Stageverslag Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed
Begeleider:
I. Strouken
Stagiaire:
Koen Embregts
Universiteit Utrecht Geesteswetenschappen Bachelor Geschiedenis 3618013 Stagedocent:
Dhr. H. Henrichs Universiteit Utrecht
Inhoudsopgave Inleiding…………………………………………………….3 Het Stagebedrijf…………………………………………4 Werkzaamheden (evenementen)………………….6 Werkzaamheden (overig)……………………………8 Leerdoelen……………………………………………….10 Kritische reflectie……………………………………...11 Conclusie………………………………………………….11 Bijlage 1: Stagewerkplan…………………………..12 Bijlage 2: Stageonderzoek…………………………16
2
Inleiding. In het derde van mijn bacheloropleiding geschiedenis besloot ik om mijzelf op een andere manier te onderscheiden van mijn medestudenten. Op dat moment neigde ik naar een half jaar studeren in het buitenland. Totdat ik tijdens een gastcollege van Albert van der Zeijden, van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, het idee kreeg om de verbreding dichter bij huis te zoeken. Het vak ‘Public History’ sprak mij erg aan ik wil dan ook in de toekomst de master Publieksgeschiedenis volgen aan de Universiteit van Amsterdam. Na het college van Van der Zeijden trok ik de stoute schoenen aan en ben op hem afgestapt met de vraag of er misschien een stageplek beschikbaar was bij zijn organisatie. Na een korte mailwisseling mocht ik op gesprek komen bij de directeur van het VIE; Ineke Strouken. Zowel Strouken als Van der Zeijden zijn bekenden van meneer Henrichs, die het vak Public History doceerde. Dit werkte in mijn voordeel en mevrouw Strouken besloot mij aan te nemen als stagiaire in de periode van 1 september tot 15 december. Het VIE had het in deze periode erg druk en beschikte over een beperkt aantal werknemers en kon een extra hulp dus goed gebruiken. Hoewel mijn hoofddoel het schrijven van een onderzoek was ben ik ook meer dan regelmatig ingezet bij het organiseren en voorbereiden van grote evenementen. Voor mij was het van groot belang dat ik in de praktijk met mijn theoretische kennis uit de voeten kon. Tot mijn grote genoegen heb ik, op dit vlak, zeer veel geleerd tijdens mijn stage, wellicht iets meer op praktisch dan op theoretisch gebied, maar dit was voor mij een enorme plus.
3
Het stagebedrijf. Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (NC VIE). De werkzaamheden van het VIE lopen zeer uiteen maar hebben de focus op Nederlandse Volkscultuur en het samenstellen van de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed. Onder immaterieel erfgoed vallen vele sectoren, een kleine greep uit deze sectoren geeft het volgende lijstje: -‐
Klederdracht
-‐
Volksfeesten (regionaal en nationaal)
-‐
Religieuze feesten en tradities (regionaal en nationaal)
-‐
Ambachten
-‐
Nationale en regionale gebruiken en gewoonten (bijvoorbeeld het circus en beschuit met muisjes)
Sinds de ratificatie van de UNESCO conventie betreffende Immaterieel Cultureel Erfgoed in 2012 is er een grote en ingewikkelde taak bijgekomen voor het VIE. Hiervoor moeten zij zich buigen over tal van aanvragen vanuit het gehele land van verenigingen en gemeenschappen die hun traditie op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed willen plaatsen. Dit is een tijdrovende en secure taak omdat er aan een groot aantal eisen moet worden voldaan en omdat immaterieel erfgoed een lastig begrip is. Zo moet er voor elke traditie of gewoonte individueel en passend erfgoedzorgplan worden opgesteld en is er veel persoonlijk contact tussen het VIE en de aanvragers. Daarnaast is het VIE een kenniscentrum voor Nederlandse tradities en gebruiken en brengen zij vier keer in het jaar het blad ‘Immaterieel Erfgoed’ uit. Daarnaast publiceren de medewerkers van het VIE regelmatig boeken omtrent hun werkzaamheden en de vele Nederlandse tradities. Ineke Strouken en Albert van der Zeijden staan aan de basis van de organisatie en zijn gespecialiseerd in Nederlandse volkscultuur. Daarbij worden ze ondersteunt door een groep enthousiaste en ervaren collega’s die zich buigen over het gehele scala aan volkscultuur dat Nederland te bieden heeft. Voor dit werk is
4
namelijk veel kennis nodig ‘uit het veld’ omdat er veel regionale en technische zaken aan te pas komen. Zo is elke vorm van klederdracht of volksfestiviteit gelinkt aan lokale geschiedenis en tradities, daar moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Voor de tradities, ambachten en gebruiken die inmiddels een plek op de nationale inventaris hebben bemachtigd organiseert het VIE regelmatig bijeenkomsten en workshops zodat de afgevaardigden elkaar kunnen leren kennen en leren hoe ze hun tradities in stand kunnen houden en door kunnen geven aan de volgende generaties. Daarnaast ondersteunt het VIE bij tal van activiteiten die door gemeenschappen worden georganiseerd en sturen mensen die iets willen weten over een traditie door naar de juiste personen. Het VIE omschrijft haar eigen werkzaamheden als volgt: “Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed ontplooit activiteiten gericht op behoud, beheer en ontwikkeling van het immaterieel erfgoed in Nederland. Het adviseert overheden over volkscultuur en immaterieel erfgoedbeleid en stimuleert het debat daarover. Het centrum voert een actief mediabeleid ten behoeve van de bewustwording van het belang en de waarde van volkscultuur en immaterieel erfgoed. Daarnaast professionaliseert het de sector en begeleidt het immaterieel erfgoed organisaties in hun groei naar erfgoedzorg. Vanaf 1 september 2012 is het UNESCO Verdrag ter Bescherming van het Immaterieel Cultureel Erfgoed ook in Nederland in werking getreden. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed brengt het verdrag in opdracht van het ministerie van OCW in praktijk en coördineert de samenstelling van de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland. Daarnaast helpt het centrum de eilanden in Caribisch Nederland om hun immaterieel erfgoed beleid op te zetten.”1 1 http://www.volkscultuur.nl/over-‐ons_4.html
5
Werkzaamheden (evenementen). Door de grote drukte tijdens mijn stageperiode heb aan een uiteenlopend scala van activiteiten kunnen deelnemen. Daardoor is de focus op het onderzoek, die ik van tevoren in gedachte had iets anders uitgevallen. Het onderzoeksgedeelte van mijn stage is uitgevloeid uit mijn ervaringen uit de praktijk. Hieronder volgt een chronologische lijst van werkzaamheden die ik tijdens mijn stageperiode heb verricht: 14 september 2013: Hip Ambacht, de negen straatjes van Breda. Als eerste activiteit mocht ik met mijn collega Pieter van Rooij naar ‘Hip ambacht, de negen straatjes van Breda”. Een evenement georganiseerd door de Stichting Cultuurbehoud Breda. Centraal hierbij stond de beoefening van gespecialiseerde ambacht in leegstaande stadspanden. De dag was dan ook tegelijkertijd met de nationale open monumentendag. Tijdens deze dag hebben we gesproken met de organisatoren en deelnemers, dit zorgde voor een kijkje in de keuken van de organisatie van culturele evenementen. Hier heb ik dan ook nuttige contacten opgedaan die ik later in mijn onderzoek en werk nog heb kunnen gebruiken. 20 september 2013: Ambachtendag en workshops Culemborg. Het VIE organiseert regelmatige landelijke ambachtenbijeenkomsten. Hier komen ambachtslieden bij elkaar om van elkaar te leren, workshops te volgen en vragen te stellen over het indienen van een erfgoedzorgplan. Tijdens deze dag heb ik ambachtslieden begeleid en voor de aankleding in de zalen gezorgd. Daarnaast heb ik veel ambachtslieden gesproken over hun werk en de obstakels die ze zijn tegengekomen in de laatste jaren van hun werkzaamheden. Ook hier heb ik belangrijke contacten opgedaan met bijvoorbeeld de mensen van het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP). 24 september 2013: Eerste vergadering voor defilé op Paleis Soestdijk. Op 1 oktober 2013 werd op Paleis Soestdijk een defilé georganiseerd voor de opening van de Maand van de Geschiedenis. Daarnaast organiseerde het VIE een feestelijk defilé
6
voor de uitreiking van de plaatsing van Koningsdag op de Nationale Immateriële Erfgoedlijst. Ik ben nauw betrokken geweest bij de organisatie van dit evenement en heb ideeën uitgedragen tijdens deze vergadering. 1 oktober 2013: Defilé Paleis Soestdijk. Ik was die dag verantwoordelijk voor het soepel verlopen van het defilé, het coördineren van de meer dan 300 deelnemers aan deze feestelijke optocht. Om dit goed te regelen heb ik mijn eigen team samengesteld en geleid. De deelnemers van het defilé bestonden uit traditionele volksdansers uit heel Nederland. De dag was een groot succes en werd uitgezonden op de nationale televisie op Omroep MAX en RTL 4. Achteraf ben ik persoonlijk bedankt voor de goede organisatie door de directeur van zowel het VIE als het FCP en de organisatie van de Maand van de Geschiedenis. 17 t/m 28 oktober 2013: Dutch Design Week. Veruit het grootste project dat ik heb ondernemen was het organiseren van een grote stand tijdens de Dutch Design Week te Eindhoven. Dit evenement trekt elk jaar ongeveer 250.000 bezoekers en is internationaal geroemd om zijn kwaliteit en diversiteit. Samen met Pieter van Rooij kreeg ik de verantwoordelijkheid om de invulling van de stand te organiseren. Dit heeft ons vanaf het begin van mijn stageperiode ongelooflijk veel werk gekost. Zo zijn we het gehele land afgereisd om ambachtslieden te spreken en om ambachtelijke producten te keuren en mee te nemen voor een commissie die uiteindelijk zou bepalen welke voorwerpen er tijdens de DDW zouden worden getoond. Zelf was ik ook onderdeel van deze commissie. Daarnaast was ik verantwoordelijk voor de PR van de workshops die door ons waren georganiseerd en heb ik verschillende opleidingen gecontacteerd om te kijken of er interesse was voor deelname. De plusminus 50 voorwerpen die werden tentoongesteld tijdens de DDW heb ik tevens voorzien van informatiekaartjes. Hierop stond de geschiedenis van het ambacht en het voorwerp. Hiervoor heb ik uitgebreid onderzoek moeten doen naar de herkomst en het gebruik van ambachtelijke producten.
7
Tijdens de DDW ben ik de meeste dagen aanwezig geweest om bezoekers aan te spreken en te vertellen over het werk van het VIE, daarnaast begeleidde ik de deelnemers van de workshops en de ambachtslieden die deze workshops gaven. Voor ons was het doel om traditionele ambachten in de spotlights te zetten en ontwerpers en studenten te interesseren voor de technieken en het materiaalgebruik van de meesters van het ambacht. Dit is ons, naar eigen zeggen, zeer goed gelukt. Op het oog hebben we de best bezochte stand van het Klokgebouw in Eindhoven gehad en de evaluatie achteraf was dan ook louter lovend. 14 t/m 20 november: Margriet Winter Fair (MWF). Kort na de DDW stond het volgende grote evenement op de planning. Op de MWF hadden we de taak om een totaal ander publiek te benaderen en te wijzen op onze werkzaamheden. We kregen een stand en hebben daar boeken en allerlei ambachtelijke producten verkocht. Daarnaast hadden we een workshopruimte waarin we ambachtlieden korte workshops lieten geven aan geïnteresseerde deelnemers van de Winter Fair. Ook hier lag de taak om mensen te interesseren en te attenderen op ons werk, daarbij moest gelet worden op de manier van aanspreken en het uitdragen van je boodschap. Ook heb ik deze dagen de ambachtlieden begeleid en geholpen met de workshops. Werkzaamheden (overig). Naast deze evenementen heb ik me bezig gehouden met het corrigeren van teksten en contacteren van een groot scala aan instanties. Voor alle bovengenoemde evenementen heb ik veel verantwoordelijkheid gekregen binnen de organisatie. dit vond ik erg fijn en heb mijn leidinggevenden dan ook niet teleurgesteld. Alle vergaderingen met externe partijen heb ik bijgewoond en heb geleerd over structuren binnen culturele instanties en commerciële partijen. Mijn onderzoek naar de toekomst van ambachten is door de vele werkzaamheden een klein beetje op de achtergrond gebleven. Ik heb echter wel een summier plan van
8
aanpak opgesteld die vervolgens is gedeeld met verschillende partijen die zich inzetten voor de promotie van ambachten. Mijn stagebureau was dan ook zeer tevreden met dit onderzoek en zal er nog gebruik van maken tijdens hun verdere werkzaamheden.2 2 Zie bijlage 2: Stageonderzoek.
9
Leerdoelen. Mijn vooraf ingestelde leerdoelen waren de volgende:3 -‐
Het toepassen van theoretische wetenschappelijke kennis en vaardigheid in de praktijk.
-‐
Het verbeteren van mijn schrijven voor een bepaald publiek.
-‐
Het schrijven van een werkbaar plan voor de toekomst van Nederlandse traditionele ambachten.
Het toepassen van theoretische wetenschappelijke kennis en vaardigheid in de praktijk. Ik heb voor verschillende werkzaamheden mijn wetenschappelijke kennis en vaardigheden moeten gebruiken. Omdat mijn focus op Publieksgeschiedenis ligt heb ik vervolgens dit kunnen vertalen naar een begrijpelijk en praktische bundel met informatie over de toekomst van het Nederlandse traditionele ambacht. Ook bij het onderzoek naar de herkomst van de verschillende ambachten heb ik gebruik kunnen maken van mijn wetenschappelijk vaardigheden. De informatieve kaarten die tijdens de DDW bij de verschillende ambachtelijke producten stonden waren gericht op een groot “lekenpubliek”. Verbeteren van mijn schrijven voor specifieke doeleinden. Zoals eerder genoemd was dit een van mijn kerndoelen en taken bij mijn stage. Ik heb dan ook veel geproduceerd en ben goed begeleid. Dit leerdoel is het meest succesvol bereikt. Het schrijven van een werkbaar plan voor de toekomst van Nederlandse traditionele ambachten. Zie bijlage 2. 3 Zie Bijlage 1: Stagewerkplan.
10
Een kritische reflectie. Door de vele evenementen heb ik te weinig tijd gehad om me te focussen op mijn onderzoek. Hierdoor is deze veel kleinschaliger uitgevallen dan dat ik vooraf voor ogen had. Dit is het gevolg van de beperkte middelen en bezetting die het VIE tot haar beschikking heeft. Als culturele instelling is het moeilijk om het hoofd boven water te houden. Hierdoor ben ik ook veel ingezet bij activiteiten die wellicht niet binnen mijn werkzaamheden vielen. Het positieve hiervan is dat ik wel alle facetten van het bedrijf heb mogen meemaken. De rest van de werkzaamheden waren mij op het lijf geschreven en voldeden precies aan mijn verwachtingen en daardoor heb ik dan ook mijn leerdoelen grotendeels kunnen bereiken. Conclusie. Ineke Strouken, de directrice van het VIE is een ontzettend bevlogen vrouw en dat straalt ook direct door naar haar werknemers. Hierdoor heb ik veel meer uit mezelf kunnen halen dan dat ik op voorhand had verwacht. Het idee dat je voor een professioneel bedrijf werkt zet ook enige druk op de ketel. Ik ben sinds mijn stage veel zelfstandiger geworden en daar pluk ik nu nog steeds de vruchten. Niet alleen bij het studeren maar ook in mijn persoonlijke leven. Ik ben er vandaag de dag nog zekerder van dat ik de Master ‘Publieksgeschiedenis’ aan de UvA wil volgen. Daarnaast was het contact met personen uit allerlei verschillende organisaties en beroepen zeer leerzaam. Ik ben tijdens mijn stage ook door twee andere bedrijven benaderd met de vraag of ik bij ze wil komen willen solliciteren. Één daarvan is een designbureau gevestigd in Utrecht. Het andere bureau is het overkoepelend orgaan van alle ambachten in Nederland die het werk van het VIE omtrent ambachten binnenkort zullen overnemen. Dit omdat, zoals eerder vermeld, het VIE een beperkt aantal mensen tot haar beschikking heeft.
11
Bijlage 1: Stagewerkplan
Stagewerkplan
Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed
12
Koen Embregts, 3618013 Universiteit Utrecht Algemene gegevens Stagiar. Koen Embregts Bachelor Geschiedenis Universiteit Utrecht
[email protected] (0031) 6 34 82 79 22 Docentbegeleider. H. Henrichs H.
[email protected] Stagebegeleider. Ineke Strouken
[email protected] Stagewerkplek. Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) FC Dondersstraat 1 3572 JA Utrecht Niveau, tijdsbestek en ECTS. Het betreft een fulltime stageproject op niveau 3 met een waardering van 15 ECTS. De stage zal plaatsvinden van 9 september 2013 tot en met 1 december 2013. Omschrijving stageplek. De werkzaamheden van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed worden als volgt omschreven: Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) stelt zich ten doel het versterken van volkscultuur en immaterieel erfgoed door beide te promoten en
13
toegankelijk te maken, door de sector te stimuleren en te professionaliseren en door de participatie te bevorderen. De komende jaren zal het VIE de UNESCO Conventie Immaterieel Erfgoed in praktijk brengen. Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed wordt gesubsidieerd door het ministerie van OCW. (www.volkscultuur.nl) Opdrachten en leerdoelen. Tijdens mijn stage zal ik onderzoek doen naar de levensvatbaarheid van bestaande ambachten. Steeds meer traditionele ambachten dreigen verloren te gaan door gebrek aan opvolging. Mijn hoofdtaak zal zijn om de knelpunten te onderzoeken en oplossingen te bedenken waardoor deze ambachtelijke tradities kunnen worden behouden. Dit onderzoek zal deels gebaseerd zijn op wetenschappelijke bronnen en deels op mijn ervaringen tijdens de stage. Om deze ervaringen te verkrijgen zal ik actief deelnemen in de opzet en uitvoer van verschillende presentaties en bijeenkomsten die door het VIE worden georganiseerd. Daarnaast organiseert het VIE in oktober 2013 een presentatie van Nederlands ambacht tijdens de Dutch Design Week. Ik zal mij bezighouden met de opzet, de historische achtergronden en de presentatie zelf. Mijn leerdoel is: Het gebruik maken van wetenschappelijk onderzoek naar Nederlandse ambachten om dat vervolgens te kunnen omvormen tot een begrijpelijke plan van aanpak. Daarnaast is de bachelor Geschiedenis een veelal theoretische studie, door deze stage probeer ik erachter te komen hoe ik deze theoretische achtergrond in de praktijk tot nut kan maken. Als laatste zal het schrijven van wetenschappelijke en niet-‐wetenschappelijk artikelen mijn schrijven doen bevorderen. Begeleiding. Vanuit de Universiteit zal ik worden begeleid door Hendrik Henrichs. Door hem zal mijn stagevoortgang worden bijgehouden en zal ik contact opzoeken bij eventuele knelpunten of vragen. Bij het VIE zal ik begeleid worden door Ineke Schouten en Pieter
14
van Rooij, zij zullen erop toezien dat ik het werk naar behoren uitvoer en zal tevens mij helpen om de juiste stappen te zetten in mijn onderzoek.
15
Bijlage 2: Stageonderzoek
Traditioneel Ambacht Observaties en Advies
Koen Embregts Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed Universiteit Utrecht 3618013
16
November 2013 Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Inleiding
5
Hoofdstuk 1: Historische context
8
-herwaardering van het kleinschalige
8
-The Arts & Crafts Movement
10
-Culturele omslag
11
-Huidige ontwikkelingen
11
Hoofdstuk 2: Het begrip traditioneel ambacht
13
-Definiëring
13
-Maatschappelijke status (imago)
15
-Hernieuwde interesse
17
Hoofdstuk 3: Het belang van traditioneel ambacht
18
-Maatschappelijk belang
18
-Productief belang
19
Hoofdstuk 4: De toekomst van traditioneel ambacht
21
-Korte termijn
21
-Lange termijn
22
Advies
24
Geraadpleegde literatuur
28
17
Voorwoord.
Tijdens mijn stage bij het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed (VIE) ben ik veelvuldig in contact gekomen met ambachtslieden en hun passie. Het enthousiasme en de werklust waarmee deze mensen hun beroep beoefenen is overweldigend. Uiteraard geldt dit gegeven ook voor veel andere mensen die met overgave hun taken volbrengen, maar de ambachtslieden die onderwerp zijn van dit onderzoek hebben een unieke gemene deler. Het werk dat ze beoefenen is, om het cru te zeggen, niet meer van deze tijd. De papierschepper beoefent zijn ambacht puur vanuit esthetische en nostalgische insteek. Papier kan op industriële wijze namelijk goedkoper, sneller en duurzamer geproduceerd worden. De touwslager presenteert zijn geslagen touwen op de braderie en door de demonstraties die hij daar geeft verkoopt hij ook stukken touw aan het publiek. De consument koopt het touw om thuis te kunnen laten zien, “Kijk dit heb ik zelf gemaakt!”.
Dat traditionele ambachten geen onmisbare tak van de industrie is, is een feit. Maar waarom doen we dan zo ons best deze mensen en hun kunsten te beschermen en levend te houden? Waarom nemen ambachtslieden met plezier een tweede baan, enkel om hun ambacht te kunnen blijven beoefenen? Waarom slepen ze hun materiaal van de ene uithoek naar de andere uithoek van het land om daar een paar uur op een braderie of beurs hun ambacht te tonen voor soms een handjevol mensen?
Deze vragen zijn niet te beantwoorden vanuit economisch opzicht. Menig financieel adviseur zal hen voor gek verklaren zichzelf zo uit te laten buiten. Bij deze vorm van productie komt meer kijken dan een oppervlakkige vraag en aanbod constructie. Elk persoon die zich bezighoudt met ambacht zal min of meer hetzelfde antwoord geven op de bovenstaande vragen: “Waarom? Omdat dit het mooiste beroep van de wereld is!”
18
In het kader van de Dutch Design Week 2013 stond het VIE met een presentatie van ambachten en ambachtelijke producten op een beurs vol met ontwerpers. Negen dagen lang werden de in totaal bijna 200.000 bezoekers geconfronteerd met de geschiedenis en het heden van het traditioneel Nederlands ambacht.
Van
Hindelooper
schilderwerk
tot
Staphorster
stipwerk,
van
damastmessen tot kerkklokken. Al deze producten hebben gemeen, dat ze met de hand worden gemaakt en dat de producent ervan alle stadia van het proces onder zijn of haar hoede heeft. Dit in tegenstelling tot veel ontwerpers die op dezelfde beurs stonden. Zij sturen hun ontwerp naar de fabriek die het vervolgens voor hen op maat aflevert op hun ontwerpbureau. Desalniettemin presenteerden ook zij schitterende en functionele producten.
De
concurrentie
die
ambachtslieden
ervaren
van
hun
industriële
tegenhangers is oneerlijk, maar aan de andere kant ook onnodig. Zij werken namelijk helemaal niet in dezelfde markt en leveren daarmee ook niet aan dezelfde doelgroep. Met dit in het achterhoofd ging ik op zoek naar een manier om dit duidelijk te maken voor het Nederlandse publiek. Het is echter niet aan mij om deze taak uit te voeren. Het VIE zal zich de komende jaren bezig houden met dit onderwerp en dit document dient dan ook een adviserende rol. Daarnaast zal ik laten zien waarom traditioneel ambacht op veel vlakken juist wél onmisbaar is en waarom het loont om deze vorm van volkscultuur levend te houden en aan de volgende generaties van Nederland door te geven.
19
Inleiding.
Een onderzoek als dit vereist een concrete afbakening. De omvang van het onderzoek zou bij wijze van spreke gelijk kunnen zijn aan de complete reeks van Dr. L. de Jong. De werkbaarheid en adviserende toon van het document gaat in alle gevallen voor op de diepgang en breedte van het onderzoek. Er is echter wel enige achtergrondinformatie nodig om het traditionele ambacht op de juiste manier te kunnen interpreteren. Om dit te kunnen bewerkstelligen is het verstandig om eerst de geschiedenis in te duiken om de historische context rond het onderwerp ambachten te schetsen.
De herwaardering van het handwerk en de positieve invloed van ambacht op de mens en samenleving vinden we terug in de documenten van de Arts & Crafts movement die zich aan het eind van de negentiende eeuw manifesteerde. Er is specifiek voor deze casus gekozen omdat zij op veel vlakken overeenkomt met het huidige productieklimaat. Deze beweging en haar denkbeelden zullen in het eerste hoofdstuk bondig worden besproken om te laten zien dat het VIE zich niet bezighoudt met een nieuw fenomeen, maar dat de tijden en de kansen wel degelijk veranderd zijn.
Het begrip traditioneel ambacht wekt echter veel verwarring op bij mensen die er niet dagelijks mee bezig zijn. Wat valt er onder de noemer ambacht en wanneer is dit dan traditioneel? Ook hiervoor is een afbakening, of beter gezegd, een definiëring voor nodig. Wat valt er wel onder traditioneel ambacht, wat niet en hoe grijs zijn de gebieden waarover we het hebben?
Het onderzoek van Lisa van Helden, mijn voorgangster als stagiair bij het VIE, naar de knelpunten in het voortbestaan van het traditionele ambacht zal tevens ten grondslag liggen aan de verkenning van verschillende oplossingen. Het individueel behandelen van ambachten zal echter leiden tot een te volumineus en
20
onoverzichtelijk werk. In het hoofdstuk over de toekomst van het ambacht zal ik me daarom richten op algemene zaken die voor verschillende sectoren van het traditionele ambacht kunnen gelden. Het onderzoek van Lisa van Helden zal als bijlage aan dit onderzoek worden toegevoegd.
Voor mijn collega’s van het VIE
Omdat dit onderzoek bedoeld is als een advies aan het VIE heb ik gekozen voor een gerichte aanpak en een werkbaar document. De uitleg van begrippen is voor de medewerkers van het VIE niet interessant en zal dus in veel gevallen worden weggelaten. Het VIE heeft vervolgens de vrijheid dit onderzoek te delen met andere geïnteresseerde instellingen zoals het Nederlands Openluchtmuseum (NOM), het Zuiderzeemuseum en de recent opgerichte Crafts Council Nederland. Daarnaast wil ik mijn collega’s op deze manier ook bedanken voor hun hulp en steun bij dit onderzoek en het creëren van een fantastische en leerzame werkplek.
Literatuur
In de periode van mijn onderzoek was ik zeer verbaasd over het gebrek aan degelijk Nederlands wetenschappelijk onderzoek naar het onderwerp Ambachten. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het ‘braderie-imago’ van het ambacht maar is desondanks een punt van zorgen. Uiteraard zijn er veel boeken geschreven over de musealisering van traditie en daarbij worden ook vaak een aantal ambachten genoemd. Het gros van de literatuur moet echter komen van de ambachtslieden zelf. Deze teksten zijn zeer interessant om te lezen, maar geven vaak een gekleurde visie op hun ambacht. Daarnaast geeft het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) met regelmaat hun visie op de toekomst van het ambacht, helaas vallen veel “traditionele” ambachten niet onder hun hoede. De visie die zij hebben op de toekomst van verschillende sectoren in de ambachten kan echter wel gebruikt
21
worden om naast eigen ondervindingen te leggen. Mijn hoop is dan ook dat cultuurhistorici, maar ook public historians zich in meerder mate gaan bezighouden met traditie en ambacht en daarvoor ook de moed hebben om uit de ivoren toren van de wetenschap te klimmen en zich meer te specialiseren in de situatie in ‘het veld’. Als laatste wil ik om deze reden de socioloog Richard Sennett noemen. Zijn boeken over de mens, arbeid en economie waren een genot om te lezen en worden in dit onderzoek meerder malen aangehaald. Voor diegenen die geïnteresseerd zijn in de combinatie van ambacht, samenleving en economie zijn de boeken van Sennett een onmisbare bron van inspiratie. Hij analyseert niet alleen het ambacht maar ook de invloed ervan op de menselijke geest, iets wat vaak over het hoofd wordt gezien.
22
Hoofdstuk 1: Historische context.
De herwaardering van het kleinschalige
Multinationals, corporaties, outsourcing, human resources en ceo’s. allemaal begrippen die zijn ontstaan door de explosieve globalisering van de afgelopen vijftig jaar. Voor het gros van de beroepsbevolking zijn deze begrippen niet buitengewoon exotisch meer. Dagelijks hebben zij te maken met deze terminologie op de werkvloer. Toch kunnen deze begrippen voor veel mensen ook gevoelens van het onbekende, de ontastbare macht van de grote corporaties oproepen. Bij grote bedrijven kan het zelfs zo zijn dat mensen op de werkvloer niet eens weten hoe hun leidinggevende eruit ziet. Deze afstand tussen werkgevers en werknemers is ook terug te vinden bij de relatie tussen producent en consument.
Sinds het begin van de huidige crisis is globalisatie meer dan eens genoemd in combinatie met ontslaggolven, bezuinigingen en fusies. Globalisatie heeft de wereld relatief kleiner gemaakt maar daarnaast ook voor een continue stijgend welvaartsniveau gezorgd. De economische crisis van het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw heeft echter ook laten zien in welke mate verschillende sectoren afhankelijk zijn van elkaars successen en falen. Nostalgische tendensen en gevoelens onder de bevolking zijn daarvan een logisch gevolg. De spreuk “vroeger was alles beter” duikt verrassend vaak op in tijden van economische tegenslag. De groeiende aversie tegen het moderne en de afhankelijkheid van het onbekende is geen onbekend verschijnsel.
De herwaardering van het regionale en kleinschalige is hier dan ook een uitwas van. Dit zien we terug in de opkomst van burgerinitiatieven en het onderling ruilen van diensten. Daarmee gepaard gaat de wederopbloei van het ambachtelijke product, het liefst uit eigen streek. Ook de handgemaakte producten van
23
verschillende wereldwinkels kunnen rekenen op aandacht van de consument. Het heeft echter niets te maken met ongefundeerde gevoelens van nostalgie. Integendeel, een kwalitatief hoogstaand product levert veel meer gebruiksgenot op en is vaak duurzamer. Daarnaast is het persoonlijk contact met de producent voor veel mensen een belangrijk onderdeel van een aankoop. Een slager die laat zien van welke boerderij zijn vlees afkomstig is en tot in detail kan vertellen hoe zijn product tot stand is gekomen oogst meer waardering van zijn klant dan een slager, die bij wijze van spreken, niet weet welk deel van het geslachte vee hij verkoopt. Een ambachtsman is trots op zijn werk en wil dat ook laten zien, zijn verkoopprijzen zijn niet gelieerd aan een geplande overname van zijn concurrent of een nieuwe vestiging in Singapore. De prijs van zijn product is afhankelijk van materiaalkosten, arbeidsuren en de mate van zelfvoorziening.
Het kan de consument niet kwalijk worden genomen dat hij zich niet in meer interesseert in het duurdere, ambachtelijke product. Logischerwijs kiest men voor de goedkoopste versie van een product zodat men geld overhoud voor andere dingen. Daarnaast is de zichtbaarheid van kleine ambachtelijke ondernemers vaak minimaal. Er moet dus een maatschappelijk obstakel worden overwonnen om deze kortzichtige manier van consumentisme te overwinnen. De herkomst en de zorg die aan een product zijn verleend moeten in toenemende mate worden gewaardeerd. Gelukkig zien we dat deze trend al is ingezet, het groeiende aandeel biologische producten is hier een bewijs van.4 De bewustwording omtrent producten en hun afkomst is een terugkerend fenomeen in de geschiedenis van de moderne beschaving, aan de hand van het meest bekende voorbeeld kan men een aantal gelijkenissen trekken.
4 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Monitor Duurzaam Voedsel 2010.
24
The Arts & Crafts Movement
Zoals gezegd is dit fenomeen geen nieuw verschijnsel. Elke grote cultureelmaatschappelijke verandering kent een min of meer vergelijkbare antecedent. Zoals heden ten dage de globalisatie en digitalisering voor grote mate van ambiguïteit onder de bevolking zorgt, zo deden de industriële en communicatieve revolutie dat ruim twee eeuwen geleden. De afkeer tegen de opkomst van de grootschalige industrie kende vanaf het midden van de negentiende een belangrijke stroming. Deze stond bekend als de Arts & Crafts movement en werd in beweging gezet door de Engelse antiquair Pugin (1812-1852). Hij verwoordde een conservatisme dat zich afzette tegen de groeiende industriële maatschappij en de invloed hiervan op de samenleving, het product en de individuele mens. Zijn motieven en toekomstvisie waren in die tijd nog gebaseerd op de katholieke samenleving en een romantisch beeld van de middeleeuwen en bleek niet haalbaar in de overwegend protestante Engelse samenleving. Zijn ideologische opvolgers John Ruskin (1819-1900) en William Morris (1834-1896) gooiden het over een andere boeg. Hun toekomstvisie had een socialistische, bijna communistische, inslag. Ondanks de verschillende invalshoeken hadden de dragers van deze beweging dezelfde doelen voor ogen: het verbeteren van het lot van de arbeider en het veroordelen van de lage kwaliteit van het massageproduceerde product.5
De ideale vorm en uitwerking van ambacht en kunst die zij voor Engeland in gedachten hadden kan eigenlijk in één enkele opmerking van William Morris worden samengevat: “Arts (and Crafts) made by the people and for the people, a joy to the maker and the user.”6 Hun ideologieën bleken een lange trend binnen de wereld van design, kunst en architectuur teweeg te brengen. De slogan “door en voor het volk” bleek echter in de praktijk onhaalbaar. De combinatie van kunst en 5 L. Lambourne, Utopian Craftsmen. The Arts and Crafts Movementfrom the Cotsworld to Chicago (Londen 1980) 6. 6 G. Naylor, The Arts And Crafts Movement. A Study of its Sources, Ideals and Influence on Design Theory (Londen 1971) 108.
25
functionaliteit zorgde uiteindelijk voor zeer kostbare producten en konden vaak de armen der bevolking niet bereiken. Hierdoor waren zij een leven in de hogere kringen van de samenleving beschoren.
Culturele omslag
Waardering voor kwaliteit is een constante factor in de westerse consumptiemaatschappij die zich vanaf het begin van de 20ste eeuw manifesteerde. Ook massageproduceerde goederen maakten een constante kwaliteitsverbetering door. De vraagprijzen die hiermee gepaard gingen waren niet langer haalbaar voor de kleine zelfstandige. Opkomende monopolies en grote bedrijven zorgden voor een moordende concurrentie op het gebied van prijs en kwaliteit. Gezinnen met een modaal inkomen konden zich voor het eerst luxeproducten gaan veroorloven en het geloof in de vooruitgang kende geen grenzen. Een belangrijk gevolg van deze industriële stap voorwaarts werd zichtbaar in een cultuuromslag. Een gelukkig en succesvol man was niet langer een man die met hard werken zijn gezin kon onderhouden en zich afhield van de zonden des levens. Een succesvol leven kon worden gemeten aan de mate waarin men zich tegoed kon doen aan producten en ontspanning.7 De tegenreactie hierop werd geïnitieerd door Morris en zijn collega’s. In Nederland werd dit vooral zichtbaar duur de korte en hevige bloeiperiode van de Jugenstil.
Huidige ontwikkelingen
In de twintigste en eenentwintigste eeuw hebben er veel maatschappelijke en sociale veranderingen plaatsgevonden. In Nederland hoeft niemand van de honger om te komen en is er een leefbaar bestaansminimum gecreëerd. Een groot deel van 7 M.E. Parish, Anxious Decades. America in Prosperity and Depression, 1920-1941 (New York 1992) 76.
26
de beroepsbevolking kan zich enige luxe veroorloven. De traditionele ambachten hebben dan ook een kans om zich opnieuw te ontpoppen tot een onmisbaar element binnen de samenleving. De duurzaamheid van hun producten en het oog voor kwaliteit vinden steeds meer publieke aandacht. Er liggen echter nog vele obstakels op de weg naar een complete integratie in de consumptiegoederenmarkt. Zo worden traditionele ambachten vaak gezien als “museale” ambachten en hebben ze een zogeheten braderie-imago. Dit was een gevolg van de musealisering die aan het begin van de twintigste eeuw
plaatsvond, hierover wordt in het volgende
hoofdstuk nog uitgeweken. Om van dit nostalgische imago af te komen zijn een aantal cruciale stappen nodig, één daarvan is het beschermen en herwaarderen van het begrip ‘(traditioneel) ambacht’.
27
Hoofdstuk 2: Het begrip traditioneel ambacht.
Definiëring Het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed zet zich, in samenwerking met verschillende andere partijen, in voor het behoud, de bescherming en de toekomst van tradities in Nederland. Onder haar vleugels vallen dan ook de traditionele Nederlandse ambachten. Denk hierbij aan het Hindelooper schilderwerk, het maken van klompen, Staphorster stipwerk maar ook rietvlechten, speculaasbakken en glasblazen. Daarnaast zijn er nog tal van andere regionale ambachten die tot deze groep “traditionele” ambachten behoort. Het woord “traditioneel” is belangrijk om het onderscheid te kunnen maken tussen ambachtelijk werk in algemene zin en de sector waarop het VIE zich richt. Zo heeft het Hoofdbedrijfschap Ambachten veel branches onder zich die voor het VIE niet interessant zijn. De glazenwasser- en stratenmakerbranche vallen bijvoorbeeld wel onder ambacht maar niet onder het traditioneel ambacht.
De definitie die het VIE en het Fonds voor Cultuur Participatie (FCP) hanteren is de volgende:
“Onder ambachten verstaan wij technieken en vaardigheden om producten of creaties vakkundig met de hand te maken. Ook is er over elk ambacht een historisch verhaal te vertellen. De kennis wordt doorgegeven van meester op leerling, van generatie op generatie.”8
Om dit onderzoek in de toekomst te kunnen gebruiken en om de compactheid te kunnen garanderen, is een kleine aanpassing van de bovenstaande 8 Nederland Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, ‘Jaar van het Ambacht’, Immaterieel erfgoed 2.1 (2013) 19.
28
formulering benodigd. Omdat het begrip ambacht op veel verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd en de door het VIE opgestelde betekenis nog niet tot landelijke standaard is verheven pleit ik voor de toevoeging van het woord “traditioneel”.
Het is van belang, alvorens door te gaan met het onderzoek, om een duidelijke definiëring van het begrip ‘traditioneel ambacht in Nederland’ te maken. Daarbij is zowel een geografische als geschiedkundige afbakening voor nodig. Geografisch gezien beslaat het werkgebied van het VIE het gehele Koninkrijk der Nederlanden, dus ook de Nederlandse Antillen.
Op het gebied van traditie is het ingewikkeld een correcte definiëring te vinden. Ten eerste draait het om traditionele ambachten, daarmee betreden we bij voorbaat al een grijs gebied. Tradities zijn veranderlijk en komen en gaan. Daarnaast ligt het gevaar van de “invented tradition”, een begrip gemunt door de historicus Eric Hobsbawm, altijd op de loer.9 Hoewel Hobsbawm’s boek vooral gaat over het toe-eigenen van een nationale identiteit, moet men in dit geval kritisch zijn op de invulling van ‘traditioneel’ bij de ambachten. Het zal uiteindelijk moeten gaan om een traditioneel product dat kan voldoen aan de huidige maatstaven van de samenleving en haar wensen, zonder daarbij zijn nostalgische waarde te verloochenen. De geschiedkundige afbakening is daardoor tweeledig. Aan de ene kant zijn er ambachten die op Nederlands grondgebied haar oorsprong vinden en vanaf die tijd zijn ontwikkeld tot de vorm waarin ze vandaag de dag worden uitgevoerd. Aan de andere kant zijn er ambachten die uit andere dan het Nederlands grondgebied zijn overgenomen en zijn ontwikkeld tot een vorm die typisch voor Nederland zijn.
9 Eric Hobsbawm schreef in 1983 zijn boek: “The invention of Tradition” over de vaak valse beroeping op de geschiedenis. De kern van zijn boek is dat de uitspraak “Zo is het altijd al geweest” nooit opgaat.
29
Als laatste moet nog een onderscheid worden gemaakt tussen het “ambacht” en “handwerk”, het laatste is een vorm van ambacht die eigenlijk gezien kan worden als hobby. Ambachtelijk werk zou in de eerste zin moeten leiden tot een inkomen dat voldoende is om van te leven. Dit is echter in de praktijk niet altijd het geval maar is wel een vorm die men zou moeten nastreven. Een aantal van de door het VIE geselecteerde ambachten zitten mijns inziens op de grens van hobby en beroep. Een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt aan de hand van het vakmanschap. Een hobbyist maakt de producten voor eigen gebruik en zal niet in zijn of haar levensonderhoud kunnen voorzien met de verkoop van de producten. Een vakman maakt producten van een professionele kwaliteit die geschikt zijn voor zowel grootschalige presentatie als commerciële verkoop. Voor het VIE is het vermijden van het grijze gebied tussen hobby en beroep een gewichtige zaak. Evenals het benadrukken van de menselijke interactie die met ambachtelijk werk gepaard gaat. Bovengenoemde punten zijn cruciaal voor het verbeteren en van het imago van de traditionele ambachten in Nederland.
Als we deze verschillende elementen in acht nemen kunnen we komen tot een definitie die voor het VIE en andere betrokken instellingen werkbaar is. Het is echter aan het VIE om deze herdefiniëring door te voeren, aangezien zij er de komende jaren mee zullen moeten werken. Het is overigens wel verstandig om bovengenoemde punten in overweging te nemen bij het opstellen van die definitie.
Maatschappelijke status (imago)
Zoals eerder uiteengezet zijn er door toedoen van de industrialisatie en modernisering aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw zijn veel ambachten in verval geraakt. Machines en goedkope grondstoffen namen de overhand op het handgemaakte en vaak duurdere product. Met de afname van het aantal ambachten begon ook de afname voor de waardering van het ambacht als beroep. Deze devaluatie van het ambacht heeft zich tot aan vandaag de
30
dag doorgezet. Dit geldt des te meer voor de traditionele ambachten, zij lijden onder de globalisatie en krijgen steeds vaker het stempel van een hobby, dan wel braderieberoep. Vele ambachten zijn daarnaast, samen met de daarbij behorende kennis en technieken, verloren gegaan.
Dat de status van het traditionele handwerk tot dit punt is gedaald is niet verwonderlijk. Om inkomsten te genereren weken ambachtslieden uit naar het presenteren van hun beroep voor groepen mensen tijdens braderieën en in musea als het Zuiderzeemuseum en het Nederlands Openluchtmuseum. Deze presentaties bleken een lucratieve bron van inkomsten en men kon zich blijven bezighouden met de traditionele ambachtsbeoefening.
Het negatieve gevolg van deze sectorverplaatsing is dat veel traditionele ambachten zichzelf als het ware een museale status hebben aangemeten. De economische druk om met innovatie en nieuwe productontwerpen te komen werd door de beschermende atmosfeer van de musea weggenomen. Om het anders te zeggen zijn veel traditionele ambachten verplaatst van de productie- naar de entertainmentsector.10
Daarnaast neemt ook het aantal markten en braderieën elk jaar af en worden de standplaatsen voor de ambachtslieden duurder en schaarser.11 Het is dus hoog tijd om actie te ondernemen en de traditionele ambachten een nieuw platform te geven. Om dit te kunnen realiseren is een herwaardering nodig van het traditionele ambacht. Idealiter zien de nieuwe generaties het ambacht als een belangrijk onderdeel van de samenleving en een stabiele toekomstinvestering. De nieuwe generaties zijn immers nodig om de kennis en de technieken die bij het ambacht horen te waarborgen en door te geven. 10 Voor verdere informatie over de musealisering van volkscultuur zie: Ad de Jong – dirigenten van de herinnering. 11 Hoofdbedrijfschap Detailhandel, Samenvatting, Structuur in de Markt. Structuuronderzoek ambulante handel 2011 (2011) 2-‐4.
31
Hernieuwde interesse
Er vinden echter ook positieve veranderingen plaats met betrekking tot de status van het ambacht in brede zin. In oktober van 2013 vond in Eindhoven voor de twaalfde keer de Dutch Design Week (DDW) plaats. In zeer korte tijd heeft het VIE, in samenwerking met het Fonds voor Cultuurparticipatie en onder toeziend oog van een gespecialiseerde stuurgroep, een presentatie van traditionele ambachten kunnen realiseren. Tevens werden er masterclasses georganiseerd voor studenten van landelijke designacademies. Op veel vlakken was de DDW een nieuw en onbekend terrein voor het VIE en de respons op hun aanwezigheid was onvoorspelbaar.
De timing, plaats en insteek van de presentatie bleken na afloop een schot in de roos. De verplaatsing van de braderie en het museum naar een evenement met een totaal ander publiek bleek in de smaak te vallen. Voor zowel de ambachtslieden als de bezoekers van de DDW was deze presentatie een eye-opener. Aan de ene kant liet de continue goed gevulde stand zien dat er een hoge mate van interesse en waardering voor het traditioneel ambacht is. Aan de andere kant was er de verbazing dat weinig bezoekers het proces van ambachtelijke productie nog kenden, een van de dingen die ten grondslag liggen aan de waardering voor het ambachtelijke product. Vooral bij de jongere generaties was de combinatie van onwetendheid en enthousiasme tekenend. Dit biedt echter wel kansen om nieuwe educatieve plannen op te zetten in samenwerking met hogescholen voor de kunsten en designopleidingen. Op dit gebied ligt dan ook een belangrijke taak voor het VIE en het Crafts Council Nederland (CCNL). Het belang van het vakwerk en het oog van de meester moet door beide partijen worden onderschreven en uitgedragen.
32
Hoofdstuk 3: Het belang van traditionele ambacht.
Door
de
onderwaardering
van
het
traditionele
ambacht
raakte
ook
de
maatschappelijke functie van het ambacht in de vergetelheid. De rol van handenarbeid en menselijke interactie is sinds de komst van het internet achteruit gehold. De opkomst van webwinkels en bezorgservices hebben een cruciale schakel weggenomen uit het proces tussen producent en consument. De interactie tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer wordt niet meer gezien als noodzakelijk. Grote industrieën produceren in eerste instantie producten, om naderhand pas een vraag naar deze producten te creëren. Het proces is als het ware omgedraaid. Het is aan de ambachtslieden om in deze nieuwe constructie een plek te vinden. Daarbij moeten zij zich onttrekken aan de trends van het consumentisme en kunnen zij zich beroepen op twee “belangen” die ze hebben: het maatschappelijk en het productief belang.
Maatschappelijk belang
Het traditionele ambacht heeft de potentie en plicht om meer te zijn dan alleen een productiesector. De doorstroom van nieuwe leerlingen bij de traditionele ambachten is echter minimaal en veel ambachtslieden zitten om opvolging verlegen. Dit is te wijten aan een sociaal-maatschappelijke trend die grote gevolgen kan hebben voor de ambachtseconomie. Zo stijgt het aantal hoogopgeleiden met hetzelfde percentage als dat het aantal laagopgeleiden daalt.12 Dat is op het eerste gezicht een positieve ontwikkeling. Nederlanders worden slimmer en kunnen daardoor steeds vaker doorstromen naar het hoger- of wetenschappelijk onderwijs. De andere kant van het verhaal is het overvol raken 12 http://www.cbs.nl/nl-‐ NL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-‐3905-‐wm.htm
33
van universiteiten en hogescholen en de waarnemingen van een stagnatie dan wel degradatie van de kwaliteit van onderwijs.13 Veel kinderen worden koste wat het kost bijgeschoold om na de middelbare school een plek te bemachtigen op hogeschool of universiteit. Terwijl aan de andere kant vakscholen en mbo’s te maken hebben met dalende inschrijvingsaantallen en een tekort aan specialistische opleidingstrajecten.14
Er dreigt in de nabije toekomst een tekort te ontstaan van gespecialiseerde vakmensen die kundig zijn in het handwerk. Dat betekent in grote lijnen dat door de schaarsheid aan vakkundig personeel, de geleverde diensten duurder gaan worden. Voor de traditionele ambachten zal dit zich vooral manifesteren op het gebied van restauratie en onderhoud van materieel erfgoed. Een van de oplossingen op korte termijn is het contracteren van buitenlandse arbeidskrachten. Op lange termijn zou gekozen kunnen worden om de aanwas van nieuwe handwerklieden uit de eigen kweekvijver te stimuleren. Dit is niet alleen belangrijk voor de toekomst van ambachten maar ook voor de ontwikkeling van nieuwe producten.
Productief belang
Om een negatief conservatisme te omzeilen is het belangrijk vooral te focussen op de toekomst en de rol van het ambachtelijk proces van ontwerp. Productinnovatie staat aan de basis van een duurzaam behoud van het traditionele ambacht. Kennis van materiaal, techniek en mogelijkheden zijn de steunpilaren van vakmanschap en dienen dan ook te worden ingezet in de strijd voor het behoud ervan. Het zintuiglijk ervaren van materiaal wordt onderschreven door de socioloog Richard Sennett. 13http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3537914/2013/11/ 02/De-‐harde-‐waarheid-‐er-‐zijn-‐veel-‐en-‐veel-‐te-‐veel-‐ studenten.dhtml#.UnaOjOj0db4.facebook 14 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Referentieraming 2013 (2013) 19.
34
Innovaties ontstaan niet vanuit het niets. Een ambachtsman loopt tegen een probleem of obstakel aan tijdens het vervaardigen van zijn producten. Hiervoor zoekt hij een oplossing, het aanpassen van gereedschap, werkbank of materiaal zijn dan de logische vervolgstappen. Op deze manier zijn sinds het begin van de mensheid werkzaamheden ontwikkeld en zijn ontdekkingen gedaan. Sennett geeft in zijn boek het voorbeeld van een pottenbakker die met de uitvinding van het vliegwiel zijn werk op afzienbare wijze vereenvoudigd. Vervolgens leidt deze vereenvoudiging weer tot een verbeterd en duurzamer product.15
Een hedendaags voorbeeld dat mijzelf onder ogen gekomen is het werk van de Staphorster Stipper Gerard van Oosten. Zijn werk omvat kort gezegd het versieren van kledingstukken met behulp van zelfgemaakte stempels en textielverf. Naast ambachtsman is Van Oosten ook verfchemicus, hij innoveert continu om zijn producten duurzamer en mooier te maken. Zo ontwikkelde hij een verf die simpel op katoen kon worden overgebracht en vervolgens gewoon gewassen kan worden en niet scheurt of barst tijdens gebruik. Hiermee heeft hij de mogelijkheden van zijn productielijn verbreed en kan naast zijn textiel ook de verf verkopen.
Deze verbeteringen ontstaan niet in het hoofd van de leek zonder materiaalkennis. Een ambachtsman die dagelijks bezig is met zijn materiaal kent de gebreken en ontdekt de mogelijkheden. Het is dus van groot belang dat ook toekomstige generaties leren omgaan met materiaal en op een creatieve manier aan de slag gaan met zowel hun handen als hun hoofd.
15 R. Sennett, The Craftsman (New Haven 2008) 122-‐123.
35
Hoofdstuk 4: De toekomst van traditioneel ambacht.
In dit hoofdstuk tracht ik een ideaalbeeld te schetsen van de toekomst die voor het traditioneel in het verschiet ligt. Het zal als richtlijn fungeren voor de adviezen die in het laatste hoofdstuk zullen worden voorgelegd. De haalbaarheid van deze idealen staat uiteraard ter discussie. Aan de andere kant, wat zijn ideologieën zonder utopieën.
Korte termijn
De eerste stappen richting de herwaardering van het ambacht zijn reeds gezet, hieraan ten grondslag liggen meerdere gebeurtenissen, maatschappelijke problemen en culturele veranderingen. Toenemende aandacht en bewustzijn van de consument is sinds enkele decennia een feit. Een verhoogde levensstandaard maakt de maatschappij ervan bewust dat er meer is dan enkel goedkope producten en dat arbeidsprocessen in lage lonen landen vaak mensonterende kenmerken hebben. Deze zijn echter op korte termijn niet op te lossen, de aandacht ervoor moet aan de andere kant moeten worden doorgezet en zelfs vergroot. Een direct gevolg hiervan zal idealiter de waardering voor het handwerk in algemene zin zijn, zowel voor het gewone (loodgieters, meubelmakers etc.) als het traditionele ambacht. Kwaliteit genereert meer status dan kwantiteit en een verhoogt productbewustzijn staat aan de basis van deze veranderingen. Ook grotere winkelketens zullen zich hiervan bewust worden en anticiperen op de veranderende markt.
Om te zorgen dat ambachtslieden niet verdrinken in de tsunami van “ambachtelijke” producten is het van groot belang dat er een keurmerk komt dat het begrip ambacht beschermt en controleert. Heden ten dage kan men ambachtelijke producten kopen bij grote retail- en supermarktketens, de afkomst
36
en ambachtelijkheid is twijfelachtig, maar het woord ‘ambachtelijk’ trekt consumenten wel, zo verkopen steeds meer supermarkten “ambachtelijke” waren. Naast het beschermen van het begrip ambacht is het tevens belangrijk de maatschappij bewust te maken van de inhoud ervan.
Het commercialiseren of promoten van ambacht is niet zonder gevaren. Als de vraag te groot wordt kan de druk om te produceren voor ambachtslieden toenemen. Het ambachtelijk proces vergt echter veel tijd en aandacht en het aantal vaklieden is beperkt. Mocht de status en afzet van ambachtslieden dus te snel verbeteren zal er niet aan de vraag kunnen worden voldaan. Aan de andere kant kan de exclusiviteit van het product juist het imago onderschrijven en de prijzen omhoog drijven. Het is aan de ambachtsman om de verkoopprijs ook op ‘ambachtelijk’ niveau te houden. De beschikbaarheid van een product mag geen invloed hebben op de prijs, op die manier zullen alle investeringen, net zoals die van de Arts & Crafts movement tevergeefs zijn.
Lange termijn Over een langere periode is het belangrijk om de maatschappelijke status van het ambacht uit het negatieve ‘nostalgische’ te halen.16 Ambacht moet gewaardeerd worden als de hoeksteen van innovatie en de mensen die het beoefenen als meesters van het vakwerk. Daarvoor is een herstructurering van het onderwijs gewenst. Onderwijsinstellingen moeten worden verplicht lespakketten aan te nemen die zorgen voor de bevordering van het handwerk in het curriculum, zoals dit in het verleden wel het geval was. Uiteraard moeten deze aanpassingen in het onderwijs via het ministerie van OCW gaan. Dit is een cruciaal punt voor het behouden en opleiden van vakmensen. Ambachtslieden zijn niet alleen belangrijk voor het behoud van het ambacht maar tevens de aangewezen personen op het 16 Voor diegene die zich interesseren in nostalgie en de verschillende interpretaties ervan verwijs ik door naar: S. Boym., The Future of Nostalgia (New York 2001).
37
gebied van renovatie. Het verdwijnen van gespecialiseerde vaklui is funest voor zowel materieel als immaterieel nationaal erfgoed.
Om toekomstige generaties in contact te brengen met gespecialiseerde ambachtslieden zijn stageplaatsen van essentieel belang. Het probleem is echter dat ambachtslieden vaak niet het kapitaal of de tijd hebben om studenten op te vangen. Hiervoor zijn dus subsidies nodig zodat ambachtslieden ondersteund kunnen worden en zich volledig kunnen richten op het opleiden van nieuwe vakmensen. Het FCP heeft reeds de eerste stappen gezet in het vrijmaken van deze geldstromen. Het opzetten van een nationale stagebank voor ambachtelijke beroepen kan hierbij tevens van grote waarde zijn. Onderwijsinstellingen kunnen zich aanmelden bij deze stagebank om toegang te krijgen tot een groot scala aan stageplekken. Dit is zowel voor scholen als voor de ambachtslieden een gunstig vooruitzicht, aangezien opleidingen vaak tegen een tekort aan gedegen stage- of leerbedrijven aankijken en ambachtlieden geen nieuwe studenten kunnen vinden omdat ze simpelweg niet zichtbaar zijn.
38
Advies.
De adviezen in dit afsluitende hoofdstuk zullen puntsgewijs worden opgetekend en dienen als richtlijnen voor komende plannen en projecten ter bevordering van het traditioneel ambacht. Veel van deze punten zijn uitwassen van de in dit onderzoek genoemde trends of feiten met betrekking tot ambacht en de publieke opinie betreffende dit onderwerp. Het advies is dan ook bruikbaar over de gehele breedte van de ambachtsector maar vooral toegespitst op de werkzaamheden van het VIE en CCNL.
•
Het promoten en beschermen van het begrip traditioneel ambacht moet dienen als de hoeksteen voor verdere werkzaamheden. Misbruik van dit begrip is aan de orde van de dag, supermarkten en andere bedrijven gebruiken te pas en te onpas het begrip ambacht om hun producten te promoten.
Ambachtelijke
producten
hebben
dan
ook
veel
aantrekkingskracht op de consument. Helaas hebben veel producten onterecht een ambachtelijke stempel. Dit kan vermeden worden door het begrip officieel te beschermen zoals dat ook wordt gedaan met het “beter leven” keurmerk van biologische producten. Dit keurmerk moet worden ontwikkeld door het VIE en vervolgens worden ondergebracht bij Crafts Council Nederland, die zal waken over de kwaliteit en de afkomst van traditioneel ambachtelijk vervaardigd werk. Zij zullen zich moeten buigen over de criteria voor dit keurmerk en moeten daarbij letten op de interpretatie en rekbaarheid van het begrip ‘traditionele ambachten’.
•
Om de waardering van het keurmerk te verbeteren is het belangrijk dat traditioneel
ambacht
uit
de
braderiesfeer
te
halen.
Dit
moet
in
samenwerking met ambachtslieden worden gerealiseerd. Er moeten nieuwe platforms komen waarop zij hun werk kunnen tonen en verkopen. De Dutch Design Week was een goed voorbeeld van een nieuw podium met een nieuw
39
publiek waarop ambachtslieden floreerden zonder zichzelf weg te zetten als hobbyist.
•
Het maatschappelijk belang van het ambacht is groter dan tot op heden werd gedacht. Het verloren gaan van de handenarbeid op veel scholen en opleidingen
leidt
tot
een
tekort
aan
gespecialiseerde
vakmensen.
Onderwijsinstellingen moeten worden gestimuleerd om hun leerlingen te onderwijzen in het werken met hoofd en handen. Zo moeten er stageplekken komen bij ambachtslieden voor de studenten van hogescholen voor de kunsten en moeten studenten van de designacademies in contact worden gebracht met het materiaal en daarvan mogelijkheden ontdekken. Hiervoor is goodwill van de ambachtslieden nodig, zij moeten in steeds mindere mate op braderieën hun ambachten tonen en moeten daarvoor gecompenseerd worden. De overgang van presentaties op markten naar presentaties op onderwijs instellingen zal langzaam en gestaag moeten worden gerealiseerd en
vereist
een
gedegen
voorbereiding.
Ten
eerste
moeten
onderwijsinstellingen worden overgehaald hier meer aandacht en tijd voor vrij te maken ondanks alle bezuinigingen en overvolle lesprogramma’s. Daarnaast moet er een duidelijk en uniform beleid komen dat in heel Nederland kan worden gebruikt.
•
Om bovenstaande plannen te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat één overkoepelende organisatie zich hiermee bezig houdt. Op dit moment moet dat het VIE zijn maar daarna moet het Crafts Council Nederland zich ontfermen over de ambachtslieden. CCNL is al begonnen met de opzet van een Craftsmap waarop alle aangesloten ambachtlieden vertegenwoordigd zijn. Belangrijk hierbij is dat er een aantal voorwaarden zijn waaraan de ambachtslieden moeten voldoen. Zo moeten ze bereid zijn hun kennis te delen met nieuwe generaties en moeten ze openstaan voor verandering en innovatie om hun ambacht ook in de toekomst nog te kunnen beoefenen.
40
•
Innovatie en verandering zijn belangrijke peilers om het voortbestaan van traditionele ambachten te kunnen garanderen. Dit kan echter alleen wanneer ambachtslieden bereid zijn hun kennis te delen met nieuwe generaties en andere betrokken partijen zoals bedrijven en designers. Sommige vormen van ambacht zijn echter gedoemd te verdwijnen. Het advies hierbij is om niet krampachtig vast te houden aan het oude ambacht of aan ambachtslieden die weigeren hun kennis te delen of te verspreiden. Voor het VIE is dit in strijd met haar beleid om volkscultuur te beschermen, voor CCNL is dit echter een stuk eenvoudiger. In de toekomst moet het VIE zich dan ook ontfermen over de ambachten die voor CCNL niet aan de eisen voldoen. Op deze manier zijn alle ambachten vertegenwoordigd door de voor hun best passende organisatie.
•
Zoals in het laatste hoofdstuk van dit onderzoek is genoemd dient er een nationale stagebank te worden opgezet. Deze kan worden gecreëerd aan de hand van de door CCNL ontwikkelde Craftsmap. Ook hierbij is het van belang dat alleen ambachtslieden en bedrijven met een keurmerk in aanmerking komen om op deze stagebank te worden vertegenwoordigd. Hoogstwaarschijnlijk zijn er veel subsidies nodig om dit te kunnen realiseren, hier liggen taken voor zowel het VIE, het FCP en CCNL.
•
Voorgaande plannen kunnen worden aangevuld met een online marktplaats voor diensten en producten. Het CCNL is reeds begonnen met het plannen van een dergelijke website. Voor het VIE is het belangrijk om nieuwe ambachtslieden over te dragen aan het CCNL en daarmee het aanbod te vergroten en tevens de kwaliteit van producten en diensten te controleren. Deze website moet landelijke publiciteit verwerven om tot een succesvol platform te groeien. Daarvoor zijn hoogstwaarschijnlijk advertenties en een zeer professionele marketing voor nodig. Dit kan worden gedaan door de instellingen zelf, maar het is aan te raden hiervoor een professioneel communicatiebureau in te schakelen.
41
•
Als laatste is het van zeer groot belang dat er persoonlijk contact wordt gehouden met de ambachtslieden. Zij zijn vaak kleine of eenmansbedrijfjes en dienen dus niet op een grote hoop te worden gegooid. De betrokken instellingen dienen goed te luisteren naar de wensen van de ambachtslieden en
deze
van
persoonlijke
feedback
te
voorzien.
Het
geheel
van
bovengenoemde plannen kan alleen worden uitgevoerd als ambachtslieden zich vrijwillig aansluiten en hun beroep met plezier kunnen blijven beoefenen. De onderwijsinstellingen daarentegen, moeten via het ministerie van OCW worden verplicht en gestimuleerd zich in te zetten voor deze aanpassingen in het curriculum.
Afsluitend wil ik nogmaals benadrukken dat deze adviezen veelal aan de hand van mijn persoonlijke ervaringen zijn ontstaan. In werkelijkheid is de periode van mijn stage te kort om dezelfde kennis te kunnen opdoen als mijn collega’s bij het VIE. Veel van deze toekomstplannen vereisen een gecompliceerde voorbereiding en nieuwe ideeën. Gelukkig ligt er nog een extra ‘jaar van het ambacht’ voor ons en is de naamsbekendheid van het VIE aan het toenemen. Mijn hoop is dat diegene dit hebben gelezen tot nieuwe inzichten zijn gekomen om de toekomst van het traditioneel ambacht te kunnen waarborgen en nog veel jaren met plezier deze prachtige sector kunnen vertegenwoordigen en promoten.
42
Geraadpleegde literatuur.
Anscombe, I. en Gere, C., Arts & Crafts in Britain and America (Londen 1978).
Calder, A., James Maclaren: Arts and Crafts Pioneer (Donington 2003).
Hoofdbedrijfschap Ambachten, Het Nederlandse ambacht: Zijn vraagstukken en vooruitzichten (no. 19, 1963).
Jong, de, A., De dirigenten van de herinnering: Musealisering en nationalisering van de volkscultuur in Nederland 1815-1940 (Amsterdam 2001).
Lambourne, L., Utopian Craftsmen: The Arts and Craftsmovement from the Cotsworld to Chicago (Londen 1980).
Livingstone, K. en Parry, L. (ed.), International Arts and Crafts (Londen 2005).
Naylor, G., The Arts and Crafts Movement: A Study of its Sources, Ideals and Influence on Design Theory (Londen 1971).
Parrish, M.E., Anxious Decades: America in Prosperity and Depression 1920-1941 (New York 1994).
Schaefer, H., Nineteenth Century Modern: The Functional Tradition in Victorian Design (New York 1970).
Sennett, R., De cultuur van het nieuwe kapitalisme (Amsterdam 2007).
Sennett, R., The Craftsman (New Haven 2008).
43
44