NGP
Stagehandleiding NGP Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding
2014-2015
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
1
NGP
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
2
NGP Inhoud Inleiding 4 Definities................................................................................................................................................ 4 1. Uitgangspunten en doelstelling van de stage.....................................................................................5 1.1 Uitgangspunten................................................................................................................................ 5 1.2 Algemene doelstelling van de stage................................................................................................ 5 1.3 Bekwaamheden van een predikant.................................................................................................. 6 1.4 Draaiboek van de stage................................................................................................................... 7 2. Voorbereiding van de stage.................................................................................................................. 9 2.1 Organisatorische voorbereiding....................................................................................................... 9 2.2 Startdocument: Analyse en formulering stagewensen en stagedoelen.........................................10 2.3 Intakegesprekken met supervisor, stagedocent en stagebegeleider.............................................15 3. Rapportage en verslaglegging........................................................................................................... 18 3.1 Verslagen...................................................................................................................................... 18 3.2 Aanwijzingen voor verslaglegging.................................................................................................. 19 3.3 Aandachtspunten voor de tussenevaluatie door de student..........................................................22 3.4 Aandachtspunten voor de tussenevaluatie door de stagebegeleider.............................................23 3.5 Aandachtspunten voor de eindevaluatie door de student..............................................................24 3.6 Aandachtspunten voor de eindevaluatie door de stagebegeleider................................................24 4. Beoordeling.......................................................................................................................................... 25 4.1 Tussenevaluatie............................................................................................................................. 25 4.2 Protocol en invulblad tussenevaluatiegesprek...............................................................................26 4.3 Eindbeoordeling............................................................................................................................. 27 4.4 Protocol en invulblad eindbeoordeling........................................................................................... 28 5. Supervisieprotocol voor de NGP........................................................................................................ 32 5.1 Supervisie binnen het kader van de NGP-stage............................................................................32 5.2 Supervisieleerdoelen .................................................................................................................... 32 5.3 Supervisie-afspraken..................................................................................................................... 32 5.4 Beoordelingscriteria supervisie...................................................................................................... 34 6. Handleiding voor een stage in een (zorg)instelling..........................................................................35 6.1 Doelstelling en opzet van de stage................................................................................................ 35 6.2 Toelichting op de leerroute............................................................................................................ 36 Bijlage 1. Supervisieovereenkomst........................................................................................................ 38 Bijlage 2. Beoordeling Supervisie.......................................................................................................... 39 Bijlage 3. Stageovereenkomst................................................................................................................ 40 Bijlage 4. Stagecontract zorginstelling.................................................................................................. 42 Bijlage 5. Gedragscode voor kerkelijk werkers in de NGK..................................................................43 Bijlage 6: Aandachtspunten stagebegeleider.......................................................................................46 PM: Bijlage 7: Uitbreiding stage met oog op missionair project ........................................................48
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
3
Inleiding Theologiestudenten die predikant willen worden in de NGK volgen in het kader van de Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding aan het eind van hun studie een stage in een gemeente onder leiding van de (een) plaatselijke predikant en met ondersteuning van een supervisor. De inhoud van de stage staat kort beschreven in het opleidingsprogramma (3.11). Deze handleiding bestaat uit een beschrijving van de uitgangspunten en doelstellingen van de stage en de uitgewerkte stageregeling. Daarnaast wordt een aantal handreikingen geboden in de vorm van aandachtspunten, een stageovereenkomst, de beoordelingsprocedure en dergelijke.
Definities In deze handleiding worden de volgende definities gehanteerd: Stagebegeleider: predikant bij wie de student de stage loopt. Zorgt voor werkbegeleiding en geeft aan wat de student kan doen en hoe hij dat kan doen. Beoordeelt samen met de stagedocent de stage en het stageverslag. Stagedocent: de NGP-kerndocent die eindverantwoordelijk is voor de stage. Stelt samen met de student leerdoelen vast en beoordeelt de stage op basis van rapportage. Stagecoördinator: de opleidingscoördinator die de opzet van de stage monitort en zorg draagt voor de financiën. Supervisor: een externe persoonlijk begeleider van de student, deskundig op het gebied van supervisie. Helpt de student bij het persoonlijk functioneren en bij het ontwikkelen van diens competenties. De gesprekken tussen student en supervisor zijn vertrouwelijk van aard. Student/stagiair: bij een student wordt doorgaans gedacht aan een student die geen colleges meer hoeft te volgen en die zo mogelijk al een preekconsent ontvangen heeft.
september 2014, versie 4.1 G. Bronsveld P. Strating P. van Veen
voormalig stagedocent, tel. 038 - 2000220,
[email protected] stagedocent, tel. 070-3070701,
[email protected] opleidingscoördinator, tel. 0345 - 518762 / 055 - 5775701 (woe),
[email protected]
NGP
1. UITGANGSPUNTEN
1. Uitgangspunten en doelstelling van de stage 1.1 Uitgangspunten Wil een predikant goed kunnen functioneren in een gemeente, dan moet hij geleerd hebben om relevante theorie, feitelijke kennis over Gods Woord, de gemeente en de mensen die samen de gemeente vormen, beroepsvaardigheden en een persoonlijke, bewuste geloofsovertuiging te integreren in zijn praktisch handelen. Kenmerkend voor een predikant zal moeten zijn de liefde voor de Heer Jezus Christus en zijn Woord, liefde voor de gemeente, ootmoed en nederigheid, openheid en bereidheid om te blijven leren, inzicht en fijngevoeligheid, de gave van het onderscheid en het vermogen geestelijk leiding te geven. In het praktisch handelen worden de volgende aspecten onderscheiden: 1. Persoon van de stagiair 2. Verkondiging en liturgie 3. Onderwijs en toerusting (waaronder catechese) 4. Pastorale zorg 5. Leiding en organisatie (waaronder gemeenteopbouw)
1.2 Algemene doelstelling van de stage Tijdens de stage raakt de student bekend en vertrouwd met al het werk dat een predikant in een gemeente heeft te doen. Daarbij kan de student een indruk krijgen van zijn geschiktheid voor het ambt of ook van zijn stressbestendigheid. Geformuleerd als algemene doelstelling: Het opdoen van praktijkervaring onder begeleiding van een ervaren predikant. Het bevorderen van integratie van theorie en praktijk. Het bevorderen van zelfinzicht en zelfreflectie op eigen positie, kennis, gevoelens, attitude en vaardigheden met betrekking tot het werk vanuit de aspecten van persoon, ambt en functie Het voorkómen van een praktijkschok bij intrede in de pastorie. Het vormen van een oordeel over de eigen basiskwaliteiten voor het functioneren in de pastorie (zoals tijdbeheer, stressbestendigheid, contactuele vaardigheden, leiding geven). Het werk zelfstandig, verantwoord en adequaat uitvoeren en oefenen in nieuw handelen. De stage heeft deels een (zelf)toetsende functie op de weg naar het predikantschap. Daarbij moet wel voortdurend worden bedacht dat de eigenlijke beroepsvorming pas kan plaatsvinden in de eerste jaren in de pastorie. De evaluatie van de stage kan daarom in het attest voor de regio leiden tot een advies voor aanvullende beroepsvorming. In de stage staat de persoon van de stagiair centraal. Hij maakt kennis met de beroepspraktijk en steeds is de vraag hoe de student omgaat met vraagstukken die in de gemeentepraktijk op hem af komen. De student wordt gestimuleerd te komen tot een integratie van studie en praktijk. In de stage geeft hij er blijk van in staat te zijn een theologische verantwoording te bieden voor de keuzes die hij maakt bij pastorale, catechetische en liturgisch-homiletische activiteiten. Zelfreflectie heeft daarin een centrale rol; de student zal zich afvragen in hoeverre zijn persoonlijke eigenschappen en achtergrond daarin een gunstige of belemmerende rol spelen, hoe hij vanuit zijn kwaliteiten optimaal kan functioneren en hoe hij die kwaliteiten verder kan ontwikkelen. Centraal staat dus een kritische beschouwing van eigen handelen en persoonlijk functioneren. Om dit soms confronterende leerproces te begeleiden wordt de stagiair begeleid door een persoonlijk supervisor. De gesprekken met deze professionele supervisor zijn vertrouwelijk, zodat de student tegenover de supervisor geheel vrijuit kan spreken over zijn leerproces.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
5
NGP
1. UITGANGSPUNTEN
1.3 Bekwaamheden van een predikant De eindstage is tevens een toets of de student zijn of haar bekwaamheden voor het predikantschap voldoende heeft ontwikkeld. We onderscheiden daarbij vijf gebieden: Persoonlijke competenties:
De predikant is in staat zelfstandig en kritisch te reflecteren op de inhoud en vormen van het christelijk geloof en kan geloofsthema's analyseren en interpreteren. De predikant is in staat belangrijke thema's uit de leefwereld van mensen te onderkennen en deze te verbinden met Schrift en traditie. De predikant is in staat zelfstandig en kritisch te reflecteren op de eigen, biografisch bepaalde geloofsidentiteit en op de eigen houding als gelovige. De predikant beschikt over het vermogen het eigen geloof op een transparante en integere wijze te communiceren binnen de context van het werk. De predikant beschikt over een zelfstandige, open, sensitieve en weerbare attitude.
Verkondiging en liturgie:
De predikant is in staat een preek, overdenking of meditatie te houden in een liturgische context. De predikant beschikt met het oog op de prediking over het vermogen om exegese en bijbelse theologie te verbinden met de leefwereld en existentiële vragen van de hoorders. Vaardigheid in het leiden van een eredienst als ontmoeting van de Allerhoogste met mensen van deze tijd
Onderwijs en toerusting:
De predikant is in staat vanuit een creatieve omgang met de inhoud van het geloof leerprocessen op te zetten en te (bege)leiden, gericht op geloofsoverdracht en geloofscommunicatie.
Pastorale zorg:
De predikant is in staat mensen op integere, respectvolle wijze te begeleiden in geloofs- en levensvragen.
Leiding en organisatie:
De predikant is in staat om vanuit de eigen specifieke verantwoordelijkheid samen te werken met collega's, gemeenteleden, vrijwilligers en leiding te geven. De predikant is in staat beleid voor de gemeente te ontwikkelen en uit te voeren of te ondersteunen.
Een specificatie van de competenties naar kennis, vaardigheid en attitude staat in 4.4. Ook de algemene stageleerdoelen van 1.2 zijn hier in verwerkt.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
6
NGP
1. UITGANGSPUNTEN
1.4 Draaiboek van de stage Voorbereiding
Zelf afspraken maken met supervisor en stagedocent...............................................................2.1 Begroting opstellen voor de te verwachten reiskosten stage (NGP rekenblad)......................1.5.9 Opstellen startdocument.......................................................................................... 2.2 Supervisiegesprek 1: Intakegesprek met supervisor................................................................2.3 Intakegesprek met stagedocent................................................................................................ 2.4
Uitvoering
Dagelijks logboek bijhouden...................................................................................................... 3.1 Dagelijks tijdschrijven .......................................................................................................... 3.1 Na twee weken: werkplan fase 1 inleveren...............................................................................3.1 Na vier weken: student geeft signaal aan stagedocent of stage goed verloopt Na vier weken: supervisor herinneren aan het tijdig verzorgen van het tussentijds supervisieverslag Na vijf weken: gemeenteschets inleveren.................................................................................2.3 Maandelijks: reiskostendeclaratie opsturen naar de opleidingscoördinator De gemaakte verslagen worden toegestuurd aan de stagebegeleider en de stagedocent zodra deze gereed zijn .......................................................................................................... 3.3 o Bijgewoonde kerkdiensten o Kerkdiensten waarin de stagiair zelf voorging (‘preekverslag’) o Pastorale gesprekken o Catecheses o Kerkenraad o Ander af te spreken ambtswerk Drie dagen voor de tussenevaluatie: tussenrapportage 1e fase inleveren...........................3.4/4.1 Er op toezien dat de stagebegeleider uiterlijk drie dagen voor de tussenevaluatie de tussenevaluatie inlevert Uiterlijk drie dagen voor de tussenevaluatie het tussentijdse supervisieverslag inleveren Tussenevaluatiegesprek:........................................................................................................ 4.1 o zijn alle verslagen aanwezig? werkplan fase 1 reflecterende verslagen gemeenteschets tussenevaluatie 1e fase van student tussenevaluatie van stagebegeleider tussenevaluatie supervisor logboek – ter inzage o afspreken stageactiviteiten tweede periode ..........................................................3.2 o bijstelling leerdoelen o invullen invulblad vierde gesprek...........................................................................4.2 o vaststellen datum eindgesprek drie weken na afloop van de stage Twee weken na de tussenevaluatie: werkplan fase 2 inleveren, met daarin opgenomen een verslag van de tussenevaluatie en de bijgestelde doelen voor fase 2. .....................................2.3 Tijdschrijven in de tweede periode............................................................................................ 2.3
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
7
NGP
1. UITGANGSPUNTEN
Eindevaluatie
Drie weken voor het eindgesprek: de supervisor herinneren aan een voorlopig supervisieeindverslag Een week voor de eindevaluatie: eindevaluatieverslag inleveren.............................................4.3 Een week voor de eindevaluatie: het afgesproken aantal verslagen inleveren.........................4.3 Eindgesprek drie weken na afronding van de stage: o Zijn alle verslagen aanwezig? werkplan fase 1 werkplan fase 2 afgesproken reflectieverslagen eindevaluatie van student eindevaluatie van stagebegeleider conclusies tijdschrijven voorlopig eindverslag supervisor logboek - ter inzage o Beoordeling van de stage............................................................................................ 4.4 o Kopie aandachtspunten eerste jaren als predikant naar studentenvolgsysteem
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
8
NGP
2. VOORBEREIDING
2. Voorbereiding van de stage 2.1 Organisatorische voorbereiding 1. Een aantal maanden voorafgaand aan de stage worden afspraken gemaakt over de stageplek en de duur van de stage. Voorafgaand aan de stage ontvangt de student de stagehandleiding. 2. De stageperiode duurt qua studielast drie maanden. In het begin zal het accent liggen op meelopen met de predikant of werkzaamheden verrichten samen met de predikant. Daarna is het karakter verschoven en zal de student vooral vanuit een eigen taak en eigen verantwoordelijkheid werkzaam zijn. 3. De stagedocent zoekt een geschikte stagebiedende gemeenten uit een poule van NGP-stageadressen. Bij de gemeentekeuze wordt onder meer gelet op de vraag of de persoonlijke leerdoelen van de student te realiseren zijn in de betreffende gemeente. Ook wordt gelet op de geografische afstand en indien mogelijk gezorgd dat de stagiair niet te ver hoeft te reizen. 4. Uit de lijst van kerken die beschikbaar zijn als stageadres bepaalt de stagedocent in overleg met de student in welke gemeente en bij welke predikant zijn stage zal plaatsvinden. De NGP zoekt contact met de predikant en via de predikant met de kerkenraad, tot wie het verzoek gericht wordt om als stagebiedende en -begeleidende gemeente op te treden. Nadat de kerkenraad erin toegestemd heeft, neemt de stagiair vervolgens zelf contact met de predikant op. 5. De stagiair kiest uit een beschikbare supervisor, met wie tien gesprekken worden gevoerd voor, tijdens en na de stage. Supervisoren NGP: Drs. A. Boshuizen, Klaprooshof 6, 2215 DM Voorhout, tel. 0252-224488 e-mail:
[email protected] Mw. H. de Rijk, Fonteijnstr. 10, 4101 HZ Culemborg, 0345-520819,
[email protected] Dhr. Rolf Wiersema, Solleveld 18, 6715 GX Ede, 0318 625213,
[email protected] 6. De stagedocent, de begeleidend predikant en de student maken afspraken over inrichting van de stage, mede aan de hand van de (concept) stage-overeenkomst (zie bijlage 3). 7. De stagedocent fungeert tijdens de stageperiode als achterwacht, dat wil zeggen dat op hem kan worden teruggevallen wanneer er problemen rijzen op de stageplaats of in de supervisie. 8. De stage is een onderdeel van de studie. De extra reiskosten die door de stagiair worden gemaakt ten behoeve van de stage worden vergoed door de NGP. Vergoeding van reiskosten geschiedt op basis van de werkelijke kosten van openbaar vervoer 2e klasse. Indien het voor de stagiair niet mogelijk is om per openbaar vervoer binnen een redelijke tijd de stageplaats te bereiken, dan mag gebruik worden gemaakt van eigen vervoer. In dat geval worden de werkelijk gereden kilometers vergoed tegen € 0,19 per kilometer tot een maximum van de kosten op basis van 2e klasse openbaar vervoer wanneer dezelfde reis per openbaar vervoer zou zijn gemaakt. 9. De stagiair dient voorafgaande aan de stage een begroting voor te leggen aan de stagecoör-dinator. De opleidingscoördinator beschikt over een rekenblad voor begroting en declaraties. In bijzondere gevallen en/of wanneer de begroting een bedrag van € 200,-- te boven gaat overlegt de stagecoördinator vooraf met de penningmeester over de begroting en toe te kennen vergoedingen. In dat laatste geval beslist het Bestuur van de NGP over de toe te kennen vergoedingen. 1 1
Daar de stage een onderdeel is van de studie van de student, dienen de kosten die de normale studiekosten te boven gaan door de NGP te worden vergoed. De stagebegeleider moet de onkostennota voor gezien paraferen. Daarna moet de definitieve nota van de gemaakte kosten aan de stagecoördinator ter goedkeuring te worden voorgelegd, waarna de nota aan de penningmeester wordt verzonden. NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
9
NGP
2. VOORBEREIDING
2.2 Startdocument: Analyse en formulering stagewensen en stagedoelen Tijdens de voorbereiding van de stage maak je als eerste een analyse van het startmoment waarop je je op dit moment bevindt. Wat zijn je bronnen? Wat zijn je vragen? Wat is je visie? Vervolgens formuleer je je eigen supervisiedoelen en stagedoelen, naast (of samenvallend met) de doelen die de studiegids vermeldt in 1.3 en 4.4. De resultaten leg je vast in een startdocument dat je zelf opstelt. Een compleet startdocument bevat zeven onderdelen, die hieronder nader worden omschreven: 1. Bronnen: a. curriculum Vitae b. resultaten van de reflecties op jouw ontwikkeling 2. Leervragen 3. Supervisieleerdoelen 4. Stageleerdoelen 5. Literatuur 6. Reactie op de eindtermen 7. Verwachtingen met het oog op de begeleiders. a. Bronnen Om te analyseren wat je wensen en leerdoelen voor de supervisie en de stage zijn beschik je over een aantal bronnen: Curriculum Vitae De eerste bron is je afkomst en eigen ontwikkeling. Geef een weergave van de ontwikkeling van je geloof. Op welke wijze kreeg je het geloof mee van thuis en in de kerk? Wat was voor jou belangrijk? Waar bespeurde je de hand van de Heer in je leven? Hoe ben je gekomen tot de keuze voor de studie theologie? Hoe ben je toegegroeid naar het ambt? Schrijf een CV met een overzicht van deze ontwikkeling, minimaal één A4. Resultaten van het vak Persoonlijk functioneren en de bespreking daarvan met de mentor Na ieder blok van dit vak heb je een persoonlijk ontwikkelingsplan geschreven. Dit plan is aan de orde geweest in het contact met je mentor. De resultaten daarvan bieden aanknopingspunten voor de stagedoelen. Resultaten van de pastorale stage en de praktijkcolleges preken Tijdens de pastorale stage en de praktijkcolleges preken ben je aandachtspunten op het spoor gekomen (en hebt die wellicht ook als aanbeveling meegekregen). Resultaten van het assessment De aanbevelingen die je hebt meegekregen in het assessment bieden aanknopingspunten om mee aan de slag te gaan. Schrijf een beknopt overzicht van de resultaten van de reflecties op jouw ontwikkeling: minimaal half A4 b. Wat wil je leren? Om te komen tot je persoonlijk leerdoelen is het goed te beginnen bij jezelf. Waar sta jijzelf? Wat wil je leren? Het is verstandig dat je bij de analyse van je wensen eerst een aantal vragen spontaan aanvult/beantwoordt met wat het eerst in je opkomt. Dus niet te lang over nadenken!
Ik wil leren… Ik wil leren meer… Ik wel leren anders… Ik wil leren om… Eigenlijk wil ik leren…
NGP Stagehandleiding 2014-2015
Ik wil leren dat… Ik wil leren beter… Anderen vinden dat ik moet leren… Ik wil leren van anderen…
sept 2014
10
NGP
2. VOORBEREIDING
Vragen Welke vragen heb je over het predikantschap en over het werk in de gemeente. Welke vragen heb je over jezelf in het kader van het toekomstige predikantschap. Welke vaardigheden zou je willen aanleren. Hoe is je houding: hoe sta je in het ambt? Waar zou je dieper inzicht in willen krijgen? Wat zijn praktische vragen. Wat zijn je eigen geloofsvragen of gevoeligheden? Over je motivatie om predikant te worden Tip: Praat eens over onderstaande vragen met drie personen. Weet en voel je je geroepen? Welke taken reken je minimaal tot het predikantschap? Welke taken zou je naast dit minimum ook willen doen? Welke taken – die vaak wel door predikanten gedaan worden – horen er eigenlijk niet bij? Wat zullen sterke kanten zijn van je predikantschap? Waar liggen jouw gaven? Wat zullen naar je verwacht zwakke kanten zijn van je predikantschap? Waarvoor heb je minder gaven of ervaring? Op welke criteria wil je als predikant beoordeeld worden? Wanneer ben je een ‘goede dominee’? Wat zijn je idealen? Waar hoop je op, waar ben je bang voor? Waar zou je je eigen predikantschap mee willen vergelijken? Welke bijbelteksten zijn belangrijk voor jou als predikant? Hoe kijk je aan tegen de spanning ambt en beroep? Hoe ziet jouw omgeving je geschiktheid voor dit werk? Over je visie op het ambtswerk De definities van het ambtswerk en de criteria waaraan jouw ambtswerk moeten voldoen heb je nodig om je eigen werk te kunnen beoordelen. Gaandeweg – in de stage, maar ook in je predikantswerk – zul je jouw definities en je criteria steeds aan de praktijk aanpassen. Prediking en liturgie: geef jouw definitie van prediking; doel, werkwijze, criteria waaraan jouw preken moeten voldoen: wanneer heb je ‘goed gepreekt’? Wanneer was de kerkdienst ‘goed’? Pastorale zorg: geef jouw definitie van pastoraat: doel, werkwijze, criteria waaraan jouw pastoraat moet voldoen. Wanneer heb je een ‘goed bezoek’ afgelegd? Onderwijs en toerusting, catechese: geef jouw definitie van catechese: doel, werkwijze, criteria waaraan jouw catechese moet voldoen: wanneer was jouw catechese ‘goed’? Leiding en organisatie, gemeenteopbouw: geef jouw definitie van gemeenteopbouwwerk: doel, werkwijze, criteria waarop je jouw gemeenteopbouwwerk beoordeeld wilt zien in relatie met ander ambtswerk. Schrijf een verslag met antwoord op deze vragen: minimaal 4 pagina's A4 c. Persoonlijke leerdoelen voor de supervisie Supervisie is een vorm van leren waarbij het leerproces zich richt op jouzelf, op wie je bent. Het gaat om de integratie van eigen handelen in het beroepsmatig functioneren en het leren onderkennen van je eigen mogelijkheden. Verder gaat het om het bevorderen van de integratie van denken, voelen en persoonlijk handelen: Hoe ben jij zelf als persoon; hoe ga je om met jezelf; hoe stel je je op tegenover anderen; ben je in staat tot zelfreflectie en zelfevaluatie; kun je omgaan met kritiek, onbegrip en teleurstelling? Daarnaast is ook het persoonlijk geloof van groot belang voor het functioneren als voorganger. Het bepaalt mede het kunnen omgaan met twijfels, tekorten, gebreken, onbegrip en teleurstelling. Ook voor deze punten is in de supervisie alle ruimte. Hoofdstuk 5 handelt over het geheel van het supervisietraject. Het gaat nu om de formulering van drie tot vijf specifieke leerdoelen die passen in jouw ontwikkeling als student, mens, gelovige, theoloog en predikant. Een leerdoel omvat drie aspecten: NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
11
NGP -
2. VOORBEREIDING
beginsituatie: hoe sta je nu in dat thema? einddoel: hoe zou je aan het eind van de stage in dat thema willen staan? wat is voor jou nodig om op dit punt te leren?
Op grond van de bovenstaande gegevens formuleer je drie tot vijf leerdoelen voor de supervisie Deze doelen bespreek je met je supervisor en stelt deze in overleg met de supervisor vast. Deze vastgestelde leerdoelen laat je zien aan de stagedocent in het intakegesprek met hem. d. Persoonlijke leerdoelen voor de stage Bij de leerdoelen van de stage gaat het om de wijze van uitvoering van het werk. Welke persoonlijke doelen stel jij voor ogen als je denkt aan deze praktijkperiode? Punt 2.2b heeft je allerlei handvatten gegeven om tot de formulering van deze doelen te komen. Overweeg op welke manier de stageactiviteiten kunnen bijdragen aan het behalen van de leerdoelen. Welke facetten van de activiteiten moeten extra aandacht krijgen? Om je op weg te helpen volgt hier een aantal aandachtspunten en suggesties om zoveel mogelijk profijt te trekken uit de stage. Het doel is dat jij van alle aspecten, taken en verplichtingen die een pastor heeft of ontmoet, iets meemaakt. De opsomming pretendeert niet volledig te zijn; het is bovendien niet mogelijk om jou bij elk van de genoemde werkzaamheden te betrekken. In overleg met jou zal kunnen worden vastgesteld wat in de stageperiode jouw bijzondere leeractiviteiten zijn. Dit zal mede afhangen van de ervaring die jij mogelijk al hebt opgedaan. Wees op een gezonde manier nieuwsgierig en maak van zoveel mogelijk kansen gebruik om nieuwe ervaringen op te doen. 1. Het leiden van een aantal kerkdiensten en het meemaken van enkele diensten (met name in de eerste periode). Overleg met de ouderling van dienst en de organist/pianist of liturgiecommissie bij de voorbereiding van de dienst. 2. Een keer aanwezig zijn bij de catechisatiegroep terwijl ze catechese krijgen; zelf catechese geven in aanwezigheid van de predikant; zelfstandig catechese geven 3. Een bijdrage leveren aan andersoortige toerustingsbijeenkomsten. 4. Inschakeling bij alle soorten van bezoeken door de predikant, de wijkouderling en ouderlingen met een bijzondere opdracht (zoals jeugdouderling, bejaardenouderling, evangelisatieouderling, studentenouderling, ouderling voor de militairen). 5. Wat de verscheidenheid van bezoeken betreft, worden de volgende genoemd: a. ziekenbezoeken, eventueel ook in het ziekenhuis of een verpleeghuis b. bezoeken aan bejaarden, zo mogelijk ook in een tehuis c. aan demente bejaarden, eventueel in een psychogeriatrische inrichting d. speciale huisbezoeken e. bezoeken met het oog op rouwverwerking en condoleancebezoeken f. bezoeken aan terminale patiënten g. kraambezoeken h. bezoeken met het oog op het gesprek over doop of begrafenis i. bezoeken bij jubilea in het gezinsleven of in de werkkring j. een bezoek aan 'een moeder in Israël' of een ouder gemeentelid dat wijsheid en ervaring heeft door zijn ambtelijke dienst in de gemeente k. bezoeken in bijzonder moeilijke omstandigheden (zoals kinderloze echtparen, mensen die overspannen zijn, een gezin met een gehandicapt kind, een gezin waarin één van de kinderen drugsproblemen heeft, een gezin waarvan een zoon of dochter homofiel is, een gezin met problemen in de relaties, binnen of buiten het gezin, een één-ouder-gezin, een gezin dat zich eenzaam voelt in de gemeente, een alleenstaande, een gezin waarvan kinderen en/of ouders bezig zijn buiten de gemeente te raken, een gezin randkerkelijk is, een actief meelevende NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
12
NGP
2. VOORBEREIDING
jongere, een jongere die het wel gelooft of afwijzend lijkt, een gezin dat een kind geadopteerd heeft of bezig is een kind te adopteren, een gezin in verband met werkloosheid, een man en/of vrouw die het er moeilijk mee hebben dat ze ouder worden, een gezin dat uit een andere gemeente/kerkverband is gekomen en moeite heeft om de overgang te verwerken. Bovenstaande opsomming is vooral bedoeld om jou voor te bereiden op wat jij in een gemeente tegen kan komen. Het is zeker niet de bedoeling dat jij in veel kommer en kwel situaties terecht komt. Juist de gesprekken met blijde gelovigen mogen niet ontbreken. 6. Het meemaken van een kerkenraadsvergadering en een moderamenvergadering. Optioneel: Indien het mogelijk is het leiden van een kerkenraadsvergadering. 7. Het meemaken van een wijkavond, bijbelkringavond of ouderensoos. 8. Het meemaken van een vergadering van de jeugdvereniging (dan wel iets bieden). Optioneel: het optrekken met de jeugd als deze een zaterdag en zondag (eventueel met jongeren uit andere gemeenten) elders zijn. 9. Contact leggen met personen die in de gemeente een ondersteunende rol vervullen in de organisatie van de gemeente (zoals scriba, koster, penningmeester/commissie van beheer, archivaris), studentenwerk, zendingscommissie, evangelisatiecommissie, hulpverlening, clubwerk, jeugdraad, vakantiebijbelschool, kringen, bejaardenwerk, schippers en hun kinderen, asielzoekerscentrum, diakonale projecten, nieuwe vormen van kerk-zijn, overleg met andere kerken of vertegenwoordigers ervan. 10. Het eventueel bijwonen van een regiovergadering met de opdracht om daarvan verslag uit te brengen aan de kerkenraad. 11. Het meemaken van een bezoek aan een instelling in de plaats of de regio. Dit kunnen instellingen van allerlei aard zijn. Ouderlingen, diakenen en de predikant zelf kunnen met zulke instellingen contact hebben. 12. Het schrijven van een stukje in het kerkblad. Het is duidelijk dat sommige van de genoemde situaties zich juist niet voordoen tijdens de stagetijd. Andere misschien in bijzondere mate wel. Er moet zoveel mogelijk naar spreiding gezocht worden. Deze opsomming helpt om concreet na te denken over wat je eigenlijk zou willen en waar jouw interesse naar uit gaat.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
13
NGP
2. VOORBEREIDING
Maak in de beschrijving van de bijzondere leerdoelen gebruik van een opzet zoals aangegeven in dit kader: Voorbeeld van een persoonlijk leerthema Een student geeft nu al catechisaties, maar hij heeft moeite met catechisatie geven aan brugklassers. A. Omschrijf hoe het nu toegaat in zijn catechisaties en wat je daar goed en minder goed vindt gaan. Probeer zo exact mogelijk te formuleren waar de pijn zit en ook je sterke punten te omschrijven. Je kunt bijvoorbeeld wel mooi vertellen, maar buiten de vertelling kan jij geen orde houden. Geef aan wanneer het mis gaat. B. Beschrijf je ‘ideale’ catechisatie uur met brugklassers (bijv. dat jij het hele uur de orde kan handhaven). C. Omschrijf wat er volgens jou allemaal nodig is om de orde het hele uur te handhaven, wat je daar in ontbreekt, en op welke manier je daarin wil oefenen tijdens de stage (bijv.: ik zorg dat de catechisanten steeds weten wat ze moeten doen, ook buiten de tijd van de vertelling; ik ga de volgende werkvormen uitproberen: vragen maken, tekeningen, zingen, toneel).
Op grond van de bovenstaande gegevens formuleer je minimaal vijf leerdoelen voor de stage Deze doelen bespreek je met de stagedocent en stelt deze in overleg met hem vast. e. Literatuur Je hebt tijdens de studie literatuur bestudeerd die geschikt is om tijdens de stage op terug te grijpen. Te denken valt aan homiletiek, pastoraat, catechese en gemeenteopbouw. Het is het doel van de stage om de bestudeerde stof in praktijk te brengen. Het is niet de bedoeling dat je tijdens de stage nieuwe literatuur gaat bestuderen. Welke literatuur met het oog op de praktijk zou je kunnen gebruiken. Gebruik dit materiaal in je verslaglegging. In de aanwijzingen voor de verslagen in 3.2 wordt de literatuur ook genoemd. Maak een lijstje met bruikbare literatuur f. Eindtermen van de stage Wat verwacht de opleiding m.b.t eindtermen en activiteiten? Leerdoelen en eindtermen van de stage: zie § 1.3 en 4.4 Geef een korte indruk (maximaal 10 regels) van wat jij vindt van deze verwachtingen. g. Verwachtingen van de begeleiding De stagebegeleider Wat verwacht je van je stagebegeleider? Hoe kun jij het beste leren aan de door jou gestelde doelen? Wat moet hij vooral niet doen; wat wel? Welke afspraken zou je daarover willen maken? De supervisor In het supervisieprotocol (hoofdstuk 5) zijn de frequentie en de doelstellingen van het contact met de supervisor aangegeven. Denk je nog een andere ervaren predikant als adviseur of praatpaal nodig te hebben (of zou je dat wel graag willen)? Stagedocent Wat verwacht je van de stagedocent en als ondersteuning vanuit de opleiding? Formuleer een antwoord op deze vragen
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
14
NGP
2. VOORBEREIDING
2.3 Intakegesprekken met supervisor, stagedocent en stagebegeleider 2.3.1 met supervisor; supervisiegesprek 1 Dit is je eerste gesprek van de stage met als doel het vaststellen van supervisieleerdoelen, die je hebt opneemt in je startdocument. Ter voorbereiding op dit gesprek lever je vooraf je supervisieleerdoelen in bij de supervisor. Tijdens deze eerste ontmoeting onderteken je samen met de supervisor de supervisieovereenkomst (Bijlage 1). De supervisie betreft een traject van 10 ontmoetingen. Mochten meer ontmoetingen gewenst zijn neemt de supervisor contact op met de stagedocent. Wanneer de docent met de uitbreiding instemt neemt hij eerst contact op met de penningmeester van de NGP met het oog op zijn instemming. De supervisor zorgt halverwege de stage voor een tussenevaluatie. Het is een voortgangsrapportage over de vraag of de student in de supervisie voldoende progressie boekt met het oog op de in het protocol voor de beoordeling van de supervisie (bijlage 2) genoemde punten. Dit betreft een procesevaluatie en vermeldt niet de inhoudelijke punten die tijdens de supervisie aan de orde zijn gekomen. Doelstelling is om te bepalen of de resultaten binnen de supervisie geen belemmering vormen voor de voortgang van de stage. Aan het einde van het supervisietraject zorgt de supervisor voor het invullen van het beoordelingsblad. Aandachtspunten voor dit gesprek: - Ondertekenen supervisiecontract (Bijlage 1) - Planning data van de negen volgende supervisiegesprekken - Data voor inlevering van de rapportages door student - Planning data aanleveren verslagen door de supervisor bij de stagedocent o Tussentijds verslag, ten behoeve van de tussenevaluatie o Voorlopig eindverslag, ten behoeve van het eindgesprek o Eindverslag, na de afronding - Tijdens de voorbereiding van de stage kan al een tweede supervisiegesprek plaatsvinden. 2.3.2
Intakegesprek met stagedocent
Het tweede gesprek is het intakegesprek met de stagedocent. Daarin komt het gehele startdocument aan de orde. Alle onderdelen van het document worden met je besproken. Aan de hand van dit gesprek worden de stageleerdoelen vastgesteld. Bijzondere aandacht is er voor de wijze waarop je deze leerdoelen wilt bereiken. De stagedocent kan coachen op mogelijke werkvormen die daarbij kunnen worden ingezet. Rol van stagedocent - bewaker en stimulator van het leerproces van de student - als zodanig vraagbaak en praatpaal voor student en stagebegeleider Verder worden praktische afspraken gemaakt over: de communicatie met de stagedocent de te plannen gespreksdata afspraken over reis (o.a kosten) de door de student te maken begroting inzake te declareren kosten (2.1 8/9) verslagen (zie hoofdstuk 3) en de datum waarop deze moeten worden ingeleverd
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
15
NGP 2.3.3
2. VOORBEREIDING
Startbijeenkomst met stagebegeleider en stagedocent
Met dit gesprek begint de driemaandelijkse stage in engere zin. In dit gesprek komen de volgende aspecten aan de orde waarover principe-afspraken worden gemaakt: a. Wat kan de student van de stagebegeleider verwachten? Welke behoefte heeft de student met het oog op de begeleiding? (zie startdocument n.a.v. 2.2g) Uit dit overleg kunnen specifieke wensen met betrekking tot de invulling van de stage naar voren komen (zie startdocument n.a.v. 2.2d) De stagebegeleider is beschikbaar voor informatie, raad, hulp en bijsturing. Wat kan de stagebegeleider bieden met betrekking tot de specifieke leerthema’s? In welke ondederdelen kan de student meelopen en waar kan de student zelfstandig aan het werk? Op welke manier zal de stagebegeleider de student beoordelen? Zie 3.4 en 4.4. b. Wat verwacht de stagebegeleider van de student? in opstelling en in feedback op het predikantswerk c. Wat kan de student van de gemeente verwachten? De stagebiedende gemeente zal zorg dragen voor een redelijke werkverdeling voor de stagiair, waarin voldoende balans is tussen gemeentewerk, studie en vrije tijd. De predikant geeft, zo mogelijk in overleg met de kerkenraad, een oordeel over het verloop van de stage: inzet, bereidheid om te luisteren en te leren, bespreking van de preek en verder alles wat dienstig is voor de NGP om een goed inzicht te krijgen in hoe de stage naar het oordeel van de kerkenraad verlopen is. d. Wat kan de gemeente van de student verwachten? Van de stagiair wordt verwacht dat hij in de stageperiode minsten drie keer in de stagegemeente voorgaat.2) Het is wenselijk, dat hierover minstens één keer een nagesprek plaats zal vinden met (een deel van) de gemeente. De stagiair dient aan het begin van de stageperiode een belofte af te leggen van geheimhouding over kennis van personen en situaties, die hij in het kader van zijn stage zal opdoen en die een vertrouwelijk karakter hebben. 3) e. Afspraken over de wijze van communiceren formeel/informeel: tutoyeren of niet? gestructureerd/ongestructureerd: alleen via afspraken of ook in de wandelgangen? f. Werkafspraken Wekelijkse afspraak voor het opstellen van een werkprogramma. Dit is nuttig bij het maken van een redelijke werkverdeling, ook is het een onderdeel van het leerdoel 'tijdsbeheer'. Na elke twee weken dient er een evaluerend gesprek te zijn tussen begeleider en stagiair. De stagiair stuurt als voorbereiding de reflectieverslagen aan de stagebegeleider Voor de tussenevaluatie en de eindbeoordeling schrijft de predikant een verslag (zie 3.4 en 3.6) dat via de student (ter accordering) aan de stagedocent wordt gegeven. g. Rol van stagedocent - bewaker en stimulator van het leerproces van de student - als zodanig vraagbaak en praatpaal voor student en stagebegeleider h. Praktische aspecten planning van preken, catechese en pastorale gesprekken
2
In principe zal de student daarom al over een preekconsent beschikken Het is mogelijk deze belofte van geheimhouding te vragen in een dienst, waarin de stagiair officieel in de stagebiedende gemeente geïntroduceerd wordt. 3
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
16
NGP
2. VOORBEREIDING
planning van inleverdata van verslagen student en stagebegeleider. De verslagen over het verrichte werk worden toegestuurd aan de stagedocent zodra deze gereed zijn. Dit stelt de stagedocent in staat om tijdens de stage het proces inhoudelijk te volgen. afspraken over verblijf
j. Werkplan Student stelt naar aanleiding van dit gesprek een werkplan op waarin de koppeling wordt weergegeven tussen de stageactiviteiten en zijn persoonlijke leerdoelen. Verder bevat dit werkplan een overzicht van de planning van de verschillende activiteiten – voor zover deze na de startbijeenkomst bekend zijn. k. Stageovereenkomst Ondertekening van de stageovereenkomst (zie bijlage 3).
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
17
NGP
3. RAPPORTAGE
3. Rapportage en verslaglegging De student schrijft een aantal verslagen tijdens de stage. Hier volgt een inventarisatie van de verslagen en vervolgens aanwijzingen voor de verslaglegging.
3.1 Verslagen
De student levert een aantal reflecterende schriftelijke verslagen in: o 1 bijgewoonde kerkdienst o 3 kerkdiensten waarin de stagiair zelf voorging (3.2a) o 1 nabespreking van een kerkdienst met een deel van de gemeente 4 o 2 meeloop catecheses: één in de onderbouw middelbare school en één in de bovenbouw o 2 catecheselessen in onder- en bovenbouw waarbij de stagebegeleider aanwezig is (3.2b) o 2 zelfstandig gegeven lessen (3.2b) o 3 meeloopgesprekken met de predikant o verslagen van werkoverleg met stagebegeleider o 16 pastorale gesprekken. Verdeling over de twee periodes: 2 x 8. Van 10 gesprekken een verslag van een A4, waarvan 3 met een verbatim. Van 6 gesprekken de logboekaantekeningen. (3.2c) o 1 kerkenraadsvergadering (3.2d) o ander af te spreken werk
Deze activiteiten geven het toetsingskader aan. De mogelijkheid bestaat om met de stagedocent te overleggen om met behoud van de leerdoelen te variëren. In het geval dat een student al ervaring heeft in bijv. catechese is het mogelijk om zelfstandig een les te geven en daarmee aan te tonen competent te zijn op dat onderdeel. Verdere verplichtingen vervallen in dat geval.
De stagiair houdt per dagdeel een logboek bij van de door hem verrichte werkzaamheden. Alle bijzondere indrukken en ervaringen krijgen daarin een plek. Ook verschuiving in leerdoelen: Wat zijn nieuwe leer- en aandachtspunten? Deze overzichten vormen de basis voor de eindverslagen die zowel na de eerste als na de tweede periode gemaakt moeten worden. (zie hoofdstuk 4). Deze verslagen dienen direct na het beëindigen van de betreffende stageperiode te worden opgemaakt en tevens ter kennis van de stagedocent te worden gebracht. Het logboek neemt de student ter inzage mee bij de tussenevaluatie en het eindgesprek.
De student levert twee werkplannen (voor resp. fase 1 en fase 2) in. Deze werkplannen bevatten: o de afspraken en activiteitenplanning van de eerste en tweede fase, voor zover deze na twee weken bekend zijn o de koppeling tussen de stageactiviteiten en de persoonlijke leerdoelen. o Verder bevat dit werkplan een overzicht van de planning van de verschillende activiteiten Het eerste werkplan behelst de eerste stageperiode en moet ingeleverd worden na overleg met de stagebegeleider. Het tweede werkplan moet ingeleverd worden na de tussenevaluatie. Beide werkplannen moeten aanwezig zijn op het eindgesprek.
Verslagen van het werkoverleg met de stagebegeleider. De bespreking van de verslagen met de werkbegeleider blijkt een belangrijk moment voor het eigen ontwikkelproces. Hiervan een verslag maken is een stimulans voor de stagiair om de vrucht van het gesprek mee te nemen in de eigen reflectie. Het is ook tot grote steun voor het maken van de tussen- en eindevaluatie.
4
o.l.v. de stagebegeleider of iemand die in overleg met hem daarvoor is gevraagd.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
18
NGP
3. RAPPORTAGE
De gemeenteschets (3.2e) wordt in de eerste fase van de stage geschreven en na 4/5 weken na de start van de stage ingeleverd. Dit betekent dat de gemeenteschets geen gedetailleerd beeld van de gemeente hoeft te bevatten, zoals de student zich dat pas aan het einde van de stage kan hebben gevormd.
De student levert een tussenrapportage (3.3) in, waarin hij evaluerend terugblikt op het eerste gedeelte van de stage en die in verband brengt met zijn leerthema’s en waarin hij vooruitblikt en zijn leerthema’s bijstelt en aanscherpt. In de tussenrapportage presenteert de student plannen voor de tweede helft van de stage. Het verslag van de eerste periode wordt door de stagiair geschreven onmiddellijk na het afsluiten ervan. Dit verslag wordt voorafgaand aan de tweede periode besproken door de stagedocent, de stagebegeleider en de stagiair
Tijdschrijven tijdens de stageperiode is zinvol. Het is een van dag tot dag en van uur tot uur bijgehouden verslag van de manier waarop de student zijn tijd aan de stage besteedt. Het geeft inzicht in zijn time-management en is ook handig bij het schrijven van het evaluatieverslag. Dit verslag bestaat uit drie onderdelen: o A. De inventarisatie van de uren. Zie voorbeeldtabel:
Preek Catechese Pastoraat Reistijd (lijst aanvullen naar eigen inzicht) Totaal
Maandag 4
1
6 1
Weektotaal 8 3 8 3
4
11
22
Dinsdag
Woensdag 4
3 2 1
7
o B. Een interpretatie van deze gegevens. Door cumulatie per onderwerp + de cumulatie per dag is het mogelijk conclusies te trekken m.b.t. de verdeling van de tijd in het algemeen en de verdeling van de tijd over de verschillende onderdelen in het bijzonder. o C. Een begroting van de tijd in de eerste en tweede fase. Het is de bedoeling dat de tijdsbelasting zoveel mogelijk die van een predikant benadert. Het stagewerk krijgt daarom een plaats in een tijdspanne van veertig uur per week. Na twee weken (het inlevermoment van het werkplan) is het nog niet mogelijk een exact overzicht te geven van de vier weken die volgen. Maak een begroting hoe de 40 uur per week worden verdeeld (in het besef dat een begroting richting geeft, maar niet altijd precies wordt gehaald)
Op basis van het eindverslag na de tweede periode vindt een eindbeoordelingsgesprek plaats, waaraan zowel de stagebegeleider als de stagedocent van de NGP deelnemen. Op grond hiervan stelt de stagedocent het eindoordeel vast, dat met de stagiair wordt doorgesproken.
3.2 Aanwijzingen voor verslaglegging a. Preekverslag of verslag van een zelf geleide kerkdienst Het is aan te raden om van alle gehouden preken in de stageperiode een soort homiletisch dagboek bij te houden. Van beide fasen van de stage kan één preek plus dagboek met predikant-stagebegeleider en de stagedocent worden besproken (de te bespreken preek moet ook bij de verslagen worden gevoegd). Het homiletisch dagboek is er voor bedoeld om antwoord te geven op de volgende vragen:
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
19
NGP
3. RAPPORTAGE
Voorbereiding Hoe kwam je aan je tekst? Er bestaan verschillende homiletische modellen waar verschillende theologische visies aan ten grondslag liggen. Voor welk model heb jij gekozen en waarom? Wat wilde je met je preek over die tekst bij je luisteraars bereiken? Welke literatuur heb je bij je voorbereiding gebruikt? Hoe lang was je bezig met: - exegese - preekschets - uitwerken van schets tot preek - liturgie? Waardoor werd je bij het maken van de preek mede bepaald: - gebeurtenissen in de gemeente - eigen ervaringen - gebeurtenissen of ontwikkelingen in de samenleving? Dienst Hoe beleefde je zelf de dienst? Hoe preekte je: - van uitgeschreven tekst - van aantekeningen Hoe ontstond (verbaal en non-verbaal) de verbinding tussen jou, de boodschap en de gemeente? Hoe deed je de gebeden: vrij gebed of van papier. Verwerking Had je na afloop van de dienst vragen aan jezelf? Wat heb je gehad aan de reacties van luisteraars (positief/negatief)? (Bij eventuele preekbespreking): Wat waren de vragen en opmerkingen? Had je die voorzien? Sluit het verslag af met het benoemen van drie punten die goed gingen en drie punten die verbeterd kunnen worden.
b. Catechese Maak per groep een verslag van één catechese-uur op basis van de lesvoorbereiding. Besteed daarbij aandacht aan de volgende punten: Geef per groep aan om welke leeftijdscategorie het gaat, hoe groot de groep is, verhouding jongens/meisjes, tijdstip van samenkomst. Welk onderwerp heb je behandeld? Wat was je lesdoel? Er bestaan verschillende catechetische modellen waar verschillende didactische en theologische visies aan ten grondslag liggen. Voor welk model heb jij gekozen en waarom? Hoe heb je het onderwerp voorbereid? Welke literatuur heb je gebruikt? Hoe heb je het op de les zelf geïntroduceerd? Hoe was de indeling van de les? Welk materiaal heb je gebruikt (bord, overhead, video, e.d.)? Hoe was de sfeer tijdens de les? Heb je gezongen met de groep? Zo ja, wat en hoe (begeleiding)? Wat is je eigen indruk van de les? Kun je inschatten hoe de groep het heeft gevonden? Sluit het verslag af met het benoemen van drie punten die goed gingen en drie punten die verbeterd kunnen worden.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
20
NGP
3. RAPPORTAGE
c. Verslag pastoraal gesprek Voer minimaal 16 pastorale gesprekken. Verdeling over de twee periodes: 2 x 8. Van 10 gesprekken maak je van zeven een verslag van één A4, en van drie een verslag met een verbatim (min. 2 - max. 4 pagina's). Van 6 gesprekken de logboekaantekeningen Wat zag je als een doel van dit gesprek en langs welke weg wilde je dat doel bereiken? Welke kennis en vaardigheden dacht je hierbij nodig te hebben? Wat nam je tijdens het gesprek waar met betrekking tot je gesprekspartner? Welke gevoelens, gedachten en overwegingen neem je waar in jezelf? Welke beslissingen neem je tijdens het gesprek? Wat was jouw inbreng of invloed op het gesprek geweest, positief enlof negatief? Hoe is deze inbreng tot stand gekomen? Wat heeft er toe bijgedragen dat je je doel wel of niet hebt bereikt? Je kunt denken aan je kennis, je gevoelens en je attitude en je vaardigheden. Hoe hebben je gevoelens en je attitude het gesprek beïnvloed? Welke vaardigheden heb je gebruikt enlof heb je gemist? Met welk pastoraal- model of theorie kun je deze ervaring verbinden? Welke literatuur heb je gebruikt? Een verbatim is zinvol om een gesprek te evalueren, met name als een gesprek niet naar wens is verlopen. Een verbatim is een woordelijk verslag van een recent gehouden pastoraal gesprek, zoals dat is opgeslagen in het geheugen van de pastor. Door nummering wordt aangegeven waar de pastor (P) en waar het gemeentelid (G) aan het woord is. Sluit het verslag af met het benoemen van drie punten die goed gingen en drie punten die verbeterd kunnen worden.
d. Overige activiteiten Geef een verslag van eventuele andere activiteiten, die je tijdens je stage hebt uitgevoerd (bijv. leiden van een kerkenraadsvergadering, evangelisatieactie met gemeenteleden, o.i.d.)
e. Gemeenteschets Dit onderdeel is bedoeld om meer inzicht te geven in het stageveld dat je hebt betreden. Zoals op pag. 13 reeds is vermeld wordt de gemeenteschets in de eerste fase van de stage geschreven en na 4/5 weken na de start van de stage ingeleverd. Dit betekent dat de gemeenteschets geen gedetailleerd beeld van de gemeente hoeft te bevatten, zoals de student zich dat pas aan het einde van de stage kan hebben gevormd. Voor deze schets zijn de antwoorden op de volgende vragen van belang: 1. In wat voor samenleving is de gemeente geplaatst (bijv. relatie autochtonen-import, minderheden, zetelverdeling in gemeenteraad, verenigingsleven, knelpunten). 2. Hoe is relatie kerk-samenleving? 3. Geef een beschrijving van de werkzaamheden die door en vanuit de gemeente worden verricht, onder te verdelen in: pastoraal werk diaconaal werk evangelisatie/missiologie samenwerking met andere kerken gemeente-opbouwwerk catechese jeugd en jongerenwerk kringwerk ouderenwerk 4. Beschrijf van alle werkzaamheden onder 3: NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
21
NGP
3. RAPPORTAGE
wie draagt naast de kerkenraad, verantwoordelijkheid voor de uitvoering wat staat op papier met betrekking tot: o de doelen, die men voor ogen heeft o de organisatie o de evaluatie 5. Beschrijf van alle activiteiten onder 3 welke knelpunten worden onderkend en hoe daar mee wordt omgegaan. 6. Wat zijn je eigen opvattingen en oordelen over wat je in 5 beschreven hebt? 7. Wat is te zeggen van interne structuur van de kerkelijke gemeente (leeftijdsopbouw, organisatie, beleid, prioriteiten). 8. Wat valt je op in het functioneren van de kerkenraad, de predikant, significante groepen in de gemeente? Welke zaken, groepen, individuen vallen buiten het gezichtsveld? 9. Hoe gaat men om met spanningen in de gemeente en waar komen die (eventuele) spanningen uit voort? (dit dikgedrukte gedeelte is in het bijzonder van belang in het verslag. Besteed daar goed aandacht aan). 10. Hoe liggen de gezags- en machtsverhoudingen in de gemeente, zowel de zichtbare als de onzichtbare? 11. Hoe groot is de betrokkenheid/participatie van gemeenteleden? Waaruit blijkt die? 12. Van welk gemeentemodel gaat men uit? Is men zich dat bewust en is men (kerkenraad/gemeente) het daar over eens?
Moment van inleveren: 5 weken na het begin van de stage Evaluerend Wat is jouw oordeel over deze vorm van verslaglegging. Heb je suggesties om het anders te doen of zou je het op bepaalde punten willen aanvullen?
3.3 Aandachtspunten voor de tussenevaluatie door de student Het tussentijds verslag bevat een evaluatie van de verrichte stageactiviteiten. De inhoud van de gemaakte verslagen kan daarvoor als uitgangspunt dienen. Voor dit evaluatieverslag kun je gebruik maken van je startdocument. Wat is het verschil tussen toen en u? Je kunt denken aan aspecten als: a) Beantwoordt de stage tot dusver aan je verwachtingen? b) Komen de leerdoelen tot hun recht? c) Wat heb je geleerd? d) Wat is je visie op kerk en ambtsuitoefening? Is daar tijdens de stage verandering in gekomen? e) Welke mogelijkheden en grenzen van je kunnen in het predikantswerk heb je ontdekt (denk ook aan de resultaten van de supervisie)? f) Wat heeft het gemeenteverslag voor je opgeleverd? g) Hoe is de relatie tussen theorie en praktijk?Toon in je verslag dat je de literatuur bij de stage hebt betrokken. h) Waar zou je in de tweede termijn in het bijzonder aandacht aan willen geven? i) Krijg je voldoende medewerking uit de gemeente? j) Is je begeleider voldoende bereikbaar voor jou? k) Voldoen de werkbesprekingen wat betreft frequentie, duur, vorm, inhoud, effectiviteit e.d.? l) Heb je op- of aanmerkingen m.b.t. de structurering van het werk, de studie en de vrije tijd?
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
22
NGP
3. RAPPORTAGE
3.4 Aandachtspunten voor de tussenevaluatie door de stagebegeleider Het is de bedoeling dat de stagebegeleider ook tussentijds een beknopt evaluatieverslag aan de stagedocent toezendt. Hebt u positieve of negatieve opmerkingen over één of meer van de volgende aspecten? De opsomming is alleen bedoeld als hulpmiddel en volgt de eerder genoemde vijf bekwaamheden (1.3). 1. Persoon van de stagiair De stagebegeleider richt zijn aandacht in de stage in de eerste plaats op de competenties van de student met betrekking tot zijn handelen. De supervisor richt zich in de eerste plaats op de persoon van de student. Dit is een onderscheid dat het eigene van beide vormen van begeleiden typeert. Het is echter uiteraard niet mogelijk daar een waterdichte scheiding tussen aan te brengen. Daarom wordt ook aan de stagebegeleider gevraagd weer te geven wat zijn indruk is van de persoon van de stagiair. Theologische kennis – verbinden van theorie en praktijk Zelfkennis en vermogen tot zelfkritiek Zelfacceptatie en bereidheid aan zichzelf te werken De groei die de stagiair doormaakt in zijn functioneren tijdens de stage Wezenlijke belangstelling voor de ander Contactuele eigenschappen Invoelend vermogen 2. Verkondiging en liturgie
Is de prediking bijbelgetrouw? Voldoende bijbelonderwijs? Didactische kwaliteiten in de prediking, o.a. ordening van de stof Gerichtheid op de leefwereld van de hoorder Voordracht en stembeheersing Persoonlijke geloofsbetrokkenheid Werken met een preekdoelstelling (of een ander preekmodel) Liturgische bekwaamheid
3. Pastorale zorg
Kennis van pastorale theorie Gespreksvaardigheid Empathie Aansluiting bij leefwereld
4. Onderwijs en toerusting
Didactische kwaliteiten in de catechese Aansluiting bij leefwereld Stimuleren van zelfwerkzaamheid (bijv. in catechisatie-groepen)
5. Leiding en organisatie
Inzicht in beleid; hebben van visie Heeft de stagiair (bijzondere) vaardigheden laten zien (bijv. ontwikkeling van nieuwe werkwijzen, meedenken in beleid of aan werkgroepen? Tempo en doeltreffendheid van werken Vermogen tot samenwerking ‘Time-management’ Zelfstandigheid in het werk
Zijn er punten, waar in de tweede fase extra aandacht aan geschonken moet worden? Vraag: Wat vindt u van deze vorm van evalueren? Heeft u suggesties om het anders te doen of aan te vullen? NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
23
NGP
3. RAPPORTAGE
3.5 Aandachtspunten voor de eindevaluatie door de student Het eindverslag bevat een evaluatie van de verrichte stageactiviteiten. De inhoud van de gemaakte verslagen kan daarvoor als uitgangspunt dienen. Voor het eindevaluatieverslag kun je denken aan aspecten als: 1. Zijn alle leerdoelen, inclusief de bijgestelde doelen na de tussenevaluatie, voldoende tot hun recht gekomen? 2. Wat heb je geleerd? 3. Beantwoordde de stage aan je verwachtingen? 4. Hoe is voor jou de relatie tussen theorie en praktijk geweest? 5. Welke mogelijkheden en grenzen van je kunnen in het predikantswerk heb je ontdekt? 6. Wat is je visie op kerk en ambtsuitoefening? Is daar tijdens de stage verandering in gekomen? 7. Hoe is de samenwerking met de gemeente verlopen? 8. Is je begeleider voldoende bereikbaar voor jou geweest? 9. Hebben de werkbesprekingen wat betreft frequentie, duur, vorm, inhoud, effectiviteit e.d. voldaan? 10. Heb je op- of aanmerkingen m.b.t. de structurering van het werk, de studie en de vrije tijd? 11. Welke punten heb je ontdekt voor voortgaande vorming gedurende je predikantschap?
3.6 Aandachtspunten voor de eindevaluatie door de stagebegeleider Voor het eindverslag gelden dezelfde aandachtspunten als die voor de tussenevaluatie, verder gespecificeerd in 4.4. Uiteraard kunnen de genoemde punten nog doeltreffender worden beoordeeld door de periode van zelfstandig functioneren van de stagiair.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
24
NGP
4. BEOORDELING
4. Beoordeling 4.1 Tussenevaluatie Het tussenevaluatiegesprek vindt plaats halverwege de stage (na vijf weken) met student, stagebegeleider en stagedocent. Een week van te voren leveren de student en de stagebegeleider een tussenevaluatie bij de stagedocent in; zie de aanwijzingen onder 3.4 en 3.5. Het gesprek heeft vier onderwerpen: a. Taakevaluatie: welke leerresultaten zijn behaald? Formele criteria: Zijn alle gemaakte werkafspraken nagekomen? Zijn alle verslagen aanwezig? reflectieverslagen werkplan fase 1 gemeenteschets tussenevaluatie 1e fase van student tussenevaluatie van stagebegeleider tussenevaluatie supervisor tijdschrijven: onderdeel A tijdschrijven: onderdeel B tijdschrijven: onderdeel C logboek – ter inzage Inhoudelijke criteria:
Worden de persoonlijke leerthema’s en de leerdoelen van de stage gescoord? Hoe; in welke situaties wel/niet?
b. Procesevaluatie: hoe was de samenwerking tot nu toe? Communicatie: Bijsturen:
Verstaat men elkaar? Kan men ook kritische opmerkingen over en weer maken? Manier van omgaan, werken, overleggen? Krijgt men wat men van de ander verwacht had? En kan daarover gecommuniceerd worden en is bijsturen mogelijk?
c. Tussenbeoordeling Voldoet de stage aan de verwachtingen en zou de stage bij gelijkblijvende kwaliteit voldoende beoordeeld worden? d. Inrichting van het tweede gedeelte van de stage -
Zo nodig herformulering leerthema’s Zo nodig aanpassing communicatie Praktische werkafspraken over te verrichten stageactiviteiten Afspraken over in te leveren verslagen in de tweede periode - zie 1.4
De conclusies worden vastgelegd in het tussenevaluatieprotocol, zie 4.2 Als de tussenbeoordeling positief is, kan de stage niet meer negatief beoordeeld worden op punten die bij de tussenevaluatie al bekend waren. Als er toch twijfels zijn, dan moeten die onderbouwd geuit worden. Ook moet er vastgelegd worden op welke manier er op deze punten wel voldoende gescoord kan worden. En er moeten tussentijds momenten afgesproken worden, waarop deze kritieke aspecten besproken. De eindevaluatie mag geen verrassing worden.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
25
NGP
4. BEOORDELING
4.2 Protocol en invulblad tussenevaluatiegesprek Het betreft de evaluatie van eerste stageperiode en inrichting het tweede gedeelte van de stage. In te vullen bij het tussenevaluatiegesprek. a. Taakevaluatie Formeel:
Inhoudelijk:
b. Procesevaluatie
c. Tussenbeoordeling
d. Herformulering leerthema’s
e. Praktische werkafspraken voor de tweede periode
Vastgesteld tijdens het tussenevaluatiegesprek op ………………………………… Student:
NGP Stagehandleiding 2014-2015
Stagebegeleider:
sept 2014
Stagedocent:
26
NGP
4. BEOORDELING
4.3 Eindbeoordeling Het eindbeoordelingsgesprek vindt plaats met student, stagebegeleider en stagedocent. Dit gesprek vindt ongeveer drie weken na afronding van de stage plaats met student, stagebegeleider en stagedocent. Een week van te voren leveren de student en de stagebegeleider een eindverslag in bij de stagedocent. De aanwijzingen onder 3.4 en 3.6 geven opnieuw de richting aan. In dit verslag gaat het om een overzicht van de gehele stageperiode. a. Procedure Alle verslagen dienen aanwezig te zijn - afgesproken reflectieverslagen - werkplan fase 1 - werkplan fase 2 - eindevaluatie van student - eindevaluatie van stagebegeleider - voorlopig eindverslag supervisor - tijdschrijven A - tijdschrijven B - tijdschrijven C - logboek - ter inzage De student overlegt het stageverslag binnen twee weken na het einde van de stage aan de stagedocent en de stagebegeleider. De stagebegeleider zendt binnen twee weken een schriftelijke evaluatie aan de stagedocent en een afschrift daarvan aan de student. De beoordelaars komen onafhankelijk van elkaar tot een inzichtelijk en onderbouwd eindoordeel. b. Inhoud De student wordt beoordeeld op zijn stage-eindverslag, ander schriftelijk werk en de schriftelijke verslagen van de begeleiders op de wijze zoals in de regeling uiteengezet. De beoordeling wordt uitgesproken tijdens het eindgesprek en bestaat uit: -
-
Bij onvoorziene omstandigheden of verschil van inzicht overlegt de student eerst met de stagebegeleider. Leidt dat niet tot een oplossing dat wendt hij zich tot de stagedocent en daarna zo nodig tot het team van kerndocenten. Tenslotte kan de student de zaak voorleggen aan de voorzitter van de het bestuur. Wanneer het oordeel van de supervisor en de stagebegeleider onverhoopt verschillend is, zal de stagedocent zich wenden tot het kernteam voor een eindbeoordeling. Een oordeel over een aanvullende stage. In het geval van een aanvullende stage worden de eisen daarvoor vastgesteld door het team van kerndocenten. Formulering van aandachtspunten voor de eerste jaren als predikant (kopie naar studentenvolgsysteem in verband met werkbegeleiding).
c. Eindtermen van de stage Formele criteria: De student heeft voldaan aan de stage-eisen en de afgesproken verslagen ingeleverd. Inhoudelijke criteria: De student geeft in zijn stage blijk van initiële bekwaamheden die noodzakelijk zijn voor het ambt van predikant. Zie het in te vullen overzicht in 4.4.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
27
NGP
4. BEOORDELING
4.4 Protocol en invulblad eindbeoordeling Taakevaluatie Formele criteria:
Zijn alle verslagen aanwezig? Is het eindverslag aanwezig? Inhoudelijke criteria: Is aan alle van te voren geformuleerde criteria voldaan?
X Ja ◊ Nee X Ja ◊ Nee X Ja ◊ Nee
Zelfgeformuleerde leerthema’s: Welke geformuleerde persoonlijke stageleerdoelen zijn gehaald en in welke mate? .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. .................................................................................................................................................................. Bekwaamheden en eindtermen De vijf competentiegebieden worden per eindterm beoordeeld met O(nvoldoende) of V(oldoende). De eindtermen zijn beschreven in kennis, vaardigheid en houding. Bekwaamheid
Gebied 1: 1a. Inhoudelijk reflectieve bekwaamheid
Eindterm
Persoon van de stagiair
1b. Personale bekwaamheid
1c. Attitude
O
Vaardigheid in reflectie op praktijksituaties vanuit alle mogelijke subdisciplines van de bijbelse, systematische en praktische theologie De stagiair heeft zicht op de verschillende verantwoordelijkheden die een predikant heeft en de rollen die daarbij horen (bijv. op catechisatie als leraar, pastor, ordebewaker) De stagiair is in staat zelfstandig en kritisch te reflecteren op de eigen, biografisch bepaalde geloofsidentiteit en op de eigen houding als gelovige. De stagiair beschikt over het vermogen het eigen geloof op een transparante en integere wijze te communiceren binnen de context van het werk. De stagiair heeft oog voor zijn eigen aandeel in de communicatie met anderen, voor zijn sterke en zwakke kanten en is in staat zichzelf en zijn handelen ter discussie te brengen. Bereidheid tonen van anderen te Ieren en feedback te geven en te ontvangen Waarnemen van en reflecteren op de ervaren werkelijkheid Zorgvuldig omgaan met persoonlijke en vertrouwelijke informatie Blijk geven van zelfkennis Leerbaar zijn in de verschillende taakgebieden (zie hierna) Een receptieve houding Openstaan voor veelkleurigheid van geloven en belijden Een open sensitieve houding paren aan weerbaarheid en het vermogen om discongruentie te verduren Respectvol omgaan met mensen die de Schrift anders verstaan en vertolken Respect hebben voor de eigenheid van de gemeente
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
28
V
NGP Bekwaamheid
Gebied 2:
4. BEOORDELING
Eindterm
Verkondiging en liturgie
Kennis van de theorie van de homiletiek Vaardigheid in het voorbereiden en houden van een preek Vaardigheid in het kiezen van een adequate communicatievorm en in de verwoording van een preek Vaardigheid in voordracht en stembeheersing
Vaardigheid in de exegetische en hermeneutische verwerking van bijbelteksten
Vaardigheid in het onderkennen van levensproblematiek en vragen op het gebied van geloof en levensbeschouwing Vaardigheid in het verbinden van bijbelinterpretatie met de hedendaagse cultuur, alsmede met de leefwereld van individuele mensen.
2a. Homiletische bekwaamheid 2b. Inhoudelijk– reflectieve bekwaamheid 2c. Hermeneutische Vaardigheid 2d. Diaconale bekwaamheid
2e. Liturgische bekwaamheid
Vaardigheid in het in de kerkdienst aan de orde stellen van sociale en materiële noden
Kennis van tradities, achtergronden en praktijk van de liturgie Kennis van tradities, achtergronden, praktijk van kerkmuziek Vaardigheid in het leiden van een eredienst als ontmoeting van de Allerhoogste met mensen van deze tijd Vaardigheid in het bereflecteerd opstellen van een liturgie in de context van de gemeente Vaardigheid in het creatief omgaan met het Liedboek voor de Kerken en eventueel andere bundels Vaardigheid in het formuleren van liturgische teksten en het verrichten van liturgische handelingen Vaardigheid in het verwoorden van de gebeden Respect hebben voor de eigenheid van de gemeente Bereidheid tonen van anderen te Ieren en feedback te ontvangen en te geven
2f. Attitude
Gebied 3: 3a. Pastorale Bekwaamheid
3b. Hermeneutische Bekwaamheid
Pastorale zorg
3c. Attitude
Gebied 4: 4a. Catechetische Bekwaamheid 4b. Agogische bekwaamheid
O
Kennis van gespreksvaardigheden Kennis van de belangrijkste theorieën op het gebied van het pastoraat Vaardigheid in het begeleiden van mensen in een periode van crisis Vaardigheid in het toepassen van een op bepaald moment adequate interventie Vaardigheid in het constructief omgaan met overdracht en tegenoverdracht Vaardigheid in het onderkennen van levensproblematiek en vragen op het gebied van geloof en levensbeschouwing Vaardigheid in het verbinden van bijbelinterpretatie met de hedendaagse cultuur, alsmede met de leefwereld van individuele mensen Openstaan voor veelkleurigheid van beleven en belijden en omgaan met de Schrift Blijk geven van een op gang gekomen proces van reflectie op eigen pastoraal handelen en een verder ontwikkelen van een pastorale habitus Zorgvuldig omgaan met persoonlijke en vertrouwelijke informatie Gevoeligheid voor mensen in sociale en materiële nood
Onderwijs en toerusting
Kennis van de verschillende catechetische modellen Kennis van de leefwereld en belevingswereld van jongeren Kennis van didactisch model, leercirkel en verschillen in leerstijlen en leertypen Vaardigheid in het beoordelen en hanteren van materiaal met het oog op catechese Vaardigheid in het onderkennen en kritisch evalueren van de eigen rol als catecheet Kennis van groepsprocessen Vaardigheid in leidinggeven aan een groepsgesprek of onderwijsleergesprek en het begeleiden van de gekozen werkvormen
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
29
V
NGP Bekwaamheid 4c. Hermeneutische bekwaamheid
4d. Attitude
Gebied 5:
4. BEOORDELING
Eindterm Vaardigheid in het op een gedifferentieerde didactisch-hermeneutische wijze aan de orde stellen van de bijbel in een (kerkelijk) pluriforme groep Vaardigheid in het verbinden van bijbelinterpretatie met de hedendaagse cultuur, alsmede met de leefwereld van individuele mensen Waarnemen van en reflecteren op de ervaren werkelijkheid in groepsprocessen Openstaan voor veelkleurigheid van beleven en belijden Een open sensitieve houding paren aan weerbaarheid en het vermogen discongruentie te verduren Respectvol omgaan met mensen die de Schrift op andere wijze verstaan en vertolken Authentiek leiderschap beoefenen
Leiding en organisatie
5a. Constructieve bekwaamheid
5b. Pastorale bekwaamheid
5c. Agogische Bekwaamheid 5d. Attitude
O
Kennis van de basisgegevens van de kerkelijke gemeente en de context waarin de gemeente functioneert Kennis van de beleidsontwikkeling van de gemeente Kennis van de feitelijke wijze van organisatie van de gemeente beleidsmatig, pastoraal en financieel Vaardigheid in het verbinden van een theorie van de gemeenteontwikkeling aan een praktijksituatie Vaardigheid in het reflecteren op de tegenstelling tussen de feitelijke gemeente en de wenselijke gemeente en vaardigheid om met die spanning om te gaan. Vaardigheid in het creëren van een veilige sfeer, waarin openheid, geheimhouding en vertrouwen vanzelfsprekend zijn Vaardigheid in het samenwerken met mensen van verschillende achtergronden en verschillende functies binnen de gemeente. Vaardigheid in het op een goede manier plannen van de verschillende taken en werkzaamheden en deze te verdelen over de week. Kennis van organisatiekunde Vaardigheid in leiding geven aan een vergadering Discipline Authentiek leiderschap beoefenen Zelforganisatie - tijdbeheersing
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
30
V
NGP
4. BEOORDELING
d. Eindbeoordeling De student wordt beoordeeld op zijn stageverslag, ander schriftelijk werk en de schriftelijke verslagen van de begeleiders op de wijze zoals in de regeling uiteengezet en bestaat uit: 1. Goedkeuring stage dan wel een oordeel over aanvullende stage. Wanneer het oordeel over de stage onverhoopt niet voldoende is deelt de stagedocent aan de student mee op welke manier alsnog kan worden voldaan aan de stage-eisen. 2. Formulering van aandachtspunten voor de eerste jaren als predikant
Is de stage voldoende?
◊ Ja ◊ Nee
……………………………………………………………
Zo ja: hoe wordt de route vervolgd richting predikantschap?
Zo nee: hoe dan verder?
Welke aanbevelingen voor voortgaande vorming (bijv. supervisie) komen uit de stage voort? -
e. Procesevaluatie
Weet de student zich begrepen door de stagebegeleider, de stagedocent en de supervisor?
Zijn de afgesproken procedures tot ieders tevredenheid gevolgd?
Is de communicatie goed verlopen?
Is de student het eens met de eindbeoordeling? ◊ Ja ◊ Nee ……………………………………………………………
f. Voortgang
Herformulering van leerpunten voor de toekomst -
g. Afronding
Verslaglegging: origineel naar Opleidingscoördinator, kopie voor student, stagebegeleider en stagedocent. De stagebegeleider en stagiair weten over en weer in hoofdlijnen wat aan de NGP gerapporteerd zal worden. Leerpunten stagebegeleider en gemeente Leerpunten stagedocent Losse eindjes: welke dingen moeten er nog gezegd en gedaan worden?
Vastgesteld tijdens de eindevaluatie op …………………………… Student:
NGP Stagehandleiding 2014-2015
Stagebegeleider:
sept 2014
Stagedocent:
31
NGP
5. SUPERVISIE
5. Supervisieprotocol voor de NGP 5.1 Supervisie binnen het kader van de NGP-stage 1.1 De supervisie vindt plaats in het kader van de (gemeente)stage van de NGP en bouwt voort op de verslagen van het mentoraat en het programma onderdeel persoonlijk functioneren. 1.2 Supervisor, supervisant en stagedocent formuleren in onderling overleg persoonlijke leerdoelen. 1.3 De supervisor is gebonden aan de gedragscode van de LVSB. 1.4 De supervisor betracht geheimhouding voor al hetgeen door supervisant wordt ingebracht. Ook met de stagedocent vindt hierover geen overleg plaats. 1.5 Supervisie wordt gegeven in overeenstemming met de tussen supervisor, supervisant en de NGP overeengekomen schriftelijke vastgelegde afspraken. 1.6 Indien sprake is van groepssupervisie wordt door supervisor van supervisanten de belofte verlangd dat deze zich binden aan geheimhouding m.b.t. de inbreng van mede-supervisanten.
5.2 Supervisieleerdoelen 2.1
Tijdens de opleiding is gepoogd de studenten een helder beeld te geven van wat er van hen verwacht wordt, wanneer zij als predikant in de Nederlands Gereformeerde Kerken gaan functioneren. Zij kunnen zich er bewust op instellen en aan bepaalde punten gericht werken. De stage is een gelegenheid dit te toetsen en zelfreflectie is een van de leerdoelen. De supervisieleerdoelen kunnen andere zijn dan de stageleerdoelen.
2.2
Supervisie is een vorm van leren waarbij het leerproces zich richt op de ontwikkeling van houding en vaardigheden. Leerdoelen zijn de integratie van eigen handelen in het beroepsmatig functioneren en het leren onderkennen van de eigen mogelijkheden tot professioneel handelen (beroepsdimensie).
2.3
Een ander leerdoel van supervisie is het bevorderen van de integratie van denken, voelen en persoonlijk handelen (persoonsdimensie). Persoonlijke competenties worden gerelateerd aan de uiteenlopende taakvelden van een predikant. Specifieke leerdoelen in deze dimensie zijn hoe hij zelf is als persoon, hoe hij omgaat met zichzelf, hoe hij zich opstelt tegenover anderen, of hij in staat is tot zelfreflectie en zelfevaluatie, of hij kan omgaan met kritiek, onbegrip en teleurstelling.
2.4
Naast de persoonlijke competenties en de beroepscompetenties is ook het persoonlijk geloof van groot belang voor het functioneren als voorganger, pastor en mede-oudste. Het bepaalt mede het kunnen omgaan met twijfels, tekorten, gebreken, onbegrip en teleurstelling. Voordat iemand het predikantschap kan aanvaarden zal zijn eigen geloof en zijn liefde voor God tot een zekere rijping moeten zijn gekomen, zodat hij zich gedragen weet door de Heer bij het vervullen van zijn taak.
2.5
De drie genoemde dimensies bepalen in grote mate mede de geschiktheid voor het ambt van predikant.
5.3 Supervisie-afspraken 3.1
De bij de aanvang van de supervisie geformuleerde supervisiedoelen (1.4) en de wijze waarop aan de totstandkoming van supervisiedoelen gewerkt gaat worden, worden schriftelijk vastgelegd.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
32
NGP
5. SUPERVISIE
3.2
Uitgangspunt is dat er voor een stage van drie maanden tien zittingen van ongeveer een uur zijn: twee voorafgaand aan de stage, zes gedurende de stage, twee na de afronding van de stage. Bij deeltijdstages wordt deze verdeling indien nodig aangepast. De plaats van ontmoeting wordt vastgesteld door de supervisor.
3.3
De evaluatie- en beoordelingsmomenten vinden plaats bij de tussenevaluatie en aan het eind van de stage. Bij de tussenevaluatie worden de supervisiedoelen waar nodig bijgesteld. Als de supervisor constateert dat er belemmeringen zijn in de stage, informeert hij onverwijld de stagedocent.
3.4
De procedures volgens welke zal worden geëvalueerd en eventueel beoordeeld, sluiten nauw aan bij de leerdoelen (progressie leidt tot een positieve beoordeling), de attitude van de supervisant om van de supervisie te willen leren, de motivatie voor de supervisie en de wil eigen functioneren kritisch te benaderen wegen mee. Daarnaast zullen de supervisor en supervisant in het oog houden of de supervisant goed zal kunnen functioneren als gemeentepredikant.
3.5
De supervsisor vult eigenstandig het beoordelingsformulier in (bijlage 2) en heeft daarover geen contact met de werkbegeleider. Deze beoordeling bespreekt hij met de supervisant voor het verslag aan de stagedocent wordt overgelegd. De supervisant zelf is degene die indien hij/zij dat wenst de communicatie over de supervisie met werkbegeleider/stagedocent onderhoudt. Het is denkbaar de bij uitzondering een supervisor, op verzoek van de student of de stagedocent, aanwezig is bij een gesprek voorafgaand aan een vervolgstage.
3.6
Indien de situatie of vragen van de supervisant buiten de leerdoelstellingen van supervisie vallen, dient de supervisant verwezen te worden naar de meest geëigende hulp en/of begeleiding. De supervisor verantwoordt deze verwijzingsbeslissing tegenover de supervisant.
3.7
Na de eindevaluatie wordt het door de supervisant ingeleverde materiaal vernietigd tenzij anders overeengekomen. De supervisor kan eigen aantekeningen, evaluatie - en beoordelingsgegevens behouden. Deze gegevens dienen na drie jaar te worden vernietigd.
3.8
Wanneer de beoordeling van supervisie onvoldoende is, vloeit hieruit voort dat de stage verlengd dient te worden. In overleg tussen stagedocent, supervisor en het team van kerndocenten wordt vastgesteld op welke wijze de student in een verlengde stage alsnog kan voldoen aan de supervisie-eisen.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
33
NGP
5. SUPERVISIE
5.4 Beoordelingscriteria supervisie 5.4.1 Formele criteria De supervisant heeft deelgenomen aan alle supervisiezittingen. De supervisant heeft steeds het nodige materiaal voor een supervisiezitting ingebracht en kort na elke zitting een reflectieverslag overgelegd aan de supervisor. Gedurende de supervisieperiode heeft de supervisant zelfstandig beroepswerk in het kader van de stage uitgevoerd. 5.4.2 Kwalitatieve criteria voor wat betreft het functioneren in de supervisiesituatie - De supervisant is in staat een leerrelatie aan te gaan met de supervisor en - indien van toepassing met medesupervisant(en), deze te onderhouden, te evalueren - De supervisant is in staat tot open communicatie over eigen ervaren en handelen in de beroepsuitoefening en over eigen beroepsopvattingen en -inzichten. - De supervisant staat open voor feedback van de supervisor (en medesupervisant). - De supervisant is in staat te reflecteren op het gezamenlijk proces tijdens de supervisiezittingen en daaraan leerervaringen en inzichten te verbinden. - De supervisant neemt verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces, formuleert leeraandachtspunten en leerdoelen en draagt zorg voor de verbinding tussen supervisie en werk. 5.4.3 Criteria betreffende het leren met betrekking tot de beroepsontwikkeling - De supervisant is in staat de reflecties op eigen ervaren en handelen in de beroepsuitoefening (zowel in relatie tot de stagebegeleider, collega’s, het team, de instelling, als in relatie tot de ‘doelgroep’ waarmee hij werkt) te problematiseren. - De supervisant is in staat de eigen problematiek te concretiseren en naar aanleiding hiervan een eigen centraal leerthema en een leerrichting te benoemen. - De supervisant is in staat te experimenteren met de eigen mogelijkheden, hierover te rapporteren en het effect van dit experimenteren te verwoorden, te demonstreren en te evalueren. - De supervisant is in staat te verwoorden wat hij/zij geleerd heeft ten aanzien van de eigen mogelijkheden en grenzen bij het beroepsmatig handelen. - De supervisant is in staat te verwoorden hoe hij/zij door middel van reflectie op het eigen beroepshandelen en -ervaren zelfstandig verder kan leren om zodoende het beroepshandelen op persoonlijke wijze te professionaliseren.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
34
NGP
6. ZORGINSTELLING
6. Handleiding voor een stage in een (zorg)instelling Deze handleiding is bedoeld voor theologie studenten die na afronding van de studie nog een stage op het gebied van het pastoraat in een zorginstelling of andere praktijksituatie willen doen. De afspraken die worden gemaakt worden vastgelegd in een stageovereenkomst. Voor de stageregeling geldt voor zover van toepassing een vergelijkbaar reglement als bij 1.4.
6.1 Doelstelling en opzet van de stage Doelstellingen van de stage • • •
Kennismaking met de rol van pastor/geestelijk verzorger in die context door het zelf voeren van gesprekken met patiënten, hun naasten en de werkers ter plekke. Gerichte reflectie op de leerervaringen via begeleiding op de stageplaats en supervisie Het leggen van verbindingen tussen praktijk en theorie.
Opzet stage Om de stage tot een succesvolle ervaring te maken is het nodig dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de organisatie en inrichting van de stage en de leerroute. De stage betreft, tenzij anders overeengekomen, een periode van acht weken waarin de stagiair per week vier dagdelen van vier uur aanwezig is op de stageplaats. Afspraken over de leerdoelen van de stage worden gemaakt in een overleg tussen student en stagedocent. Voorafgaand aan de stage vindt een kennismakingsgesprek met de stagebegeleider plaats waarin afspraken worden gemaakt over de inhoud van de stage, de praktische invulling en de exacte stageperiode. Organisatie en inrichting van de stage in de instelling: De stagebegeleider verzorgt de volgende onderdelen: a. geeft informatie over de instelling als geheel en verschaft de stagiair zo mogelijk ook schriftelijk materiaal (brochures e.d.) b. geeft informatie over de in de instelling geldende regels en afspraken met betrekking tot de geestelijke verzorging en stagiairs c. leidt de stagiair in de kerntaken en het beleid van de dienst geestelijke verzorging in d. zorgt dat de stagiair afgegrensde en duidelijk omschreven taken krijgt e. introduceert de stagiair op de werkplek f. verschaft de stagiair een plek waar deze zich tussentijds rustig kan terugtrekken, regelt verder alle zaken die nodig zijn voor een goed verloop van de stage g. is elke week op een afgesproken tijd beschikbaar voor werkbegeleiding (en regelt vervanging bij ziekte of verlof). De stagiair zorgt ervoor dat hij/zij : a. op de afgesproken tijden aanwezig is (en meldt zich ingeval van ziekte altijd tijdig af) b. zich houdt aan de regels die in de betreffende instelling m.b.t. stagiairs gelden de afspraken die met de stagebegeleider worden gemaakt noteert c. zich houdt aan de werkafspraken die met de stagebegeleider gemaakt zijn d. het ambtsgeheim niet schendt (met de stagebegeleider staat de stagiair in een gedeeld ambtsgeheim en kunnen namen worden genoemd, maar alle verslagen, verbatims enz. worden geanonimiseerd ) e. tijdig zijn/haar verslagen voor werkbegeleiding door de stagebegeleider maakt en inlevert De supervisor fungeert als raadsman/vrouw voor de stagiair en biedt hulp bij het systematisch leren reflecteren op de ervaringen die men persoonlijk, dat wil zeggen met de eigen persoon als pastor/geestelijke verzorger opdoet in de stage.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
35
NGP
6. ZORGINSTELLING
De supervisie is een verplicht en onmisbaar onderdeel van de stagebegeleiding en daarmee van het leerproces. De stagedocent en de opleidingscoördinator dragen zorg voor de nodige ondersteuning vanuit de opleiding en het vinden van een supervisor.
6.2 Toelichting op de leerroute Aan het leerproces dat de student in de oriëntatie op een praktijkveld doormaakt zijn de volgende onderdelen en aspecten te onderscheiden: 1. Leren observeren en beschrijven van praktijksituaties Leren hoe de geestelijke verzorging in de betreffende context is georganiseerd, leren aan eigen ervaring en begeleiding, leren te reflecteren op thema's en vragen die zich in het praktijkveld voordoen. 2. Organisatie en aanpak van het stagewerk De stagebegeleider is erop gericht de stagiair aan passende werkervaringen te helpen. Het omgaan met allerlei 'technische' vragen zoals: hoe presenteer ik mij bij de patiënten, naar wie ga ik wel, en naar wie niet, welke vorm van samenwerking moet ik zoeken en met wie, hoe bereid ik het beste mijn werk voor, hoe evalueer ik het vruchtbaarste vormen een wezenlijk en onmisbaar deel van de stage. 3. Het leerproces Het gaat er bij de stage voor de stagiair om de eigen persoon en het eigen functioneren in het werk. Hoe loop ik hier zelf eigenlijk rond'? Wat gebeurt er met mij? Hoe beleef ik deze stage zelf? Welke gevoelens neem ik bij mezelf waar? Hoe verloopt de communicatie tussen mij en de mensen die ik op hier ontmoet? Wat vind ik lastig of waar zie ik als een berg tegen op? Mensen hebben verschillende rollen (patiënt, arts, verpleegkundige, familielid, schoonmaker, gevangene, maatschappelijk werker). Ook als stagiair heb ik een bepaalde rol. Hoe verhoud ik mij tot die rol? Valt het me zwaar om in deze rol te stappen of is deze mij op het lijf geschreven? Hoe reageren anderen op mij en hoe beleef ik van mijn kant hun reacties? Kan ik omgaan met de vragen die op me afkomen? Het is zeer gewenst dat de stagiair tevoren een sterkte-zwakte analyse maakt en onder woorden brengt aan welke punten hij aandacht wil schenken (zie stagewensen) 4. De verslaglegging Verslaglegging is een centraal instrument bij het leren aan de stage-ervaringen. De verschillende aspecten van het leerproces moeten in de verslagen, die tijdens en aan het einde van de stage geschreven worden, terug te vinden zijn. Voor de andere verslagen gelden de volgende adviezen c.q. richtlijnen: a. Het is aan te bevelen tijdens de stage een persoonlijk logboek bij te houden. In dit logboek noteert de stagiaire aan het einde van elke stagedag wat er die dag is gebeurd, en hoe een en ander persoonlijk is beleefd. Dit logboek is persoonlijk bezit, het is bestemd voor eigen gebruik. Wie zo'n logboek bijhoudt beschikt aan het einde van de stage over een persoonlijk verslag over deze hele periode, waaruit op onderdelen geput kan worden voor het eindverslag. b. De student schrijft een eindverslag over de stage, dat bestemd is voor de stagebegeleider en stagedocent. Het eindverslag begint met een korte beschrijving van het werkveld en de plaats die de stagiair daarin ingenomen heeft. Daarna volgt een overzicht van de werkervaringen en het leerproces. De van stagebegeleider en de vanuit de opleiding ontvangen begeleiding met de leerpunten worden afzonderlijk beschreven. c. Over het eindverslag voert de student een eindgesprek met de stagebegeleider, waarin de stagebegeleider zijn beoordeling kenbaar maakt en ter sprake brengt. De stagebegeleider doet hier schriftelijk verslag van aan de stagedocent. NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
36
NGP
6. ZORGINSTELLING
d. De stagedocent evalueert het stageproces en bespreekt dit met de stagiair. Samen met de beoordeling van de stagebegeleider ontvangt de student een concluderende beoordeling / cijfer. Beoordelingscriteria Voor de beoordelingscriteria is deels te putten uit 4.2c. Definitieve beoordelingscriteria voor stage in een zorginstelling zijn in ontwikkeling.
Stagecontract voor een zorginstelling: zie bijlage 4.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
37
NGP Bijlage 1. Supervisieovereenkomst Supervisant:
Supervisor:
a. De supervisie zal worden gegeven in de vorm van een individuele supervisie of triade, in tien bijeenkomsten van een uur, te houden aan het adres van de supervisor. b. De frequentie is in principe eenmaal per 14 dagen. c.
De supervisie is een leerproces. De bedoeling is dat er wordt geleerd aan de hand van concrete ervaringen in het werk. De taak van de supervisor is om het proces van reflectie op het werk te stimuleren en te begeleiden.
d. Uiterlijk een werkdag voor de supervisiebijeenkomst dient de supervisant een beschrijving in van een werkervaring, opgedaan sinds de vorige bijeenkomst. De beschrijving moet voorzien zijn van zo concreet mogelijke leervragen. e. Na elke bijeenkomst schrijft de supervisant een korte reflectie: hoe zijn de bijeenkomst en de aanwijsbare momenten daarin ervaren en wat is de oogst met het oog op de leerweg? Ook deze reflectie ontvangt de supervisor een werkdag voor de volgende bijeenkomst. f.
De supervisant is er voor verantwoordelijk dat de supervisor de werkervaringen en de reflectieverslagen 2 werkdagen voor de volgende ontmoeting heeft ontvangen. Als blijkt dat de email onvoldoende betrouwbaar is wordt het materiaal per reguliere post verstuurd.
g. De derde bijeenkomst biedt ruimte voor een klikevaluatie: supervisant en supervisor kunnen aangeven of zij voortzetting van de supervisie in deze samenstelling zinvol achten. h. In de vijfde of de zesde bijeenkomst vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Deze is bedoeld om gezamenlijk na te gaan hoe de supervisie tot dan toe is verlopen. Op grond van de bevindingen kunnen de doelen en de werkwijzen worden bijgesteld. Uitgangspunt zijn schriftelijke evaluaties door de supervisant. i.
In de laatste bijeenkomst vindt de eindevaluatie plaats op een nog nader te bepalen manier.
j.
De supervisor doet over het besprokene in de supervisiebijeenkomsten geen inhoudelijke mededelingen aan anderen zonder dat de supervisant hiervan op de hoogte is en mee instemt. Halverwege de reeks supervisiegesprekken vindt er een tussentijdse evaluatie plaats met de stagedocent om een globaal overzicht te geven van het verloop van de supervisie.
k.
Voor het proces van de supervisie is een goede regelmaat van groot belang. Het afzeggen van een sessie, door de supervisant of de supervisor, dient zo vroeg mogelijk te gebeuren. Afzeggen op een termijn korter dan een werkdag vooraf kan alleen in dringende noodgevallen.
Plaats: Datum: Handtekening supervisant:
NGP Stagehandleiding 2014-2015
Plaats: Datum: Handtekening supervisor:
sept 2014
38
NGP Bijlage 2. Beoordeling Supervisie
Opnemen in je portfolio onder beoordelingen en feedback
Beoordeling supervisie van: De volgende randvoorwaarden zijn nodig om te komen tot een voldoende beoordeling. Beoordelingsgebied 1: Formele criteria Omschrijving Houdt de supervisant zich aan gemaakte afspraken, zoals tijdig inleveren van verslagen, (op tijd) komen opdagen voor de zittingen, afmelden bij verhindering, voorbereiding op de inbreng van medesupervisanten?
Beoordelingsgebied 2: Inhoud
Omschrijving
Werkinbreng: Komt de supervisant met casuïstiek uit de beroepspraktijk, met het doel tot nieuwe inzichten en leerthema’s in het eigen beroepsmatig handelen te komen? (NB: soms gaat het in supervisie te sterk om de persoon van de supervisant, en blijft de link naar het werk onduidelijk of afwezig.) Verslaglegging: Maakt de supervisant verslagen van de supervisiezittingen, die blijk geven van: reflectie op het besprokene (zowel w.b. eigen thema’s als die van medesupervisanten), inzichten in het eigen functioneren, het formuleren van nieuwe leerwensen, vorderingen t.a.v. de eigen leerthema’s?
Voor beoordeling van supervisie gelden de volgende hoofdcriteria. Op beoordelingsgebied 4 komt in de eindfase de meeste nadruk te liggen. Beoordelingsgebied 3: Leerproces
Omschrijving
Zelfreflectie: Geeft de supervisant blijk van reflectie op de eigen persoon (‘levenslijn’, socialisatie) en het eigen handelen (‘werklijn’)? Denken, voelen, willen en handelen, in relatie tot het werken in de beroepspraktijk, dienen onderwerp te zijn van supervisie en van zelfreflectie door de supervisant. Het proces aangaan: Gaat de supervisant adequaat in op wat hem/haar in supervisie – door de supervisor (indien van toepassing: en medesupervisanten) wordt aangereikt? Laat hij/zij zich, naar aanleiding van zijn/haar mondelinge en schriftelijke inbreng, bevragen op en confronteren met zichzelf? Laat hij/zij zichzelf hierbij zien, of is er sprake van vermijding of zich schuil houden? (Indien van toepassing: Levert hij/zij een bijdrage aan het leerproces van andere supervisanten?) Leren: Supervisie is een didactische methode om supervisanten te leren leren. Maakt de supervisant zich supervisorisch leren eigen, m.a.w., is hij/zij in staat tot problematiseren, thematiseren, generaliseren, integreren?
Beoordelingsgebied 4: Beroepsbekwaamheid
Omschrijving
Integratie in de beroeps- of stagepraktijk: Wordt datgene wat in supervisie wordt ontdekt en als leerthema’s geformuleerd in de praktijk van het werk omgezet in handelen? (Dit moet in de praktijk zelf zichtbaar worden. In supervisie kan dit alleen door de supervisant mondeling of schriftelijk gecommuniceerd worden. Vaak speelt zich in de supervisant al heel veel af, voordat het voor anderen zichtbaar wordt in het handelen van de supervisant.)
Eindbeoordeling van bovengenoemde items
Datum:
NGP Stagehandleiding 2014-2015
Onvoldoende/Voldoende
Handtekening:
sept 2014
39
NGP Bijlage 3. Stageovereenkomst In deze stageovereenkomst zijn de afspraken met betrekking tot de stage vastgelegd. Student:
................................................................................................
Stagebegeleider:
................................................................................................
Supervisor:
................................................................................................
Stagedocent:
................................................................................................
Stagecoördinator:
................................................................................................
Stageplaats:
................................................................................................
Stageperiode:
Aanvangsdatum: .................................................................... Datum tussenevaluatie:.......................................................................... Verwachte afsluiting:.............................................................................. Voorlopige datum eindgesprek: ............................................................
Studieplanning (o.a. beoogde datum afstuderen, kerkelijk examen): …………
Preekconsent: (beoogde) datum preekconsent regio: ……………………………………… Afspraken over voorgaan in diensten in stagegemeente: a. b. c. Afspraken over voorgaan in regiokerken (waar preekconsent is verleend) d. e. f.
Financiële aspecten (toezeggingen op basis van begroting kosten; zie 3 e stagegesprek) g. Toezegging m.b.t. reiskostenvergoeding NGP h. Goedkeuring van de door de student te maken begroting van kosten inzake de stage. Declaratie tot maximaal € 200,- kan ingediend worden bij de stagecoördinator.
Bij onvoorziene omstandigheden of verschil van inzicht overlegt de student eerst met de stagebegeleider. Leidt dat niet tot een oplossing dat wendt hij zich tot de stagedocent en daarna zo nodig tot het team van kerndocenten. Tenslotte kan de student de zaak voorleggen aan de voorzitter van de het bestuur.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
40
NGP A. Leerdoelen eerste stageperiode 1 2 3 4 5
B. Afspraken over de stage met de student en de stagebegeleider De stagedocent is in deze periode de bewaker en stimulator van het leerproces en als zodanig vraagbaak en praatpaal voor student en stagebegeleider. a. Wat de student van de stagebegeleider kan verwachten b. Wat de stagebegeleider van de student mag verwachten c. Afspraken over de wijze van communiceren d. Globale planning van de werkzaamheden e. Afspraken over reis en verblijf
g. Datum en wijze van tussentijdse rapportage i. Na vier weken geeft de student een signaal af aan stagecoördiantor en stagedocent of de stage naar wens verloopt. j. Na 6 weken (tegen einde eerste stageperiode) levert de student een schriftelijk verslag in over eerste stageperiode bij de stagebegeleider en de stagecoördinator. h. De student belooft geheimhouding over kennis van personen en situaties, die hij in het kader van zijn stage zal opdoen en die een vertrouwelijk karakter hebben. Naam stagiair
Handtekening
Datum:
Naam stagebegeleider
Handtekening
Datum:
Naam stagedocent
Handtekening
Datum
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
41
NGP Bijlage 4. Stagecontract zorginstelling Naam en adres instelling: ……………………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………………… Naam stagiair: ……………………………………………..…………………………………….…………………. Adres
………………………………………… PC…………. Plaats ………………………………….
Afspraken 1. Werktijden: De stagiaire is aanwezig op de werkplek op de volgende tijden: ………………………………………………………………………………………………………………… 2. Beknopte taakbeschrijving ………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… 3. Specifieke leerdoelen …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………….………………… 4. Eventuele vergoedingen: ………………………………………………………………………………………………………………… 5. Afronding stage ………………………………………………………………………………………………..………………… ………………………………………………………………………………………………………………….. 6. De stagiair verplicht zich, zich te houden aan de regels van de instelling. Handtekening stagiair
Datum:
Naam stagebegeleider
Handtekening
Datum:
Naam stagedocent
Handtekening
Datum
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
42
NGP Bijlage 5. Gedragscode voor kerkelijk werkers in de NGK 1.
Inleiding. Deze gedragscode is opgesteld op verzoek van de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken. Hij is geschreven met het oog op kerkelijk werkers binnen de Nederlands Gereformeerde kerken. Kerkelijk werkers zijn allen die door hun functie of dienst een bijzondere verantwoordelijkheid in de gemeente hebben en die daarin het vertrouwen van de gemeente genieten, zowel de traditionele ambtsdragers, als ook andere werkers in de kerken, professioneel of vrijwillig, zoals de leiding van jeugdclubs en -verenigingen, vrijwilligers in pastoraat en diakonaat, kosters, musici, oppaskrachten enz. Het uitgangspunt voor deze gedragscode is wat de Schriften leren over de omgang met elkaar. De apostel Paulus schrijft daarover: “Volg dus het voorbeeld van God als kinderen die hij liefheeft, en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.” (Ef. 5,1-2) Hiermee wordt aan het omgaan met elkaar richting gegeven. Respect voor de ander, integriteit, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid kenmerken deze stijl van omgaan met elkaar. Met deze code wordt niet alleen richting gegeven aan ons gedrag, maar worden ook een aantal gedragingen benoemd die ontoelaatbaar worden geacht. Dit betreft m.n. gedrag, waarin de belangrijke kenmerken van een christelijk leven evident worden veronachtzaamd. Een bijzonder punt van aandacht is daarbij het omgaan met ongelijkheid in relaties. Iedere kerkelijk werker heeft op grond van haar aanstelling en functie een bepaalde bevoegdheid, status en macht binnen de gemeenschap van de kerken. Dit brengt een zekere ongelijkheid in functionele relaties met zich mee. Deze ongelijkheid maakt kwetsbaar. Het voorbeeld van God is te gaan in het spoor van onze Heer die de gestalte van een knecht heeft aangenomen. Hij zegt: “De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de leider de dienaar.” (Luc. 22,26) Gaan in het spoor van onze Heer Jezus Christus is vaak allerminst vanzelfsprekend. Deze gedragscode is daarom vooral bedoeld als handreiking en ondersteuning bij het concreet maken van de bijbelse richtlijnen in de kerkelijke praktijk. Een heldere gedragscode biedt voor kerkelijk werkers en gemeenteleden een veilige ruimte en dient daarmee het heil van heel de gemeente. Deze gedragscode kan een eventueel tekort in het functioneren van kerkelijk werkers helaas niet uitsluiten. Deze code wil een hulpmiddel zijn om ongewenst gedrag van kerkelijk werkers te voorkomen, te signaleren en bespreekbaar te maken. Zowel vrouwen als mannen dragen bij aan het werk in de kerken. Om aan deze werkelijkheid recht te doen en ieder op gelijke wijze aan te spreken wordt in deze gedragscode over de kerkelijk werker afwisselend gesproken in de vrouwelijke en mannelijke vorm.
2.
Relaties binnen de gemeente. 2.1. Het is de verantwoordelijkheid van de kerkelijk werker zorgvuldig om te gaan met het verschil in functionele en privé relaties. Zij draagt er zorg voor haar functie onafhankelijk en in verantwoordelijkheid tegenover God uit te kunnen oefenen. 2.2. De kerkelijk werker is als eerste verantwoordelijk voor de zuiverheid van haar relaties en voor het bewaken van de grenzen van het binnen die relaties toelaatbare en is zich onder alle omstandigheden van deze verantwoordelijkheid bewust. 2.3. De kerkelijk werker is zich bewust van haar eigen en andermans kwetsbaarheid en zoekt in haar functionele relaties naar optimale veiligheid voor alle betrokkenen. - Als er sprake is van gevoelens van affectie wordt zo mogelijk de functionele relatie beëindigd. Als dit niet mogelijk blijkt dan zal de dienst worden verricht onder omstandigheden die voor alle betrokken partijen voldoende bescherming biedt.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
43
NGP -
Individuele pastorale contacten kenmerken zich door een grote mate van intimiteit. De pastoraal werkende is zich bewust van zijn eigen en andermans kwetsbaarheid en weegt zorgvuldig de wenselijkheid van een individueel pastoraal bezoek af. De kerkelijk werker is terughoudend in het gebruik van legale middelen als alcoholhoudende dranken, die het beoordelingsvermogen negatief beïnvloeden. Hij onthoudt zich van het gebruik van bij de wet verboden verdovende middelen.
2.4. De kerkelijk werker eerbiedigt de persoonlijke (fysieke en geestelijke) integriteit van de ander. Hij zal geen misbruik maken van de eventuele afhankelijkheid of kwetsbaarheid van diegenen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd. Hij zal daarom iedere vorm van seksuele toenadering vermijden en zich in ieder geval onthouden van niet-functionele aanraking woorden, toespelingen, blikken of daden van affectieve, seksuele of erotische aard, ook als de ander daarom vraagt en het uitdagen tot of stimuleren van erotische of seksuele handelingen 2.5. De kerkelijk werker moet ook in andere opzichten de integriteit van de ander respecteren. Ze is zich bewust van de mogelijke invloed of macht die voortvloeit uit haar status of functie. Daarom zal de kerkelijk werker zich hoeden voor oneigenlijk gebruik van haar invloed of macht, samenhangend met haar functie, niet manipuleren of dwingen tot bepaalde opvattingen, besluiten of handelingen, en zich niet beroepen op haar functie of ambt om zich van kritiek af te maken, ongepast gedrag goed te praten of vergeving en verzoening af te dwingen. 2.6. De kerkelijk werker zal zich niet laten omkopen of zich anderszins door het accepteren van erfenissen, geschenken of giften laten beïnvloeden. Daarom zal hij terughoudend zijn in het aannemen van geschenken van gemeenteleden voor zichzelf, erfenissen en geschenken die de redelijkheid te boven gaan voor zichzelf niet accepteren en zelf ook dergelijke geschenken aan gemeenteleden niet aanbieden of opdringen. 2.7. Geheimhouding en vertrouwelijkheid zijn van groot belang voor een veilige relatie. De kerkelijk werker is betrouwbaar in haar behandeling van vertrouwelijke informatie. Daarom draagt zij er zorg voor, dat de geheimhouding van vertrouwelijke informatie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de ander verzekerd zijn, doet zij geen mededelingen over zaken die haar in het kader van haar dienst vertrouwelijk ter kennis zijn gekomen aan derden, tenzij daarvoor dringende redenen zijn zal zij slechts dan vertrouwelijke informatie delen met andere functionarissen, wanneer de betrokkene daarin uitdrukkelijk toestemt en er een duidelijke noodzaak voor doorverwijzing of ambtelijk overleg is. Dienaren van het Woord, ouderlingen en diakenen zijn bovendien gebonden aan de wettelijk rechten en plichten die voortvloeien uit hun ambt. 2.8. De kerkelijk werker is zich bewust van de grenzen van zijn functie of dienst en blijft binnen de bevoegdheden, kundigheden en competenties die bij zijn taak passen. Hij neemt geen taken op of wekt verwachtingen die buiten zijn competentie vallen en tot die van anderen behoren.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
44
NGP 3.
Relaties met andere kerkelijk werkers. 3.1. De kerkelijk werker stelt zich collegiaal op ten opzichte van andere kerkelijk werkers en is zich ervan bewust dat zij samen met anderen haar dienst in het koninkrijk van God verricht. 3.2. Een kerkelijk werker is loyaal ten opzicht van andere kerkelijk werkers. Kritiek op elkaars functioneren is mogelijk en vindt in een sfeer van veiligheid en zorgvuldigheid plaats. 3.3. Een kerkelijk werker zal zich onderwerpen aan de klachtenprocedures, zoals die in de kerken gelden, wanneer er klachten zijn t.a.v. zijn functioneren.
4.
Relatie ten opzichte van kerkelijke goederen en middelen. 4.1.
De kerkelijk werker gaat zorgvuldig om met goederen en middelen van de kerken. Zij is te allen tijde bereid tot verantwoording. Zij neemt geen onnodige risico’s bij het gebruik van kerkelijke goederen en middelen. Ze maakt geen gebruik van gemeenschappelijke middelen voor persoonlijk gewin. Ze houdt zich bij het beheer van de kerkelijk goederen en middelen aan de wet.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
45
NGP Bijlage 6: Aandachtspunten stagebegeleider -
Stagedocent neemt in principe minimaal zes maanden van te voren contact op met de vraag of in een bepaalde periode er ruimte is voor een eindstage.
Werkafspraken - Wekelijkse afspraak voor het opstellen van een werkprogramma. Dit is nuttig bij het maken van een redelijke werkverdeling, ook is het een onderdeel van het leerdoel 'tijdsbeheer'. - Na elke twee weken dient er een evaluerend gesprek te zijn tussen begeleider en stagiair. De stagiair stuurt als voorbereiding de reflectieverslagen toe. De stagebegeleider ontvangt de reflectieverslagen van de student, zodra deze gereed zijn. Deze worden besproken tijdens de tweewekelijkse evaluatie. Voor de tussenevaluatie en de eindbeoordeling schrijft de predikant een verslag (zie hieronder de weergave van paragraag 3.4 en 3.6) dat via de student aan de stagedocent wordt gegeven. Het is mogelijk dat de NGP u uitnodigt voor deelname aan een toerustingscursus voor stagebegeleiders. 6.1
Aandachtspunten voor de tussenevaluatie door de stagebegeleider
Het is de bedoeling dat de stagebegeleider ook tussentijds een beknopt evaluatieverslag aan de stagedocent toezendt. Hebt u positieve of negatieve opmerkingen over één of meer van de volgende aspecten? De opsomming is alleen bedoeld als hulpmiddel en volgt de eerder genoemde vijf bekwaamheden (1.3). 1. Persoon van de stagiair De stagebegeleider richt zijn aandacht in de stage in de eerste plaats op de competenties van de student met betrekking tot zijn handelen. De supervisor richt zich in de eerste plaats op de persoon van de student. Dit is een onderscheid dat het eigene van beide vormen van begeleiden typeert. Het is echter uiteraard niet mogelijk daar een waterdichte scheiding tussen aan te brengen. Daarom wordt ook aan de stagebegeleider gevraagd weer te geven wat zijn indruk is van de persoon van de stagiair. Theologische kennis – verbinden van theorie en praktijk Zelfkennis en vermogen tot zelfkritiek Zelfacceptatie en bereidheid aan zichzelf te werken De groei die de stagiair doormaakt in zijn functioneren tijdens de stage Wezenlijke belangstelling voor de ander Contactuele eigenschappen Invoelend vermogen 2. Verkondiging en liturgie
Is de prediking bijbelgetrouw? Voldoende bijbelonderwijs? Didactische kwaliteiten in de prediking, o.a. ordening van de stof Gerichtheid op de leefwereld van de hoorder Voordracht en stembeheersing Persoonlijke geloofsbetrokkenheid Werken met een preekdoelstelling (of een ander preekmodel) Liturgische bekwaamheid
3. Pastorale zorg
Kennis van pastorale theorie Gespreksvaardigheid Empathie Aansluiting bij leefwereld
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
46
NGP 4. Onderwijs en toerusting Didactische kwaliteiten in de catechese Aansluiting bij leefwereld Stimuleren van zelfwerkzaamheid (bijv. in catechisatie-groepen) 5. Leiding en organisatie
Inzicht in beleid; hebben van visie Heeft de stagiair (bijzondere) vaardigheden laten zien (bijv. ontwikkeling van nieuwe werkwijzen, meedenken in beleid of aan werkgroepen? Tempo en doeltreffendheid van werken Vermogen tot samenwerking ‘Time-management’ Zelfstandigheid in het werk
Zijn er punten, waar in de tweede fase extra aandacht aan geschonken moet worden? Vraag: Wat vindt u van deze vorm van evalueren? Heeft u suggesties om het anders te doen of aan te vullen? 6.2
Aandachtspunten voor de eindevaluatie door de stagebegeleider
Voor het eindverslag gelden dezelfde aandachtspunten als die voor de tussenevaluatie, verder gespecificeerd in 4.4. Uiteraard kunnen de genoemde punten nog doeltreffender worden beoordeeld door de periode van zelfstandig functioneren van de stagiair.
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
47
NGP PM: Bijlage 7: Uitbreiding stage met oog op missionair project (nog in te vullen)
NGP Stagehandleiding 2014-2015
sept 2014
48