoende aanknopingspunt te bieden. Er wordt gesproken van een herstart lijndienst 2006. Indien bedoeld is een feederlijn op Schiphol, is dit gelet op de geschetste slotschaarste op Schiphol niet waarschijnlijk. Verder wordt gesproken van een low cost carrier 2003. Voorlopig is deze weer van het toneel verdwenen en afhankelijk van de snelheid waarmee de aanwijzing voor luchthaven Lelystad tot stand gaat komen, zal moeten worden ingeschat welke marktperspectieven voor Eelde overblijven in 2015. Dit geldt idem dito voor het vakantiechartervervoer. Vooralsnog kent dit marktsegment op Eelde een aarzelende ontwikkeling: in 2003 en 2004 daalde het aantal passagiers maar lijkt in 2005 volgens het halfjaar bericht weer te herstellen (onder aftrek van incidentele chartervuchten voor militaire oefeningen waarbij zo’n 6.000 charterpassagiersbewegingen van militairen in het geding waren).
SEO ECO NO M ISCH ONDER ZOE K