Stadsenquête Leiden 2006 Ouderenpeiling 55-plus
Colofon Serie Statistiek 2006 / 11b Uitgave Projectleiding
Concernstaf, gemeente Leiden, oktober 2006 BOA (Beleidsinformatie, Onderzoek en Advies) Mw. drs. E. Dijkstra tel. 071 - 516 5123 e-mail:
[email protected] Onderzoeksuitvoering WBK Marktonderzoek, Den Haag Oplage 400 Druk Stadsdrukkerij gemeente Leiden
2
Ouderenpeiling Leiden 2006
INHOUD Samenvatting
5
1 1.1 1.2
Inleiding Achtergrond Indeling rapport
9 9 9
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Profiel 55-plussers Aantal 55-plussers Huishoudensamenstelling Opleidingsniveau Betaald werk en inkomen Beschikking over internet
10 10 10 11 11 12
3 3.1 3.2 3.3
Algemene tevredenheid Tevredenheid met wonen en leven in Leiden Prettig en te verbeteren aan wonen en leven in Leiden Beoordeling acht aspecten
13 13 13 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Gezondheid en bewegen Achtergrond Hoeveelheid beweging Soort beweging Beoordeling eigen welzijn naar leeftijd en hoeveelheid beweging
15 15 15 16 16
5 5.1 5.2 5.3
Belemmeringen voor activiteiten binnen- en buitenshuis Belemmeringen buitenshuis- en binnenshuis Belemmeringen bij verplaatsen op straat ADL-indicator
17 17 18 18
6 6.1 6.2
Wonen Verhuizen vanwege ouderdom/ziekte Aanpassingen aan woning vanwege naderende ouderdom
19 19 20
7 7.1
Voorzieningen Bekendheid, gebruik en interesse
21 21
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Vrijwilligerswerk Huidig en potentieel aantal vrijwilligers Huidige vrijwilligers (Potentiële) vrijwilligers Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen
22 22 22 23 24
9 9.1
Mantelzorg Geven/krijgen mantelzorg
25 25
10 10.1 10.2
Financiële situatie Financiële situatie Afsluiten van leningen
27 27 28
Ouderenpeiling Leiden 2006
3
11 11.1 11.2 11.3
Inkomensondersteuning Doelgroepbepaling Bekendheid regelingen Gebruik regelingen
29 29 30 30
12
Het onderzoek nader bekeken
32
13 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6
Onderzoeksverantwoording Vaststellen vragenlijst Methodologie Steekproeftrekking Responseverantwoording Representativiteit Betrouwbaarheid en nauwkeurigheidsmarges
34 34 34 34 34 35 35
Bijlage A: Slotopmerkingen Bijlage B: Overzichtskaart Leiden Bijlage C: Vragenlijst
36 38 39
4
Ouderenpeiling Leiden 2006
SAMENVATTING Het gemeentebestuur Leiden heeft dit jaar naast de Stadsenquête in de maand juni 2006 een Ouderenpeiling laten uitvoeren, waarbij 831 ouderen van 55-84 jaar telefonisch zijn geïnterviewd. Hier volgt een samenvatting.
Hfst 2. Profiel Leidenaar van 55 jaar en ouder Leiden heeft op 1 januari 2006 ruim 118 duizend inwoners, waarvan 22% 55 jaar of ouder is. Van de 55-plussers is meer dan de helft vrouw en bijna de helft man. Bij de 55-64 jarigen is de verdeling man/vrouw nog vrijwel 50/50, bij de 85-plussers afgerond 25/75. Tabel 2.1a: Aantal 55+ in Leiden en verdeling man/vrouw 2003 55-64 jaar 10.962 65-74 jaar 6.744 75-84 jaar 4.879 85+ 1.810 Totaal 24.395 Bron: GBA Leiden, stand per 1 januari
2006 12.079 6.955 4.849 1.900 25.783
% Man 51% 47% 38% 26% 46%
% Vrouw 49% 53% 62% 74% 54%
De gemiddelde huishoudengrootte van 55-plussers is, zoals te verwachten valt, aanzienlijk lager dan dat van de gemiddelde Leidenaar. Circa eenderde heeft een eenpersoonshuishouden, zes op de tien een tweepersoonshuishouden. Des te hoger de leeftijd, des te vaker men alleenstaand is. De participatie van 55-64 jarigen op de arbeidsmarkt bedraagt dit jaar 45%. Dit is vergelijkbaar met 2003. Het inkomen en het opleidingsniveau van 55-plussers is over het algemeen lager dan van de gemiddelde Leidenaar. Van de 55-plussers heeft de helft een lagere opleiding en bijna twee op de tien Leidenaren heeft een netto maandelijks huishoudinkomen van 1.130 euro of minder, van de gemiddelde Leidenaar is dat 12%. Ruim de helft van de 55-plussers kan beschikken over internet, dit is duidelijk meer dan in 2003. 65minners hebben hierover aanzienlijk vaker de beschikking dan 65-plussers. Internetbezit is niet alleen gecorreleerd met leeftijd, ook het huishoudinkomen en het opleidingsniveau zijn van invloed op het internetbezit. Te zien is dat in de afgelopen drie jaar voor alle groepen de beschikking over internet is gestegen. Hfst 3. Algemene tevredenheid Negen op de tien 55-plussers is redelijk tot erg tevreden met het wonen en leven in Leiden. Prettige punten die worden benadrukt zijn met name de gezellige, levendige sfeer, dat het rustig is en men vindt het een mooie stad, groen en alles is dichtbij. Als te verbeteren noemt men de rommel op straat, de parkeermogelijkheden en het openbaar vervoer. Van de acht voorgelegde aspecten die op Leiden en algemeen welzijn betrekking hebben worden het cultureel aanbod, het eigen welzijn en de mogelijkheden tot het volgen van cursussen het best beoordeeld. Het openbaar vervoer krijgt de laagste beoordeling. Hfst 4. Gezondheid en bewegen Gemiddeld verrichten de 55-plussers 4,3 dagen per week voor minimaal 30 minuten aan lichaamsbeweging waarbij het gaat het om alle lichaamsbeweging die ten minste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. In de zomer beweegt men wat vaker dan in de winter. Vergeleken met drie jaar geleden is de hoeveelheid beweging van 55-plussers toegenomen. Als uitgegaan wordt van de norm voor voldoende lichamelijke activiteit, te weten ”per dag minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit, op minimaal 5 dagen per week” zou iets meer dan de helft van de 55-plussers aan de norm voldoen. Dit is hoger dan in 2003 toen net iets minder dan de helft aan de norm voldeed. De mensen die aangeven aan lichaamsbeweging te doen, doen met name aan wandelen en fietsen. 75plussers wandelen vaker en 65-minners fietsen relatief vaker. Gemiddeld genomen beoordelen 55-plussers hun eigen welzijn met een 7,4. 55-plussers die nagenoeg geen lichaamsbeweging meer (kunnen) verrichten, geven hun welzijn -zoals te verwachten valt- een aanzienlijk lagere beoordeling.
Ouderenpeiling Leiden 2006
5
Hfst 5. Belemmeringen voor activiteiten binnen- en buitenshuis Van alle 55-plussers ervaart twee op de tien wel eens belemmeringen voor deelname aan activiteiten buitenshuis. Eén op de tien ervaart belemmeringen binnenshuis, die het voor henzelf moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten, zoals traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit hun bed of stoel. Het ondervinden van belemmeringen neemt toe met de leeftijd en logischerwijs ervaren de mensen die niet (kunnen) bewegen, de meeste moeite. Meestal is een slechte gezondheid of handicap de reden voor de belemmeringen. Van alle 55-plussers ondervindt 2% dusdanige belemmeringen dat ze niet of nauwelijks meer buiten op straat komen en 4% komt nog maar af en toe op straat. Van de 55-plussers die nog wel buiten komen, geeft bijna de helft aan dat ze problemen ondervinden met ongelijke stoeptegels of straatstenen, bijna vier op de tien ondervindt problemen van obstakels op straat. Aan alle 55-plussers zijn tien handelingen voorgelegd met de vraag in hoeverre ze deze nog zelfstandig en zonder moeite kunnen doen. Met behulp van deze vraag kan een landelijke ADL-indicator (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) worden vastgesteld. In het rapport wordt de indicator besproken. Hfst 6. Wonen Twee op de tien 55-plussers denkt erover in de komende twee jaar te verhuizen. De helft vanwege ouderdom of ziekte, de andere helft om een andere reden. Zoals te verwachten valt verhuizen 55-64 jarigen vaker om een andere reden, 65-plussers vaker vanwege ouderdom of ziekte. De mensen die erover denken om te verhuizen vanwege ouderdom/ziekte, vinden het met name belangrijk dat hun nieuwe woning gelijkvloers is. Vier op de tien 55-plussers die zouden willen verhuizen vanwege ouderdom/ziekte denkt hierbij problemen te ondervinden. Het belangrijkste probleem is dat er te weinig aanbod van geschikte woningen is, gevolgd door wachtlijsten in bejaarden- en verpleeghuizen. Eén op de tien 55-plussers zou aanpassingen aan huis willen vanwege naderende ouderdom. De mensen die aanpassingen zouden willen, denken met name aan een traplift, steunen in wc/douche en een verhoogd toilet. Van de mensen die aanpassingen willen, zoekt driekwart op een of andere wijze hulp bij de gemeente. Hfst 7. Voorzieningen Er zijn meerdere instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor 55-plussers op tal van terreinen. Voor een vijftal van deze instanties, te weten het Dienstencentrum, Steunpunt Mantelzorg, Raad en daadwinkels, Zorgnet en Ouderenadviseurs is gekeken naar de bekendheid, het gebruik en de interesse hierin. Met 69% is het Dienstencentrum van deze vijf voorzieningen het best bekend, gevolgd door het Steunpunt Mantelzorg en de Raad en daadwinkels. Het minst bekend zijn de Ouderenadviseurs: hier heeft ruim eenderde van gehoord. Het meest gebruik wordt gemaakt van het Dienstencentrum en Zorgnet. 75-plussers maken relatief meer gebruik van met name het Dienstencentrum, Zorgnet en Steunpunt Mantelzorg. 55-64 jarigen maken relatief het minst gebruik van de vijf voorzieningen. Circa een op de tien maakt nog geen gebruik van de vijf onderscheiden voorzieningen, maar heeft hier wel interesse in. Grafiek 7.1b: Huidig gebruik en interesse in voorzieningen Zorgnet
Dienstencentrum
8% 13%
79%
9% 9%
82%
Raad en 4% 10% daadwinkels Ouderenadviseurs 3%10%
88%
Steunpunt 4% 8% Mantelzorg
88%
0% gebruik
6
86%
25%
geen gebruik, wel interesse
50%
75%
100%
geen gebruik, geen interesse
Ouderenpeiling Leiden 2006
Hfst 8. Vrijwilligerswerk Drie op de tien 55-plussers geeft aan in de afgelopen 12 maanden aan vrijwilligerswerk te hebben gedaan, 9% doet nu nog geen vrijwilligerswerk, maar zou dat wel graag gaan doen. Van de huidige vrijwilligers verricht ruim vier op de tien meer dan eens per week vrijwilligerswerk, bijna een kwart wekelijks en bijna een kwart één of enkele keren per maand. De meeste vrijwilligers zijn op dit moment actief in de zorg, ouderenorganisaties of de kerk. De belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen is anderen helpen, sociale contacten en iets zinvols doen. Bij de omschrijving van het ideale vrijwilligerswerk worden vergelijkbare aspecten genoemd: zorgen voor anderen, mensen helpen, contact met mensen en iets betekenen voor anderen. Zeven op de tien (potentiële) vrijwilligers vindt het belangrijk dat het vrijwilligerswerk in de buurt is. Voor ruim eenderde is dit in zulke mate van belang dat ze dit anders niet zouden doen. Voor oudere senioren is dit belangrijker dan voor jongere senioren. Een kwart van de (potentiële) vrijwilligers geeft aan andere eisen aan vrijwilligers te stellen. Zij vinden het belangrijk dat het vrijwilligerswerk zinvol is, dat je waardering krijgt, de sfeer goed is, het goed is georganiseerd en flexibel. De mensen die (nog) geen vrijwilligerswerk doen, noemen hiervoor met name als redenen dat ze geen tijd hebben/al voldoende doen of te oud/niet gezond genoeg zijn. Jongere senioren noemen hier vaker dat ze geen tijd hebben en oudere senioren dat ze te oud/ziek zijn. De mensen die aangeven wel (meer) vrijwilligerswerk te willen doen, maar dit (nog) niet doen, noemen naast bovengenoemde redenen zaken als: tijdstip niet prettig, te ver weg, moeilijk om de eerste stap te zetten, moet echt passen, onbekend met het aanbod. Hfst 9. Mantelzorg Dit jaar is meer uitgebreid ingegaan op mantelzorg. Van alle 55-plussers zegt 23% in de afgelopen 12 maanden mantelzorg te hebben gegeven. Daarnaast geeft 8% van de senioren aan mantelzorg te hebben gekregen. Zoals te verwachten valt krijgen 75-plussers vaker mantelzorg, 55-64 jarigen geven dit vaker. Mantelzorg geven Mantelzorg wordt met name verricht voor ouders of buren/vrienden/kennissen. Gemiddeld genomen besteedt ruim een op de tien hier 15 uur of meer per week aan, echter ruim de helft doet dit 1-7 uur per week of incidenteel. De bezigheden bestaan met name uit hulp in de huishouding en gezelschap. Een kwart van de mantelzorgers voelt zich in meer of mindere mate belast door de verzorging van een ander. 3% heeft hierbij behoefte aan hulp, met name aan een vervanger en in mindere mate aan informatie en advies of aan emotionele ondersteuning. Mantelzorg krijgen Ouderen die mantelzorg krijgen, ontvangen dit met name van hun kinderen, partner of buren/vrienden. Zij krijgen dit meestal 1-7 uur per week of incidenteel. De hulp bestaat voornamelijk uit hulp in de huishouding, maar ook uit begeleiding/vervoer, gezelschap en hulp bij persoonlijke verzorging. Van alle senioren, onafhankelijk van of ze momenteel mantelzorg krijgen, heeft 7% behoefte aan (extra) hulp, met name aan hulp in de huishouding. Hfst. 10. Financiële situatie Tweederde van de 55-plussers geeft aan dat hun financiële situatie in het afgelopen jaar onveranderd is gebleven, 4% vindt deze verbeterd en eenderde vindt dat hun inkomenspositie is verslechterd. Vergeleken met alle Leidenaren hebben 55-plussers niet meer problemen om rond te komen van hun inkomen. Van de 55-plussers geeft de helft aan gemakkelijk rond te komen met het totale huishoudinkomen, bijna drie op de tien komt net rond en 7% kan moeilijk rondkomen. Van alle 55-plussers in Leiden heeft 15% in het afgelopen jaar door een tekort aan financiële middelen wel eens moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften, zoals eten en kleding of door wachten met het betalen van de telefoon- of energierekening. Daarnaast geeft 6% van de 55-plussers aan schulden te hebben (exclusief hypotheek). Vergeleken met alle Leidenaren valt op dat 55-plussers minder vaak moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften en ook minder vaak schulden hebben.
Ouderenpeiling Leiden 2006
7
Twee op de tien 55-plussers had in de afgelopen 12 maanden op een of andere wijze een soort van lening (hypotheken buiten beschouwing gelaten). De meest gebruikte vorm van geld lenen is rood staan bij de bank of giro, of een persoonlijke lening of doorlopend krediet. Vergeleken met alle Leidenaren lenen 55-plussers minder vaak. Hfst 11. Inkomensondersteuning Het laatste hoofdstuk gaat in op de bekendheid met en het gebruik van een aantal inkomensondersteunende maatregelen onder huishoudens met een wat lager inkomen, 65 plussers, chronisch zieken/gehandicapten en/of huurders. In totaal zijn negen verschillende financiële regelingen voorgelegd. Aan de mensen uit de betreffende doelgroepen is gevraagd of ze bekend zijn met de verschillende regelingen. Het meest bekend zijn de Huurtoeslag en de Zorgtoeslag, met (ruim) negen op de tien die hiervan heeft gehoord. Het minst bekend zijn de Woonlastenregeling 65+ en de Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen. Hier is ruim de helft van de mensen uit de betreffende doelgroepen mee bekend. Van de Zorgtoeslag wordt relatief het meest gebruik gemaakt: bijna de helft van de doelgroep (inkomen < € 3.750,-) maakt hier gebruik van. Van de Bijzondere Bijstand en de Regeling voor chronisch zieken/gehandicapten/ouderen maken -zoals te verwachten valt gezien het type regeling- minder mensen gebruik. De mensen die wel tot de doelgroep van een van de regelingen behoren, 1 of meer regelingen kennen, maar er geen gebruik van maken is gevraagd naar de reden hiervoor. De meest genoemde reden is dat ze hier niet voor in aanmerking (denken te) komen, op afstand gevolgd door het feit dat ze het niet nodig hebben. De hogere inkomens geven relatief vaker aan geen inkomensondersteuning nodig te hebben, de lagere inkomens hebben vaker moeite met het aanvragen van een regeling. Opvallend is dat ook in de doelgroep met een inkomen lager dan € 1.350,- ruim zeven op de tien aangeeft niet in aanmerking te komen. Dit zou kunnen komen door hun vermogenspositie. Tijdens het afnemen van de enquête zijn de inkomensondersteunende regelingen kort toegelicht. Van alle 55-plussers geeft circa 5% aan iets nieuws te hebben gehoord tijdens het onderzoek, waardoor men mogelijk bij de gemeente gaat informeren naar een of meerdere regelingen. Men noemt hierbij met name de Huurtoeslag, Bijzondere Bijstand, Woonlastenregeling 65-plus en Zorgtoeslag. Hfst 12. Het onderzoek nader bekeken In de eerste elf hoofdstukken was te zien dat er grote verschillen zijn tussen 55-64 jarigen en 75-plussers. De eerste groep werkt nog deels, heeft gemiddeld een hoger inkomen, woont vaker in een meerpersoons huishouden, verplaatst zich gemakkelijker, onderneemt meer activiteiten en beweegt meer dan de tweede groep. Naast een indeling naar leeftijd zijn er nog veel meer differentiaties mogelijk, op basis van sociaaldemografische variabelen (sekse, huishoudsamenstelling, opleiding en inkomen), op basis van lichaamsmobiliteit (handicap) of huidig beweegpatroon. Ook kunnen er doelgroepen gemaakt worden op basis van meerdere variabelen, bijv. “65-plussers met een lagere opleiding en een handicap”. Hoofdstuk 12 geeft een aantal voorbeelden.
8
Ouderenpeiling Leiden 2006
1.
INLEIDING
Het gemeentebestuur Leiden heeft dit jaar naast de Stadsenquête in de maand juni 2006 een Ouderenpeiling laten uitvoeren, waarbij 831 ouderen van 55-84 jaar telefonisch zijn geïnterviewd. De 85plussers zijn voor dit onderzoek niet benaderd, omdat deze groep ouderen (telefonisch) minder goed bereikbaar is.
1.1 Achtergrond Voor een deel is het huidige onderzoek een herhaling van de Ouderenpeiling in 2003. In dat jaar werd namelijk een Nota ouderenbeleid “Leiden voor alle leeftijden” vastgesteld. Een van de daarin geformuleerde actiepunten was het verzamelen van gegevens over met name de wensen en behoeften van ouderen op de gebieden participatie, welzijn en cultuur. Dat heeft toen geleid tot de hier genoemde Ouderenpeiling 2003, met daarin vragen over genoemde onderwerpen, maar ook over verkeer en vervoer en over gezondheid. De uitkomsten hiervan zijn benut bij de beleidsontwikkeling binnen de gemeente en in de afspraken met de gesubsidieerde instellingen. Deze peiling, zo was afgesproken, zou in 2006 herhaald worden. We hebben echter door verschillende ontwikkelingen niet alle onderwerpen uit 2003 herhaald. Bijvoorbeeld vrijetijdsbesteding en verkeer en vervoer zijn komen te vervallen ten gunste van enkele andere thema’s. Zoals bijvoorbeeld vragen over mantelzorg, vrijwilligerswerk, inkomensondersteuning en wonen. Voor deze onderwerpen is gekozen vanwege de komst van de WMO. De (regionale) gezondheidspeilingen van de GGD geven veel informatie over thema’s als gezondheid, kwetsbare ouderen, eenzaamheid, middelengebruik onder ouderen en ouderenmishandeling. Deze thema’s komen niet aan bod in de gemeentelijke ouderenpeiling. Met de gegevens uit de GGD gezondheidspeiling 2006 en de gemeentelijke ouderenpeiling 2006 beschikken we nu over veel informatie. Informatie die relevant is bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk beleid en de WMO taken.
1.2 Indeling rapport In dit rapport worden de resultaten van de tweede Ouderenmonitor gepresenteerd, waarbij waar mogelijk de resultaten worden vergeleken met de eerste Ouderenmonitor in 2003. De rapportage geeft allereerst in hoofdstuk 2 een profiel van de ouderen van 55 jaar en ouder van Leiden op basis van een verscheidenheid aan algemene gegevens, gebaseerd op kerncijfers van de afdeling BOA (Beleidsinformatie Onderzoek en Advies) en het telefonisch onderzoek. Vervolgens worden in de hoofdstukken 3 tot en met 11 de onderzoeksvragen behandeld. Hoofdstuk 12 geeft een samenvattend beeld van de verschillende mogelijkheden die het onderzoek biedt om verschillende groepen 55-plussers te identificeren. Er wordt een aantal voorbeelden besproken. Tot slot wordt in hoofdstuk 13 de onderzoeksverantwoording uiteengezet. In de bijlage zijn de individuele opmerkingen van de respondenten opgenomen evenals een overzichtskaart van Leiden en de vragenlijst. Naast dit eindrapport is aan alle deelnemende diensten een tabellenboek geleverd met een complete uitdraai van alle tabellen inclusief een overzicht van de open antwoorden.
Ouderenpeiling Leiden 2006
9
2.
PROFIEL 55-PLUSSERS
In dit hoofdstuk wordt allereerst een profiel gegeven van de 55-plussers in Leiden. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan bod: leeftijdsopbouw, verdeling man/vrouw, huishoudensamenstelling, opleidingsniveau, werk, inkomen en internetbeschikking.
2.1 Aantal 55-plussers Leiden heeft op 1 januari 2006 118.070 inwoners, waarvan er 25.783 55 jaar of ouder zijn. Dat is 22% van alle Leidenaren. 46% van de 55-plussers is man, 54% vrouw. Bij de 55-64 jarigen is de verdeling man/vrouw nog vrijwel 50/50, bij de 85-plussers afgerond 25/75. Dit telefonische onderzoek is gehouden onder ouderen van 55-84 jaar, omdat veel 85-plussers minder goed bereikbaar zijn voor (telefonisch) onderzoek. Tabel 2.1a: Aantal 55+ in Leiden en verdeling man/vrouw 2003 55-64 jaar 10.962 65-74 jaar 6.744 75-84 jaar 4.879 85+ 1.810 Totaal 24.395 Bron: GBA Leiden, stand per 1 januari 2006
2006 12.079 6.955 4.849 1.900 25.783
% Man 51% 47% 38% 26% 46%
% Vrouw 49% 53% 62% 74% 54%
Vergeleken met drie jaar geleden is het aantal 55-plussers met ca. 1.400 toegenomen. Dit komt grotendeels door een toename van 55-64 jarigen, voortkomend uit de naoorlogse babyboom. Grafiek 2.1b: Aantal 55+ in Leiden, vergelijking ’03-‘06 10.962 55-64
12.079
6.744 65-74 6.955
4.879 75-84
4.849
1.810 85+
2003 2006
1.900
2.2 Huishoudensamenstelling De gemiddelde huishoudengrootte van 55-plussers is, zoals te verwachten valt, aanzienlijk lager dan dat van de gemiddelde Leidenaar. Circa eenderde van de 55-plussers heeft een eenpersoonshuishouden, zes op de tien een tweepersoonshuishouden. Des te hoger de leeftijd, des te vaker men alleenstaand is. Tabel 2.2: Huishoudsamenstelling
Alleenstaand 2 personen Gezin met kinderen (incl. eenoudergezin) Totaal
10
Gemiddelde Leidenaar 2006 22% 32% 46% 100%
55+ Totaal 2003 32% 60% 8% 100%
Totaal 2006 34% 58% 8% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
23% 60% 17% 100%
30% 67% 3% 100%
56% 44% # 100%
Ouderenpeiling Leiden 2006
2.3 Opleidingsniveau 55-plussers zijn over het algemeen lager opgeleid dan de gemiddelde Leidenaar. Van de 55-plussers heeft de helft een lagere opleiding. Tabel 2.3: Opleidingsniveau
1
1. Lager onderwijs I 2. Lager onderwijs II 3. Middelbaar onderwijs 4. Hoger onderwijs Totaal
Gemiddelde Leidenaar 2006 4% 19% 32% 45% 100%
55+ Totaal 2003 16% 40% 20% 24% 100%
Totaal 2006 14% 36% 22% 28% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
8% 30% 24% 38% 100%
13% 40% 23% 24% 100%
25% 42% 20% 14% 100%
2.4 Betaald werk en inkomen De participatie van 55-64 jarigen op de arbeidsmarkt bedraagt dit jaar 45%. Dit is vergelijkbaar met 2003 toen dit 46% was. De 55-plussers is gevraagd naar het gezamenlijk netto (=schoon) maandinkomen van het huishouden. Hierbij worden uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke ook als inkomen gezien. Vakantiegeld, kinderbijslag en huursubsidie worden niet meegerekend. De oudere Leidenaren hebben gemiddeld genomen een lager inkomen dan de gemiddelde Leidenaar. Bijna twee op de tien Leidenaren heeft een netto maandelijks huishoudinkomen van 1.130 euro of minder, van de gemiddelde Leidenaar is dat 12%. Hierbij moet worden gezegd dat 55-plussers veel vaker een- of tweepersoonshuishoudens hebben. Tabel 2.4: Netto maandelijks huishoudinkomen Gemiddelde Leidenaar 2006 ≤ 800 5% 801 – 1130 7% 1131 – 1350 8% 1351 – 1600 9% 1601 – 2000 11% 2001 – 2500 14% 2501 – 3000 14% 3001 – 3750 14% > 3750 19% Totaal 100% * excl. geen antwoord
1
55+ Totaal 2003 7% 14% 19% 18% 14% 11% 16% 100%
Totaal 2006 2% 16% 15% 12% 13% 13% 10% 7% 11% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
1% 9% 10% 12% 14% 12% 14% 11% 17% 100%
1% 16% 20% 16% 12% 14% 10% 5% 7% 100%
5% 29% 19% 9% 14% 13% 3% 3% 4% 100%
Lager onderwijs I (Geen onderwijs, basisonderwijs), Lager onderwijs II (LBO, MAVO), Middelbaar onderwijs (Leerlingwezen, MBO, Havo/VWO), Hoger onderwijs (HBO, WO).
Ouderenpeiling Leiden 2006
11
2.5 Beschikking over internet Ruim de helft van de 55-plussers kan beschikken over internet, dit is duidelijk meer dan in 2003. 65minners hebben hierover aanzienlijk vaker de beschikking dan 65-plussers. Tabel 2.5a: Kunnen beschikken over internet Gemiddelde Leidenaar 2006 Ja 90% Nee 10% Totaal 100%
55+ Totaal 2003 42% 68% 100%
Totaal 2006 55% 45% 100%
55-64 jaar
65-74 jaar
75+
80% 20% 100%
50% 50% 100%
22% 78% 100%
Internetbezit is niet alleen gecorreleerd met leeftijd, ook het huishoudinkomen en het opleidingsniveau zijn van invloed op het internetbezit. Te zien is dat in de afgelopen drie jaar voor alle groepen de beschikking over internet is gestegen. Tabel 2.5b: Beschikking over internet (% 55-plussers) Inkomen 2003 ≤ 1130 12% 1131-2000 30% 2001-3000 60% > 3000 87%
2006 25% 54% 74% 89%
Opleiding Laag I Laag II Middelbaar Hoger
20% 41% 64% 85%
12
13% 29% 57% 72%
Ouderenpeiling Leiden 2006
3.
ALGEMENE TEVREDENHEID
Dit hoofdstuk geeft een algemeen beeld van de tevredenheid van de Leidenaar van 55 jaar en ouder met het wonen en leven in de eigen stad. Naast een directe vraag over de tevredenheid, is gevraagd naar de prettige en minder prettige aspecten van Leiden. In de laatste paragraaf worden acht aspecten die betrekking hebben op de stad en het welzijn van de 55-plussers behandeld.
3.1 Tevredenheid met wonen en leven in Leiden Allereerst is aan de 55-plussers gevraagd of ze tevreden zijn met het wonen en leven in Leiden. Negen op de tien 55-plussers is redelijk tot erg tevreden met het wonen en leven in Leiden. Er zijn weinig verschillen naar leeftijd en stadsdeel. Grafiek 3.1: Tevredenheid wonen en leven in Leiden Totaal
39%
51%
8% 2%
55-64 jaar
39%
50%
7% 3%
33%
65-74 jaar
54% 44%
75+
36%
Midden
40%
Zuid
39%
7% 3%
50%
8% 3%
51%
25% Erg tevreden
8% 1%
50%
41% 0%
6%1%
54%
Noord
West
11% 2% 49%
50%
Redelijk tevreden
8% 1% 75%
Matig tevreden
100% Niet tevreden
3.2 Prettig en te verbeteren aan wonen en leven in Leiden Als vervolgens gevraagd wordt om spontaan aan te geven wat men prettig vindt aan Leiden, dan noemen de 55-plussers met name de gezellige, levendige sfeer, dat het rustig is en men vindt het een mooie stad, groen en alles is dichtbij. Als te verbeteren noemt men met name de rommel op straat, de parkeermogelijkheden en het openbaar vervoer. Tabel 3.2: Prettig en te verbeteren punten aan wonen en leven in Leiden, spontaan genoemd Prettig Te verbeteren 1. Rommel, zwerfvuil of straat 1. Gezellig, sfeer, levendig 11% 2. Parkeermogelijkheden, parkeergelegenheid 2. Rustig 10% 3. Openbaar vervoer 3. Mooie omgeving, stad 8% 4. Verkeersveiligheid 4. Groenvoorzieningen 6% 5. Onderhoud groenvoorziening 5. Alles is dichtbij 6% 6. Gemeente, beleid 6. Buurt waar ze wonen is goed, mooi, prettig 5% 7. Betere, meer winkels 7. Voel me thuis, geboren en getogen 4% 8. Containers 8. Kleine stad, kleinschalig 4% 9. Onderhoud straten, stoepen, wegen 9. Prettig wonen 4% 10. Bereikbaarheid binnenstad 10. Woning goed, mooi, onderhouden 4% 11. Woningen 11. Woont aan de rand van de stad 3% 12. Veiligheid 12. Architectuur, monumenten, hist. binnenstad 3% 13. Niet te veel slopen, bouwen 13. Winkelaanbod 3% 14. Mentaliteit Leidenaren 14. Goed bereikbaar, verbindingen 3% 15. Centraal gelegen 2% 16. Culturele stad 2% Door <=1% genoemd:Meer toezicht/politie op 17. Binnenstad, centrum 2% straat, drukte verkeer, fietsvoorzieningen, 18. Evenementen, activiteiten, uitgaansmogelijkh. 2% wegwerkzaamheden, sfeer, meer activiteiten, 19. Veel voorzieningen aanwezig 2% uitgaansmogelijkheden, hondenpoep, druk/lawaai, 20. Goed openbaar vervoer 2% invalideparkeerplaatsen, Leiden/buurt gaat 21. Loopafstand, wandel/fietsmogelijkheden 2% achteruit, kosten gemeente hoog, (brom)fietsen op 22. Locatie, ligging 2% stoep, speelgelegenheid kinderen, brievenbus dichterbij woningen, drempels stoep te hoog, geen Door <=1% genoemd: Goede dienstverlening, trein door de stad, Beestenmarkt niet gezellig, beleid gemeente, onderhoud stad/schoon, mensen, teveel allochtonen overzichtelijk, uitzicht, wonen aan het water
Ouderenpeiling Leiden 2006
15% 13% 8% 5% 4% 4% 4% 3% 3% 2% 2% 2% 2% 2%
13
De te verbeteren punten Onderstaand is geprobeerd om de meest genoemde verbeterpunten in Leiden in de woorden van de respondenten te verduidelijken. Rommel, zwerfvuil of straat: Hier wordt met name genoemd dat het zwerfvuil beter/vaker opgeruimd moet worden en dat er meer afvalbakken moeten komen die vaker geleegd worden. In mindere mate wordt genoemd dat de mensen hun rommel moeten opruimen en niet op straat gooien; Parkeermogelijkheden, parkeergelegenheid: Te weinig parkeerplaatsen, met name in binnenstad, maar ook voor de deur en parkeren is (te) duur; Openbaar vervoer: Betere busverbindingen, met name vanuit buitenwijken, maar ook ’s avonds en vanuit historisch centrum. In sommige wijken komt helemaal geen bus, of te weinig, overstappen is vervelend en aansluitingen niet altijd goed; Verkeersveiligheid: Druk, te hard gereden, verkeer in Breestraat, onoverzichtelijke/gevaarlijke verkeerspunten; Onderhoud groenvoorziening: Meer groen, beter onderhouden, bomen niet kappen of juist wel; Gemeente, beleid: Bureaucratisch, betere dienstverlening, geen reactie terug, niet eens met beleid; Betere, meer winkels: Meer keus, mist een bepaalde winkel, winkels in de buurt; Containers: te vol, vaker legen, stinken, zwerfvuil rondom containers opruimen; Onderhoud straten, stoepen, wegen: losse tegels, verzakkingen, ongelijke bestrating; Woningen: meer, beter, onderhoud, meer seniorenwoningen.
3.3 Beoordeling acht aspecten Vervolgens is gevraagd acht aspecten over Leiden en het eigen welzijn te beoordelen. Van de voorgelegde aspecten worden het cultureel aanbod, het eigen welzijn en de mogelijkheden tot het volgen van cursussen het best beoordeeld. Het openbaar vervoer krijgt de laagste beoordeling. Vergeleken met 2003 valt op dat de mogelijkheden om een praatje te maken en de contacten met buurtgenoten lager worden beoordeeld. 2
Grafiek 3.3: Beoordeling 8 begrippen op gebied openbaar vervoer, vrijetijdsmogelijkheden en welzijn 7,5
Cultureel aanbod in Leiden
7,5 7,4
Eigen welzijn
7,4
Mogelijkheden tot het volgen van cursussen
7,4 7,3
Sportmogelijkheden in Leiden
7,3 7,5
Mogelijkheden om praatje te maken
7,3
Mogelijkheid om in georganiseerd verband hobby uit te oefenen
7,2 7,2 7,2
Contacten met buurtgenoten
Openbaar vervoer in Leiden
2
14
7,0 6,8
2003
6,8
2006
Opgemerkt dient te worden dat het culturele aanbod en de sportmogelijkheden niet door alle ouderen beoordeeld kunnen worden, waarschijnlijk omdat ze er te weinig mee in aanraking komen.
Ouderenpeiling Leiden 2006
4.
GEZONDHEID EN BEWEGEN
Dit hoofdstuk gaat in op het aantal keer dat 55-plussers wekelijks minimaal 30 minuten bewegen en de soorten beweging die ze doen. Ook wordt de achtergrond van deze vragen besproken en wordt globaal gekeken of er een relatie is tussen het bewegen en de eigen beoordeling van hun welzijn.
4.1 Achtergrond De achtergrond van deze vraag is de volgende. Regelmatige lichamelijke activiteit kan het risico op aandoeningen verlagen. Naast dit preventieve effect heeft bewegen een positief effect op het verloop van verschillende ziekten. Zo worden bestaande klachten minder snel ernstig als mensen aan lichaamsbeweging doen. Een rechtstreeks verband tussen lichamelijke activiteit en psychische problemen is moeilijk aan te tonen. Aannemelijk is echter dat activiteit kan leiden tot betere lichamelijke condities en verhoogde zelfredzaamheid waardoor ook de psychische gezondheid positief beïnvloed wordt. De norm voor voldoende lichamelijke activiteit is: per dag minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit, op minimaal 5 dagen per week. Matig lichamelijk actief betekent voor volwassenen bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km /uur) of fietsen (16 km /uur.) Hoe ouder iemand is, hoe lager het intensiteitsniveau dat ’matig intensief’ genoemd mag worden. De norm stelt zelfs dat elke lichamelijke activiteit voor 55-plussers is meegenomen.
4.2 Hoeveelheid beweging Als eerste is de 55-plussers gevraagd hoe vaak zij per week minimaal 30 minuten bewegen. Hierbij gaat het om alle lichaamsbeweging die tenminste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. Gemiddeld verrichten de 55-plussers 4,3 dagen per week voor minimaal 30 minuten aan lichaamsbeweging. In de zomer beweegt men wat vaker dan in de winter. Vergeleken met drie jaar geleden is de hoeveelheid beweging van 55-plussers toegenomen. Tabel 4.2a: Aantal dagen per week met minimaal 30 minuten lichaamsbeweging 2003 2003 2006 2006 Zomer Winter Zomer Winter Gemiddeld 4,3 3,7 4,7 4,0 Geen 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen 6 dagen 7 dagen Totaal
15% 6% 10% 10% 6% 10% 5% 37% 100%
17% 10% 12% 11% 8% 11% 4% 28% 100%
12% 3% 7% 10% 8% 13% 4% 42% 100%
14% 7% 11% 11% 8% 15% 4% 30% 100%
Onderstaande tabel geeft een jaargemiddelde voor wat betreft het aantal dagen beweging. Als uitgegaan wordt van de norm voor voldoende lichamelijke activiteit, te weten ”per dag minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit, op minimaal 5 dagen per week” zou 52% van de 55-plussers aan de norm voldoen. Dit is hoger dan in 2003 toen 48% aan de norm voldeed. Onderstaande tabel laat verder zien dat 22% van de 75-plussers nagenoeg nooit aan de dagelijkse bewegingsnorm voldoet. Tabel 4.2b: Aantal dagen per week met minimaal 30 minuten lichaamsbeweging (jaargemiddelde) 2003 2006* 55-64 65-74 nooit (≤ 0,5 dag) 15% 12% 8% 11% incidenteel (1-2 dag) 20% 15% 15% 14% regelmatig (3-4 dag) 17% 20% 21% 20% vaak (5 dagen of meer) 48% 52% 55% 55% Totaal 100% 100% 101% 100% * (zomergemiddelde en wintergemiddelde opgeteld en gedeeld door 2)
Ouderenpeiling Leiden 2006
75+ 22% 15% 19% 44% 101%
15
4.3 Soort beweging De mensen die aangeven aan lichaamsbeweging te doen, doen met name aan wandelen en fietsen. 75plussers wandelen vaker en 65-minners fietsen relatief vaker. Andere vormen van beweging worden beduidend minder genoemd. Tabel 4.3: Soorten beweging Totaal 55-64 65-74 75+ Wandelen 63% 57% 65% 74% Fietsen 63% 70% 62% 50% Gymnastiek 9% 7% 9% 12% Zwemmen 9% 10% 8% 9% Tuinieren 7% 5% 8% 10% Tennis 5% 8% 4% 0% Fitness 5% 6% 6% 1% Bewegen in huis en tuin 4% 3% 3% 5% Hardlopen 2% 4% 0% 0% Door 1% genoemd: balsport, dansen, zaalsport, golf, hometrainer, watersport, skeeleren/schaatsen, yoga
4.4 Beoordeling eigen welzijn naar leeftijd en hoeveelheid beweging In hoofdstuk drie was te zien dat 55-plussers gemiddeld een 7,4 geven voor hun eigen welzijn. Onderstaande tabel laat zien dat 55-plussers die minder lichaamsbeweging hebben, een lagere beoordeling geven op hun eigen welzijn. Natuurlijk kan het zo zijn dat er (nog meer) verschillende causale verbanden van toepassing zijn. Grafiek 4.4: Gemiddeld rapportcijfer eigen welzijn naar leeftijd en naar aantal dagen per week lichaamsbeweging 7,4
TOTAAL
Naar leeftijd 7,6
55-64 jaar 7,4
65-74 jaar 7,2
75+
Naar aantal dagen beweging per week 6,4
Geen (≤ 0,5 dag)
7,4
Incidenteel (1-2 dag)
7,5
Regelmatig (3-4 dag)
7,6
Vaak (5 dagen of meer) 6
16
6,2
6,4
6,6
6,8
7
7,2
7,4
7,6
7,8
Ouderenpeiling Leiden 2006
5.
BELEMMERINGEN VOOR ACTIVITEITEN BINNEN- EN BUITENSHUIS
Dit hoofdstuk behandelt al dan niet bestaande belemmeringen die 55-plussers ervaren. Het gaat hierbij zowel om belemmeringen bij het ondernemen van activiteiten buitenshuis als belemmeringen die er binnenshuis worden gevoeld. Er wordt ingegaan op de soorten belemmeringen en er wordt gekeken naar een landelijke standaard.
5.1 Belemmeringen buitens- en binnenshuis Van alle 55-plussers ervaart twee op de tien wel eens belemmeringen voor deelname aan activiteiten buitenshuis. Eén op de tien ervaart belemmeringen binnenshuis, die het voor henzelf moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten, zoals traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit hun bed of stoel. Tabel 5.1a: Ervaren belemmeringen deelname activiteiten buitenshuis en belemmeringen binnenshuis Bij activiteiten buitenshuis Binnenshuis 55-64 5% 10% 85% 101%
Totaal 9% 11% 79% 100%
Vaak Soms Nooit Totaal
65-74 9% 13% 79% 100%
75+ 17% 13% 69% 101%
Totaal 4% 6% 90% 100%
55-64 3% 4% 93% 100%
65-74 3% 6% 90% 100%
75+ 5% 11% 84% 100%
Als beide soorten belemmeringen gezamenlijk worden bekekenen, blijkt ruim een kwart van alle 55plussers zich wel eens belemmerd te voelen om aan activiteiten buitenshuis deel te nemen of zich binnenshuis belemmerd te voelen. Het ondervinden van belemmeringen neemt toe met de leeftijd en logischerwijs ervaren de mensen die niet (kunnen) bewegen de meeste moeite. Grafiek 5.1b: Ervaren belemmeringen deelname activiteiten buitens- en binnenshuis TOTAAL
9%
12% 5%
74%
Naar leeftijd 55-64 jaar 5% 10% 3% 65-74 jaar 10% 75+
82%
12% 4%
15%
16%
75% 9%
61%
Naar aantal dagen beweging per week Geen (? 0,5 dag) Incidenteel (1-2 dag) 9%
33%
16%
8%
43%
11% 4%
76%
Regelmatig (3-4 dag) 6% 13% 5%
77%
Vaak (5 dagen of meer)4% 11% 4% 0%
81% 25%
50%
zowel binnen als buitenshuis alleen buitenshuis
75% alleen binnenshuis
100% nooit
De mensen die belemmeringen ervaren die het voor hen moeilijk of onmogelijk maken om deel te nemen aan activiteiten buitenshuis noemen in ruim de helft van de gevallen hun slechte gezondheid of handicap als reden. Dit geldt met name voor 75-plussers. Tabel 5.1c: Redenen die deelname activiteiten buitenshuis belemmeren (in % 55-plussers die deze belemmeringen ervaren) Slechte gezondheid of handicap 54% Heb geen vervoer 10% Voel me buitenshuis niet veilig 10% Activiteit is voor mij moeilijk bereikbaar 7% Activiteiten zijn voor mij te duur 6% Parkeerprobleem, gehandicapten 5% Slecht openbaar vervoer 5% Moeilijk om alleen te gaan 4% Geen tijd vanwege de zorg voor partner/familielid 4% Verkeersveiligheid 3% Weersomstandigheden 2%
Ouderenpeiling Leiden 2006
17
5.2 Belemmeringen bij verplaatsen op straat Van alle 55-plussers ondervindt 2% dusdanige belemmeringen dat ze niet of nauwelijks meer buiten op straat komen en 4% komt nog maar af en toe op straat. De overige 98% geeft hiermee dus impliciet aan nog wel eens buiten te komen. Van hen geeft bijna de helft aan dat ze problemen ondervinden met ongelijke stoeptegels of straatstenen, bijna vier op de tien ondervindt problemen van obstakels op straat. Onderstaande tabel geeft een overzicht. Tabel 5.2: Percentage met problemen met volgende zaken (in % 55-plussers die nog wel eens op straat komen) Totaal 55-64 65-74 75+ Stoep of straat is ongelijk 46% 37% 50% 58% Obstakels op de stoep op straat 38% 35% 41% 42% De tijd die stoplicht geeft om over te steken 31% 30% 34% 31% Druk en onoverzichtelijk verkeer 31% 28% 34% 34% Weinig of geen bankjes op straat 24% 22% 25% 28% Oversteken op een plek zonder stoplicht 19% 17% 23% 20% Een ander obstakel 17% 21% 18% 12% Hoge stoepranden 16% 7% 14% 32%
5.3 ADL-indicator Aan alle 55-plussers zijn tien handelingen voorgelegd met de vraag in hoeverre ze deze nog zelfstandig en zonder moeite kunnen doen. Met behulp van deze vraag kan de ADL-indicator (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) worden vastgesteld. Dit is een landelijk vastgestelde indicator, waarmee de mate van belemmeringen kan worden bepaald. De indicator scoort “ja” als minstens één van de tien handelingen met "met grote moeite" of "alleen met hulp van anderen" wordt beantwoord. Het percentage 55-plussers met 1 of meer ADL-beperkingen betreft het percentage 55-plussers dat minstens 1 keer " ja" zegt op één van de 10 vragen van de ADL-indicator. 11% van de 55-plussers heeft 1 of meer ADL-beperkingen. Van de 75-plussers heeft 21% hier mee te maken, van de 55-64 jarigen 5%. Van de onderscheiden aspecten hebben mensen de meeste moeite met traplopen, gevolgd door het zich verplaatsen buitenshuis. Tabel 5.3: Belemmeringen bij aantal handelingen (% met grote moeite/alleen met hulp van anderen) Totaal 55-64 65-74 75+ 1 De trap op- en aflopen 9% 4% 10% 15% Zich verplaatsen buitenshuis 5% 2% 4% 12% In en uit bed stappen 3% 1% 4% 4% Woning verlaten en binnengaan 3% 2% 1% 7% Gaan zitten en opstaan uit een stoel 2% 2% 2% 4% Zich volledig wassen 2% 1% 1% 4% Eten en drinken 1% 1% 1% 2% Aan- en uitkleden 1% 0% 0% 3% Zich verplaatsen op zelfde verdieping 1% 0% 0% 3% Het gezicht en handen wassen 0% 1% 0% 0% Met geen van de aspecten grote moeite 89% 95% 89% 79% 100% 100% 100% 100% In aantallen 6 of meer beperkingen 5 4 3 2 1 Geen ADL beperkingen Totaal Aantal beperkingen per respondent Aantal beperkingen per patiënt 1 indien aanwezig
18
0% 1% 1% 2% 4% 3% 89% 100%
0% 0% 1% 1% 2% 1% 95% 100%
0% 0% 0% 3% 4% 4% 89% 100%
1% 2% 2% 4% 8% 4% 79% 100%
0,27 2,5
0,14 2,6
0,23 2,1
0,56 2,6
Ouderenpeiling Leiden 2006
6.
WONEN
Dit hoofdstuk gaat in op het wonen van de oudere Leidenaar. Voor sommige 55-plussers is het vanwege hun leeftijd of gezondheid niet mogelijk om zonder aanpassingen in hun eigen huis te blijven wonen. Gekeken wordt naar de verhuisplannen van 55-plussers vanwege deze redenen en de mate waarin men hierom aanpassingen aan hun huidige woning zou willen.
6.1 Verhuizen vanwege ouderdom/ziekte Twee op de tien 55-plussers denkt erover in de komende twee jaar te verhuizen. De helft vanwege ouderdom of ziekte, de andere helft om een andere reden. 55-64 jarigen verhuizen vaker om een andere reden, 65-plussers vaker vanwege ouderdom of ziekte. Grafiek 6.1a: Verhuisplannen voor de komende twee jaar 10%
Totaal
7%
55-64
65-74
15%
0%
79%
16%
12%
75+
11%
77%
6%
82%
7%
78%
25% Ja, vanwege ouderdom/gezondheid
50%
75% Ja, vanwege andere reden
100% Nee
De mensen die erover denken om te verhuizen vanwege ouderdom/ziekte, vinden het met name belangrijk dat hun nieuwe woning gelijkvloers is. Onderstaande tabel geeft een overzicht van andere belangrijke eisen waar een nieuwe woning aan moet voldoen. Tabel 6.1b: Belangrijkste waar nieuwe woning aan moet voldoen (in % mensen die vanwege ouderdom/ziekte willen verhuizen) Gelijkvloers 48x Ruimte 15x Lift 9x Leuke buurt, gezellige omgeving 7x Tuin 5x Geen drempels 5x Ouderdomsvoorzieningen 4x Contact met buren 4x Ruime kamers 4x Uitzicht 4x Mooie natuur, veel groen 3x Hulp 3x Warmte 3x Schone buitenlucht 3x
Van de 55-plussers die zouden willen verhuizen vanwege ouderdom/ziekte geeft 40% aan hierbij problemen te ondervinden of verwachten, 36% denkt van niet en 24% kan dit nog niet beoordelen. Het belangrijkste probleem is dat er te weinig aanbod van geschikte woningen is, gevolgd door wachtlijsten in verzorgings- en verpleeghuizen. Tabel 6.1c: Verwachte problemen bij vinden andere woning (in % mensen die vanwege ouderdom/ziekte zouden willen verhuizen en hierbij problemen (verwachten te) ondervinden) Te weinig aanbod geschikte woningen 58% Geen plek, wachtlijst in verzorgings- of verpleeghuis 20% Zie op tegen verhuizing zelf 10% Lange wachttijden voor huurwoningen 9% Geen leuke woningen 8% Ingewikkeld om te regelen 7% Gehecht aan huidige buurt 5%
Ouderenpeiling Leiden 2006
19
6.2 Aanpassingen aan woning vanwege naderende ouderdom Een op de tien 55-plussers zou aanpassingen aan huis willen vanwege naderende ouderdom. Ook hier zijn het weer met name de oudere 55-plussers die hier behoefte aan hebben. Overigens geeft ruim eenderde van de 75-plussers aan al in een voldoende aangepast huis te wonen terwijl dit bij 55-64 jarigen 12% is. Grafiek 6.2a: % 55-plussers dat aanpassingen aan de woning zou willen vanwege naderende ouderdom Totaal
11%
55-64
9%
65-74
11%
75+
68%
20%
79%
12%
70%
19%
0%
25% Ja
48%
37%
15%
50%
Nee, woon al in voldoende aangepast huis
75%
100%
Nee niet nodig
De mensen die aanpassingen aan hun woning zouden willen vanwege naderende ouderdom, denken met name aan een traplift, steunen in wc/douche en een verhoogd toilet. Tabel 6.2b: Gewenste aanpassingen (door mensen die aanpassingen vanwege ouderdom wensen) Traplift 30% Steunen in wc/douche 26% Verhoogd toilet 25% Geen drempels 14% Douchestoel 10% Gelijkvloers 7% Bredere deuren 2% Aanpassingen in keuken 1%
Van de mensen die aanpassingen willen, zoekt driekwart hulp bij de gemeente, 15% regelt het zelf (evt. met hulp familie/vrienden) en 5% doet beide. Tabel 6.2c: Hoe aanpassingen regelen Regelt zelf, evt met hulp familie of vrienden Zoekt hulp bij gemeente Beide Weet (nog) niet Totaal
20
Totaal 15% 76% 5% 4% 100%
55-64 19% 67% 5% 9% 100%
65-74 15% 85% 0% 0% 100%
75+ 11% 78% 8% 3% 100%
Ouderenpeiling Leiden 2006
7.
VOORZIENINGEN
Er zijn meerdere instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor 55-plussers op tal van terreinen. Voor een vijftal van deze instanties wordt in dit hoofdstuk gekeken naar de bekendheid, het gebruik en de interesse hierin. De vijf instanties zijn: Dienstencentrum: wijkgebouw waar allerlei activiteiten voor en door 55-plussers plaatsvinden Steunpunt Mantelzorg: ondersteuning voor mantelzorgers Raad en daadwinkels: winkel in de buurt voor vragen/klachten/problemen over gemeentelijke en andere instanties Zorgnet: informatie- en adviesloket voor vragen over zorg, wonen, welzijn en dienstverlening Ouderenadviseurs: informatie, advies en begeleiding op gebied van wonen, welzijn en zorg
7.1 Bekendheid, gebruik en interesse Van de vijf voorzieningen is het Dienstencentrum het best bekend met 69%, op de voet gevolgd door het Steunpunt Mantelzorg en de Raad en daadwinkels. Het minst bekend zijn de Ouderenadviseurs: hier heeft ruim eenderde van de 55-plussers van gehoord. Van de onderscheiden voorzieningen maken de 55-plussers het meest gebruik van het Dienstencentrum en Zorgnet. Bijna een op de tien 55-plussers maakt hier gebruik van. Rond de een op de tien maakt nog geen gebruik van de vijf onderscheiden voorzieningen, maar heeft hier wel interesse in. Grafiek 7.1a: Bekendheid voorzieningen Dienstencentrum
Grafiek 7.1b: Huidig gebruik en interesse in voorzieningen Zorgnet
69%
Steunpunt Mantelzorg
Dienstencentrum
65%
Raad en daadwinkels
79%
9% 9%
82%
Raad en 4% 10% daadwinkels
62%
`
8% 13%
86%
Ouderenadviseurs 3%10%
88%
Steunpunt 4% 8% Mantelzorg
88%
51%
Zorgnet
36%
Ouderenadviseurs
0% 0%
25%
50%
75%
100%
gebruik
25%
geen gebruik, wel interesse
50%
75%
100%
geen gebruik, geen interesse
Onderstaande tabel geeft de bekendheid, het gebruik van en de interesse in de voorzieningen naar leeftijd. 75-plussers maken relatief meer gebruik van met name het Dienstencentrum, Zorgnet en Steunpunt Mantelzorg. 55-64 jarigen maken relatief het minst gebruik van de vijf voorzieningen. Tabel 7.1c: Bekendheid, gebruik en interesse naar leeftijd Bekendheid To- 55- 6575+ taal 64 74 Zorgnet 51% 48% 56% 52%
Totaal 8%
Gebruik 55- 6564 74 4% 8%
Interesse (incl. gebruik) To- 55- 6575+ 75+ taal 64 74 15% 21% 15% 22% 30%
Dienstencentrum
69% 68% 69% 71%
9%
5%
10% 16% 18% 13% 19% 27%
Raad en daadwinkels
62% 58% 61% 53%
4%
5%
5%
3%
14% 12% 15% 16%
Ouderenadviseurs
36% 34% 39% 36%
3%
1%
4%
5%
12%
Steunpunt Mantelzorg
65% 62% 66% 69%
4%
2%
3%
8%
12% 10% 12% 17%
Ouderenpeiling Leiden 2006
8%
16% 17%
21
8.
VRIJWILLIGERSWERK
Dit hoofdstuk gaat nader in op vrijwilligerswerk. Er wordt allereerst gekeken hoeveel 55-plussers vrijwilligerswerk doen en wat het potentieel aanbod aan vrijwilligers onder 55-plussers is. Vervolgens wordt gekeken naar het soort vrijwilligerswerk dat 55-plussers doen, hoe vaak ze het doen, waarom ze het doen, hoe hun ideale vrijwilligerswerk eruit ziet en welke voorwaarden ze stellen aan vrijwilligerswerk. Aan de mensen die geen vrijwilligerswerk doen is gevraagd waarom ze dit niet doen en wat de belemmeringen/ drempels zijn.
8.1 Huidig en potentieel aantal vrijwilligers Drie op de tien 55-plussers geeft aan in de afgelopen 12 maanden aan vrijwilligerswerk te hebben gedaan3. Van deze groep geeft 13% aan meer vrijwilligerswerk te willen doen (=4% van alle 55-plussers). 9% doet nu nog geen vrijwilligerswerk, maar zou dat wel graag gaan doen. Het totaal potentieel (mensen die bereid zijn (meer) vrijwilligerswerk te doen) is dus 13% van de 55-plussers. 75-minners doen vaker vrijwilligerswerk dan 75-plussers. Grafiek 8.1: (Potentiële) beschikbaarheid vrijwilligers Totaal 4%
55-64
26%
7%
65-74 4%
75+ 0%
23%
9%
24%
13%
31%
7%
61%
56%
59%
72%
5% 25%
50%
75%
100%
Vrijwilliger, en zou meer willen doen Vrijwilliger, en wil niet extra Geen vrijwilliger, zou wel willen Geen vrijwilliger, wil ook niet
8.2 Huidige vrijwilligers Van de huidige vrijwilligers verricht ruim vier op de tien meer dan eens per week vrijwilligerswerk, bijna een kwart wekelijks en bijna een kwart één of enkele keren per maand. De meeste vrijwilligers zijn op dit moment actief in de zorg, ouderenorganisaties of de kerk. 75-plussers relatief vaker in ouderenorganisaties, mantelzorg of bij de kerk, 55-64-jarigen vaker bij sportverenigingen, kinderopvang of migrantenorganisaties. Tabel 8.2: Meest genoemde sectoren huidige vrijwilligerswerk (in % vrijwilligers, meerdere antwoorden mogelijk) Organisatie voor zorg en dienstverlening 21% Migrantenorganisatie 4% Ouderenorganisatie 17% Club- en buurthuiswerk 4% Kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie 17% School, onderwijs 4% Sportvereniging 13% Culturele organisatie 3% Actiegroep, belangenorganisatie 9% Kinderopvang, peuterwerk 3% Mantelzorg 8% Vakvereniging 2% Bewonerscommissie, buurtvereniging 8% Jongerenorganisatie 1% Hobby, club 6% Vrouwenorganisatie 1% Politieke of campagneorganisatie 5% Zelfhulporganisatie 1%
3
Dit is fors hoger dan drie jaar geleden, toen 22% van de ouderen aangaf vrijwilligerswerk te doen. Echter, toen was de vraag onderdeel van het blok vrijetijdsactiviteiten, terwijl dit jaar vrijwilligerswerk als apart blok is gesteld, met uitgebreide toelichting van wat onder vrijwilligerswerk wordt verstaan.
22
Ouderenpeiling Leiden 2006
8.3 (Potentiële) vrijwilligers Aan het begin van dit hoofdstuk was te zien dat 9% van de 55-plussers op dit moment nog geen vrijwilligerswerk doet, maar dit mogelijk wel zou willen doen en dat 4% momenteel vrijwilligerswerk doet en meer zou willen doen. Waarom vrijwilligerswerk doen en beschrijving ideale vrijwilligerswerk De belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen is anderen helpen, sociale contacten en iets zinvols doen. Bij de omschrijving van het ideale vrijwilligerswerk worden vergelijkbare aspecten genoemd: zorgen voor anderen, mensen helpen, contact met mensen en iets betekenen voor anderen. Tabel 8.3a: Belangrijkste reden om vrijwilligerswerk te doen (in % (potentiële) vrijwilligers) Omschrijving ideale vrijwilligerswerk Waarom vrijwilligerswerk doen Zorgen voor anderen/anderen helpen 48% Anderen helpen, goede doel Ouderen helpen 31% Anderen ontmoeten, sociale contacten Contact met mensen 31% Iets zinvols doen Iets betekenen voor anderen 7% Het is nuttig Gezellig 5% Verveling Het zelf leuk vinden, jezelf erin kwijt kunnen 4% Mezelf ontwikkelen Ziekenhuis, zorg 4% Leuk Plezier in hebben 2% Eenzaamheid Met kinderen 2% Iets buitenshuis doen Kerkelijke instelling 1% Mist oude werk Sportvereniging 1% Idealisme 3-4 keer genoemd: bestuurlijke taken, dankbaar werk, er zelf voldoening in vinden, les/onderwijs geven, cultureel, iets creatiefs, een bekende helpen
31x 21x 14x 14x 11x 9x 8x 7x 6x 5x 5x
Rol van de afstand Zeven op de tien (potentiële) vrijwilligers vindt het belangrijk dat het vrijwilligerswerk in de buurt is. Voor ruim een derde is dit in zulke mate van belang dat ze dit anders niet zouden doen. Voor oudere 55plussers is dit belangrijker dan voor jongere 55-plussers. Tabel 8.3b: Belang dat vrijwilligerswerk in de buurt is (in % (potentiële) vrijwilligers) 36% Belangrijk, anders ga ik niet 33% Prettig, maar anders ga ik toch wel 29% Maakt niet zo veel uit 2% Niet belangrijk, ik ga liever ergens in de stad dan in de buurt 100%
Andere eisen Een kwart van de (potentiële) vrijwilligers geeft aan andere eisen aan vrijwilligers te stellen. Zij vinden het belangrijk dat het vrijwilligerswerk zinvol is, dat je waardering krijgt, de sfeer goed is, het goed is georganiseerd en flexibel. Tabel 8.3c: Andere eisen aan vrijwilligerswerk (in % (potentiële) vrijwilligers) Zinvol werk 7x Waardering voor krijgen 7x Leuke, gezellige sfeer 7x Goed georganiseerd 5x Zelf werktijden bepalen/flexibele werktijden 5x Bij opleidingniveau aansluiten 4x Kosten vergoeden 4x Moet bij je passen 4x Niet te zwaar 3x Je moet weten voor wie je het doet 3x Goed ondersteuning/begeleiding 2x Eén keer genoemd: het moet rendabel zijn, iedereen doet het met dezelfde insteek, snelle afhandeling van aanmelding voor vrijwilligerswerk, ingewerkt worden, wil er geen jaar aan vast zitten, het moet een goed ideaal beogen
Ouderenpeiling Leiden 2006
23
8.4 Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen De mensen die (nog) geen vrijwilligerswerk doen, noemen hiervoor met name als redenen dat ze geen tijd hebben/al voldoende doen of te oud/niet gezond genoeg zijn. Jongere 55-plussers noemen hier vaker dat ze geen tijd hebben en oudere 55-plussers dat ze te oud/ziek zijn. De mensen die aangeven wel (meer) vrijwilligerswerk te willen doen, maar dit (nog) niet te doen, noemen naast bovengenoemde redenen zaken als: tijdstip niet prettig, wil geen verplichtingen, te ver weg, moeilijk om de eerste stap te zetten, moet echt passen, onbekend met aanbod. Tabel 8.4: Redenen om (nog) geen vrijwilligerswerk te doen (meerdere antwoorden mogelijk) Wil wel (meer), maar doet (nog) niet Wil geen vrijwilligerswerk doen 46% Te oud, gezondheid laat dit niet toe Geen tijd, te druk, baan, thuis verplichtingen (mantelzorg) 16% Geen tijd, te druk, baan, thuis verplichtingen Te oud, gezondheid laat dit niet toe Doe al voldoende 8% Tijdstip is niet prettig 7% Geen interesse Misschien later, nu even niet Te vast, niet flexibel, geen zin in verplichtingen 4% Te vast, niet flexibel, geen zin in verplichtingen Genoeg gedaan in leven 3% Genoeg gedaan in leven Slechte ervaringen 4% Onbekend met aanbod 4% Nooit over nagedacht 3% Te ver weg 2% Slechte ervaringen 2% De eerste stap zetten 2% Afgewezen, wil heel erg graag 2% Het moet echt bij me passen 1% Bezuinigingen op vrijwilligerswerk 1% Weet niemand om het mee te doen
24
37% 32% 28% 7% 4% 3% 1%
Ouderenpeiling Leiden 2006
9. MANTELZORG Dit hoofdstuk gaat nader in op mantelzorg. Hierbij gaat het zowel om het geven als krijgen van mantelzorg, aan/van wie de mantelzorg wordt gegeven/gekregen, hoe vaak, het soort mantelzorg dat wordt gegeven/gekregen en de problemen die ze tegenkomen.
9.1 Geven/krijgen mantelzorg Dit jaar is meer uitgebreid ingegaan op het onderwerp de mantelzorg. Mantelzorg is zorg voor iemand uit de eigen omgeving, zoals de partner, ouders, kind, buren of vrienden, aan iemand die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. Van alle 55-plussers zegt 23% in de afgelopen 12 maanden mantelzorg te hebben gegeven, waarvan er 8% dit in het vorige hoofdstuk als vrijwilligerswerk aangaf. Als alle ouderen wordt uitgelegd wat precies onder mantelzorg wordt verstaan dan geeft nog eens 15% aan in de afgelopen 12 maanden mantelzorg te hebben verricht. Daarnaast geeft 8% van de 55-plussers aan mantelzorg te hebben gekregen. 75plussers krijgen vaker mantelzorg, 65-minners geven dit vaker. Grafiek 9.1a: Geven/krijgen mantelzorg in afgelopen 12 maanden Totaal 1%
22%
55-64 1%
65-74
29%
17%
75+ 4%
4%
67%
7%
16%
0% Ja, beide
69%
7%
76%
15%
25%
66%
50%
Ja, alleen mantelzorg gegeven
75%
100%
Ja, alleen mantelzorg gekregen
Nee
Mantelzorg geven Mantelzorg wordt met name verricht voor ouders of buren/vrienden/kennissen. Gemiddeld genomen besteedt ruim een op de tien hier 15 uur of meer per week aan, echter ruim de helft doet dit 1-7 uur per week of incidenteel. De bezigheden bestaan met name uit hulp in de huishouding en gezelschap. Een kwart van de mantelzorgers voelt zich in meer of mindere mate belast door de verzorging van een ander. 3% heeft hierbij behoefte aan hulp, met name aan een vervanger en in mindere mate aan informatie en advies of aan emotionele ondersteuning. Tabel 9.1b: Specifieke vragen over mantelzorg geven Voor wie (Schoon)ouders Buren, vrienden, kennissen Partner Overige familie Kinderen Ouderen in algemeen Kleinkinderen Aantal uur per week >= 15 uur 8-14 uur 1-7 uur Incidenteel Nu niet meer
48% 27% 15% 14% 5% 2% 1% 12% 10% 26% 28% 24% 100%
Bezigheden Hulp in de huishouding Gezelschap, troost, afleiding Klaarmaken van warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging Regeling geldzaken, administratie Begeleiding, vervoer Totale zorg, alles Hulp bij medische verzorging Klusjes in en om het huis Overbelasting door geven mantelzorg Overbelast Zeer zwaar belast Tamelijk zwaar belast Enigszins belast Niet of nauwelijks belast Behoefte aan (extra) hulp Ja
Ouderenpeiling Leiden 2006
55% 44% 21% 19% 17% 13% 8% 7% 7% 3% 1% 7% 13% 75% 100% 3%
25
Mantelzorg krijgen Ouderen die mantelzorg krijgen, ontvangen dit met name van hun kinderen, partner of buren/vrienden. Zij krijgen dit meestal 1-7 uur per week of incidenteel. De hulp bestaat voornamelijk uit hulp in de huishouding, maar ook uit begeleiding/vervoer, gezelschap en hulp bij persoonlijke verzorging. Van alle 55-plussers, onafhankelijk van of ze momenteel mantelzorg krijgen, heeft 7% behoefte aan (extra) hulp, met name aan hulp in de huishouding. Tabel 9.1c: Specifieke vragen over mantelzorg ontvangen Van wie Kinderen Partner Buren, vrienden, kennissen Overige familie (Schoon)ouders Kleinkinderen
Aantal uur per week >= 15 uur 8-14 uur 1-7 uur Incidenteel Nu niet meer
26
37% 29% 23% 11% 6% 3%
11% 9% 35% 28% 18% 100%
Bezigheden Hulp in de huishouding Begeleiding, vervoer Gezelschap, troost, afleiding Hulp bij persoonlijke verzorging Klaarmaken van warme maaltijden Hulp bij medische verzorging Klusjes in en om het huis Regeling geldzaken, administratie Totale zorg, alles
67% 27% 22% 19% 16% 15% 15% 5% 2%
Behoefte aan (extra) hulp Ja
7%
Behoefte aan (extra): Hulp in de huishouding Hulp bij medische verzorging Klusjes in en om het huis Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging
5% 1% 1% 1% 1%
Ouderenpeiling Leiden 2006
10.
FINANCIELE SITUATIE
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de verandering van de financiële situatie in het afgelopen jaar, rond kunnen komen van het inkomen, de noodzaak tot bezuiniging op primaire levensbehoeften, het hebben van schulden en het afsluiten van leningen en mogelijke betalingsachterstanden hierbij. 10.1 Financiële situatie Verandering financiële situatie en rond kunnen komen Aan 55-plussers is gevraagd of zij vinden dat hun financiële situatie het afgelopen jaar is verbeterd of verslechterd. Bijna tweederde ziet geen verandering, 4% vindt deze verbeterd en eenderde vindt dat hun inkomenspositie is verslechterd. De ontwikkeling van 55-plussers is negatiever in vergelijking met alle Leidenaren. Vergeleken met alle Leidenaren hebben 55-plussers niet meer problemen om rond te komen van hun inkomen. Van de 55-plussers geeft de helft aan gemakkelijk rond te komen met het totale huishoudinkomen, bijna drie op de tien komt net rond en 7% kan moeilijk rondkomen. Grafiek 10.1a: Verandering financiële situatie
22%
alle Leidenaren
Grafiek 10.1b: Rondkomen met huishoudinkomen
57%
55-plussers 4%
63%
0%
55-plussers 1%6%
33%
25% Verbeterd
alle Leidenaren 2% 8%
21%
50% Gelijk gebleven
75%
100%
0% Zeer moeilijk
Verslechterd
25%
66%
28%
65%
25%
50%
Moeilijk
75%
Komt net rond
100%
(Zeer) gemakkelijk
Noodzaak van bezuinigingen op primaire levensbehoeften en het hebben van schulden Van alle 55-plussers in Leiden heeft 15% in het afgelopen jaar door een tekort aan financiële middelen wel eens moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften, zoals eten en kleding of door wachten met het betalen van de telefoon- of energierekening. Daarnaast geeft 6% van de 55-plussers aan schulden te hebben (exclusief hypotheek). Vergeleken met alle Leidenaren valt op dat 55-plussers minder vaak moeten bezuinigen op primaire levensbehoeften en ook minder vaak schulden hebben. Vergelijking vier aspecten financiële situatie Onderstaande tabel geeft de bovenstaand besproken vier kengetallen op een rij naar leeftijd en inkomen. Hierbij is de verandering van de financiële situatie uitgedrukt in een indicator, die gedefinieerd is als het percentage waarbij de financiële situatie het afgelopen jaar is verbeterd minus het percentage waarbij dit is verslechterd. Te zien is dat – zoals te verwachten valt – de lagere inkomens wat minder positief scoren op deze vier cijfers. Tabel 10.1c: Vier aspecten financiële situatie per inkomens- en leeftijdsgroep Indicator ∆ (Zeer) moeilijk financiële situatie rond kunnen (% verbeterd -/komen % verslechterd) +1 10% Alle Leidenaren Netto huishoudinkomen Leeftijd
Moet bezuinigen
Heeft schulden
23%
11%
Totaal 55-plus
–29
7%
15%
6%
< 1.350
–29
15%
31%
7%
1.351 – 2.000
–38
9%
16%
3%
> 2.000
–20
1%
3%
7%
55-64 jaar
–28
7%
13%
9%
65-74 jaar
–27
8%
18%
5%
75+
–28
7%
15%
2%
Ouderenpeiling Leiden 2006
27
10.2 Afsluiten van leningen Twee op de tien 55-plussers had in de afgelopen 12 maanden een lening (hypotheken buiten beschouwing gelaten). De meest gebruikte vorm van geld lenen is rood staan bij de bank of giro, of een persoonlijke lening of doorlopend krediet. Vergeleken met alle Leidenaren hebben 55-plussers minder vaak een lening en sluiten zij met name minder vaak een lening bij vrienden en familie. Tabel 10.2a: Gebruik vormen van geld lenen (meerdere mogelijk) Alle 55-plussers Leidenaren Rood staan bij bank of giro 29% 12% Persoonlijke lening of doorlopend krediet 10% 6% Op afbetaling bij postorderbedrijf, winkel 5% 3% Lening bij vrienden en familie 8% 1% Lening studiefinanciering 11% Andere lening (geen hypotheek) 3% 4% Geen lening
57%
79%
In onderstaande tabel is te zien dat 21% van de 55-plussers een lening heeft, waarvan 3% met betalingsachterstand en 18% zonder. Vergeleken met alle Leidenaren hebben 55-plussers niet alleen minder vaak een lening, maar ook minder vaak een betalingsachterstand. Jongere 55-plussers hebben relatief vaker een lening dan met name de 75-plussers. 55-plussers met een lager inkomen hebben vrijwel even vaak een lening als 55-plussers met een hoger inkomen. Wel hebben de lagere inkomensgroepen relatief vaker een betalingsachterstand. Grafiek 10.2b: Leningen en betalingsachterstanden Alle Leidenaren
Totaal 55-plus 3%
< 1.350 (55+)
37%
7%
6%
18%
14%
1.351 – 2.500 (55+) 3%
17%
> 2.500 (55)+)
23%
55-64 jaar 3% 65-74 jaar 4%
27% 15%
75+ 2%4% 0%
25%
een lening met een betalingsachterstand
50%
75%
100%
een lening zonder een betalingsachterstand
De betalingsachterstanden van de 55-plussers hebben vooral betrekking op de huur en energie- en waterrekening. De betalingsachterstanden zijn in bijna de helft van de gevallen in het laatste half jaar ontstaan. Vrijwel niemand geeft aan door hun schulden in de problemen te zijn gekomen.
28
Ouderenpeiling Leiden 2006
11.
INKOMENSONDERSTEUNING
Het laatste hoofdstuk gaat in op de bekendheid met en het gebruik van een aantal inkomensondersteunende maatregelen onder huishoudens met een wat lager inkomen, 65 plussers, chronisch zieken/gehandicapten en/of huurders.
11.1 Doelgroepbepaling In totaal zijn negen verschillende financiële regelingen voorgelegd. Onderstaande tabel geeft een overzicht. Getracht is de bekendheid met en het gebruik van de verschillende regelingen zoveel mogelijk voor te leggen aan de 55-plussers die de meeste kans hebben hiervoor in aanmerking te komen. De tabel geeft steeds aan, aan welke doelgroepen de verschillende regelingen zijn voorgelegd en hoe groot de doelgroepen zijn. Tabel 11.1: Inkomensondersteunende maatregelen en doelgroepen Doelgroep
Schatting van grootte doelgroep in aantallen Leidenaren
dit betekent ruw geschat in aantallen huishoudens*
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
inkomen <1350
ca. 9.000
ca. 6.000 huish.
Bijzondere Bijstand
inkomen <2000
ca. 15.500
ca. 9.700 huish.
Eenmalige uitkering 65+
65-plus en inkomen <1350
ca. 5.500
ca. 3.700 huish.
Collectieve aanvullende Ziektenkostenverzek.
inkomen <1350
ca. 9.000
ca. 6.000 huish.
Regeling chronisch zieken/gehandic./ouderen
65+ of chronisch ziek/gehandicapt en inkomen <1350
ca. 6.500
ca. 4.300 huish.
Woonlastenregeling 65+
65+ en inkomen <1350
ca. 5.500
ca. 3.700 huish.
Wvg (Wet voorzieningen gehandicapten)
65+ of chronisch ziek/gehandicapt
ca. 16.500
ca. 11.000 huish.
Zorgtoeslag
inkomen <3750
ca. 22.500
ca. 15.000 huish.
Huurtoeslag
bezitters huurhuis en inkomen <2500
ca. 13.500
ca. 9.000 huish.
* uitgaande van gemiddeld 1,5 55-plussers per huishouden
Ouderenpeiling Leiden 2006
29
11.2 Bekendheid regelingen Aan de mensen uit de betreffende doelgroepen is gevraagd of ze bekend zijn met de verschillende regelingen. Het meest bekend zijn de Huurtoeslag en de Zorgtoeslag, met (ruim) negen op de tien die hiervan heeft gehoord. Het minst bekend zijn de Woonlastenregeling 65+ en de Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen. Hier is ruim de helft van de mensen uit de betreffende doelgroepen mee bekend. Tabel 11.2: Bekendheid regelingen onder doelgroep
Huurtoeslag Zorgtoeslag Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Bijzondere Bijstand Wvg (Wet voorzieningen gehandicapten) Eenmalige uitkering 65+ Collectieve aanvullende Ziektenkostenverzekering Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen Woonlastenregeling 65+
Totaal doelgroep 96% 90% 83% 80% 80% 77% 71% 58% 54%
<1350
13502000
>2000
96% 89% 83% 81% 74% 77% 71% 58% 54%
95% 90% 80% 88% -
89% 85% -
In 2003 is ook gevraagd naar de bekendheid van de Bijzondere Bijstand. Toen was 54% van de 55plussers met een inkomen lager dan €2.000,- hiermee bekend. Sindsdien is de bekendheid (80%) dus fors toegenomen.
11.3 Gebruik regelingen Vervolgens is gekeken naar het gebruik van de verschillende regelingen onder de verschillende doelgroepen. Van de Zorgtoeslag wordt het meest gebruik gemaakt: bijna de helft van de doelgroep (inkomen < € 3.750,-) maakt hier gebruik van. Het minst gebruikt worden de Bijzondere Bijstand en de Regeling voor chronisch zieken/gehandicapten/ouderen. Hier maakt minder dan een op de tien uit de betreffende doelgroepen gebruik van. Bij de regelingen die ook van toepassing zijn voor mensen met een hoger inkomen dan €1.350,- valt op dat - zoals te verwachten valt - het met name de lagere inkomens zijn die gebruik maken van de regelingen. Tabel 11.3a: Gebruik regelingen onder doelgroep
Zorgtoeslag Huurtoeslag Collectieve aanvullende Ziektenkostenverzekering Eenmalige uitkering 65+ Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Wvg (Wet voorzieningen gehandicapten) Woonlastenregeling 65+ Regeling chronisch zieken/gehandicapten/ouderen Bijzondere Bijstand
Totaal doelgroep 46% 38% 32% 25% 16% 14% 13% 9% 7%
<1350
13502000
>2000
69% 56% 32% 25% 16% 18% 13% 9% 12%
56% 18% 18% 2%
18% 7% -
Totaal in % alle 55plussers 41% 18% 11% 6% 6% 9% 3% 2% 4%
In 2003 is ook gevraagd naar het gebruik van de Bijzondere Bijstand. Toen maakte 11% van de 55plussers met een inkomen lager dan € 2.000,- hiervan gebruik. Sindsdien is het gebruik gedaald, ondanks dat de bekendheid met de Bijzondere Bijstand is toegenomen.
30
Ouderenpeiling Leiden 2006
Redenen geen gebruik regelingen De mensen die wel tot de doelgroep van een van de regelingen behoren, 1 of meer regelingen kennen, maar er geen gebruik van maken is gevraagd naar de reden hiervoor. De meest genoemde reden is dat ze zeggen hier niet voor in aanmerking komen, op afstand gevolgd door het feit dat ze het niet nodig hebben. De hogere inkomens geven relatief vaker aan geen inkomensondersteuning nodig te hebben, de lagere inkomens hebben vaker moeite met het aanvragen van een regeling. Opvallend is dat ook in de doelgroep met een inkomen lager dan € 1.350,- ruim zeven op de tien aangeeft niet in aanmerking te komen. Dit zou kunnen komen door hun vermogenspositie. Tabel 11.3b: Waarom geen gebruik, terwijl wel in doelgroep en wel bekend Totaal <1350 doelgroep Ik kom hier niet voor in aanmerking 78% 72% Niet nodig, geen behoefte 9% 6% Ik wil dit niet aanvragen 3% 4% Ik weet niet hoe ik dit moet aanvragen 2% 6% Teveel moeite om aan te vragen 2% 3% Anders 6% 9% 100% 100%
13502000
>2000
82% 10% 3% 0% 1% 4% 100%
84% 11% 2% 0% 1% 3% 100%
Potentiële extra interesse in regelingen door toelichting tijdens enquête Tijdens het afnemen van de enquête zijn de inkomensondersteunende regelingen kort toegelicht. Van alle 55-plussers geeft circa 5% aan iets nieuws te hebben gehoord tijdens het onderzoek, waardoor men mogelijk bij de gemeente gaat informeren naar een of meerdere regelingen. Men noemt hierbij met name de Huurtoeslag, Bijzondere Bijstand, Woonlastenregeling 65-plus en Zorgtoeslag.
Ouderenpeiling Leiden 2006
31
12.
HET ONDERZOEK NADER BEKEKEN
In hoofdstuk 2 tot en met 11 zijn veel resultaten besproken. Te zien was dat er grote verschillen zijn tussen 55-64 jarigen en 75-plussers. De eerste groep werkt nog deels, heeft gemiddeld een hoger inkomen, woont vaker in een meerpersoonshuishouden, verplaatst zich gemakkelijker, onderneemt meer activiteiten en beweegt meer dan de tweede groep. Naast een indeling naar leeftijd zijn er nog veel meer differentiaties mogelijk, op basis van sociaaldemografische variabelen (sekse, huishoudsamenstelling, opleiding en inkomen), op basis van lichaamsmobiliteit (handicap) of huidig beweegpatroon. Ook kunnen er doelgroepen gemaakt worden op basis van meerdere variabelen, bijv. “65-plussers met een lagere opleiding en een handicap”. Tabel 12 geeft voor een aantal doelgroepen in hoofdlijnen inzicht in de resultaten die in dit rapport besproken zijn. Hierbij moet onderkend worden dat er, zoals te verwachten valt, sprake is van vormen van correlatie.
Een leesvoorbeeld voor tabel 12 Vrouwen in het algemeen en specifiek vrouwen van 65 jaar en ouder zijn aanzienlijk lager opgeleid dan hun mannelijke leeftijdsgenoten. Gemiddeld genomen maken 55-plussers met een netto maandelijks huishoudinkomen van €1.130,- of minder van 2,5 tot 3 inkomensondersteunende regelingen gebruik. Vrijwilligers, hoger opgeleiden en mensen met een hogere opleiding geven zichzelf het vaakst een 7 of hoger op het eigen welzijn.
32
Ouderenpeiling Leiden 2006
H6
H7
H10
H11
% 55-plussers dat overweegt te verhuizen vanwege ouderdom/gezondheid
% 55-plussers dat mimimaal van 1 van de 5 voorzieningen gebruik maakt
% 55-plussers dat vrijwilligerswerk verricht
% 55-plussers dat mantelzorg geeft
% 55-plussers dat mantelzorg krijgt
% 55-plussers dat moeilijk kan rondkomen
Aantal inkomensregelingen waarvan men gebruik maakt
26%
0,3
10%
19%
30%
23%
8%
7%
1,0
Naar leeftijd 55-64 65-74 75+
20% 40% 53%
39% 56% 65%
14% 19% 28%
4,6 4,5 3,7
18% 25% 39%
0,1 0,2 0,6
7% 12% 15%
11% 21% 31%
31% 34% 23%
30% 18% 20%
4% 7% 17%
8% 8% 7%
0,6 1,2 1,5
Naar sekse Man Vrouw Man 55-64 Vrouw 55-64 Man 65+ Vrouw 65+
21% 46% 14% 28% 29% 60%
44% 56% 37% 42% 52% 67%
17% 20% 14% 14% 21% 25%
4,4 4,3 4,5 4,7 4,3 4,0
19% 31% 14% 22% 24% 38%
0,2 0,4 0,1 0,2 0,3 0,5
10% 11% 8% 7% 14% 13%
16% 22% 11% 12% 21% 29%
31% 29% 33% 30% 30% 28%
16% 31% 19% 40% 12% 23%
6% 10% 3% 5% 9% 14%
8% 7% 9% 6% 6% 9%
0,7 1,2 0,6 0,6 0,9 1,6
Naar enkele specifieke doelgroepen 75+/netto maandinkomen >= €2.000,75+/netto maandinkomen < €1.350,65+/alleenstaand/lage opleiding 65+/alleenstaand, lage opleiding en handicap Gebruikers bijstand 55+ en handicap/ziekte Vrijwilligers
63% 72% 90% 42% 32%
36% 86% 88% 58% 39%
17% 36% 28% 51% 43% 39% 12%
4,1 3,1 3,9 2,8 3,4 3,6 4,8
35% 44% 36% 57% 49% 46% 21%
0,4 0,8 0,5 0,8 0,5 0,6 0,2
19% 12% 15% 22% 16% 16% 10%
34% 33% 29% 41% 32% 32% 22%
29% 22% 23% 20% 5% 24% 100%
30% 12% 15% 16% 16% 23% 30%
13% 18% 12% 23% 29% 19% 5%
1% 12% 10% 13% 23% 13% 5%
0,7 2,6 1,8 2,5 5,0 1,6 0,8
Naar opleiding Lager Middelbaar Hoger
53% 25% 8%
-
24% 16% 12%
4,3 4,5 4,4
30% 21% 21%
0,4 0,2 0,2
12% 9% 8%
24% 20% 11%
23% 32% 41%
19% 26% 31%
9% 9% 7%
11% 6% 2%
1,5 0,7 0,2
Naar 3 inkomenscategorieën < 1.350 1.350- 2.000 > 2.000
-
78% 57% 22%
27% 21% 11%
3,9 4,8 4,5
38% 25% 15%
0,5 0,3 0,1
11% 15% 7%
27% 23% 11%
29% 31% 34%
20% 29% 24%
13% 6% 5%
15% 9% 1%
2,2 0,8 0,3
Naar alle inkomenscategorieën (indicatief) minder dan 800,801 - 1.130 1.131 - 1.350 1.351 - 1.600 1.601 - 2.000 2.001 - 2.500 2.501 - 3.000 3.001 - 3.750 > 3.701
-
91% 82% 73% 63% 52% 32% 25% 15% 12%
42% 31% 21% 21% 21% 18% 13% 8% 3%
4,5 3,5 4,3 4,8 4,7 4,5 4,6 3,7 4,5
44% 39% 36% 25% 26% 17% 11% 19% 16%
0,5 0,6 0,3 0,2 0,4 0,2 0,1 0,1 0,2
19% 8% 13% 14% 17% 4% 5% 11% 10%
21% 28% 27% 23% 24% 18% 12% 7% 4%
8% 32% 30% 29% 33% 27% 35% 32% 41%
31% 20% 19% 28% 30% 15% 30% 32% 26%
13% 12% 13% 5% 6% 5% 1% 12% 5%
15% 22% 9% 14% 5% 2% 0% 0% 0%
3,1 2,6 1,7 0,8 0,7 0,4 0,1 0,1 0,1
Naar stadsdeel Midden 43% 52% 18% Noord 30% 42% 16% Zuid 37% 52% 20% West 29% 61% 21% er staat een ‘-‘ als de variabele zowel als rij- als kolomvariabele is gebruikt
4,8 4,6 4,1 4,3
29% 20% 30% 23%
0,5 0,2 0,2 0,3
9% 12% 10% 10%
15% 20% 19% 21%
32% 35% 28% 25%
28% 23% 22% 26%
9% 6% 12% 4%
10% 5% 8% 9%
1,2 0,9 1,0 1,0
Ouderenpeiling Leiden 2006
H9
H5 Gemiddeld aantal ADL beperkingen per respondent
4,3
H9
H5 % 55-plussers dat zich minimaal 0p 1 aspect soms binnen-/buitenshuis belemmerd voelt
19%
H8
H4 Aantal dagen dat gemiddeld wordt bewogen
49%
H3 % Geeft 6 of lager op eigen welzijn
33%
H2 % Lagere opleiding
TOTAAL
H2 % Inkomen < 1.350
Tabel 12: Enkele kengetallen naar verschillende doelgroepen
33
13.
ONDERZOEKSVERANTWOORDING
In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet en de verantwoording van de uitvoering besproken.
13.1 Vaststellen vragenlijst Nadat de deelnemende diensten/afdelingen onderwerpen en vragen hebben aangedragen heeft het onderzoeksbureau WBK Marktonderzoek een conceptvragenlijst samengesteld. Bij het maken van de vragenlijst is rekening gehouden met het feit dat een vragenlijst een duidelijke opbouw had, niet te lang mocht zijn en voldoende ruimte gaf aan de respondenten om ook hun eigen spontane gedachten door te geven. De conceptvragenlijst is ter aanvulling en goedkeuring aan de betreffende opdrachtgevers voorgelegd. Vervolgens is in samenspraak met de betrokkenen de definitieve vragenlijst vastgesteld.
13.2 Methodologie Voor de Stadsenquête is gekozen voor telefonisch onderzoek. De voordelen van telefonisch boven schriftelijk onderzoek zijn een hogere response en lagere kosten. Nadeel is echter dat mensen met een geheim nummer op deze wijze niet worden benaderd. Bij de keuze voor telefonisch onderzoek hebben de volgende argumenten de doorslag gegeven: De response bij schriftelijk onderzoek is relatief laag (in grotere steden circa 30%) in vergelijking met een response van 60-70% bij de mensen die telefonisch bereikt worden; Bij telefonisch onderzoek kan uitleg gegeven worden bij vragen van de respondent, dit levert zeker bij gesprekken met ouderen voordelen op; Schriftelijk onderzoek levert een scheve responseverdeling op omdat met name hoger opgeleiden meedoen. Bij telefonisch onderzoek speelt dit aanzienlijk minder; Een deel van de vragen heeft betrekking op deelgroepen, die zorgen dat een schriftelijke vragenlijst in omvang erg veel pagina’s zou omvatten. Dit werkt veelal “drempelverhogend” en dus “responseverlagend”. Dit terwijl voor veel mensen een groot deel van deze vragen niet van toepassing is en overgeslagen zouden kunnen worden.
13.3 Steekproeftrekking Er is een steekproef getrokken op persoonsniveau uit het bevolkingsbestand van de gemeente Leiden. De ouderen die woonachtig zijn in verpleeghuizen zijn uit het bestand gehaald. Dit bestand is door KPN verrijkt met telefoonnummers met vaste aansluitingen. Van circa zeven op de tien van alle geselecteerde Leidse adressen is het telefoonnummer bij de persoon gevonden. De overige personen hebben geen vaste telefoonaansluiting (bijv. alleen een gsm) of een geheim nummer. De mensen in de steekproef hebben allen voorafgaand aan de telefonische enquête een brief ontvangen. Deze gemeentelijke brief geeft informatie over de Ouderenmonitor en kondigt aan dat men in de komende weken gebeld kan worden. Bij de brief is een bijlage gevoegd met alvast een aantal vragen met antwoordcategorieën om het telefonisch interview makkelijker te laten verlopen. Deze brieven zijn gefaseerd verstuurd om de tijd tussen het verkrijgen van de brief en de telefonische enquête zo kort mogelijk te houden. Het veldwerk van de Ouderenmonitor is in juni 2006 uitgevoerd. 13.4 Responseverantwoording De response van het telefonisch onderzoek is goed. Van de mensen die telefonisch zijn bereikt, werkt 65% mee. Een deel van de mensen kon na minimaal drie keer bellen niet worden bereikt, omdat de betreffende persoon niet thuis was of omdat de telefoon niet werd opgenomen. De mensen die niet mee wilden doen gaven meestal aan geen zin of geen interesse te hebben in deelname of vonden zichzelf te oud. Tabel 13.4: Response telefonisch onderzoek Totaal aantal nummers Niet bereikt (minimaal 3 keer niet thuis) Fout nummer/woont er niet meer Netto bestand Doet mee bruikbare enquête niet bruikbare enquête Doet niet mee
34
1.754 - 405 - 61 1.288 831 4 453
(65%) ( 0%) (35%)
Ouderenpeiling Leiden 2006
Zowel de respondenten als de interviewers hebben in vrijwel alle gevallen een prettig gevoel overgehouden aan het gesprek. De belangrijkste redenen voor het goede verloop van het onderzoek zijn: de niet al te lange vragenlijst (circa 15 minuten); de aankondigingsbrief; de vraagstelling die niet "bedreigend" overkomt.
13.5 Representativiteit Om uitspraken te doen over de gehele doelpopulatie dient de steekproef qua opbouw zo veel mogelijk gelijk te zijn aan de werkelijke doelpopulatie. Om dit te bereiken is de steekproef herwogen op twee variabelen: leeftijd en sekse. In dit rapport zijn uitsluitend de resultaten na weging opgenomen. Door de herweging zijn de resultaten representatief voor de betreffende variabelen.
13.6 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheidsmarges Door per onderscheiden doelgroep een steekproef te nemen, kunnen niet alleen uitspraken worden gedaan over degenen die geënquêteerd zijn, maar (evt. na herweging) ook over de hele populatie waaruit die steekproef is getrokken. Voor een steekproef geldt wel een betrouwbaarheidsmarge, die onder andere afhankelijk is van de steekproefgrootte en het gevonden percentage. Dit betekent dat het resultaat dat gegeven wordt bijvoorbeeld 2, 3 of 4% kan afwijken. Binnen deze zogenaamde nauwkeurigheidsmarge valt de werkelijke waarde voor de totale populatie. De mate van nauwkeurigheid neemt af naarmate het aantal respondenten kleiner is. Een en ander is met name van belang wanneer de vraag slechts door een beperkt aantal respondenten is beantwoord of wanneer de resultaten worden uitgesplitst naar een aantal variabelen (bijv. stadsdeel of leeftijd), waardoor er per onderverdeling slechts een gering aantal respondenten resteert. Doorgaans wordt bij het berekenen van deze marges uitgegaan van 95% betrouwbaarheid. Dit betekent dat als het onderzoek 100 maal herhaald wordt, 95 keer een waarde gevonden wordt die in het berekende interval valt. Onderstaande tabel geeft een beeld van de betrouwbaarheidsmarges bij verschillende steekproefgroottes. Tabel 13.6a: Betrouwbaarheidsmarges bij verschillende steekproefgroottes Steekproefgrootte (+) Marge 1250 1 - 2% 625 3 - 4% 250 4 - 7% 125 5 - 10% 50 8 - 14% Voorbeeld: Uit de analyse blijkt dat 60% van alle inwoners van Leiden (n=1250) (een beetje) overlast ervaart van hondenpoep. Dit betekent: Tussen de 58% en 62% van de inwoners van Leiden ergert zich aan hondenpoep.
Voor dit onderzoek zijn de steekproefaantallen per segment: Tabel 13.6b: De steekproefaantallen voor de variabelen waarop herweging heeft plaatsgevonden (ongewogen aantallen) Totaal 831 District Midden 86 Noord 235 Leeftijd 55-64 jaar 279 Zuid 351 65-74 jaar 285 West 159 75-84 jaar 267 Opleidingsniveau Lager 442 Sekse man 369 Middelbaar 163 vrouw 462 Hoger 214
Ouderenpeiling Leiden 2006
35
BIJLAGE A: SLOTOPMERKINGEN Tot slot is de respondenten gevraagd of ze nog iets willen toevoegen aan de vragenlijst. Enkele mensen noemen opmerkingen over de enquête zelf: aardig, interessante enquête, betwijfelt of er echt iets meegedaan wordt of vonden het goed dat ze van te voren een brief hebben gehad. Enkele 55-plussers geven aan dat ze vinden dat ouderen iets te snel in hokjes worden geplaatst door de categorie 55-plus en dat ze te jong zijn voor vragen over voorzieningen. Daarnaast geeft een deel van de 55-plussers losse ideeën, tips of opmerkingen over de stad Leiden of de gemeentelijke dienstverlening. Sommige opmerkingen zullen al bekend zijn, anderen geven soms een leuk en nieuw inzicht. -
36
Als iets verboden is, moeten de overtreders beboet worden; Als men een klacht indient, dan wordt er niets mee gedaan; Bestuur doet wat ze zelf wil, na verkiezingen, ook als duidelijk is dat iedereen in Leiden een andere mening heeft; De bewegwijzering van rotondes zou consequenter moeten; Strenger controleren op fietsers zonder licht; Bij het station zou een fontein kunnen komen, veel tocht, aantrekkelijker maken; Breestraat moet weer tot leven komen, is een dooie boel geworden; Containers worden te weinig geleegd, het vuilnis komt er naast te staan; Dat zij niet in aanmerking komt voor thuiszorg omdat haar man nog gezond is, vindt zij erg hard voor haar werkende man; De wegen mogen wel verbeterd worden; De gemeente is waardeloos en staat niet achter de burgers; De OV-taxi via de WVG komt vaak te laat of helemaal niet; Durft 's avonds niet meer te fietsen, is bang voor groepjes jongeren; Graag een invalidenparkeerkaart voor gemakkelijk vervoer na operatie, kan niet lang lopen. Het verkeer wordt drukker; Groenvoorziening barslecht; Handig als je eetvoorzieningen zou hebben in de buurt, zou dan kunnen gaan eten met andere buurtgenoten (buurthuis); Heeft geen informatie ontvangen over gemeentelijke voorzieningen toen hij in Leiden kwam wonen, 2 jaar geleden; Het winkelsysteem is verschrikkelijk, er zijn te kleine winkels; Heren van de politie mogen meer aandacht besteden aan veiligheid; In het appartementengebouw hebben de ouderen problemen met de liftdeuren; In Leiden rijdt er geen bus 43 meer, die moet terug; In de stad is er een probleem met de meeuwen die vuilniszakken open maken en het afval komt op straat terecht; In wijken waar mensen het minder ruim hebben cursussen aanbieden (in buurthuizen) zoals: yoga, pc cursus, muziek, toneelstukken; In de Coebelbuurt is vaak sprake van jongeren die de buurt slopen en stenen gooien naar dieren; In de Stevenshof erger ik me aan het kruispunt, het is daar tijdens de spits levensgevaarlijk; Instanties die langs elkaar heen werken; Is over het algemeen tevreden over de gemeente Leiden; Jammer dat de winkels bij Witte Singel en omgeving weg zijn; Jammer dat de binnenstad in Leiden niet met de auto toegankelijk is; Je wordt toch wel eenzaam; Je zit aan de buitenkant van Leiden en je hoort daardoor nergens bij; De bus in de Coebelwijk moet weg, is gevaarlijk; Leiden leuke en gezellige stad, ook het centrum; Leiden mag wat schoner, meer vegen; Leiden is een sociale stad; Leiden heeft een geweldige plantsoenendienst; Maakt zich zorgen om de criminele activiteiten; Meneer hoopt dat de klantvriendelijkheid van de gemeente bevorderd wordt door deze enquête;
Ouderenpeiling Leiden 2006
-
Moet meer worden gedaan aan de rommel op straat; Er wordt te veel geld door de gemeente Leiden aan de burgers gevraagd; Mogelijkheden voor gehandicapten om zonder rolstoel naar buiten te kunnen; Heeft parkeerkaart aangevraagd maar die krijgt zij niet omdat zij nog 300 m kan lopen, dit maakt alles heel moeilijk; Niveau ambtenaren Leiden onder de maat en veel initiatieven waar niks van terecht komt; Oegstgeesterweg, wat doen aan de rijbaan, de brug moet geëgaliseerd worden; Ontevreden over de wijze waarop de gemeente haar taken verricht in Leiden; Op de Churchilllaan ‘s nachts heel veel herrie van sirenes; Openbaar vervoer en brievenbussen moeten niet weg uit de buurt van oude mensen, in De Kooi is het weggehaald; OV-taxi regelingen moeten verbeterd worden, want ze komen altijd te laat of komen helemaal niet; Woonvoorzieningen in Leiden voor ouderen zijn erg slecht; Parkeergelegenheden zijn erg duur in Leiden en parkeermogelijkheden in centrum beperkt; Parkeerkosten; Parkeren vrachtwagens Saffierstraat belachelijk, krap en doorn in oog, meer plaatsen voor ouderen om buiten te zitten; Plaatsen die bestemd zijn voor jongeren, zoals skatebaan, moeten niet worden ingenomen door kleine kindjes, is gevaarlijk; Prettige stad alleen het bestuur staat al jaren tegen, afspraken worden niet nagekomen, geld wordt verspild; Randstadrail moet niet komen en openbaar vervoer gratis in de stad; Sommige buurtgenoten hinderen in de buurt (van Marokkaanse afkomst) vooral bij de sportvelden; Te veel belastingen, kosten moeten lager, wil geen nieuwe supermarkt in plaats van Spar; Voelt zich goed thuis in Leiden; Voor de flat is een trimbaan geplaatst (aan de Korte Vliet Schubertstraat); Wil gewoon graag verhuizen, vindt dat allochtonen alles inpikken; Wil graag informatie over de organisatie 'MEE'. Over vervoer in meerdere regio's, want is afgewezen door 'Transvision'; Winkels zijn in Leiden alleen voor mensen onder 35 jaar. Er moeten meer winkels komen voor boven de 35 jaar; Rotmuziek in de winkels; Zeer ontevreden over het bouwproject in Roomburg; Zou graag een einde willen aan de bebouwing van 5 of 6 jaar lang getreuzel bij de Rijn- en Schiekade.
Ouderenpeiling Leiden 2006
37
BIJLAGE B: OVERZICHTSKAART LEIDEN
85 84
72 73 74
62
14 01
51 90
32
20 60
18 10 00
54
56
53
Binnenstad-Noord De Camp Marewijk Pancras-west Pancras-oost D’Oude Morsch Noordvest Havenwijk-noord Havenwijk-zuid Molenbuurt De Waard
2 Stationsdistrict 20 Stationskwartier 3 30 31 32 38
Leiden Noord Groenoord Noorderkwartier De Kooi
41
40
43 42 48
46 47
57 Binnenstad-Zuid Pieterswijk Academiewijk Levendaal-west Levendaal-oost
49
03
45
52
19
12 13
44
93
1 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
16 17
50
92
0 00 01 02 03
15 11
02
91
81
31
30 70
83
80
71
61
82
55
5 4 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Roodenburgerdistrict Meerburg Rijndijkbuurt Professorenwijk-oost Burgemeesterswijk Professorenwijk-west Tuinstadwijk Cronestein Klein Cronestein Roomburg Waardeiland
50 51 52 53 54 55 56 57
Bos- en Gasthuis district Vreewijk Haagweg-noord Gasthuiswijk Fortuinwijk-noord Boshuizen Oostvliet Haagweg-zuid Fortuinwijk-zuid
6 60 61 62
Morsdistrict Transvaalbuurt Lage Mors Hoge Mors
7 70 71 72 73 74
Boerhaavedistrict Pesthuiswijk Houtkwartier Raadsherenbuurt Vogelwijk Leeuwenhoek
8 80 81 82 83 84 85
Merenwijkdistrict Slaaghwijk Zijlwijk-zuid Zijlwijk-noord Merenwijk-centrum Leedewijk-zuid Leedewijk-noord
9 90 91 92 93
Stevenshofdistrict Schenkwijk Kloosterhof Dobbewijk-noord Dobbewijk-zuid
Ouderenpeiling Leiden 2006
BIJLAGE C: VRAGENLIJST
A. ALGEMENE TEVREDENHEID
De eerste vragen gaan over uw algemene tevredenheid in de gemeente Leiden. 1.
Bent u over het algemeen erg, redelijk, matig of niet tevreden met het wonen en leven in Leiden? Erg tevreden Redelijk tevreden Matig tevreden Niet tevreden
2.
Kunt u een voorbeeld geven wat u erg prettig vindt aan het wonen en leven in de stad Leiden en een voorbeeld van wat u mist of iets dat u graag verbeterd zou willen zien? Erg goed: ________________________________________________________ Graag beter: ______________________________________________________
3.
Nu noem ik enkele aspecten die betrekking hebben op de stad en uw eigen welzijn. Kunt u deze beoordelen met een rapportcijfer?
WAT VINDT U VAN DE …
slecht (< 5)
matig (6)
voldoende (7)
goed (8)
uitstekend (9 of 10)
geen oordeel
a
Sportmogelijkheden in Leiden voor uzelf
b
Cultureel aanbod in Leiden (zoals musea en theater)
c
Openbaar Vervoer in Leiden
e
De hoeveelheid contacten met buurtgenoten
f
De mogelijkheden die u heeft om geregeld een praatje te maken met andere mensen
g
De mogelijkheid om hobby’s uit te oefenen in georganiseerd verband
h
Uw eigen welzijn (gezondheid, lekker voelen)
I
De mogelijkheden tot het volgen van cursussen (bv Volksuniversiteit of in buurthuis)
Wilt u 1 of meerdere van deze aspecten toelichten? Letter : ___ nl. _________________________________________________________ Letter: ___ nl. _________________________________________________________
Ouderenpeiling Leiden 2006
39
B: GEZONDHEID/BEWEGEN
De volgende vragen gaan over lichaamsbeweging, zoals bijvoorbeeld wandelen, fietsen of sporten. Het gaat om alle lichaamsbeweging die tenminste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. 1.
Hoeveel dagen per week verricht u in de ZOMER tenminste 30 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. aantal dagen: _________
2.
En hoeveel dagen per week verricht u in de WINTER tenminste 30 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. aantal dagen: _________
als vraag 1 en/of 2 > 1: 3. Wat is voor u hierbij de belangrijkste lichaamsbeweging? (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelen Fietsen Gymnastiek Tuinieren Zwemmen Anders, nl: __________________
40
Ouderenpeiling Leiden 2006
C: BELEMMERINGEN VOOR ACTIVITEITEN BINNENS- EN BUITENSHUIS
De volgende vraag gaat over mogelijke zaken die uw deelname aan activiteiten buiten de deur kunnen belemmeren. 1.
Ervaart u vaak, soms of nooit belemmeringen die het voor uzelf moeilijk of onmogelijk maken om deel te nemen aan activiteiten buitenshuis? Vaak Soms Nooit Æ vraag 4
2.
Kunt u 1 of meerdere voorbeelden noemen van zaken die u belemmeren? (meerdere antwoorden mogelijk, niet helpen) Het aanbod aan activiteiten sluit niet aan bij mijn behoefte De activiteiten zijn voor mij te duur Het tijdstip van de activiteiten schikt mij niet De plek van de activiteit is voor mij moeilijk bereikbaar Ik heb geen vervoer Ik weet niet waar de activiteiten worden georganiseerd Ik vind het moeilijk om alleen te gaan Mijn slechte gezondheid of handicap Geen tijd vanwege de zorg voor mijn partner of ander familielid Ik voel me buitenshuis niet veilig Het gebouw waar ik moet zijn is slecht toegankelijk Ik weet niet waar ik informatie over activiteiten kan vinden Anders, namelijk: _________________________________ Indien nuttig, noteren van eventuele toelichting van concrete voorbeelden: ____________________________
Als vraag 1= vaak/soms: 3. Komt u nog wel buiten op straat? Ja, regelmatig Ja, Af en toe Nee, nooit/nauwelijks Æ vraag 5 Als mensen nog wel eens buiten komen: 4. Ik noem u nu een aantal zaken op straat. Kunt u aangeven of deze voor u een probleem zijn als u zich buitenshuis verplaatst? Ja Nee A Oversteken op een plek zonder stoplicht B De tijd die een stoplicht geeft om over te steken C Hoge stoepranden D Weinig of geen bankjes op straat E Druk en onoverzichtelijk verkeer F De stoep of straat is ongelijk G Obstakels op de stoep of straat H Anders: _____________________ De volgende vragen gaat over activiteiten binnenshuis. 5. Ervaart u vaak, soms of nooit belemmeringen die het voor uzelf binnenshuis moeilijk maken om bepaalde handelingen te verrichten als traplopen, verzorging, zelf eten maken of opstaan vanuit bed of stoel? Vaak Soms Nooit Æ volgend onderdeel 6.
Ik noem ik u nu een aantal handelingen. Wilt u telkens aangeven of u dit zonder moeite, met enige moeite, met grote moeite of alleen met hulp van anderen kan doen? Zonder Met enige Met grote Alleen met moeite moeite moeite hulp van anderen A Eten en drinken B Gaan zitten en opstaan uit een stoel C In en uit bed stappen D Aan- en uitkleden E Zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping F De trap op- en aflopen G De woning verlaten en binnen gaan H Zich verplaatsen buitenshuis I Het gezicht en handen wassen J Zich volledig wassen Wilt u iets toelichten?
_______________________________________________________
Ouderenpeiling Leiden 2006
41
D. WONEN
Met het oog op de toekomst zouden sommige ouderen willen verhuizen, anderen hebben liever aanpassingen in hun huidige woning en voor nog weer anderen speelt dit allemaal nog niet. 1.
Denkt u erover om in de komende twee jaar te verhuizen? Zo ja, is dit vanwege (naderende) ouderdom of gezondheid? Ja, vanwege ouderdom/gezondheid Æ vraag 2 Ja, vanwege andere reden Æ vraag 4 Nee Æ vraag 4
2.
Wat is het allerbelangrijkst waar die woning aan moet voldoen? ______________________________________________________________________
3.
Ondervindt u of verwacht u problemen bij het vinden van een andere woning? Ja Æ Welke?(meerdere antwoorden mogelijk) geen plek/wachtlijst in bejaardenhuis/verpleeghuis te weinig aanbod geschikte woningen Æ Toelichting: ___________________________ ingewikkeld om te regelen zie op tegen verhuizing zelf gehecht aan huidige buurt anders: ____________________ Nee, ondervindt/verwacht geen problemen Weet niet/ ben ik nog niet mee bezig
4.
Zijn er aanpassingen die u aan uw huis zou willen, die te maken hebben met naderende ouderdom? (ENQ: gaat om realistische aanpassingen, dus niet hele portiekwoning naar beneden verplaatsen) Ja Nee, woon al in een voldoende aangepast huis Æ volgend blok Nee, heb (nog) geen aanpassingen nodig Æ volgend blok
5.
Waar denkt u aan? (meerdere antwoorden mogelijk) Traplift Geen drempels Steunen in wc/douche Verhoogd toilet Douchestoel Aanpassingen in keuken Bredere deuren Anders, nl: ___________________________________
6.
Denkt u deze aanpassingen zelf te gaan regelen, of zoekt u daarvoor hulp bij de gemeente? Regel ik zelf (evt. met hulp van familie/vrienden) Zoek hulp bij gemeente Beide
42
Ouderenpeiling Leiden 2006
E. VOORZIENINGEN
1.
Ik noem u nu een aantal instanties die informatie en advies geven over activiteiten voor ouderen op tal van terreinen. Kunt u aangeven of u deze kent en of er gebruik van maakt of zou willen maken?
BIJLAGE
Bekend
A.
Zorgnet (dit is een informatie- en adviesloket voor vragen over zorg, ja nee wonen, welzijn en dienstverlening)
B.
Ouderenadviseurs (informatie, advies en begeleiding op gebied van ja nee wonen, welzijn en zorg)
C. Raad en daadwinkel (winkel in de buurt voor vragen/klachten/ problemen over gemeentelijke en andere instanties)
D. Steunpunt Mantelzorg (ondersteuning voor Mantelzorgers) E.
ja nee ja nee
Dienstencentrum (wijkgebouw waar allerlei activiteiten voor en door ja nee ouderen plaatsvinden)
Ouderenpeiling Leiden 2006
Gebruik/ interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse ja, gebruik geen gebruik, wel interesse geen gebruik, ook geen interesse
43
F. VRIJWILLIGERSWERK De volgende vragen gaan over vrijwilligerswerk. Het gaat hierbij zowel om zorg of dienstverlening, maar ook om bijvoorbeeld bardiensten bij een vereniging, schrijven voor een clubkrantje, lid zijn van een bestuur, hulp op school of activiteiten voor een kerk. BIJLAGE 1. ouderenorganisatie 2. jongerenorganisatie 3. migrantenorganisatie 4. vrouwenorganisatie 5. sportvereniging 6. organisatie voor zorg en dienstverlening 7. mantelzorg 8. zelfhulporganisatie 9. kerkelijke of levensbeschouwelijke organisatie 1.
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 20.
culturele organisatie (incl. muziekverenigingen, koren e.d.) politieke en/of campagneorganisatie vakvereniging bewonerscommissie/ buurtvereniging club- en buurthuiswerk kinderopvang/peuterwerk school/onderwijs actiegroep/belangenorganisatie hobbyclub anders
Heeft u in de afgelopen 12 maanden zelf vrijwilligerwerk gedaan? JaÆ Wat doet u? __ __ __ _ (enquêteur heeft lijst ) Hoe vaak in de afgelopen 12 maanden? _____
2.
Nee
Zou u wel (meer) vrijwilligerswerk willen doen? Ja Æ Waar denkt u aan? ____________________________ Wat is voor u een drempel/belemmering om dit nog niet (meer) te doen? te ver weg te duur onbekendheid met aanbod weet niemand om het mee te doen te weinig leeftijdsgenoten tijdstip is niet prettig anders, namelijk: ________________
Nee Æ
Wat is voor u de reden om niet meer van vrijwilligerswerk te doen? doe al voldoende geen interesse te ver weg te duur onbekendheid met aanbod weet niemand om het mee te doen te weinig leeftijdsgenoten tijdstip is niet prettig gebrek aan tijd gebrek aan conditie wachtlijst anders, namelijk: __________________________
- - - - - - - INDIEN GEEN (POTENTIEEL) VRIJWILLIGER Æ VOLGEND BLOK - - - - - - 3.
Wat is of zou voor u een reden zijn om vrijwilligerswerk te doen? (niet helpen) Anderen ontmoeten, sociale contacten Anderen helpen/goede doel Mezelf ontwikkelen Iets buitenshuis doen Iets zinvols doen Verveling Eenzaamheid Anders, nl: __________________________________
4.
Hoe omschrijft u het voor u ideale vrijwilligerswerk? ________________________________________________
5.
Is het voor u belangrijk dat het vrijwilligerswerk dichtbij u in de buurt plaatsvindt? Zo ja, gaat u anders niet? Ja, anders ga ik niet Ja, wel prettig, maar anders ga ik toch wel Nee, dat maakt me niet zo veel uit Nee, ik ga liever ergens in de stad dan in de buurt
6.
Zijn er nog andere eisen die u stelt aan vrijwilligerswerk? Ja Æ Namelijk: ________________________________________________ Nee
44
Ouderenpeiling Leiden 2006
G. MANTELZORG
De volgende vragen gaan over mantelzorg. Mantelzorg is zorg van een bekende uit de eigen omgeving, zoals de partner, ouders, kind, buren of vrienden, aan iemand die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. (NB: een vrijwilliger die werkt vanuit een vrijwilligers centrale, is geen mantelzorger) 1.
Als mantelzorg op deze manier wordt gedefinieerd, heeft u dan in de afgelopen 12 maanden mantelzorg GEGEVEN OF GEKREGEN ? Ja, beide Æ zowel vraag 2-6 als vraag 7-11 Ja, alleen mantelzorg gegevenÆ vraag 2-6 Ja, alleen mantelzorg gekregen Æ vraag 7-11 Nee Æ vraag 10-11
De volgende vragen gaan over mantelzorg geven 2.
Uit welke activiteiten bestaat deze mantelzorg voornamelijk? (meerdere antwoorden mogelijk) Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Anders, nl: _______________________________
3.
Aan wie geeft/gaf u mantelzorg? (maximaal 2) partner kinderen (schoon) ouders overige familie buren/ vrienden/ kennissen anders, nl: ________________________
4.
Hoeveel uur mantelzorg geeft u momenteel gemiddeld per week? Nu niet meer Æ vraag 7 of volgend blok Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld __ uren per week (inclusief reistijd)
5.
Sommige mensen voelen zich erg belast door de verzorging van een ander. Zij vinden de zorg zwaar en moeilijk vol te houden. Voor andere mensen geldt dat minder. Alles bij elkaar genomen, voelt u zich momenteel, niet of nauwelijks, enigszins, tamelijk zwaar, zeer zwaar of overbelast? Niet of nauwelijks belast Enigszins belast Tamelijk zwaar belast Æ} Zeer zwaar belast Æ} Wat is het belangrijkste probleem? _____________ Overbelast (kan de zorg eigenlijk niet meer volhouden) Æ}
6.
Heeft u, naast eventuele hulp die u al ontvangt, behoefte aan hulp in verband met uw werkzaamheden als mantelzorger? (meer antwoorden mogelijk) Nee Ja, aan informatie en advies Ja, aan een vervanger, zodat ik ook af en toe een vrije dag kan nemen of met vakantie kan gaan Ja, aan emotionele ondersteuning Ja, ontspannen activiteiten Ja, aan belangenbehartiging
Ouderenpeiling Leiden 2006
45
De volgende vragen gaan over mantelzorg krijgen 7.
Waaruit bestaat/bestond de mantelzorg die u krijgt? (meerdere antwoorden mogelijk) Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Andere zaken, namelijk ___________________________________
8.
Van wie krijgt u deze hulp? (maximaal 2) partner kinderen (schoon) ouders overige familie buren/ vrienden/ kennissen anders, nl: ________________________
9.
Hoeveel uur mantelzorg krijgt u momenteel gemiddeld per week? Nu niet meer Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld __ uren per week (inclusief reistijd)
10. Heeft u behoefte aan (extra) hulp? Ja Æ vraag 11 Nee Æ volgend onderdeel 11. Aan welk soort hulp heeft u behoefte? Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enz. Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts, kapper, enz.) Regeling geldzaken en/of andere administratie Klusjes in en om het huis Andere zaken, namelijk ___________________________________
46
Ouderenpeiling Leiden 2006
H. FINANCIELE SITUATIE en TRENDVRAGEN FINANCIELE SITUATIE
De volgende vragen gaan over de financiële positie van de burgers van Leiden. De resultaten hiervan zijn van belang voor de gemeente om de juiste beleidsbeslissingen te kunnen nemen en daarmee de burgers die dat nodig hebben financieel te kunnen ondersteunen. We wijzen u er nogmaals op dat de door u gegeven antwoorden anoniem zijn. 1.
We willen graag weten hoe moeilijk of gemakkelijk uw huishouden kan rondkomen met het totale huishoudinkomen? zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk
2.
Is de financiële situatie van het huishouden waarin u woont in de afgelopen twaalf maanden verbeterd, gelijk gebleven of verslechterd? Verbeterd Gelijk gebleven Verslechterd
3.
Moet u door een tekort aan financiële middelen wel eens bezuinigen op eten, kleding of wachten met het betalen van de telefoonrekening of de rekening van het elektriciteitsbedrijf? Ja Nee
4.
Heeft u schulden? Ja Nee
5.
Het komt vaak voor dat mensen geld lenen voor bepaalde uitgaven. Ik noem hierna een aantal vormen van geld lenen. Wilt u aangeven of u daar in de afgelopen 12 maanden gebruik van heeft gemaakt? (meerdere antwoorden mogelijk) op afbetaling gekocht bij postorderbedrijf of winkels rood staan bij bank of giro persoonlijke lening of doorlopend krediet lening bij vrienden of familie lening in het kader van de studiefinanciering andere lening (geen hypotheek voor huis)
6.
Is bij de betaling van de aflossing van één of meer van deze schulden OF bij de betaling van uw vaste lasten in de laatste 12 maanden een achterstand ontstaan? ja, zowel bij schulden als vaste lasten ja, alleen bij schulden ja, alleen bij vaste lasten nee Æ ga verder bij vraag 10
7.
Zo ja: om welke schulden ging het (meerdere antwoorden mogelijk) op afbetaling gekocht bij postorderbedrijf of winkels rood staan bij bank of giro persoonlijke lening of doorlopend krediet lening bij vrienden of familie lening in het kader van de studiefinanciering andere lening (geen hypotheek voor huis) … of om welke vaste lasten ging het (meerdere antwoorden mogelijk) huur hypotheek energie en waterbedrijf belastingen verzekeringen andere betalingsachterstanden
Ouderenpeiling Leiden 2006
47
8.
Wanneer heeft uw huishouden voor het eerst te maken gekregen met deze betalingsachterstanden? in de afgelopen 6 maanden 6-12 maanden geleden 1-2 jaar geleden 2-5 jaar geleden >=5 jaar geleden
9.
Zijn uw schulden zodanig, dat u in de problemen bent gekomen of zult komen? ja nee
10. Heeft uw huishouden OP DIT MOMENT te maken met betalingsachterstanden? ja Æ Denkt u dat uw huishouden zonder hulp van andere personen of instellingen deze betalingsachterstand(en) kan oplossen? ja, binnen 3 maanden ja, dat duurt 3 tot 6 maanden ja, dat duurt 6 tot 12 maanden ja, dat duurt meer dan een jaar nee, mijn huishouden kan dat niet zonder hulp oplossen weet niet nee
I: INKOMENSONDERSTEUNING
De gemeente Leiden voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Sommige daarvan zijn alleen voor 65-plussers. Allereerst stel ik u een paar algemene vragen om te kijken of het zinvol is u deze maatregelen voor te leggen. 1.
In welke klasse valt het gezamenlijk netto (= schoon) inkomen van uw huishouden? Uitkeringen, pensioengelden, alimentatie en dergelijke zijn ook inkomen. Niet meegerekend worden: vakantiegeld, kinderbijslag en huursubsidie. ≤ Euro 800 801-1130 Euro 1.131-1.350 Euro 1.351- 1.600 Euro 1.601- 2.000 Euro 2.001- 2.500 Euro Æ letter h daarna volgend blok 2.501- 3.000 Euro Æ letter h daarna volgend blok 3.001 - 3.750 Euro Æ letter h daarna volgend blok ≥ 3.751 Euro Æ volgend blok
2.
Bent u zelf, of (eventueel) uw partner 65 jaar of ouder? Ja Nee
3.
Bent u zelf, of (eventueel) uw partner chronisch ziek of gehandicapt? Ja Nee
4.
Woont u in een huur of koopwoning? Ja Nee
5.
Bent u degene die de financiële zaken regelt in uw huishouden? Ja Nee
48
Ouderenpeiling Leiden 2006
Onderdelen vraag 5 aan: a: iedereen met inkomen <1350 b: iedereen met inkomen <2000 c: 65+ met inkomen <1350 d: iedereen met inkomen <1350 e: 65+ of chronisch zieken/gehandicapten met inkomen < 1350 f: 65+ met inkomen <1350 g: 65+ of chronisch ziek h: iedereen met inkomen < 3750 i: iedereen met huurwoning en inkomen < 2500 6.
Kunt u aangeven of u de volgende inkomensondersteunende regelingen kent en hier het afgelopen jaar een beroep op heeft gedaan?
a. Kwijtschelding Gemeentelijke Belastingen Huishoudens met een lager inkomen en weinig vermogen kunnen kwijtschelding aanvragen van gemeentelijke belastingen, zoals de onroerend zaakbelasting en de afvalstofheffing
gebruik bekend, geen gebruik onbekend
b. Bijzondere Bijstand gebruik Regeling voor mensen met een wat lager inkomen, om extra noodzakelijke uitgaven te bekostigen bekend, geen gebruik die niet van het maandelijkse inkomen kunnen worden betaald, zoals verhuis- en inrichtingskosten, onbekend koelkast, wasmachine, e.d. (NB: dit is niet gelijk aan de gewone bijstandsuitkering!!!) c. Eenmalige uitkering 65+ers met een minimuminkomen komen in aanmerking voor een jaarlijkse eenmalige uitkering van €250,- per huishouden. d. Collectieve aanvullende ziektekostenverzekering: AV-gemeente Standaard of Top Uitgebreide collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen voor mensen met een minimuminkomen waarbij de gemeente de premie geheel of gedeeltelijk vergoedt. e. Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Alle 65-plussers en mensen die kunnen aantonen dat ze chronisch ziek of gehandicapt zijn (en met een minimum inkomen) komen in aanmerking voor deze jaarlijkse uitkering van €300,- pp in verband met de verborgen kosten die zij hebben als gevolg van ziekte of handicap. f. Woonlastenregeling 65-plussers Voor 65-plussers die na aftrek van de huurtoeslag (voorheen huursubsidie) meer dan 20% van hun inkomen kwijt zijn aan huur: tegemoetkoming van €25 tot €50,- p mnd. g. Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) Voor mensen die door ouderdom, ziekte of handicap praktische problemen ondervinden bij het wonen of zich verplaatsen binnen of buiten de woning, bv. rolstoel, traplift, taxikosten
h. Zorgtoeslag Bijdrage in de kosten van de zorgverzekering. Bestaat sinds 1-1-2006. Uitbetaling via Belastingdienst i. Huurtoeslag Sinds 1-1-2006, opvolger van huursubsidie. Bijdrage in de huurkosten voor mensen met een wat lager inkomen. Uitbetaling gaat via de Belastingdienst.
gebruik bekend, geen gebruik onbekend gebruik bekend, geen gebruik onbekend gebruik bekend, geen gebruik onbekend gebruik bekend, geen gebruik onbekend gebruik Æ Waarvan? woonvoorz. rolstoel vervoervoorz. bekend, geen gebruik onbekend gebruik bekend, geen gebruik onbekend gebruik bekend, geen gebruik onbekend
Indien wel 1 of meer regelingen bekend, maar geen gebruik: 7. U geeft aan 1 of meer regelingen wel te kennen, maar hier geen gebruik van te maken. Waarom maakt u hier geen gebruik van? Ik kom hier niet voor in aanmerking Ik weet niet hoe ik dit moet aanvragen Te veel moeite om aan te vragen ik wil dit niet aanvragen Anders, namelijk: ______________ 8.
Heeft u zojuist informatie gehoord over bovenstaande regelingen, waardoor u mogelijk bij de gemeente informatie gaat inwinnen over deze inkomensondersteunende regelingen? ja Æ namelijk: ____________________________ nee
Ouderenpeiling Leiden 2006
49
PROFIELVRAGEN
Opmerking: Inkomensvraag wordt in blok I gesteld Ter afsluiting vragen wij u nog enkele persoonlijke gegevens. _____ jaar
1.
Wat is uw leeftijd?
2.
Sekse: Man Vrouw
3.
Huishoudsamenstelling: Alleenstaand Æ Bent u weduwe of weduwnaar? Ja/nee Twee personen Gezin met thuiswonende kinderen Alleenstaande ouder met thuiswonende kinderen tot 18 jaar Anders, nl ________________________________
4.
Postcode:
5.
Wat is de hoogste schoolopleiding die u met een diploma heeft afgerond? Geen onderwijs Basisonderwijs (lagere school) Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, LEAO, huishoudschool, etc.) MAVO (vroegere MULO-A) KMBO, leerlingwezen, cursorisch beroepsonderwijs Middelbaar beroeps onderwijs (MBO, MTS, verpleegster, etc.) HAVO/VWO (vroegere MULO-B, HBS, MMS, Gymnasium) HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, PABO, etc.) Wetenschappelijk onderwijs (Universiteit) Anders, nl.________________________________
____
__
Als niet altijd alleenstaand geweest: 6. Wat is de hoogste schoolopleiding die uw partner met een diploma heeft afgerond? (als weduwe/weduwnaar Æ (laatst) overleden echtgenoot) Geen onderwijs Basisonderwijs (lagere school) Lager beroepsonderwijs (LBO, LTS, LEAO, huishoudschool, etc.) MAVO (vroegere MULO-A) KMBO, leerlingwezen, cursorisch beroepsonderwijs Middelbaar beroeps onderwijs (MBO, MTS, verpleegster, etc.) HAVO/VWO (vroegere MULO-B, HBS, MMS, Gymnasium) HBO (HTS, HEAO, HLS, KMA, PABO, etc.) Wetenschappelijk onderwijs (Universiteit) Anders, nl.________________________________ 7.
Verricht u per week betaalde werkzaamheden? Nee, ik verricht geen betaalde werkzaamheden Ja, __ uur per week
8.
Heeft u thuis de beschikking over een PC met internet? Ja Nee
Dit was de laatste vraag. Heeft u tot slot nog opmerkingen naar aanleiding van deze enquête of wilt u verder nog iets toevoegen wat u zelf erg belangrijk vindt? _____________________________________________________________________________________________
Hiermee bent u aan het eind van deze vragenlijst gekomen. Wij danken u hartelijk voor uw medewerking.
50
Ouderenpeiling Leiden 2006