Starten in de recessie Startende ondernemers in 2003
drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2004
ISBN: 90-371-0927-6 Bestelnummer: A200403 Prijs: € 30,Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken.
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.eim.nl/mkb-en-ondernemerschap.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Inhoudsopgave
S am en v a tt i n g
5
1
Inl ei din g
7
2
De ond e rn em e r
11
3
S ta r tm o t i ev e n
15
4
De v o o rb e re id in g
17
5
He t b e d r i j f
19
6
Kn el p u n t en
25
7
Do e l st e ll in g en
29
8
O u d e r e s ta r t er s
33
9
S ta r t er s o p h er h a lin g
35
10
We r kg ev e r s
39
Bij la g e I
Belangrijkste verschillen tussen starters in 1994, 1998-2000 en 2003
41
3
Samenvatting In dit rapport wordt inzicht gegeven in een groot aantal aspecten van startende ondernemers en hun bedrijven in 2003. De aspecten zijn gegroepeerd tot een zestal onderwerpen, nl.: − de ondernemer; − startmotieven; − de voorbereiding op de start; − het bedrijf; − knelpunten bij het starten van het bedrijf; − doelstellingen voor de ondernemer en het bedrijf. In deze samenvatting worden enkele aspecten nader toegelicht. Ten aanzien van veel aspecten is er een vergelijking gemaakt met de starters in 1994 en in 1998-2000. Bijlage I geeft een overzicht van de belangrijkste verschillen.
− − − −
De ondernemer De helft van de starters is tussen de 30 en 45 jaar. Iets minder dan een op de drie starters is een vrouw. De meeste starters beginnen het bedrijf vanuit een baan in loondienst. Vier op de tien starters werken bij de start parttime in het bedrijf.
Startmotieven De belangrijkste motieven om een bedrijf te starten worden gevormd door de uitdaging en de wens om eigen baas te kunnen zijn. − Startmotieven die te maken hebben met de arbeidssituatie voorafgaand aan de start van het bedrijf worden relatief weinig genoemd. −
De voorbereiding − Een op de drie starters heeft al eerder geprobeerd een bedrijf te beginnen en meestal is dat bedrijf toen ook van de grond gekomen. − Starters winnen voor de start vooral informatie in omtrent de markt en de afzetmogelijkheden, fiscale zaken en de vereisten om te mogen starten.
− − − − − − −
Het bedrijf De helft van de starters begint een bedrijf in de dienstverlening. De meeste starters starten het bedrijf zonder zakelijke partner. De meeste starters kiezen als rechtsvorm de eenmanszaak. Ruim de helft van de starters werkt in, of vanuit huis. Bijna een op de vijf starters heeft werknemers in dienst. In ruim de helft van de gevallen bedraagt het startkapitaal minder dan 10.000 euro. De meeste starters zorgen zelf voor het startkapitaal.
Knelpunten De meerderheid van de starters heeft geen knelpunten ervaren in verband met het starten van het bedrijf. − Als men wel knelpunten heeft ervaren, gaat het met name om knelpunten op het gebied van financiering, markt en marketing, regelgeving en procedures, en/of belastingen. −
5
−
Doelstellingen Hoewel de meeste starters streven naar het vergroten van de omzet, streven starters op middellange termijn vaker kwalitatieve doelstellingen na dan dat ze streven naar groei, bijvoorbeeld in de vorm van uitbreiding van personeel.
In de laatste drie hoofdstukken van het rapport worden drie specifieke groepen starters nader in beeld gebracht, nl.: − starters van 50 jaar en ouder (oudere starters); − starters die al eens eerder hebben geprobeerd een bedrijf te beginnen (starters op herhaling); − starters met werknemers in dienst (werkgevers).
6
1
Inleiding
Startende bedrijven in Nederland In 2003 werden 41.080 startende bedrijven geregistreerd. Dat is minder dan in de direct eraan voorafgaande jaren en aanzienlijk minder dan in 2000, het jaar waarin het aantal startende bedrijven met bijna 54.000 een voor Nederland tot dan toe ongekend hoogtepunt bereikte (zie figuur 1). figuur 1
aantal startende bedrijven per jaar in de periode 1990-2003
60.000 55.000 50.000
aantal startende bedrijven
45.000 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000 0 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek, 2004.
Het ligt voor de hand de afname van het aantal startende bedrijven sinds 2001 - evenals de toename in de jaren tot 2000 - in verband te brengen met de conjuncturele ontwikkeling. Dan moet echter wel de vraag worden beantwoord waarom zich sinds 2001 een daling manifesteert bij een conjuncturele dip, terwijl in het begin van de jaren negentig sprake was van een stijging van het aantal startende bedrijven, eveneens bij een conjuncturele dip. De groei van het aantal startende bedrijven wordt toegeschreven aan de combinatie van 1 een aantal factoren . De vraag naar ondernemerschap is gegroeid door de trends van globalisering, technologische vooruitgang en tertiairisering. Het aanbod van ondernemers nam toe vanwege een toename van de beroepsbevolking, het op middelbare leeftijd komen van de babyboomers, het toenemende aandeel vrouwen op de arbeidsmarkt en de toegenomen waardering voor ondernemerschap. Bovendien stimuleerde de overheid in haar beleid nieuwe toetreders. Deze trends waren het hevigst in de jaren negentig. Ondanks de conjuncturele dip aan het begin, die een afremmend effect had op het aantal startende bedrijven, bleef het aantal starters daarom toen toch toenemen. Wel is in 1993 en 1994 de toename minder dan in de jaren direct ervoor en erna.
1
Deze schets van de ontwikkelingen is ontleend aan: K.L. Bangma, N. Bosma en P. Gibcus, Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid; Editie 2003, EIM, februari 2004.
7
ste
In de eerste jaren van de 21 eeuw zijn de genoemde trends nog steeds relevant. Er zijn echter wel verschillen waarneembaar die ervoor zorgen dat de effecten op het aantal starters minder groot zijn. De vergrijzing van de beroepsbevolking is begonnen. Er is minder startkapitaal beschikbaar als gevolg van de dalende aandelenkoersen en stagnerende huizenprijzen. Er is minder 'onbenutte' ruimte voor nieuwe ondernemers omdat het niveau van het ondernemerschap in Nederland meer in de buurt is komen te liggen van het 'evenwichtsniveau'. Als gevolg hiervan komt de conjuncturele dip nu wel tot uitdrukking in een verminderd aantal startende bedrijven. Hierbij komt bovendien dat het overheidsbeleid sinds het eind van de jaren negentig minder is gericht op het bewerkstelligen van veel starters, maar dat het zich meer concentreert op veelbelovende 1 starters, in het bijzonder vernieuwende starters en (snelle) groeiers . Onderzoek onder starters In de loop van de jaren negentig heeft EIM verschillende keren uitgebreid onderzoek gedaan naar startende ondernemers. Deze onderzoeken geven inzicht in verschillende aspecten die een rol spelen bij de start van een eigen bedrijf en - omdat de starters met jaarlijkse onderzoeken zijn gevolgd - in de ontwikkeling van nieuwe bedrijven. Naast het 2 EIM starterscohort 1994 is EIM in 1998 een tweede starterscohort begonnen. Dit omdat werd verondersteld dat 'het starterslandschap' er vanwege de veranderde economische omstandigheden anders uit zou zien. In 1999 en 2000 zijn nieuwe jaargangen starters aan dit cohort toegevoegd. Vergelijking tussen beide starterscohorten heeft in3 derdaad verschillen aan het licht gebracht . Overigens kunnen niet alle verschillen direct in verband worden gebracht met het verschil in economische omstandigheden. De hiervoor genoemde trends zijn ook van invloed. Vergeleken met het eind van de jaren negentig zijn de economische omstandigheden wederom aanzienlijk veranderd. Daarnaast hebben zich in de tussentijd ook andere ontwikkelingen voorgedaan, zoals de afschaffing van vele vestigingseisen, etc. De vraag of 'het starterslandschap' er nu weer anders uitziet dan aan het eind van de jaren negentig ligt dan ook voor de hand. Daarom is een nieuw onderzoek onder starters uitgevoerd. Met dit onderzoek wordt beoogd inzicht te krijgen in verschillende aspecten van de starters en de pas gestarte bedrijven. Die aspecten zijn te groeperen tot een zestal onderwerpen, nl.: − de ondernemer; − startmotieven; − de voorbereiding op de start; − het bedrijf; − knelpunten bij het starten van het bedrijf; − doelstellingen voor de ondernemer en het bedrijf. De informatie is verzameld met behulp van een telefonische enquête onder 500 starters die in de tweede helft van 2003 met een bedrijf zijn begonnen. In het onderzoek zijn alleen starters betrokken die ten tijde van het onderzoek (februari/maart 2004) daad1
2
3
8
Inmiddels lijkt de overheid misschien toch ook weer meer aandacht te krijgen voor het aantal starters. In de samenvatting die is opgenomen in de Beleidsbrief: In actie voor ondernemers! (Ministerie van Economische Zaken, december 2003) staat namelijk: 'Juist in deze tijd is een toename van het aantal starters zeer gewenst.' Het EIM starterscohort 1994 is nadien omgedoopt tot het EIM jongebedrijvenpanel. Voor de jaargang 1998 zijn de verschillen - en overeenkomsten - uitgebreid beschreven in: J. Bais, Startende ondernemers in 1998, EIM, december 1998.
werkelijk met bedrijfsactiviteiten zijn begonnen. Starters die weliswaar een bedrijf zijn begonnen, maar die daar alweer mee zijn gestopt, zijn niet meegenomen. De vragenlijst die in het onderzoek is gebruikt sluit aan op de vragenlijsten van de onderzoeken die zijn gehouden in de startjaren van de EIM starterscohorten 1994 en 1998, 1999 en 2000. Toen werd evenwel gebruik gemaakt van (zeer) omvangrijke schriftelijke vragenlijsten. Vanwege de overgang naar een telefonische enquête moest de vragenlijst nu beknopter zijn en moest de vraagstelling hier en daar worden aangepast. Desondanks is het mogelijk de starters anno 2003 op veel aspecten te vergelijken met de starters in 1994 en 1998-2000. In Bijlage I zijn de belangrijkste verschillen bij elkaar gezet. Het rapport Dit rapport geeft in de hoofdstukken 2 t/m 7 achtereenvolgens informatie over de hiervoor genoemde onderwerpen, nl.: − de ondernemer; − startmotieven; − de voorbereiding op de start; − het bedrijf; − knelpunten bij het starten van het bedrijf; − doelstellingen voor de ondernemer en het bedrijf. In de daarop volgende hoofdstukken 8 t/m 10 worden enkele specifieke groepen starters nader in beeld gebracht, nl.: − starters van 50 jaar en ouder (oudere starters); − starters die al eens eerder hebben geprobeerd een bedrijf te beginnen (starters op herhaling); − starters met werknemers in dienst (werkgevers).
9
2
De ondernemer
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de persoon van de starter. Het begint met enkele kenmerken van de starter. Vervolgens komen de activiteiten van de starter voor en bij de start van het bedrijf aan de orde. Tenslotte schetsen we hoe belangrijk de inkomsten uit het bedrijf voor de starter zijn. Leeftijd Hoewel nog altijd meer dan de helft van de starters tussen de 30 en 45 jaar oud is, wordt de groep van oudere starters steeds belangrijker (zie figuur 2). Inmiddels is een 1 kwart van de starters 45 jaar of ouder. Deze toename is vooral een gevolg van de toename van de starters in de leeftijdscategorie van 50 jaar en ouder. In de loop der jaren is daarentegen de groep starters in de leeftijdscategorie 25 tot en met 30 jaar sterk afgenomen. De groep oudere starters wordt in hoofdstuk 8 nader in beeld gebracht. figuur 2
leeftijdsverdeling starters, 1994, 1998-2000 en 2003 1 1
60 of ouder
2 5 3
55 t/m 59 2
8
50 t/m 54
6 5 13
45 t/m 49
10 12
leeftijd
18
40 t/m 44
17 13 20
35 t/m 39
19 18 17
30 t/m 34
21 21 8
25 t/m 30
15 20 7
20 t/m 24
8 7 2
jonger dan 20
0 1
aandeel (%) 1994
1998-2000
2003
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Geslacht De toename van het aandeel van vrouwelijke starters van 27% naar 31% tussen 1994 en 1998-2000 heeft zich niet voortgezet. In 2003 is het aandeel van vrouwelijke starters 2 iets gedaald, namelijk naar 29%.
1
2
Van 1996 tot 2003 nam het aandeel van de leeftijdsgroep 45 t/m 64-jarigen in de werkzame beroepsbevolking toe van 28% naar 34% (bron: CBS). In 1994 was het aandeel van vrouwen in de werkzame beroepsbevolking 37%, in 1999 39% en in 2003 41% (bron: CBS).
11
Opleiding Was in 1994 nog maar ruim een kwart van de starters hoogopgeleid (hbo of universi1 teit), inmiddels is het aandeel van de hoogopgeleiden toegenomen tot bijna de helft (zie figuur 3). Het aandeel van de mbo'ers blijft door de jaren heen vrijwel ongewijzigd op een kwart. Vooral de groep met algemeen middelbaar onderwijs (mavo en havo/vwo) heeft in de loop van de tijd aan betekenis ingeboet. figuur 3
hoogste door starters afgeronde opleiding, 1994, 1998-2000 en 2003 18
universiteit
13 10 29
hbo
25 19 6 9
opleiding
havo/vwo
13 7 mavo
11 14 28
mbo
24 25 12
lo/lbo
18 19 aandeel (%) 1994
1998-2000
2003
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Activiteiten voor de start De meeste starters beginnen het bedrijf vanuit een baan in loondienst. In 2003 werkte 70% van de starters direct voor de start van het bedrijf in loondienst. Dat is iets meer dan in 1994 (66%) en iets minder dan in 1998-2000 (74%). In 2003 bestonden voor 16% van de starters de belangrijkste activiteiten direct voor de start uit het leiden van een andere onderneming. Dat is een aanzienlijke toename vergeleken met de voorgaande onderzoeken. In 1994 deed 8% van de starters dat en in 1998-2000 was het aandeel nog lager, namelijk 4%. In hoofdstuk 5 zullen we zien dat voor een steeds grotere groep starters het beginnen van een bedrijf geen geheel nieuwe ervaring is. In 2003 vormde voor 3% van de starters het verzorgen van gezin/kinderen of andere onbetaalde werkzaamheden de belangrijkste activiteit voor de start van het bedrijf. Dat is een aanzienlijke vermindering, want in 1994 gold dat voor 7% van de starters en in 1998-2000 voor 8%. Er worden weinig bedrijven gestart aansluitend op een (voltijd) opleiding. In 2003 vormde voor 2% van de starters het volgen van een opleiding de belangrijkste activiteit
1
12
Van 1994 tot 2002 nam het aandeel van de hoogopgeleiden in de werkzame beroepsbevolking toe van 25% naar 29% (bron: CBS).
voor de start van het bedrijf. In 1994 gold dat voor 4% van de starters en in 1998-2000 voor 3%. Het aandeel van de starters die vanuit een uitkeringssituatie een bedrijf beginnen is afgenomen. In 2003 was 6% van de starters direct voor de start van het bedrijf uitkeringsgerechtigd. In 1999-2000 was 10% uitkeringsgerechtigd. Andere activiteiten bij de start Bij de start van het bedrijf oefent 36% van de starters andere activiteiten uit naast het ondernemerschap. Dat is aanzienlijk minder dan in 1994 (48%) en in 1998-2000 (46%). In de meeste gevallen (61%) gaat het bij die andere activiteiten om het verrichten van werkzaamheden in loondienst. Dit betekent dat bij de start van het bedrijf een op de vijf starters (22%) het ondernemerschap combineert met het verrichten van werkzaamheden in loondienst. De helft van de starters (51%) heeft naast de zorg voor het bedrijf ook zorgtaken voor een of meer thuiswonende kinderen. In vrijwel alle gevallen worden die zorgtaken gedeeld met iemand anders. Uren per week in het bedrijf In de loop der jaren is vooral het aandeel van de starters die bij de start van het bedrijf zeer weinig tijd in het bedrijf steken afgenomen (minder dan 10 of minder dan 20 uur per week). Als gevolg hiervan daalde het aandeel van de parttime starters, dat wil zeggen van de starters die bij de start van het bedrijf minder dan 30 uur per week in het bedrijf werken (zie figuur 4). Daar staat tegenover dat meer starters bij de start van het bedrijf heel veel uren (50 uur of meer per week) in het bedrijf werkten. Na een afname in 1998-2000 is het aandeel van deze starters nu weer op het niveau van 1994. figuur 4
aantal uren per week dat starters bij de start in het bedrijf werken, 1994, 1998-2000 en 2003 16 12
60 of meer
15 12 12 12
50 t/m 59
17 17
uren per week
40 t/m 49 15 11 11
30 t/m 39 9
13 11
20 t/m 29 10
13 15 15
10 t/m 19
18 22
minder dan 10
24 aandeel (%) 1994
1998-2000
2003
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
13
Ten tijde van het onderzoek - dat wil zeggen gemiddeld zo'n 5½ maand na de start van het bedrijf - is het aandeel van de starters die minder dan 10 uur per week in het bedrijf werken inmiddels afgenomen tot 14%, maar het totale aandeel van de parttime starters is vrijwel ongewijzigd gebleven. Van die starters kiest 41% bewust voor parttime ondernemen, 28% streeft er sterk naar om spoedig fulltime met het bedrijf bezig te zijn en nog eens 20% streeft er op termijn naar om meer uren met het bedrijf bezig te zijn. De overigen hebben vooralsnog geen idee of zij meer uren in het bedrijf zullen gaan werken. Belang van inkomsten uit het bedrijf Het aandeel van de starters die voor het levensonderhoud volledig zijn aangewezen op de inkomsten uit het bedrijf is afgenomen van 28% in 1999-2000 tot 21% in 2003. Het aandeel van de starters die voor het levensonderhoud voor een groot deel op de inkomsten uit het bedrijf zijn aangewezen bleef constant (20%). Het bedrijf is dus voor 1 de helft van de starters een belangrijke bron van inkomsten . Ook het aandeel van de starters die voor het levensonderhoud zo goed als niet zijn aangewezen op de inkomsten uit het bedrijf bleef constant (resp. 35% en 36%). Het aandeel van de starters die voor het levensonderhoud voor een klein deel aangewezen zijn op de inkomsten uit het bedrijf nam daarentegen toe van 17% naar 22%.
1
14
Recent onderzoek van EIM geeft meer informatie over de inkomens van startende zelfstandigen. Daaruit komt naar voren dat de inkomenspositie van de starter er in de jaren negentig gemiddeld op is achteruitgegaan. De totale procentuele daling van het gemiddelde besteedbare jaarinkomen bedroeg 25%. In 1999 bedroeg het gemiddelde besteedbare inkomen van een starter € 14.000 (uitgedrukt in euro's van 1999). Belangrijke trends die verder zijn geïdentificeerd zijn een toename van het belang van fiscale ondernemersfaciliteiten, een toename van de inkomensongelijkheid onder starters en een toename van het relatieve belang van looninkomsten. Vergeleken met het inkomen in het jaar voor de start, neemt het inkomen van starters in het startjaar toe met gemiddeld 30%. Zie: Mickey Folkeringa en Paul Vroonhof, Wordt de spoeling dun? Inkomensontwikkeling startende zelfstandigen, EIM, mei 2004.
Startmotieven
Dit hoofdstuk laat zien in welke mate verschillende motieven een rol hebben gespeeld om een bedrijf te starten. De belangrijkste motieven om een bedrijf te starten worden gevormd door de uitdaging en de wens om eigen baas te kunnen zijn (zie figuur 5). Daarnaast vormde voor veel starters de mogelijkheid om specifieke werkzaamheden te kunnen verrichten een motief om een bedrijf te starten. Tenslotte is er een grote groep die aangeeft dat men er vanzelf is ingegroeid. Motieven die te maken hebben met de arbeidssituatie voorafgaand aan de start van het bedrijf - werkloosheid/geen baan kunnen vinden, dreigende werkloosheid, ontevredenheid over de baan in loondienst - worden relatief weinig genoemd. figuur 5
mate waarin verschillende startmotieven een rol hebben gespeeld bij het besluit om een bedrijf te starten, 2003 dreigende werkloosheid
werkloosheid, geen baan kunnen vinden uit nood geboren door omstandigheden ontevredenheid over baan in loondienst ontdekking van een gat in de markt
startmotieven
3
beschikbaarheid van eigen financiële middelen mogelijkheid om meer geld te verdienen dan in loondienst betere mogelijkheden om zorg voor gezin en arbeid te combineren vanzelf er in gegroeid specifieke werkzaamheden kunnen verrichten wens om eigen baas te zijn uitdaging
0%
10%
20%
sterk
30%
40%
50%
enigszins aandeel
60%
70%
80%
90%
100%
niet
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
In 1994 speelden motieven die te maken hebben met de arbeidssituatie voorafgaand aan de start van het bedrijf relatief gezien weliswaar ook niet vaak een rol, toch was dit vaker het geval dan in 2003 (zie figuur 6). In vergelijking met 1998-2000 wordt in 2003 echter, net als in 1994, werkloosheid/geen baan kunnen vinden vaker als motief genoemd om een bedrijf te starten. Daarnaast noemen meer starters dat men uit nood geboren, door omstandigheden een bedrijf is begonnen, waarmee mogelijk ook op de (onzekere) arbeidssituatie wordt gedoeld. De toegenomen betekenis van de hiervoor genoemde 'push-factoren', laat onverlet dat de 'pull-factoren' - met name het uitdagingselement en de wens om eigen baas te zijn door de jaren heen veruit de belangrijkste motieven zijn geweest om een bedrijf te starten. In 1998-2000 boden de economische omstandigheden hiervoor goede mogelijkheden in de ogen van een grotere groep starters dan in 2003. In 1998-2000 was voor ruim de helft van de starters de - toen gunstige - economische conjunctuur mede een
15
motief om een bedrijf te starten. In 2003 spreekt slechts een op de vier starters van een gunstige economische conjunctuur om een bedrijf te beginnen. Gevraagd naar knelpunten die men in verband met het starten van het bedrijf heeft ervaren, noemen echter verschillende starters de ongunstige economische omstandigheden (zie hoofdstuk 6). De beschikbaarheid van eigen financiële middelen wint in de loop der jaren aan betekenis en ten slotte valt op dat in 2003 veel meer starters zeggen er vanzelf in te zijn gegroeid. figuur 6
mate waarin verschillende startmotieven sterk of enigszins een rol hebben gespeeld bij het besluit om een bedrijf te starten, 1994, 1998-2000 en 2003
dreigende werkloosheid
12 11 26
werkloosheid, geen baan kunnen vinden uit nood geboren, door omstandigheden
23 16 32 28 17 23 35
ontevredenheid over baan in loondienst
60 52 49
ontdekking van een gat in de markt
41
startmotieven
46 61
beschikbaarheid van eigen financiële middelen
56
45
57
mogelijkheid om meer geld te verdienen dan in loondienst
63 60 51
betere mogelijkheden om zorg voor gezin en arbeid te combineren
43
47 75
vanzelf er ingegroeid 59
62 67
specifieke werkzaamheden kunnen verrichten
74 67 84
wens om eigen baas te zijn
87 88 91 92
uitdaging
89 aandeel (%)
1994
1998-2000
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
16
2003
4
De voorbereiding
Dit hoofdstuk laat eerst zien in hoeverre starters voor de start van het bedrijf bekend zijn met het ondernemerschap en met de branche waarin men start. Daarna komt het informatiezoekgedrag van de starters aan de orde. Bekendheid met ondernemerschap Voor steeds meer startende ondernemers is het beginnen van een bedrijf geen geheel nieuwe ervaring. In 2003 heeft een op de drie starters (35%) voor de start van het zojuist begonnen bedrijf al eens eerder geprobeerd een bedrijf te beginnen. In negen van de tien gevallen is dat bedrijf toen ook echt van start gegaan. Dit betekent dat circa 30% van de starters al eens eerder daadwerkelijk een bedrijf is begonnen. De helft van hen is bij de start van het nieuwe bedrijf nog steeds in het bezit van het eerder gestarte bedrijf. Hieruit kunnen we concluderen dat 15% van de starters een nieuw bedrijf is begonnen terwijl men al in het bezit was van een ander bedrijf. In 1998-2000 had 15% van de starters voor de start van het bedrijf al eens eerder geprobeerd een bedrijf te beginnen. In die jaren gaf 12% van de starters aan dat men bij de start van het bedrijf al bekend was met het zelfstandig ondernemerschap omdat men toen zelf een ander bedrijf had of had gehad. Van alle starters in die jaren was 4% bij de start van het nieuwe bedrijf al in het bezit van een ander bedrijf. De groep starters die al eens eerder heeft geprobeerd een bedrijf te beginnen, wordt in hoofdstuk 9 nader in beeld gebracht. Meer indirect was een veel grotere groep voor de start van het bedrijf bekend met het ondernemerschap. De helft van de starters (51%) geeft namelijk te kennen dat men van huis uit - bijvoorbeeld via een bedrijf van de ouders of de levenspartner - bekend was met het ondernemerschap. Bekendheid met de branche Zoals gezegd (in hoofdstuk 2), werkte 70% van de starters direct voor de start van het bedrijf in loondienst. In 55% van de gevallen betrof het een baan in dezelfde branche als waarin men nu als ondernemer actief is. Van de starters die niet direct voorafgaand aan de start van het bedrijf in loondienst werkten in de branche waarin men nu als ondernemer actief is, heeft een op de drie (34%) wel ooit eens in loondienst gewerkt in die branche. Alles bij elkaar betekent dit, dat de helft van de starters (49%) bekend is met de branche vanuit werkzaamheden die men in loondienst verrichtte. Informatie Een meerderheid van de starters wint voor de start van het bedrijf (tamelijk) veel informatie in met betrekking tot de markt en afzetmogelijkheden, fiscale zaken of belastingen en vereisten om te mogen starten (zie figuur 7). Slechts weinig starters winnen informatie in omtrent vergunningen. Dat informatievergaring met betrekking tot bedrijfsruimte of vestigingsplaats ook laag scoort, zal samenhangen met het feit dat veel starters het bedrijf in, of vanuit huis uitoefenen (zie hoofdstuk 5).
17
figuur 7
mate waarin starters informatie hebben ingewonnen over verschillende onderwerpen, 2003
milieuvergunningen bedrijfsruimte of vestigingsplaats overige vergunningen
terreinen
financieringsmogelijkheden
juridische zaken en rechtsvorm
opzetten van de administratie
vereisten om te mogen starten
fiscale zaken of belastingen
markt en afzetmogelijkheden 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
aandeel veel
tamelijk veel
weinig
geen
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
Informatiebronnen De meest geraadpleegde informatiebron is de Kamer van Koophandel, gevolgd door de accountant of boekhouder en de Belastingdienst (zie tabel 1). Daarnaast wendt men zich ook vaak tot de bank en tot andere ondernemers. tabel 1
personen of instanties waar starters informatie hebben verkregen, 2003 aandeel starters dat er
persoon of instantie Kamer van Koophandel
86
accountant of boekhouder
73
Belastingdienst
69
bank
58
andere ondernemers
56
branche- of beroepsorganisatie
29
notaris
27
gemeente
18
Syntens Bron: EIM onderzoek starters 2003.
18
informatie heeft verkregen (%)
6
5
Het bedrijf
Stond in de vorige hoofdstukken de starter centraal, dit hoofdstuk geeft informatie over verschillende aspecten van het bedrijf van de starter. Nieuw opgericht of overname De meeste starters starten met een nieuw opgericht bedrijf; 86% van de starters begint op deze manier. De overige 14% van de starters start door middel van een overname van een al bestaand bedrijf of bedrijfsonderdeel. Voor het starten van een bedrijf hebben overnames daarmee aan betekenis gewonnen, want in de jaren 1999-2000 startte 9% van de starters door het overnemen van een al bestaand bedrijf of bedrijfsonderdeel. Sector De helft van de starters begint een bedrijf in de dienstverlening. De meest populaire sector is die van de zakelijke dienstverlening: een op de drie starters begint in deze sector (ziet tabel 2). Daarna komt de handel (detailhandel en groothandel), waarin een op de vier starters begint. tabel 2
sector van het bedrijf, 2003
sector
aandeel (%)
industrie
5
bouwnijverheid
8
groothandel
11
detailhandel
15
horeca
5
autosector
3
vervoer en communicatie
4
financiële dienstverlening
6
zakelijke dienstverlening overige dienstverlening totaal
35 8 100
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
Om een wat beter idee te geven welke activiteiten door startende bedrijven worden uitgeoefend, geven we per sector een toelichting of enkele voorbeelden. − industrie: (ambachtelijke) productiebedrijven; − bouwnijverheid: aannemersbedrijven, klussenbedrijven, stukadoorsbedrijven, installatiebedrijven; − groothandel: groothandels, im- en exportbedrijven; − detailhandel: winkels, ambulante handel; − horeca: restaurants, cafés, cafetaria's, cateringbedrijven; − autosector: garagebedrijven (verkoop en reparatie), carrosseriebedrijven, bandenen uitlaatbedrijven; − vervoer en communicatie: taxibedrijven, transportbedrijven, koeriersdiensten;
19
− −
−
financiële dienstverlening: assurantietussenpersonen, financiële bemiddelingsbureaus; zakelijke dienstverlening: makelaars, IT (automatiserings)-bedrijven, accountantskantoren, ingenieursbureaus, ontwerpbureaus, marktonderzoekbureaus, reclamebureaus, (organisatie-)adviesbureaus, uitzendbureaus, vertaalbureaus, tekstverwerkingsbureaus, video/filmproductiebedrijven; overige diensten: autorijscholen, opleidingen en trainingen, sport- en recreatiebedrijven, amusementsbedrijven, kappers, schoonheidssalons, pedicures, tuiniersbedrijven.
Technostarters Net als in 1998-2000 kan 3% van de starters als technostarter worden aangemerkt, dat wil zeggen dat het gaat om een hoogopgeleide starter in een technische richting waarvoor geldt dat ten behoeve van product- en/of procesontwikkeling door of voor het bedrijf speur- en ontwikkelingswerk (S&O) wordt verricht. Worden ook - anders dan tot nu toe gebruikelijk - mbo'ers die aan de beide andere criteria voldoen meegeteld, dan komt het aandeel van de technostarters uit op 4%. Nemen we, in plaats van de bovenvermelde beperkte definitie van technostarter een ruimere definitie, waarbij een technostarter een starter is die een bedrijf begint in één 1 van de hightech sectoren , dan is het aandeel van de technostarters 11%. Kenmerken van de markt Het feit dat drie op de tien starters van mening zijn dat in de branche waarin men het bedrijf is begonnen nauwelijks of geheel geen groeimogelijkheden zijn voor startende bedrijven, is op het eerste gezicht een verrassender uitkomst dan dat zeven op de tien starters van mening zijn dat die mogelijkheden deels, of zelfs zeer sterk aanwezig zijn (zie figuur 8). Hierbij moet wel worden aangetekend dat voor lang niet alle starters het bestaan van groeimogelijkheden even belangrijk is. Zoals we in hoofdstuk 7 zullen zien, streeft een vrij aanzienlijke groep starters niet of nauwelijks naar groei van het bedrijf. In hoofdstuk 6 zullen we zien dat het verwerven van een positie op de markt tot de meest genoemde knelpunten behoort. Figuur 8 laat zien dat de starters daarbij op hun markt vooral concurrentie zien in de grote hoeveelheid bedrijven, veel minder dan in een paar grote aanbieders die de markt beheersen. Daarnaast is volgens meer dan de helft van de starters sprake van veranderingen in de voorkeuren van afnemers.
1
20
Deze definitie is ontleend aan: Ernst & Young, Technostarters; Internationale benchmarkstudie, juli 2001 (in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken). Volgens deze studie registreerde in 1999 14% van het aantal startende ondernemingen in een hightech sector, waarvan de top-3 wordt gevormd door de sectoren adviesbureaus op het gebied van automatisering en systeemhuizen, architecten-, ingenieurs-, en overige technische ontwerp-, teken- en adviesbureaus en systeemontwikkelings-, systeemanalyse- en programmeerdiensten.
figuur 8
beoordeling door starters van enkele kenmerken van de markt, 2003
100%
30 37
43
75%
aandeel (%)
57
29
18
50%
20
17 25% 41
45 37 26
0% groeimogelijkheden voor startende bedrijven
concurrentie van veel bedrijven
veranderingen in de voorkeuren van afnemers
een paar grote aanbieders die de markt beheersen
kenmerken van de markt sterk of zeer sterk
deels
geheel niet of nauwelijks
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
Alleen of met zakelijke partner De meeste starters starten het bedrijf alleen. Een op de vier starters (26%) start het be1 drijf echter met iemand anders als zakelijke partner . Dat betreft in 28% van de gevallen de levenspartner van de starter en in 17% van de gevallen gaat het om andere familie- of gezinsleden. 58% heeft iemand van buiten de familiekring als zakelijke partner. Rechtsvorm Evenals in de voorafgaande periodes bestaat ook in 2003 de meerderheid van de bedrijven (65%) uit een eenmanszaak, maar het aandeel van de eenmanszaken is aanzienlijk gedaald. In 1994 was 74% van de bedrijven een eenmanszaak en in 1998-2000 79%. 2 De afname van het aandeel van de eenmanszaken komt geheel ten goede aan de BV's. In 2003 is 20% van de bedrijven een BV; in 1994 was nog maar 8% dat en in 19982000 6%. Bedrijven die geen eenmanszaak of BV zijn, hebben meestal de VOF als rechtsvorm: in 2003 14%. Vestiging Voor veel starters is de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten verbonden met de plek waar men woont. Ruim de helft van de starters (55%) werkt in, of vanuit huis. Daarnaast werkt nog eens 13% in een bedrijfsruimte aan huis. Eén op de drie starters (32%) heeft een aparte bedrijfsruimte. 1
2
In enkele gevallen is er sprake van meer dan één zakelijke partners. Uit een recent onderzoek van EIM naar de achtergronden van de rechtsvormkeuze van ondernemers komt naar voren dat de beperkte aansprakelijkheid en het fiscale voordeel voor bedrijven belangrijke overwegingen zijn om voor de BV te kiezen. Voor 60% resp. 30% van de startende bedrijven die als BV zijn begonnen waren dit (mede) belangrijke overwegingen. 30% geeft aan dat het imago van de BV (mede) een belangrijke overweging is geweest om voor de BV te kiezen. Het imago van de BV is onder startende bedrijven een belangrijkere overweging dan onder jonge en oudere bedrijven, die vaker vanwege het fiscale voordeel voor de BV kiezen. Zie: R. Braaksma en K. Bangma, Het MKB en de BV, EIM, maart 2004.
21
Werknemers Vaker dan voorheen hebben de starters werknemers in dienst. In 2003 heeft 18% van de starters werknemers in dienst. In 1994 had 14% van de starters dat en in 1998-2000 was dat met 10% nog minder vaak het geval. Hoewel het gemiddelde aantal werknemers bij de starters met werknemers in dienst uitkomt op 5,7, gaat het in de meeste bedrijven niet om grote aantallen werknemers. Een op de drie starters met werknemers (33%) heeft slechts een werknemer in dienst. Vier op de tien van deze werknemers werkt in deeltijd, dat wil zeggen minder dan 32 uur per week, in het bedrijf. In eveneens een op de drie gevallen (33%) heeft de starter met werknemers twee of drie werknemers in dienst. Het relatief hoge gemiddelde aantal werknemers komt dan ook vooral voor rekening van de 16% van de starters met tien of meer werknemers in dienst. De groep starters met werknemers in dienst wordt in hoofdstuk 10 nader in beeld gebracht. De meerderheid van de starters die geen werknemers in dienst hebben (60%) streeft er ook niet naar om in de toekomst wel werknemers in dienst te nemen. Een op de vijf (20%) zegt er echter zeker wel naar te streven om werknemers in dienst te nemen. Voor eveneens een op de vijf is dat onzeker. Omvang startkapitaal Het aandeel van de bedrijven met een startkapitaal van minder dan 5.000 euro, of voorheen 10.000 gulden, is door de jaren heen ongeveer gelijk gebleven (zie tabel 3). Daarboven heeft zich, vergeleken met zowel 1994 als met 1998-2000, een verschuiving naar hogere bedragen voorgedaan. tabel 3
hoogte van het startkapitaal, 1994, 1998-2000 en 2002 (%)
gulden (ƒ)
1994 (ƒ)
1998-2000 (ƒ)
2003 (€)
euro (€)
30
minder dan 2.500
minder dan 10.000
44
47
14
2.500 tot 5.000
10.000 tot 25.000
21
19
10
5.000 tot 10.000
25.000 tot 50.000
16
16
22
10.000 tot 25.000
9
9
8
25.000 tot 50.000
10
9
16
100
100
100
50.000 tot 100.000 100.000 of meer totaal
50.000 of meer totaal
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Herkomst startkapitaal De starter zorgde in de meeste gevallen zelf voor het startkapitaal. Driekwart (72%) financierde het startkapitaal met alleen eigen geld. Daarnaast is in 20% van de bedrijven sprake van een combinatie van eigen en geleend geld. Minder dan één op de tien (8%) van de starters financierde het startkapitaal met alleen geleend geld. De helft (48%) van de starters die het startkapitaal (deels) met geleend geld financierde, heeft hiervoor geld geleend bij een bank. In verreweg de meeste gevallen (86%) betrof het een zakelijk krediet, bijvoorbeeld een rekening courant, een bedrijfskrediet of een zakelijke hypotheek. De overigen leenden het geld in de vorm van een persoonlijke
22
lening, een doorlopend privé-krediet of een privé hypotheek. Iets minder dan de helft van de starters (45%) leende - soms naast een bancaire financiering - geld bij een andere persoon of instantie. In de helft van de gevallen waren het de levenspartner van de starter of personen uit de kring van familie en kennissen die een bijdrage leverden aan het startkapitaal. 14% van de starters heeft in de tijd tussen de start van het bedrijf en het moment van het onderzoek (gemiddeld 5½ maand) inmiddels extra financiële middelen ingezet voor de onderneming. Dit is aanzienlijk minder vaak dan het geval was in 1994 en in 19982002. Toen was weliswaar de periode tussen de start van het bedrijf en het moment van het onderzoek gemiddeld iets langer, maar het verschil tussen het huidige aandeel van 14% en de aandelen van 27% in 1994 en 32% in 1989-2000 is toch opvallend groot. In de helft van de gevallen (52%) gaat het om extra financiële middelen tot een bedrag van 5.000 euro. In vergelijking met het startkapitaal zijn de extra financiële middelen vaker alleen geleend geld (22%), in plaats van een combinatie van eigen en geleend geld. Het aandeel van de bedrijven waar de extra financiële middelen alleen bestaan uit eigen geld ligt op hetzelfde niveau, namelijk 71%. Omzet De gemiddelde maandomzet van de helft van de bedrijven komt in de eerste maanden niet boven de 2.500 euro (zie tabel 4). Dat is niet veel anders dan in 1994 en in 19982000. In 1994 en in 1998-2000 realiseerden slechts weinig bedrijven een gemiddelde maandomzet van meer dan 25.000 euro. Met een aandeel van een op de tien komt dit in 2003 veel vaker voor. tabel 4
gemiddelde maandomzet, 1994, 1998-2000 en 2003 (%)
gulden (ƒ)
1994 (ƒ)
1998-2000 (ƒ)
2003 (€)
euro (€)
minder dan 1.000
24
20
23
minder dan 500
1.000 tot 2.500
17
15
13
500 tot 1.000
2.500 tot 5.000
15
15
12
1.000 tot 2.500
5.000 tot 10.000
15
19
15
2.500 tot 5.000
10.000 tot 20.000
13
16
14
5.000 tot 10.000
20.000 tot 50.000
10
11
12
10.000 tot 25.000
6
4
11
25.000 of meer
100
100
100
50.000 of meer totaal
totaal
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Twee op de drie starters (68%) verwachten dat de maandomzet in de loop van 2004 zal stijgen. Een kwart van de starters (24%) verwacht dat de maandomzet in de loop van 2004 gelijk zal blijven. Slechts enkelen verwachten een daling van de maandomzet (1%). De overigen spreken geen verwachting uit. Export Het aandeel van de bedrijven die exporteren is, na een terugval in de jaren 1998-2000 naar 6%, weer terug op het niveau van 1994: 10%. De betekenis van de export voor de omzet van het bedrijf kan soms aanzienlijk zijn: 45% van de exporterende bedrijven realiseert 60% of meer van de omzet met export.
23
6
Knelpunten
Weliswaar zijn alle hiervoor beschreven starters een bedrijf gestart, maar niet bij iedereen ging dat zonder hindernissen. In dit hoofdstuk worden de knelpunten die men bij het starten van het bedrijf heeft ervaren in beeld gebracht. Wel of geen knelpunten De meerderheid van de starters heeft in verband met het starten van het bedrijf geen knelpunten ervaren; 37% van de starters maakt echter wel melding van knelpunten. Aan kop gaan knelpunten die te maken hebben met de financiering van het bedrijf. Op de tweede plaats komen knelpunten die te maken hebben met de markt en marketing, gevolgd door knelpunten die te maken hebben met regelgeving en procedures. Op de vierde plaats komen knelpunten die te maken hebben met belastingen. Deze knelpunten worden hierna verder in beeld gebracht aan de hand van (samengevatte) uitspraken uit de enquête. Een deel van de knelpunten met betrekking tot de vier genoemde onderwerpen heeft te maken met de toegang tot, en de duidelijkheid van informatie. Behalve aan specifieke onderwerpen gerelateerde knelpunten in de informatievoorziening noemen verschillende starters meer in het algemeen dat het vinden van de juiste informatie moeilijk was. Andere knelpunten die vaker worden genoemd betreffen de huisvesting en (de eisen die worden gesteld aan) het opzetten en voeren van de administratie. Knelpunt: financiering Verschillende starters melden in algemene bewoordingen dat het verkrijgen van financiering moeilijk was. Daarnaast werden de volgende knelpunten op het gebied van financiering genoemd: − Zonder liquide middelen wordt een bank erg voorzichtig. − Alleen al bij het woord starter wordt de bank huiverig om financiële middelen te verstrekken. − Het komt er op neer dat je bij een bank een groot bedrag moet lenen, anders kom je terecht in een hoge provisie van wel 25%. − De bank was niet bereid mee te denken. − Ondanks een eigen huis kreeg ik geen rekening courant met 5.000 euro werkkapitaal omdat de bank te weinig vertrouwen had in de branche en de levensvatbaarheid ervan. − Het is voor een startend bedrijf moeilijk om de financiering rond te krijgen. − Men wilde mij geen geld verstrekken omdat ik starter was. − De bank vindt starters te risicovol en daarom willen ze niet goed meewerken. − De banken zijn niet zo happig om aan financiering in onze branche mee te werken, ook omdat er veel startende bedrijven failliet zijn gegaan. − De medewerking van banken was ver te zoeken. − Banken maken veel reclame dat ze alles willen, maar ze doen niks. − Om de zaken financieel rond te krijgen en niet in al te hoge kosten te verzeilen, hebben wij de hypotheek van ons huis verhoogd.
25
Knelpunt: markt en marketing Verschillende starters wijzen op de ongunstige economische omstandigheden of op de ongunstige ontwikkeling van de vraag in hun branche. Daarnaast worden de volgende knelpunten op het gebied van markt en marketing genoemd: − Veel concurrentie van dames die thuis werken, illegaal dus. − Een duidelijke positionering van het bedrijf. Hier gaat meer tijd inzitten dan ik van tevoren had verwacht. − Ik kan dan wel een goed product maken, maar ik moet het ook promoten en dat is lastig en moeilijk. − Ik richt mij (als adviseur en interim-manager) tot het kleinbedrijf en die zitten echt op ieder dubbeltje; ze willen wel geholpen worden, maar willen niet investeren. − Het is moeilijk om er tussen te komen in mijn branche en om bekendheid te krijgen in de regio. − Het werven van relaties, en dus van klanten, is moeilijk; je moet je eerst bewijzen en als je starter bent zijn de mensen terughoudend. − Ik heb juist wat kleinere factoren onderschat, zoals het zoeken naar klanten; ik had daarvan een andere voorstelling. − Klanten werven was eigenlijk het moeilijkst. − Er zijn binnen een jaar zoveel schoonheidssalons begonnen. − De klantenwerving en de investeringen daarin, dat kost veel geld, evenals het blijven werven van klanten. − De klanten moeten weten dat je niet meer in loondienst zit, je moet bekendheid krijgen en nieuwe klanten aantrekken. − Als je zo lang bezig bent met de voorbereiding, heb je wel eens moeite om jezelf te profileren als ondernemer en aan klantenwerving te doen. − Acquisitie is tijdrovend. − Het is moeilijk om de markt te vinden. − Mensen proberen niet gauw een ander bedrijf; we krijgen de kans niet om onszelf te bewijzen. − Het imago van adviseur en van de consultancy branche is niet best; iedereen denkt aan dikke en dure rapporten. − Knelpunt: vermarkting van het product. − Een klantenkring opbouwen duurt wel even; daar heb je tijd voor nodig. − Knelpunt: de naamsbekendheid die er nog niet is. − Knelpunt: inschatten wat de handel doet. − Het is moeilijk om de klanten vinden en om ergens binnen te kunnen komen, mede door gebrek aan tijd. Knelpunt: regelgeving en procedures Door verschillende starters wordt melding gemaakt van de veelheid aan regelgeving, de onduidelijke informatie over regels en (lange) procedures, ofwel 'de papierwinkel' en 'de bureaucratie'. Daarnaast worden de volgende knelpunten op het gebied van regelgeving en procedures genoemd: − Bij iedereen is twee maanden voldoende voor het inleveren van stukken, maar bij de overheid ben je dan te laat. − Ik heb twee rechtszaken tegen de gemeente moeten voeren over milieuvergunningen. − Je moet eerst een KvK-nummer hebben om spullen te kunnen bestellen, maar dat nummer kun je pas een week voordat je met het bedrijf van start gaat aanvragen; daarna kun je pas een BTW-nummer aanvragen en het duurt dan weer vier tot zes weken voordat je dat nummer krijgt; daarmee verlies je een hoop kostbare tijd.
26
− − − −
− −
Je moet een aantal instanties af; met het starten van het bedrijf ben je dan nog niet helemaal rond met een aantal zaken. Ik werd geconfronteerd met nieuwe regelgeving van regeringswege in verband met het product. Ik heb ooit in mijn jeugd iets gedaan en daar valt het Ministerie van Justitie nu over. Om in de branche te kunnen functioneren moet je lid zijn van de brancheorganisatie. Deze vraag om een bewijs van goed gedrag. Deze procedure verloopt via Justitie, die een register hebben van organisaties die het recht hebben om zo'n bewijs te vragen, waar de brancheorganisatie niet in voorkomt. Op het moment dat er een nieuwe eigenaar komt, gaan bijvoorbeeld de gemeente en de brandweer ineens hogere eisen stellen. De gemeente maakte moeilijkheden over een reclame-uiting aan de gevel.
Knelpunt: belastingen Verschillende starters melden dat het moeilijk was om de juiste informatie over fiscale onderwerpen te krijgen. Ook het feit dat registratie bij de Belastingdienst lang duurt wordt verschillende keren genoemd. Daarnaast worden de volgende knelpunten op het gebied van belastingen genoemd: − Je krijgt van de Belastingdienst een brief met de mededeling:'Waarschijnlijk beschouwen we je als ondernemer, maar dat bekijken wij aan het einde van het jaar.' Aan je afnemers moet je echter tegenwoordig wel zekerheid kunnen bieden. − Je moet bij het starten van een bedrijf minimaal drie opdrachtgevers hebben. − Omdat ze de branche niet kenden, waren de fiscus en de douane het niet altijd met elkaar eens waardoor vertragingen optraden. − Over de kilometertelling van de auto van de zaak kun je zestien pagina's informatie krijgen, maar er is een grijs gebied wat betreft zitplaatsen die privé aangewend kunnen worden; of je krijgt geen bijtelling, maar dan krijg je er een hele boekhouding bij want dan moet elke kilometer verantwoord worden, of je krijgt de maximale bijtelling. − In de opstartfase heb je elk winstbedrag hard nodig, maar je wordt direct afgerekend door de fiscus. − Als gevolg van onduidelijkheid vanuit de Belastingdienst, wist ik niet of ik mijzelf ziekenfonds of particulier moest verzekeren.Ik was hierdoor te duur uit, wat zeker wel drie maanden heeft geduurd en zonder dat ik het wist was ik zelfs even niet verzekerd.
27
Doelstellingen
De reeks hoofdstukken met informatie over verschillende aspecten van de starter en het bedrijf sluiten we af met de doelstellingen die de starter heeft voor zichzelf en voor het bedrijf. Streven naar omzetvergroting De meeste starters streven naar het vergroten van de omzet (zie figuur 9). Het grootste deel van die starters zegt er heel nadrukkelijk naar te streven, terwijl de anderen er ook naar streven, maar niet zo nadrukkelijk. Hiermee heeft omzetvergroting weer een belangrijker plaats binnen het streven van de starters gekregen dan in de periode 19982000. In alle jaren resteert een kleine, in aandeel constante groep starters die zegt eigenlijk niet te streven naar omzetvergroting. figuur 9
mate waarin starters streven naar omzetvergroting, 1994, 1998-2000 en 2003
100% 8
75%
8
8
30
34 46
aandeel (%)
7
50%
62
58 25%
46
0% 1994 heel nadrukkelijk
1998-2000 niet zo nadrukkelijk
2003 eigenlijk niet
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Doelstellingen op middellange termijn Starters streven op middellange termijn (zo'n twee à drie jaar) veel minder vaak naar groei - in de vorm van uitbreiding van personeel, uitbreiding van het pand of verhuizing, of het openen van nieuwe vestigingen - dan naar het realiseren van kwalitatieve doelstellingen (zie figuur 10). Voorop staat het behouden van een overzichtelijk bedrijf, gevolgd door het verhogen van de kwaliteit van de producten of de diensten en het verbeteren van het eigen vakmanschap. Daarbij wordt de opbrengst van het bedrijf niet uit het oog verloren, want velen streven ook naar het behalen van een zo hoog mogelijke winst.
29
figuur 10
mate waarin starters verschillende doelstellingen op middellange termijn nastreven, 2003
nieuwe vestiging(en) openen
uitbreiding pand of verhuizing
doelstellingen
uitbreiding personeel
nieuwe markten bewerken behalen van een zo hoog mogelijke winst eigen vakmanschap verbeteren kwaliteit producten of diensten verhogen behouden van een overzichtelijk bedrijf 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
aandeel zeker wel
mogelijk wel
niet
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
In de loop der jaren is er wat betreft de doelstellingen van starters vrijwel niets veranderd (zie figuur 11). figuur 11
mate waarin starters verschillende doelen op middellange termijn zeker wel of mogelijk wel nastreven, 1994, 1998-2000 en 2003
nieuwe vestiging(en) openen
23 22 23 46 50
uitbreiding pand of verhuizing 46
47 52 51
uitbreiding personeel
doelstellingen
80 85 85
nieuwe markten bewerken
85
behalen van een zo hoog mogelijke winst*
89 87 96
eigen vakmanschap verbeteren 92 86 87 84
kwaliteit producten of diensten verhogen
97 97
behouden van een overzichtelijk bedrijf* aandeel zeker wel + mogelijk wel (%) 1994
1998-2000
* In 1994 niet gevraagd. Bron:
30
EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
2003
Toekomst van het bedrijf Een grote meerderheid van de starters is optimistisch ten aanzien van de toekomst van het bedrijf. Zij zien de toekomst van het bedrijf met vertrouwen tegemoet, of zien die zelfs als zeer succesvol (zie tabel 5). Toch zijn er starters die, nu zij enkele maanden tot ruim een half jaar bezig zijn met het bedrijf, pessimistisch zijn over de toekomst van het bedrijf. tabel 5
visie van starters op de toekomst van het bedrijf, 2003
toekomst van het bedrijf
aandeel (%)
zeer succesvol
17
met vertrouwen tegemoet
75
onzeker/problematisch totaal
8 100
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
De starters die pessimistisch zijn ten aanzien van de toekomst van het bedrijf verwachten over het algemeen echter niet op korte of iets langere termijn met het bedrijf te zullen stoppen.
31
8
Oudere starters
In 1994 was 8% van de starters 50 jaar of ouder. Nadat in de jaren 1998-2000 het aandeel al was opgelopen naar 11% is in 2003 16% van de starters 50 jaar of ouder. In dit hoofdstuk geven we een beeld van de groep oudere starters. Oudere starters zijn starters van 50 jaar of ouder. Zij worden vergeleken met de overige starters, d.w.z. starters tot en met 49 jaar, waarbij de nadruk ligt op de verschillen tussen beide groepen starters. De ondernemer Oudere starters zijn vaker man (oudere starters 86%, overige starters 68%). Het is ook vooral toe te schrijven aan de toename van het aandeel ouderen onder de mannelijke starters dat het aandeel oudere starters is toegenomen. Het aandeel van de ouderen onder mannelijke starters was al hoger dan onder vrouwelijke starters en het aandeel van deze groep groeide in tien jaar tijd ook nog eens aanzienlijk (zie tabel 6). tabel 6
leeftijd van starters naar geslacht, 1994, 1998-2000 en 2003 aandeel mannelijke starters (%)
aandeel vrouwelijke starters (%)
1994
1998-2000
2003
1994
1998-2000
2003
t/m 29 jaar
28
23
14
30
19
25
30-49 jaar
63
64
67
65
74
67
9
13
19
5
7
8
100
100
100
100
100
100
leeftijd
50 jaar of ouder totaal
Bron: EIM starterscohorten 1994, 1998, 1999 en 2000 en onderzoek starters 2003.
Oudere starters zijn hoger opgeleid (oudere starters hoogst afgeronde opleiding universiteit of hbo 55%, overige starters 45%). Oudere starters hebben daarentegen minder vaak een mbo-opleiding gevolgd (oudere starters 19%, overige starters 29%). Oudere starters hadden direct voor de start van het bedrijf minder vaak een baan in loondienst (oudere starters 61%, overige starters 72%). Oudere starters werken vaker in deeltijd in het bedrijf (oudere starters 48%, overige starters 43%) en zij werken minder vaak 50 uur of meer per week (oudere starters 17%, overige starters 28%).Oudere starters kiezen vaker bewust voor parttime ondernemen (oudere starters 50%, overige starters 39%). Oudere starters zijn minder vaak voor het levensonderhoud volledig of voor een groot deel aangewezen op de inkomsten uit het bedrijf (oudere starters 33%, overige starters 42%). Startmotieven Oudere starters beginnen het bedrijf vaker vanwege: − werkloosheid, geen baan kunnen vinden; − uit nood geboren, door omstandigheden.
33
Oudere starters beginnen het bedrijf minder vaak vanwege: − ontevredenheid over baan in loondienst; − mogelijkheid om meer geld te verdienen dan in loondienst; − betere mogelijkheden om zorg voor het gezin en arbeid te combineren; − wens om eigen baas te zijn. (zie figuur 12) figuur 12
mate waarin verschillende startmotieven voor oudere starters en overige starters sterk of enigszins een rol speelden bij het besluit om een bedrijf te starten, 2003 dreigende werkloosheid
werkloosheid, geen baan kunnen vinden uit nood geboren, door omstandigheden ontevredenheid over baan in loondienst
12 13 22 33 25 46 37 29 45
startmotieven
ontdekking van een gat in de markt
54
beschikbaarheid van eigen financiële middelen
60 67
mogelijkheid om meer geld te verdienen dan in loondienst
62 38
betere mogelijkheden om zorg voor gezin en arbeid te combineren
54 39 76
vanzelf er ingegroeid
73
specifieke werkzaamheden kunnen verrichten
67 66 87
wens om eigen baas te zijn
65 93
uitdaging
86 oudere starters
aandeel (%)
overige starters
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
Het bedrijf Oudere starters beginnen vaker een bedrijf in de zakelijke dienstverlening (oudere starters 41%, overige starters 33%). Oudere starters beginnen minder vaak een bedrijf in de bouwnijverheid en in de overige dienstverlening (oudere starters in beide sectoren 1%, overige starters in beide sectoren 9%). Oudere starters steken vaker uitsluitend eigen geld in het bedrijf (oudere starters 83%, overige starters 70%). Onder oudere starters komt het heel weinig voor dat als men geld leent voor het startkapitaal, het gehele startkapitaal uit geleend geld bestaat; er is vrijwel altijd ook sprake van een deel eigen geld. Ook als men na de start extra financiële middelen heeft ingezet, betreft het bij oudere starters vaker uitsluitend eigen geld. Doelstellingen Wat betreft de meeste doelstellingen voor de middellange termijn verschillen oudere starters niet van de overige starters. Ten aanzien van twee doelstellingen is er echter wel sprake van verschil. Oudere starters streven minder vaak zeker wel naar: − het behalen van een zo hoog mogelijke winst (oudere starters 54%, overige starters 65%); − het verbeteren van het eigen vakmanschap (oudere starters 48%, overige starters 71%).
34
9
Starters op herhaling
In de jaren 1998-2000 had 15% van de starters voor de start van het bedrijf al eens eerder geprobeerd een bedrijf te beginnen. Inmiddels is voor steeds meer startende ondernemers het beginnen van een bedrijf geen geheel nieuwe ervaring. In 2003 hebben meer dan twee keer zo veel starters (35%) voor de start van het zojuist begonnen bedrijf al eens eerder geprobeerd een bedrijf te beginnen. In hoofdstuk 4 werd geconcludeerd dat 15% van de starters een nieuw bedrijf is begonnen terwijl men al in het bezit was van een ander bedrijf. Deze ontwikkeling loopt parallel met de toename van het aandeel dochterbedrijven onder het totale aantal oprichtingen van bedrijven in Nederland. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de achtergronden van de toename van het aandeel dochterbedrijven, maar als belangrijke determinanten kunnen een tweetal factoren worden aangewezen: risicospreiding en het genereren van positieve effecten 1 door het combineren van kleinschaligheid met schaalgrootte . In dit hoofdstuk geven we een beeld van de starters die al eens eerder hebben geprobeerd een bedrijf te beginnen. Deze groep van starters op herhaling wordt in dit hoofdstuk vergeleken met de overige starters, d.w.z. starters voor wie het de eerste keer is dat ze hebben geprobeerd een bedrijf te beginnen (en waarmee ze dus ook daadwerkelijk zijn begonnen). Hierbij ligt de nadruk op de verschillen tussen beide groepen starters. De ondernemer Starters op herhaling zijn ouder dan de overige starters (starters op herhaling 50 jaar of ouder 23%, overige starters 12%). Starters op herhaling zijn hoger opgeleid (starters op herhaling hoogst afgeronde opleiding universiteit of hbo 51% en mbo-opleiding 23%, overige starters resp. 43% en 30%). Starters op herhaling hadden direct voor de start van het bedrijf minder vaak een baan in loondienst (starters op herhaling 51%, overige starters 80%). Zij leidden voor de start van het huidige bedrijf veel vaker een andere onderneming (starters op herhaling 41%, overige starters 2%). Starters op herhaling werken vrijwel even vaak als de overige starters parttime (d.w.z. minder dan 30 uur per week) in het bedrijf, omdat ze bewust kiezen voor parttime ondernemen. Starters op herhaling zijn even vaak als de overige starters voor het levensonderhoud volledig, of voor een groot deel aangewezen op de inkomsten uit het bedrijf. Wat betreft de startmotieven is er nauwelijks verschil tussen starters op herhaling en de overige starters. Starters op herhaling beginnen het bedrijf iets vaker vanwege de ontdekking van een gat in de markt (starters op herhaling sterk of enigszins 54%, overige
1
Zie: K.L. Bangma, N. Bosma en P. Gibcus, Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid; Editie 2003, EIM, februari 2004. Dochterbedrijven vormen samen met startende bedrijven het totaal van de oprichtingen van bedrijven.
35
starters 47%) en iets minder vaak uit nood geboren, door omstandigheden (starters op herhaling sterk of enigszins 23%, overige starters 31%). De voorbereiding Starters op herhaling winnen voor de start van het bedrijf minder vaak informatie in. Dit is met name het geval ten aanzien van: − fiscale zaken of belastingen; − vereisten om als ondernemer te mogen starten; − het opzetten van de administratie; − juridische zaken en rechtsvorm. (zie figuur 13) figuur 13
mate waarin starters op herhaling en overige starters veel of tamelijk veel informatie hebben ingewonnen over verschillende onderwerpen, 2003 milieuvergunningen
8 5
bedrijfsruimte of vestigingsplaats
21
overige vergunningen
21 20
23
33
terreinen
financieringsmogelijkheden
30 44
juridische zaken en rechtsvorm
33 49
opzetten van de administratie
33 65
vereisten om te mogen starten
39 61
fiscale zaken of belastingen
37 52
markt en afzetmogelijkheden
54 aandeel (%) starters op herhaling
overige starters
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
Starters op herhaling hebben vooral minder vaak informatie verkregen van de Kamer van Koophandel (starters op herhaling 75%, overige starters 92%) en van de Belastingdienst (starters op herhaling 60%, overige starters 75%). Zij raadpleegden daarentegen vaker de notaris (starters op herhaling 36%, overige starters 22%). Starters op herhaling hebben even vaak knelpunten ervaren bij het starten van het bedrijf als de overige starters. Het bedrijf Starters op herhaling beginnen vaker een bedrijf in de zakelijke dienstverlening (starters op herhaling 39%, overige starters 33%) en minder vaak in de detailhandel (starters op herhaling 11%, overige starters 18%). Starters op herhaling kiezen vaker voor de rechtsvorm van de BV of de VOF (starters op herhaling 32% resp. 20%, overige starters 14% resp. 10%) en minder vaak voor de eenmanszaak (starters op herhaling 45%, overige starters 76%).
36
Starters op herhaling hebben vaker bij de start werknemers in dienst (starters op herhaling 26%, overige starters 13%). Zij die geen werknemers in dienst hebben, zeggen vaker er zeker naar te streven in de toekomst wel werknemers in dienst te nemen (starters op herhaling 29%, overige starters 15%). Wat betreft de herkomst van het startkapitaal zijn er geen verschillen tussen starters op herhaling en de overige starters. Dit geldt ook voor de herkomst van extra financiële middelen die men in de periode tussen de start van het bedrijf en het moment van onderzoek inmiddels heeft ingezet, hetgeen door starters op herhaling wel vaker is gedaan (starters op herhaling 20%, overige starters 11%). Doelstellingen Er zijn diverse doelen die starters op herhaling op middellange termijn vaker zeker wel nastreven: − uitbreiding personeel; − nieuwe markten bewerken; − het behalen van een zo hoog mogelijke winst; − uitbreiding pand of verhuizing naar een ander pand. (zie figuur 14) figuur 14
mate waarin starters op herhaling en overige starters verschillende doelen op middellange termijn zeker wel nastreven, 2003
nieuwe vestiging(en) openen
5
uitbreiding pand of verhuizing
doelstellingen
uitbreiding personeel
9 11 24 14 34 48
nieuwe markten bewerken
62
behalen van een zo hoog mogelijke winst
59 73 68 66
eigen vakmanschap verbeteren
kwaliteit producten of diensten verhogen
67 72
behouden van een overzichtelijk bedrijf
88 91 aandeel (%) starters op herhaling
overige starters
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
37
10
Werkgevers
In 1994 had 14% van de starters - kort na de start - werknemers in dienst. In 19982000 was dat aandeel gedaald naar 10%, maar in 2003 is dit weer toegenomen en wel naar 18%. In dit hoofdstuk geven we een beeld van de werkgevers onder de starters. Zij worden vergeleken met de overige starters, d.w.z. starters zonder werknemers in dienst, waarbij de nadruk ligt op de verschillen tussen beide groepen starters. De ondernemer Werkgevers zijn vaker man (werkgevers 79%, overige starters 69%). Werkgevers zijn niet jonger of ouder dan de overige starters. Werkgevers verschillen niet van de overige starters wat betreft het opleidingsniveau. Werkgevers starten vaker door het overnemen van een bestaand bedrijf of bedrijfsonderdeel (werkgevers 44%, overige starters 7%). Werkgevers leiden het bedrijf vaker samen met een zakelijke partner (werkgevers 54%, overige starters 19%). Werkgevers zijn vaker starters op herhaling (werkgevers 52%, overige starters 31%). De belangrijkste activiteit voor de start van het huidige bedrijf bestond dan ook vaker uit het leiden van een andere onderneming (werkgevers 31%, overige starters 13%). Bij de startmotieven scoren werkgevers lager op de motieven die gerelateerd zijn aan een baan in loondienst, maar er is geen verschil ten aanzien van de andere startmotieven met één uitzondering: werkgevers starten minder vaak om specifieke werkzaamheden te kunnen verrichten (dit speelde sterk of enigszins bij 51% van de werkgevers en bij 71% van de overige starters). Werkgevers werken gemiddeld meer uren in het bedrijf (van de werkgevers werkt bij de start van het bedrijf 61% 50 uur of meer per week in het bedrijf, van de overige starters 20%). Het bedrijf Werkgevers beginnen vaker een bedrijf in de detailhandel, de horeca of de financiële dienstverlening (werkgevers resp. 21%, 10% en 10%, overige starters resp. 14%, 3% en 5%). Werkgevers beginnen minder vaak een bedrijf in de zakelijke dienstverlening (werkgevers 22%, overige starters 37%). Werkgevers kiezen vaker voor de rechtsvorm van de BV of de VOF (werkgevers 51%, resp. 19%, overige starters 13% resp. 13%) en minder vaak voor de eenmanszaak (werkgevers 29%, overige starters 73%). Werkgevers steken minder vaak alleen eigen geld in het bedrijf (werkgevers 42%, overige starters 79%). Er is vaker sprake van eigen geld en geleend geld (werkgevers 46%, overige starters 15%).
39
Doelstellingen Werkgevers hebben vaker voor de middellange termijn 'groeidoelstellingen'. Zij streven vooral vaker zeker wel naar: − uitbreiding van personeel; − het openen van nieuwe vestiging(en); − verhoging van de kwaliteit van de producten of diensten; − het behalen van een zo hoog mogelijke winst; − uitbreiding van het pand of verhuizing naar een ander pand. (zie figuur 15) figuur 15
mate waarin werkgevers en overige starters verschillende doelstellingen op middellange termijn zeker wel nastreven, 2003
nieuwe vestiging(en) openen
4
uitbreiding pand of verhuizing
doelstellingen
uitbreiding personeel
17 14 23 15 48 52
nieuwe markten bewerken
58
behalen van een zo hoog mogelijke winst
61 72 68 66
eigen vakmanschap verbeteren kwaliteit producten of diensten verhogen
67 79
behouden van een overzichtelijk bedrijf
89 89 aandeel (%) werkgevers
Bron: EIM onderzoek starters 2003.
40
overige starters
Bijlage I Belangrijkste verschillen tussen starters in 1994, 1998-2000 en 2003
belangrijkste verschillen tussen starters in 1998-2000 en 1994
In 1998-2000 is er meer dan in 1994 sprake van: − oudere starters; − vrouwelijke starters; − hoger opgeleide starters; − starten vanuit loondienst; − starten vanwege ontevredenheid over een baan in loondienst; − starten vanwege de betere mogelijkheden zorg voor gezin en arbeid te combineren; − investeren kort na de start; − hogere omzet kort na de start. In 1998-2000 is er minder dan in 1994 sprake van: − starten vanwege werkloosheid; − starten vanwege dreigende werkloosheid; − bedrijven met werknemers.
belangrijkste verschillen tussen starters in 2003 en 1998-2000
In 2003 is er meer dan in 1998-2000 sprake van: − oudere starters; − hoger opgeleide starters; − starters die al eens eerder hebben geprobeerd een bedrijf te beginnen; − starten omdat men er vanzelf is ingegroeid; − starten uit nood geboren, door omstandigheden; − de BV als rechtsvorm; − bedrijven met werknemers; − hogere omzet kort na de start. In 2003 is er minder dan in 1998-2000 sprake van: − starten vanuit een uitkeringssituatie; − andere activiteiten naast het ondernemerschap; − starten vanwege ontevredenheid over een baan in loondienst.
41
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in drie reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports, Strategische Verkenningen en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.eim.nl/mkb-enondernemerschap.
Recente Publieksrapportages A200402 A200401 A200318
5-7-2004 22-6-2004 15-6-2004
A200317 A200316
28-5-2004 22-4-2004
A200315 A200314
10-3-2004 12-3-2004
A200313 A200312 A200311 A200310 A200309
18-2-2004 12-2-2004 10-2-2004 5-2-2004 22-1-2004
A200308 A200307 A200306 A200305
20-1-2004 17-12-2003 10-12-2003 30-10-2003
A200304 A200303 A200302
14-10-2003 15-9-2003 1-7-2003
A200301 A200215
17-6-2003 23-4-2003
A200214 A200213 A200212 A200211 A200210 A200209 A200208 A200207 A200206
26-3-2003 1-4-2003 21-3-2003 26-3-2003 18-3-2003 14-3-2003 11-3-2003 6-3-2003 10-12-2002
A200205 A200204 A200203 A200202 A200201 A200118
6-12-2002 1-10-2002 26-9-2002 10-10-2002 29-7-2002 16-5-2002
Kleinschalig Ondernemen 2004 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2003 Maatschappelijk verantwoord ondernemen in het middenen kleinbedrijf Wordt de spoeling dun? Entrepreneurial Attitudes Versus Entrepreneurial Activities (GEM) Rechtsvormkeuze in het MKB Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - periode 19872002 Het Eureka-gevoel van ICT-gebruik Ondernemen in het Ambacht 2004 Ondernemen in de Industrie 2004 Ondernemen in de Diensten 2004 Onevenredig belast! Administratieve lasten in het kleinbedrijf 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2004 Kansrijker door samenwerking Ondernemen in de Groothandel 2004 De innovativiteit van de Nederlandse industrie, 19982000 Grenzen aan verantwoordelijkheid Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2002 Entrepreneurship in the Netherlands; Knowledge transfer: developing high-tech ventures Kleinschalig Ondernemen 2003 Arbeidsomstandigheden en verzuim in het midden- en kleinbedrijf Ondernemen in de Diensten 2003 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid - Editie 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2003 Ondernemen in de Groothandel 2003 Hoe slim zijn jonge ondernemingen? De kortste route naar een kennisrijk MKB Ondernemen in de Industrie 2003 Ondernemen in het Ambacht 2003 De innovativiteit van de Nederlandse industrie en dienstensector 2002 Entrepreneurship Under Pressure ZZP'ers in de tijd gevolgd Het belang van importeren voor het MKB Kleinschalig Ondernemen 2002 Het midden- en kleinbedrijf in de jaren 2003-2006 Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2001
43
44
A200117 A200116
7-3-2002 28-3-2002
A200115 A200114 A200113
13-3-2002 8-3-2002 14-2-2002
A200112
7-3-2002
A200111 A200110 A200109 A200108 A200107
23-1-2002 17-1-2002 22-1-2002 22-1-2002 9-1-2002
De kracht van het idee De innovativiteit van de Nederlandse industrie - Editie 2001: Ontwikkelingen in de tijd The Long Road to the Entrepreneurial Society Monitor Administratieve Lasten Bedrijven 2000 Voor wie niet altijd 'Kleinduimpje' in ondernemersland wil blijven Entrepreneurship in the Netherlands; Innovative Entrepreneurship: New Policy Challenges! Waarom investeren jonge bedrijven? Stimulering van het MKB Ondernemen in de Diensten 2002 Ondernemen in de Detailhandel 2002 Ondernemen in de Groothandel 2002