STADSLAB VRIJHEIDSWIJK LEEUWARDEN 18 april 2011
SAMENVATTING
2
AANLEIDING EN VRAAGSTELLING
3
ADVIES
4
REACTIES
11
DEELNEMERS
12
SAMENVATTING De herstructurering van de naoorlogse wijk De Vrijheidswijk in Leeuwarden is nagenoeg afgerond. Na de grotendeels fysieke operatie zijn er vragen over de sociale en economische duurzaamheid van de wijk. Hoe duurzaam zijn de investeringen geweest? De zorg bestaat bij lokale partijen dat, nu de urgentie afneemt en er flink moet worden bezuinigd de wijk zal terugzakken. Vandaar dat de gemeente Leeuwarden en de woningcorporaties WoonFriesland en Elkien aan KEI hebben gevraagd een Stadslab te organiseren waarin de vraag werd gesteld: ‘hoe verder in de Vrijheidswijk?’. Het Stadslabpanel concludeert dat bij bewoners en gebruikers in de Vrijheidswijk de binding met de wijk erg laag is. Deze hechting is cruciaal als in de toekomst meer van hen zal worden gevraagd. Om binding te faciliteren zijn verschillende stappen nodig. Geef bewoners fysieke en mentale ruimte om zich eigenaar te kunnen voelen van hun woning en leefomgeving. Laat toe dat bewoners zich de buurt toe-eigenen. Sluit aan bij de kleine trots en het kleine geluk dat aanwezig is. De focus op het schaalniveau van de wijk dient hiervoor ingeruild te worden voor het niveau van de buurt of zelfs straat. Het precieze schaalniveau is afhankelijk van hoe de woonomgeving door de bewoners en gebruikers beleefd wordt. Streef naar maatwerk voor bewoners en dus niet naar de logica van het plan, aldus het Stadslabpanel. Om organiserend vermogen te vergroten is het nodig urgentie aan te wakkeren. Dit kan ontstaan door een gedeeld besef van schaarste, in het licht van de bezuinigingen, te creëren. Bepaal wat deze schaarste per buurt of straat inhoudt: wat is het minimale niveau van onderhoud dat de wijk nodig heeft om goed en leefbaar te blijven. Waar staan we samen voor en wanneer grijpen we in? Dit legt een duidelijke basis voor de inzet van bewoners. Bepaal vervolgens met elkaar wat er nodig is om de buurt of straat goed te laten functioneren. Hier moet een budget aan zijn gekoppeld. Als dit duidelijk is, dan kan aan business case worden gemaakt, waar bewoners en andere belanghebbenden gezamenlijk aan werken, en waaruit de keuze komt voor de benodigde ingrepen. Per business case wordt een aanjager aangedragen. Sluit hiervoor aan bij de lokale welzijnsaanpak Amaryllis en verbreed deze aanpak naar het fysieke domein. Het Stadslabpanel geeft aan dat in de Vrijheidswijk op zoek gegaan moet worden naar nieuwe waardedragers en manieren van financieren. De waardedragers grond en vastgoed hebben hun aanjaagfunctie verloren. Tegelijkertijd neemt de investeringskracht in de wijken van klassieke partijen af. Men zal op zoek moeten gaan naar nieuwe samenwerkingsvormen en manieren van financieren om alsnog de ambities in de wijk waar te kunnen maken. Door ingrepen te plegen in de wijk die kosten terugbrengen of baten verhogen wordt waarde gecreëerd dat een of meer geldstromen in de wijk beïnvloed. Breng deze geldstromen in kaart. Zoek naar manieren om waarde te kapitaliseren, te bundelen en terug te ploegen naar de wijk. Zo ontstaat een vliegwiel voor ontwikkeling.
V85 /
2
AANLEIDING EN VRAAGSTELLING Dit verslag is een uitgave van KEI kenniscentrum
De Vrijheidswijk in Leeuwarden heeft het afgelopen decennium een flinke impuls gekregen. De wijk is fysiek getransformeerd en de voorgenomen herstructurering is bijna afgerond. Na de grotendeels fysieke operatie in de Vrijheidswijk zijn er vragen over de sociale en economische duurzaamheid van de wijk. Vandaar dat KEI is gevraagd een Stadslab te organiseren waarin de vraag werd gesteld: ‘hoe verder in de Vrijheidswijk?’. Nu de herstructurering er bijna op zit, is er zorg bij partijen dat nu de urgentie is verdwenen en de vernieuwingskaravaan doortrekt, het aanspreekpunt uit de wijk lijkt te verdwijnen. De zorg bestaat dat dit, in combinatie met de bezuinigingsopgave de wijk zal doen terugzakken. Hoe duurzaam zijn de investeringen geweest? En hoe wordt de overgang gemaakt van curatief naar blijvende preventiviteit? Van ingrijpen naar blijvende aandacht dus. Het beheerperspectief wordt in het komende stadium vanzelfsprekend meer van belang. Dit betekent echter niet dat er geen kleinschalige fysieke ingrepen meer nodig zijn of sociaaleconomische ingrepen dienen plaats te vinden. Ook na de herstructurering blijft de wijk aan constante verandering onderhevig. In een context van terugnemende investeringskracht van stedelijke partners en de stedelijke ambitie om meer wijken te gaan bedienen, zijn nieuwe financiële en procesmatige perspectieven in De Vrijheidswijk noodzakelijk. Tijdens het Stadslab van 18 april 2011 hebben een panel bestaande uit KEIpartners samen met lokale partijen de koppeling proberen te maken tussen de opgave in de Vrijheidswijk, de nieuwe realiteit van na de crisis en nieuwe manieren van werken aan en financieren van de ontwikkeling en het beheer van de stad.
stedelijke vernieuwing, geschreven door Jeroen van der Velden en Arjan Raatgever adviseurs. Eerdere verslagen: V78: KEI-atelier ontwikkelend beheren V79: KEI-stadslab Rotterdam-Zuid V80: YURPS-lab Groningen V81: Rondetafelgesprek ‘kerntaak als maatwerk’ V82: Rondetafelgesprek Engelse lessen van de wijkaanpak. V83: Inspiratielab Tilburg V84: KEI-atelier Ontwikkelend beheren en openbare ruimte KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing Kruisplein 25 r Rotterdam Postbus 897 3000 AW Rotterdam T 010 282 51 55 F 010 413 02 51
[email protected] www.kei-centrum.nl Copyright 2010 KEI
Korte analyse van de Vrijheidswijk De Vrijheidswijk is een naoorlogse wijk net buiten de noordkant van de rondweg van Leeuwarden. Er is veel goed werk verricht in de Vrijheidswijk door gemeente en corporaties. Naast nieuwbouw en renovatie van woningen is de openbare ruimte aangepakt en is er water de wijk ingebracht. Bovendien is er een nieuw hart van de wijk gecreëerd met een winkelcentrum en multifunctionele accommodatie. De deelnemers van het Stadslab concludeerden dat De Vrijheidswijk niet als één wijk beschouwd kan worden. Het is een stedelijk gebied dat bestaat uit drie losse buurten die verschillende ontwikkelingen doormaken. Er is een nieuwbouwdeel met voornamelijk koopwoningen. De bevolking hier bestaat voornamelijk uit nieuwe blanke gezinnen met een minimale binding met de wijk. Een ander deel van de wijk is grondig gerenoveerd met een stevige upgrading van de openbare ruimte en bestaat voornamelijk uit sociale woningbouw met blanke oudere bewoners. Dan is er een gedeelte waar vooral de openbare ruimte is aangepakt. In dit gedeelte van de wijk wonen relatief veel allochtonen van diverse nationaliteiten. Er bestaan dus grote contrasten tussen de deelgebieden.
V85 /
3
De Vrijheidswijk wordt gekenschetst als een woonwijk waar je groot en betaalbaar kan wonen met kinderen; waar je de eerste en tweede trede op ladder van de woningmarkt kan beklimmen. Tegelijk woont een deel van de bevolking in de wijk omdat zij geen andere mogelijkheden hebben binnen Leeuwarden. Het imago van de wijk is iets verbeterd sinds de start van de herstructurering. De verwachting is dat de bevolking de komende jaren stabieler zal worden met minder mutaties in het woningbestand. Hierdoor kunnen er duurzamere netwerken ontstaan. De wijk slaat nog steeds rood uit op de sociale wijkindex. Armoede is groot in de wijk en het aantal nationaliteiten hoog. De nieuwe groepen in het nieuwbouwgedeelte van de wijk leven met de rug naar de wijk en zijn eerder gericht op andere delen van de stad richting het centrum. Op dit moment worden bewoners gekenmerkt als niet betrokken of maatschappelijk actief. Tijdens de vernieuwing is met name in het begin een formele bewonersvertegenwoordiging betrokken geweest. Deze betrokkenheid is verwaterd. De locatie van de Vrijheidswijk ten opzichte van het centrum van Leeuwarden is goed, net als de bereikbaarheid door de naastgelegen rondweg. Naast de wijk staat een grote vestiging van de Noordelijke Hogeschool.
ADVIES Deelsessie Opgave Constante verandering De voorgenomen herstructurering in de Vrijheidswijk is bijna afgerond. Volgens het Stadslabpanel is het een valkuil om de komende jaren achterover te gaan zitten en te denken dat de wijk af is. De wijk blijft aan constante verandering onderhevig. Naast fysieke veroudering, zorgen demografische en bredere maatschappelijke ontwikkelingen ervoor dat de wijk voor en achter de voordeur blijft transformeren. Bovendien zullen de partijen moeten blijven monitoren hoe duurzaam de gedane investeringen zijn geweest.
Overgang naar beheerfase De Vrijheidswijk maakt het komende jaar een overgang door. De fysieke ontwikkelfase wordt vervangen door een beheerfase. Het Stadslabpanel vindt dat voor de Vrijheidswijk te laat is nagedacht over deze overgang. Wie moet het overpakken als er minder professionals in de wijk rondlopen? Wie is het aanspreekpunt voor de bewoners als instituties zich terugtrekken? Hierover moet voor de andere wijken binnen de 6-wijkenaanpak in een eerder stadium nagedacht worden aldus het Stadslabpanel.
Witte vlekken Wat het Stadslabpanel opvalt is dat de lokale partijen moeilijk aan kunnen geven wat er in de bewoners van de Vrijheidswijk omgaat. ‘De geleefde wereld’ van de wijk heeft niet centraal gestaan tijdens de herstructurering maar was eerder op de achtergrond aanwezig. Welke deelbuurten zijn te onderscheiden in de wijk? Welke groepen in de wijk hebben welke noden? En hoe veranderen deze behoeften in de tijd? Waar liggen hun kwaliteiten en hun ondernemerschap? Deze witte vlekken dienen te worden ingevuld om te kunnen bepalen waar het toekomstige beleid op moet inzetten.
Moreel eigendom
V85 /
4
Een belangrijke opgave voor de komende jaren is volgens het Stadslabpanel binding te creëren in en met de wijk; een gedeeld verhaal op te bouwen. Gedeelde verhalen lijken nu nauwelijks aanwezig. De bewoners hebben daartoe fysieke en mentale ruimte nodig om zich eigenaar te kunnen voelen van hun woning en leefomgeving. Geef hen de mogelijkheden om van hun woning een eigen paleisje te maken. Laat bewoners bijvoorbeeld de kleur van hun voordeur zelf bepalen of een minimoestuintje aanleggen naast de voordeur. Laat de bewoners zich de wijk toe-eigenen. Als die ruimte wordt gegeven, kan hier ook (mede)verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld voor de openbare ruimte, voor terugvragen. Hier is een sociaal vaardige beheerder voor nodig en een helderdere structuur van de openbare ruimte. Deze structuur is nu volgens het panel nog onvoldoende aanwezig. In potentie is in delen van de wijk een goede openbare ruimte aanwezig, met hofjes, pleintjes en plantsoenenstructuur. Deze potentie dient nog te worden verzilvert. Ook zouden de scholen in de wijk en het multifunctioneel centrum een belangrijkere rol moeten spelen om sociale binding te laten ontstaan.
Studenten in de Vrijheidswijk? Naast de aansluiting zoeken met potenties in de wijk zelf, zijn er ook kansen in aangrenzende gebieden die nu onbenut blijven vindt het Stadslabpanel. Een grote vestiging van de Noordelijke Hogeschool ligt vlakbij de Vrijheidswijk. Daar zouden de lokale partijen aansluiting mee moeten zoeken. Zijn er vormen van betrokkenheid bij de wijk te verzinnen voor de studenten van de Hogeschool? Dit is op dit moment nog nauwelijks aan de hand, terwijl hier op ander plekken in het land goede voorbeelden van zijn.
Deelsessie Structuur Bewoners zijn de spil Een belangrijke spil in de toekomstige ontwikkeling en beheer van de wijk zijn de bewoners. Hoewel er erkenning is voor de wijze waarop bewoners zijn betrokken in het eerdere proces, is de constatering dat de bewoners ‘hangen’ in de Vrijheidswijk. Het Stadslabpanel constateert dat in deze wijk bewoners minder ondernemend zijn dan gemiddeld in Leeuwarden en zich afhankelijk opstellen ten opzichte van de instituties (overheid, corporatie en meer). Dit is zorgelijk volgens het panel, want wat gebeurt er wanneer die instituten aan het einde van het stedelijke vernieuwingsproject én door de bezuinigingen op diverse fronten minder in staat zijn om hetzelfde niveau van aandacht en investeringen aan deze wijk te blijven schenken? Er zal hoe dan ook een andere situatie ontstaan.
Verlaag het schaalniveau Wat het Stadslabpanel ook constateert is dat er relatief weinig hechting met de wijk is. Wél is de kleine trots en het kleine geluk zichtbaar, zowel bij de professionals als bij de bewoners. Dat biedt een goed aanknopingspunt om over de hechting na te denken. Die trots en dat geluk zit in de details, in de kleine ingrepen, dat wat alledaags is en misschien zelfs bij toeval tot stand komt. Het schaalniveau waarop gekeken moet worden als het om die hechting gaat en het zoeken naar actievere betrokkenheid is niet meer dat van de wijk, maar van de straat, hoogstens de buurt. Het precieze schaalniveau is afhankelijk van hoe de woonomgeving door de bewoners en gebruikers beleefd wordt. Sluit aan bij datgene dat door de bewoner als ‘eigen’ beleefd wordt en streef naar maatwerk voor bewoners en dus niet naar de logica van het plan, aldus het Stadslabpanel. Op dat schaalniveau kan gezocht worden naar de hechting en betrokkenheid in met name het onderhoud, zowel fysiek als sociaal. Probeer een goede
V85 /
5
balans te vinden voor dat schaalniveau tussen inzet van bewoners en professionals om de straat en buurt goed en leefbaar te houden. Daarbij is het zaak te zoeken naar vanzelfsprekende of logische aanleidingen die mensen in een straat of buurt raken. Iets klein en concreets als de herinrichting van een straat of stukje plantsoen kan prima worden aangegrepen om erachter te komen wat er speelt en welke ideeën mogelijk kunnen worden gemaakt.
Betrokkenheid in onderhoud Randvoorwaarde hierbij is dat er gezocht wordt naar een urgentie om het organiserend vermogen van de mensen in de buurt/straat aan te wakkeren. Schaarste, het verdelen van middelen en het goed omgaan daarmee kan zorgen voor zo’n gedeeld gevoel van urgentie. Daarvoor is het wel erg belangrijk dat er een gedeeld besef bestaat van wat schaars is. De gepleegde ingrepen in de wijk en (vooral) het hoge huidige niveau van onderhoud, maken het lastiger om dat gedeelde besef te creëren. Tegelijkertijd is duidelijk dat het onderhoud niet op gelijke voet voort zal kunnen gaan: de bezuinigingen zullen ook op het onderhoud in de Vrijheidswijk effect hebben.
Basisniveau garanderen Bepaal dan wat de schaarste is die gaat ontstaan: wat is het minimale niveau van onderhoud dat de wijk nodig heeft om goed en leefbaar te blijven. Dat bepaalt per straat en buurt welke ondergrens moet en kàn worden gegarandeerd, door professionele partijen als gemeente, corporatie of zorgverlener. Waar staan we samen voor en wanneer grijpen we in? Dat legt een duidelijke basis voor de inzet van bewoners. Voor de professionele organisaties geldt: reageer adequaat en snel op vragen en klachten die onder je eigen deel van het minimale niveau van onderhoud vallen. Organiseer je meldpunt goed en wek vertrouwen in de snelheid waarmee dingen worden opgepakt.
Gezamenlijke business case maken Als dat bekend is, en goed gecommuniceerd, dan kan op het niveau van de straat of buurt – het niveau dat aansluit bij de beleving van bewoners/gebruikers - gekeken worden naar wat er nodig is om die straat of buurt goed te laten functioneren. Dat moet vooral komen vanuit de bewoners en gebruikers zelf. De start van zo’n traject zal in de meeste gevallen liggen in klachten, meldingen en suggesties van bewoners, maar ook professionele partijen kunnen zaken aandragen. Daarbij zal duidelijk moeten zijn dat er een bepaald budget te verdelen is, dat boven het eerder genoemde minimumniveau uitkomt: er moet wat te kiezen zijn. Als duidelijk is wat volgens de bewoners niet of onvoldoende functioneert, kan gewerkt worden aan een gezamenlijke business case, waar de bewoners en andere belanghebbenden (gemeente, corporaties) aan werken, en waaruit de keuze komt voor de benodigde ingrepen. Dat kan betekenen dat op een plek even niet meer ingegrepen wordt, en juist meer op lokale bedrijvigheid of sociaal beheer wordt ingezet. De business case loopt zolang deze functioneert, of anders gezegd: zolang de belanghebbende partijen de rendementen vinden opwegen tegen de investeringen. Deze is dus niet gericht op het in stand houden van structuren. Zo kan flexibel ingespeeld worden op wat er speelt.
Aansluiten bij Amaryllis Hierbij kan aangesloten worden op Amaryllis. Amaryllis is een lokale vertaling van de landelijke vernieuwing van het welzijnswerk onder de noemer Welzijn Nieuwe Stijl. Centraal in de Amaryllisaanpak staat de sociaal werker nieuwe stijl die als generalist inspringt op uiteenlopende problemen en waar nodig specialisten inschakelt. Een belangrijk principe is dat er
V85 /
6
gewerkt wordt vanuit één gezin, één plan en één uitvoerder. Geprobeerd wordt tot integrale financiering van de hulpverlening te komen. Amaryllis is een aanpak die zich richt op mensen met een zorgbehoefte, maar het is ook een methode en houding die op álle bewoners betrekking heeft. Het kan gezien worden als een houding van professionals, meer nog dan een beleid dat wordt uitgevoerd.
15%
85%
figuur 1 – verdeling extra ondersteuning bewoners
De aanpak richt zich enerzijds op ongeveer 15% van de bewoners in de wijk die een bepaalde vorm van extra ondersteuning nodig hebben. Dit is de individuele stroom, die nodig zal blijven. Voor de overige 85 % en het duwtje dat die nodig heeft om meer zelf te organiseren zou de houding/methode ook moeten gelden in de Vrijheidswijk, vindt het Stadslabpanel. Het gaat juist over een collectieve aanpak, die van groot belang is voor fysiek én sociaal beheer (zie figuur 2). Juist een deel uit de 85% kunnen een belangrijke rol spelen bij eerder genoemde business cases.
Aanjagers Per business case moet een aanjager komen: één persoon, vergelijkbaar met een huisarts in een gebied, die de lijnen kent en voldoende toegerust is om dit werk te kunnen doen. Deze persoon is thuis op het vlak van fysiek onderhoud en op dat van economisch/maatschappelijke vormen van onderhoud. Hij/zij heeft bovendien de vaardigheden om het proces te ondersteunen en moet zowel richting bewoners als instituten voldoende slagkracht hebben. Die moet zich vertalen in rugdekking en manoeuvreerruimte, waaronder financiële ruimte. Voor verschillende businesscases kunnen verschillende types aanjagers ingezet worden. Deze aanjagers moeten opereren in een driehoek van waardering – professionele kwaliteit – rugdekking (Zie figuur 3). Ze moeten opereren in de ‘frontlinie’ waarbij ze voldoende gewaardeerd worden, over voldoende competenties beschikken en binnen de instituten goede rugdekking krijgen voor wat ze doen.
V85 /
7
Wat dit aangaat kan goed gekeken worden naar hoe in Leeuwarden de 6wijkenaanpak georganiseerd wordt. Alleen zal het voor minder geld moeten dan De Vrijheidswijk en de professionele organisaties in het verleden gewend waren. waardering
kwaliteit rugdekking Figuur 3 – randvoorwaarden aanjagers frontlinie
De aanjager hoeft niet per definitie uit de gemeente te komen. Ook hier is maatwerk nodig. Als de business case met name een fysieke onderhoudsopgave van de openbare ruimte betreft, dan de gemeente. Ook kan in bepaalde gebieden de corporatie een natuurlijker figuur zijn dan in andere gebieden. Zo kan per opgave gekeken worden wie daar het beste voor is toegerust. Wat deze personen sowieso moeten hebben is een goede antenne voor alles wat er speelt, ook al is die minder direct te herleiden naar de business case.
Deelsessie randvoorwaarden en verdienmodellen De kasstromen van de wijk Een vraag die nu meer dan ooit speelt in De Vrijheidswijk is: hoe kunnen financiële stromen beter worden benut om de wijk duurzaam te versterken? De waardedragers ‘grond’ en ‘vastgoed’ hebben hun aanjaagfunctie verloren in stedelijke ontwikkeling. Het is sterk de vraag of hier op middenlange termijn verandering in zal komen. Tegelijkertijd neemt de investeringskracht in de wijken van klassieke partijen als het Rijk, gemeente en corporaties af. Men zal op zoek moeten gaan naar nieuwe waardedragers, nieuwe investerende partijen, samenwerkingsvormen en manieren van financieren om alsnog de ambities in de wijk waar te kunnen maken of overeind te houden. Er gaan veel geldstromen om in elke wijk: beheergelden, huuropbrengsten, energiekosten, VvE-budgetten, uitkeringen, pensioenen, gelden voor de politie-inzet etc. Het is meer dan ooit van belang om deze kasstromen van de wijk in beeld te krijgen, aldus het Stadslabpanel. Breng ze in kaart. Door ingrepen te plegen in de wijk die kosten terugbrengen of baten verhogen wordt waarde gecreëerd dat een of meer geldstromen in de wijk beïnvloed. Zoek naar manieren om deze waarde te kapitaliseren, te bundelen en terug te ploegen naar de wijk. Zo ontstaat een vliegwiel voor ontwikkeling.
V85 /
8
Belangrijk is om te kijken naar wie er al actief zijn in de wijk (de stakeholders/ het zooitje ongeregeld) en zorg dat ze verbonden raken. Bovendien zijn er externe partijen die ook belang hebben bij de ontwikkeling van de wijk en individuen in de wijk zelf. Uiteindelijk moeten gedeelde belangen van stakeholders leiden tot nieuwe vliegwielen voor de Vrijheidswijk.
Randvoorwaarden Waardecreatie komt vaak neer op het slim op elkaar leggen van exploitaties. Dit kan op individueel niveau door bewoners en gebruikers of op wijkniveau door gevestigde instellingen. De randvoorwaarden voor het op een goede manier combineren van exploitaties zijn: 1. Weet wat er speelt in de wijk. 2. Partnerschap en continuïteit: bindt ze aan de wijk. 3. Het gaat om een mix van ideeën en instrumenten. 4. Er bestaat enige mate van kapitaalinbreng van partijen. 5. Er bestaat voldoende vertrouwen in de buurt. 6. Sociale cohesie is afdoende aanwezig in de buurt. 7. Er wordt volledig open kaart gespeeld over kosten en baten. 8. Maak inzichtelijk wat er in en uit de wijk gaat: de wijkrekening 9. Breng in kaart wat daarvan in geldstromen uitgedrukt kan worden en wie de actoren daarbij zijn. 10. Maak hier vervolgens een geschikte –niet te zware- constructie voor, zoals een wijkonderneming waardoor een gezamenlijke – dus onderling verbindende - revolverende herinvestering op gang gebracht kan worden. In een context van terugnemende investeringskracht van stedelijke partners en de ambitie om de investeringen in de Vrijheidswijk te verduurzamen, zijn nieuwe financiële en procesmatige randvoorwaarden voor de wijk noodzakelijk. Maar welke verdienmodellen zijn er voor de wijk? En welke partijen horen hierbij? Hieronder staan voor diverse domeinen de mogelijke verdienmodellen en procesvormen opgetekend voor de Vrijheidswijk zoals besproken tijdens het Stadslab.
1.
Imagoverbetering
Door de imagoverbetering van de wijk door de stevige herstructurering is waarde gecreëerd. Dit uit zich in de verhuurbaarheid van woningen en de huurhoogte. Door verdiensten door huurstijging af te romen en dit te reserveren voor de wijk ontstaat een verdienmodel. Daarnaast kunnen woningen worden uitgepond, de meest directe manier van het monetariseren van waardecreatie door imagoverbetering. Voor de bundeling en borging van wijkinkomsten en waardecreatie zou een wijkfonds gebouwd kunnen worden dat zorg draagt dat de revenuen van de ingegane wijkverbetering ook binnen de wijk blijven en kunnen worden heringezet. Er is ook maatschappelijk rendement behaald door de voorbeeldfunctie die nieuwe bewoners hebben voor de oorspronkelijke bewoners. Dit soort waardecreatie uit menging is echter onzeker te noemen, aangezien het in diverse onderzoeken wordt tegengesproken. Een ander twijfel bestaat uit het feit dat nieuwe bewoners de wijk, afgezien als woonplek, niet benutten. Ze zijn gericht op andere delen van de wijk.
2.
Beheer
Het beheer van de openbare ruimte in Leeuwarden wordt gekanteld naar de wijk. Dit proces is in gang gezet, maar nog niet afgerond. Het Stadslabpanel stelde de vraag of het een optie zou kunnen zijn om meer van het beheer aan bewoners over te laten. Kunnen de gelden die nu stedelijk naar 9 x 9 beheerders gaat (+/- € 8 miljoen per jaar) niet gedeeltelijk anders
V85 /
9
ingezet worden? Dit is iets waar Leeuwarden naar wil kijken. Als randvoorwaarde wordt de maatvoering meegegeven door het panel. Niet meer dan 70 gezinnen laten samenwerken in beheer. Integraal beheren kan een verdienmodel zijn voor de overheid. Commerciële partijen zijn steeds meer geïnteresseerd in de beheeropgave. Een aanbesteding van het integraal wijkbeheer voor 50 jaar kan heel interessant zijn voor partijen buiten de overheid om. Zij kunnen dit vaak goedkoper doen dan de overheid. Dit kan uitgewerkt worden in een wijkbeheerbedrijf. 3. Nieuwe partijen Zorgverzekeraars en energiebedrijven kunnen partners zijn in wijkontwikkeling in Leeuwarden. Energiebedrijven beginnen te beseffen dat er achter elk stopcontact een gezin zit. Sommige willen meer bieden dat stroom en gas; zij willen een service provider zijn. Ze zijn nog zoekende hoe deze rol in te vullen. Verdienmogelijkheden kunnen zijn: Wijkcentrales die zorgen voor goedkopere woonlasten. Maatschappelijk rendement door betrokkenheid te creëren door middel van een project in de wijk. Efficiëntieslag. Corporaties die jaarlijks contact hebben met bewoners kunnen klantcontact combineren met de meter opnemen. Het verdienmodel voor de zorgverzekeraars is maatwerk in de wijk door samen te werken met partijen die bij bewoners over de vloer komen. Dit kunnen zowel professionals als vrijwilligers zijn. Nu worden vaak totaalpakketten van zorg aangeboden die veel meer leveren dan veel ouderen nodig hebben. Maatwerk levert dus een kostenbesparing op. Dit soort denkwijzen zouden de basis kunnen zijn voor een wijkduurzaamheidsbedrijf (een bewonersenergiecoöperatie of zogeheten ESCO, Enercy Service Cooperation, zoals in veel Centraal- en Oost-Europese landen al werkt). Deze initiatieven binden bewoners. Op een enkele plek in Nederland wordt hier momenteel aan gewerkt. 4. Ondernemerschap Klein ondernemerschap in de wijk is van belang als plekken waar het ‘kennen’ plaatsvindt, oftewel sociale cohesie en vertrouwen in de buurt kan ontstaan. Om klein ondernemerschap naar de wijk te trekken zullen we moeten leren loslaten: “Begin maar en regel het goed met je buren.” Wat kunnen partijen doen om dit te bevorderen?: Weet wat er speelt in de wijk. Netwerkvorming faciliteren. Flexibel bestemmen. Trek bijvoorbeeld de garageplinten in de portieketageflats open. Ook de functie moet flexibel kunnen zijn, bijvoorbeeld een plek om aan brommers te sleutelen. Een meester-gilde systeem instellen. Vervolgens kan vraag en aanbod van wijkbedrijvigheid samenkomen van daartoe geschikte activiteiten (bijvoorbeeld klussen en lokaal beheer): een wijkklussenbedrijf.
V85 /
10
REACTIES José Posthumus directeur Wonen Elkien herkent zich in het beeld dat de verbinding tussen de buurten in de Vrijheidswijk niet ideaal is. Zo is het nieuwbouwgedeelte van de wijk, Eeburg vanuit een soort traditie gebouwd. De inwoners hier zijn niet georiënteerd op de rest van de wijk. Hij vraagt zich af of deze aanpak iets heeft toegevoegd aan de sociale duurzaamheid van de Vrijheidswijk. In de andere delen van de wijk ziet hij een intensieve begeleiding van de eigen verantwoordelijkheid voor zich. Hij sluit zich aan bij het advies van het Stadslabpanel als het gaat om binding creëren in de wijk en bewoners aanspreken op zelfredzaamheid. Verder voegt hij toe dat multiculturaliteit in de Vrijheidswijk meer als kracht van de wijk gezien moet worden. Ad van Alphen programmaleider sociale wijkaanpak Gemeente Leeuwarden geeft ook aan dat de Vrijheidswijk een optelsom is van buurtjes. Dat is in heel Leeuwarden het geval. Dit moet in het beleid ook voor ogen worden gehouden. Inzoomen op een lager schaalniveau in de vorm van een soort hotspotbenadering lijkt hem een goed idee. Verder geeft hij aan dat een preventieve benadering niet voldoende is voor de Vrijheidswijk. Ook al is de herstructurering bijna achter de rug, de wijk is nog steeds een van de zwakste wijken van Leeuwarden op de sociale index. Sigrid Hoekstra, directeur Wonen WoonFriesland geeft aan dat er veel meer aangesloten moet worden op de kracht van de bewoners in de wijk. De betutteling moeten instituties achter zich laten. De fysieke herstructurering van de wijk is bijna voltooid. Om deze investeringen duurzaam te laten zijn zal de focus nu moeten komen te liggen op sociale duurzaamheid. Hier zou het multifunctioneel centrum van de wijk een belangrijkere rol in moeten krijgen dan nu het geval is.
V85 /
11
DEELNEMERS Stadslabpanel: Gert Jan Arts, directeur Gerrichhauzen & Partners Pamela van den Berg, adviseur Gerrichhauzen & Partners Johan Brongers, directeur Wel-com Stadskanaal/ Leerdam Mario Broos, directeur BAM Woningbouw Harry Bulten, senior projectleider Impect Damo Holt, directeur ECORYS Vastgoed Hans Karssenberg, directeur Stipo Ingrid de Moel, partner De Wijkplaats Paul van Roosmalen, directeur woondiensten Ieder1 Danielle Schenk, adviseur Companen
Betrokken partijen Leeuwarden: Feiko de Boer, projectleider gemeente Leeuwarden Martine Diephuis, beleidsadviseur welzijn gemeente Leeuwarden Richard Cöp, teamleider bedrijfsbureau gemeente Leeuwarden Rikki Hagen, wijkmanager Vrijheidswijk gemeente Leeuwarden Wies ten Have, programmacoördinator Leeuwarden Elkien Hendrik Hoogenkamp, regiomanager Wonen noord WoonFriesland Dick Janssen, directeur Vastgoed Elkien Hennie Löwik, projectleider gemeente Leeuwarden Anneke van der Schaaf, adviseur Wonen en fysieke omgeving WoonFriesland Jurjen van der Weg, programmamanager gemeente Leeuwarden
Bestuurders: Gosé Posthumus, directeur Wonen Elkien Ad van Alphen programmaleider sociale wijkaanpak Gemeente Leeuwarden Sigrid Hoekstra, directeur Wonen WoonFriesland
KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing: Arjan Raatgever, adviseur KEI Jeroen van der Velden, adviseur KEI Olof van de Wal, directeur KEI (Voorzitter)
V85 /
12