Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
STAP VOOR STAP, WOORD VOOR WOORD Onderwijsachterstandenplan Arnhem 2012- 2014
Gemeente Arnhem
1
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Inhoudsopgave Samenvatting
3
1. Inleiding
5
2. Achtergrond van het onderwijsachterstandenbeleid 2.1 De doelgroep 2.2 Ontwikkeling van het onderwijsachterstandenbeleid 2.3 Relatie van lokaal onderwijsachterstandenbeleid met andere beleidsterreinen 2.4 Samenwerking en partnerschap
7
3. Terugblik op het Arnhemse onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010 10 3.1 De doelgroep 3.2 Middelen 3.3 Uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010: activiteiten en resultaten 4. Onderwijsachterstandenbeleid in de periode 2012-2014: nieuwe beleidsontwikkelingen en doelgroepdefinitie 4.1 Nieuwe beleidsontwikkelingen 4.2 Doelgroep: definitie en omvang
16
5. Uitwerking onderwijsachterstandenbeleidsplan 2012-2014: uitgangspunten, 19 prestatieafspraken en activiteiten 5.1 Uitgangspunten voor de uitwerking van het lokaal onderwijsachterstandenbeleidsplan 5.2 Producten: prestatieafspraken en activiteiten 6. Financieel kader 2012-2014
25
7. Van onderwijsachterstandenbeleidsplan naar uitvoering
26
Bijlagen 1. Doelgroepkinderen 2,5 tot 4 jaar 2A. Doelgroepleerlingen in ontwikkelwijken 2B. Doelgroepleerlingen in overige wijken 2C. OAB-scholen 2010-2014 3. Schakelklasvoorzieningen 4. Verwijsprocedure STMG 5. Afkortingenlijst
27
2
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Samenvatting In de gemeente Arnhem krijgen kinderen die opgroeien in een minder gunstige sociaal-economische thuissituatie op de peuterspeelzalen, de kinderopvang en op de basisschool een succesvolle basis voor hun verdere schoolcarrière. Arnhem kent in vergelijking met andere steden relatief veel kinderen met een achterstand. Sinds eind jaren tachtig maakt de gemeente Arnhem daarom onderwijsachterstandenbeleid. Het onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel deze kinderen extra (taal)ondersteuning te geven om de achterstanden effectief te bestrijden. Het uiteindelijke doel is dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie. De gemeente Arnhem geeft met haar onderwijsachterstandenbeleid een lokale invulling aan het door het Rijk vastgestelde wettelijke en financiële kader. In vierjaarlijkse onderwijsachterstandenbeleidsplannen beschrijft de gemeente haar beleid en legt prestatieafspraken vast die richtinggevend zijn voor de betrokken uitvoeringsorganisaties. Werken aan onderwijsachterstanden vraagt de inzet en betrokkenheid van veel organisaties zoals de peuterspeelzalen, kinderdagopvang en de basisscholen. Goede samenwerking en coördinatie is hierbij essentieel. De gemeente stelt vierjaarlijks een onderwijsachterstandenbeleidsplan op. Het voorliggende plan voor de periode 2012-2014 bouwt voort op de resultaten en ervaringen in de vorige periode en speelt in op recente beleids- en wetsontwikkelingen. Door vertraging van landelijke wet- en regelgeving en de wisseling van portefeuillehouder, is bijgaand plan opgesteld voor een periode van 2,5 jaar. Dit onderwijsachterstandenplan 2012-2014 geeft eerst een terugblik op de activiteiten die in de vorige periode zijn uitgevoerd en wat daar concreet mee bereikt is. Ook geeft het, ondermeer op basis van een inspectierapport van het Ministerie van OC&W en een evaluatierapport, aan op welke punten aanpassingen in het aanbod van activiteiten en de uitvoering wenselijk zijn in de komende periode. De conclusie is dat in de afgelopen jaren met de inzet van € 4,8 miljoen aan rijks- en gemeentelijke middelen, veel bereikt is voor de kinderen in Arnhem. De prestatieafspraken met het Rijk over voor- en vroegschoolse educatie en de opzet van schakelklassen zijn ruimschoots gerealiseerd. Er is een grote slag gemaakt in het verder professionaliseren van het voor- en vroegschoolse aanbod (VVE). Door het realiseren van lokale ambities en lokaal maatwerk zijn meer kinderen bereikt die extra ondersteuning nodig hebben. Ook zijn extra activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd voor de oudere basisschoolleerlingen, zoals de weekendschool en de zomerschool. Maar naast de behaalde resultaten zijn er ook concrete punten naar voren gekomen waarop een kwaliteitsslag nodig is. Tot de doelgroep van dit onderwijsachterstandenplan behoren alle kinderen van 2,5 tot 13 jaar van ouders met een zeer laag of laag opleidingsniveau. Het gaat in Arnhem om 358 peuters, 432 kleuters en 1518 kinderen in groep 3 tot en met groep 8 op de basisschool. Ook kinderen waarvan, door screening op het consultatiebureau of door de intern zorgcoördinator op school, is vastgesteld dat zij risico lopen op taalachterstand, krijgen extra ondersteuning. Het onderwijsachterstandenplan 2012-2014 heeft vorm gekregen vanuit een aantal centrale uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn in lijn met de nieuwe beleidsontwikkelingen en ambities op landelijk en lokaal niveau. De uitgangspunten zijn: - Algemeen beleid is dat kinderen zo vroeg mogelijk de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben voor een goede ontwikkeling. Het onderwijsachterstandenbeleid is aanvullend op het reguliere aanbod op peuterspeelzalen, kinderopvang en school. - De doorgaande lijn in de ontwikkeling van kansen voor elk kind staat hierin centraal. - Er wordt gewerkt met bewezen effectieve methodieken en projecten. Voor elk product worden prestatieafspraken gemaakt. - Er worden helder afspraken gemaakt over de inzet van mensen, middelen en verantwoording van prestaties. Het plan beschrijft, mede op basis van de resultaten uit de vorige beleidsperiode, de producten waarmee taalachterstand wordt bestreden. Voor elk van deze producten zijn voor de nieuwe periode de prestatieafspraken en activiteiten bepaald. De volgende producten worden onderscheiden: - Voor- en vroegschoolse educatie voor 2,5 tot 6 jarigen. - Schakelklassen voor 6 tot 13-jarigen. - Schoolcontactwerk voor basisschoolleerlingen en hun ouders. - Onderwijs aan woonwagen- en zigeunerkinderen voor peuters en basisschoolleerlingen.
3
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
- Weekendschool en zomerschool voor basisschoolleerlingen. - Monitoring en evaluatie - Organisatiekosten Stichting Primair onderwijs Arnhem in Samenwerking (Stichting PAS). Voor de uitvoering van de activiteiten zijn rijksmiddelen en gemeentelijke middelen beschikbaar. Per jaar is circa € 4.8 miljoen beschikbaar op basis van de rijksbijdrage en de vastgelegde bedragen in de gemeentelijke meerjarenbegroting. Het plan kent een meerjarenbegroting 2012-2014 waarin is aangegeven wat voor elk van deze producten het maximaal beschikbare bedrag is voor de komende jaren. Met de inzet van deze middelen kan voldaan worden aan de rijksdoelstellingen en de lokale ambities. Om de geformuleerde prestatieafspraken daadwerkelijk te kunnen realiseren is een concrete vertaling van het onderwijsachterstandenbeleidsplan naar de uitvoeringspraktijk nodig. Jaarlijks zal, binnen de inhoudelijke en financiële kaders van het beleidsplan, een uitvoeringsplan worden gemaakt. Het gebruik van de gegevens uit de monitoring is hierbij essentieel. Het uitvoeringsplan beschrijft helder en samenhangend wat in het betreffende jaar gedaan wordt aan activiteiten, welke organisaties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de verschillende activiteiten en wat de benodigde middelen zijn. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van het uitvoeringsplan in goed overleg met alle betrokken uitvoeringsorganisaties, legt de gemeente bij Stichting PAS. Het uitvoeringsplan wordt vastgesteld in het bestuurlijk overleg onderwijs en jeugd.
4
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
1.
Inleiding
Er bestaan grote verschillen in de sociaal-economische achtergrond van kinderen en jongeren. Uit ervaring en onderzoek is bekend dat kinderen met een minder gunstige sociaal-economische achtergrond, systematisch een minder positieve en soms problematische schoolloopbaan hebben. Arnhem kent in vergelijking met andere steden relatief veel kinderen met achterstand. Het onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel deze kinderen een succesvolle basis te geven voor hun verdere onderwijscarrière met als uiteindelijke doel dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs verlaten met een startkwalificatie. Om dit te bereiken worden effectieve en efficiënte inspanningen in peuterspeelzalen, kinderdagopvang en in het basis- en voortgezet onderwijs gedaan. Met gerichte methoden en programma’s onder deskundige leiding van gekwalificeerde professionals en vooral ook met veel tijd en aandacht, kunnen achterstanden effectief bestreden worden. Sinds midden jaren tachtig maken gemeenten onderwijsachterstandenbeleid. In 2006 is de nieuwe wet Onderwijsachterstandenbeleid (de OAB-wet) van kracht geworden. Deze wordt gekenmerkt door: - nieuwe bestuurlijke verhoudingen - inhoudelijke keuze voor voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en onderwijstijdverlenging - het accent te leggen op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden bij jonge kinderen. Door de komst van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE-wet) in 2010 is hier voor gemeenten nog de verplichting bijgekomen de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorschoolse voorzieningen te regelen. Arnhem kent een lange traditie in de aanpak van onderwijsachterstanden. De scholen, de peuterspeelzalen en de kinderopvang spelen hierin een sleutelrol. Maar ook de inzet van andere organisaties zoals de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk- en welzijnswerk is onmisbaar. Bestrijding van onderwijsachterstanden kan alleen succesvol door een gezamenlijke aanpak van meerdere partijen en instellingen. Stichting Primair onderwijs Arnhem in Samenwerking (PAS) is in Arnhem aangewezen om als intermediaire uitvoeringsorganisatie te zorgen voor een doelmatige coördinatie en uitvoering van de onderwijsachterstandenbestrijding op peuterspeelzalen, kinderdagopvang en scholen. De gemeente heeft de primaire verantwoordelijkheid voor het onderwijsachterstandenbeleid in haar gemeente. Met de komst van de nieuwe wet Onderwijsachterstandenbeleid in 2006 is de gemeente verantwoordelijk voor de voorschoolse periode, de schakelklassen en de onderwijstijdverlenging. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de (vroeg)schoolse periode (groep 1 t/m 8). Daarnaast is het een wettelijke verplichting dat de gemeente en de schoolbesturen tenminste één keer per jaar overleggen over in iedere geval het voorkomen van etnische segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van achterstanden. De gemeente is verplicht resultaatafspraken te maken met de schoolbesturen van het primair onderwijs en de organisaties voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Hiervoor stelt de gemeente Arnhem vierjaarlijks een onderwijsachterstandenbeleidsplan op. Het voorliggende plan voor de periode 2012-2014 bouwt voort op de eerdere vierjaren plannen en de ontwikkelingen in de uitvoeringspraktijk. Continuïteit, behoud van wat goed is en verdere ontwikkeling van de kwaliteit van het activiteitenaanbod, zijn voor bestrijding van onderwijsachterstanden immers de sleutelbegrippen. Feitelijk is de nieuwe OAB-periode al gestart in de tweede helft van 2010 met het nieuwe schooljaar. Maar omdat er op dat moment nog grote onduidelijkheid bestond over een aantal essentiële punten, zoals de hoogte van de rijksbijdrage, is besloten het plan te ontwikkelen voor de periode 2012-2014. Het voortgezet onderwijs organiseert sinds 2006 haar eigen onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente is hier niet direct verantwoordelijk voor maar heeft wel een belangrijke rol bij het voorkomen en aanpakken van schoolverzuim. Dit plan richt zich daarom op bestrijding van onderwijsachterstanden bij peuters en leerlingen op de basisscholen.
5
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Leeswijzer: Het volgende hoofdstuk gaat in op de achtergrond van onderwijsachterstandenbeleid. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een terugblik op de activiteiten en resultaten in de vorige onderwijsachterstandenperiode. De recente ontwikkelingen die van invloed zijn op de nieuwe OAB-periode worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de uitgangspunten, prestatieafspraken en activiteiten voor de nieuwe OAB-periode. Daarna wordt in hoofdstuk 6 het financiële kader beschreven en in het zevende, en laatste, hoofdstuk de wijze waarop dit beleidsplan vertaald gaat worden naar jaarlijkse uitvoeringsplannen. In de bijlage zijn tabellen opgenomen die inzicht geven in de aantallen doelgroepkinderen op peuterspeelzalen, kinderopvang en scholen in de verschillende wijken. Ook is een afkortingenlijst opgenomen.
6
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
2
Achtergrond van het onderwijsachterstandenbeleid
2.1 De doelgroep Sommige kinderen beginnen hun schoolloopbaan met een achterstand. Deze achterstand hoeft niet te maken te hebben met de mogelijkheden van het kind zelf, maar hangt samen met omgevingsfactoren: economische, sociale en culturele factoren of een combinatie hiervan. Een lage sociaal-economische positie gaat vaak gepaard met een taalachterstand en een sociaal-emotionele achterstand. Het is voor de kinderen zelf en voor de samenleving als geheel, van belang dat kinderen hun capaciteiten ten volle kunnen benutten. Een goede schoolopleiding is het belangrijkste instrument voor integratie; het biedt de beste uitgangspositie om later volwaardig deel te nemen aan de maatschappij. Onderwijsachterstandenbeleid heeft als doel de achterstand bij deze groepen kinderen zo vroeg mogelijk te voorkomen en tegen te gaan. Het Rijk heeft de definiëring van de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid de afgelopen jaren een aantal keren veranderd. In de begin periode van het onderwijsachterstandenbeleid lag het accent op allochtone kinderen. Maar in de loop van de jaren is uit onderzoek gebleken dat de sociaaleconomische omstandigheden in het gezin en de wijk veel bepalender voor de kansen van een kind blijken te zijn dan de etniciteit van de ouders. Bovendien is het registreren van de herkomst van kinderen steeds lastiger geworden nu de huidige generatie ouders steeds meer de Nederlandse nationaliteit heeft. Vanaf 2006 heeft het Rijk stapsgewijs een nieuwe gewichtenregeling ingevoerd in het primair onderwijs. In de gewichtenregeling wordt op basis van enkele criteria het ‘gewicht’ (verdeeld in drie zwaartes) van elke leerling bepaald. Voor leerlingen met een hoger gewicht ontvangen schoolbesturen meer middelen dan voor leerlingen met een lager gewicht. In de nieuwe gewichtenregeling is de etniciteit van de ouders niet langer bepalend voor de omvang van de middelen die het Rijk beschikbaar stelt voor onderwijsachterstandenbestrijding. Alleen kinderen van ouders met een zeer lage of lage opleiding worden, ongeacht hun etniciteit, tot de doelgroep gerekend. Het Rijk heeft gemeenten tot 2010 de ruimte gegeven om zelf te bepalen welke peuters zij tot de doelgroep willen rekenen. Vanaf 2010 gebruikt het Rijk ook voor deze groep de gewichtenregeling van het primair onderwijs. Gemeenten kunnen, afhankelijk van de lokale situatie en de lokale ambities, kiezen voor een bredere definiëring van de doelgroep dan die van het Rijk. Arnhem heeft de afgelopen jaren gekozen voor een sterke inzet op onderwijsachterstandenbestrijding voor alle kinderen in de ontwikkelwijken. 2.2 Ontwikkeling van het onderwijsachterstandenbeleid Het onderwijsachterstandenbeleid kent in de loop van de jaren een aantal inhoudelijke veranderingen. Vanaf 2000 heeft de rijksoverheid het Voor- en Vroegschoolse Educatie beleid (VVE-beleid) ingevoerd. Dit maakt onderdeel uit van het onderwijsachterstandenbeleid en is gericht op de 0 tot 6 jarigen binnen de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid. Het VVE-beleid heeft een flinke impuls gegeven aan het, ook in Arnhem, ingezette beleid om (taal)achterstanden bij peuters en kleuters te voorkomen of te bestrijden. In samenwerking met peuterspeelzalen, de kinderopvang en het basisonderwijs wordt aan dit beleid uitvoering gegeven. In augustus 2010 is de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) in werking getreden. Het doel van deze wet, die feitelijk geen nieuwe wet is maar wijzingen in drie bestaande wetten betreft, is het waarborgen van een kwalitatief goede omgeving voor jonge kinderen, waarin goede educatie bijdraagt aan het vergroten van de ontwikkelingskansen. De wet regelt zowel de kwaliteit en de toegankelijkheid van de voorschoolse voorzieningen als een optimaal aanbod van voor- en vroegschoolse educatie. Om de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk te verbeteren worden de kwaliteitseisen van peuterspeelzalen en kinderopvang op een aantal punten geharmoniseerd. Ook worden nieuwe kwaliteitseisen gesteld aan het aanbieden van voor- en vroegschoolse educatie. 2.3 Relatie van lokaal onderwijsachterstandenbeleid met andere beleidsterreinen Bij lokaal onderwijsachterstandenbeleid is het van belang dit vorm te geven in samenhang met andere beleidsontwikkelingen en -initiatieven. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om middelen voor onderwijsachterstanden samen met andere middelen voor onderwijs- en jeugdbeleid gericht in te zetten. Een integrale aanpak biedt meer mogelijkheden voor het vergroten van de toekomstmogelijkheden van kinderen en jongeren met nadruk op preventie en op maatregelen gericht
7
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
op risicogroepen. Door het scheppen van een gunstig opgroeiklimaat voor alle kinderen wordt een gezonde ontwikkeling bevorderd. Dit is de beste en meest eenvoudige vorm van preventie. Het Arnhemse jeugdbeleid heeft als doel kansen te bieden, grenzen te stellen en steun te geven aan de Arnhemse jeugd. Met het Arnhemse jeugdbeleid willen we alle kinderen kansen bieden op ontplooiing en op het ontwikkelen en benutten van talenten. Daarom zijn er voor alle kinderen en jongeren in de stad voorzieningen nodig zoals consultatiebureaus en scholen, maar ook voorzieningen op het gebied van sport en cultuur. De laatste jaren is er in Arnhem in lijn met landelijke ontwikkelingen, in het jeugdbeleid steeds meer aandacht gekomen voor de opvoeding van kinderen en de ondersteuning die ouders hierbij kunnen krijgen. Er is hulpverlening voor als er problemen zijn want opgroeien gaat niet altijd vanzelf, en opvoeden evenmin. De aandacht gaat vooral uit naar de 15% kinderen en hun ouders die problemen hebben of tot de risicogroepen behoren. Ook bestaat er een nauwe relatie tussen het onderwijsachterstandenbeleid en het Arnhemse brede school-beleid. De brede scholen bieden een divers scala aan activiteiten die de ontwikkeling van (doelgroep) kinderen stimuleert. De meeste brede scholen zijn in de ontwikkelwijken. De gemeente Arnhem kent al jarenlang een wijkgerichte aanpak. Door beleidsinitiatieven op het terrein van wonen, werk, welzijn, onderwijs, veiligheid in samenhang in te zetten worden betere resultaten in de wijken geboekt. Zo zien we dat de herstructurering van wijken en de verhuisbewegingen die daaruit voortkomen, leiden tot een andere samenstelling van de bewoners van de wijk. Soms leidt dit ook tot meer gemengde scholen. De uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid in Arnhem kent van begin af aan een wijkgerichte benadering met nadruk op de ontwikkelwijken. In de vijf ontwikkelwijken woont 64% van de doelgroepkinderen. 2.4 Samenwerking en partnerschap Het onderwijs- en jeugdbeleid heeft een door het rijk vastgesteld wettelijk kader en financiering. De gemeente maakt lokaal onderwijs- en jeugdbeleid; zij geeft daarmee een lokale invulling aan de kaders die het rijk stelt. Hiervoor ontvangt de gemeente middelen van het Rijk en investeert daarnaast ook met eigen middelen. Vanuit deze rol ontwikkelt de gemeente ook het lokale onderwijsachterstandenbeleid. Maar het succesvol bestrijden van onderwijsachterstanden is niet alleen een verantwoordelijkheid van de gemeente. Ook de schoolbesturen hebben hun verantwoordelijkheid voor het bestrijden van onderwijsachterstanden. Schoolbesturen krijgen vanuit hun verantwoordelijkheid voor goed onderwijs rechtstreeks middelen van het Rijk voor kinderen waarvan de ouders laag zijn opgeleid. Werken aan onderwijsachterstanden vraagt de inzet en betrokkenheid van veel organisaties. Bij de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid is het daarom van belang dit vorm te geven in nauwe samenwerking met de uitvoeringsorganisaties. Basisscholen, kinderopvang en peuterspeelzalen werken binnen een complexe omgeving. De wijze waarop zij invulling kunnen geven aan de uitvoeringspraktijk wordt bepaald door hun eigen beleid maar ook door lokaal en landelijk beleid, ontwikkelingen in de kind/leerlingpopulatie in de wijken, aanbod van ondersteunende instellingen, financiële middelen, huisvesting etc. Het bestuurlijk overleg dat de gemeente met haar partners heeft zorgt ervoor dat zij allemaal betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. De volgende partners zijn te onderscheiden: - Partners die bestuurlijke verantwoordelijkheid dragen: de schoolbesturen voor de vroegschoolse periode en de instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang voor de voorschoolse periode. - Partners die via het onderwijsachterstandenbeleid gefinancierd worden om beleid uit te voeren: schoolbesturen/Stichting PAS, peuterspeelzalen, kinderopvang, welzijn. - Partners die in de loop van de beleidsperiode voor de uitvoering van specifieke projecten gefinancierd worden: bijvoorbeeld welzijn of onderzoeks- en adviesbureaus. - Partners die activiteiten uitvoeren die niet uit het onderwijsachterstandenbudget worden gefinancierd, maar het beleid wel kunnen versterken: jeugdgezondheidszorg, CJG, buitenschoolse opvang, welzijn.
8
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
In Arnhem wordt al jarenlang met dezelfde partners gewerkt aan het bestrijden van onderwijsachterstanden. De organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid, het basisonderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen maar ook de jeugdgezondheidszorg, het welzijns- en maatschappelijk werk, zijn de afgelopen jaren steeds meer met elkaar in gesprek gekomen. Men spreekt elkaar bij allerlei (bestuurlijke) overlegtafels maar ook in de dagelijkse gang van zaken van brede scholen, Centra voor Jeugd en Gezin, zorgadviesteams etcetera. Dit draagt bij aan de continuïteit en kwaliteit van de uitvoering en daarmee aan het bereiken van de gewenste resultaten. Vanaf augustus 2006 is de coördinatie van de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid stapsgewijs neergelegd bij Stichting PAS. De coördinatie van de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid vindt plaats in opdracht van de besturen van het primair onderwijs. Vanaf 2009 heeft Stichting PAS tevens de functie van werkgever op zich genomen voor ondermeer het personeel dat werkzaam is in het kader van onderwijsachterstandenbestrijding in het basisonderwijs. De gemeente heeft in overleg met de schoolbesturen de volgende taken met betrekking tot onderwijsachterstandbestrijding neergelegd bij Stichting PAS: a. Onderwijsachterstandenbeleid: Uitwerking en coördinatie van het lokale onderwijsachterstandenbeleid. Onderdelen hiervan zijn: - VVE-beleid - Schakelklassen - Schoolcontactwerk - Woonwagen- en Zigeuner-leerlingen: uitvoering consulenttaken - Zomerschool b. Monitoring: Vormgeving en uitvoering van de monitor primair onderwijs en VVE. c. Overige taken: Overdracht van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs: uitvoering PO-VO-procedure schoolcontactwerk. PAS heeft daarnaast nog een aantal andere taken, zoals de stedelijke coördinatie van de brede scholen, maar die vallen buiten dit beleidskader.
9
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
3.
Terugblik op het Arnhemse onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010
3.1 De doelgroep In de periode 2006-2010 is in Arnhem voor een bredere definitie van doelgroeppeuter gekozen dan de rijksdefinitie. Arnhem heeft ervoor gekozen om alle peuters in de ontwikkelwijken als doelgroeppeuter aan te wijzen en ook de kinderen mee te tellen die een verhoogd risico lopen op grond van hun psychische, lichamelijke, cognitieve en sociale ontwikkeling. De doelgroep bestond in de vorige periode uit: • Doelgroeppeuters: -peuters van 2,5 tot 4 jaar op de peuterspeelzalen met voor- en vroegschoolse educatie in de ontwikkelwijken; - peuters van 2,5 tot 4 jaar volgens de gewichtenregeling primair onderwijs op de kinderdagverblijven in deze wijken; - peuters op een reguliere speelzaal in niet-ontwikkelwijken volgens de gewichtenregeling of die een risico lopen op grond van hun algemene ontwikkeling. • Doelgroepkleuters: - kleuters met een leerlinggewicht in de groepen 1 en 2 van alle basisscholen in Arnhem. • Doelgroepleerlingen: - leerlingen met een leerlinggewicht in groep 3 tot en met 8 van alle basisscholen in Arnhem. • Risicokinderen: - kinderen die op grond van hun psychische, lichamelijke, cognitieve en sociale ontwikkeling een verhoogd risico op achterstand hebben.
3.2 Middelen Het onderwijsachterstandenbeleid werd gefinancierd uit rijksmiddelen en gemeentelijke middelen. Vanaf 2006 is er vanuit het Rijk sprake van meerdere financieringsstromen voor het onderwijsachterstandenbeleid. Het Rijk maakte daarbij een onderscheid tussen: a. Middelen rechtstreeks bestemd voor het primair onderwijs: Schoolbesturen kregen middelen toegevoegd aan de lumpsum-financiering voor eigen onderwijsachterstandenbeleid. a. Middelen bestemd voor de gemeente: Gemeenten hebben daarmee de verantwoordelijkheid gekregen voor: - de voorschoolse educatie - het realiseren van een doorlopende lijn tussen voorschoolse en vroegschoolse educatie - het inrichten van schakelklassen - gemeentelijk te bepalen onderwijsachterstandenbeleid. De Rijksbijdrage kende in deze periode een oplopend budget. Onze gemeente heeft daarnaast ook eigen middelen beschikbaar gesteld voor bestrijding van onderwijsachterstanden; dit is ongeveer een vijfde deel van het totale budget. In het uitvoeringsjaar 2010 is circa 4,8 miljoen euro uitgegeven aan bestrijding van onderwijsachterstanden.
3.3 Uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid 2006-2010: activiteiten en resultaten Het Arnhemse gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid kende in de afgelopen periode verschillende activiteiten met daarbij geformuleerde prestatie-indicatoren. In het volgende onderdeel wordt beschreven wat deze activiteiten waren en welke resultaten daarmee zijn bereikt. Tevens wordt aangegeven op welke punten aanpassingen in het aanbod en de uitvoering wenselijk zijn in de komende periode. Deze situatieschets vormt daarmee het uitgangspunt voor het formuleren van het nieuwe onderwijsachterstandenbeleidsplan. 1. Voor- en vroegschoolse educatie (VVE): Met voor- en vroegschoolse educatie wordt gedoeld op een educatief aanbod voor jonge kinderen die risico lopen op taal- en onderwijsachterstanden. Door het aanbieden van VVE worden kinderen beter toegerust voor een soepele instroom in het basisonderwijs waardoor de kans dat zij achterop raken kleiner wordt. De uitvoering vindt zowel plaats voorschools (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) als vroegschools (basisscholen groep 1 en 2). De gemeente is verantwoordelijk voor de voorschoolse
10
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
periode. De schoolbesturen van het primair onderwijs zijn verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van het vroegschoolse deel. Daarbij is het van belang dat afstemming plaatsvindt tussen gemeente, schoolbesturen en voorschoolse instellingen zodat er een goede overgang is in het aanbod voor kinderen van de voorschoolse naar de vroegschoolse periode. 1.1 Locaties, inhoud en kwaliteit VVE wordt voornamelijk aangeboden op die locaties waar relatief veel kinderen zijn met onderwijsachterstanden. In de praktijk betekent dit dat in de afgelopen periode alle locaties in de ontwikkelwijken VVE-locaties zijn geworden. In totaal werken 20 basisscholen, 18 peuterspeelzalen (met meerdere groepen of locaties) en 5 kinderdagverblijven met elkaar samen aan een kwalitatief goed VVE-programma. Vaste elementen in het Arnhemse VVE-programma zijn: - Op alle locaties wordt met hetzelfde VVE-programma (Kaleidoscoop) gewerkt met extra taalaanbod op de groep. - Alle locaties kennen een kindvolgsysteem om de voortgang in de (taal)ontwikkeling van elk kind te kunnen monitoren. - Er is een doorgaande leerlijn van de voorschoolse voorziening (peuterspeelzalen en kinderopvang) naar de vroegschoolse educatie (groep 1 en 2 van het basisonderwijs). - Elke locatie is aangesloten op een interne en externe zorgstructuur. - Er is ondersteuning door logopedie bij taal-spraakontwikkeling. - Er zijn ouderbetrokkenheidsprogramma’s gericht op opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering van de kinderen in de vroegschoolse periode. De kwaliteit van de uitvoering van VVE in Arnhem is door de onderwijsinspectie beoordeeld in een zogenoemd VVE-bestandsopname. Hierbij worden alle VVE-locaties bezocht en worden jaarlijks afspraken gemaakt met de gemeente over de onderwerpen en de locaties waarop ‘VVE-toezicht’ zal worden gehouden. Deze bestandsopname is gepubliceerd in het inspectierapport ‘Jong geleerd, goed gedaan - de kwaliteit van VVE in de gemeente Arnhem in 2009’. De inspectie is vol lof over de manier waarop Arnhem vorm geeft aan VVE, zowel op stedelijk niveau als op het niveau van de uitvoeringslocaties. Als sterke kanten van het huidige beleid en de praktijk noemt het rapport: • Coördinatie op gemeentelijk niveau. • Gebruik van één VVE-programma (Kaleidoscoop). • Kwaliteit van het pedagogisch en educatief handelen van de leidsters en de leerkrachten. • Goede relatie met de ouders. Het rapport noemt de volgende aspecten die nog (verder) ontwikkeld kunnen worden: a. Kwaliteitszorg – resultaten VVE: O.a. het nadrukkelijker benoemen en meten van de beoogde resultaten van VVE en betere benutting van de informatie uit het volgsysteem. b. Bereik: O.a. afspraken maken over gewenst bereik van VVE en over de definitie van ‘doelgroepkind’ en nadenken over of, en op welke wijze, VVE aangeboden kan worden op locaties met weinig doelgroepkinderen. c. Ouders: Er is nog te weinig sprake van gericht ouderbeleid. d. Doorgaande leerlijn: De overgang van voor- naar vroegschools verloopt nog niet naadloos. e. Voorwaarden: De GGD voert geen toezicht uit (tot 2010 is dit ook geen wettelijke opdracht), niet alle peuterspeelzalen bieden 4 dagdelen aan en op de vroegscholen is niet altijd sprake van dubbele bezetting en VVE-gecertificeerde leraren. In de afgelopen periode zijn de prestatieafspraken met het Rijk in het kader van het Grote Steden Beleid voor VVE leidend geweest. In eerste instantie zouden 512 (70%) van de 731 (0-meting 2006) doelgroepkinderen eind 2009 moeten zijn bereikt met een effectief VVE-programma. Dit aantal is door het Rijk later bijgesteld op 400 omdat door de stapsgewijze invoering van de nieuwe gewichtenregeling, de omvang van de doelgroepkinderen afnam. Eind 2009 zijn 432 doelgroepkinderen bereikt. Daarmee is de prestatieafspraak ruim gerealiseerd. Daarnaast zijn er, door de bredere definitie die Arnhem hanteert, ook risico-kinderen bereikt met een VVE-aanbod.
11
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
1.2 Vroegschoolse educatie: De schoolbesturen hebben de afgelopen periode gewerkt aan het realiseren van een intensief VVEaanbod in groep 1 en 2 van de onderwijsachterstandscholen (scholen met meer dan 50% doelgroepleerlingen) en een minder intensief aanbod op de andere scholen. Er is sprake van een intensief aanbod als de VVE-groepen vier dagdelen een dubbele bezetting van leerkrachten hebben. In de vorige onderwijsachterstandenperiode is de afspraak om op de onderwijsachterstandenscholen minimaal 3 dagdelen een dubbele bezetting in de onderbouw te realiseren door de schoolbesturen niet waargemaakt. De reden hiervoor is volgens de schoolbesturen dat de bekostiging onder druk stond. 1.3 Ouderbetrokkenheid: Uit onderzoek blijkt dat de combinatie van een VVE-programma en activiteiten die betrekking hebben op ouderbetrokkenheid en –ondersteuning het effect van VVE-programma’s vergroten. Binnen het VVE-programma Kaleidoscoop wordt gewerkt met een oudercomponent. Daarnaast zijn in de afgelopen periode drie verschillende ouderprogramma’s ingezet. Deze programma’s richten zich op ouders van kinderen met een (dreigende) taal- en ontwikkelingsachterstand. De programma’s bieden opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering en leiden doelgroepkinderen toe naar VVE. Het bereik van deze ouderprogramma’s was in de vorige OAB-periode zeer beperkt. Ouders nemen beperkt deel aan het gezinsgericht programma, maken weinig gebruik van het ondersteunende materiaal om thuis mee te werken en de opkomst bij ouderbijeenkomsten is klein. Educatief adviesbureau Marant heeft eind 2010 in opdracht van de gemeente, een onderzoek uitgevoerd naar de meest passende VVE-ouderprogramma/oudercomponent waarbij de nadruk ligt op taalstimulering van kinderen. Het rapport concludeert dat er geen gerichte overkoepelende visie is op VVE en ouderbeleid dat richtinggevend is voor de praktijk. Hierdoor is er sprake van een grote diversiteit in aanpak en kwaliteit van het aanbod, het bereik van ouders en de resultaten. Het advies is, dat de gemeente hierop krachtiger gaat sturen door: - een keuze voor een VVE-ouderprogramma te maken; - goede afstemming te realiseren in het aanbod aan ouders; - te investeren in de professionalisering van de uitvoerders; - het ontwikkelen van maatwerk per wijk/locatie; en - de verantwoordelijkheid en de taakverdeling tussen de professionals van de instellingen te wijzigen. Dit betekent dat de gemeente in lijn met de aanbevelingen van de evaluatie, in de loop van 2011 met een voorstel zal komen voor de ontwikkeling van een aangepast en toereikend aanbod van taalgerichte ouderprogramma’s voor de VVE-locaties. 2. Schakelklassen Vanaf 2006 ontvangt Arnhem middelen van het Rijk voor het inrichten van schakelklassen op de basisscholen voor de leerlingen van groep 1 tot en met 8. De gemeente is verantwoordelijk voor de organisatie en vormgeving van deze klassen; de uitvoering gebeurt door de scholen. Doel van de schakelklassen is door intensief taalonderwijs de taalachterstanden terug te dringen. De kansen van kinderen op een goede opleiding die past bij hun eigenlijke cognitieve niveau worden hierdoor vergroot en het risico op schooluitval verkleind. Een schakelklas kan op drie manieren worden vormgegeven: • Gedurende één schooljaar in een aparte groep (voltijd schakelklas). • Gedurende één schooljaar in een aparte groep, in combinatie met de reguliere groep (deeltijd schakelklas). • In het verlengde deel van de schooldag in een aparte groep (verlengde schooldag schakelklas): de leerlingen krijgen per schooljaar 100 uur extra onderwijs in de basisvaardigheden (taal en lezen). In de periode 2006-2010 zijn alle drie vormen van schakelklassen aangeboden. De schakelklas in de vorm van de verlengde schooldag is het meest aangeboden. Bijna driekwart van de schakelklassen is voor leerlingen van groep 3 en 4. De scholen hebben in deze periode de toetsresultaten op taal en lezen van de leerlingen in de schakelklassen geïnventariseerd. Verder zijn per school de resultaten op grond van observaties benoemd. Begin 2010 is een evaluatierapport opgesteld door PAS over de effecten per vorm schakelklas. Op basis van de gegevens die per school zijn aangeleverd over toetsresultaten en observaties, komt naar
12
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
voren dat er geen wezenlijk betere resultaten zijn behaald in de verschillende schakelklasvoorzieningen. Bovendien komt uit landelijk onderzoek naar voren dat verlenging van de leertijd het meest effectief is om taalachterstand in te lopen. Omdat de drie schakelklasvoorzieningen sterk verschillen in kosten (€ 30.000 voor voltijd schakelklas, € 20.000 voor deeltijd schakelklas en € 6.000 voor verlengde schooldag schakelklas) is besloten in de nieuwe OAB-periode alleen nog te werken met verlengde schooldag schakelklassen. De prestatieafspraak met het Rijk was dat eind 2009 in totaal 230 leerlingen moeten hebben deelgenomen aan een schakelklas. Vanaf 2006 zijn vier schoolbesturen gestart met het inrichten van schakelklassen op alle onderwijsachterstandenscholen. Het aantal schakelklassen is per jaar fasegewijs opgebouwd tot ruim 20 locaties met in totaal 40 schakelklassen. Eind 2009 zijn in totaal 1346 kinderen bereikt waarvan 541 in schooljaar 2009-2010. Hiermee is ruim voldaan aan de prestatieafspraak met het Rijk. Dit is gerealiseerd door de beschikbare middelen heel efficiënt in te zetten met duidelijke randvoorwaarden. Verder bestaan er sinds 1989 in het kader van de regeling Onderwijs aan Vreemdelingen, in Arnhem in het primair onderwijs twee opvangklassen (bij het Mozaïek en bij de St. Paulus) voor nieuwkomers (d.w.z. kinderen die minder dan één jaar in Nederland verblijven). Een opvangklas wordt door het Rijk erkend als Schakelklas en medegefinancierd uit de Schakelklasmiddelen. 3. Schoolcontactwerk Het schoolcontactwerk heeft als doel de schoolloopbaan van de leerlingen uit etnische doelgroepen zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Dat doen de schoolcontactwerkers door als intermediair te fungeren tussen de school aan de ene kant en de ouders en leerlingen aan de andere kant. Naast de contacten met ouders, leerlingen en de scholen is er tevens veel samenwerking met andere onderwijsachterstandenpartners en met externe organisaties zoals jeugdzorg en thuiszorg. Arnhem kent Turks, Marokkaans en Somalisch schoolcontactwerk. De schoolcontactmedewerkers doen het volgende voor: a. scholen: - fungeren als intermediair bij gesprekken tussen school, ouders en leerling; - voorlichting geven aan teams over andere culturen; - bemiddelen bij problemen met een (gedeeltelijk) culturele achtergrond. b. ouders: - voorlichting en training geven ten aanzien van opvoedingsondersteuning, schoolkeuze, schoolpraktijk en het Nederlands onderwijssysteem; - waar nodig aanwezig zijn bij ouderavonden, rapportbesprekingen; - hulp bieden bij onderwijsproblemen en verwijzing naar een ander schooltype. c. leerlingen: - in overleg met de school en de ouders preventieve gesprekken voeren in de eigen taal wanneer de situatie daar om vraagt; voorlichting en hulp bieden bij de keuze van een school; hulp bieden bij gedragsproblemen. Jaarlijks wordt geregistreerd hoeveel ouders en leerlingen bereikt zijn met de verschillende activiteiten. In totaal gaat het per jaar om tientallen bijeenkomsten en vele tientallen gesprekken. 4. Onderwijs aan woonwagen- en zigeunerkinderen (OWWZ) Het doel van deze activiteit is het bevorderen van de schoolloopbaan van deze kinderen in zowel de leeftijdsgroep 0-4 jaar als 4 tot 12 jaar. De helft van de kinderen woont in woonwagens verspreid over meerdere woonwagenkampjes, de andere kinderen wonen in een huis. Veel woonwagen- en zigeunerkinderen hebben een taal- en sociaal-emotionele achterstand als zij hun schoolloopbaan beginnen. Als gevolg van de relatief korte onderwijstraditie binnen deze groep is het opleidingsniveau van de ouders laag; dit is het cruciale probleem bij deze groep kinderen. De kloof tussen de thuissituatie en de school is hierdoor vaak groot. Slechts enkele ouders hebben een afgeronde Vmbo-opleiding en veel ouders zijn laaggeletterd. De afgelopen jaren is er een toename van het aantal multi-probleem gezinnen. Dit betekent dat ook de ouders begeleiding nodig hebben. Er gaan vier keer zoveel kinderen (22,7%) uit deze groep naar het speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs dan het landelijk gemiddelde (5%). Het ziekteverzuim in de onderbouw is opvallend groot. De activiteiten die worden aangeboden zijn:
13
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
-
-
Consulenten die een brugfunctie vervullen tussen leerlingen, ouders en scholen door middel van voorlichting, advies en begeleiding. De frequentie van het contact is afhankelijk van de problematiek van een kind en ouders en varieert daarom van minimaal één maal per jaar tot wekelijks. De hulp die geboden wordt is heel divers, van meegaan naar gesprekken op school tot het invullen van formulieren en doorverwijzen en/of contacten onderhouden met de hulpverlening. Door vroegtijdige signalering kunnen de consulenten in overleg met de ouders sneller de weg naar hulpverlening zoeken waardoor kosten en meer leed bespaard kunnen worden. VVE-programma ‘Spel in de Wagen’ (een intensief gezinsgericht programma) en het ouderbetrokkenheidsprogramma ‘Opstap’ voor jonge kinderen.
Alle in Arnhem geregistreerde woonwagen- en zigeunerkinderen zijn in de afgelopen periode jaarlijks bereikt door de consulenten (1,0 fte): 105 kinderen in 2006-2007, 103 in 2007-2008, 97 in 2008-2009 en 94 in 2009-2010. Alle peuters uit deze groep bezoeken een voorschoolse voorziening en alle kinderen vanaf 4 jaar gaan naar de basisschool. De ouderbetrokkenheid is sterk toegenomen. De contacten met school/leerkrachten verbeteren. Het OWWZ verloopt daarmee in de voorschoolse periode en in het primair onderwijs goed. 5. Weekendschool en zomerschool Weekendschool: In schooljaar 2007-2008 is voor het eerst gestart met de weekendschool. De weekendschool biedt kennis en ervaring aan gemotiveerde jongeren tussen de 10 en 14 jaar oud uit minder kansrijke woonen leefsituaties. De weekendschool gaat uit van ambitie, talent en nieuwsgierigheid en is er van overtuigd dat het bieden van perspectieven en inspiratie een positief effect heeft op de toekomstverwachtingen, het zelfvertrouwen en de maatschappelijke betrokkenheid van deze doelgroepleerlingen. Het richt zich op de mogelijkheden van jongeren en heeft als doel de horizon van hen te verbreden. De weekendschool bestaat uit een driejarig traject met een lesprogramma op de zondagmiddag. Het kent een eerste en tweede leerjaar met een brede inhoud. Het derde leerjaar is een buddy-jaar waarin de leerling zich één op één met een buddy verder ontwikkelt Voor de weekendschool is de stichting LeukOmteLeren opgericht. De organisatie bestaat uit drie parttime coördinatoren in dienst van de stichting, 37 vaste vrijwilligers en ruim 90 gastdocenten. De activiteiten worden bekostigd uit subsidies en donaties van Arnhemse woningcorporaties, diverse fondsen, het bedrijfsleven en van de gemeente Arnhem. In schooljaar 2009-2010 namen 60 jongeren, verdeeld over drie leerjaren, deel aan het project. 90% rondde het project af met een diploma. De meeste deelnemers wonen in de grootste ontwikkelwijken. Zomerschool: In 2009 zijn de schoolbesturen begonnen met de ontwikkeling van de Zomerschool ArnhemMalburgen in het kader van de rijksregeling onderwijstijdverlenging basisonderwijs. Zomer 2010 zijn de deuren geopend. De doelen van de Zomerschool zijn: - onderwijsniveau op peil houden gedurende de zomervakantie; - hiaten verkleinen op taal- en rekengebied; - bevorderen van de doorgaande lijn van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs door begeleiding in het eerste schooljaar van het voortgezet onderwijs. De zomerschool duurt vier weken. Elke week heeft een thema. ’s Morgens ligt het accent op reken- en taalactiviteiten en kennis van de wereld, ’s middags op sport en projectactiviteiten. De Zomerschool kent een directeur, vier leerkrachten, vier onderwijsassistenten en de inzet van een aantal externe organisaties, zoals het Sportbedrijf en Jeugdland. Het eerste jaar is een succes gebleken. Zomer 2010 hebben 67 kinderen uit de groepen 7 en 8 van de zeven participerende basisschoollocaties deelgenomen aan de zomerschool.
14
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
6. Monitoring Om de ontwikkelingen en resultaten van het onderwijsachterstandenbeleid goed te kunnen volgen zijn de volgende monitoringsinstrumenten ontwikkeld: - VVE-monitor: Deze monitor is ontwikkeld om jaarlijks de totale ontwikkeling van de doelgroep, het aanbod en het bereik in beeld te brengen en te analyseren. De VVE-monitor wordt uitgevoerd door PAS; de vooren vroegschoolse locaties leveren de gegevens aan. - Arnhemse Monitor Primair Onderwijs: Stichting PAS verzorgt samen met de schoolbesturen voor primair onderwijs deze monitor. Het doel van de monitor is het in beeld brengen van de kwaliteit van de basisscholen aan de hand van de CITO-scores en de verslagen van de onderwijsinspectie. - PO-VO procedure: Een zo zorgvuldig mogelijke begeleiding van leerlingen van het primair onderwijs naar het voortgezet is van belang voor een succesvolle start. Voor de overdracht wordt daarom door de schoolbesturen al een aantal jaren gewerkt met een uniform overdrachtsformulier en –procedure. Hiermee wordt waardevolle informatie verkregen over elk kind waarmee gezorgd kan worden voor een betere sturing op de overdracht van het primair- naar het voortgezet onderwijs. Conclusie In de periode 2006-2010 is het onderwijsachterstandenbeleid stevig neergezet in Arnhem. De prestatieafspraken die met het Rijk zijn gemaakt over VVE en Schakelklassen zijn ruimschoots gerealiseerd. Er is een grote slag gemaakt in het verder professionaliseren van het VVE-aanbod. De schakelklassen zijn succesvol opgezet en hebben veel kinderen bereikt. Daarnaast is er duidelijk ingezet op het realiseren van lokale ambities en lokaal maatwerk. Door verbreding van de VVE-doelgroepdefinitie is een grotere groep kinderen bereikt die extra ondersteuning nodig hebben om hen goed toe te rusten voor hun verdere schoolloopbaan. Ook zijn extra activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd om ook de oudere basisschoolleerlingen extra te ondersteunen. Naast de behaalde resultaten zijn er ook punten naar voren gekomen waarop verbetering nodig is. Deze verbeterpunten worden meegenomen in de uitwerking van dit nieuwe OAB-plan.
15
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
4. Onderwijsachterstandenbeleid in de periode 2012-2014:
nieuwe beleidsontwikkelingen en doelgroepdefinitie In 2010 heeft zich een aantal landelijke en lokale ontwikkelingen voorgedaan. Er is een nieuw kabinet en een nieuw college van B&W gekomen met ieder hun eigen ambities en actiepunten. Verder is de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) in werking getreden. Lokaal is de ‘Visie op het jonge kind’ vastgesteld. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op dit nieuwe onderwijsachterstandenbeleidsplan. Vooral de wet OKE en de ‘Visie op het jonge kind’ zijn sterk bepalend voor de wijze waarop het onderwijsachterstandenbeleid in de nieuwe periode vorm krijgt. 4.1 Nieuwe beleidsontwikkelingen Landelijke ontwikkelingen: Het regeerakkoord ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’ van november 2010 van het kabinet Rutte spreekt de ambitie uit dat Nederland gaat horen tot de top vijf van kenniseconomieën. Dit vraagt volgens het akkoord een versterking van de kwaliteit van het onderwijs en bevordering van hogere prestaties. Volgens het akkoord ligt de kerntaak van basisscholen bij taal en rekenen. Het kabinet kondigt voor het basisonderwijs de volgende maatregelen aan: • Kinderen met een grote taalachterstand gaan met dwang en drang deelnemen aan vroeg- en voorschoolse educatie. • Ouders zijn medeverantwoordelijk (ook financieel) voor de taalontwikkeling van hun kinderen. • Er komen verplichte leerlingvolgsystemen met uniforme toetsen in het primair en voortgezet onderwijs. • De toegevoegde waarde (leerwinst) gaat zwaarder wegen bij de beoordeling van scholen en instellingen waarbij scholen ook het predicaat excellent kunnen verdienen. Het kabinet wil deze maatregelen echter met minder middelen uitvoeren. Op de gewichtenregeling (door aanpassing van de normering) en op passend onderwijs wordt bezuinigd. Gemeenten ontvangen vanaf 2011 geoormerkte middelen van het Rijk voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. De verdeling van deze middelen vloeit voort uit de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) die augustus 2010 in werking is getreden. Met deze wet wil het Rijk jonge kinderen met een taalachterstand (hiermee wordt ook bedoeld achterstanden op sociaalemotionele en motorische vaardigheden) alle kansen bieden om die taalachterstand in te halen. De wet regelt een basiskwaliteit van het aanbod voor alle kinderen die naar de peuterspeelzaal gaan. Verder is bepaald dat de rijksmiddelen gebruikt worden voor het maken van afspraken met schoolbesturen, houders van kindercentra en peuterspeelzalen over de toeleiding naar voorschoolse voorzieningen, de definiëring van de doelgroep en de organisatie van een doorlopende leerlijn tussen voor- en vroegschoolse educatie. De wet OKE is daarmee van grote invloed op de wijze waarop gemeenten de voor- en vroegschoolse educatie vormgeven en uitvoeren. Voor de gemeente Arnhem heeft dit uiteindelijk geen effecten gehad voor de hoogte van de rijksbijdrage voor onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast zijn gemeenten verplicht voor hun doelgroepkinderen voldoende VVE-aanbod van goede kwaliteit te realiseren. Het Rijk wil in 2011 een dekkend aanbod hebben voor 100% van de doelgroepkinderen. Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat dit ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Lokale ontwikkelingen: In het Lenteakkoord van het nieuwe college van burgemeester en wethouders dat april 2010 is aangetreden, zijn als actiepunten m.b.t. ‘Jeugd en Onderwijs’ opgenomen: “Het voorkomen van alle vormen van schooluitval en het stimuleren dat zoveel mogelijk jongeren een schooldiploma (startkwalificatie) halen”. Het lokale onderwijsachterstandenbeleid draagt bij aan deze beide actiepunten. Juli 2010 is door de gemeenteraad het visiedocument ‘Visie op het jonge kind in Arnhem’ vastgesteld. De Arnhemse visie op het jonge kind is dat er voldoende, algemeen toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige voorzieningen voor jonge kinderen in de stad moeten zijn die de ontwikkelingskansen van kinderen bevorderen. De voorziening is een geïntegreerde basisvoorziening, waar in principe alle kinderen gebruik van kunnen maken.
16
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Kinderen waarvoor dagopvang nodig is zullen veelal in het eerste levensjaar deelnemen. Kinderen die geen gebruik maken van kinderopvang kunnen tenminste vanaf de leeftijd van 2,5 jaar gedurende minimaal twee dagdelen per week deelnemen. Voor kinderen waarvoor een extra educatief aanbod en/of opvang nodig is, de doelgroepkinderen, zal het aantal dagdelen op vier dagdelen komen te liggen. Deze geïntegreerde voorziening voor jonge kinderen is gericht op spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen (educatie). Verder voldoet de voorziening aan de volgende criteria: a. zorgt voor veiligheid, stabiliteit en continuïteit; b. stimuleert een brede ontwikkeling, en c. stimuleert de eigen verantwoordelijkheid en geeft kinderen de kans om zelf actief mee te doen. Deze voorzieningen zijn in het belang van alle kinderen, maar zeker in het belang van kinderen met taal- en/of ontwikkelingsachterstanden. Voor deze kinderen dient in de voorziening een extra (educatief) aanbod beschikbaar te zijn. Voor kinderen waarvoor dagopvang nodig is dient de voorziening ook hierin te voorzien, zodat opvang, ontwikkelingsstimulering en educatie geïntegreerd plaatsvinden. Deze visie op het jonge kind en de voorzieningen voor jonge kinderen, bepalen de wijze waarop de voor- en vroegschoolse educatie in het onderwijsachterstandenbeleidsplan vormgegeven worden in deze nieuwe OAB-periode. De gemeente voert ook op andere terreinen beleid uit dat van invloed is op het onderwijsachterstandenbeleid. Vooral het beleid met betrekking tot brede scholen en de zorg voor kinderen in en om scholen, peuterspeelzalen en kinderopvang is van invloed. Brede scholen en goede zorgstructuren dragen wezenlijk bij aan een goede en evenwichtige ontwikkeling van kinderen. 4.2 Doelgroep: definitie en omvang De definitie en de omvang van de doelgroepkinderen in Arnhem is als volgt: a. Doelgroeppeuters (voorschoolse doelgroep 2,5 tot 4 -jarigen): Tot januari 2010 hadden gemeenten, zoals eerder al is beschreven, de ruimte om zelf te bepalen welke peuters zij rekenden tot de doelgroep van het VVE-beleid. Vanaf 1 januari 2010 bepaalt het Rijk de definitie voor doelgroeppeuters: doelgroeppeuters zijn peuters met een leerlinggewicht volgens de gewichtenregeling van het primair onderwijs. Dit betekent dat op basis van het opleidingsniveau van de ouders ook voor peuters wordt bepaald of zij behoren tot de doelgroep. Peuters van ouders met een zeer laag of laag opleidingsniveau behoren tot de doelgroep. De nieuwe definitie van het Rijk is op twee punten verschillend van de definitie die in Arnhem in de vorige periode werd gehanteerd: • Voorheen werden peuters alleen in de ontwikkelwijken aangemerkt als doelgroeppeuter maar dan wel alle peuters op de peuterspeelzaal. • Nu zijn alleen de peuters met een leerlinggewicht doelgroeppeuter, maar dan wel alle peuters (dus ook in de andere wijken). Met deze nieuwe, smallere, definitie van het Rijk neemt het aantal te bereiken doelgroepkinderen ten opzichte van de afgelopen OAB-periode sterk af. In 2010 telt Arnhem 2649 kinderen in de leeftijd van 2,5 – 4 jaar. Hiervan hebben 358 peuters een leerlinggewicht (hierbij is uitgegaan van het percentage van 13,5 % voor kinderen met een leerlinggewicht zoals dat bekend is uit de cijfers van de vier- en vijfjarigen). Van de doelgroeppeuters zitten op 31 december 2010 268 kinderen op een VVE-peuterspeelzaal of VVE-kinderdagopvang in de ontwikkelwijken of in de overige wijken. Bijlage 1 geeft de verdeling van 2,5 tot 4 jarigen over de verschillende VVE-locaties op dat moment weer. Het bereik van het aantal kinderen wordt ieder kwartaal gemeten en fluctueert. . b. Doelgroepkleuters (vroegschoolse doelgroep vier- en vijf-jarigen in groep 1 en 2): Dit zijn de vier- en vijfjarigen met een leerlinggewicht in de groepen 1 en 2 van de basisscholen. Arnhem telt op 1 oktober 2010 3198 vier- en vijfjarigen waarvan 432 kleuters (13,5 %) een gewicht hebben. Van de 872 vier- en vijfjarigen in de ontwikkelwijken vallen 302 kinderen (34,6 %) onder de doelgroep. In de overige wijken zijn van de 2345 kinderen 130 kinderen (5,5%) doelgroepkleuter. Bijlage 2A en bijlage 2B geven een overzicht van de verdeling van (doelgroep)kleuters over de
17
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
basisscholen in de ontwikkelwijken en in de overige wijken (teldatum 1 oktober 2010). In bijlage 2C tenslotte staan de OAB-scholen in Arnhem. Dit zijn allen locaties met meer dan 30% doelgroepleerlingen (meetmoment is 1 oktober 2009). Deze scholen doen mee aan het volledige OAB-beleid. Daarnaast doen alle scholen met meer dan 15% doelgroepkleuters mee aan VVE. Dit zijn in totaal nog 11 scholen. c. Doelgroepleerlingen (zes- tot twaalf/dertien-jarigen in groep 3 t/m 8): Dit zijn de kinderen in groep 3 tot en met 8 van de basisscholen die een leerlinggewicht hebben. Arnhem telt 9122 kinderen in de leeftijd van zes tot en met twaalf/dertien jaar waarvan 1518 leerlingen (13,8 %) een leerlinggewicht hebben. Hiervan vallen in de ontwikkelwijken van de 2358 kinderen in deze leeftijdsgroep, 1034 leerlingen (43,9%) onder de doelgroep. In de overige wijken vallen van de 6764 kinderen 484 leerlingen (7,2%) onder de doelgroep. Bijlage 2A en bijlage 2B geven een overzicht van de verdeling van (doelgroep) leerlingen in groep 3 t/m 8 op de basisscholen in de ontwikkelwijken en de overige wijken. d.Risico-kinderen: De nieuwe definitie die het Rijk hanteert om te meten of de prestaties gehaald worden betekent echter niet dat daarmee in Arnhem opeens minder kinderen zijn met een risico op taal- en ontwikkelingsachterstand. Net als in de afgelopen periode is in dit OAB-plan opgenomen dat kinderen die geen gewicht krijgen, maar waarvan door screening is vastgesteld dat zij risico lopen op taalachterstand, ook voor extra taalondersteuning in aanmerking komen. Deze kinderen noemen we risico-kinderen. Een kind kan op basis van een protocol met zorgcriteria, gescreend worden door het consultatiebureau of door de intern zorgcoördinator van een peuterspeelzaal, kinderdagopvang of basisschool. Een risico-kind krijgt de ondersteuning die het nodig heeft. In de praktijk blijkt dat met veel van de risico-kinderen meer aan de hand is dan alleen taalachterstand en dat er daarom ook meer ondersteuning nodig is dan alleen taalondersteuning. Vaak gaan deze kinderen een ander traject in dan het reguliere traject. De precieze omvang van de groep risico-kinderen die niet tevens valt onder de gewichtenregeling, is niet bekend omdat hierover tot nu toe geen cijfers werden bijgehouden. Stedelijk gaat het om kleine aantallen maar op sommige locaties gaat het om grote aantallen (met name de VVE-locaties). Het zijn grotere aantallen dan voorheen omdat de gewichtenregeling is gewijzigd. In voorkomende gevallen, zal in overleg ook met de ouders/verzorgers, een passende oplossing in de uitvoeringspraktijk wordt gezocht. Het gaat zeker in deze gevallen immers vaak om maatwerk, om een duidelijk plan per kind.
18
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Uitwerking onderwijsachterstandenbeleidsplan 2012-2014: uitgangspunten, prestatieafspraken en activiteiten
5.
Deze uitwerking van het onderwijsachterstandenbeleidsplan richt zich op het bestrijden van taalachterstanden bij kinderen vanaf de peuterleeftijd tot het einde van de basisschool. Het voortgezet onderwijs voert zelfstandig onderwijsachterstandenbeleid uit. Op basis van een aantal uitgangpunten stelt dit beleidsplan inhoudelijke en financiële kaders en zijn prestatieafspraken en producten/activiteiten geformuleerd. De uitvoerende organisaties kunnen op grond hiervan jaarlijks in onderling overleg met de gemeente een uitvoeringsplan voor hun activiteiten formuleren. De gemeente kan op basis van deze plannen de omvang van de subsidie aan de verschillende organisaties bepalen. 5.1 Uitgangpunten voor de uitwerking van het lokaal onderwijsachterstandenbeleidsplan De uitwerking van dit onderwijsachterstandenbeleidsplan krijgt, mede op basis van de ervaringen in de vorige periode, vorm vanuit een aantal centrale uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn in lijn met de nieuwe beleidsontwikkelingen en ambities op landelijk en lokaal niveau. In de nieuwe periode zal het achterstandenbeleidplan werken vanuit de volgende uitgangspunten: -
Algemeen beleid is dat alle kinderen zo vroeg mogelijk de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.
-
Het onderwijsachterstandenbeleid wordt als aanvullend gezien op het reguliere aanbod dat peuterspeelzaal, kinderopvang en school een kind moeten bieden.
-
Het onderwijsachterstandenplan richt zich zowel op het kind en de ouders (en opvoeders) op de voorschoolse voorzieningen en op de basisscholen. De doorgaande lijn in de ontwikkeling van kansen voor elk kind staat hierin centraal.
-
Voor alle doelgroepkinderen is er een geschikt aanbod. Het aanbod wordt zo jong mogelijk aangeboden aan een zo groot mogelijke groep doelgroep- en risico-kinderen om het meeste effect te bereiken.
-
Bij de uitwerking van VVE staat het volgende uitgangspunt, zoals verwoord in de vastgestelde ‘Visie op het jonge kind’ centraal: Het kind centraal: het kind en zijn/haar ouders krijgen de zorg en begeleiding die nodig is, op basis van behoefte van het kind.
-
Er wordt gewerkt met effectieve methodieken en projecten, die kwantitatief en/of kwalitatief meetbaar zijn. Activiteiten waarvan in de vorige periode is bewezen dat ze effectief zijn worden voortgezet.
-
Voor elk product worden duidelijke prestatieafspraken gemaakt.
-
Er worden heldere afspraken gemaakt over de inzet van mensen (bestuurlijk en uitvoerend draagvlak) en over besteding en verantwoording van middelen. Alle partners krijgen de gelegenheid het werk te doen waar zij goed in zijn.
5.2 Producten: prestatieafspraken en activiteiten In de nieuwe OAB-periode gaat de gemeente voor een groot deel verder op de weg die in de vorige periode is ingeslagen. De producten en activiteiten die succesvol zijn gebleken, worden voortgezet. De producten en activteiten waarvoor verbeterpunten zijn benoemd worden aangepast. Daarnaast wordt natuurlijk gewerkt binnen de inhoudelijke en financiële kaders die het Rijk en de gemeente stellen. Er is per product niet beschreven welke uitvoeringsorganisatie het product zal gaan leveren. De reden hiervoor is dat er op onderdelen veranderingen in de producten komen en dat mogelijk ook andere uitvoeringsorganisaties een rol gaan spelen in de realisatie.
19
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
In de nieuwe OAB-periode staan de volgende producten centraal. Voor elk van deze producten zijn de prestatie-afspraken en activiteiten benoemd die kaderstellend zijn voor de uitvoering. 1. Voor- en vroegschoolse educatie (inclusief ouderbetrokkenheid) Prestatieafspraken: a. Een aanbod voor alle VVE-doelgroepkinderen realiseren: uitbreiding van het VVE-aanbod bij de voorschoolse voorzieningen in nietontwikkelwijken; het aanbod dient voor alle doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar beschikbaar te zijn en uitgebreid te worden tot vier dagdelen; b. Aanpassing aan de kwaliteitseisen VVE die in de wet OKE zijn geformuleerd: de leidster-kind ratio wordt, waar nog niet gerealiseerd, opgetrokken tot 1 op 8; de groepsgrootte wordt 16 kinderen met 2 beroepskrachten; de beroepskracht heeft minimaal een SPW-3 opleiding; GGD en onderwijsinspectie houden toezicht op het aanbod. c. Versterken van de toeleiding naar het VVE-aanbod: verbeteren van de toeleiding en samenwerking tussen het consultatiebureau (screent kinderen, adviseert aan ouders en volgt wat met het advies gedaan wordt) en voorschoolse voorzieningen in de wijk; ontwikkeling van een aangepast en toereikend aanbod van taalgerichte ouderprogramma’s op alle VVE-locaties in de tweede helft van 2011. d. Realisatie van dubbele bezetting in de vroegschoolse periode: op alle onderwijsachterstandscholen wordt een VVE-aanbod met dubbele bezetting gerealiseerd in groep 1 en 2 als de omvang van het aantal gewichten leerlingen dit vraagt; de gemeente draagt hier gedeeltelijk aan bij; opstellen van een convenant tussen schoolbesturen en gemeente met scherpe afspraken over de realisatie en financiering van de dubbele bezetting. e. Versterking van de doorgaande lijn van voorschoolse voorzieningen, basisschool, buitenschoolse opvang en andere kindvoorzieningen. de doorgaande lijn heeft in ieder geval betrekking op het aanbod, het pedagogische beleid, de overdracht van kindgegevens en de zorgstructuur; bij voorkeur zitten de voorschoolse voorzieningen en de school in hetzelfde gebouw; versterken van de kwaliteitsbeoordeling en effectmeting van de voorschoolse activiteiten.
Activiteiten: Voorschoolse educatie: Op basis van de nieuwe doelgroepdefinitie is berekend dat: a. De voorschoolse voorzieningen die in de ontwikkelwijken een VVE-aanbod bieden, zullen blijven bestaan. b. Het VVE-aanbod wordt uitgebreid naar de voorschoolse voorzieningen in de nietontwikkelwijken: de voorschoolse voorzieningen bieden een VVE-aanbod op maat afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen per locatie. Voor wat betreft de toeleiding naar een voorschoolse voorziening; STMG werkt vanaf 2011 met een verwijsprocedure voor VVE-kinderen in het kader van vroegsignalering en toeleiding (bijlage 4). Het consultatiebureau ziet op jonge leeftijd alle kinderen en signaleert als eerste kinderen met een risico op taalachterstand. In de verwijsprocedure staat opgenomen wie deze risicokinderen zijn en hoe wordt toegeleid naar een voorschoolse voorziening. Zowel consultatiebureau als voorschoolse voorzieningen registeren deze kinderen. Dit geeft belangrijke informatie over welke kinderen niet bereikt worden en aantallen risicokinderen.
20
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Het vergroten van het bereik, verbetering van de inhoudelijke kwaliteit en versterking van de doorgaande ontwikkelingslijn voor kinderen vraagt om andere arrangementen en organisatievormen. Hierbij staat het uitgangspunt, zoals verwoord in de vastgestelde ‘Visie op het jonge kind’ centraal: “Het kind centraal: het kind en zijn/haar ouders krijgen de zorg en begeleiding die nodig is, op basis van behoefte van het kind.” De wijze waarop eind 2011 een 100% VVE-aanbod tot stand kan worden gebracht wordt uitgewerkt in nauw overleg met de uitvoerende organisaties. Op basis van de beschikbare en geschatte informatie over de aantallen doelgroepkinderen per wijk, zal bepaald worden hoe dit het beste kan worden gerealiseerd. Mogelijk betekent dit dat: - niet elke locatie een uitgebreid VVE-aanbod kan aanbieden en dat doelgroepkinderen hiervoor soms naar een locatie iets verder van huis worden verwezen; - bekeken zal worden in hoeverre personeel van een locatie met maar enkele doelgroepkinderen geschoold kan worden in het bieden van extra taalondersteuning; - locaties van peuterspeelzalen en/of kinderopvang worden samengevoegd tot geïntegreerde voorzieningen voor opvang en begeleiding van kinderen van 0 tot 4 jaar met een doorgaande lijn naar het basisonderwijs (zoals voorgesteld in de Arnhemse ‘Visie op het jonge kind’). Deze nieuwe geïntegreerde voorzieningen zullen ook moeten zorgen voor een 100% aanbod van VVE. De gemeente zal hiervoor in overleg met de betreffende uitvoeringsorganisaties afspraken maken. Vroegschoolse periode: Om met het bestaande budget zoveel mogelijk scholen met gewichtenleerlingen te bereiken, zal het aantal gewichtenleerlingen het aanbod bepalen van een school. Uit landelijk onderzoek blijkt dat voor het bereiken van resultaten het VVE-aanbod gegeven moet worden in vier dagdelen met een dubbele bezetting van leerkrachten in groepen met veel doelgroepleerlingen. Het is de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen hieraan een goede invulling te geven. Daarvoor ontvangen de schoolbesturen rechtstreeks middelen van het Rijk. Afhankelijk van het aantal gewichtenleerlingen en risicoleerlingen zullen de schoolbesturen het VVE-aanbod per school bepalen. Op de onderwijsachterstandenscholen zullen in ieder geval alle leerlingen het volledige VVE-aanbod krijgen (VVE met dubbele bezetting en vier dagdelen). De andere scholen zullen, afhankelijk van de omvang van het aantal gewichtenleerlingen, een keuze maken voor de wijze waarop zij deze leerlingen extra ondersteuning gaan bieden. In de vorige OAB-periode is de afspraak om op de onderwijsachterstandenscholen minimaal 3 dagdelen een dubbele bezetting in de onderbouw te realiseren, niet waargemaakt omdat de bekostiging onder druk stond. Voor de gemeente is het van groot belang dat de schoolbesturen tot een zo goed mogelijke invulling komen. Voor het slagen van het onderwijsachterstandenbeleid is het immers van essentieel belang dat de investeringen die in de voorschoolse periode worden gedaan worden voortgezet in het basisonderwijs en later ook in het voortgezet onderwijs. De gemeente zal daarom een aanvullende bijdrage verstrekken op de eigen middelen die zij inzetten, om de dubbele bezetting te realiseren. Dit kan voor deze hele OAB-periode gefinancierd worden uit het huidige budget voor PAS door een ombuiging in de begroting en door gebruik te maken van opgebouwde reserves. De gemeente heeft een afsprakendocument afgesloten met de schoolbesturen waarin zowel de investeringen van de schoolbesturen als van de gemeente in de dubbele bezetting zijn vastgelegd. Stichting PAS bewaakt per locatie de kwalitatieve eisen die aan de dubbele bezetting zijn gesteld.
21
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
2. Schakelklassen: Prestatieafspraken: a. Volledig bereik van alle leerlingen in de onderwijsachterstandenscholen met lage toetsscores voor taal in het cito leerlingvolgsysteem. b. Volledig aanbod voor alle neveninstromers in een opvangklas. Activiteiten: Aangezien het huidige aanbod toereikend is om alle leerlingen op onderwijsachterstandenscholen die dit nodig hebben een aanbod te doen, worden in deze nieuwe OAB-periode alle bestaande schakelklassen voortgezet. Bijlage 3 geeft een overzicht van de basisscholen met één of meerdere schakelklassen. De verandering die plaatsvindt is dat alle schakelklassen gaan werken met dezelfde schakelklasvariant, namelijk de verlengde schooldag variant. Daarnaast zullen ook de twee opvangklassen voor neveninstromers worden voortgezet. Ook hiervan is berekend dat het huidige aanbod toereikend is. 3. Schoolcontactwerk: Prestatieafspraak: a. De schoolcontactwerkers geven op verzoek van de scholen de ondersteuning die zij nodig hebben in de contacten met kinderen en ouders uit de Turkse, MarokkaamsArabische en Somalische gemeenschap. b. Alle ouders met weinig Nederlands taal- en cultuurbegrip worden minstens éénmaal per jaar bereikt bij een bijeenkomst. c. Met alle kinderen en hun ouders uit de Turkse, Marokkaans-Arabische en Somalische gemeenschap wordt minstens één maal per jaar een gesprek gevoerd, tenzij ouders duidelijk aangeven dat dit niet nodig is. Activiteiten: De activiteiten die de schoolcontactmedewerkers de afgelopen jaren hebben uitgevoerd worden in de nieuwe beleidsperiode voortgezet. Wel kan beter in beeld gebracht worden wat de omvang is van de groep ouders met weinig Nederlands taal- en cultuurbegrip en welk percentage daarvan ondersteuning door schoolcontactmedewerkers nodig heeft. 4. Onderwijs aan Woonwagen- en zigeunerkinderen Prestatieafspraken: a. Alle OWWZ-kinderen bezoeken de peuterspeelzaal of een kinderopvang, tenzij ouders geen toestemming geven. b. Alle OWWZ-kinderen in de leeftijd tot 4 jaar nemen deel aan het project ‘Spel in de Wagen’, tenzij ouders geen toestemming geven. c.
Alle OWWZ-kinderen bezoeken vanaf 4 jaar de basisschool.
Activiteiten: Gezien het succes van het huidige aanbod wordt in deze nieuwe periode de ondersteuning door consulenten en de VVE-programma’s ‘Spel aan de wagen’ en het ouderbetrokkenheidsprogramma ‘Opstap’ voortgezet. Het huidige aanbod is toereikend voor alle OWWZ-kinderen. Door consolidatie in het aanbod kan nog meer gewerkt worden aan versterking van de kwaliteit.
22
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Ook zal in de nieuwe periode aan de hand van de monitors, en in overleg met de schoolbesturen van het voortgezet onderwijs, geprobeerd worden om inzicht te verkrijgen in de schoolcarrière van deze kinderen in de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. 5. Weekendschool en Zomerschool Prestatieafspraken: a. 60 jongeren uit de ontwikkelwijken nemen deel aan de weekendschool. b. Drie nieuwe scholen participeren in de Zomerschool en 120 leerlingen nemen deel. Activiteiten: De weekendschool heeft in de afgelopen periode bewezen een succesvolle activiteit te zijn. Succesvol voor de leerlingen maar zeker ook in het feit dat zeer veel vrijwilligers erbij betrokken zijn en dat ook het bedrijfsleven meefinanciert. De gemeente is bereid haar financiële bijdrage aan de weekendschool de komende vier jaren voort te zetten. Ook de Zomerschool blijkt een succesvolle activiteit te zijn die voorziet in een duidelijke behoefte. De Zomerschool wordt uitgebreid met drie participerende scholen. Deze uitbreiding past binnen het bestaande budget van de rijksregeling. 6. Monitoring en evaluatie: Prestatieafspraken: a. Realiseren van een VVE-monitor die aangepast is aan de nieuwe beleidsontwikkelingen (doelgroepdefinitie, richtlijnen uit de wet OKE) en de aanbevelingen uit het rapport van de Onderwijsinspectie, tot een volwaardig meet- en sturingsinstrument met betrekking tot bereik, kwaliteit en effectiviteit van VVE. b. Evaluatie, en eventueel aanpassing, van de Arnhemse Monitor Primair Onderwijs. De monitor dient adequaat inzicht te geven in de kwaliteit van de scholen. c. Evaluatie, en eventuele herziening, van de PO-VO-procedure. De monitor geeft informatie over de schoolcarrière van doelgroepkinderen.
Activiteiten: Voor het volgen van de voortgang en resultaten van het onderwijsachterstandenbeleid is monitoring essentieel. Het Rijk verplicht de gemeente minimaal het bereik in de voorschoolse educatie en het aantal schakelklassen te monitoren. De monitors die we in Arnhem kennen leveren naast kwantitatieve informatie, ook kwalitatieve gegevens op leerling-niveau. Dit levert waardevolle informatie op voor de uitvoering en de eventuele bijstelling van de uitvoering. Monitor voorschoolse voorzieningen: Jaarlijks wordt in de komende periode in de VVE-monitor de totale ontwikkeling van doelgroep, aanbod en bereik van dat jaar in beeld gebracht en geanalyseerd. De VVE-monitor wordt op een aantal punten aangepast om te voldoen aan de nieuwe ontwikkelingen zoals de nieuwe doelgroepdefinitie, de vereisten uit de wet OKE en de aanbevelingen uit het VVEinspectierapport. Vanaf januari 2010 zal ook monitoring plaatsvinden van de doelgroepkinderen in de niet-ontwikkelwijken omdat deze kinderen een nieuwe groep zijn in de uitvoering. De VVE-monitor wordt uitgevoerd door PAS; alle voor- en vroegschoolse locaties leveren hiervoor de gegevens aan. Op basis van de jaarlijkse gegevens uit de monitor kan de gemeente in overleg met de uitvoerders bepalen op welke onderdelen eventueel aanpassing van de beleidsuitvoering noodzakelijk is om de gewenste ambities te realiseren. Monitor basisscholen: Vanaf schooljaar 2009-2010 worden de gegevens verzameld van alle basisschoollocaties (59) in Arnhem en worden schoolevaluatierapporten gemaakt.
23
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Sinds 2000 kent Arnhem naast de schoolevaluaties, de Arnhemse Monitor Primair Onderwijs (AMPO). In de AMPO worden van alle basisscholen de Cito-eindtoetsgegevens van de laatste drie schooljaren gepresenteerd. Deze wijze van monitoring en evaluatie sluit goed aan bij het opbrengstgericht werken dat het Rijksbeleid voorstaat. De scholen krijgen meer ruimte om eigen onderwijs te maken en moeten rekenschap afleggen van door hen gerealiseerde doelen (onderwijskwaliteit). De inspectie van het onderwijs heeft van het ministerie van OC&W de opdracht gekregen om de onderwijskwaliteiten te bewaken. Monitor overdracht van primair- naar voortgezet onderwijs: Voor de overdracht van het primair- naar het voortgezet onderwijs wordt al een aantal jaren gewerkt met een overdrachtsformulier en –procedure. In de komende periode zal de monitoring in het voortgezet onderwijs uitgebreid worden door in beeld te brengen wat de schoolcarrière is van de doelgroepkinderen in de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Stichting PAS wordt gevraagd deze monitor in samenwerking met de schoolbesturen van het primair en voortgezet onderwijs op te zetten.
Integrale evaluatie onderwijsachterstandenbeleidsplan 2012-2014: Voor de nieuwe periode wordt voorgesteld een integrale evaluatie uit te voeren over de behaalde resultaten van alle activiteiten en de samenhang daartussen. Verantwoording over de behaalde resultaten in relatie tot de geformuleerde prestatieafspraken en de ambities zal in het midden van het laatste jaar van deze beleidsperiode, medio 2014, plaatsvinden op basis van gegevens uit: - de VVE-inspectie door het Ministerie van OC&W; - de VVE-monitor over elk van de uitvoeringsjaren; - de schoolevaluaties en de AMPO; en - de monitor in het voortgezet onderwijs. Daarnaast zal in beeld worden gebracht wat de daadwerkelijke budgettaire inzet is geweest en hoe de organisatorische en inhoudelijke ontwikkeling is verlopen. Hiermee worden de lessen getrokken voor de toekomst.
24
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
6.
Financieel kader 2012-2014
Voor het realiseren van de in dit plan genoemde doelstellingen zijn rijksmiddelen en gemeentelijke middelen beschikbaar. Daarnaast ontvangen de schoolbesturen rechtstreeks middelen van het Rijk die buiten deze begroting zijn gelaten. De middelen, die de gemeente beschikbaar heeft, zijn nodig voor het realiseren van de rijksdoelstelling van een 100% aanbod voor VVE voor doelgroepkinderen, de schakelklassen en het voldoen aan de kwaliteitseisen uit de wet OKE. Daarnaast zijn de middelen nodig voor het aanbieden van ondersteuning aan woonwagen- en zigeunerkinderen, het uitvoeren van schoolcontactwerk, de weekend- en zomerschool alsmede voor monitoring en algemene coördinatie. Onderstaande meerjarenbegroting 2012-2014 geeft aan wat voor elk van deze producten het maximaal beschikbare bedrag is voor de komende jaren (prijspeil 2011):
Uitgaven: 1. Voor- en vroegschoolse educatie (incl. VVE-coördinatie en ouderbetrokkenheid): 2. Schakelklassen: 3. Schoolcontactwerk 4. OWWZ: 5. Weekendschool en zomerschool: 6. Monitoring en evaluatie 7. Organisatiekosten PAS (incl. coördinatie): Totaal uitgaven: Beschikbare middelen: Rijksvergoeding onderwijsachterstanden (1): Gemeentelijk budget onderwijsachterstanden: Totaal beschikbare middelen:
2012: 3.758.000 1.002.000 4.760.000
2012: 3.568.000
2013: 3.568.000
2014: 3.568.000
478.000 170.000 60.000 57.000 104.000 323.000 4.760.000
478.000 170.000 60.000 57.000 104.000 323.000 4.760.000
478.000 170.000 60.000 57.000 104.000 323.000 4.760.000
2013: 3.758.000 1.002.000 4.760.000
2014: 3.758.000 1.002.000 4.760.000
Noot: (1) De rijksvergoeding onderwijsachterstanden is sinds 2011 weer een geoormerkte uitkering, en derhalve apart te verantwoorden naar het Rijk.
Met betrekking tot de voorschoolse periode worden wijzigingen in het aanbod en de uitvoering verwacht. Ten eerste als gevolg van de nieuwe inhoudelijke kaders die gesteld zijn in de nota ‘Visie op het jonge kind’. Uit een eerste verkenning blijkt dat dit binnen de meerjarenraming opgelost kan worden. Ten tweede bestaat de mogelijkheid dat op een aantal reguliere peuterspeelzalen een VVEaanbod moet komen omdat daarop een aantal doelgroepkinderen zitten. Dit betekent dat middelen uit de begroting voor reguliere peuterspeelzalen budgetneutraal overgeheveld worden naar de OABbegroting. Op basis van het rapport van de onderwijsinspectie over VVE in Arnhem, is afgesproken dat in de OAB-periode 2010-2014 gemeente en schoolbesturen primair onderwijs van beide zijden investeren in dubbele bezetting van de kleutergroepen in onderwijsachterstandenscholen. De totale kosten hiervan bedragen jaarlijks € 680.000,-. De extra benodigde jaarlijkse gemeentelijke bijdrage hieraan is € 200.000,-. Deze bijdrage kan de komende onderwijsachterstandenperiode gedekt worden uit de reserves van de Stichting PAS.
25
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
7.
Van onderwijsachterstandenbeleidsplan naar uitvoering
Jaarlijks uitvoeringsplan: Om de in de voorgaande hoofdstukken geformuleerde prestatieafafspraken daadwerkelijk te kunnen realiseren is een concrete vertaling van het beleid naar de uitvoeringspraktijk nodig. Dit vraagt om een jaarlijks uitvoeringsplan waarin helder en samenhangend wordt beschreven wat in dat jaar gedaan wordt en wat de benodigde middelen zijn. Dit uitvoeringsplan is voor alle betrokken partners richtinggevend in de uitvoering. Het draagt er ook toe bij dat alle betrokken organisaties inzicht krijgen in de samenhang en de doorlopende lijn tussen de producten en activiteiten voor de verschillende leeftijdsgroepen. Het opstellen van het uitvoeringsplan gebeurt binnen de inhoudelijke en financiële kaders zoals die in dit beleidsplan zijn beschreven en op basis van de gegevens uit de monitors en de praktijkervaringen van de uitvoerende organisaties. Deze kaders en gegevens bepalen wat in het volgende jaar gedaan moet worden om de gewenste prestatieafspraken c.q. resultaten te kunnen bereiken. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van het jaarlijkse uitvoeringsplan legt de gemeente bij Stichting PAS. Dit sluit goed aan bij de verschillende taken die al in de vorige onderwijsachterstandenperiode bij PAS zijn neergelegd door de gemeente. Van PAS wordt verwacht dat zij jaarlijks het uitvoeringsplan opstelt in goed overleg met de andere uitvoeringsorganisaties. Dit plan geeft duidelijk aan welke producten en activiteiten aan doelgroeppeuters, -kleuters, -leerlingen en risicokinderen worden aangeboden; op welke locaties en in welke wijken en door welke uitvoeringsorganisaties. Er zal nog bepaald worden of dit plan een schooljaar of een kalenderjaar omvat. Bij de overwegingen speelt ondermeer de jaarlijkse subsidie-cyclus van de gemeente een rol. De verschillende betrokken uitvoeringsorganisaties zullen hun subsidieaanvragen bij de gemeente baseren op de producten die zij gaan leveren volgens het jaarlijkse uitvoeringsplan. Het concept uitvoeringsplan wordt jaarlijks voorgelegd aan het bestuurlijk overleg educatie en jeugd voor instemming.
26
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 1. Aantal doelgroepkinderen van 2,5 tot 4 jaar op VVE-peuterspeelzalen en VVEkinderdagopvang in ontwikkelwijken en overige wijken (dd 31 december 2010) Tabel 1 Doelgroepkinderen 2,5-4 jaar wijken t Broek
psz/kdo
totaal aant. kinderen
percentage van aantal 2,5-4 jarigen
aantal doelgr. kinderen
De Symfonie I
32
11
De Symfonie II
24
5
20,8
Kakelbont
36
14
38,9
Klarendal
30
9
30,0
De Hommel
14
1
7,1
De Malburcht 1
37
12
32,4
De Malburcht 2
16
4
25,0
De Malburcht 3
17
7
41,2
Merlijn
49
6
12,2
Kleine Boemerang
46
19
41,3
Het Speelrijk
46
24
52,2
Mirakel
30
6
20,0
Malburgen W
Vrolijke Ark
40
12
30,0
Klimop
64
8
12,5
Presikhaaf Oost
Pinokkio
42
12
28,6
Presikhaaf West
Presikhaven
33
10
30,3
De Overkant
23
17
73,9
Harlekijn
61
17
27,9
De Grenspost
23
9
39,1
De Blokkendoos
16
10
62,5
Klarendal/St. Marten Malburgen O-N
Malburgen O-Z
Geitenkamp
34,4
Elderveld
Rakkertjes
38
17
44,7
De Laar
Trommelaar
47
16
34,0
Moriaantje
50
11
22,0
Rijkerswoerd
Dikkertje Dap
39
11
28,2
853
268
Totaal
27
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 2A: Doelgroepleerlingen vanaf 4 jaar op basisscholen in ontwikkelwijken (1 oktober 2010)
28
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 2B: Doelgroepleerlingen vanaf 4 jaar op basisscholen in de overige wijken (1 oktober 2010)
29
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 2C: Overzicht OAB- basisscholen in 2010-2014 (uit beleidsplan Stichting PAS 2010 t/m 2014: PASpoort naar de toekomst) Norm: scholen hebben meer dan 30 % leerlingen met een leerlinggewicht. Peildatum: Cfi leerlingtellingen 1 oktober 2009
totaal aantal lln
totaal % doelgroep lln
totaal aantal lln 4-7 jr
% doelgroep lln 4-7 jr
totaal aantal lln 8-13 jr
% doelgroep lln 8-13 jr
Overzicht Oab-scholen Arnhem 2010 - 2014 aantal en percentage doelgroepleerlingen Oab, ook verdeeld naar leeftijdscategorie Peildatum: 1-10-2009 Gehele school 4-7 jarigen 8-13 jarigen
Presikhaaf West Malburgen Zuid/Immerloo Malburgen West Vredenburg/kronenburg Presikhaaf Oost
O.L.V. van Lourdesschool
231
40
111
36
120
44
Johannesschool Pastoor van Arsschool Dr Aletta Jacobsschool Dr. W. Dreesschool
205 176 174 153
41 43 43 46
101 98 87 85
43 38 41 46
104 78 87 68
39 49 45 46
Klarendal/St Marten Arnhemse Broek
De Atlas Hugo De Grootschool
69 162
48 49
29 76
41 43
40 86
53 53
Wijk
Naam school
Scholen met totaal 30-50% doelgroepleerlingen
Scholen met totaal >50% doelgroepleerlingen Malburgen Zuid
Mozaiek Zwanebloemlaan
223
54
100
54
123
54
Malburgen Noord
St Margaretha Monchyschool Lupinestraat Witte School Monchyschool Graslaan
246
54
146
50
100
61
103 140 142
56 56 57
63 75 73
60 52 59
40 65 69
50 62 55
54 161 137
57 58 60
22 61 54
64 54 48
32 100 83
53 60 67
165 63
63 65
85 26
59 50
80 37
68 76
70 90 71 Wit: beheerwijk
81
69
Malburgen West Geitenkamp Malburgen Noord Klarendal Klarendal Arnhemse Broek
Vlindertuin, st. Jansschool Ibn i Sinaschool St Paulusschool Annie M. G. Schmidtschool Vlindertuin Sperwerstraat
Presikhaaf West Geitenkamp Malburgen Zuid/Immerloo Mozaiek Eimerssingel Blauw: aanpakwijk Geel: preventiewijk (wijkindeling van gemeente Arnhem)
171
Toelichting: Leerlingen met een ‘gewicht’ hebben laag- tot zeer laagopgeleide ouders. Deze leerlingen zijn van rijkswege de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid. Het rijk geeft scholen een extra vergoeding voor deze leerlingen, omdat zij over het algemeen (veel) meer aandacht en zorg vragen dan een gemiddelde leerling.
30
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 3: Schakelklasvoorzieningen
31
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 4: Verwijsprocedure VVE STMG
VROEGSIGNALERING EN TOELEIDING VVE ARNHEM Verwijsprocedure doelgroepkinderen Consultatiebureau en voorschoolse voorzieningen Inleiding Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven bieden jonge kinderen een veilige, gestructureerde kindvriendelijke omgeving waarin zij zich spelenderwijs kunnen ontwikkelen en groeien. Door te spelen, experimenteren en contacten met anderen doen kinderen een heel scala aan ervaringen op. Dit geldt voor alle kinderen. Kinderen met een achterstand in hun ontwikkeling, of met een verhoogd risico op ontwikkelingsachterstand profiteren extra van een voorschoolse voorziening. Het bezoeken van een voorschoolse voorziening kan een beschermende factor zijn t.o.v. de risico-factoren. De locaties met voor- en vroegschoolse educatie zijn specifiek toegerust om deze kinderen te begeleiden en een passende speelleeromgeving te bieden.
Kader en doelstelling De gemeente Arnhem wil speciale aandacht voor jonge risicokinderen ter voorkoming van maatschappelijke problemen als onderwijsachterstanden, maatschappelijke uitval en jeugdcriminaliteit. Doel is om alle risicokinderen in Arnhem te signaleren en in overleg met de ouders toe te leiden naar voorschoolse voorzieningen als peuterspeelzaal en kinderdagverblijf met VVE. Het doel van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is: het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken vaan taal- en onderwijsachterstanden bij jonge kinderen met als resultaat een aanzienlijke vergroting van kansen aan het begin van de schoolloopbaan. Bij een VVE-plaatsing gaan kinderen 4 dagdelen naar een voorschoolse voorziening met VVE, kinderopvang 0 – 4 jaar; peuterspeelzalen voor kinderen vanaf 2,5 jaar. Dat betekent met begeleiding van professionele medewerkers geschoold in de in Arnhem gebruikte VVE-programma’s en methodieken met als basis Kaleidoscoop en aandacht voor taalstimulering / woordenschatontwikkeling. De jeugdverpleegkundigen en jeugdartsen van het consultatiebureau geven een VVE-indicatie af voor de doelgroepkinderen en verwijzen de ouders naar peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. In onderstaand protocol wordt deze procedure van indicatiestelling, verwijzing en toeleiding weergegeven.
Richtlijnen bij verwijsprocedure Doelgroepkinderen die voor verwijzing door het consultatiebureau naar een voorschoolse voorziening (peuterspeelzaal, kinderopvang en/of Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in aanmerking komen. Om een doelgroepkind te definiëren in de voorschoolse periode, heeft het consultatiebureau een rol in de signalering en toeleiding op basis van risicoregistratie. Om af te wegen of er van een risico- en/of doelgroepkind sprake is, moeten de mogelijke risicofactoren van de ouder of verzorger en het kind zelf tijdens ieder consult in kaart worden gebracht en vastgelegd. Daarnaast moet ook worden geregistreerd of er bedreigingen uit de directe omgeving zijn en of er sprake is van een multiprobleemgezin. Het consultatiebureau registreert oa door middel van het gespreksprotocol DMOp (SamenStarten) verschillende factoren, die niet alleen een indicator zijn voor het bepalen van risicokinderen, maar eveneens van belang zijn bij het voorkomen van risico’s en achterstanden.
Doelgroepbepaling VVE •
Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau die volgens de gewichtenregeling primair onderwijs als 0.3 of 1.2 leerlingen worden aangemerkt;
•
Kinderen met een taalachterstand, te indiceren door logopediste of consultatiebureau en;
32
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726 •
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand en overige gezinsproblematiek (waardoor de ontwikkeling van een kind wordt bedreigd) te indiceren door beroepskracht en/of CB- team voorschoolse voorziening op basis van een deskundigenrapportage en;
•
Alle kinderen waarvan één of meer van de hieronder genoemde factoren wordt gesignaleerd en geregistreerd (risicosituatie en gesignaleerde risicofactoren) door het consultatiebureau.
Risico-indicatie De volgende risicofactoren van het consultatiebureau worden gebruikt om te bepalen of een kind valt onder de doelgroep van VVE . Mogelijke risicosituaties: • Opleiding ouders o.b.v. de landelijke gewichtenregeling •
Chronisch zieke kinderen of ouder (naar oordeel van het consultatiebureau)
•
Langdurige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid (één of beide ouders)
•
Verslaafde ouders
•
Ouders met psychi(atri)sche problemen
•
Allochtone kinderen
•
Adoptiekinderen uit het buitenland
•
Kinderen op de vlucht (asielzoekers en vluchtelingen)
•
Illegaal in Nederland
•
Tienermoeder
•
Alleenstaand ouderschap
•
Financiele problemen
•
Ontbreken sociaal netwerk
Gesignaleerde risicofactoren: • Alleen een buitenlandse taal sprekend in het gezin • Op 2 opeenvolgende consulten is niet voldaan aan de minimum spreeknorm • Opvoedingsspanning • Opvoedingscrisis • Opvoedingsnood • Ontwikkelingsachterstand
33
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
34
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Stappenplan verwijsprocedure en toeleiding Het consultatiebureau Bij ieder consult stelt de jeugdverpleegkundige of jeugdarts het gebruik van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf aan de orde, en bepaalt of het kind tot de doelgroep VVE (zie criteria doelgroepbepaling) hoort. Bij ieder volgend consult gebeurt dat telkens op dezelfde wijze.
Stappenplan actie consultatiebureau: 1. Inventarisatie en registratie doelgroep VVE (in digitaal dossier) 2. Vragen naar gebruik voorschoolse voorziening – belang voor kind bespreken Æ zo ja: naam voorziening registreren Æ zo nee: indien doelgroepkind met risico-factoren < jonger dan 2 jaar verwijzen naar kinderopvang, speelmorgen of spel aan huis* > ouder dan 2 jaar verwijzen naar kinderopvang of peuterspeelzaal* (afhankelijk van mogelijkheden en wensen ouders) 3. Informatiefolder met inschrijfformulier peuterspeelzaal / kinderdagverblijf bespreken 4. Informatie VVE meegeven (in ontwikkeling) 5. Verwijzing direct per mail aan peuterspeelzaal / kdv (contactpersoon instelling). Indien nodig via een “warme overdracht” (toelichting door jeugdverpleegkundige / jeugdarts). Opmerkingen: < Bij vragen / twijfels over de taalontwikkleing kan de jeugdverpleegkundige / jeugdarts de logopediste inschakelen < Bij moeilijkheden in verwijzing / toeleiding: medewerkers van Stap-in kunnen ingeschakeld worden om hierbij te ondersteunen Resultaat: De voorschoolse instellingen koppelen het resultaat terug aan het consultatiebureau. Consultatiebureau registreert het resultaat. Als bij het 24 maanden consult blijkt dat het om een doelgroepkind gaat maar waarbij geen aanmelding plaats (gaat) vinden bij een voorschoolse voorziening wordt een extra consult 30 maanden ingepland gericht op toeleiding. Bij ieder vervolg consult (36 maanden en 45 maanden) vraagt de jeugdarts of jeugdverpleegkundige na of het kind nog op de peuterspeelzaal / het kinderdagverblijf zit. Blijft resultaat uit kan de jeugdverpleegkundige derden in te schakelen zoals huisarts, maatschappelijk werk, ZAT 0-4 e.a. en/of kan besluiten een melding te doen in de verwijsindex en evt AMK.
De peuterspeelzaal – het kinderdagverblijf Na ontvangst van de verwijzing: 1. de instelling neemt contact op met de ouders en plaatst het kind (met voorrang) op de peuterspeelzaal / kinderdagverblijf 2. de instelling koppelt per mail het resultaat terug aan het consultatiebureau: aanmelding en plaatsing 3. de instelling registreert de kinderen als doelgroep VVE en levert gegevens aan tbv de VVEmonitor 4. als de peuterspeelzaal / kinderdagverblijf medewerker de indicatie van het consultatiebureau niet herkent neemt zij contact op met het consultatiebureau, zo nodig in overleg met de zorgcoördinator of verantwoordelijk manager
35
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
5. als de peuterspeelzaal een kind signaleert als doelgroepkind (obv risico-factoren) en dat kind is niet als zodanig gesignaleerd door het consultatiebureau neemt zij in samenspraak met de zorgcoördinator c.q. de verantwoordelijk manager contact op met het consultatiebureau. Bij twijfel roept het consultatiebureau op voor een extra consult.
Verwijsformulier met brief aan ouders Het formulier is ontworpen om op tamelijk beknopte wijze de belangrijkste gegevens over een peuter over te dragen van het consultatiebureau naar de voorschoolse voorzieningen. Het geeft een indicatie voor de voorschoolse voorzieningen, gebaseerd op de indrukken die een jeugdverpleegkundige of consultatiebureauarts gedurende het bezoek aan het consultatiebureau, tijdens een huisbezoek of na een gesprek met de ouders/verzorgers heeft gekregen over de ontwikkeling van een kind.
36
Zaaknummer 2011-09-00852/ Documentnummer 2011.0.108.726
Bijlage 5: Afkortingenlijst AMPO: Arnhemse Monitor Primair Onderwijs GGD: Gemeentelijke GezondheidsDienst OAB: Onderwijsachterstandenbeleid OWWZ: Onderwijs aan WoonWagen- en Zigeunerkinderen PO: Primair Onderwijs SPW-3 opleiding: Sociaal Pedagogisch Werk Mbo-3 niveau Stichting PAS: Stichting Primair onderwijs Arnhem in Samenwerking VO: Voortgezet Onderwijs VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie Wet OKE: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
37