Stadsbeheer BELEIDSPLAN OPENBARE VERLICHTING 2014 - 2024
Rapport uitgebracht aan van status versiedatum zaaknummer
: : : : :
college/raad van de gemeente Hoorn werkgroep beleidsplan openbare verlichting def. concept 1 november 2013 1000.681
0
Inhoudsopgave
0. SAMENVATTING EN ADVIES 1. INLEIDING 2. FUNCTIE EN DOEL VAN OPENBARE VERLICHTING 2.1 Verkeersveiligheid 2.2 Sociale veiligheid 2.3 Esthetische en commerciële doeleinden
3. KADERS EN NORMEN 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
Coalitieakkoord 2010- 2014 Burgerlijk wetboek Aanbevelingen Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) Elektriciteitswet Flora- en faunawet Afvalstoffenlijst Klimaatakkoord en Taskforce openbare verlichting Politiekeurmerk Veilig Wonen Inkoop- en aanbestedingsbeleid Leidraad inrichting binnenstad
4. TRENDS EN ONTWIKKELINGEN 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.3 4.4
Duurzaamheid en milieu Wijze van opwekking van energie Energieverbruik Onderhoud Lichthinder/lichtvervuiling Nieuwe technologie Bomen en verlichting
5. HUIDIGE EN GEWENSTE BEHEERSITUATIE 5.1 Kengetallen 5.2 Beheer en onderhoud 5.2.1 Inleiding 5.2.2 Planmatig onderhoud verlichtingsmiddelen 5.2.3 Levensduur verlichtingsmiddelen 5.2.4 Lampen 5.2.5 Armaturen en lichtmasten 5.2.6 Onderhoud lichtmasten 5.2.7 Kabelnet 5.2.8 Storingen 5.2.9 Databeheer 5.2.10 Organisatie 5.3 Energiebesparing 5.3.1 Lampen 5.3.1.1 Fluoriscentielampen 5.3.1.2 Natriumlampen 5.3.1.3 Kwiklampen 5.3.2 Voorschakelapparatuur 5.3.3 Omvang energiebesparing 5.4 Vormgeving en kleurstelling lichtmasten en armaturen 5.5 Illuminatie openbare ruimte
1
6. BELEID 6.1 Inleiding 6.2 ROVL-2011 6.3 Vraaggestuurde verlichting 6.4 Verlichting en functie van het gebruik van de openbare ruimte 6.4.1 Gebiedsontsluitingswegen 6.4.2 (Brom-)fietspaden 6.4.3 Woonwijken/erftoegangswegen 6.4.3.1 Voortuinen 6.4.3.2 Achterpaden 6.4.4 Binnenstad 6.4.5 Bedrijventerreinen 6.4.6 Parken 6.5 Lichthinder en lichtvervuiling 6.6 Bomen en verlichting
7. PLANNING 8. FINANCIEN 9. KEUZES EN OVERWEGINGEN 9.1 Voortzetten huidige manier van onderhoud 9.2 Planmatig onderhoud 9.3 Vraaggestuurde openbare verlichting
bijlagen : 1. samenstelling werkgroep, adviseurs, geïntervieuwden beleidsplan openbare verlichting 2. gebiedsontsluitingswegen conform Masterplan Hoofdinfrastructuur hoofd- en ontsluitingsroutes (brom-)fietspaden conform Nota Fietsend verder naar 2020
2
O. SAMENVATTING EN ADVIES Vanaf de 70-er jaren is Hoorn sterk gegroeid. De aandacht is vooral gericht op het goed laten verlopen van die groei. Met het ouder worden van de stad is ook het besef toegenomen dat beleidskaders voor het beheer van de openbare ruimte moeten worden vastgesteld. Op een tweetal onderdelen (groen en openbare verlichting) moet dat kader nog worden ingevuld. De Rekenkamercommissie heeft in 2009 vastgesteld dat het “zonder beleidsplan met bijbehorende financiële vertaling niet mogelijk is om te anticiperen op vervanging van een substantieel deel van de openbare verlichting en geen keuzes kunnen worden gemaakt voor meer of minder verlichting”. In het coalitieakkoord 2010 – 2014 is de ambitie uitgesproken dat de openbare ruimte “schoon, heel, veilig, kindvriendelijk, goed toegankelijk en goed verlicht” moet zijn. Het “onderhoud van de stad: schoon, heel en veilig” is daarbij aangemerkt als een topprioriteit. Het doel van de openbare verlichting is primair gericht op verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Energiebesparing is geen doel op zich maar een randvoorwaarde bij het verlichten van de openbare ruimte. De richtlijnen (ROVL 2011) van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde worden door de meeste wegbeheerders gehanteerd voor het verlichten van de openbare ruimte. Het ontbreken van, het onvoldoende verlichten of misleidende verlichting kan leiden tot aansprakelijkheid. Voorgesteld wordt deze richtlijnen als uitgangspunt te hanteren voor het verlichten van de openbare ruimte. Uit oogpunt van sociale veiligheid is in de lichtontwerpen rekening gehouden met het, voor zover en waar mogelijk, vanuit de openbare ruimte vergemakkelijken van het vinden van de toegangsdeur van de woning door middel van enig strooilicht. Het verlichten van achterpaden, wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de gebruikers en/of eigenaren. Planmatig onderhoud Hoorn staat aan de vooravond van een inhaalslag op het gebied van vervanging van verlichting. Dit moet planmatig gebeuren op basis van vastgestelde onderhoudsplannen. Dit garandeert dat niet te vroeg (kapitaalvernietiging) maar ook niet te laat wordt vervangen. Binnen de onderhoudsplannen wordt, indien en voorzover de veiligheid niet in het geding komt, prioriteit gegeven aan vervanging van minder efficiënte verlichtingsmiddelen. Hiermee wordt 12% energie bespaard. Voor het verrichten van planmatig onderhoud is het noodzakelijk dat de randvoorwaarden databeheer en organisatie worden ingevuld. De huidige manier van onderhoud is ongewis en niet gewenst. Door de invoering van planmatig onderhoud wordt de kwaliteit van de openbare verlichting gegarandeerd. De eerstkomende 5 jaar zijn nodig om de verlichting structureel op orde te brengen. Nieuwe technologiën Met als doel om ook eigen ervaring te kunnen betrekken bij toekomstige afwegingen om nieuwe technologiën toe te passen, zullen de komende jaren op beperkte schaal experimenten worden gedaan (w.o. Led). Led-technologie in de openbare verlichting, heeft op dit moment, nog een onvoldoende bewezen staat van dienst en wordt daarom niet breed toegepast. Licht naar behoefte Met behoud van de verkeersveiligheid en sociale veiligheid is, de daaropvolgende 5 jaar, een doorontwikkeling naar verlichting die nauwkeuriger wordt afgestemd op de behoefte mogelijk. Ten opzichte van de huidige situatie is, uit het oogpunt van verkeers- en sociale veiligheid, verdere afstemming nìet noodzakelijk. Toch kan de keuze tot afstemming op de behoefte, niet alleen vanuit het oogpunt van duurzaamheid maar ook als voorbeeldfunctie, als logische vervolgstap worden gezien. Om gemeentebreed de mogelijkheden van schakelen en dimmen volledig te kunnen benutten is beschikking over het kabelnet nodig. 1/3 is in handen van een derdepartij. Ten aanzien van de kosten en het moment van realisatie van geheel eigen netbeheer moet een nadere afweging worden gemaakt. Door nauwkeurigere afstemming van licht wordt een energiebesparing van tenminste 20% reëel geacht. Advies: - instemmen met de uitgangspunten voor het planmatig beheer (H.5); - instemmen met de uitgangspunten voor het beleid (H.6).
3
1. INLEIDING In het rapport van de Rekenkamercommissie “Beheer openbare ruimte: planmatig werken nog geen gemeengoed“ van augustus 2009 is geconstateerd dat het beleidskader voor de openbare verlichting in Hoorn ontbreekt. Er wordt nog steeds gewerkt volgens het “piepsysteem”. Zonder beleidsplan met bijbehorende financiële vertaling is het niet mogelijk om te anticiperen op vervanging van een substantieel deel van de openbare verlichting en kunnen geen keuzes worden gemaakt voor meer of minder verlichting. Minder verlichting uit oogpunt van besparing of meer verlichting uit oogpunt van veiligheid. Aan de raad is een beleidsplan in het vooruitzicht gesteld op basis waarvan meer planmatig kan worden gewerkt. Ook in het kader van milieudoelstellingen is in de Klimaatvisie van Hoorn een beleidsplan openbare verlichting in het vooruitzicht gesteld. De algemene raadscommissie heeft bij de behandeling van de beleidsvisie “duurzame openbare verlichting” in februari 2010 uitgesproken verkeers- en sociale veiligheid belangrijk te vinden en dat minder verlichten moet worden gezien in relatie tot deze uitgangspunten. Ook ontbrak het aan een financieel kader op grond waarvan afgewogen beslissingen konden worden gemaakt. De afgelopen periode is gebruikt voor de opstelling van een plan waarin de door de raad en rekenkamer meegegeven adviezen zijn uitgewerkt. In hoofdstuk 2 zijn functie en doel van de openbare verlichting aangegeven. Hoofdstuk 3 behandelt de kaders en normen. In hoofdstuk 4 zijn de trends en ontwikkelingen weergegeven. In hoofdstuk 5 zijn de huidige en gewenste beheersituatie beschreven en in hoofdstuk 6 treft u de beleidsvoorstellen aan. Hoofdstuk 7 bevat een overzicht van de planning en in hoofdstuk 8 zijn de financiën weergegeven. Tenslotte zijn in hoofdstuk 9 de te maken keuzes en overwegingen geduid.
2. FUNCTIE EN DOEL VAN OPENBARE VERLICHTING De functie van verlichting is het verlichten van de openbare ruimte bij duisternis op een manier die past bij het gebruik. Het doel richt zich primair op verkeersveiligheid en sociale veiligheid. Naast openbare verlichting zijn er andere vormen van verlichting en spelen andere belangen een rol in de openbare ruimte. 2.1 Verkeersveiligheid De gemeente heeft als taak de wegen zo goed mogelijk te onderhouden en te zorgen voor een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer. Er is een positief effect aangetoond van een goede verlichting op de veiligheid van het verkeer. Een toename van het lichtniveau leidt tot een daling van het aantal verkeersongevallen in de avond en nachtelijke uren. Veiligheid in het verkeer is moeilijk zonder straatverlichting te realiseren. De wegen moeten zodanig worden verlicht dat niet alleen de situatie in de rijrichting is te overzien, maar verkeersdeelnemers moeten ook het verloop van de weg en de aanwezigheid van zijwegen kunnen waarnemen. Vooral bij wegsituaties zoals kruispunten, rotondes en oversteekplaatsen voor fietsers en voetgangers is dit van belang. De eisen die het verkeer stelt aan de soort openbare verlichting is anders dan in woonwijken. Er zijn, qua uitstraling, twee typen verlichting: verlichting met een oranje/gele lichtkleur. Dit type is gericht op het verkrijgen van overzicht van wegsituaties en draagt optimaal bij aan de verkeersveiligheid. Het onderscheiden van kleuren (kleurherkenning) is hierbij van ondergeschikt belang. Als regel wordt dit type toegepast op doorgaande wegen, (brom-)fietspaden en industrieterreinen; verlichting met een “witte” lichtkleur(zie 2.2). 2.2 Sociale veiligheid Sociale veiligheid en verlichting hebben een duidelijke relatie met elkaar. Bij duisternis is vaker en eerder sprake van (kleine) criminaliteit zoals vernielingen, inbraak, diefstal maar ook bedreiging en geweldpleging dan op klaarlichte dag (objectieve veiligheid). Voorts voelen mensen zich sneller onveilig wanneer de omgeving waarin zij zich bevinden, donker en onoverzichtelijk is (subjectieve veiligheid). Met het oog op de sociale veiligheid moet de verlichting het mogelijk maken om tegemoet komende personen op redelijke afstand te herkennen. Dit stelt specifieke eisen aan de openbare verlichtingsinstallatie (gelijkmatige verdeling van licht; voorkomen van schaduwplekken door obstakels; lichtkleur etc.). De kleur van licht speelt een belangrijke rol bij de subjectieve beleving van (on-)veiligheid. Uit onderzoek is gebleken dat mensen zich het meest veilig voelen bij een lichtkleur die het daglicht het meest benadert. Met dit “witte licht” zijn kleuren en contouren (van gezichten) het best te onderscheiden en wordt daarom toegepast in verblijfsgebieden (woonwijken en winkelcentra).
4
2.3 Esthetische en commerciële doeleinden Met openbare verlichting kan de herkenbaarheid en sfeer van de openbare ruimte worden bevorderd. Door aanlichting wordt het bijzondere karakter van gebouwen en/of de openbare ruimte geaccentueerd. Met sfeerverlichting wordt de attractiviteit van de (binnen-)stad vergroot. De in de openbare ruimte aanwezige reclameverlichting dient een commercieel doel. Het beleid over deze (andere) doelen en manieren van verlichting valt buiten het kader van deze nota.
3. KADERS EN NORMEN 3.1 Coalitieakkoord 2010-2014 In het coalitieakkoord 2010–2014 is de ambitie uitgesproken dat de openbare ruimte “schoon, heel, veilig, kindvriendelijk, goed toegankelijk en goed verlicht” moet zijn. Hoorn moet de omslag van groei- naar beheergemeente verder maken. Het “onderhoud van de stad: schoon, heel en veilig” is aangemerkt als een topprioriteit. Daarbij mogen de komende bezuinigingen niet ten koste gaan van het huidige niveau van beheer en onderhoud. Besparingen zullen in de manier van werken gevonden moeten worden. 3.2 Burgerlijk wetboek De wegbeheerder kan, op grond van artikel 6:174 (risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder) van het Burgerlijk Wetboek dan wel op grond van artikel 6:162 (onrechtmatige daad van de wegbeheerder) aansprakelijk worden gesteld voor schade ontstaan door een eenzijdig verkeersongeval ten gevolge van de gebrekkige of gevaarlijke toestand van de openbare weg. De gemeente is een van de wegbeheerders (naast het Rijk, de provincie en de waterschappen). Er bestaat geen wettelijke plicht voor de wegbeheerder om de openbare weg of de openbare ruimte te verlichten. Toch kan het ontbreken van verlichting worden aangemerkt als het plegen van een onrechtmatige daad. Hieronder wordt verstaan “een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt” (art. 6.162 BW). Te denken valt aan het ontbreken van verlichting dan wel een onvoldoende of misleidende verlichting die leidt tot gevaarzettende situaties. Of de situatie dat – als je eenmaal openbare verlichting hebt geplaatst – deze ook adequaat moet beheren en onderhouden: onderdelen van de installatie (zoals lichtmasten en meterkasten) kunnen in bepaalde gevallen een gevaar vormen waar letsel/schade uit voort kan vloeien en waarvoor de eigenaar ervan aansprakelijk kan worden gesteld. Ook is denkbaar dat zonder adequate verlichting niet mag worden overgegaan tot verkeersmaatregelen die minder goed waarneembaar zijn (drempels, heuvels, schrikhekken, middengeleiders, biggenruggen, wegversmallingen, roadbloks enzovoorts). Aansprakelijkheid kan worden beperkt door: een systeem van rationeel beheer (beleidsplan, meerjarenvervangingsplan); het periodiek en systematisch uitvoeren van inspecties en onderhoud; een klachtenmanagementsysteem; snel handelen bij het verhelpen van schades en storingen. 3.3 Aanbevelingen Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) De NSVV is een landelijk kennisinstituut voor verlichting en doet, al naar het gelang van het gebruik van de openbare ruimte, aanbevelingen voor de kwaliteit van de openbare verlichting. De Stichting doet al sinds 1937 aanbevelingen. In de zestiger en zeventiger jaren was de aandacht met name gericht op verkeersveiligheid. Als gevolg van in de 80-er jaren sterk gestegen criminaliteit leidde dat in 1990 tot aandacht voor sociale veiligheid. Sinds 2002 zijn de richtlijnen afgeleid van Europese normen. De richtlijnen gingen echter standaard uit van het verlichten van een situatie. Het maken van een keuze tot verlichten, dan wel niet verlichten, dan wel te besluiten tot een alternatieve maatregel is een keuze. Ook de behoefte aan verlichting kan afhankelijk van de omstandigheden variëren. In 2011 is, op verzoek van de Taskforce openbare verlichting (zie ook 3.7) de Richtlijn Openbare Verlichting, (genoemd: ROVL-2011) op dit punt aangepast. 3.4 Elektriciteitswet Deze wet schrijft voor dat een verlichtingsinstallatie geen gevaarlijke situaties mag opleveren. Het gaat hierbij niet alleen om de installatie van de openbare verlichting maar om alle installaties die met elektriciteit worden gevoed. De installatieverantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit moet binnen de gemeente zijn geregeld. Het ondergrondse kabelnet van de OVL is (deels) eigendom van de gemeente en moet voor dat deel zorgdragen voor het beheer en de instandhouding ervan.
5
3.5 Flora- en faunawet Deze wet beschermt leefgebieden van diverse planten- en dierensoorten. Als verlichting aantoonbaar verstorend is voor bepaalde soorten, kan op basis van deze wet worden besloten dat de lichtbron aangepast of zelfs moet worden verwijderd. 3.6 Afvalstoffenlijst Sinds 20O2 is de Europese Afvalstoffenlijst (EURAL) van kracht. Op basis hiervan horen verschillende onderdelen van het armatuur (w.o. de zgn. fluoriscentielampen, kwik- en natriumlampen) tot chemisch afval, wat betekent dat deze via erkende verwerkingsbedrijven moeten worden afgevoerd. 3.7 Klimaatakkoord en Taskforce openbare verlichting Het Ministerie van VROM en de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) hebben in 2007 een Klimaatakkoord ondertekend. Kern is dat gemeente en het Rijk zich gezamenlijk gaan inspannen voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. De destijds door de minister ingestelde Taskforce verlichting had tot doel het energieverbruik op drie terreinen te verminderen voor: 1. huishoudelijke verlichting 2. utiliteitsbouw en 3. openbare verlichting. Het aandeel van de openbare verlichting in het totaal landelijk elektriciteitsverbruik is 1,2%. Het doel van de Taskforce was om gemeenten te bevorderen dat in 2011 400 gemeenten een uitvoeringsplan, gericht op het energiezuinig maken van openbare verlichting, gereed hadden en in 2020 een energiebesparing van gemiddeld 30% hebben gerealiseerd (t.o.v. 2007). Om de bewustwording van het energieverbruik te bevorderen is in 2010 een handleiding verschenen die energielabeling van (nieuwe en te renoveren) installaties mogelijk maakt. In de praktijk blijkt het label lastig te hanteren vanwege de grote variatie aan wegprofielen. De huidig verkrijgbare lichtarmaturen kunnen deze variatie slechts gedeeltelijk aan. Het label heeft tevens tot doel de markt te prikkelen tot (nog) betere armaturen of technieken. In november 2011 heeft de Taskforce haar eindrapport gepubliceerd. Het aantal gemeenten dat werkt aan energiebesparing was gestegen van 11% naar 85%. Het gemiddelde besparingspercentage op openbare verlichting bedroeg 15% in 2011. Hoorn heeft in het verleden bij de uitvoering van het vervangingsonderhoud de meest efficiënte lampen en armaturen toegepast. De behaalde energiebesparingen zijn niet vastgelegd. In dit plan worden toekomstige besparingen inzichtelijk gemaakt. 3.8 Politiekeurmerk Veilig Wonen Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) richt zich in het bijzonder op de sociale veiligheid in de woonomgeving. De opzet is dat als nieuwbouwwoningen en de omgeving daarvan aan een aantal eisen voldoen deze een keurmerk krijgen. Het keurmerk is in 1999 geïntroduceerd en vormt een argument voor potentiële eigenaren om een huis te kopen en vermindert de kans op inbraak aanzienlijk. Slechts een klein onderdeel van de (basis-)eisen heeft betrekking op de openbare verlichting. Het Keurmerk conformeert zich grotendeels aan de Aanbevelingen voor de Openbare Verlichting NSVV (1990), echter met de aanvulling dat bij het toepassen van “oranje/geel’ licht (hogedruk natrium), het lichtniveau hoger moet zijn dan bij “wit” licht. Ook op het punt van het verlichten van achterpaden en brandgangen, gaan de eisen van het PKVW verder dan de normen van de NSVV. 3.9 Inkoop- en aanbestedingsbeleid Bij de aanbesteding van werkzaamheden moet de gemeente rekening houden met het Europese aanbestedingsrecht. Dit aanbestedingsrecht is vastgelegd in de Liberalisatie Richtlijn en in de Coördinatie Richtlijn. De Liberalisatie Richtlijn richt zich op het opheffen van beperkingen in het vrij verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken. De Coördinatie Richtlijn (2004/18/EG) regelt de wijze van aankondiging van een aanbesteding, de wijze van aanbesteden (openbaar of niet-openbaar) en de aanbestedings- en gunningscriteria. Het gemeentelijk inkoop- en aanbestedingsbeleid sluit aan op de Europese wet- en regelgeving. Hierbij zijn de volgende drempelbedragen vastgesteld: Europese aanbesteding is vereist bij: a. werken met een waarde gelijk aan of groter dan € 5.000.000; b. leveringen en dienstverlening, elk met een waarde gelijk aan of groter dan € 200.000. Nationale aanbesteding is vereist bij: a. werken met een waarde gelijk aan of groter dan € 500.000; b. leveringen en dienstverlening, elk met een waarde gelijk aan of groter dan € 50.000.
6
3.10 Leidraad inrichting binnenstad In 2003 is de Leidraad inrichting binnenstad door de raad vastgesteld. Met de binnenstad wordt het gebied binnen de stadswal of Singel en het waterfront (Westerdijk, Achter op’t Zand, Veermanskade, Oude Doelenkade) bedoeld. Voor wat betreft de vormgeving is uitgesproken dat één type verlichtingsarmatuur (klassiek oud hollands model) voor de gehele binnenstad wordt toegepast. Het ontbreken van financiële middelen en de benodigde omvang maakt dat een nadere afweging op zijn plaats is. In hoofdstuk 6.4.4 wordt hier op ingegaan.
4. TRENDS EN ONTWIKKELINGEN 4.1 Duurzaamheid en milieu Er bestaat veel aandacht voor energiebesparing in relatie tot openbare verlichting. De primaire functie van de OVL is het creëren van een juist lichtniveau ten behoeve van een veilige deelname aan het verkeer en een veilige woonomgeving. Het behoud van de verlichtingskwaliteit is van belang. Het is niet verstandig om lichttechnische eisen, enkel vanwege het besparen van elektrische energie, te gaan verlagen. De mate waarin de openbare verlichting duurzaam is, is afhankelijk van: a. de wijze waarop energie is opgewekt; b. het energieverbruik van de installatie; c. de uitvoering van het onderhoud en de mate waarin afvalstoffen in het milieu komen. 4.1.1 Wijze van opwekking van energie De in Hoorn gebruikte energie wordt centraal ingekocht. De inkoop c.q. wijze van opwekking valt buiten het bestek van dit plan. Opgemerkt wordt dat Hoorn “groene” stroom inkoopt. Groene stroom is stroom opgewekt uit duurzame energiebronnen (b.v. zon, wind, waterkracht en biomassa). Dit levert een aanzienlijke besparing in CO2 uitstoot op en draagt ook bij aan het streven van de gemeente Hoorn om in 2040 klimaatneutraal te zijn. 4.1.2 Energieverbruik 42,5% van de in totaal door de gemeente verbruikte elektrische energie is nodig voor de openbare verlichting. Energie is nodig om de lamp te laten branden en het energieverbruik is een gevolg van in het verleden gemaakte keuzes met op dat moment de meest optimale prijs/kwaliteitverhouding. Het streven is om het energieverbruik zo klein mogelijk te houden. Omdat de verbruikte stroom klimaatneutraal is, draagt een vermindering van energie niet bij tot een vermindering van de uitstoot van CO2 maar wel tot een verlaging van de kosten. Het streven blijft om, binnen de gegeven kaders, het verbruik van energie zoveel als mogelijk te beperken omdat een lager verbruik altijd beter is. 4.1.3 Onderhoud Hoorn geeft milieuaspecten op de volgende wijze aandacht: het bij aanschaf selecteren van duurzame materialen. Hiervoor worden de criteria voor duurzaam inkopen van het Agentschap NL gehanteerd; het gebruik van een elektrische hoogwerker bij uitvoering van onderhoud; het afvoeren van afvalstoffen naar erkende verwerkingsbedrijven. 4.2 Lichthinder/lichtvervuiling Van oudsher richtte de verlichting zich primair op het voldoende verlichten van de openbare ruimte. De laatste jaren is echter ook steeds meer aandacht voor te veel aan licht. Niet alleen vanwege de energie die bespaard kan worden maar ook vanwege de lichtvervuiling in de lucht en de lichthinder voor mens en dier. Lichthinder kan onstaan als sprake is van hinder voor omwonenden, weggebruikers of anderen dan de doelgroep waar de installatie voor is bedoeld. Met lichtvervuiling wordt bedoeld, verlichting die buiten het gebied valt dan waar voor de verlichting bedoeld is. Bijvoorbeeld het licht dat door een armatuur naar boven wordt uitgestraald. 4.3 Nieuwe technologie De ontwikkelingen op het gebied van verlichtingsmiddelen volgen elkaar snel op en strekt zich uit van vernieuwing van afzonderlijke onderdelen (zgn. voorschakelapparatuur, lamp, dimunits) tot en met compleet nieuwe verlichtingsmanagementssystemen. Er leven hoge verwachtingen ten aanzien van de ontwikkeling en toepassing van Led-verlichting (Light Emitting Diodes). Agentschap NL 1) en Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG)
7
concludeerden in hun evaluatie van augustus 2010 dat het te vroeg was om grootschalige toepassing aan te moedigen. De ontwikkeling van de led-armaturen staat bepaald niet stil. De veel in woonwijken toegepaste armaturen (zgn. “kegels”) lijken hierbij in hun ontwikkeling achter te blijven. Led-technologie in openbare verlichting heeft een (nog) onvoldoende bewezen staat van dienst en kan, in verband met de huidige stand van de techniek, de aanschafkosten en de relatief korte praktijkervaring met de betrouwbaarheid van het aanbod en de gevolgen voor het beheer en onderhoud, thans niet worden aangewezen als dé opvolger van de huidige generatie lichtbronnen. Deze constatering is echter een momentopname. Toekomstige verbeteringen ten aanzien van ondermeer rendement en lichtkwaliteit kunnen Led-toepassingen steeds aantrekkelijker maken. Met als doel om ook eigen ervaring te kunnen betrekken bij toekomstige afwegingen om nieuwe technologiën toe te passen, zullen op beperkte schaal experimenten worden gedaan. 4.4 Bomen en verlichting Lichtmasten en bomen staan vaak in elkaars nabijheid. Hierdoor kunnen bomen een doelmatige verlichting belemmeren. Fietspaden worden zoveel als mogelijk vanuit de rijbaan verlicht. Langs verschillende wijkontsluitingswegen zijn bomen geplaatst in een groenstrook die het fietspad en de rijbaan van elkaar scheidt. Als gevolg van de groei van de bomen ontstaan situaties waarin het licht niet of onvoldoende terecht komt op die plekken waarvoor het is bedoeld.
5. HUIDIGE EN GEWENSTE BEHEERSITUATIE 5.1 Kengetallen Uren duisternis per jaar Lichtmasten Lampen Voedingskasten OV-kabel Kosten beheer en onderhoud waarvan: Vervangen lampen, verhelpen storingen c.a. Vervangen armaturen, masten, kabelnet Elektrische energie Aandeel van elektrische energie in de gemeentelijke begroting is Verbruik van elektrische energie van de hele gemeente is Aandeel van de OVL van totaal gemeente
: 4.100 uur : 14.500 stuks : 15.500 stuks : 140 stuks : 260 km : € 1.200.000 p.jr. : : : : : :
€ € €
525.000 425.000 250.000 0,13% 6,4 miljoen KWh 2,7 miljoen KWh (42,5%)
5.2 Beheer en onderhoud 5.2.1 Inleiding Hoorn is sinds de jaren 70 enorm gegroeid. De aandacht was met name gericht op uitbreiding van de stad. Vijftig procent van het aantal armaturen en 15% van het aantal lichtmasten moet de komede 5 jaar worden vervangen. Vervanging is gebaseerd op een “piepsysteem”, dat wil zeggen op door burgers en door de eigen dienst geconstateerde (zichtbare) gebreken. Planmatig onderhoud vindt echter niet of nauwelijks plaats. De staat van onderhoud is onvoldoende bekend. De veiligheid kan niet worden gegarandeerd en de installatie-verantwoordelijkheid die uit de elektriciteitswet voortvloeit moet in Hoorn nog worden geborgd. Deze manier van (calamiteiten-)onderhoud is slecht voor de bedrijfszekerheid en niet efficiënt. Om aan de doelen van de openbare verlichting invulling te kunnen geven is een goed werkende installatie van belang. Hiervoor is het nodig dat onderhoudsplannen worden opgesteld. 5.2.2 Planmatig onderhoud verlichtingsmiddelen Verlichtingsmiddelen zijn: armaturen, masten, het ondergrondse kabelnet en voedingskasten. Deze middelen moeten aan het einde van hun levensduur worden vervangen. Het niet op tijd vervangen geeft onveilige situaties (lichtmasten kunnen omvallen en/of armaturen kunnen afbreken). Planmatig onderhoud impliceert dat op basis van vastgestelde onderhoudsplannen schematisch wordt vervangen. Dat garandeert dat niet te vroeg (kapitaalvernietiging) maar ook niet te laat wordt vervangen.Voor het verrichten van planmatig onderhoud is het noodzakelijk dat databeheer (zie H. 5.2.8.) en organisatie (zie H. 5.2.9) op orde zijn. 1) Agentschap NL is een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Het is de uitvoeringsorganisatie van de Nederlands Rijksoverheid als het gaat om duurzaamheid, innovatie en internationaal ondernemen.
8
5.2.3 Levensduur verlichtingsmiddelen Een verlichtingsarmatuur is de behuizing voor de lamp en overige elektrische onderdelen. Na 20 jaar zijn armaturen en daarin begrepen onderdelen versleten. Lichtmasten gaan 40 jaar mee. Door masten op tijd te vervangen wordt voorkomen dat de veiligheid (bijvoorbeeld als gevolg van boven- en ondergrondse roestvorming) niet in het geding komt. De levensduur van voedingskasten is 30 jaar, van ondergrondse (voedings-)kabel is dat 50-60 jaar. Van storingen als gevolg van gebreken in het kabelnet is tot heden weinig gebleken. De eerste vervangingen dienen zich na het jaar 2030 aan. Op het moment dat deze zich aandienen zal door monotioring en nader onderzoek naar de staat van onderhoud de vervanging concreet worden ingepland. 5.2.4 Lampen Hoorn vervangt lampen 1 op 1. Dat wil zeggen dat een lamp wordt vervangen wanneer deze stuk is. Hoorn maakt gebruik van burgermeldingen om een defecte lamp te herstellen. Op basis van deze meldingen worden per jaar 3.200 lampen vervangen. De manier werkt, tot op zekere hoogte, voor woonwijken omdat hier een bepaalde mate van “sociale controle” plaatsvindt. Er is echter ook sprake van meldingen die pas worden gedaan wanneer de lamp al enige tijd is uitgevallen. De maximale reparatietijd na melding is 10 werkbare dagen. Door het ontbreken van “sociale controle” is deze manier van aansturing van het lamponderhoud voor niet-woonwijken (o.a. wijkontsluitingswegen en fietspaden) een ongelukkige keuze. Een lamp functioneert 4 jaar lang naar behoren. Daarna loopt het lichtniveau drastisch terug en verbruiken lampen energie zonder dat deze wordt omgezet in licht. De 1 op 1 vervangingsmethode levert tevens een onregelmatig verlichtingsbeeld en werkt nadelig op de verlichtingskwaliteit. Veel gemeenten verrichten planmatig onderhoud in de vorm van groepsremplace, dat wil zeggen gelijktijdige vervanging van lampen in hele straten/wijken. Voorstel: nader onderzoek doen naar de voor Hoorn meest efficiënte en effectieve methode voor het vervangen van lampen 5.2.5 Armaturen en lichtmasten Op basis van aanschafdata en levensduren is de onderhoudssituatie van lichtmasten en armaturen en in beeld gebracht. Leeftijd masten
> 40 jaar
35 - 40 jaar
30 - 35 jaar
25 - 30 jaar
20 - 25 jaar
15 - 20 jaar
10 - 15 jaar
5 - 10 jaar
0 - 5 jaar 0
500
1.000
1.500
2.000
2.500
3.000
3.500
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de eerste masten hun levensduur van 40 jaar hebben overschreden en dat binnen 5 jaar een grotere hoeveelheid volgt. Om te beoordelen of de vervanging verantwoord met 5 jaar kan worden uitgesteld c.q. om het juiste moment van vervanging te kunnen bepalen moeten inspecties (stabiliteitmetingen) worden uitgevoerd.
9
Leeftijd armaturen
> 20 jaar
15 - 20 jaar
10 - 15 jaar
5 - 10 jaar
0 - 5 jaar
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat ruim 40% van de armaturen de levensduur van 20 jaar heeft overschreden. Van de 6.000 die vervangen moeten worden zijn er 5.000 gesitueerd in woonwijken. De rest heeft betrekking op wijksontsluitingswegen. Van de woonwijkarmaturen behoort ruim 3.000 tot het minder efficiënte lamptype (zgn. TL-lamp: zie H.5.3.1.1). Er is achterstand in de (fysieke) kwaliteit van de lichtmasten/armaturen en de kwaliteit van de verlichting (verlichtingssterkte op het wegdek). Wijkontsluitingsweg Goed
Kruispunt Liornestraat/.Joh.Poststraat
Fout
Kruispunt Provicialeweg/Rijnweg
Woonwijk Goed
Sportlaan
Fout
Klaproos
10
Binnenstad Goed
Muntstraat
Fout
Wisselstraat
In 2012 was sprake van situaties waarin (onderdelen van) armaturen op het punt stonden los te raken en/of reeds waren gevallen. Deze situatie is ongewenst en moet worden voorkomen. Het verdient de voorkeur om de achterstand in één jaar weg te werken. Nadeel is dat de structurele kosten (€ 400.000) in één keer moeten worden gedragen. Met het jaarlijks voor 20% (in vijf jaar) inlopen van de achterstand wordt de onderhoudstoestand merkbaar verbeterd. Tevens kunnen innovaties worden meegenomen in de vervanging. Een langere periode dan vijf jaar is uit oogpunt van veiligheid niet gewenst. Conclusie: er is achterstand in de (fysieke) kwaliteit van de lichtmasten/armaturen en de kwaliteit van de verlichting (verlichtingssterkte op het wegdek). Het wegwerken hiervan is noodzakelijk om te voorkomen dat de staat van de verlichtingsinstallatie onveilige situaties oplevert. Voorstel: de achterstand in de eerstkomende vijf jaar wegwerken 5.2.6 Onderhoud lichtmasten Het onderhoud omvat het periodiek reinigen en schilderen van masten. Na plaatsing hoort dusdanig onderhoud te worden gepleegd dat het beoogde beeld en verwachte levensduur van de lichtmast wordt gehaald en de functie niet wordt beperkt. Door aanslag raken mast en armatuur in de loop van jaren verontreinigd. Aanslag op het armatuur belemmert de werking van de verlichting. Het is nodig om periodiek reingingsonderhoud te verrichten. De functie van het schilderen van masten is het conserveren van de mast. Nader onderzocht moet worden of en in welke mate het conserveren een bijdrage levert aan de levensduurverlenging van de mast en in welke mate de kosten hier tegen opwegen. Voorstel: periodiek reinigingsonderhoud verrichten en nader onderzoek doen naar de mate van efficiëncy van het schilderen van masten in relatie tot de levensduur 5.2.7 Kabelnet 2/3e deel van het kabelnet is in eigendom van de gemeente. 1/3e deel is een zogenoemd combinet waarbij de openbare verlichtingskabel is ingesloten in die van de elektriciteitsnetbeheerder (Liander). Combikabel ligt met name in de Binnenstad, Hoorn Noord, Grote Waal en het Venenlaankwartier. Om mogelijkheden van schakelen en dimmen ten volle te kunnen benutten (zie 6.3) is het noodzakelijk om het net volledig in eigen beheer te hebben. Daarnaast kunnen storingen sneller worden opgelost dan tot nu toe het geval is. Het meest natuurlijke moment om dat te doen is bij vervanging van riolering en/of herinrichting van de wijk. Met uitzondering van de binnenstad zijn dergelijke projecten in de wijken met combikabel voorzienbaar. De binnenstad kent verschillende functies van gebruik. Daarmee bestaat een grotere verscheidenheid in de behoefte aan licht en geeft tevens het belang weer van de mogelijkheid om het aanbod van licht hierop af te stemmen (zie H 6.3). Een nadere uitwerking van de consequenties moet in de toekomst leiden tot een keuze over het al dan niet aansluiten van de binnenstad op het gemeentelijke (solo-)net. Voorstel: inzetten op eigen beheer van het kabelnet en in de toekomst ten aanzien van het netbeheer in de binnenstad een nadere afweging maken 11
5.2.8 Storingen Er zijn twee situaties: Storingen aan het eigen net en storingen aan het combinet. Storingen aan het combinet mogen niet door de gemeente worden verholpen en worden doorgegeven aan de netbeheerder (Liander). Deze heeft de wettelijke verplichting om bij een melding van een vermoedelijke kabelbreuk binnen 10 werkdagen een meetwagen in te plannen. Het moment waarop de wagen daadwerkelijk gaat rijden is niet vastgelegd, net zo min als de termijn waarbinnen het gemelde probleem moet zijn opgelost. Een responstijd van twee maanden komt voor. Over het eigen net heeft de gemeente volledige zeggenschap. De storingen worden in eigen beheer verholpen. De streeftijd voor het verhelpen van een storing is 5 werkbare dagen na melding. 5.2.9 Databeheer Door middel van een (éénmalige) bureau-inventarisatie is globaal inzicht verkregen in aard, omvang en leeftijd van het lichtmastenbestand. Databeheer omvat het systematisch vastleggen en bijhouden van aantallen en soorten lichtmasten, armaturen en lampen met vermelding van de leeftijd alsmede het op basis van inspecties vastleggen van de actuele onderhoudstoestand in een (geautomatiseerd) beheersysteem. Het omvat ook het hebben van zicht op kosten en facturatie en monitoren van het energieverbruik. Het databeheer moet in Hoorn worden ingericht. De kosten worden geraamd op € 28.000 per jaar. 5.2.10 Organisatie De organisatie bestaat uit uitvoeringscapaciteit voor de aanleg en de vervanging van lampen, lichtmasten, armaturen en het verhelpen van storingen. Een spin in het web in de vorm van een beheersfunctie ontbreekt. Om in de toekomst de kwaliteit van het Hoornse verlichtingsareaal te kunnen garanderen, de installatieverantwoordelijkheid als organisatie te kunnen dragen, maar ook de ontwikkelingen op verlichtingsgebied adequaat te kunnen volgen en deze goed te kunnen toepassen op de Hoornse OVL, is invulling van deze functie nodig. De kosten worden geraamd op € 37.000 per jaar. 5.3 Energiebesparing Gelet op de functie en het doel van openbare verlichting zijn de uitgangspunten voor de besparing op energie: a. dat deze niet ten koste gaat van de verkeers- en/of sociale veiligheid en b. en de vervanging op grond van nieuwe (energie-besparende) technieken moet rendabel zijn. Dat betekent dat hogere investeringskosten van nieuwe verlichtingsmiddelen gedurende de levensduur van het nieuwe verlichtingsmiddel moeten worden terugverdiend. Kortom energiebesparing bij openbare verlichting is geen doel op zich maar een randvoorwaarde bij het verlichten van de openbare ruimte en investeringen om te komen tot energiezuinige verlichting zich “terugbetalen” door dalende energiekosten. Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden van energiebesparing worden de verschillende onderdelen die energie verbruiken (lampen en voorschakelapparatuur) afzonderlijk behandeld. 5.3.1 Lampen Het Hoornse areaal bestaat uit 15.500 lampen. De volgende soorten zijn in gebruik: fluorescentielampen, natriumlampen en kwiklampen. Halogeenlampen worden op dit moment experimenteel geplaatst. Aantallen en soorten
Lamptype PL-lampen (fluorescentie) TL-lampen (fluorescentie) Son-lampen (lagedruk natrium) Sox-lampen (hogedruk natrium) Kwiklampen Halogeenlampen Totaal aantal lampen
aantal 9.383 3.580 1.429 735 239 134 15.500
12
Procentuele verdeling
Lamptypen
5%
2% 1%
9%
PL-lampen TL-lampen Son-lampen Sox-lampen
23% 60%
Kwiklampen Halogeenlampen
5.3.1.1 Fluorescentielampen Er zijn twee soorten fluorescentielampen: de TL en de PL-typen. PL-lampen. Deze lampen stralen wit licht uit en dragen goed bij aan de kleurherkening. PL-lampen verbruiken relatief weinig energie en hebben op dit moment het beste rendement. Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de lampen in Hoorn voor een belangrijk deel (60%) al energiezuinig is. Dit valt te verklaren uit het feit dat Hoorn met name de laatste decennia is gegroeid waardoor er een groter aandeel nieuw type lampen aanwezig is dan wanneer sprake zou zijn geweest van een geleidelijke groei. Ook heeft Hoorn bij vervanging van oude armaturen in het verleden energiebesparingsmogelijkheden benut door over te gaan op een armatuur met een efficiënter lamptype. Het andere type (TL) heeft, zeker in verhouding tot de PL-lampen, een laag rendement. De 3.600 TLlampen zijn behuisd in sterk verouderde armaturen en moeten worden vervangen. De vervanging van TL door PL geeft een energiebesparing van 150.000 kWh per jaar. Voorstel: overgaan tot versnelde vervanging van TL-lampen 5.3.1.2 Natriumlampen Dit type is voornamelijk toegepast op wijkontsluitingswegen, (brom-)fietspaden en industrieterreinen. De lampen zijn veel efficiënter dan gloeilampen, welke in Hoorn al niet meer worden toegepast en zijn daarmee nog steeds goed geschikt voor de situatie waarvoor zij zijn bedoeld. Onderscheiden worden lagedruk natrium- (Son-) en hogedruk natriumlampen (Sox-lampen). Deze typen zijn te herkennen aan het oranje/gele licht. De Sox-lamp heeft het beste rendement, maar de kleurweergave is minder dan bij de Son-lamp. Een reden om de Son-lamp te verkiezen boven de Soxlamp is dat Son-lampen door toepassing van een eletronisch voorschakelapparaat (zie H.5.3.2) de mogelijkheid hebben tot dimmen. De Sox-lamp kan niet worden gedimd. 5.3.1.3 Kwiklampen Kwiklampen zijn sterk verouderd en in vergelijking tot andere lamptypen inefficiënt. Dit type is bovendien erg schadelijk voor het milieu. Hoorn heeft nog enkele kwiklampen welke herkenbaar zijn aan het lichtblauwe licht. Vervanging van deze lampen bespaart 22.000 kWh aan energie per jaar.
13
Voorstel: overgaan tot versnelde vervanging van de nog aanwezige kwiklampen 5.3.1.4 Halogeenlampen Dit type is één van de meest nieuwe typen en wordt, vanwege het goede rendement en de eigenschap een hoge lichtopbrengst te leveren, gebruikt voor wijkontsluitingswegen, grote parkeerplaatsen en industrieterreinen. Op dit moment wordt dit type experimenteel toegepast op de Liornestraat. 5.3.2 Voorschakelapparatuur Voorschakelapparatuur is het onderdeel van het armatuur dat er voor zorgt dat de lamp ontbrandt en de stroom in de lamp wordt begrensd. Eletronische voorschakelapparatuur (evsa) is energiezuiniger dan de conventionele variant (cvsa). Het verbruik is 4 respectievelijk minimaal 10 watt per branduur. Via een esva kan worden gedimd en met een csva niet. Hoorn bezit 6.100 cvsa’s. Vervanging door een evsa levert een energiebesparing op van 150.000 kWh per jaar. De terugverdientijd is 15 jaar en is beduidend korter dan de levensduur (20 jaar) van een cvsa en dus rendabel. De vervanging wordt tegelijk worden uitgevoerd met de vervanging van het armatuur. Voorstel: overgaan tot vervanging van conventionele voorschakelapparatuur door elektronische voorschakelapparatuur. 5.3.3 Omvang energiebesparing In het jaar 2008 (peildatum Taskforce openbare verlichting) was het verbruik 2,7 miljoen kWh. De gezamenlijke besparing van de vervanging van TL-lampen en voorschakelapparatuur is 322.000 kWh per jaar en beloopt 12% van het totaal. Daarnaast kan met vraaggestuurde verlichting (zie H. 6.3) tenminste 540.000 kWh per jaar worden bespaard. Het totale besparingspercentage in het jaar 2022 is 32%. Hoewel Hoorn zich niet tot doel heeft gesteld om in de lijn van de (opgeheven) Taskforce openbare verlichting in het jaar 2020 30% op energie te hebben bespaard wordt dit wel geëvenaard. 5.4 Vormgeving en kleurstelling lichtmasten en armaturen Een grote mate van diversiteit leidt tot een onrustig straatbeeld. Hoorn heeft onder andere 10 verschillende kleuren en verschillende typen van woonwijkarmaturen in gebruik. Het onderhoud is bewerkelijker hetgeen leidt tot hogere onderhoudskosten en er bestaan verschillen in de termijnen van (na-) levering en dus reparatietijden. Om eenheid in het straatbeeld te bevorderen is uniformiteit in vormgeving en kleurstelling van belang. In het openbaar gebied ontstaat dan één basis voor ruimtelijke eenheid. Hierop uitgezonderd worden de binnenstad en winkelcentra. In de leidraad binnenstad zijn voor dit gebied specifieke uitgangspunten vastgesteld. Daarnaast wil Hoorn met de verlichting het specifieke karakter van de winkelcentra benadrukken. Voorstel: in de woonwijken één type mast met armatuur en één kleur (blauwgrijs: ral 5008) hanteren
5.5 Illuminatie openbare ruimte Op diverse plaatsen in de stad worden onderdelen van de openbare ruimte, waaronder bomen maar ook openbare gebouwen, van gemeentewege door aanlichting geaccentueerd tijdens duisternis. Omdat geen rekening wordt gehouden met vervanging moet nader onderzocht wat de staat van onderhoud is, wat het moment van vervanging is en wat de kosten hiervan zijn. Voorstel: onderzoek doen naar de staat van onderhoud en opstellen schema voor vervanging vervangingvervangingangingsonderhoud
14
6. BELEID 6.1 Inleiding Bij het verlichten van de buitenruimte wordt onderscheid gemaakt in wegen binnen en wegen buiten de bebouwde kom (landelijk gebied). Buiten de bebouwde kom is duisternis uitgangspunt. Deze wegen worden vaak niet verlicht. In plaats van verlichting wordt gebruik gemaakt van alternatieven als reflecterende bermpaaltjes, - belijning, katten-ogen en (orientatie-)verlichting en dergelijke als dat uit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is. Sociale veiligheid is van ondergeschikt belang. Binnen de bebouwde kom ligt dat anders. Binnen de bebouwde kom wordt in Nederland over het algemeen verlicht. Sociale veiligheid is van groot belang. Niet verlichten is eerder uitzondering dan regel. 6.2 ROVL-2011 De richtlijnen zijn het resultaat van veel nationaal en internationaal onderzoek dat zich er steeds op richt om de laagste (verlichtings-)waarden vast te stellen waarbij in een gegeven situatie nog voldoende kan worden waargenomen. Immers, een hoger lichtniveau dan noodzakelijk betekent meer energieverbruik en meer kosten voor aanleg en onderhoud. Afwijken van de richtlijnen kan, maar moet zodanig zijn onderbouwd dat daarmee dezelfde garantie ontstaat voor een verkeers- en sociaal veilige omgeving. Deze werkwijze komt in de praktijk vrijwel niet voor. Het is binnen de kaders van de richtlijnen mogelijk, om afhankelijk van de omstandigheden, minder te verlichten (dimmen). Voorbeeld: weinig verkeer leidt tot een lagere verlichtingsklasse en dus lager verlichtingsniveau (6.3). De toepassing van de aanbevelingen staat borg voor een op maat toegesneden en efficiënte openbare verlichting. De richtlijnen worden door andere wegbeheerders: Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen en de meeste gemeenten als beleidsuitgangspunt gehanteerd voor de verlichting van de openbare ruimte. Voorstel: de ROVL-2011 als algemeen uitgangspunt hanteren voor het verlichten van de openbare ruimte 6.3 Vraaggestuurde verlichting De behoefte aan c.q. vraag naar licht wordt bepaald door de functie van het gebruik (v.b. soort weg) en kan naar tijd, plaats en omstandigheden verschillen (v.b. verkeersintensiteit). Daarnaast kunnen objectieve (mate van kleine criminaliteit) en subjectieve veiligheid (beleving) een rol spelen bij de vraag naar licht. Het is zelfs mogelijk dat de leeftijdscategorie in een wijk van invloed is. Voorbeeld: ouderen hebben (veel) meer licht nodig om voldoende te kunnen waarnemen. Denkbaar is dat de lichtsterkte van een wijk met veel ouderen daarop wordt afgestemd. Ook is het denkbaar dat een uitgaansgebied (tijdelijk) van meer licht wordt voorzien. Weersomstandigheden kunnen ook invloed hebben op de behoefte aan licht. Het is logisch om te zorgen dat licht nauwkeuriger wordt afgestemd op de behoefte aan licht. Ook bij andere wegbeheerders is de tendens dat licht beter wordt afgestemd op de vraag naar licht. Er zijn verschillende mogelijkheden om verlichtingssterkte te regelen en lopen uiteen van bijvoorbeeld uitdoen tot het meest geavanceerde systeem van aansturing van lichtsterkte vanuit één centraal punt. Een eenvoudige mogelijkheid is, om na een bepaald tijdstip, alle verlichting uit te doen of bijvoorbeeld de helft van de verlichting om en om uit te schakelen. In een stedelijk gebied als Hoorn sluit het geheel uitdoen van verlichting in het algemeen niet aan op de behoefte aan licht. Om en om uitschakelen is verlichtingstechnisch geen goede optie aangezien de gelijkmatigheid van het verlichtingsbeeld sterk achteruit gaat. Beide opties zijn uit zowel verkeers- als de sociaal veiligheidsoogpunt niet wenselijk. Het, binnen de kaders van verkeers- en sociale veiligheid, dimmen van licht sluit aan op de behoefte. Er zijn twee manieren: statisch en dynamisch dimmen. Statisch dimmen omvat het op vaste tijden beperken van licht. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van dimunits in armaturen die op basis van vooraf bepaalde tijdsbestekken bepaalde hoeveelheden licht geven. Het nadeel echter, is dat niet kan worden ingespeeld op omstandigheden (bijv. het weer, verkeer, wegwerkzaamheden, calamiteiten etc.) en/of na verloop van tijd veranderde behoeften op buurtniveau. Dynamisch dimmen wil zeggen het situationeel regelen van de verlichting. Het gebruik dat naar tijd, plaats en omstandigheden kan verschillen is bepalend voor het niveau van verlichting. Met een dynamisch dimregime kan maximaal worden ingespeeld op de behoefte aan licht.
15
Bij beide toepassingen wordt de levensduur van de lamp verlengd en vindt een verdere energiebesparing plaats. In de literatuur wordt gesproken van besparingen van 20 tot 25% per jaar. Een dynamisch systeem biedt weliswaar de meeste voordelen, maar is op de korte termijn niet toepasbaar omdat dynamische systemen technisch (nog) niet voldoende zijn (uit-)ontwikkeld en verder onderzoek nodig is om de concrete behoefte aan licht te bepalen. Voorstel: het niveau van verlichting nauwkeuriger afstemmen op de behoefte c.q. vraag
6.4 Verlichting en functie van het gebruik van de openbare ruimte In de volgende paragrafen wordt op basis van de verschillende functies van het gebruik van het openbaar gebied aangegeven welke specifieke uitgangspunten gelden en welke mogelijkheden worden gezien tot het verlichten naar behoefte. 6.4.1 Gebiedsontsluitingswegen In het Masterplan hoofdinfrastructuur zijn de belangrijke verkeerswegen om van rijks- en provinciale wegen naar de woonwijken te komen en de verbindingen tussen de woonwijken zelf, aangegeven (zie bijlage 2). De zogenoemde gebiedsontsluitingswegen liggen binnen de bebouwde kom, worden op verschillende momenten intensief gebruikt en de snelheden zijn relatief hoog (50 km/p.u.). Hierop uitgezonderd is de provinciale weg die buiten de bebouwde kom ligt en waar de snelheden nog hoger zijn (80 km/p.u.). De wegen zijn te herkennen aan het veelal toegepaste oranje/gele licht. In de regel zijn er verschillende tijdvakken te onderscheiden waarop in meer of minder mate gebruik wordt gemaakt van deze wegen: de spitssituatie, avondsituatie, nachtsituatie en weekendsituatie. De wegen worden op het moment op alle tijdvakken met hetzelfde niveau verlicht. Hoewel de verkeersveiligheid het belangrijkste is kan de sociale veiligheid, door toepassing van nieuwe technologie in de vorm van “wit” licht ook op deze wegen worden versterkt. In de (ver-)nieuwe situatie op Liornestraat wordt, bij wijze van experiment dit type wit licht toegepast in combinatie met een proef van statisch dimmen. Voorstel: de ervaringen met het experiment op de Liornestraat betrekken bij toekomstige beheer- en onderhoudskeuzes 6.4.2 (Brom-)fietspaden Niet alle (brom-)fietspaden worden verlicht. In de Nota “Fietsend verder naar 2020” zijn de belangrijke hoofd- en ontsluitingsroutes voor (brom-)ietsers aangeven (zie bijlage 3). Vanwege deze prioritering ten opzichte van andere fietspaden worden deze routes verlicht. In de oudere wijken zijn deze ook veelal te herkennen aan het oranje/gele licht. Fietsers hebben met name in de wintermaanden een verhoogd risico om bij een incident betrokken te raken. Hierbij vormen vooral het woon-werkverkeer en de scholieren een risicogroep. Naast verkeersveiligheid is sociale veiligheid voor deze groep verkeersdeelnemers van groot belang. De toepassing van “wit” licht versterkt het gevoel van veiligheid. Alle routes worden gedurende de avond, nacht en ochtend op eenzelfde sterkte verlicht. De fietsroutes worden echter overwegend gebruikt in de ochtend- en avondspits. Op het fietspad langs de Provincialeweg zal, op het deel gesitueerd tussen het Keern en de Lepelaar, een proef worden gedaan met statisch dimbare ledverlichting in de kleur wit. Voorstel: bij vervanging op (brom-)fietspaden “wit” licht toepassen en de ervaringen met de ledfietspadverlichting langs de Provincialeweg betrekken bij toekomstige beheer- en onderhoudskeuzes 6.4.3 Woonwijken/erftoegangswegen In woonwijken moeten zowel autobestuurders als (brom-)fieters als voetgangers de weg kunnen vinden. Relevante informatie zoals straatnaamborden en huisnummers moeten voldoende zichtbaar zijn. Men moet zich kunnen oriënteren, obstakels kunnen zien en personen of zaken moeten kunnen worden geïdentificeerd c.q. herkend. Sociale veiligheid is in woonwijken van cruciaal belang.
16
Hoorn past in de woonwijken standaard “wit” licht toe. Op het punt van het verlichten van achterpaden/brandgangen, gaan de eisen van het PKVW verder dan de normen van de NSVV (zie 6.4.3.2 Achterpaden). Ten aanzien van het gebruik van de woonwijken geldt dat gedurende de nacht het minst gebruik wordt gemaakt van de openbare ruimte. 6.4.3.1 Voortuinen De vraag rijst waar de taak van de overheid ophoudt ten aanzien van het verlichten ofwel tot hoever licht vanuit de openbare ruimte wenselijk is. Strikt genomen kan in het lichtontwerp enkel het te verlichten object (openbare weg) worden betrokken. Enige mate van strooilicht buiten dit gebied komt dan niet, of nauwelijks voor. In veel situaties leidt dit tot donkere voortuinen en gevoelens van onveiligheid en ongemakken, doordat bijvoorbeeld de voordeur annex het sleutelgat niet meer gemakkelijk is te vinden. In de Hoornse lichtontwerpen is rekening gehouden met het, voor zover en waar mogelijk, vanuit de openbare ruimte vergemakkelijken van het vinden van de toegangsdeur van de woning door middel van enig strooilicht. In enkele situaties is te voorzien dat niet aan dit uitgangs-punt wordt voldaan. Alsdan wordt, uit kostenoverwegingen, niet gekozen voor het plaatsen van extra lichtmasten. Voorts geeft dit uitgangspunt als regel voor aanwonenden geen (licht-)hinder maar moet niet uitgesloten worden geacht. Voorstel:
het huidige beleid handhaven en waar mogelijk in de lichtontwerpen, de toegangsdeur van de woning met behulp van enig strooilicht zichtbaar maken. Hierbij wordt een maximale afstand van 5 ml., gemeten vanaf overgang erfgrens/grens openbare ruimte tot aan de toegangsdeur, aangehouden indien en voorzover sprake is van (licht-)hinder, hierover in overleg met belanghebbenden tot een passende oplossing komen
6.4.3.2 Achterpaden Het PKVW gaat uit van het verlichten van achterpaden. Er is in gemeenten een grote verscheidenheid in de manier waarop de verlichting van achterpaden wordt geregeld. Hoewel het verlichten van achterpaden het gevoel van sociale veiligheid kan vergroten wijkt Hoorn af van het PKVW. Het merendeel van de achterpaden is géén eigendom van de gemeente maar van derden (woningcorporatie, particulieren e.d.). En ook door projectontwikkelaars wordt verschillend invulling gegeven aan het verlichten van deze paden. Aanwonende gebruikers kunnen zelf, met relatief weinig inspanning en tegen relatief lage kosten, al dan niet in gezamenlijkheid, achterpadverlichting realiseren. Realisatie van gemeentewege vergt onevenredig hoge inpanningen en kosten. Hoorn ziet het als de verantwoordelijkheid van deze partijen dawel van de aanwonende gebruikers om “hun” achterpaden te verlichten. Het kan voorkomen dat er op initiatief van bewoners op specifieke plekken wordt gevraagd om meer verlichting. In dergelijke gevallen bestaat bereidheid om mee te denken over de wijze waarop de situatie kan worden verbeterd. Voorstel:
het huidige beleid om achterpaden niet te verlichten handhaven
6.4.4 Binnenstad Vormgeving. Het aantal lichtmasten in de binnenstad is 1.100. De helft is uitgevoerd in de vorm van het beoogde Oud Hollandse model. Het op gelijke wijze uitrusten van de rest van de binnenstad vergt een investering van € 1,8 miljoen. In de meerjarenraming is hiermee geen rekening gehouden. In 2009 heeft het college besloten een pas op de plaats te maken met verdere toepassing van de specifieke vormgeving van de lichtmasten. In de binnenstad treffen wij de volgende functies van gebruik aan: 1. woonwijk-/straten; 2. verkeerswegen met een gebiedsontsluitingsfunctie c.q. duidelijke vervoers-/transportfunctie; 3. uitgaansgebied; 4. winkelgebied; 5. horeca- en uitgaansgebied (Roode Steen, Kerkplein, Dubbele Buurt); en 6. historisch bepaalde straten: a. grachtengordel (Breed, Gedempte Turfhaven, Onder de Boompjes, Turfhaven) b. belangrijkste verbindingswegen naar het achterland (Klein Noord, Grote Noord, Gouw) c. waterfront (Westerdijk, Achter op’t Zand, Hoofd, Veermanskade, Oude doelenkade); 7. cultuur bepalende straten
17
Vanwege de vele al dan niet samenhangende functies in de binnenstad maakt de keuze over de vormgeving deel uit van een bredere afweging. Voorstel: afzonderlijk een nadere afweging maken over vormgeving lichtmasten in de binnenstad Verlichtingsniveau winkelcentra Vanwege de verschillende functies en gebruik is het inspelen op de behoefte aan licht complexer van aard. Afhankelijk van de situatie kan behoefte bestaan aan (al dan niet tijdelijk) meer of minder licht. Voor het verlichtingsniveau geldt dat minimaal de ROVL-2011 wordt gehanteerd. In verband met de sociale veiligheid wordt voor de winkelcentra een hoger verlichtingsniveau gehanteerd dan in woonwijken. Voorstel: het hogere verlichtingsniveau voor de winkelcentra handhaven 6.4.5 Bedrijventerreinen Hoorn telt acht bedrijventerreinen. Op deze terreinen staat functionaliteit voorop. De verlichting mag sober zijn uitgevoerd en de wegen moeten verkeersveilig zijn. Op een enkel bedrijfsterrein vindt 24 uur per etmaal laden en lossen plaats. In verband met de afgelegen ligging en de preventie tegen criminaliteit wordt door parkmanagement camerabewaking toegepast. De registratie van camera’s is gebaat bij “wit”licht. Op het moment dat de huidige oranje/gele verlichting moet worden vervangen kan “wit” licht worden toegepast. In het algemeen zijn er op de bedrijventerreinen twee spits-momenten (ochtend en avond) waarop maximaal moet worden verlicht. Op de terreinen waar de verkeersveiligheid dat toelaat kan in de nacht het lichtvermogen mogelijk worden beperkt (gedimd). Rekening moet worden gehouden met mogelijkheden van vastlegging van beelden met behulp van camera’s. De revitalisatie van het bedrijventerrein De Oude Veiling is benut om een proef te doen met statisch dimbare ledverlichting. Voorstel: bij vervanging “wit” licht toepassen en de ervaringen van de proef met statisch dimbare led-verlichting op de Oude Veiling te betrekken bij toekomstige beheer- en onderhoudskeuzes 6.4.6 Parken Parken hebben vooral een recreatieve verblijfsfunctie. Van parken wordt doorgaans bij daglicht gebruik gemaakt en worden in het algemeen niet verlicht. Een uitzondering wordt gemaakt voor een doorgaande fietsroute die door het park loopt en onderdeel uitmaakt van het fietsnetwerk zoals vastgelegd in de Nota fietsend verder naar 2020. Voorstel:
het huidige beleid om parken niet te verlichten handhaven, behoudens in die gevallen dat er een doorgaande fietsroute (fietsnetwerk) is
6.5 Lichthinder en lichtvervuiling Lichthinder en/of –vervuiling door openbare verlichting moet zoveel mogelijk worden beperkt c.q. voorkomen. Voorstel: bij het maken van lichtplannen er voor zorgdragen dat:
gericht wordt verlicht;
Dat betekent dat erop wordt gelet dat primair het te verlichten object wordt verlicht (de weg, het fietspad, het sportveld etc.) en dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat strooilicht in verblijfsruimten van woningen komt.
gelijkmatig wordt verlicht;
Dat betekent dat geen lichtere en donkere plekken worden gecreeerd, zowel vanwege lichthinder op lichtere als vanwege een onveiliger gevoel op de donkere plekken;
18
niet wordt verblind
Er moet op worden gelet dat verblinding wordt voorkomen. Er zijn twee soorten verblinding: a. het rechtsstreeks in de ogen schijnen van de lichtbron en b. relatieve verblinding door een te groot contrast dat kan onstaan tussen de verschillende vlakken in het gezichtsveld. 6.6 Bomen en verlichting Bomen en verlichting kunnen conflicteren. Door de groei van bomen wordt het wegdek onvoldoende verlicht en onstaat ongelijkmatigheid in het verlichtingsbeeld. Nader onderzoek zal worden gedaan naar situaties en mate waarin sprake is van onvoldoende verlichting als gevolg van aanwezig groen. Door bij nieuwe aanleg en reconstructie in de ontwerpfase bomen en verlichting af te stemmen kunnen conflicten in de beheerfase worden voorkomen. Hierbij geldt dat indien en voorzover het aanbrengen van groen het doel van de verlichting in de weg staat, prioriteit wordt gegeven aan openbare verlichting. Deze werkwijze is vastgelegd in de Leidraad inrichting openbare ruimte. Voor bestaande situaties geldt dat oplossingsmogelijkheden worden geboden in waar mogelijk (extra) groenonderhoud en of in de verlichtingssfeer. In de praktijk betekent dat veelal het bijplaatsen van verlichting. Voorstel:
onderzoek doen naar bestaande en toekomstige (conflict-)situaties groen en verlichting
7. PLANNING De in dit plan uitgesproken ambities kunnen niet allemaal tegelijk worden uitgevoerd. De aandacht zal de eerstkomende vijf jaar vooral zijn gericht op: - het vergroten van het inzicht in de feitelijke onderhoudstoestand; - het vergroten en borgen van kennis en inzicht in openbare verlichtingstechniek; - de inrichting en organisatie van het planmatig beheer; - het uitvoeren van de voorgestelde energiebesparingsmogelijkheden; - het wegwerken van de onderhoudsachterstand; - het opstellen van (meerjaren-)onderhoudsplannen; - het uitvoeren van onderzoek en bepalen van de voor Hoorn meest efficiënte methode van vervanging van lampen; - het bundelen van werk en uitvoeren van meerjarige aanbestedingen; - het uitvoeren van experimenten op kleine schaal; Voorstel: de aandacht de eerstkomende vijf jaar richten op invoering van planmatig beheer Vervolgens zullen de vijf daaropvolgende jaren worden gebruikt voor: - het bepalen van de voor Hoorn meest geschikte vorm van vraaggestuurde verlichting. - het bepalen en uitvoeren van nadere (technische) voorzieningen; - het in overleg met verschillende (belanghebbende groepen van) gebruikers bepalen van de behoefte aan licht; - uitvoeren van grootschaligere experimenten en implementatie van vraaggestuurde verlichting. Voorstel: in de daaropvolgende vijf jaar door-ontwikkelen naar en invoeren van vraaggestuurde verlichting Deze planning biedt het voordeel dat ervaringen van andere wegbeheerders met zowel nieuwe verlichtingstechnologiën (v.b. led) als methoden van vraaggestuurde verlichtingssystemen kunnen worden meegewogen.
19
8. FINANCIEN In de (meerjaren-)begroting is onvoldoende rekening gehouden met de kosten van vervanging van de fysieke infrastructuur. Het aanvullend benodigd vervangingskrediet wordt als volgt gespecificeerd: Tabel 8a Investeringsschema 2014 - 2018 2014
2015
2016
2017
2018
object van vervanging:
x €1.000
x €1.000
x €1.000
x €1.000
x €1.000
Armaturen
1.075
1.075
1.075
1.075
1.075
Masten
263
263
263
263
263
Voedingskasten
160
160
160
160
160
1.498
1.498
1.498
1.498
1.498
sub-totaal benodigde krediet af: beschikbare krediet (*) aanvullend vervangingskrediet
-900
-300
-300
-300
-300
598
1.198
1.198
1.198
1.198
(*) omvang is in de jaren ’90 o.b.v. destijds aanwezige areaal bepaald en daarmee niet representatief
De kosten van het beleidsplan zijn: in 2014 € 65.000 en € 460.000 in 2018. Vooruitlopend op definitieve uitkomsten van in dit plan aangekondigde (nadere) onderzoeken, is vooronderzoek uitgevoerd naar besparings- c.q. dekkingsmogelijkheden. De uitkomst is dat, naar verwachting, ruim 50% van de kosten door besparingen op de bedrijfsvoering en onderhoudsbegroting van Stadsbeheer kan worden gedekt. Een specificatie opgenomen in onderstaand overzicht. Tabel 8b (Meerjaren-)begroting 2014 – 2018
2014
2015
2016
2017
2018
Technische instandhouding
x €1.000
x €1.000
x €1.000
x €1.000
x €1.000
Planmatige vervanging masten/armaturen (#)
56
163
270
378
Planmatige vervanging voedingskasten
14
27
41
55
65
65
65
65
65
0
16
32
48
64
65
151
288
425
562
-26
-51
-77
-102
65
125
237
348
460
-54 0 -11
-69 -30 -22
0 -58 -33
0 -85 -44
0 -112 -55 -10
Inrichting&organisatie beheer Planmatige reiniging sub-totaal Af: beschikbaar in meerjarenraming Totaal planmatig beheer Dekking onderhoudsbegroting Stadsbeheer
Afdelingsreserve Bezuinigingstaakstelling bedrijfsvoering openbareverlichting (minus 20%) Besparing repressief onderhoud Vrijgekomen middelen (vrijval kapitaallasten planmatige vervanging)
0
-1
-4
-4
-8
-13
-17
-65
-125
-100
-146
-194
0
0
137
203
266
E-besparing a.g.v. vervanging Totaal dekkingsmiddelen Effect op meerjarenbegroting
(#) in afwijking van de nota investerings- en afschrijvingsbeleid, wordt voor de masten een afschrijvngstermijn gehanteerd van 40 jaar in plaats van 20 jaar. Dit is overeenkomstig de verwachte levensduur en resulteert in halvering van de (kapitaal-)lasten.
Voorstel: instemmen met de kosten van planmatig onderhoud en dekkingsplan en het financiele gevolg op de meerjarenbegroting opnemen in de Kadernota 2014
9. KEUZES EN OVERWEGINGEN In principe zijn er drie keuzes: 1. Voortzetten huidige manier van onderhoud; 2. Invoeren planmatig beheer; 3. Inzetten op vraaggestuurde openbare verlichting. 9.1 Voortzetten huidige manier van onderhoud Het nadeel van de huidige manier van onderhoud is dat: de verlichting verder veroudert; niet de juiste onderhoudskeuzes kunnen worden gemaakt;
20
de veiligheid niet kan worden gegarandeerd; er een reeël risico ontstaat op imagoschade (en zich al heeft voorgedaan) Het moment waarop de negatieve effecten ontstaan kan niet worden voorspeld. Het onverminderd op dezelfde manier uitvoeren van het onderhoud staat ook haaks op het gestelde in het collegeprogramma, dat uitgaat van zoveel mogelijk planmatig beheer. 9.2 Planmatig onderhoud Het invoeren van planmatig onderhoud sluit aan op het advies van de Rekenkamer. Door het invoeren van planmatig onderhoud: kunnen kosten van beheer en onderhoud goed worden voorspeld; kunnen de juiste onderhoudskeuzes worden gemaakt; kunnen onderhoudsprogramma’s grootschaliger worden aanbesteed; kan de aansprakelijkheid worden beperkt en wordt de kwaliteit van de verlichting verbeterd. Ten aanzien van het tempo van het inlopen van de onderhoudsachterstand zijn er twee mogelijkheden: a. in één jaar of b. in vijf jaar. De veiligheid is maximaal gediend met optie a. Nadeel is dat de structurele hoge kosten ineens moeten worden gedragen. Met optie b. wordt de onderhoudstoestand enerzijds merkbaar verbeterd en kunnen anderzijds nieuwe technologiën worden meegewogen in onderhoudskeuzes. Een langere periode dan vijf jaar is uit oogpunt van veiligheid niet gewenst. De invoering van planmatig onderhoud is nodig om de kwaliteit van de verlichting te kunnen garanderen. Hierdoor wordt de verkeersveiligheid bevorderd en een belangrijke bijdrage geleverd aan de sociale veiligheid. 9.3 Vraaggestuurde openbare verlichting Een mogelijke vervolgstap na de invoering van planmatig beheer is het afstemmen van licht op de behoefte. Ten opzichte van de huidige situatie is, uit het oogpunt van verkeers- en sociale veiligheid, verdere afstemming van licht nìet noodzakelijk. Toch kan de keuze om licht nauwkeuriger af te stemmen, niet alleen vanuit het oogpunt van duurzaamheid maar ook als voorbeeldfunctie, als logische vervolgstap worden gezien. Voor 2/3e deel van de stad is dat mogelijk. Om gemeentebreed de mogelijkheden van schakelen en dimmen te kunnen benutten is het nodig dat het resterende deel van de stad wordt aangesloten op het gemeentelijk net. Het natuurlijke moment om dat te realiseren is bij vervanging van de riolering en/of herinrichting van een wijk. Nadeel is dat veel later (buiten de geldigheidsduur dit plan) over de mogelijkheden kan worden beschikt.
21
bijlage 1
Naam functionaris
functie
afdeling
Bureau
werkgroepleden dhr. B. van den Berg dhr. D. van der Vaart dhr. N. Koelman dhr. J. Terpstra dhr. H. Khelawan dhr. E. van Boven
afdelingshoofd bureauhoofd bureauhoofd bureauhoofd verkeerskundige (voorzitter werkgroep verkeer) bedrijfseconomisch adviseur (opsteller rapport)
Stadsbeheer Stadsbeheer Stadsbeheer Stadsbeheer Stadsontwikkeling Stadsbeheer
Ingenieursbureau Beleid- en bedrijfsbureau Riolering & wegen Verkeer& vervoer & stedenbouw Beleid- en bedrijfsbureau
werkgroep verkeer mw. I. Noome dhr. N. Meester mw. B. Balvers mw. G. Nicolai-Hop dhr. N. Poelman dhr. R. Nadort
adviesorgaan van burgemeester en wethouders senior ontwerper openbare ruimte bedrijvencontactfunctionaris programmamanager Puur Hoorn beleidsmedewerker financieel adviseur beheerder openbare verlichting
vertegenwoordigers van hulpdiensten, ouderenbond, fietsersbond, VVN Stadsontwikkeling Verkeer& vervoer & stedenbouw Stadsontwikkeling Economische zaken Directie Milieudienst Vergunningen & specialismen Planning & control Planning & control Gemeente Heerhugowaard
Geïntervieuwden dhr. M. Konijn dhr. G. Menke dhr. J. Grooteman dhr. A. Kunst
medewerker techniek medewerker techniek werkvoorbereider medewerker systematisch beheer
Stadsbeheer Stadsbeheer Stadsbeheer Stadsbeheer
Riolering & wegen Riolering & wegen Ingenieursbureau Beleid- en bedrijfsbureau
Fotografie dhr. R. Teunen
senior medewerker automatisering
Middelen en beheer
Automatisering
Tekenaar dhr. R. van Marle
wijkcoordinator
Publiekszaken
Wijkzaken
Adviseurs
22
bijlage 2
23
24