VOLWASSENEN– EN OUDERENPEILING 2009
De volwassenen- en ouderenpeiling hee% als doel om op systemasche wijze ontwikkelingen in gezondheid en gewoonten van inwoners in kaart te brengen. Bijna 11.300 inwoners in de lee%ijd van 19 t/m 94 jaar in de regio Hollands Midden zijn ondervraagd. Het is de derde peiling onder volwassenen en de tweede onder ouderen in de regio. De resultaten van de volwassenen- en ouderenpeiling worden gepresenteerd in de volgende factsheets: 1. Opzet, respons, achtergrondkenmerken 2a. Lichamelijke en psychische gezondheid, huiselijk geweld (19-64 jaar)
2b. Lichamelijke en psychische gezondheid, beperkingen, huiselijk geweld (65+) 3a. Zorggebruik, hulp, informaebehoe%e, opvoedingsondersteuning (19-64 jaar)
LICHAMELIJKE EN PSYCHISCHE GEZONDHEID, HUISELIJK GEWELD (65+)
Een belangrijke maat voor de kwaliteit van leven is de ervaren gezondheid. De ervaren gezondheid drukt de mate van zowel lichamelijk, geestelijk als sociaal welbevinden uit. Niet alleen het vóórkomen van specifieke ziekten en chronische aandoeningen, maar ook de mate waarin mensen zich belemmerd voelen, zegt iets over de gezondheid van de bevolking. Geestelijke gezondheid is geen sta sch gegeven. Vrijwel iedereen krijgt in zijn of haar leven te maken met perioden van somberheid of eenzaamheid. Erns ge psychische problemen doen vaak niet onder voor erns ge lichamelijke ziekten. Huiselijk geweld komt in alle lagen van de bevolking voor en is een maatschappelijk probleem dat diep ingrijpt in persoonlijke levens. Sociaaleconomische omstandigheden kunnen een verband hebben met de gezondheidstoestand, bijvoorbeeld de samenstelling van het gezin, de werksitua e en de financiële situa e. In de overzichtstabel op de laatste pagina staan de belangrijkste achtergrondkenmerken van de ouderen samengevat in kerncijfers.
DEEL 1 ERVAREN GEZONDHEID, CHRONISCHE AANDOENINGEN EN BEPERKINGEN Ervaren gezondheid
dat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen en de ervaren gezondheid met de lee%ijd minder wordt. Negenen procent van de ouderen tot 75 jaar rapporteert een mage of slechte gezondheid. Van de 75-plussers is dit 34%.
3b. Zorggebruik, hulp, informaebehoe%e (65+)
Van de ouderen beoordeelt 6% de eigen gezondheid als ‘uitstekend’, 14% als ‘zeer goed’, 54% als ‘goed’, 23% als ‘mag’ en 3% als ‘slecht’. Vrouwen beoordelen hun eigen gezondheid slechter dan mannen. Dit komt om-
4. Beweging, voeding, overgewicht
Tabel 1 Percentage ouderen met chronische aandoeningen wel en niet door arts vastgesteld
5. Tabak en alcohol
%
door arts vastgesteld %
niet door arts vastgesteld %
totaal
6. Rondkomen en schulden
chronische aandoening in de afgelopen twaalf maanden
7. Woon- en leefomgeving, veiligheid
hoge bloeddruk gewrichtsslijtage diabetes
36,2 34,6 14,0
35,4 27,7 13,6
0,8 6,9 0,4
botontkalking (osteoporose) ernsge rugaandoening aandoening nek of schouder
13,1 13,0 12,4
11,0 11,0 8,8
2,1 2,0 3,6
onvrijwillig urineverlies andere hartaandoening astma, bronchis, longemfyseem, cara
11,5 11,3 10,7
6,1 11,1 10,0
5,4 0,2 0,7
gewrichtsontsteking prostaatklachten (geen kanker of ontsteking) aandoening elleboog, pols of hand
9,0 8,4 8,2
7,5 6,4 5,8
1,5 2,0 2,4
kanker vernauwing bloedvaten in buik of benen duizeligheid met vallen
8,2 8,1 6,1
8,0 6,7 3,9
0,2 1,4 2,2
migraine beroerte darmstoornissen langer dan drie maanden
5,6 5,5 5,1
3,2 5,1 4,2
2,4 0,4 0,9
harnfarct chronisch eczeem psoriasis Parkinson, MS, epilepsie één of meer chronische aandoeningen
4,8 3,6 2,9 1,9 81
4,6 3,1 2,6 1,7 77
0,2 0,5 0,3 0,2 37
Colofon Chrisne Hanning Anouk van de Laar Irma Paijmans Josina Rijkelijkhuizen Nienke Terpstra
Hanneke Tielen
tel: 071-5163336 © oktober 2011
2b
Tabel 2 Percentage ouderen met chronische aandoeningen in categorieën naar geslacht en lee/ijd
categorie hart- en vaatziekten
bewegingsapparaat
aandoening hoge bloeddruk harnfarct vernauwing bloedvaten in buik of benen beroerte andere hartaandoening ernsge rugaandoening gewrichtsslijtage aandoening nek of schouder aandoening elleboog, pols of hand botontkalking gewrichtsontsteking
totaal
man
vrouw
65-74 jaar
75-94 jaar
%
%
%
%
%
51
51
51
46
57
46
33
56
43
50
14 11 11 8 5
14 5 11 17 3
14 16 11 7
13 8 10 9 4
16 16 12 8 6
inwendige organen
diabetes onvrijwillig urineverlies astma, bronchis, longemfyseem prostaatklachten (geen kanker) darmstoornissen
kanker
een vorm van kanker
8
9
8
7
10
huidaandoeningen
chronisch eczeem psoriasis
6
7
5
6
6
duizeligheid
duizeligheid met vallen
6
2
5
4
10
migraine zenuwstelsel
migraine Parkinson, MS, epilepsie
6 2
3 2
7 2
6 2
5 2
Chronische aandoeningen
Zich belemmerd voelen door chronische aandoeningen
Acht op de en ouderen hebben last van één of meerdere van 22 verschillende chronische aandoeningen of klachten (tabel 1). Bij bijna alle ouderen is de chronische aandoening vastgesteld door een arts. De meest voorkomende aandoeningen zijn hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage (36% en 34%), de laagste zijn psoriasis en Parkinson/MS/epilepsie (respecevelijk 2,9% en 1,9%). Gewrichtsslijtage hee% het hoogste percentage bij de aandoeningen die niet door een arts zijn vastgesteld.
Ruim de hel% van de ouderen met een chronische aandoening voelt zich hierdoor belemmerd; 38% voelt zich licht belemmerd en 13% voelt zich sterk belemmerd (figuur 1). De mate waarin men zich belemmerd voelt, hangt onder andere af van de soort chronische aandoening waaraan men lijdt. Door aandoeningen die relaef weinig voorkomen, zoals aandoeningen aan het zenuwstelsel, darmstoornissen en duizeligheid met vallen, voelen veel ouderen zich sterk belemmerd (respecevelijk 42%, 40% en 35%). Onvrijwillig urineverlies, De 22 aandoeningen zijn samengevoegd tot acht categorieën beroerte en harnfarct leiden tot de laagste percentages ou(tabel 2). Hart- en vaatziekten en aandoeningen aan het bewederen die zich hierdoor sterk belemmerd voelen gingsapparaat komen het meeste voor (respecevelijk 51% en (respecevelijk 13%, 12% en 12%). 46%). Binnen de categorie ‘inwendige organen’ staat bij mannen prostaatklachten (17%) en bij vrouwen onvrijwillig urineverlies (16%) bovenaan. Op de tweede plaats staat voor beiden diabetes (14%). Aandoeningen aan het zenuwstelsel komen het minste voor (2%). Chronische aandoeningen komen meer voor bij vrouwen dan bij mannen (tabel 2). De verschillen ziGen vooral bij de aandoeningen van het bewegingsapparaat, onvrijwillig urineverlies, darmstoornissen, duizeligheid met vallen en migraine. Hart- en vaatziekten, diabetes, longaandoeningen, kanker en aandoeningen van het zenuwstelsel komen bij mannen en vrouwen even vaak voor. Uiteraard alleen mannen hebben prostaatklachten. Het percentage ouderen dat last hee% van chronische aandoeningen loopt op met de lee%ijd. Uitzonderingen vormen migraine en huidaandoeningen die op elke lee%ijd even vaak voorkomen. Ook prostaatklachten nemen niet toe met de lee%ijd. Het is mogelijk dat een deel van de prostaatklachten zich op hogere lee%ijd ontwikkelt tot prostaatkanker. Dit kan echter door deze gezondheidspeiling niet worden vastgesteld.
≥1 chronische aandoening duizeligheid met vallen zenuwstelsel darmstoornis migraine bewegingsapparaat astma/bronchitis kanker diabetes huidaandoening urineverlies beroerte hartinfarct 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
sterk belemmerd
80%
90%
licht belemmerd
Figuur 1 Percentage ouderen dat zich belemmerd voelt naar soort chronische aandoening
2
Lichamelijke beperkingen
Tabel 3 Chronische aandoeningen, zich belemmerd voelen en ervaren gezondheid naar lee/ijd
één of meer chronische aandoeningen zich sterk belemmerd voelen ervaren gezondheid
19-34 jaar % 34 3,1
35-49 jaar % 45 4,0
50-64 jaar % 62 7,7
5 0,3
7 0,6
12 1,2
ma g slecht
Acht op de en ouderen rapporteren één of meerdere chronische aandoeningen. De meest voorkomende zijn hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage, gevolgd door diabetes. De chronische aandoeningen waardoor ouderen zich het meest belemmerd voelen, zijn aandoeningen aan het zenuwstelsel, duizeligheid met vallen en darmstoornissen. Deze aandoeningen komen echter niet zoveel voor. In absolute aantallen voelen de meeste ouderen zich belemmerd door aandoeningen aan het bewegingsapparaat.
65-74 jaar % 77 9
75-94 jaar % 86 19
Lichamelijke beperkingen kunnen funconeel van aard zijn, zoals problemen met de mobiliteit, het gezichtsvermogen, het gehoor of 17 31 de verstaanbaarheid. Maar ook 3,1 2,0 kunnen zich beperkingen voordoen in algemene dagelijkse levensverrichngen (ADL), zoals eten en drinken, aan- en uitkleden en traplopen. In tabel 4 staan de funces en de ADLverrichngen. Iemand is funcebeperkt als men één van de zeven funces ‘niet’ of ‘alleen met grote moeite’ kan verrichten. Iemand is ADL-beperkt als men tenminste één van de en levensverrichngen ‘met grote moeite’ of ‘alleen met hulp van anderen’ kan uitvoeren.
Van alle ouderen is 28% funcebeperkt. Het gaat vooral om mobiliteitsbeperkingen (24%) en minder om gehoor- en gezichtsbeperkingen (beiden komen bij 7% van de ouderen voor). Van alle ouderen hee% 15% een ADL-beperking. Niet elke funcebeperking leidt dus tot een ADL-beperking. Tweemaal zoveel vrouwen als mannen hebben funcebeperkingen. ADL-beperkingen komen zelfs viermaal zoveel voor bij vrouLichamelijke gezondheid van 65-plussers vergeleken wen als bij mannen. Deze verschillen tussen vrouwen en manmet 19- tot en met 64-jarigen nen wordt slechts ten dele verklaard door de gemiddeld hogeHet percentage mensen met chronische aandoeningen neemt re lee%ijd van vrouwen. Het percentage ouderen met funcetoe met het klimmen der jaren met als gevolg dat meer men- en/of ADL-beperkingen neemt toe met de lee%ijd (kerncijfersen zich belemmerd voelen en de eigen gezondheid als minder tabel). goed ervaren. Eén op de drie 19- tot en met 34-jarigen rapporteert één of meer chronische aandoeningen. Het percentage Ruim een kwart van de ouderen hee% een funcebeperneemt in elke volgende lee%ijdsgroep toe totdat op hoge king. In de meeste gevallen gaat het om een mobiliteitsbelee%ijd negen op de en ouderen chronische aandoeningen perking. Eén op de zes ouderen hee% een ADL-beperking. rapporteren (tabel 3). Ook het percentage ouderen dat zich Het percentage ouderen met een beperking neemt toe met door chronische aandoeningen sterk belemmerd voelt, neemt de lee%ijd. toe van 3% in de jongste lee%ijdsgroep naar 19% in de oudste lee%ijdsgroep (75-plussers) (tabel 3). Het percentage mensen dat de eigen gezondheid als ma g ervaart, neemt vanaf de jongvolwassen lee%ijd gestaag toe. De grootste sjging zien Gezin, burgerlijke staat, opleiding, rondkomen en etniwe vanaf 75 jaar (tabel 3). Het percentage mensen dat de eiciteit gen gezondheid als slecht ervaart, is zeer laag in de jongste lee%ijdsgroep (0,3%). In de hoogste lee%ijdsgroep (75-plus) is Alleenstaanden (waar onder verweduwden) scoren op alle dit percentage met een factor en toegenomen tot 3% (tabel hier gemeten gezondheidsindicatoren ongunsger dan ouderen die samenwonen (waaronder gehuwden). Ze beoordelen 3). Ondanks dat bijna alle 75-plussers chronische aandoeningen rapporteren en één op de vijf ouderen zich daardoor sterk de eigen gezondheid minder gunsg, rapporteren vaker chronische aandoeningen, voelen zich hierdoor vaker belemmerd belemmerd voelt, ervaart slechts 3% van de 75-plussers de en rapporteren vaker funce- en ADL-beperkingen eigen gezondheid als slecht. (kerncijfertabel). Een deel van de verklaring is dat alleenstaan-
Tabel 4 Percentage ouderen met func e- en ADL-beperkingen func es 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Een gesprek volgen met drie of meer personen Met één persoon een gesprek voeren Kleine leGers in de krant lezen (met bril) Een gezicht herkennen op vier meter afstand Een gewicht van vijf kilo en meter dragen Kunnen bukken en iets van de grond oprapen 400 meter lopen zonder sl te staan
totaal percentage met funcebeperkingen
% 6,6 1,3 5,7 3,0 16,8 9,9 14,3
28
algemene dagelijkse levensverrich ngen 1. Eten en drinken 2. Gaan ziGen en opstaan uit een stoel 3. In en uit bed stappen 4. Aan- en uitkleden 5. Zich verplaatsen op dezelfde verdieping 6. De trap op- en aflopen 7. De woning verlaten en binnengaan 8. Zich verplaatsen buitenshuis 9. Het gezicht en de handen wassen 10. Zich volledig wassen totaal percentage met ADL-beperkingen
3
% 0,4 2,7 2,2 2,5 2,1 11,9 2,9 7,6 0,9 4,8 15
den en verweduwden gemiddeld ouder zijn dan samenwonende en gehuwde ouderen. Er is een sterk verband tussen de sociaaleconomische status en gezondheid. Ouderen beoordelen hun gezondheid slechter, rapporteren vaker chronische aandoeningen, voelen zich sterker belemmerd en rapporteren meer funce- en ADLbeperkingen naarmate ze een lager opleidingsniveau hebben en ze meer moeite hebben om rond te komen (kerncijfertabel).
Tabel 5 Trend chronische aandoeningen bij 65- tot en met 94-jarigen 2005 %
2009 %
hart- en vaatziekten gewrichtsslijtage diabetes
47 37 13
51 35 14
neemt toe bij mannen neemt af stabiel
rugaandoening gewrichtsontsteking astma, bronchis, longemfyseem
13 10 11
13 9 11
stabiel stabiel stabiel
8 8 6
8 6 6
chronische aandoening
kanker migraine huidaandoening
trend
stabiel neemt af bij vrouwen stabiel
Het percentage niet-westers-allochtone ouderen één of meer chronische aandoeningen 77 75* stabiel dat de eigen gezondheid mag of slecht beoordeelt (32%), is anderhalf keer hoger dan dat van *niet vergelijkbaar met tabel 1 (er staan chronische aandoeningen in tabel 1 die in deze de autochtone ouderen (23%). En tweemaal zotabel ontbreken) veel niet-westers-allochtone ouderen voelen zich sterk belemmerd ten opzichte van de autochtone ouderen da en Leiden wonen in verhouding meer ouderen met beper(26% versus 13%) en zij rapporteren vaker funcebeperkingen kingen. Ook in Katwijk wonen iets meer ouderen met beper(kerncijfertabel). Toch rapporteren evenveel niet-westerskingen en voelen zij zich vaker sterk belemmerd door chroniallochtone ouderen chronische aandoeningen (84% versus sche aandoeningen (kerncijfertabel). 81%). Deze verschillen worden slechts ten dele verklaard door de gemiddeld lagere sociaaleconomische status van nietTrend lichamelijke gezondheid westers-allochtone ouderen. Als personen met gelijk onderwijsniveau en gelijke financiële situae met elkaar worden Het is niet mogelijk om voor alle chronische aandoeningen de vergeleken, dan scoren de niet-westers-allochtone ouderen trend in de jd te presenteren. De aandoeningen die ontbrenog steeds ongunsger op gezondheid dan autochtone oude- ken zijn botontkalking, aandoening van nek/schouders, onvrijren. willig urineverlies, prostaatklachten, aandoening van elleboog/ pols/hand, duizeligheid met vallen, darmstoornis en Een risicogroep voor een slechtere lichamelijke gezondheid Parkinson/MS/epilepsie. De aandoeningen waarvoor wel een vormen alleenstaande ouderen. De slechtere gezondheid trend is vast te stellen, staan in tabel 5. van deze groep is slechts ten dele toe te schrijven aan de Het percentage ouderen dat hart- en vaatziekten rapporteert, gemiddeld hogere lee%ijd. Daarnaast zijn ouderen met een neemt tussen 2005 en 2009 toe van 47% naar 51%. Deze toelagere sociaaleconomische status en niet-westerse allochname zien we alleen bij mannen en 75-plussers. Gewrichtsslijtonen risicogroepen voor een slechtere lichamelijke getage en migraine nemen iets af. zondheid. In Zuid-Holland Noord is het percentage ouderen met funcebeperkingen in 2009 afgenomen ten opzichte van 2005. Het Geografische verschillen percentage ouderen met ADL-beperkingen is gelijk gebleven Er is geen verschil in gezondheid tussen Zuid-Holland Noord en (tabel 6). In Midden-Holland is de trend tegengesteld aan ZuidMidden-Holland (kerncijfertabel). De verschillen in ervaren Holland Noord. Zowel het percentage ouderen met funcebegezondheid en chronische aandoeningen tussen (clusters van) perkingen als het percentage met ADL-beperkingen is in 2009 gemeenten zijn klein. Het cluster Kaag en Braassem/ toegenomen ten opzichte van 2005. Per saldo is in Hollands Nieuwkoop/Rijnwoude/Zoeterwoude valt op als ‘gezonde ge- Midden het percentage ouderen met funcebeperkingen gemeenten’ omdat in deze gemeenten de ouderen op alle gelijk gebleven en is het percentage ouderen met ADLzondheidsindicatoren (ervaren gezondheid, chronische aanbeperkingen toegenomen. doeningen, het zich belemmerd voelen en beperkingen) gunsger scoren dan gemiddeld in Hollands Midden. Ook in het In 2009 is het percentage oudere mannen dat hart- en cluster Noordwijk/Noordwijkerhout beoordelen minder oudevaatziekten rapporteert, toegenomen. In Midden-Holland ren de eigen gezondheid als slecht en voelen minder ouderen is het percentage ouderen met funce- en ADLzich sterk belemmerd door chronische aandoeningen. In Goubeperkingen, toegenomen. Tabel 6 Trend func e- en ADL-beperkingen bij 65- tot en met 94-jarigen 2005 beperkingen Zuid-Holland Noord Midden-Holland
2009
%
%
funcebeperkt ADL-beperkt
34 15
28 14
trend neemt af stabiel
funcebeperkt ADL-beperkt
24 8
28 16
neemt toe neemt toe
vetgedrukt is significant verschillend ten opzichte van 2005
4
DEEL 2 PSYCHISCHE GEZONDHEID Angststoornis en depressie behoren tot de meest voorkomende psychische klachten en staan in de top-10 van aandoeningen met de grootste ziektelast in de bevolking1. Ongeveer een derde deel van de ouderen hee% een mag risico op angsten/of depressieklachten; 3% hee% een hoog risico. De magrisicogroep kan waarschijnlijk met adequate zelQulp of steun uit de omgeving de problemen aan. Voor de hoog-risicogroep is de kans groot dat professionele zorg nodig is om de problemen de baas te worden2. Vrouwen hebben vaker dan mannen een mag of hoog risico op angst- en/of depressieklachten (mag risico: 43% versus 26%; hoog risico: 5% versus 2%). Eenzaamheid is het subjecef ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (de kwaliteit van) bepaalde sociale relaes. Tegenwoordig worden twee vormen van eenzaamheid onderscheiden: de eenzaamheid als gevolg van sociale isolae (aantal of kwaliteit van de persoonlijke relaes is minder dan gewenst) en die als gevolg van emoonele isolae (gemis van inmiteit in persoonlijke relaes)3. Een derde van de ouderen is sociaal eenzaam en 12% is emooneel eenzaam. Mannen en vrouwen zijn even vaak sociaal eenzaam, maar vrouwen zijn vaker emooneel eenzaam dan mannen.
7). Emoonele eenzaamheid is in de gehele breedte van 19 tot en met 74 jaar stabiel. Pas in de hoogste lee%ijdsgroep (75plus) neemt het percentage emooneel eenzame mensen vrij sterk toe.
Gezin, burgerlijke staat, opleiding, rondkomen en etniciteit Alleenstaanden hebben vaker last van angst- en/of depressieklachten en voelen zich vaker sociaal en emooneel eenzaam dan ouderen die met een partner wonen. Alleenstaanden hebben ook vaker serieus aan suïcide gedacht dan ouderen die samenwonen (kerncijfertabel). Hetzelfde geldt voor verweduwde ouderen ten opzichte van gehuwde ouderen. De sociaaleconomische status hee% een sterke relae met de psychische gezondheid. Angst- en/of depressieklachten en emoonele eenzaamheid komen het meest voor bij ouderen met een lager opleidingsniveau en ouderen die moeite hebben met financieel rondkomen. Ouderen die moeite hebben met rondkomen hebben ook vaker serieus aan suïcide gedacht dan ouderen die geen moeite hebben met rondkomen (kerncijfertabel).
Ongeveer 3% van de ouderen hee% er wel eens serieus aan gedacht een einde aan het leven te maken. Dit percentage is gelijk voor mannen en vrouwen en ook in de verschillende lee%ijdsgroepen.
Een derde van de ouderen voelt zich sociaal eenzaam en 12% voelt zich emooneel eenzaam. Met toenemende lee%ijd blij% het percentage sociaal eenzamen gelijk, maar neemt het percentage emooneel eenzamen toe.
Een derde van de ouderen hee% een mag risico op angsten/of depressieklachten, 3% hee% een hoog risico. Vrouwen hebben vaker dan mannen een risico op angst- en/of depressieklachten.
Van de etnische groepen rapporteren de niet-westersallochtone ouderen de meeste angst- en/of depressieklachten. Ook komen zowel sociale als emoonele eenzaamheid bij deze groepen het meest voor. Ook westers-allochtone ouderen rapporteren vaker dan autochtone ouderen emoonele Psychische gezondheid van 65-plussers vergeleken met eenzaamheid (kerncijfertabel). Het verschil tussen nietwesters-allochtone ouderen en autochtone ouderen wordt 19- tot en met 64-jarigen slechts ten dele verklaard door het gemiddeld lagere opleiIn tegenstelling tot de lichamelijke gezondheid, is de psychidingsniveau en het meer moeite hebben met rondkomen van sche gezondheid vanaf 19 jaar vrij stabiel in de oplopende niet-westers-allochtone ouderen. lee%ijdsgroepen of wordt juist beter naarmate men ouder wordt (tabel 7). Tussen de 19 en 74 jaar nemen de percentaRisicogroepen voor een slechte psychische gezondheid zijn: ges met een mag en hoog risico op angst- en/of depressiealleenstaande ouderen, ouderen met een lagere sociaalklachten licht af. Pas op hoge lee%ijd, boven de 75 jaar, neeconomische status en niet-westers-allochtone ouderen. men beide percentages toe. Sociale eenzaamheid neemt tussen 19 en 50 jaar iets toe en is vervolgens tot en met de hoogste lee%ijdsgroep stabiel (tabel Tabel 7 Risico op angst- en/of depressieklachten en eenzaamheid naar lee/ijd 19-34 jaar %
35-49 jaar %
50-64 jaar %
65-74 jaar %
75-94 jaar %
ma g hoog
36 4,6
31 4,0
30 3,4
31 2,5
41 4,6
sociaal emo oneel
18 10
26 10
32 10
30 9
31 16
risico op angst- en/of depressie eenzaamheid
1 2
3
Brancherapporten VWS, Den Haag: VWS, http://www.brancherapporten.minvws.nl versie 2.1, 18 mei 2005. Saunders, D. & Daly, A. 2000 Collaborative Health and Wellbeing Survey: Psychological distress in de Western Australian population. Health Department of Western Australia, 2001. Fokkema CM, Dykstra PA. De aanpak van eenzaamheid, feiten en misverstanden. Demos, 2009; 25 (3): 5-9.
5
neel eenzaam is, is iets afgenomen. De percentages voor ZuidHollands Noord en Midden-Holland zijn niet apart weergegeDe verschillen in psychische gezondheid tussen de inwoners ven, omdat zij niet afwijken van de gemiddelde percentages van Zuid-Holland Noord en Midden-Holland zijn klein. Ook voor Hollands Midden. tussen de (clusters van) gemeenten zijn kleine verschillen. In Leiden, Gouda en Zuidplas is het percentage eenzame ouderen iets hoger dan gemiddeld in Hollands Midden en in Gouda Tabel 8 Trend geestelijke gezondheid bij 65- t/m 94-jarigen hebben ook meer ouderen aan suïcide gedacht (kerncijfer2005 2009 % % trend tabel). In het cluster Kaag en Braassem/Nieuwkoop/ risico op angst- en/of depressie ma g 34 35 stabiel Rijnwoude/Zoeterwoude komt emoonele eenzaamheid minhoog 4 3 stabiel der voor en hebben ook minder ouderen aan suïcide gedacht. eenzaamheid sociaal 29 30 stabiel Dit laatste geldt ook voor Boskoop/Waddinxveen.
Geografische verschillen
emo oneel
14
12
neemt af
vetgedrukt is significant verschillend ten opzichte van 2005
Trends psychische gezondheid Het risico op angst- en/of depressieklachten en de mate van sociale eenzaamheid zijn in 2009 even groot als in 2005. Het percentage ouderen dat emooneel eenzaam is, is in 2009 iets lager dan in 2005.
Het percentage ouderen met een mag of hoog risico op angst - en/of depressieklachten is in 2009 gelijk aan 2005 (tabel 8). Ook het percentage ouderen dat sociaal eenzaam is, is in de twee peiljaren stabiel. Het percentage ouderen dat emoo-
DEEL 3 HUISELIJK GEWELD Huiselijk geweld is lichamelijk, psychisch of seksueel geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. De dader kan een gezins- of familielid zijn, een huisvriend of een buur. Van de ouderen rapporteert 2,9% ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Het gaat hier waarschijnlijk om een onderschaUng. Diverse Nederlandse onderzoeken schaGen het percentage slachtoffers op 14%. Drie keer zoveel vrouwen als mannen (4,0% versus 1,4%) zijn slachtoffer geweest van huiselijk geweld (kerncijfertabel). Te verwachten valt dat het ooit slachtoffer zijn geweest met de lee%ijd toeneemt. In Hollands Midden rapporteren meer ouderen tot 75 jaar ooit slachtoffer te zijn geweest dan 75plussers (4,0% versus 1,6%). Voor 82% van de slachtoffers hee% het geweld meer dan vijf jaar geleden plaatsgevonden.
Gezin, burgerlijke staat, opleiding, rondkomen en etniciteit Alleenstaande ouderen zijn vaker slachtoffer geweest van huiselijk geweld dan ouderen die samenwonen (5% versus 2%) (kerncijfertabel). Maar vooral ouderen die zijn gescheiden zijn relaef vaak slachtoffer geweest (16%). De sociaaleconomische status hee% geen eenduidige relae met het vóórkomen van slachtofferschap van huiselijk geweld. Naarmate ouderen hoger zijn opgeleid, zijn ze vaker slachtoffer geweest. En ouderen die moeite hebben met rondkomen zijn twee keer zo vaak slachtoffer geweest dan ouderen die geen moeite hebben met rondkomen (4,8% versus 2,7%) (kerncijfertabel). Slachtoffer zijn van huiselijk geweld komt bij autochtone en allochtone ouderen evenveel voor.
Meestal gaat het om psychisch of emooneel geweld (66% van de slachtoffers), gevolgd door lichamelijk (54%) en seksueel geweld (26%). Lichamelijk en psychisch geweld komen even vaak voor bij mannen en vrouwen. Seksueel geweld komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen (32% versus 6% van de slachtoffers).
Van de ouderen rapporteert 3% ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit is waarschijnlijk een onderschaUng. Slachtofferschap komt het meeste voor onder alleenstaande gescheiden ouderen (16%).
In ruim de hel% van de gevallen was de dader van huiselijk geweld de partner of ex-partner. In een vijfde deel van de gevallen was de dader een (sef-)ouder. En in 8% van de gevallen was de dader een (sef-)kind. Bij mannen komt het vaker voor dan bij vrouwen dat de dader één van de ouders is of een kind. De (ex-)partner als dader komt meer voor bij vrouwen. Het geweld door (sef-)ouders hee% langer geleden plaatsgevonden dan het geweld door de (ex-)partner of een (sef-) kind.
Geografische verschillen In Zuid-Holland Noord en Midden-Holland is het percentage ouderen, dat rapporteert slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld, gelijk (kerncijfertabel). Ook tussen de clusters van gemeenten zijn geen verschillen gemeten.
Trends huiselijk geweld Omdat de vraagstelling over huiselijk geweld in de gezondheidspeiling van 2005 anders is geformuleerd dan in 2009, is het niet mogelijk deze twee jaren met elkaar te vergelijken.
6
DEEL 4 KWETSBARE OUDEREN Kwetsbaarheid bij ouderen wordt gedefinieerd als een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en sociale tekorten in het funconeren, dat de kans vergroot op negaeve gezondheidsuitkomsten (Sociaal en Cultureel Planbureau, 20114). Het SCP hee% een vragenlijst ontwikkeld om kwetsbaarheid te meten5. Het gaat om een combinae van een slechte lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheidssituae.
Defini<e kwetsbaarheid De SCP-vragenlijst naar kwetsbaarheid is geen onderdeel van de GGD-gezondheidspeiling. Daarom is een eigen indicator samengesteld die zo dicht mogelijk de kwetsbaarheidindicator van het SCP benadert. De oudere is kwetsbaar als één of meer van onderstaande situaes gelden:
een risicogroep voor kwetsbaarheid. Maar omdat het aantal niet-westerse allochtonen onder ouderen erg klein is, vormen zij toch maar 2,8% van de kwetsbare ouderen (tabel 9). De sociaaleconomische status hee% een relae met kwetsbaarheid. Dit geldt voor zowel opleidingsniveau als financiële situae. Kwetsbare ouderen hebben vaker alleen lager onderwijs genoten en minder vaak hbo- of wetenschappelijk onderwijs (tabel 9). Ook bevinden zich onder kwetsbare ouderen vaker mensen die van hun AOW moeten rondkomen zonder aanvullend pensioen. En 19% van de kwetsbare ouderen hee% moeite met rondkomen of problemasche schulden, terwijl dit voor 8% van de niet-kwetsbare ouderen geldt. Binnen de kwetsbare groep zijn de ouderen met financiële problemen het meest kwetsbaar. Het gaat om ongeveer 5% van alle zelfstandig wonende ouderen in Hollands Midden, ongeveer 5.500 personen.
Slechte lichamelijke gezondheid = Kwetsbare ouderen maken meer gebruik van de zorg dan nietzich sterk belemmerd voelen door chronische aandoenin- kwetsbare ouderen. Vooral het verschil in gebruik van de gen of tenminste twee van zeven func es alleen met grote thuiszorg, GGZ of maatschappelijk werk, mantelzorg en huismoeite of niet kunnen uitvoeren houdelijke hulp is groot (tabel 9). Alleen van de tandarts maken kwetsbare ouderen minder gebruik dan niet-kwetsbare ouderen. Eén op de vier kwetsbare ouderen hee% behoe%e Slechte geestelijke gezondheid = aan méér zorg. Van de niet-kwetsbare ouderen hee% één op hoog risico op angst- en/of depressieve klachten de twing behoe%e aan méér zorg. Slechte sociale gezondheid = hoge score op emo onele eenzaamheid Tabel 9 Kenmerken kwetsbare ouderen in Hollands Midden 2009 kwetsbare ouderen % 62 70 53 2,8 37 9 26 19 93 67 38 47 44 11 26 44 27 32 86
niet-kwetsbare ouderen % 36 50 23 1,3 21 19 15 8 81 49 59 28 8 2,6 3,7 7 5 6 58
totaal ouderen % 42 56 32 1,7 26 16 19 11 84 53 52 33 18 5 10 16 11 13 66
mag overgewicht ernsg overgewicht
39 22
45 10
43 14
mag slecht
52 9
12 0,4
23 2,5
denkt er wel eens serieus aan
8
1,2
3,0
Omvang groep kwetsbare ouderen Van de zelfstandig wonende ouderen in Hollands Midden is 28% kwetsbaar (circa 30.000 personen). Dit komt redelijk overeen met de landelijke schaUng van kwetsbare ouderen met behulp van de SCP-definie (25% is kwetsbaar). Van de ouderen tot 75 jaar is 18% kwetsbaar en van de 75-plussers 40%. Eén op de drie vrouwen en één op de vijf mannen is kwetsbaar (kerncijfertabel). Het percentage ouderen dat kwetsbaar is, is in Zuid-Holland Noord even groot als in Midden-Holland. Gouda en Katwijk hebben in verhouding meer kwetsbare ouderen (33% respecevelijk 35%) en het cluster Kaag en Braassem/Nieuwkoop/Rijnwoude/Zoeterwoude hee% minder kwetsbare ouderen (22%).
Kenmerken kwetsbare ouderen Omdat de gezondheid afneemt met de lee%ijd zijn kwetsbare ouderen zoals verwacht gemiddeld ouder, vaker vrouw en vaker alleenstaand dan de niet-kwetsbare ouderen (tabel 9). De hel% van de niet-westers-allochtone ouderen is kwetsbaar (kerncijfertabel). Zij vormen dan ook 4 5
achtergrondkenmerken
75-plus vrouw alleenstaand niet-westers allochtoon sociaaleconomische status lager onderwijs hbo/ wo alleen AOW moeite met rondkomen en/of schulden zorggebruik huisarts medisch specialist tandarts paramedici* thuiszorg GGZ of maatschappelijk werk mantelzorg ontvangen huishoudelijke hulp ontvangen behoe%e aan meer zorg bewegen inacef voelt belemmeringen om meer te bewegen lichaamsgewicht ervaren gezondheid suïcide
*paramedici = diëst, ergotherapeut, fysiotherapeut, logopedist, oefentherapeut Cesar/ Mensendieck Leesvoorbeeld: 62% van de kwetsbare ouderen is 75-plus
Campen, C. van, Kwetsbare ouderen, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, februari 2011 Tilburg Frailty Indicator (TFI), Met 15 vragen wordt bepaald of iemand kwetsbaar is en in welke mate.
7
Een derde van de kwetsbare ouderen is inacef (beweegt maximaal een half uur in de week mag intensief) en negen op de en voelt belemmeringen om meer te bewegen tegenover zes op de en niet-kwetsbare ouderen. Kwetsbare ouderen hebben gemiddeld vaker ernsg overgewicht en beoordelen de eigen gezondheid slechter dan niet-kwetsbare ouderen. Gedachten aan suïcide komen zeven keer vaker voor bij kwetsbare dan bij niet-kwetsbare ouderen (tabel 9).
8
In Hollands Midden zijn circa 30.000 ouderen (28%) kwetsbaar in de zin van een slechte lichamelijke, slechte geestelijke of slechte sociale gezondheid. Binnen de groep kwetsbare ouderen hebben circa 5.500 ouderen financiële problemen. Deze laatste groep is het meest kwetsbaar.
Kerncijfers lichamelijke en psychische gezondheid en huiselijk geweld 65-plussers, 2009
lichamelijke gezondheid
psychische gezondheid
ervaren gezondheid ma
ervaren gezondheid slecht
≥ 1 chronische aandoeningen
licht belemmerd
sterk belemmerd
func<ebeperkt
ADL-beperkt
ma
hoog risico angst/depressie
sociaal eenzaam
emo
aan suïcide gedacht
ooit slachtoffer huiselijk geweld
kwetsbaar
Hollands Midden
% 23
% 2,5
% 81
% 32
% 13
% 28
% 15
% 35
% 3,4
% 30
% 12
% 3,1
% 2,9
% 28
Regio Zuid-Holland Noord Midden Holland
22 23
2,3 2,9
81 81
31 34
13 13
28 28
14 16
35 35
3,5 3,1
30 31
11 14
3,0 3,1
2,7 3,2
27 29
Gemeente Alphen aan den Rijn Bodegraven-Reeuwijk Boskoop/Waddinxveen Gouda Hillegom/Lisse Kaag en Br./N’koop/R’woude/Z’woude* Katwijk Krimpenerwaard (5 gemeenten) Leiden Leiderdorp/Oegstgeest/Voorschoten Noordwijk/Noordwijkerhout Teylingen Zuidplas
22 18 24 28 22 19 29 25 24 21 22 20 20
3,0 3,4 2,6 3,6 2,0 1,7 2,5 3,0 3,7 2,0 0,8 2,4 1,7
81 78 82 82 83 77 85 82 82 82 82 78 79
29 38 31 34 32 28 33 33 36 28 35 25 34
12 12 13 15 11 9 19 14 15 13 9 16 10
27 22 27 31 29 24 34 29 32 27 22 26 29
14 14 14 18 11 11 18 15 18 14 12 12 15
37 35 36 34 39 33 38 35 33 36 31 37 35
3,8 1,5 2,0 4,8 3,8 2,8 5,3 2,8 4,6 2,7 2,7 1,3 3,3
29 29 31 35 27 27 32 28 35 30 26 25 32
13 9 10 19 12 9 16 12 11 10 10 9 16
1,8 1,4 1,3 5,1 4,0 1,6 3,6 3,0 3,6 3,4 3,3 3,2 2,9
1,8 2,0 3,5 3,7 2,9 3,5 1,9 3,3 1,5 4,7 3,1 2,3 3,1
26 24 27 33 26 22 35 28 31 26 24 27 27
LeeGijd 65-74 jaar 75-94 jaar
17 31
2,0 3,1
77 86
29 35
9 19
17 43
6 26
31 41
2,5 4,6
30 31
9 16
2,8 3,3
4,0 1,6
18 40
Geslacht man vrouw
18 26
2,6 2,4
78 84
28 35
10 16
20 35
9 20
26 43
2,0 4,5
31 29
8 15
2,9 3,1
1,4 4,0
19 35
Gezinssamenstelling twee partners alleenstaand
19 29
2,2 3,4
79 85
31 34
10 19
21 42
9 25
32 44
2,4 5,2
28 36
5 27
2,0 5,2
1,8 5,2
18 47
Burgerlijke staat gehuwd weduwe/ weduwnaar nooit gehuwd geweest gescheiden, gescheiden levend
19 32 27 22
2,2 2,5 5,7 4,6
79 88 76 78
31 33 32 36
10 20 19 15
21 45 40 25
9 29 21 13
31 45 42 38
2,5 5,7 4,8 4,4
28 30 56 47
6 27 26 22
2,0 4,2 5,5 8,7
2,0 2,3 5,2 16,8
19 48 48 37
Opleidingsniveau LO MAVO, LBO HAVO, VWO, MBO HBO, WO
32 21 19 15
3,4 2,0 3,0 1,5
85 80 80 77
35 33 28 27
21 11 13 7
42 25 23 15
25 11 11 9
43 36 33 26
6,5 3,1 1,6 1,1
30 30 30 30
17 11 11 7
3,5 3,0 2,1 3,2
2,9 2,4 3,0 4,4
40 26 24 15
Rondkomen geen moeite rond te komen wel moeite rond te komen
21 34
2,1 6,7
80 87
31 37
12 24
26 43
13 25
34 48
2,9 7,4
29 42
11 22
2,6 7,5
2,7 4,8
25 47
Etniciteit autochtoon westers allochtoon niet-westers allochtoon
23 25 32
2,3 2,9 11,9
81 79 84
32 27 35
13 16 26
28 31 43
14 18 20
35 38 32
3,3 3,8 9,2
30 34 45
11 16 17
3,0 4,0 2,7
2,8 4,3 4,1
27 31 46
vetgedrukt = significant afwijkend van Hollands Midden * Kaag en Br./N’koop/R’woude/Z’woude = Kaag en Braassem/Nieuwkoop/Rijnwoude/Zoeterwoude
9