Stads- en Wijkmonitor 2007
afdeling Onderzoek en Statistiek (O&S) DWS gemeente Nijmegen
Voorwoord Om de twee jaar geeft de afdeling Onderzoek en Statistiek (O&S) met de Stads- en Wijkmonitor een beeld van de staat van de stad en de wijken. Op welke punten zijn er opvallende ontwikkelingen? Wat gaat er goed en wat zijn minpunten? In de monitor vatten we alle informatie, die O&S in de afgelopen periode over de stad, deelgebieden, deelgroepen en beleidsthema’s verzameld heeft, samen en proberen we verbindingen tussen de onderzoeksuitkomsten te leggen. De Stads- en Wijkmonitor bestaat uit een deel Stad met 15 themateksten en een deel Wijk met 9 teksten over de afzonderlijke stadsdelen en de wijken daarbinnen. Op basis van deze teksten is een samenvattende analyse geschreven. Deze is als boekwerk uitgegeven (Stads- en Wijkmonitor 2007). De 24 onderliggende teksten staan op een bij het boekwerk gevoegde CD-rom en kunt u tevens vinden op de gemeentelijke website (www.nijmegen.nl/Wonen & leven /Onderzoek & Cijfers). Hieronder vindt u een bundeling van de 15 themateksten van deel Stad.
Imago stad, buurt en bestuur De waardering van de Nijmegenaren voor “hun” stad blijft door de jaren heen groeien; ze vinden de stad steeds veiliger en schoner. Belangrijkste beleidsprioriteiten voor de stad zijn verkeer en veiligheid – in die volgorde. Voor de buurt ligt de nadruk onder meer op schoonhouden. Het bestuur van de stad, het college van B&W, krijgt een voldoende. En de waardering voor de ambtelijke dienstverlening is licht toegenomen.
I.
DE NIJMEGENAAR EN ZIJN STAD Rapportcijfer voor de stad blijft licht stijgen De Nijmegenaren geven hun stad een kleine 8-min als stad om in te wonen en te leven. Ook in eerdere jaren hebben de burgers Nijmegen steeds met een rapportcijfer gewaardeerd. De verschillen van jaar tot jaar zijn steeds klein. Maar bekijken we de hele periode, dan zien we in de laatste 11 jaren een langzame, maar gestage stijging: van 7,2 naar 7,7.
Het aandeel bewoners dat “trots” is op de stad of zich “Nijmegenaar” voelt, stijgt geleidelijk aan, naar ruim 3 op de 4 in 2007. Met de uitspraken “Nijmegen is een veilige stad” en “Nijmegen is een schone stad” zijn wat minder mensen het eens, tegen de 70%. Maar juist bij deze uitspraken is, net als bij de vorige peiling, een sterkere verbetering te zien. De “aantrekkelijkheid van de binnenstad” ten slotte scoort in 2007 op vrijwel hetzelfde niveau als in de laatste 2 peilingen.
8 7,7
7,6 7,4
7,5 7,2
76% 71% 68%
ik ben tro ts o p m'n stad
7,4
7,2
2007 2005
65%
7
ik vo el me Nijmegenaar
6,5
N. heeft aantrekk. binnenstad
6
59%
N. is een veilige stad 1996
1998
2001
2003
2005
Dit waarderingscijfer verschilt weinig tussen groepen binnen de Nijmeegse samenleving. Of je nu kijkt naar leeftijdsklasse, geslacht, inkomensgroep of stadsdeel: bijna nooit wijkt het meer dan 0,1 af van het stedelijke gemiddelde. De enige (kleine) uitzondering vormen de bewoners van Nijmegen-Noord. Met 7,4 waarderen zij de stad 0,3 punt lager dan het gemeentelijke gemiddelde.
1993
75% 75% 73%
52%
65%
39% 21%
2007
Illustratie 1: rapportcijfer Nijmegen als stad om in te wonen Bron: Stadspeiling, O&S
1998
69%
5,5
5
2003
72% 68% 66% 63% 66%
N. is een scho ne stad
57% 49% 47% 43%
68%
97% 96% 95% 94% 94%
in N. is 't prettig wo nen
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
Illustratie 2: percentage Nijmegenaren dat het (helemaal) eens is met de desbetreffende uitspraak. Bron: Stadspeiling, O&S
Meer waardering voor “schoon”-heid en veiligheid stad In de verschillende stadspeilingen hebben we Nijmegenaren onder andere om een mening gevraagd over hun houding t.o.v. hun stad. Door de jaren heen geeft steeds rond de 95% van hen aan het (helemaal) eens te zijn met de uitspraak “Nijmegen is een prettige stad om te wonen”.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1
Imago stad, buurt en bestuur
De stad gaat vooruit Sinds de eeuwwisseling (met in die periode de aanpak van het stadscentrum) oordelen Nijmegenaren overwegend positief over de ontwikkelingen in hun stad.
10%
2007
2005
13%
2001
44%
13%
52% 21%
1998 2007
46%
19%
2003
Het percentage burgers dat vindt dat de stad vooruit is gegaan, is duidelijk groter dan het aandeel dat vindt dat de stad achteruit is gegaan.
45%
47%
13% 39%
2005
1996
15%
25%
0%
43%
10%
32%
20%
stad zal vo o ruit gaan 2003
30%
40%
50%
60%
stad zal achteruit gaan
23% 41%
2001
22% 55%
1998
33%
Illustratie 4: percentage Nijmegenaren dat verwacht dat de stad voor- óf achteruit zal gaan Bron: Stadspeiling, O&S
35%
1996
Veiligheid nu niet meer hét beleidsthema: verkeer belangrijker
31% 22%
0%
10%
20%
stad is vo o ruit gegaan
30%
40%
50%
60%
stad is achteruit gegaan
Illustratie 3: percentage Nijmegenaren dat vindt dat stad vooruit / achteruit is gegaan Bron: Stadspeiling, O&S
In 2001 noemde meer dan 40% van alle Nijmegenaren de aanpak van het centrum als positieve ontwikkeling in het laatste jaar. In dat jaar werd ook het meest positief over de ontwikkeling van Nijmegen geoordeeld: 55% zag vooruitgang. Ook in 2003, 2005 en 2007, als de grote ingrepen in het centrum al een paar jaar achter de rug zijn, is de groep die vindt dat de stad vooruitgaat, nog steeds groot: rond de 40%. Volgens de respondenten spelen de opknap van het stadscentrum, de renovatie / nieuwbouw, de “schone” stad, het evenementenaanbod en de levendigheid van de stad bij deze positieve waardering een belangrijke rol. De groep “pessimisten” neemt allengs af: steeds minder mensen vinden dat de stad achteruit is gegaan. Ook voor de toekomst zijn de verwachtingen overwegend positief. En ook hier is de groep “pessimisten” verder afgenomen: minder mensen verwachten dat de stad achteruit zal gaan. “Vooruit” blijft op het zelfde niveau.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Tussen 1993 en 2007 hebben we de Nijmegenaren 5x gevraagd welke problemen volgens hen bij voorrang door het stadsbestuur zouden moeten worden aangepakt. In de antwoorden zien we twee opvallende ontwikkelingen. Allereerst de “veiligheid/criminaliteit”. In 1993 stak dit thema nog met kop en schouders (61%) boven alle andere genoemde problemen uit. Maar in de daarop volgende peilingen wordt dit thema door steeds minder Nijmegenaren genoemd: in 2007 nog door 17%. Dit sluit aan bij wat we hiervoor constateerden: steeds meer bewoners vinden Nijmegen een veilige stad. De tweede ontwikkeling geldt de verkeersproblemen. Het gewicht daarvan is sinds 1993 flink toegenomen, tot 35% in 2007 en staat daarmee bovenaan in het lijstje. Mensen noemen daarbij niet zozeer de verkeersveiligheid als wel de bereikbaarheid, de doorstroming en de filevorming. ”Parkeren” scoort met 16% in 2007 minder hoog dan bij de voorgaande peilingen als een aanpakprobleem, maar staat nog wel in de buurt van “veiligheid/criminaliteit” op de derde plek. Eerder zagen we dat Nijmegenaren hun stad steeds vaker een “schone” stad vinden. Tegelijk zien ze het “schoonhouden van de stad” steeds vaker als aandachtspunt.
2
Imago stad, buurt en bestuur
verkeer 19%
35%
23%
17% 19%
veiligheid
scho o nho uden 7%
34%
5% 4%
werk en inko men
5% 4% 2%
allure/ archtitectuur
4% 5% 5%
o penbaar vervo er
3% 4% 4%
fietsvo o rzieningen
3% 3%
o nderho ud wegen
10%
21%
9%
6%
0%
histo rische stad
4% 4% 3% 3%
Stevensto ren/kerk
3% 4% 4% 3%
0%
2% 3%
1% 1%
6% 7% 8% 4%
Vierdaagse (feesten)
5%
2007 2005 2003 1993 10%
15%
20%
25%
30%
2007
1%
leefbaarheid wijken
6% 5% 4%
studentenstad
8%
3% 3% 5%
gro en
5% 5% 6%
mo o ie stad/ o mgeving 18%
beleid en financiën
15% 15% 13% 17%
gezelligheid/ uitgaan
16%
parkeren
17% 19% 20% 11%
7% 7% 8%
wo ningno o d
26%
19% 20% 20%
Waal (rivier, brug, kade)
12% 10%
7% 4% 6%
jo ngeren
mijn (gebo o rte)stad
Illustratie 6: ”Wat is het eerste wat bij u opkomt wanneer u aan Nijmegen denkt?” Bron: Stadspeiling, O&S
2005 2003
6%
10%
20%
30%
40%
Illustratie 5: percentage Nijmegenaren dat een stadaanpakprobleem noemt Bron: Stadspeiling, O&S
Eerste beeld dat stad oproept niet veranderd ‘Als u aan Nijmegen denkt, wat is dan de eerste gedachte die bij u opkomt?’. Deze vraag is in verschillende jaren aan de Nijmeegse burgers gesteld. De top-drie van wat mensen dan spontaan noemen, is volgens deze peiling in 2007 gelijk aan die van voorgaande peilingen. Verschil is wel dat “mijn (geboorte)stad” duidelijk vaker dan in 2005 als eerste wordt genoemd. Op enige afstand volgt de “Waal” met haar aankleding op twee en op drie zien we “gezelligheid / uitgaan”.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Positief imago Nijmegen bij mensen van buiten de stad Hierboven zagen we dat Nijmegenaren hun stad op een aantal punten positiever zijn gaan beoordelen. Maar ook bij mensen van buiten de stad zien we een gunstige beeldvorming over Nijmegen. Zo scoort Nijmegen hoog in landelijk onderzoek naar het toeristisch profiel van steden (3e plaats), trekt de stad steeds meer toeristen en blijken grote evenementen een sterke promotionele waarde te hebben (zie verder de thematekst Toerisme).
3
Imago stad, buurt en bestuur
Waardering en gehechtheid variëren per stadsdeel
II. DE NIJMEGENAAR EN ZIJN BUURT
Rapportcijfer buurt constant Nijmegenaren geven gemiddeld een 7,3 voor hun woonomgeving. Dit cijfer ligt al sinds het begin van de metingen op hetzelfde niveau.
Bij het gemiddelde van 7,3 lopen de cijfers tussen de Nijmeegse stadsdelen uiteen van 6,7 (voor OudWest) tot 7,8 (voor Oost). Deze cijfers zijn door de jaren heen stabiel.
N-Oo st 7,5
7,3
7,3
7,3
7,3
7,2
7,8
N-No o rd
7,3
7,7
Centrum
7,6
7,0
N-M idden 6,5
6,0
5,5
7,5
N-Zuid
7,2
Lindenho lt
7,2
N-Nieuw-West
7,1
Dukenburg
7,1
N-Oud-West
5,0 1996
1998
2001
2003
2005
2007
Illustratie 7: rapportcijfer woonomgeving Bron: Stadspeiling, O&S
In deze Stadsmonitor wordt, waar mogelijk, Nijmegen afgezet tegen negen andere steden, die op een aantal aspecten met Nijmegen te vergelijken zijn. Bij de beoordeling van de woonomgeving staat Nijmegen hier met 7,3 in de middenmoot. In deze lijst staat Apeldoorn bovenaan; Maastricht onderaan. A peldo o rn
Enschede
7,5 7,4
Nijmegen
7,3
B reda
7,3
Leiden
7,3
Haarlem
7,1
5
5,5
6
6,5
7
6,5
7
7,5
8
De mate waarin de Nijmegenaren aan hun buurt zijn gehecht, volgt een vergelijkbaar patroon. Gemiddeld ligt deze gehechtheid op 65% van de bewoners. In Nijmegen-Oost is de buurtgehechtheid bovengemiddeld; in Dukenburg, Nijmegen-NieuwWest, Lindenholt en Nijmegen-Oud-West benedengemiddeld.
Buurten gaan minder vooruit dan de stad
7
M aastricht
6
In de stadspeiling-2007 is niet alleen gevraagd naar gehechtheid aan de buurt, maar ook naar gehechtheid aan de stad. Als we de cijfers hiervan met elkaar vergelijken, dan valt op dat Nijmegenaren meer binding voelen met de stad (85% “gehecht”) dan met hun buurt (65%). Het verschil is het grootst in Nijmegen-Oud-West, Nijmegen-Nieuw-West en Dukenburg; het kleinst in Nijmegen-Oost en Nijmegen-Noord. Overigens is Noord het enige stadsdeel waar de gehechtheid aan de buurt groter is dan die aan de stad.
7,6
Gro ningen
7,1
5,5
“Stad”-gehechtheid groter dan “buurt”gehechtheid
7,9
A rnhem
5
Illustratie 9: waardering woonomgeving per stadsdeel Bron: Stadspeiling, O&S
Stedenvergelijking: middenpositie
Den B o sch
6,7
7,5
8
8,5
Illustratie 8: stedenvergelijking rapportcijfer woonomgeving Bron: Stadspeiling (O&S); opgave andere steden
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Eerder zagen we dat bijna 40% van de Nijmegenaren vindt dat de stad als totaal in het afgelopen jaar vooruit is gegaan. Voor de eigen buurt ligt dit percentage lager: 23% van de bewoners heeft de buurt in de laatste tijd vooruit zien gaan. Voor de vooruitgang worden verschillende argumenten aangedragen, zoals het onderhoud, de nieuwbouw, de voorzieningen en de (sociale) sfeer.
4
Imago stad, buurt en bestuur
Overigens vormt “neutraal” zowel op stads- als op buurtniveau de grootste groep: 34 respectievelijk 54 % ziet vooruit- noch achteruitgang.
22%
scho o nho uden wijk
18% 18% 17% 13%
70% 61%
19% 19% 20%
verkeer
60%
24% 22% 48%
50% 40%
16% 16% 14% 12%
parkeren
39%
9%
30%
16% 14%
23%
veiligheid 20%
19% 21% 19%
16% 13%
10%
15% 13%
jo ngeren
0% Nijmegen vo o ruit
11% 17% 16%
wijk achteruit
gelijk/weet niet
12% 12%
o nderho ud wegen
Illustratie 10: is stad of buurt het afgelopen jaar voor- of achteruit gegaan? Bron: Stadspeiling, O&S
2007 19%
2005
11% 9%
2003 6% 7%
gro en
2001
1% 7% 6%
Verschillen tussen stadsdelen zien we vooral bij de beoordeling van de vooruitgang van de stad. Nijmegen-Centrum, Nijmegen-Oud-West en Nijmegen-Nieuw-West zijn over de toekomst optimistischer dan gemiddeld; Noord is negatiever. In Nijmegen-Midden en -Zuid denken mensen vaker dat de stad in de komende jaren achteruit zal gaan. Gaat het om de vooruitgang van de buurt, dan is Nijmegen-Oud-West met 51% duidelijk positiever dan het gemiddelde. Ook Nijmegen-Noord is licht positiever. Toekomstige achteruitgang van de buurt zien we relatief wat vaker in Nijmegen-Noord en minder vaak in Nijmegen-Centrum en -Midden.
Buurt: schoonhouden en verkeer belangrijkste problemen Welke buurtproblemen moeten in de ogen van de Nijmegenaren het eerst worden aangepakt? Bij de vorige peiling kwam “verkeer” (drukte, veiligheid) als eerste uit de bus, vóór “schoonhouden van de wijk”. Nu, in 2007, zijn de rollen omgedraaid: “schoon“ op 1, “verkeer“ op 2. Net als in 2005 volgen daarna parkeren, veiligheid en jongeren – en ook nu weer op korte afstand.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
0%
5%
10%
1998 15%
20%
25%
30%
Illustratie 11: percentage Nijmegenaren dat een buurtaanpakprobleem noemt Bron: Stadspeiling, O&S
Ieder stadsdeel heeft zijn eigen patroon. Als we kijken naar wat men als eerste buurtprobleem aanhaalt dan zien we dat: •
problemen met de verkeerssituatie in alle wijken spelen, maar sterk in Nijmegen-Noord, Nijmegen-Zuid en Nijmegen-Centrum;
•
schoonhouden van de wijk vooral in NijmegenOud-West en Lindenholt vaak wordt genoemd;
•
parkeerproblemen het meest in Nijmegen-Oost en Nijmegen-Centrum spelen;
•
problemen met veiligheid en overlast vooral in het Stadscentrum worden genoemd;
•
problemen met jongeren nauwelijks worden gemeld in Nijmegen-Oost, maar wel in Dukenburg, Lindenholt, Nijmegen-Nieuw-West en Nijmegen-Oud-West.
5
Imago stad, buurt en bestuur
burgem. + weth.
III. DE NIJMEGENAAR EN ZIJN BESTUUR
burgemeester
Bekendheid college en collegeleden niet verder toegenomen
9%
geen
23%
0%
Tussen 2002 en 2007 is dat steeds bekender geworden bij de burgers; in 2007 bij ruim de helft.
‘02
‘03
‘04
‘05
‘06
‘07
kent naam burgemeester
54
67
73
77
79
68
kent naam wethouder
40
51
55
54
57
53
kent samenst. college
41
45
47
47
57
51
10%
20%
30%
40%
50%
Illustratie 14: percentage Nijmegenaren dat namen van burgemeester en wethouders kent Bron: Bestuursmonitor 2007, O&S
Bijna 70% van de Nijmegenaren kan de naam van de burgemeester van Nijmegen volledig noemen. Sinds januari 2007 is dat Thom de Graaf.
Wisselend beeld over inspanningen college voor wijken De Nijmegenaren hebben een positief beeld van de intenties van het college. Ongeveer tweederde vindt dat het college zich over het algemeen wel bekommert om de wijken. Tegelijk zien we dat de groep burgers, die vindt dat het college de problemen in hun eigen buurt voldoende aanpakt (24%), kleiner is dan de groep met de tegenovergestelde mening (37%).
Illustratie 12: bekendheid college en collegeleden, in procenten Bron: Bestuursmonitor, O&S
Ook met “doe”-uitspraken (‘wat het college toezegt gebeurt’, ’college betrekt burgers bij beleid’, ’college reageert positief op initiatieven van burgers’) zijn minder mensen het eens: 3 à 4 op de 10. Bij de vorige peiling lagen deze percentages wat hoger: rond de 40%.
Wat in dit opzicht opvalt, is dat de bekendheid van personen groter is dan die van partijen. Ongeveer de helft van de Nijmegenaren weet welke partijen in het college zitten, terwijl bijna 80% de naam van minstens één collegelid (burgemeester en/of wethouder) kan noemen.
Vertrouwen: van “veel” naar “enige mate” De groep inwoners met “veel“ of “enige mate van“ vertrouwen in het college schommelt in de jaren 2002-2005 tussen de 60 en 66 %. De groep met “veel” vertrouwen daalde in de periode 2002-2004 (van 35 naar 23%), steeg vervolgens licht tot 29% in 2006 en is in 2007 afgenomen naar 19%.
De burgemeester en wethouder Depla zijn de bekendste personen uit het college.
(bijna) go ed
26%
wetho uder
Vanaf het voorjaar van 2002 heeft de stad een college met wethouders van de PvdA, GroenLinks en de Socialistische Partij.
51%
fo ut / 1partij
43%
19%
2007
weet niet
30%
0%
10%
20%
30%
19%
2006
40%
50%
60%
Illustratie 13: percentage Nijmegenaren dat samenstelling college kent Bron: Bestuursmonitor 2007, O&S
41%
29%
2005
36%
26%
2004
20% veel
25%
33%
35%
0%
24%
41%
28%
2002
24%
36%
23%
2003
30%
25%
31%
40%
enige mate
24%
60% neutraal
80% niet veel
6% 5%
6% 6%
8% 7%
6% 6%
7% 7%
5% 4%
100% geen
Illustratie 15: percentage Nijmegenaren met wel / geen vertrouwen in college Bron: Bestuursmonitor 2007, O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Imago stad, buurt en bestuur
Bronnen Bestuursmonitor, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006,
Burgers met niet zo veel of geen vertrouwen in het college geven vooral een algemeen gevoel van wantrouwen ten opzichte van politici aan als achterliggende reden (47% van hen). Ook de aanpak van grote thema’s als criminaliteit en veiligheid (31%) en soms ook concrete politieke beslissingen (17%), bijvoorbeeld over de verkeerssituatie in de Waalsprong, zijn reden voor weinig vertrouwen.
2007, O&S Dienstverleningsmonitor, 2007, O&S Stadspeiling 1993, 1996, 1998, 2003, 2005, 2007, O&S
Rapportcijfers: 7-min Het college krijgt als totaalwaardering gemiddeld een 6,7. In de afgelopen jaren schommelde dit rapportcijfer tussen de 6,5 en 6,7. Voor burgemeester De Graaf ligt dit cijfer in het eerste jaar van zijn ambtsperiode op gemiddeld 6,8.
Een 7+ voor ambtelijke dienstverlening Als burgers een beroep doen op gemeentelijke dienstverlening, dan hebben ze niet zozeer contacten met het bestuur, als wel met het ambtelijk apparaat. Jaarlijks meten we hoe de burgers zulke contacten waarderen. Dit jaar ligt die gemiddelde waardering met 7-plus wat hoger dan in de laatste jaren. Globaal geldt dat de faciliteiten, de kantoren van de gemeente, beter gewaardeerd worden dan de feitelijke dienstverlening. Voor op twee na alle dienstverleningsuitspraken geldt dat de tevredenheid erover in de laatste jaren is toegenomen. Soms wat meer (toegankelijkheid / bereikbaarheid, snel en efficiënt, afspraken nakomen, openingstijden), soms wat minder (binnenlopen, klachtenafhandeling, luisteren / meedenken).
de gemeente nijmegen....
2003
2005
2007
heeft goed bereikbare kantoren
57%
71%
71%
heeft goede openingstijden
54%
61%
69%
heeft kantoren, goed toegankelijk voor mensen slecht ter been
34%
36%
54%
is een gemeente waar men gemakkelijk binnenloopt
68%
71%
74%
heeft medewerk(st)ers die goed naar je luisteren
54%
60%
63%
komt haar afspraken na
34%
41%
53%
werkt snel en efficiënt
27%
36%
47%
werkt meestal goed mee aan plannen en wensen van haar burgers
31%
29%
41%
handelt haar brieven vlot en correct af
29%
33%
29%
handelt klachten zorgvuldig en discreet af
20%
23%
24%
Illustratie 16: percentage Nijmegenaren dat vindt dat de desbetreffende uitspraak over het algemeen juist is Bron: Dienstverleningsmonitor 2007, O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
7
Bevolking De Nijmeegse bevolking is de laatste 10 jaar flink gegroeid. De sterke aanwezigheid van de groep 20-ers is daarbij een constante factor. Tot 3 à 4 jaar geleden groeide het aandeel niet-westerse allochtonen sterk. Die grote toename is gestopt door het verdwijnen van de grote vestigingsoverschotten van allochtonen. Ook in de toekomst zal het aantal inwoners, door de grote bouwproductie, nog toenemen. In Nijmegen zal vergrijzing optreden, maar minder heftig dan landelijk.
I.OMVANG EN LEEFTIJDSOPBOUW VAN DE NIJMEEGSE BEVOLKING
12
Nijmegen Nederland
10
Een stijgend aantal inwoners
Vanaf het eind van de jaren ’90 heeft Nijmegen een vestigingsoverschot: er verhuizen meer mensen naar de stad dan er vandaan vertrekken. Gecombineerd met het altijd al aanwezige geboorteoverschot (er worden meer kinderen geboren dan er mensen dood gaan) levert dit een behoorlijke groei van de bevolking op. Tussen 2000 en 2007 bedroeg de natuurlijke groei, het geboorteoverschot ongeveer 3.000, het vestigingsoverschot ongeveer 5.000 personen. 165000 160692
160000
158215
155000 152286
150000 148790 147882 147632
147561
146596 144795
145000
140000
135000 1970
1975
1980
1985
1990
1995 2000 2005 2007
6 4
2
De Radboud Universiteit en de Hogeschool Arnhem Nijmegen trekken veel jongeren naar Nijmegen. Vergeleken met de Nederlandse bevolking wonen er hier veel twintigers: 10% van de bevolking is tussen de 20 en 24 (landelijk 6%), 9% tussen de 25 en 30 (landelijk 6%).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
90+
80-84
70-74
60-64
50-54
40-44
30-34
Illustratie 2: leeftijdsopbouw Nijmegen en Nederland, 1-12007 Bron: GBA en CBS
Er zijn vooral veel vrouwen in deze leeftijdsklasse, omdat aan de Nijmeegse opleidingen duidelijk meer vrouwen dan mannen studeren. Ook andere steden met een opleidingsfunctie hebben relatief veel twintigers binnen hun bevolking. Jeugdigen (tussen de 0 en 14 jaar) en mensen tussen de 35 en 59 wonen er in Nijmegen juist wat minder dan gemiddeld.
Door de tijd veel schommelingen in leeftijdsopbouw De sterke aanwezigheid van inwoners rond de 20 doet zich al 20, 30 jaar voor in Nijmegen, al zolang er grote stromen studerenden naar de stad komen. Maar rond dit stabiele gegeven zijn er toch veel schommelingen in de leeftijdsopbouw te zien. Twee demografische processen hebben grote invloed op de omvang van de verschillende leeftijdsklassen: •
Illustratie 1 inwoneraantal Nijmegen 1970-2007 Bron: GBA
Door opleidingen veel twintigers
20-24
0
10-14
Van rond 1970 tot halverwege de jaren ’90 schommelde het inwonercijfer tussen de 145.000 en 150.000. Sindsdien is er echter sprake van een gestage groei. In eerste instantie kwam dat vooral doordat een deel van het gebied ten noorden van de Waal, met o.a. het dorp Lent, tot Nijmegen ging behoren. Dit leverde ongeveer 3.500 inwoners op.
8
0-4
Op 1 januari 2007 woonden er in Nijmegen bijna 161.000 mensen. Nog niet eerder woonden er zoveel mensen in de stad.
•
De naoorlogse geboortegolf De geboortegeneraties uit de jaren 1945-1960 zijn erg groot. Ieder keer wanneer deze groep een nieuwe leeftijdsklasse binnenschuift neemt die flink toe. Het inzakken van de geboortecijfers in de jaren ’70 Het omgekeerde effect zie je bij de geboortegeneraties uit de jaren ’70. In enkele jaren tijd halveerden de geboortecijfers in Nijmegen. Wanneer deze groep een bepaalde leeftijdsklasse bereikt zakt het aantal mensen in die categorie.
1
Bevolking
Zo zie je de laatste 20 jaar een toename van de middelbare leeftijdsklasse, eerst de veertigers, de laatste 10 jaar ook de vijftigers (na-oorlogse geboortegeneratie). Tussen 1987 en 1997 zakt het aantal 10-19- en 20-29-jarigen (geboortedaling jaren ’70). 5349 4555 3617
80+
9519 9255 8636
70-79
N-Centrum
33%
20%
27%
26%
26%
28%
6%
N-Nieuw-West
15%
23%
22%
26%
13%
N-Midden
16%
25%
21%
29%
9%
N-Zuid
14%
20%
20%
30%
15%
16%
18%
22%
33%
10%
Lindenholt
20%
22%
25%
30%
3%
1997
N-Noord
25%
18%
33%
19%
5%
1987
Nijmegen
15%
25%
22%
28%
9%
Illustratie 4: leeftijdsopbouw per stadsdeel, 1-1-2007 Bron: GBA
II.ALLOCHTONE EN AUTOCHTONE NIJMEGENAREN
Snelle groei van het aandeel niet-westerse Nijmegenaren gestopt
30726 29315 33934
Bijna een kwart van de Nijmeegse bevolking, ongeveer 40.000 mensen, heeft een niet-Nederlandse achtergrond. Voor de helft van hen is dat een westerse achtergrond, voor de andere helft nietwesters1.
17726 14423 18976 16280 15824 14219
0-9 0
10000
20000
9%
11%
24196 25446 24387
10-19
7%
Dukenburg
23136 20954
20-29
70+
21%
2007
16472
30-39
45-69
22%
14%
15254 14008
40-49
30-44
45%
N-Oud-West
20224
50-59
15-29
5%
N-Oost
13806 12144 12521
60-69
0-14
30000
40000
25000
Ook in Oost is deze leeftijdsklasse sterk vertegenwoordigd.
19425 2007
19098 2005
19252
18972 2004
0
westers
niet-westers
Illustratie 5: aantal westerse en niet-westerse allochtonen in Nijmegen, 1997-2007 Bron: GBA
In Lindenholt en vooral in Noord (Waalsprong), de jongste wijken van Nijmegen, wonen relatief veel jeugdigen (0-14). Nijmegen-Zuid, gebouwd in de jaren ’50 en ’60, is het meest vergrijsde gebied van Nijmegen. In Dukenburg, hoofdzakelijk gebouwd in de jaren ’70, is de vergrijzing aanstaande. Daar is vooral de leeftijdsklasse 45-59 sterk vertegenwoordigd. 1
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2006
18505
17716 2002
2003
16750
15826 2000
2001
14958 1999
5000
14089
In Nijmegen-Centrum is bijna de helft van de inwoners tussen de 15 en 29 jaar oud. Het woonmilieu hier, met veel levendigheid, voorzieningen en drukte, en de woningvoorraad, met veel etagewoningen en verkamerde panden, is juist voor deze leeftijdsgroep aantrekkelijk.
10000
1998
Er zijn tussen de stadsdelen van Nijmegen behoorlijke verschillen in leeftijdsopbouw, die de ouderdom, de geschiedenis en het karakter van de gebieden weerspiegelen.
15000
13310
Stadsdelen hebben een eigen leeftijdsprofiel
20000
1997
Illustratie 3: leeftijdsopbouw Nijmegen, 1987, 1997 en 2007 Bron: GBA
We gebruiken de CBS-indeling van etniciteit, OostEuropa, voormalig Joegoslavië en Indonesië worden daarin tot de westerse landen gerekend.
2
Bevolking
Aan het eind van de jaren ’90 en het begin van deze eeuw groeide het aantal niet-westerse Nijmegenaren snel. De laatste paar jaar is deze groei sterk afgenomen. Kijk je naar de periode 1995-2007 dan kun je drie fases onderscheiden:
585
niet -west ers
natuurlijk west ers
migratie
576
M arokkaans
•
•
•
Tussen 1995 en 1999 nam het aantal westerse en niet-westerse inwoners toe. Ook het aantal Nederlandse Nijmegenaren nam toe, maar dat kwam vooral doordat Lent bij Nijmegen kwam. Het percentage niet-westerse allochtonen steeg van 8,4 naar 9,8. Tussen 1999 en 2003 steeg zowel het aantal westerse als niet-westerse allochtonen sterk, het aantal autochtone Nijmegenaren daalde. De toename van het percentage niet-westerse allochtonen was daardoor sterk, van 9,8 naar 11,8. Tussen 2003 en 2007 was de groei van de groep allochtone Nijmegenaren veel kleiner, terwijl het aantal Nederlandse Nijmegenaren juist flink toenam. Daardoor steeg het percentage niet-westerse inwoners nog maar heel beperkt: van 11,8 naar 12,1.
Turks
Ant il/Arub
Surinaams
634
Nederlands
-1000
0
2566 1000
2000
3000
4000
Illustratie 7: bevolkingstoe- en afname door natuurlijk groei (geboorteoverschot) en door migratie (vestigings/ vertrekoverschot), periode 2003-2007 Bron: GBA
Witte en zwarte wijken
1995-1999
1999-2003
2003-2007
totaal
Nederlands
1401
-300
3264
4365
Surinaams
40
37
14
91
Antil/Arub
86
380
-46
420
Turks
460
639
281
1380
Marokkaans
372
546
251
1169
westers
399
1137
470
2006
niet-westers
1605
1945
420
3970
totaal
4363
4384
4654
13401
Het aandeel niet-westerse allochtonen verschilt sterk van wijk tot wijk. Bij een gemiddeld aandeel van 12,1% scoren de wijken Meijhorst (30,8%) en Malvert (26,7%) het hoogst. Maar ook de wijken Nije Veld, Aldenhof, Neerbosch-Oost en Wolfskuil hebben meer dan 20% niet-westerse allochtonen onder hun bewoners.
Illustratie 6: toe- en afname per etnische groep, 1995-2007 Bron: GBA
Geen vestigingsoverschot niet-westerse allochtonen meer De belangrijkste reden voor het afvlakken van de groei van de niet-westerse Nijmegenaren ligt in het verdwijnen van het vestigingsoverschot van deze groep. Rond de eeuwwisseling vestigden zich veel meer niet-westerlingen in Nijmegen dan er uit de stad vertrokken. De laatste jaren is er echter sprake van evenwicht of zelfs een beperkt vertrekoverschot. Deze beweging doet zich ook landelijk voor: de immigratie naar Nederlands is, na een piek rond de eeuwwisseling, sterk teruggelopen. Een flink geboorteoverschot zorgt ervoor dat de groep niet-westerse Nijmegenaren nog steeds groeit.
Illustratie 8: postcodegebieden met absoluut en relatief veel niet-westerse allochtonen, 1-1-2007 Bron: GBA
Bij de westerse en autochtone Nijmegenaren was er in de periode 2003-2007 wel sprake van een flink vestigingsoverschot.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
3
Bevolking
Ook binnen wijken kunnen er behoorlijke verschillen bestaan in het aandeel niet-westerse bewoners. Zo ligt in delen van Heseveld, Hatert en de Kamp het percentage niet-westerse bewoners (dat soms 30-40% bedraagt) ruim boven het stedelijke gemiddelde.
III.OVERIGE KENMERKEN NIJMEEGSE BEVOLKING
Vooral jongeren komen naar Nijmegen Jaarlijks verhuizen rond de 10.000 mensen naar Nijmegen. De helft daarvan is rond de 20. Dat zijn vooral mensen die naar Nijmegen komen om daar een opleiding te volgen.
Globaal bezien is het aandeel niet-westerse allochtonen hoog aan de westkant van de stad (met uitzondering van Hees en Weezenhof) en relatief laag aan de oost- en noordkant. De niet-westerse Nijmegenaren zijn over het algemeen jong: van de 0-14-jarigen heeft 21,1% een niet-westerse achtergrond, bij de oudste leeftijdsklassen is dat slechts enkele procenten. In de relatief “zwarte” wijken zie je dan ook dat in de jongere leeftijdsklassen de niet-westerse bewoners een nog sterker stempel drukken dan in de oudere leeftijdsklassen. In Meijhorst en Malvert heeft rond de helft van de 0-14-jarigen een nietwesterse achtergrond, in Neerbosch-Oost, Wolfskuil en Nije Veld meer dan 40%.
Een bijna even grote groep vertrekt jaarlijks uit Nijmegen. Bij deze groep ligt het zwaartepunt rond de 30 jaar. Onder hen veel mensen die na hun opleiding uit Nijmegen vertrekken om elders te gaan wonen of werken. 6000
5673
vestiging
vertrek
5000 4167
4000 3169
3211
3000
2000
Aandeel en spreiding allochtonen in Nijmegen is niet bijzonder Het aandeel niet-westerse allochtonen in Nijmegen ligt boven het landelijke gemiddelde. Het verschil is echter niet groot. In veel steden wonen, net als in Nijmegen, relatief veel allochtonen. In het platteland en in kleinere plaatsen wonen vaak juist weinig allochtonen. Rotterdam
35,7%
Amsterdam
34,5%
Den Haag
32,6%
Utrecht
21,0%
Arnhem
17,3%
Enschede
14,3%
Leiden
14,2%
Haarlem
13,0%
Nijmegen
12,0%
Breda
10,2%
Den Bosch
9,9%
Groningen
9,1%
Maastricht
7,3%
Apeldoorn
6,9%
Nederland
10,6%
Illustratie 9: % niet-westerse allochtonen, 1-1-2006 Bron: CBS
Ook de spreiding van allochtonen in Nijmegen is zeker niet extreem. In Nijmegen heeft de meest gekleurde wijk (Meijhorst) ongeveer 30% nietwesterse allochtonen in de bevolking. In steden als Amsterdam en Rotterdam kan het aandeel nietwesterlingen in een wijk wel de helft tot 75% bedragen. Maar ook in meer vergelijkbare steden als Arnhem, Breda, Enschede zijn er wijken met 35-40% niet-westerse bewoners.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1000
1289 1138
1030 805
397
610
0 0-14
15-24
25-39
40-59
60+
Illustratie 10: vestiging en vertrek in 2006 naar leeftijdsgroep Bron: GBA
De grote stroom opleidingvolgers die naar Nijmegen trekt is ook voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het de laatste jaren omvangrijke vestigingsoverschot dat Nijmegen heeft ten opzicht van “Nederland exclusief regio” (zie Illustratie 11). Aan de regio verliest Nijmegen per saldo inwoners, er vertrekken meer mensen naartoe dan er vandaan komen. In de jaren ’90 was het inwonerverlies aan de regio overigens veel groter. De migratieoverschotten met het buitenland waren vooral in de beginjaren van deze eeuw erg hoog. Tenslotte is er een redelijk inwonerverlies vanwege “migratie onbekend”. Dit betreft vooral mensen die niet meer in Nijmegen blijken te wonen en die met “bestemming onbekend” worden uitgeschreven. Door administratieve processen kan dit cijfer van jaar tot jaar flink variëren.
4
Bevolking
vanuit de huishoudens, maar vanuit personen, dan zie je dat de meeste Nijmegenaren in een 2-oudergezin wonen: bijna 60.000 mensen vormen samen 15.000 2-oudergezinnen.
1500
1000
500 regio
o nbekend
24215
alleenwo nend
24215
0 binnenland
buitenland
19011
2-pers.huish.
38452
-500
4710
1-o udergezin
11801
-1000
-1500
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
15153
2-o udergezin
58100 studentenhuis
Illustratie 11: migratiesaldo met verschillende bestemmings/vertrekgebieden, 2000-2007 Bron: GBA
2686 13109
6493 0
Ondanks veel verhuizingen toch een grote vaste kern Hoewel er veel naar en vanuit Nijmegen verhuisd wordt heeft de stad toch ook een grote kern “vaste bewoners”. Bijna de helft van de bewoners is in Nijmegen geboren, nog een kwart woont er al langer dan 10 jaar. Kortom: slechts een kwart van de Nijmegenaren woont korter dan 10 jaar in de stad.
jo nger dan 10 jaar 27% gebo ren 47% o uder dan 10 jaar 26%
huisho udens
1114
o verig
perso nen
10000 20000 30000 40000 50000 60000 70000
Illustratie 13: aantal huishoudens en aantal personen naar huishoudenstype, 1-1-2007 Bron: GBA
Geboortecijfer Nijmegen extreem laag In Nijmegen worden ieder jaar ongeveer 1.700 kinderen geboren. Dat is een erg laag cijfer wanneer je het relateert aan het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd dat in Nijmegen woont. Het totaal vruchtbaarheidscijfer2 in Nijmegen ligt net boven de 1,3, terwijl het voor Nederland als geheel 1,7 is. Alleen Maastricht en Groningen hebben vergelijkbaar lage geboortecijfers. Vooral de Nijmeegse vrouwen tot 34 jaar krijgen relatief weinig kinderen. Bij deze jonge vrouwen zijn er veel die nog een opleiding volgen of die, hoog opgeleid, pas kort aan het werk zijn. Oudere vrouwen (35+) in Nijmegen krijgen in verhouding tot het Nederlandse gemiddelde juist wat meer kinderen. Deze “Nijmeegse afwijking” bestaat al jaren. Ook in de toekomst zal Nijmegen een relatief laag geboortecijfer blijven houden.
Illustratie 12: bevolking naar woonduur in Nijmegen, 1-12007 Bron: GBA
Geïndividualiseerd of niet? Het meest voorkomende huishoudenstype in Nijmegen is het 1-persoonshuishouden: meer dan 24.000 mensen wonen alleen in een woning. Daarnaast zijn er ook nog ruim 10.000 vooral jongere Nijmegenaren die in onzelfstandige eenheden van de SSHN of in verkamerde panden wonen. Ook zij leven over het algemeen als 1persoonshuishouden. Toch betekent dit niet dat de meerderheid van de Nijmegenaren alleen woont. Kijk je namelijk niet
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw zou krijgen wanneer de in een bepaald jaar waargenomen vruchtbaarheid per leeftijdsjaar haar hele leven zou gelden.
5
Bevolking
40-44
13 10
35-39
69 62
30-34
116
25-29
133
51
20-24
100
Hoe sterk de groei zal zijn, hangt mede af van de mate waarin het bouwprogramma gerealiseerd wordt. Worden inderdaad alle geprogrammeerde woningen gebouwd, dan zullen er in 2020 in Nijmegen zo’n 178.000-180.000 mensen wonen. Valt de woningbouw lager uit, dan zal ook het inwonercijfer lager zijn. Bij de bouw van zo’n 5.000 woningen mindere moeten we dan eerder denken aan 170.000-172.000 Nijmegenaren.
Vergrijzing wat minder heftig dan landelijk
13
34
Nijmegen 15-19
Nederland
4
0
20
40
60
80
100
120
140
Illustratie 14: aantal geboortes per 1000 vrouwen, 2006 Bron: GBA en CBS
IV.DE NIJMEEGSE BEVOLKING IN DE TOEKOMST
Groei of krimp? De meest recente landelijke bevolkingsprognoses leggen de nadruk op de eindigheid van de bevolkingsgroei in Nederland. Nadat we in het verleden alleen maar te maken hebben gehad met, soms sterke, bevolkingsgroei is nu het einde van de groei in zicht. Dat wordt verwacht in de jaren 2030-2035. Tot die tijd zal het landelijke bevolkingscijfer nog, heel licht, toenemen.
Binnen de groeiende bevolking zal de komende 10 jaar vooral de groep 60-ers toenemen (met ongeveer eenderde tussen 2005 en 2015). In deze leeftijdsklasse zijn de meeste babyboomers te vinden. Ook de groep 70+-ers zal toenemen, maar daar is de groei een stuk minder groot (5% in 2005-2015). De toename bij de 70+-ers zal wat later en wat minder sterk zijn dan de landelijke trend. De verklaring hiervoor ligt in de ontwikkelingen in het verleden. De laatste 10-15 jaar is de groep 60-ers in Nijmegen, de toekomstige 70+-ers, nauwelijks toegenomen, terwijl er in Nederland wel sprake was van een flinke groei.
Bronnen
data GBA (bevolkingsbestand) Demografische Verkenningen 2005, O&S
Aandachtspunten bij deze landelijke prognoses: •
•
Er zullen zich flinke verschillen tussen regio’s en steden voordoen. Sommige gebieden kennen nu al een terugloop in bevolking, bijvoorbeeld Zuid-Limburg. Andere streken zullen nog lang met een bevolkingtoename te maken hebben. De minder sterke groei van het aantal mensen zal de komende 20 jaar samengaan met een flinke groei van het aantal huishoudens. Mede door de nog verder toenemende vergrijzing zal de gemiddelde huishoudensgrootte nog verder dalen.
Nijmeegse bevolking blijft groeien Nijmegen heeft voor de jaren tot 2020 nog een flink woningbouwprogramma (19.000 woningen 2007-2020). Vooral in de Waalsprong en het Waalfront staan veel woningen in de planning. Hierdoor zal het inwoneraantal van Nijmegen nog lang doorgroeien. Dat blijkt uit de gemeentelijke bevolkingsprognose, maar ook uit landelijke en provinciale prognoses voor Nijmegen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Sociaaleconomisch profiel De sociaal-economische positie van de Nijmegenaren is flink verbeterd. Met name in de tweede helft van de jaren negentig wordt absoluut en relatief een grote inhaalslag gemaakt wat betreft het hebben van werk, lagere uitkeringsafhankelijkheid en een hoger inkomen. Een periode van hoge werkloosheid die Nijmegen kenmerkte sinds midden jaren zeventig kwam tot een einde. Na 2001 valt deze ontwikkeling door conjuncturele tegenwind grotendeels stil, stijgt de werkloosheid weer en vlakt de inkomensgroei af. Na 2005 zien we weer groei. Er zijn weer flink meer werkenden en de uitkeringsafhankelijkheid neemt sterk af.
werkenden weer zeer sterk (in tempo vergelijkbaar met de periode tot 2001).
I.BEROEPSBEVOLKING Meer werkenden
Door de concentratie van toekomstige woningbouw in de Waalsprong behoudt Nijmegen nog lange tijd een groei van de bevolking en de beroepsbevolking. In Nederland als geheel zal die groei veel geringer zijn en ook eerder omslaan in krimp. Dit betekent in economisch opzicht een kans voor de stad (beschikbaarheid van personeel) maar ook een opdracht (werk bieden voor deze mensen).
De Nijmeegse beroepsbevolking (de mensen die werken of willen werken) groeit. Na een lange stationaire periode met rond de 60.000 mensen, pikt de groei - mede omdat Lent bij Nijmegen gaat horen - in 1998 flink op. Daarna groeit de beroepsbevolking op het gunstige economische tij tot 2002 zeer sterk tot 75.000 mensen (circa +25%), om in de zwakkere jaren daarna op of rond dat niveau te blijven steken. 120
120
x 1000 perso nen
115
100 110
niet bero epsbevo lking
80
105
60 werklo o s
100
40 Nijmegen TM
95
werkzaam
20
Nederland TM 90 05
0 87
90
95
00
Illustratie 1: de Nijmeegse bevolking van 15-64 jaar naar positie op de arbeidsmarkt Bron: CBS
Over de hele periode 1990-2006 is de groei van het aantal werkende Nijmegenaren met 38% erg groot en ook aanzienlijk hoger dan landelijk (+22%). Door deze ontwikkeling zijn het aantal werklozen en de mensen, die niet actief zijn op de arbeidsmarkt, sterk afgenomen. In de economische topjaren 1997-2002 is de groei van het aantal werkende Nijmegenaren ronduit imposant. Tussen 2002 en 2006 stagneert deze groei. Voor na 2006 zijn er nog geen CBS-gegevens beschikbaar. Eigen onderzoeksgegevens vanuit de Stadspeilingen laten tot aan 2001 eveneens een sterke groei van het aantal werkenden zien en een stagnatie tot aan 2005. Maar tussen 2005 en 2007 groeit in de Stadspeilinggegevens het aantal
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
10
15
20
25
30
35
40
05 06
Illustratie 2: ontwikkeling beroepsbevolking Nijmegen en Nederland 2004-2040 in het Transatlantic Market scenario (TM); indexcijfer 2004=100 Bron: Hedenmorgen, Provincie Gelderland
Lagere deelneming op arbeidsmarkt bij laagopgeleiden Binnen de beroepsbevolking is het stempel van de universiteitsstad goed zichtbaar. Het meest markant is het hoge opleidingsniveau in Nijmegen (rond de helft HBO/universitair). Met Leiden en Utrecht behoort Nijmegen op dit punt tot de top drie van grotere gemeenten. Qua beroepen scoren de Nijmegenaren hoog in de wetenschappelijke beroepen en staat de stad nummer één in het aandeel mensen met een grotere parttime baan (20-34 uur). Ondanks de sterke groei van het aantal werkenden in Nijmegen, blijft de deelneming van Nijmegenaren op de arbeidsmarkt met name in de jongere leeftijdsgroepen laag. Ook dit heeft waarschijnlijk alles van doen met de studentengroep in de stad.
1
Sociaal-economisch profiel
Naar opleidingsniveau zien we dat onder de laag opgeleide Nijmegenaren (t/m VMBO) de deelneming op de arbeidsmarkt laag is, doordat veel mensen zich beperken tot de zorg voor het huishouden of leven van een uitkering zonder naar werk te (hoeven) zoeken. Het aandeel van de laagopgeleiden in de beroepsbevolking is slechts 1215% (tegenover 19% in de totale bevolking). Het aandeel laagopgeleiden in de bevolking in de bevolking tussen 15 en 64 jaar is overigens dalend in de tijd, mede omdat onder jongeren lage opleidingsniveaus minder voorkomen dan onder oudere Nijmegenaren. De groep lager opgeleiden heeft getalsmatig in principe een goede kans op werk in de stad. Uitgaand van landelijke gegevens over het opleidingsniveau per sector zou in Nijmegen 21% van de banen voor laagopgeleiden beschikbaar (kunnen) zijn, meer dus dan hun huidige aandeel in de lokale beroepsbevolking. Voor hoger opgeleiden ligt deze verhouding veel ongunstiger. In de beroepsbevolking is het aandeel 53% en in de beschikbare banen naar schatting 36%. Die groep zal zich dan ook sterker moeten richten op banen buiten de stad of op banen met lagere kwalificatie-eisen (“verdringing”).
Veel hoogopgeleiden werken buiten Nijmegen De arbeidsmarkt stoort zich niet aan gemeentegrenzen. Grofweg de helft van de Nijmeegse banen worden bezet door mensen van buiten de stad. Daarbij nemen de direct aangrenzende gemeenten aan aanzienlijke plaats in en profileert Nijmegen zich als werkstad in de eigen regio. Omgekeerd zien we in de Stadspeiling van 2007 dat 28.000 (36%) van de 77.000 werkende Nijmegenaren buiten Nijmegen werkt. Daarbij ligt het accent meer op werkgemeenten buíten de regio. In die groep, die op grotere afstand buiten de stad werkt, valt op dat bijna driekwart een HBO of universitair opleidingsniveau kent. Dit betekent dat Nijmegen een grote sluimerende arbeidsreserve van hoger opgeleiden kent. In totaal gaat het om meer dan 10.000 mensen die hier wonen en op meer dan 25 kilometer buiten de stad werken.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
II.WERKLOOSHEID Langjarig dalend met enkele conjunctuurpieken Nijmegen heeft in de omschakeling van industriestad naar kennisstad een generatie lang een hoge werkloosheid gekend. Vanaf het midden van de jaren negentig normaliseert dit beeld zich enigszins. In de CBS-cijfers (waarin het daadwerkelijk actief zoeken naar werk een grote rol speelt) zien we dat de werkloosheid tussen 2000 en 2002 een voor Nijmegen ongekend laag niveau van 3-5% bereikte (zie ook Illustratie 3), vrijwel vergelijkbaar met Nederland en - ten opzichte van andere grotere gemeenten - neigend naar een middenpositie. Daarna loopt de werkloosheid binnen de CBS-steekproef weer op tot tegen de 9% in 2006; na Rotterdam de hoogste werkloosheid binnen de G-25. Wel past hierbij de aantekening dat dit steekproefuitkomsten zijn, die jaar-op-jaar een flinke variatie kunnen laten zien. 20
in % van de bero epsbevo lking
Nijmegen Nederland
15
10
5
0 87
90
95
00
05 06
Illustratie 3: werkloze beroepsbevolking (CBS), in % van de beroepsbevolking 1987-2006; steekproefuitkomsten Bron: CBS
Stadspeilinggegevens en CWI-data laten na 2005 juist een daling van werkloosheid zien. Wel zien we dat ook in de CWI-gegevens de werkloosheidsdaling in Nijmegen vanaf 2005 iets achterblijft. Het aantal ingeschreven mensen bij het CWI (Niet Werkende Werkzoekenden, NWW) is veel groter dan de werkloze beroepsbevolking van het CBS. Afgezien van een administratieve onderschatting in Nijmegen tussen 2004 en 2006, is de stijging van de NWW in Nijmegen in de economisch zwakke periode na 2001 minder sterk. Daarna is echter de daling weer wat minder groot, waardoor de uiteindelijke daling tussen 1996 en eind september 2007 in Nijmegen niet sterk afwijkt van het landelijke beeld. Door de zwakkere daling sinds 2005, klimt Nijmegen binnen de lijst van grotere gemeenten van de 6e naar de 4e plaats in aandeel ingeschrevenen bij het CWI (na Rotterdam, Arnhem en Enschede).
2
Sociaal-economisch profiel
Werkloosheid daalt relatief sterk bij allochtonen
120
Naar etniciteit valt op dat de werkloosheid van autochtonen in de zwakke jaren 2003 en 2004 flink oploopt. Onder niet-westerse allochtonen is dat minder het geval. Deze extra werkloosheid onder autochtonen neemt na 2005 weer redelijk snel af. Over de hele periode 2003-2007 neemt de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen van 2003 tot 2007 wat sterker af dan gemiddeld. Vooral de daling onder Antillianen en Arubanen van tegen de 30% steekt erg gunstig af tegen de gemiddelde daling van slechts 3% in die periode voor alle Nijmegenaren. Ondanks deze gunstige ontwikkelingen, blijft de werkloosheid binnen de groep niet-westerse allochtonen in de leeftijdsgroep 15-64 jaar meer dan twee maal zo groot als gemiddeld en drie maal zo groot als onder autochtone Nederlanders.
100 80 60 40 NWW Nederland
20
NWW Nijmegen 96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Illustratie 4: Niet Werkende Werkzoekenden Nijmegen en Nederland; index 1996=100; NB na 2004 zijn geleidelijk 1.200 Nijmegenaren onterecht niet meegeteld, deze zijn vanaf eind 2006 in korte tijd weer toegevoegd, leidend tot een piekje in de grafiek in 2007 bron: CWI-Oost Nederland, afdeling Arbeidsmarktkennis 12000
De sterke banengroei tussen 1997 en 2002 heeft veel mensen op de arbeidsmarkt getrokken. De groep die niet op de arbeidsmarkt actief was (met het huishouden bezig; alleen onderwijs volgend; uitkering zonder werk te zoeken) liep terug van tegen de 50.000 mensen rond 1990 naar circa 35.000 mensen rond 2000. Na 2002 zet deze daling niet door. In de Stadspeiling-gegevens is zichtbaar dat dit vooral veroorzaakt wordt door de groei van het aantal studenten. De overige niet op de arbeidsmarkt actieve groepen nemen wel in omvang af.
10000 50 e.o . 8000 40-50 6000 4000 23-40 2000 <23
0
0102
Verschillen tussen groepen in verloop werkloosheid Binnen het bestand aan ingeschrevenen bij het CWI zien we het “afroomeffect” van de herstellende economie na 2004 duidelijk terug. Het aantal kortdurend werklozen loopt sterk terug, evenals het aantal mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt (fase 1 en 2), de groep jongeren en de groep met een opleiding boven het niveau basisonderwijs. De administratieve heropname van 1.200 onterecht niet ingeschrevenen is in de eerste helft van 2007 zichtbaar in een piek van langdurig werklozen met een laag opleidingsniveau en een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Structureel bezien blijft het opzienbarend dat onder de ingeschrevenen bij het CWI 56% tot de lager opgeleiden behoort en binnen de beroepsbevolking slechts 12-15% (t/m VMBO-MAVO). Vergeleken met de ons omliggende gebieden is vooral de groep laagst opgeleiden (mensen zonder een voortgezet onderwijs-diploma) onder de CWI-ingeschrevenen naar verhouding groot. Op "LBO-niveau" wijkt Nijmegen veel minder af.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
03
04
05
06
07
Illustratie 5: Niet Werkende Werzoekenden (CWI) naar leeftijd bron: CWI
12000 10000 > 3 jaar 8000
2 t/m 3
6000
1-2 jr
4000 <1jaar
2000 0
0102
03
04
05
06
07
Illustratie 6: Niet Werkende Werzoekenden (CWI) naar duur niet-werkend bron: CWI
3
Sociaal-economisch profiel
III.UITKERINGSAFHANKELIJKHEID
12000 N.t.b.
Verbeterend beeld, met name in bijstandsafhankelijkheid
10000 Fase 4
Nijmegen heeft traditioneel een hoog aandeel WWBers, een licht hoger aandeel WW-ers (kortdurend werkloos) en een relatief laag aandeel arbeidsongeschikten. De eerste twee groepen bewegen mee op de golven van de conjunctuur, de laatste regeling wordt meer geraakt door wetgevingseffecten.
8000 6000
Fase 3
4000
Fase 2
2000
Fase 1
0
10,0%
0102
03
04
05
06
wwb <65
07 8,0%
Illustratie 7: Niet Werkende Werzoekenden (CWI) naar afstand tot de arbeidsmarkt (1=klein, 4=zeer groot; deze indeling is m.i.v. 1-1-2007 verlaten) bron: CWI
6,0% 4,0% 2,0% 98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
12000
4,0%
wo
10000
?
ww
hbo 8000
3,0%
mbo -vwo 6000
2,0% vbo -mavo
4000
1,0%
2000
98
< vbo
99
00
01
02
03
04
05
06
07
0
0102
03
04
05
06
07
9,0% ao
Illustratie 8: Niet Werkende Werzoekenden (CWI) naar opleidingsniveau bron: CWI
8,0%
7,0% Nederland Nijmegen
12.000
6,0%
10.000
westerse allo chto o n
8.000
niet westerse allo chto o n
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Illustratie 10: verloop uitkeringen WWB < 65, WW en Arbeidsongeschiktheid als % van de bevolking van 15-64 jaar, Nederland en Nijmegen bron: CBS
6.000 4.000 nederlands 2.000 0 2003
2004
2005
2006
2007
Illustratie 9: Niet Werkende Werzoekenden (CWI) naar etniciteit; bron: CWI, bewerking O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Binnen de WWB zien we rond 1998 nog een zeer grote afwijking van Nijmegen ten opzichte van Nederland, een restant van de hoge werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid in de decennia daarvoor. In de economische topjaren tot 2001 loopt dit verschil zeer sterk terug. Na een stabilisatie tot 2005, zet zich die daling in 2006 en 2007 weer voort. Het verschil van 6 procentpunten dat in 1998 tussen Nijmegen en Nederland als geheel bestond, is daardoor teruggelopen naar 2 in 2007.
4
Sociaal-economisch profiel
Per stadsdeel is in Illustratie 11 zichtbaar dat in Oud-West het aandeel WWB-ers onder de 15-64jarigen in 2007 het hoogst is, maar dat tegelijkertijd de daling in de afgelopen jaren daar ook het grootst is geweest. Minder gunstig ligt de situatie in Dukenburg en Nieuw-West, waar hoge niveaus bestaan en de daling wat is achtergebleven op het stadsgemiddelde. In Nijmegen-Noord zien we op dit moment nog een zeer laag aandeel WWB-ers, maar het is wel het enige stadsdeel waar dit aandeel de laatste jaren is gestegen.
3500 3000 anders
2500 WSW
WEB
2000 1500 ID 1000
stadsgemiddelde
ONGUNSTIGE ONTWIKKELING
500
Noord
99
Centrum
Nieuw-W
Oost stadsgemiddelde
Zuid Midden
00
01
02
03
04
05
06
Illustratie 12 Additionele arbeid, verloop Nijmeegse deelnemers in de diverse regelingen; WSW-personen t/m 2002 geschat op basis van FTE’s; situatie per einde jaar Bron: Breed, gemeente Nijmegen-DIW
Dukenb Lindenh
GUNSTIGE ONTW.
WIW
0
Oud-W
V.INKOMENS LAAG NIVEAU
HOOG NIVEAU
Veel lage inkomens, maar ook hoge groei In 2004 (meest recente statistische jaar) hadden de Nijmegenaren per persoon een besteedbaar inkomen van ruim 12.000 euro. Dat is vrijwel evenveel als in Nederland als geheel. Wordt gekeken naar mensen met een heel jaar inkomen, exclusief studenten, dan ligt het gemiddelde op 16.800 euro, 5% lager dan landelijk. Onder particuliere huishoudens (ook exclusief studentenhuishoudens) is het gemiddelde (besteedbaar) inkomen 26,200 euro, zo’n 10% lager dan landelijk.
Illustratie 11: Bijstandcliënten 15-64 jaar binnen de dezelfde bevolkinggroep, niveau in 2007 en ontwikkeling 2002-2007 Bron: bewerking O&S van WWB-bestand
IV.MAATREGELTOEPASSING Krimp en groei van regelingen voor additionele arbeid
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
4 2
0
lage inko mens
39,9 - 49,4
34,1 - 39,9
29,6 - 34,1
25,6 - 29,6
>49.400euro, Nijmegen
Opmerkelijk is wel dat het verloop van het aantal deelnemers aan additionele arbeid groeit als de arbeidsmarkt in de lift zit en juist daalt wanneer er sprake is van economische afkoeling. Dit zal wellicht te maken hebben met vertraging in de doorwerking van budgetbeslissingen van enkele jaren tevoren.
6
22,0 - 25,6
10
Nederland
18,8 - 22,0
12
15,8 - 18,8
14
8
Door de invoering van de Werkervaringsbanen (WEB) en kleinere regelingen als participatie-, groeien brugbanen, is de dalende trend in de deelneming aan additionele arbeid na 2005 gekeerd. Eind 2006 zijn 2.450 mensen via deze arbeidsmarktmaatregelen aan de slag, een kleine 200 meer dan een jaar eerder.
12,5 - 15,8
16
<12.500euro, Nijmegen
Het aantal Nijmeegse deelnemers aan additionele arbeid groeide tot aan 2002 tot circa 3.000 mensen. Door ingrepen in de uitgaven van de Rijksoverheid daalt dit aantal in de “slechte” arbeidsmarktjaren na 2002 scherp met 750 deelnemers. Deze daling zat vooral in de Wet Inschakeling Werkzoekenden en in wat minder mate in de Instroom/Doorstroombanen. Het aantal Nijmegenaren dat ingeschakeld is in de WSW bij of via Breed is veel constanter (rond 1.0001.100 mensen).
midden inko mens
ho ge
Illustratie 13: inkomenverdeling Nijmegen (kolommen) per 10% groep vergeleken met landelijk (lijn) Bron: RIO 2004, CBS
5
Sociaal-economisch profiel
In Illustratie 13 is zichtbaar dat Nijmegen relatief veel huishoudens kent met een laag inkomen (donkere kolomen in de grafiek). Met het inkomen waar 40% van de Nederlandse huishoudens onder zitten, moeten in Nijmegen 49% van de huishoudens zich tevreden stellen (inclusief studenthuishoudens 54%). In 2004 worden in Nijmegen 13% van de huishoudens tot de echt lage inkomens gerekend en 12% tot de huishoudens op of rond het sociaal minimum (Nederland beide 9%). Met dit percentage behoort Nijmegen tot de top tien van steden qua aandeel huishoudens met een laag inkomen.
Inkomensverschillen binnen stadsgewesten nemen af; Jan-Willem Bruggink, CBS; februari 2007
i
Inkomensspreiding in en om de stad; RPB, juni 2005 ii
Over lange termijn terugkijkend, zien we dat vanaf midden jaren 70 het inkomensbeeld van de Nijmegenaren achterblijft bij dat van Nederland. In de loop van de jaren negentig lijkt zich daarin een kentering voor te doen. Sinds 1989 groeit het gemiddeld inkomen per persoon met een heel jaar inkomen (exclusief studenten) in Nijmegen iets harder dan in Nederland als geheel. Ten opzichte van de 25 grootste gemeenten staat Nijmegen op de 20e plaats wat betreft het gemiddelde inkomen in 2004, maar op circa de zesde plek qua groei van dat inkomen sinds 1989. Hierdoor loopt de achterstand van Nijmegen terug van circa 10% in 1989 tot ongeveer 5% in 2004. Net als bij de arbeidsmarkt ligt het zwaartepunt van deze inhaalbeweging in de periode vóór 2002. Onder invloed van de conjunctuur vlakt deze ontwikkeling in 2002-2004 af. Door de inkomensstijging in de stad zijn ook de verschillen tussen stad en omliggende gemeenten wat afgenomeni. In 1996 was het verschil nog 7 procentpunten tussen Nijmegen en de dorpen eromheen, in 2004 twee minder. Deze trend is in een andere studieii voor meerdere Nederlandse steden waargenomen. Daarin kwam naar voren dat de inkomensstijging in steden zich vooral in het centrum en de direct aanpalende wijken voordoet, terwijl lage inkomens zich meer spreiden over de stad.
Bronnen
CBS, Statline Werk.nl CWI Oost Nederland, afdeling Arbeidsmarktkennis Provincie Gelderland, Bureau Economisch Onderzoek, Hedenmorgen Breed Nijmegen Gemeente Nijmegen, Directie Inwoners, div. registraties Gemeente Nijmegen, afd. O&S: Stadspeilingen, 1998-2007 Jan-Willem Bruggink, CBS: Inkomensverschillen binnen stadsgewesten nemen af, februari 2007 RPB: Inkomensspreiding in en om de stad; juni 2005
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Stadseconomie Nijmegen heeft een economie met twee gezichten. Een groot en stabiel onderwijs-gezondheidszorgcluster dat zorgt voor banengroei tegen de conjunctuur in. De marktsector is veel gevoeliger voor de stemming van de markt, maar plukt daarmee nu de vruchten van de groei. Een nadeel voor de stad is nu het lage aandeel in de groeisector zakelijke dienstverlening, waardoor de groei op dit moment achterblijft op omliggende steden. De herstelde groeitrend zorgt echter voor veel starters, goede bedrijfsresultaten en enige verkrapping van de nog steeds vrij ruime kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. Het direct uitgeefbare bedrijventerreinenaanbod droogt op.
Van de Nijmeegse banen wordt meer dan de helft bezet door mensen van buiten de stad, vooral uit de direct omliggende gemeenten. Anderzijds zien we de laatste jaren ook dat de “Nijmeegse” banen steeds vaker buiten de stad terechtkomen. Inmiddels wordt vrijwel alleen nog bedrijventerrein (mede) namens Nijmegen op het grondgebied van Wijchen uitgegeven. Het Wijchens deel van Bijsterhuizen omvat inmiddels ruim 2.000 banen. De bedrijven zijn ongeveer voor de helft uit Nijmegen afkomstig.
I.WERKFUNCTIE VAN DE STAD Werkstad Nijmegen Nijmegen telt in 2007 bijna 96.000 banen bij 8.270 vestigingen van bedrijven en instellingen in de stad. Daarmee overtreft het aantal banen de omvang van de beroepsbevolking van de stad. Wat betreft beschikbaarheid van banen van werknemers ten opzichte van de eigen beroepsbevolking (werkfunctie), komt Nijmegen op de elfde plek van de 25 grootste gemeenten. Gemeenten als Zwolle (2), Arnhem (5) en Den Bosch (6) scoren hierin beter. Nijmegen is ook in beroepsbevolkingsomvang de 11e stad. Kortom, een normale positie, maar ook niet meer dan dat. Sectoraal komt de specialisatie van de stad in onderwijs-gezondheidszorg goed naar voren in de tweede plek in de niet-commerciële diensten (48% van de banen, net na Leiden met 52%). De industrie is veel kleiner (17%), maar vergeleken met andere steden wel goed vertegenwoordigd (plek 7). In de commerciële diensten is de positie van de stad ronduit laag. Normaal zou hier 50% van de banen verwacht worden, in Nijmegen is dat slechts 35%. Dit is ook één van de achtergronden van de relatief kleine kantoorsector in Nijmegen. Wat betreft de groei van het aantal banen van werknemers van eind 1997 tot eind 2005 staat Nijmegen op de tiende plaats van de G25. Sectoraal zien we dat de sectoren waar Nijmegen sterk in is het ook relatief goed doen. In de commerciële diensten zien we het tegenovergestelde: laag aandeel (plaats 24) en een lage groei (plaats 23).
II.RECENTE WERKGELEGENHEIDSONTWIKKELING
Grote non-profit sector, van voordeel naar nadeel In de magere jaren 2002-2004 heeft het grote aandeel werkgelegenheid in het zorg-onderwijscluster gezorgd voor een tegenwicht tegen het banenverlies in de marktsector. Na die tijd pakt de marktsector de draad van de groei weer op. Tussen 2006 en 2007 is het met name de commerciële dienstverlening die sterk groeit. Detailhandel, horeca en de zakelijke dienstverlening groeien met 5%, tegen 1,3% voor alle sectoren samen. De non-profit sector ziet de groei terugvallen tot slechts een half procent. 1500 1000 500 0 -500
25
20
15
10
5
rangorde landbouw industrie commerciële diensten niet commerciële dnstn
1
-1000 marktsecto r o verheid, gepremieerde en gesubs. secto r to taal
-1500 -2000 03-04
04-05
05-06
06-07
werkfunctie totaal
Illustratie 1: positie van Nijmegen t.o.v. de 25 grootste gemeenten als het gaat om a. banen van werknemers per sector en b. de werkfunctie in totaal (banen/lokale beroepsbevolking), peildatum ultimo 2005 Bron: CBS
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Illustratie 2: banenontwikkeling Nijmegen jaar-op-jaar, totaal en verdeeld naar marktsector en gepremieerde en gesubsidieerde sector Bron: PWE-Gelderland
1
Stadseconomie
Gegeven het hoge aandeel van Nijmegen in de nonprofit sector en het (ten opzichte van andere steden) lage aandeel in de snelgroeiende zakelijke dienstverlening, boekt Nijmegen naar verhouding een lage banengroei tussen 2006 en 2007. De provincie Gelderland als geheel en de andere grote steden in Gelderland scoren hoger. Ook hierbij past de kanttekening dat Nijmegen sinds enige tijd vrijwel alleen op Wijchens grondgebied bedrijventerrein uitgeeft (inmiddels enkele duizenden banen). Ondanks het relatieve nadeel van het grote onderwijsgezondheidszorgcluster op dit moment, moet het belang van dat cluster niet worden onderschat. Het levert anno 2007 38% van de banen in de stad en was goed voor 80% van de banengroei van de afgelopen tien jaar.
2003
2004
2005
2006
2007
460
470
400
380
360
landbouw industrie/nuts
13890
13270
13290
13220
12940
bouw
3310
3220
3030
3110
3220
groothandel
4870
4810
4890
5000
5310 7750
detailhandel
7890
7670
7440
7450
horeca
3790
3720
3800
3830
4010
vervoer
4270
4420
4420
4180
4070
zak. & fin. dv
12220
11700
12040
12330
12880
overheid
4980
4890
4990
5240
4970
onderwijs
10770
11020
11110
11250
11410
gez. zorg
23910
24480
24480
24880
25200
3670
3620
3730
3810
3840
94010
93280
93620
94680
95940
ov. diensten totaal
Illustratie 3: banenontwikkeling Nijmegen naar sector bron: PWE-Gelderland
omzet- en exportprestatie van de Nijmeegse marktsector laat juist grotere schommelingen zien dan in Nederland als geheel. Tot aan 2000 nemen beide indicatoren in Nijmegen scherp toe met zeer hoge groeicijfers, daarna duiken beide flink in het rood om vervolgens weer de bovengemiddelde groeitrend van voor de eeuwwisseling op te pakken.
III.BEDRIJFSONTWIKKELING MARKTSECTOR
Herstelde groeitrend Door de grote non-profitsector is de Nijmeegse stadseconomie relatief weinig conjunctuurgevoelig. Binnen de profitsector is dat beeld net andersom: de 150
200
140
180
130 160
120 110
140
100
120
90
100
80 70
o m ze t
60
80
e xpo rt
60 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
160
130
150
120
140 110
130
100
120 110
90
100 90
80 Nijmegen
80
70 Nederland
70
we rk ge le ge nhe id
60
% inv e s t e re nde be drijv e n
60 95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
95
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
Illustratie 4: ontwikkeling van het Nijmeegse bedrijfsleven in vergelijking met Nederland, 1995-2006, indexcijfers 1995=100 Bron: ERBO-enquêtes Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Stadseconomie
Veel starters én veel opheffingen, resultaat is niettemin een hoge groei
nevenvestigingen/dochters (+3,8% t.o.v. +2,7% landelijk) én opheffingen (5,4 per honderd vestigingen versus 3,7 landelijk).
Nijmegen kende in 2006 een groei van 5,5 vestigingen per 100 geregistreerde bedrijven in het handelsregister (+568 vestigingen). Daarmee staat de stad na Wijchen aan de top van de regio en scoort deze ook beter dan Nederland als geheel (landelijk +4,3 bedrijven per 100 vestigingen). Deze aanwas is het resultaat van bovengemiddelde scores bij zowel starters (+7,2% tegen +5,2% landelijk), oprichtingen van
In de regio Nijmegen zien we al diverse jaren een sterke groeitrend in de aanwas van ondernemingen. In 2006 ligt deze groei boven het Nederlandse gemiddelde. In de eerste drie kwartalen van 2007 wisselen boven- en ondergemiddelde groeicijfers elkaar af.
als aanbod), slaat het beeld compleet om naar zeer ruime markten. In de bedrijfsruimtemarkt was het aanbod begin 2006 voldoende om vijf jaar in de gangbare vraag naar bestaande bedrijfsruimte te voorzien.
IV.RUIMTE VOOR BEDRIJVEN Verkrappende markten voor bedrijfsmatig onroerend goed
Na 2006 zien we een omslag. De bedrijventerreinenmarkt verkrapt door een recorduitgifte in 2006 (18 ha, peildatum uitgiftebesluit) zodanig, dat reeds gepland aanbod op korte termijn uitgeefbaar gemaakt moet worden.
De Nijmeegse bedrijfsruimte en kantorenmarkt zijn na 2001 behoorlijk uit balans geraakt. Waar eerst sprake was van (te) krappe situaties (in de kantorenmarkt bijvoorbeeld minder dan 1,5 maal de normale jaarvraag
300000
60
bedrijventerreinen (Ha)
bedrijfsruimte (m2)
vraag
50
250000
40
200000
30
150000
20
100000
10
aanbo d
50000
? 0
? 0
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
100000
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
20000
kantoren (m2)
w inkels (m2)
80000
15000
60000 10000 40000 5000
20000
? 0
? 0
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
96
97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Illustratie 5: ontwikkeling van vraag en aanbod naar vastgoedcategorie: bedrijventerreinenaanbod betreft terstond uitgeefbaar aanbod (gereed om een bouwvergunning te verlenen); bedrijfsruimte betreft de regio Zuidwaal; bedrijventerreinen, kantoren en winkels betreffen Nijmegen Bron: KAN-vastgoedrapportages, IBIS; bewerkt door O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
3
Stadseconomie
In de kantoren- en bedrijfsruimtemarkt is wel sprake van een kentering, maar nog steeds van ruime markten. De winkelmarkt kent de laagste marktratio (= aanbod uitgedrukt in jaren normale afzet van bedrijfsruimte), maar die stijgt wel. 6 bedrijfs ruimte
De eigen bedrijfsomgeving en de eigen huisvesting werden het meest gunstig gewaardeerd in 2006 (6,8 en 7,1). Daarbij lag aan het ene uiterste de hoge waardering voor de bedrijfsomgeving op Bijsterhuizen (“acht-min”) en aan het andere uiterste de lage waardering voor de bedrijfsomgeving in de binnenstadskern (“zes-min”).
Bronnen
5
4
3
bedrijven terrein
kanto ren
2
winkels
1
CBS Statline PWE-Gelderland Kamer van Koophandel voor Centraal Gelderland: ERBO-enquêtes, div. jaren Ondernemerschapsmonitor 2006 KAN-vastgoedrapportage/De Vastgoedrapportage, div. jaren IBIS Ministerie van Economische Zaken: Benchmark Gemeentelijk Ondernemingsklimaat, div. jaren Gemeente Nijmegen, afd. O&S: Bedrijvenpeiling 2006
0 97
98
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Illustratie 6: aanbod op 1 januari uitgedrukt in jaren normale afzet (marktratio) per vastgoedcategorie; bedrijventerreinenaanbod betreft terstond uitgeefbaar aanbod (gereed om een bouwvergunning te verlenen); bedrijfsruimteaanbod betreft de regio Zuidwaal; bedrijfsruimte betreft de regio Zuidwaal; bedrijventerreinen, kantoren en winkels betreffen Nijmegen Bron: KAN-vastgoedrapportages, IBIS; bewerkt door O&S
V.ONDERNEMINGSKLIMAAT Waardering ondernemersklimaat: voldoende, maar wel aan de magere kant Sinds 1999 is op een aantal momenten het Nijmeegse ondernemingsklimaat gewaardeerd. Nijmegen startte deze reeks met een 6,2 op een teleurstellende 27e plaats onder de GSB-gemeenten van dat moment. Bij de tweede meting in 2001/2002 was die waardering wezenlijk gestegen tot een 6,7, plaats acht onder de G31. In 2004 was de stad weer terug bij af met een 6,2 (landelijk gemiddelde 6,5; 28e plaats van de 32). In het voorjaar van 2006 hebben 1.100 ondernemers weer hun oordeel kunnen geven in de lokale bedrijvenpeiling. Met een 6,1 bleef ook in het laatste jaar van de collegeperiode 2002-2006 de score voor het Nijmeegse ondernemingsklimaat aan de magere kant. Goede waarderingen waren er voor nabijheid kennisinstellingen, kwaliteit bedrijfsomgeving, het woon- en leefklimaat en criminaliteit/veiligheid. Onvoldoendes waren er voor de lokale lasten, vergunning- en dienstverlening, aandacht en prioriteiten gemeentebestuur, de hoeveelheid en toepassing van gemeentelijke regels en de algehele bereikbaarheid van Nijmegen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
4
Gezondheid en zorg 50-64-jarigen zijn meer gaan sporten en voelen zich vaker gezond. Jonge tieners drinken veel alcohol. De vraag naar voorzieningen voor ouderen zal toenemen, maar minder snel dan landelijk. Veel 65-plussers voelen zich eenzaam. Circa 1 op de 7 mantelzorgers voelt zich zwaar belast. Er zijn signalen voor een toename van het aantal multiprobleemhuishoudens. De behoefte aan jeugdzorg blijft groot en is deels toegenomen.
In paragraaf 1 en 2 schetsen we kort een beeld van de gezondheid en leefstijl bij Nijmegenaren. Meer informatie over deze onderwerpen is opgenomen in het in 2007 verschenen “gezondheidsprofiel stad Nijmegen” van de GGD. Dit is te vinden op de website van de GGD (www.ggd-nijmegen.nl).
I.
HOE GEZOND VOELEN NIJMEGENAREN ZICH, LICHAMELIJK EN GEESTELIJK
Groei van percentage 50-64-jarigen dat zich gezond voelt Het percentage volwassen Nijmegenaren, dat zich (zeer) goed gezond voelt, is gestegen van 78% in 2005 naar 81% in 2007. Dit komt door een duidelijke toename van het gezondheidsgevoel in de leeftijdscategorie 50-64 jaar; in 2005 voelde 67% in die categorie zich gezond, in 2007 77%. Tegelijk zien we vooral in deze leeftijdsgroep een duidelijke toename van het aandeel sporters: in 2003 sportte 45% wekelijks, in 2007 maar liefst 57%. In de andere leeftijdscategorieën is het percentage dat zich gezond voelt ongeveer gelijk gebleven en is de sportdeelname ook minder veranderd.
92%
18-24 jr
90%
25-34 jr
91% 90%
35-49 jr
84% 83%
50-64 jr
77% 67%
65+
2007
56%
2005
58%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Illustratie 1: percentage dat zich (zeer) goed gezond voelt, naar leeftijdsgroep Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
Hetzelfde patroon zien we bij het percentage volwassenen, dat zich in de afgelopen drie maanden lichamelijk meestal niet gezond voelde. Bij alle leeftijdsgroepen, behalve de 50-64-jarigen, is dit percentage gelijk gebleven; in de leeftijdsgroep 50-64
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
jaar is het gedaald van 24% in 2005 naar 15% in 2007. Voor alle volwassenen geldt dat 17% zich in de afgelopen drie maanden niet gezond voelde.
Relatief veel niet-westerse allochtonen voelen zich ongelukkig Het percentage volwassen Nijmegenaren dat zich in de afgelopen drie maanden meestal niet gelukkig voelde, daalde van 10% in 2005 naar 8% in 2007. Net als in 2005 blijkt dat het bij niet-westerse allochtonen en mensen met een laag inkomen vaker voorkomt, dat ze zich niet gelukkig voelen. Uit in 2003 verrichte onderzoeken onder de Nijmeegse jeugd weten we dat 15-17-jarige meisjes meer last hebben van psychische problemen dan jongens in die leeftijdsgroep.
Veel ouderen voelen zich eenzaam Bij meer dan de helft van de 65-plussers in Nijmegen is er sprake van matige tot zeer ernstige eenzaamheid; 11% valt in de categorie “(zeer) ernstig eenzaam” en 45% in de categorie “matig eenzaam”. Dit blijkt uit het ouderenonderzoek, dat de GGD in 2005 uitvoerde. Een kwart van de ouderen geeft aan dag en nacht met een probleem bezig te zijn. Men maakt zich het meeste zorgen over de lichamelijke gezondheid (53%), de kinderen (41%) en de partner (32%).
Nijmegenaren wat minder gezond dan Nederlanders Het aandeel Nijmegenaren, dat zich gezond voelt, ligt op het landelijke gemiddelde. Want ook van de Nederlanders voelt 81% zich (zeer) goed gezond (CBS, 2006). Andere gezondheidscijfers laten zien dat inwoners van (de regio) Nijmegen gemiddeld genomen wat minder gezond zijn dan de inwoners van Nederland. Zo was de gemiddelde levensverwachting in 2003 in de regio Nijmegen (78,4) wat lager ligt dan in Nederland (78,8). Dat gold ook voor de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen (67,6 in de regio Nijmegen en 68,7 in Nederland) en voor de levensverwachting in goede geestelijke gezondheid (66,0 in de regio Nijmegen en 68,1 in Nederland). Verder is de sterfte aan hart- en vaatziekten, longkanker, COPD en darmkanker in Nijmegen hoger dan gemiddeld in Nederland. Ook de psychische gezondheid is in de regio Nijmegen iets minder gunstig dan in Nederland. Daarbij aansluitend worden in de regio Nijmegen vaker antidepressiva gebruikt.
1
Gezondheid en zorg
Gezondheid hangt samen met sociaal-economische status. Uit landelijk onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen met een lage opleiding korter leven en dat voor hen de levensverwachting in goede gezondheid lager is. Net als in andere steden, wonen er in Nijmegen meer lager opgeleiden en mensen met een laag inkomen dan gemiddeld in Nederland. Dit verklaart mede waarom de gezondheidscijfers voor Nijmegen wat minder gunstig zijn dan voor Nederland.
II.
HOE GEZOND LEVEN NIJMEGENAREN? Het schetsen van een beeld van hoe gezond Nijmegenaren leven, doen we aan de hand van gegevens over genotmiddelengebruik, overgewicht en bewegen. Recente gegevens zijn beperkt voorhanden, met uitzondering van gegevens over de oudere Nijmegenaren (Ouderenonderzoek GGD, 2005). In 2007 zal de GGD de gezondheid en leefstijl van jongeren opnieuw in beeld brengen (E-MOVO). En in 2008 zal de GGD uitgebreider onderzoek onder volwassenen doen.
Geen aanwijzingen voor veranderd rookgedrag Bij de laatste metingen onder de Nijmeegse jeugd (2003) en volwassenen (2005) bleek dat het percentage rokers gedaald was en dat Nijmegenaren ongeveer evenveel rookten als Nederlanders. Landelijk is het percentage rokers in de afgelopen periode (2003-2006) ongeveer gelijk gebleven: 30% van de personen vanaf 12 jaar rookt; 7% behoort tot de zware rokers.
Landelijke cijfers duiden op een vrij stabiele situatie als het gaat om het gebruik van cannabis en harddrugs. Zo bleef het percentage cocaïnegebruikers in de periode 2001-2005 stabiel, evenals het aantal ziekenhuisopnames voor met cocaïnegebruik samenhangende aandoeningen.
1 op de 11 volwassenen heeft ernstig overgewicht Uit onderzoeken in 2005 is gebleken dat één op de zeven kinderen en twee op de vijf volwassenen in Nijmegen overgewicht heeft; 2,5% van de kinderen en 9% van de volwassenen heeft ernstig overgewicht. Ouderen (65+) hebben nog vaker overgewicht: een kwart van hen heeft ernstig overgewicht. Landelijk ligt het percentage volwassenen met overgewicht sinds 2003 op circa 46% en het percentage met ernstig overgewicht op 11%. De landelijke toename van de sportdeelname vertaalt zich nog niet in een afname van het percentage met overgewicht. Hoe dat in Nijmegen zit, kunnen we niet zeggen, omdat recente cijfers over overgewicht ontbreken. In dit verband bleek uit de landelijke beweegmonitor 2000 dat werk, school en huishoudelijk werk de belangrijkste bronnen voor lichamelijke activiteit vormen. En GGD-onderzoek uit 2003 liet zien dat minder dan de helft van de lichaamsbeweging bij middelbare scholieren bestaat uit georganiseerd sporten en gymnastiekles op school. Overigens hangt overgewicht natuurlijk ook samen met eetgewoonten; van de jongeren in Nijmegen at in 2003 maar 43% dagelijks groente en 32% dagelijks fruit (E-MOVO).
Overmatig alcoholgebruik bij tieners
Kinderen op Open WijkScholen bewegen minder
GGD-onderzoek in 2003 toonde aan dat overmatig alcoholgebruik bij jongeren vaak voorkomt: een kwart van de 13-16-jarigen gaf aan in de voorgaande maand dronken of aangeschoten te zijn geweest. Landelijk komt het sinds die tijd steeds vaker voor dat tieners vanwege overmatig alcoholgebruik in het ziekenhuis terechtkomen. Uit recente gegevens van IrisZorg blijkt dat indrinken voorafgaand aan het uitgaan in de regio een trend geworden is.
Bij onderzoek in 2005 gaven kinderen op Open WijkScholen in aandachtsgebieden verhoudingsgewijs vaak aan (veel) te weinig te bewegen en (bijna) nooit te sporten (zie illustratie 2). Bij meisjes en bij allochtone kinderen komt het relatief veel voor dat ze weinig sporten en bewegen. Bij allochtone meisjes zien we dit nog sterker: een kwart geeft aan (veel) te weinig te sporten en bewegen tegenover 12% van de autochtone meisjes.
Het percentage zware drinkers onder de Nederlandse bevolking was in de periode 2002-2006 vrij stabiel (11 à 12% van de 12+ bevolking).
Signalen voor toename cocaïnegebruik Cliëntgegevens van IrisZorg laten zien dat in de periode 2000-2006 het aantal cliënten in Gelderland met cocaïne als primaire problematiek relatief sterk is toegenomen. Naar verhouding veel van die cliënten zijn jonger dan 30 jaar en man. Het aantal cliënten met ecstasy als primaire problematiek nam in 2006, na een stijging in de jaren daarvoor, niet meer toe.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Gezondheid en zorg
groep 70-ers en 80-ers in de periode 2005-2015 een stuk minder hard dan landelijk (toename ongeveer 5% in Nijmegen versus 15% landelijk). De groei bij de ouderen in Nijmegen in die periode zit vooral bij de 60-ers.
90% 79%
80% 70% 60%
54%
50%
Niet alle ouderenvoorzieningen even goed bekend
40% 30% 20%
18%
17% 10%
7%
10% 0% "ik beweeg (veel) te weinig"
lid van spo rtclub OWS
"ik spo rt (bijna) no o it"
andere basisscho len
Illustratie 2: bewegen en sporten bij basisscholieren Bron: onderzoek Sportservice Nijmegen, 2005
III.
Nulmeting onder cliënten huishoudelijke verzorging
ZORG Vraag naar ouderenzorg zal toenemen Het ouderenonderzoek 2006 van de GGD geeft een beeld van hoeveel ouderen zorg nodig hebben. Bij de 75-plussers is het zorggebruik duidelijk hoger dan bij de 65-74-jarigen.
92%
huisarts bezo cht
83%
medisch specialist bezo cht
70% 53%
co ntact met thuiszo rg gehad
Een belangrijke nieuwe taak, die gemeenten met de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) hebben gekregen, is de uitvoering van huishoudelijke hulp. Om te volgen hoe dit in Nijmegen verloopt, wordt in 2007 een tevredenheidsonderzoek onder de cliënten uitgevoerd. In 2006 is reeds een nulmeting naar de oude situatie verricht onder de cliënten die in 2006 huishoudelijke verzorging vanuit de Awbz ontvingen. De cliënten gaven gemiddeld een 8 voor de huishoudelijke verzorging. Ook over de aanvraag- en afhandelingsprocedure en over de instelling, die de huishoudelijke verzorging leverde, was er in het algemeen veel tevredenheid. Volgens een raming van onderzoeksbureau SGBO zal de vraag naar huishoudelijke verzorging in 2020 landelijk met circa 20% zijn toegenomen, maar in Nijmegen groeit het aandeel ouderen minder hard dan landelijk.
39% 9%
in ziekenhuis gelegen
Bijna driekwart van de ouderen weet hoe men thuiszorg moet aanvragen. Voor diverse andere voorzieningen, zoals maaltijdverstrekking, een rolstoel of een woningaanpassing, geldt dat 40 tot 50% op de hoogte is hoe die aan te vragen. Minder bekend is hoe men een persoonsgebonden budget (PGB), een telefooncirkel en personenalarmering moet aanvragen; dit is bij 25 tot 35% van de ouderen bekend.
18% 15%
mantelzo rg o ntvangen
Tevredenheid over “Wvg-voorzieningen”
26% 7%
pro fessio nele hulp bij verpleging gehad
15% 6%
75+
pro fessio nele hulp bij verzo rging gehad
13%
65-74
3%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Illustratie 3: zorggebruik ouderen: in afgelopen jaar… Bron: ouderenonderzoek GGD, 2006
Ook het gebruik van hulpmiddelen is met het ouderenonderzoek in kaart gebracht. Zo heeft ruim één op de drie ouderen één of meer aanpassingen in de woning en maakt 6% gebruik van een rolstoel en 4% van een scootmobiel. Volgens een raming van onderzoeksbureau SGBO zal de vraag naar woonvoorzieningen, rolstoelen en vervoersvoorzieningen in 2020 landelijk gemiddeld met circa 20% zijn toegenomen. Maar in Nijmegen groeit de
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Uit onderzoek in 2006 blijkt dat ruim 80% van de Wvg-cliënten in Nijmegen (die nu onder de WMO vallen) tevreden is over de kwaliteit van de voorzieningen. Driekwart vindt dat men zich nu beter dan eerder zelf kan redden. Verder is driekwart van de mensen, die te maken hebben gehad met een defect aan één van de voorzieningen, tevreden over de serviceverlening na het melden van het mankement. Relatief veel ontevredenheid is er over de tijd tussen aanvraag en toekenning/realisatie (20% vindt deze te lang), het intakeformulier (25% vindt het formulier lastig in te vullen) en het invullen van declaratieformulieren voor vervoerskosten (19% van de niet-invullers vindt het te veel gedoe). Net als uit eerdere onderzoeken bleek ook in 2006 dat de doelgroep via de geijkte kanalen moeilijk bereikt wordt. Bijna 40% van de cliënten gaf aan niet goed op de hoogte te zijn van de Wvg.
3
Gezondheid en zorg
Omvang WMO-doelgroep: 24.600 personen Onderzoeksbureau SGBO heeft voor de WMOprestatievelden 5 (bevorderen deelname van kwetsbare groepen) en 6 (verlenen individuele voorzieningen) de omvang van de totale doelgroep berekend. In 2006 gaat het om 2,1 miljoen personen. Naar schatting zal deze groep in 2020 met ongeveer 20% zijn toegenomen tot 2,5 miljoen. Vooral het aantal personen met lichamelijke beperkingen en het aantal dementerenden zal toenemen. Aan de hand van de landelijke cijfers kan de omvang van diverse WMO-doelgroepen binnen de eigen gemeente berekend worden. Het resultaat daarvan is opgenomen in illustratie 4. lichamelijke beperkingen verstandelijke beperkingen
0,3 1,1
dementie
1,8
totaal
Één op de zeven Nijmeegse mantelzorgers (circa 2.000 personen) ervaart het geven van de zorg als een (tamelijk) zware belasting. Een klein deel daarvan - circa 100 personen - voelt zich overbelast. De groep die zich zwaar belast voelt, bestaat voornamelijk uit 50-plussers en besteedt gemiddeld 2 keer zo veel uur aan de mantelzorg als gemiddeld (26 uur tegenover 13 uur gemiddeld). Een op de drie à vier mantelzorgers besteedt meer dan 8 uur per week aan de zorg. niet/nauwelijks belast
66%
16,4
chronische psychische problemen psychosociale problemen
onderzoek is men uitgegaan van een ruimere definitie van mantelzorg.
5,0 24,6
enigszins belast
20%
tamelijk zwaar belast
10%
zeer zwaar belast
4%
o verbelast
Illustratie 4: schatting omvang totale WMO-doelgroep in Nijmegen voor prestatievelden 5 en 6 (x 1000) Bron: Aard en omvang WMO-doelgroep, SGBO, 2006
De groep met lichamelijke beperkingen bestaat uit mensen met matige of zware lichamelijke beperkingen. Deze beperkingen worden vaak door (chronische) ziektes of aandoeningen veroorzaakt. De omvang van de totale groep met psychosociale problemen is naar schatting vier keer groter dan de genoemde 5.000. Echter, maar een kwart van de totale groep zou gebruik maken van voorzieningen.
1 op de 7 mantelzorgers voelt zich zwaar belast Met de invoering van de WMO is de ondersteuning van mantelzorgers een taak van gemeenten geworden. Bij de Stadspeiling zijn vragen opgenomen om een beeld te kunnen geven van het aantal mantelzorgers in Nijmegen en van hun behoefte aan ondersteuning. Ruim 10% van de volwassen Nijmegenaren zegt mantelzorg te geven (circa 14.000 personen). Tot deze groep behoren relatief veel vrouwen en personen in de leeftijdsgroep 45-65 jaar. De helft van de mantelzorgers zorgt voor een (schoon)ouder. De vragen over mantelzorg in de Stadspeiling zijn overgenomen uit het ouderenonderzoek van de GGD. Aan de respondenten is de volgende definitie voorgelezen: “Mantelzorg is zorg die u geeft aan iemand uit uw omgeving - zoals uw partner, kinderen, buren of vrienden - die voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald”. Uit landelijke onderzoek in 2001 kwam een hoger percentage mantelzorgers naar voren, maar bij dat
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Illustratie 5: belasting door het geven van mantelzorg Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Ruim de helft van de mantelzorgers doet de zorg niet alleen, maar deelt deze veelal met één of meer andere familieleden. Tien procent van de mantelzorgers heeft behoefte aan extra ondersteuning (een derde van de zwaar belaste mantelzorgers). Veelal wil men steun van een huishoudelijke hulp. Verder heeft 1% van de mantelzorgers behoefte aan (medische) informatie en advies. Aan andere vormen van ondersteuning blijkt de behoefte zeer beperkt. Illustratie 3 liet eerder zien dat 75-plussers duidelijk vaker aangeven mantelzorg te ontvangen dan de 6574-jarigen. Gezien de vergrijzing zal de behoefte aan mantelzorg verder toenemen.
Veel relatie- en opvoedingsproblemen Een belangrijke taak van de NIM is het bieden van Algemeen Maatschappelijk Werk, een kerndiscipline binnen de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Het aantal aanmeldingen van nieuwe Nijmeegse cliënten schommelde in de periode 20032006; na een stijging van 1.656 in 2003 tot 1.834 in 2005, daalde het aantal naar 1.736 in 2006. Het aantal cliëntendossiers, dat jaarlijks afgesloten wordt, daalde van 1.738 in 2003 naar 1.683 in 2006. Het aantal afgesloten dossiers van cliënten onder de 25 jaar daarentegen steeg van 181 in 2003 naar 292 in 2006. Relatie- en opvoedingsproblemen zijn de meest voorkomende problemen gebleven. Stadsdelen met een bovengemiddeld aantal AMWcliënten zijn Oud-West, Zuid, Dukenburg en
4
Gezondheid en zorg
Lindenholt. De NIM geeft aan dat het aantal multiproblemcliënten en -gezinnen is toegenomen, met name in West en Zuid. Van de cliënten, bij wie de hulpverlening (voortijdig) afgesloten is, geeft 92% aan baat bij de hulp te hebben gehad. Het gemiddelde rapportcijfer voor de hulp is een 7,9. Schoolmaatschappelijk werk is een andere taak van de NIM. Doel is in een zo vroeg mogelijk stadium hulp te bieden aan kinderen (4-18) en/of ouders als er op school problemen worden gesignaleerd. Het aantal aanmeldingen hiervoor steeg licht van 735 in 2005 naar 763 in 2006. Een verstoorde ouder-kind relatie is de meest voorkomende problematiek.
schuldenproblematiek het sterkst bij jongeren en ouderen. Uit een in 2007 uitgevoerde evaluatie van de schuldhulpverlening in Nijmegen blijkt dat hulpverlenende instellingen het erover eens zijn dat de aanpak van de schulden niet los gezien moet worden van de aanpak van andere problemen, die er bij de personen met schulden spelen. Wel bestaan er verschillende ideeën over de volgorde van de aanpak van de problemen.
Lastig om afbouw van schulden te realiseren
GGz Nijmegen biedt gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg aan mensen met psychiatrische stoornissen. Het aantal cliënten uit Nijmegen nam met negen procent toe van 4.728 in 2003 tot 5.140 in 2006. Het aantal cliënten, waarmee GGz Nijmegen frequent contact heeft (meer dan 10 keer per jaar) nam veel sterker toe, namelijk met circa 40% (van 1.664 in 2003 tot 2.354 in 2006). Cliënten waarderen de zorg van GGz Nijmegen gemiddeld met een 7,5. Een ruime meerderheid van 95% is tevreden over de deskundigheid van de hulpverleners. Over het resultaat van de behandeling is de tevredenheid lager; een kwart is daar ontevreden over.
Probleem bij de aanpak van schulden is dat het landelijk en lokaal moeilijker geworden is om bij personen met schulden tot een schuldregeling te komen, onder meer vanwege gestegen schuldbedragen, de toename van het aantal schuldeisers per persoon en de strenge voorwaarden verbonden aan een schuldregeling. Bij een beperkt percentage van de personen, die zich in 2004 in Nijmegen voor schuldhulpverlening aangemeld hebben, is het tot een geslaagde schuldregeling gekomen (5%). Daarbij moet bedacht worden dat veel aanmelders niet in een schuldregelingstraject komen, in veel gevallen omdat men niet aan de strenge voorwaarden wil voldoen. Van het aantal gestarte schuldregelingstrajecten bij Nijmeegse cliënten was 37% succesvol.
Lichte schommeling in aantal cliënten verslavingszorg
Toename jeugdbeschermingscliënten bij Bureau Jeugdzorg
Het aantal Nijmeegse cliënten van de ambulante verslavingszorg schommelde in de periode 20032006 tussen de 854 en 910. Het aantal verslaafden met cannabis als hoofdmiddel is in die periode relatief het meeste gestegen (met 45% van 80 naar 116). Het aantal verslaafden met een harddrug als hoofdmiddel is de laatste drie jaar stabiel, het aantal verslaafden met alcohol als hoofdmiddel is in 2006 licht gestegen.
Bij Bureau Jeugdzorg regio Nijmegen nam het aantal aanmeldingen voor vrijwillige jeugdzorg in 2005 fors toe (564 in 2004 en 1.061 in 2005). Daarbij hoort wel de aantekening dat in het aantal voor 2005 meer cliënten zitten, die met één of enkele contacten geholpen konden worden. Maar ook het groeiend aantal jeugdigen met psychiatrische problemen en een toenemend aantal aanmeldingen via de multidisciplinaire zorgadviesteams voor het basisen voortgezet onderwijs zorgden voor een toename. In 2006 was het aantal aanmeldingen weer iets lager (1.023).
Geen goed zicht op aantal personen en gezinnen met meervoudige problematiek Diverse instanties hebben de indruk dat het aantal personen en gezinnen in Nijmegen, waar meer problemen tegelijk spelen, in de afgelopen jaren is toegenomen (NIM, Meldpunt Bijzondere Zorg, Bureau Schuldhulpverlening, Tandem). Vaak is het hebben van schuld één van de problemen. Maar zowel landelijk als lokaal is er geen goed zicht op de ontwikkeling van het aantal multiprobleemgevallen. Kijken we naar de afzonderlijke problemen dan geven landelijke cijfers een vrij stabiel beeld als het gaat om het voorkomen van psychische klachten en sociaal isolement. Het aantal mensen met financiële problemen is sinds 2000 wél gegroeid, met een afvlakking van die groei in 2006. We zien dat terug in de ontwikkeling van het aantal aanmeldingen voor schuldhulpverlening in Nijmegen: het aantal aanmeldingen van personen uit Nijmegen nam in de eerste jaren van dit millennium flink tot boven de 1.700. Maar in 2006 daalde het aantal aanmeldingen vanuit Nijmegen naar circa 1.400. Landelijk is de groei van de
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Als vrijwillige jeugdzorg niet voldoende blijkt te zijn of wanneer de ontwikkeling en veiligheid van een jeugdige in gevaar is, kan de kinderrechter een jeugdbeschermingsmaatregel - ondertoezichtstelling of voogdij - opleggen. Het aantal jeugdigen bij Bureau Jeugdzorg regio Nijmegen met een ondertoezichtstelling (OTS) steeg in 2006 van 430 naar 460. In de jaren daarvoor was dat aantal stabiel. Ook het aantal jeugdigen met een voogdijmaatregel steeg (van 58 naar 71). Wachtlijsten in de jeugdzorg kunnen zich voordoen bij Bureau Jeugdzorg zelf - de wachttijd tot het eerste analysegesprek - én bij instanties waarnaar cliënten worden doorverwezen. Voor beide soorten geldt dat de gemiddelde wachttijd in 2006 is afgenomen. Ook de gemiddelde doorlooptijd van de aanmelding tot het indicatiebesluit daalde.
5
Gezondheid en zorg
In schooljaar 2005-2006 werden 180 leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs na bespreking in de zorgadviesteams op scholen voor hulp doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. In 25 gevallen leidde dat tot een jeugdbeschermingsmaatregel.
detentie; bij familie, vrienden of kennissen). Vrijwel altijd kampen deze jongeren met een meervoudige problematiek zoals crimineel gedrag, kwetsbare thuissituatie, schulden, gedragsproblemen en verslaving.
Bureau Jeugdzorg meldt dat er in Gelderland een einde is gekomen aan de stijging van het aantal jeugdigen dat begeleid wordt door de Jeugdreclassering (822 eind 2004; 941 eind 2005 en 910 eind 2006).
Het aantal zwerfjongeren geeft een toename te zien, vergeleken met een onderzoek uit 2001, toen 118 zwerfjongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar bij de instellingen bekend waren.
Het aantal nieuwe contacten met het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) stijgt binnen Gelderland al jaren met 10-15% per jaar. Dat heeft in ieder geval met de bekendheid van het meldpunt en de toegenomen meldingsbereidheid bij professionals te maken. Maar ook maatschappelijke ontwikkelingen lijken invloed te hebben, waaronder de verslechtering van het opvoedklimaat voor kinderen en de instroom van allochtonen met andere normen en waarden dan de Nederlanders. In 2006 bedroeg het aantal meldingen uit Gelderland 1.325. Het aantal crisismeldingen nam scherp toe van 37 in 2005 naar 62 in 2006. Onderzoeken in 2003 onder de Nijmeegse jeugd (Jeugdmonitor, E-MOVO) gaven een beeld van het aantal jongeren met problemen en probleemgedrag. In 2007 worden deze onderzoeken herhaald en kunnen we zien in hoeverre er meer of minder Nijmeegse jongeren met problemen te kampen hebben.
Uitbouw van geïntegreerde zorg voor kinderen In de Stads- en Wijkmonitor 2005 schreven we over de groeiende samenwerking op het vlak van de jeugdzorg. Inmiddels werkt een projectgroep Regie van de Zorg in opdracht van de gemeente en schoolbesturen aan het nader afstemmen en integreren van de zorg voor kinderen van 0 tot 14 jaar en hun ouders. Het project “Kijk op Kleintjes”, gericht op het in een vroeg stadium opsporen en aanpakken van gedrags- en ontwikkelingsproblemen bij kinderen, draait nu in heel de stad. En in alle stadsdelen worden de diverse zorgnetwerken rondom scholen - zorgcommissie, GOA buurtnetwerken, 12-min projecten en School en Hulp - geïntegreerd in zorg- en adviesteams (ZAT’s).
Toename aantal jongeren onder de 18 in een instabiele woonsituatie Eind 2006 heeft O&S onderzoek verricht om de omvang van de groep zwerfjongeren beneden de 18 jaar in Nijmegen en hun hulpbehoefte vast te stellen. Daarvoor is gesproken met medewerkers van 28 instellingen en met een aantal zwerfjongeren van beneden of net boven de 18 jaar. Het aantal zwerfjongeren blijkt naar schatting tussen de 43 en 70 te liggen. Het gaat om jongen die niet op een vaste thuisplek verblijven, maar die steeds voor een korte periode op wisselende plekken overnachten (in laagdrempelige opvangvoorzieningen; in
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
De geïnterviewde jongeren geven aan in de eerste plaats behoefte te hebben aan een plek waar ze min of meer zelfstandig kunnen wonen. De meeste jongeren hebben echter weinig of geen geld/inkomen en ze hebben vaak schulden. Verder hebben ze behoeften aan ervaren en initiatiefrijke hulpverleners, die hen niet betuttelen. Recente cijfers over het landelijk aantal jongeren in een instabiele woonsituatie zijn niet voorhanden. R75 biedt hulp aan (zwerf)jongeren van 12 tot 23 jaar met ernstige psychosociale problemen. Het aantal aanmeldingen steeg van 81 in 2005 naar 111 in 2006. Binnen de groep nieuwe cliënten is het aandeel meisjes toegenomen. Volgens het Leger des Heils is het totaal aantal daken thuislozen in Nederland afgenomen van naar schatting 65.000 in 2003 tot 50.000 in 2006. Dat zou met name komen door de gerealiseerde extra woonzorg. De Federatie Opvang onderschrijft deze cijfers, maar geeft aan dat de hulp voor specifieke groepen dak- en thuislozen - met name de zwerfjongeren - nog onvoldoende is.
Bronnen
Stadspeilingen 2005, 2007, O&S Ouderenonderzoek Nijmegen 2005, GGD regio Nijmegen, 2006 Gezondheidsprofiel stad Nijmegen, GGD regio Nijmegen, 2007 Tendens 2007; alcohol- en drugsgebruik bij jongeren en jongvolwassenen in Gelderland, Iriszorg, 2007 Jeugdmonitor 2003, O&S E-MOVO 2003, GGD regio Nijmegen Aard en omvang Wmo doelgroep, SGBO, 2006 Nulmeting huishoudelijke hulp, SGBO, 2006 De Wvg in Nijmegen; zijn de gebruikers tevreden?, O&S, 2006 Schuldhulpverlening Nijmegen; evaluatie werkwijze, O&S, 2007 18-minners (z)onder dak; omvang en hulpvraag, O&S, 2007 NIM Jaarverslag 2006 plus bestand van afgesloten dossiers (verwerkt in Stadsgetallen) Cliëntenregistratie GGz Nijmegen (verwerkt in Stadsgetallen) Jaarverslag Iriszorg regio zuid, 2006 Jaarverslag 2006 Bureau Jeugdzorg Gelderland
6
Onderwijs De prestaties in het Nijmeegse onderwijs zijn heel behoorlijk: veel leerlingen gaan naar havo of vwo, Cito-scores liggen meestal iets boven het landelijk gemiddelde, de Open WijkScholen bieden een breed onderwijs- en activiteitenprogramma. Daarnaast is er echter ook veel variatie tussen scholen en wijken: in aandelen gewichtsleerlingen, groei of krimp en samenstelling naar etniciteit. Het opleidingsniveau van de ouders is een belangrijke factor in de onderwijsprestaties van kinderen. In 2006-2007 stond ongeveer 5% van de 17-22 jarigen als voortijdig schoolverlater geregistreerd. Deze VSV-ers zijn steeds beter in beeld. Het gebruik van kinderopvang neemt toe. In de aanpakwijken doet ongeveer de helft van de kleuters mee aan taalstimulering.
I.KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZALEN
Steeds meer gebruik van kinderopvang Het aanbod van voorzieningen voor kinderopvang neemt de laatste jaren toe. Daardoor is deze sector steeds lastiger in beeld te brengen. Waar een paar jaar geleden de Kion bijna de enige aanbieder op dit gebied was, zijn er nu tientallen partijen die kinderdagopvang of buitenschoolse opvang organiseren. Niet van al deze organisaties zijn gebruikgegevens bekend. De in deze paragraaf genoemde cijfers geven dus een ondergrens aan: het gebruik voor zover bekend. In 2007 bezochten zo’n 1.700 Nijmeegse kinderen een peuterspeelzaal, circa 2.400 een kinderdagverblijf in Nijmegen en 1.800 gingen er naar een buitenschoolse opvang (BSO). 2005
2006
2007
kinderdagverblijf (als % 0-3)
32%
34%
36%
peuterspeelzaal (als % 2-3)
50%
50%
53%
BSO (als % basisgeneratie)
10%
11%
14%
Illustratie 1: gebruik kinderopvang 2005, 2006 en 2007 Bron: bewerking O&S van opgave opvanginstellingen
Illustratie 1 laat zien dat een steeds groter deel van de kinderen een kinderdagverblijf of BSO bezoekt.
Kinderdagopvang en peuterspeelzaal vullen elkaar aan Een kind gaat meestal of naar een kinderdagverblijf, of naar de peuterspeelzaal. Dubbel gebruik komt incidenteel voor. Samen hebben deze twee voorzieningen een bereik van ruim 80% onder de 2en 3-jarigen. Tussen de Nijmeegse wijken zie je een groot verschil in bezoek van speelzaal en dagverblijf. In de meeste Dukenburgse wijken (met uitzondering van de Weezenhof) is het gebruik van het kinderdagverblijf erg laag, 10-20%. Ook in Lindenholt, NeerboschOost, Hatert, Nije Veld en Wolfskuil is het gebruik benedengemiddeld, 15-25%. In sommige wijken binnen Oost en Midden kan het aandeel kinderen op een dagverblijf daarentegen oplopen tot 60-70%.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Maar juist in de wijken met een laag gebruik van kinderdagopvang zie je een hoog gebruik van de peuterspeelzaal. In het aandeel kinderen, dat minstens een van beide voorzieningen bezoekt, zit dan ook veel minder variatie tussen de wijken.
Kwart 2-3-jarigen neemt deel aan taalstimulering Op een deel van de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven wordt een programma voor taalstimulering aangeboden. Van alle in Nijmegen wonende 2-3-jarigen nam in 2007 25% aan zo’n programma deel, voor het merendeel via de peuterspeelzalen. Dat is iets minder dat in 2006, toen 28% van de 2-3-jarigen in zo’n programma meedeed. Juist bij peuters uit wijken waar veel kinderen naar de peuterspeelzaal gaan (Dukenburg, NeerboschOost, Hatert, Nije Veld en Wolfskuil) en bij Turkse en Marokkaanse kinderen is de deelname aan dit programma hoog: rond de 50%.
II. PRIMAIR ONDERWIJS Veel beweging binnen in totaal constante groep Het aantal leerlingen op het basisonderwijs ligt in Nijmegen al een aantal jaren stabiel rond de 12.300. Toch zijn er ook veel veranderingen binnen deze groep. In de stadsdelen Oud-West en Lindenholt is het aantal kinderen in de basisschoolleeftijd de afgelopen 5 jaar meer dan 10% gedaald, in Midden en Zuid tussen de 5 en 10%. Daartegenover staat het stadsdeel Noord, waar het aantal basisschoolkinderen verdubbeld is. Zulke schommelingen hebben hun weerslag op het aantal leerlingen in de verschillende scholen. Naast deze demografische ontwikkelingen kunnen scholen ook te maken hebben met een toe- of afname in populariteit. Bij elkaar kan dat voor vrij forse wijzigingen in het leerlingaantal zorgen. Bij 12 van de 41 Nijmeegse basisscholen is het aantal leerlingen de laatste 5 jaar gedaald, bij 3 zelfs meer dan een kwart. Bij deze scholen (Bloemberg, Klumpert, Michiel de Ruyter) daalde zowel het aantal kinderen in het verzorgingsgebied als de belangstelling onder deze kinderen/ouders voor de school.
1
Onderwijs
Zwarte scholen?
Bij 5 scholen is het aantal leerlingen meer dan een kwart gestegen. groei 25%+
Er is een sterke samenhang tussen het aandeel gewichtsleerlingen en het aandeel leerlingen met een niet-westerse achtergrond op de Nijmeegse basisscholen. Juist niet-westerse ouders hebben vaak een lage of geen opleiding (ongeveer driekwart, tegen 20% van de autochtone ouders). Beide bevindingen zijn uitingen van de sociaaleconomische segregatie tussen Nijmeegse wijken.
5
groei 10-25%
2
stabiel
22
afname 10-25%
9
afname 25+%
3
Illustratie 2: aantal basisscholen naar toe- of afname leerlingaantal tussen 2001-2002 en 2006-2007 Bron: ILT (leerlingtellingen)
In heel Nijmegen heeft 21% van de basisscholieren een niet-westerse etniciteit. Per school varieert dat van een paar procent tot meer dan 60%. Deels is dat ook heel logisch: zoals in de thematekst Bevolking beschreven is, verschilt het aandeel etnische groepen tussen de wijken behoorlijk. Daarom bekijken we in Illustratie 4 niet alleen het aandeel per school, maar vergelijken we dat ook met het aandeel kinderen met niet-westerse herkomst dat in het gebied rond de basisschool woont.
Gewichtsleerlingen geconcentreerd Via de “gewichtenregeling” krijgen basisscholen extra capaciteit om leerlingen te begeleiden, die dat naar verwachting meer dan gemiddeld nodig hebben. Tot het schooljaar 2005-2006 werd per leerling een gewicht bepaald op basis van etniciteit en opleidingsniveau van de ouders. Sinds dat schooljaar is alleen nog het opleidingsniveau relevant. In het jaar 2006-2007 had ongeveer een kwart van de leerlingen een gewicht. Dit aandeel is al een aantal jaar aan het zakken. Er komen vooral steeds minder Nederlandse kinderen met ouders met een lage opleiding. De gewichtsleerlingen wonen niet gelijkmatig gespreid over de stad: op 11 basisscholen heeft meer dan 60% van de kinderen met een leerlinggewicht. Hieronder zijn vooral scholen in Oud-West, delen van Dukenburg, Neerbosch-Oost, Hatert en Nije Veld. Daarentegen zijn er ook 15 basisscholen met nauwelijks of geen gewichtsleerlingen.
in vergelijking tot cirkel 600 meter rond school aandeel niet-westers onder scholieren
ongeveer gelijk
meer
veel meer
totaal
t/m 20%
19
21-40%
8
2
1
11
41-60%
2
3
3
8
19
60+% totaal
29
5
2
2
6
40
Illustratie 4: aandeel niet-westerse leerlingen in vergelijking tot aandeel niet-westerse kinderen in cirkel 600 meter rond school1, 2006-2007 Bron: Leerplichtbestand en bevolkingsbestand gemeente Nijmegen
Op 10 van de Nijmeegse basisscholen is meer dan 40% van de leerlingen niet-westers van herkomst. Bij twee daarvan is dat een aardige afspiegeling van de buurtbevolking. Bij de andere 8 is er sprake van een oververtegenwoordiging van etnische groepen, bij 5 zelfs van een sterke oververtegenwoordiging.
30% leerlingen bezoekt school verder weg Een relatief hoog aandeel gewichtsleerlingen en/of niet-westerse leerlingen is vaak het gevolg van “voorbijloopgedrag”: ouders kiezen voor een andere school die een stuk verder weg is vanwege kenmerken of beeldvorming van de wijkschool. Voor heel Nijmegen geldt dat ongeveer 30% van de basisschoolleerlingen een school bezoekt die meer dan 300 meter verder van huis ligt dan de dichtstbijzijnde basisschool.
1
Illustratie 3: aandeel gewichtsleerling. per basisschool, 0607 Bron: ILT (leerlingtellingen)
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
“meer” betekent dat het aandeel niet-westers onder de leerlingen 20 tot 40% hoger is dan onder de kinderen in het omliggend gebied, “veel meer” dat het aandeel op school meer dan 40% hoger is.
2
O n d e r wi j s
absoluut
relatief
naar dichtstbijzijnd
5827
49%
max. 300 m verder
2423
21%
meer dan 300m verder
3537
30%
scoren gemiddeld 538 à 539 punten, leerlingen met een gewicht van 525 tot 530. 545
Illustratie 5: woon-schoolafstand basisonderwijs, 20062007 Bron: Leerplichtbestand gemeente Nijmegen
540
Bij 8 à 10 van de Nijmeegse basisscholen zie je dat het aandeel “voorbijlopers” veel hoger is dan dit gemiddelde. Daarbij zijn de volgende patronen te herkennen:
530
•
539
538
538
535
Scholen in aandachtswijken hebben vaker te maken met een hoog aandeel voorbijlopers. Niet in alle wijken/bij alle scholen speelt dit echter even sterk.
530 527 526 525
525
520
515 03-04
04-05
05-06
geen gewicht
•
•
538
Hiermee samenhangend hebben ook scholen met een hoog aandeel gewichtsleerlingen en leerlingen van nietwesterse herkomst vaker een hoog aandeel voorbijlopers.
gewicht
Illustratie 7: gemiddelde Cito-score naar gewicht, 03-04 tot 06-07 Bron: opgave scholen
Scholen met een uitgesproken karakter (islamitisch basisonderwijs, montessorionderwijs) hebben vaker een hoog percentage voorbijlopers
De variatie in Cito-scores tussen stadsdelen, wijken en scholen is voor een groot deel terug te voeren op de grote of juist beperkte aanwezigheid van gewichtsleerlingen. De verschillen tussen de stadsdelen wanneer je alleen kijkt naar leerlingen met of juist zonder gewicht zijn kleiner dan de totale verschillen.
Vooral opleidingsniveau ouders beïnvloedt Cito-score Gemiddeld scoren de Nijmeegse leerlingen uit groep 8 rond de 535 op de Cito-toets. Dit is ongeveer gelijk aan, een fractie beter dan, het landelijk gemiddelde.
06-07
545 540 535
537 Nijmegen Nederland 536
530 525 520
geen gewicht
wel gewicht
N-Noord
Lindenholt
Dukenburg
N-Zuid
N-Midden
N-Nieuw-West
N-Oud-West
534
N-Oost
N-Centrum
515
535
gemiddeld
06-07
05-06
04-05
03-04
02-03
01-02
00-01
99-00
98-99
97-98
96-97
95-96
533
Illustratie 8: Cito-score per staddeel2, gemiddelde 03-04/04-05/05-06 Bron: opgave scholen
Illustratie 6: gemiddelde Cito-scores in Nijmegen en Nederland Bron: opgave scholen en Cito
De hoogte van de Cito-scores hangt sterk samen met opleidingsniveau van de ouders, dat bepalend is voor het leerlinggewicht. Leerlingen zonder gewicht
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Het aantal leerlingen in Nijmegen-Centrum en het aantal leerlingen met gewicht in Nijmegen-Noord is erg klein. Daarom is het gemiddelde voor deze groepen sterk door het toeval bepaald.
3
Onderwijs
93% naar het reguliere basisonderwijs en 7% naar het speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs.
Ook de lagere score van (niet-westerse) etnische groepen in de Cito-toets wordt hier voor een groot deel door verklaard. Niet-westerse kinderen met een gewicht scoren zeker zo hoog als westerse/ Nederlandse kinderen met een gewicht. De totale score voor niet-westerse kinderen komt laag uit omdat veel van hen ouders met een lage opleiding hebben (ongeveer driekwart), terwijl dat bij Nederlandse en westerse kinderen veel minder het geval is (ongeveer 20%).
In vergelijking met Nederland als geheel is het aandeel Nijmeegse kinderen dat het speciaal basisonderwijs bezoekt aan de hoge kant. De ontwikkeling in de laatste jaren is in Nijmegen wel vergelijkbaar met die in Nederland: terugloop van het aantal kinderen dat naar het speciaal basisonderwijs gaat, toename van het aantal kinderen dat het speciaal onderwijs bezoekt.
Gewichtsleerlingen op scholen waar weinig gewichtsleerlingen zitten scoren iets hoger dan gemiddeld op de Cito-toets maar de verschillen zijn niet zo groot.
Ouders content met onderwijs In de Stadspeilingen wordt om de paar jaar de tevredenheid van wijkbewoners met het basisonderwijs gemeten. Steeds geeft ongeveer 90% van de mensen met een mening aan tevreden over het basisonderwijs te zijn. De tevredenheid is het hoogst in Lindenholt, Oost, Centrum, Dukenburg en Midden. In de stadsdelen Oud-West, Nieuw-West, Zuid en Noord is tussen de 80 en 90% tevreden.
Open WijkScholen: breed scala activiteiten Sinds eind van de 20e eeuw zijn er in Nijmegen Open WijkScholen, de Nijmeegse variant van de Brede School. Inmiddels maken 14 van de Nijmeegse basisscholen onderdeel uit van zo’n Open Wijkschool. Op een Open WijkSchool zijn voorzieningen op gebied van onderwijs, zorg en welzijn geïntegreerd. Open WijkScholen richten zich niet alleen op kinderen, maar ook op hun ouders en de wijkbewoners. In 2007 is een evaluatie van de Open WijkScholen uitgevoerd. Daaruit bleek dat de meeste scholen een uitgebreid pakket aan activiteiten voor leerlingen aanboden. De activiteiten beslaan een breed terrein (taal, sport, cultuur, zorg, recreatie) en hebben zowel binnen als buiten schooltijd plaats. Over het algemeen wordt er door de leerlingen veel en enthousiast gebruik gemaakt van dit programma. Bewijzen dat dit een positief effect heeft op de intellectuele of sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen is echter niet mogelijk. Daarbij spelen nog vele andere factoren een rol. Het betrekken van ouders bij de school heeft een variabel resultaat. Soms, vooral als het direct gaat om de ontwikkeling van hun kind, tonen ouders zich betrokken. Het komt echter ook voor dat ouders niet of nauwelijks belangstelling hebben voor activiteiten. Het betrekken van de buurt heeft bij de scholen soms een lagere prioriteit. Vaak proberen de scholen bij te dragen aan de sociale structuur van wijken als “bijproduct” van normale activiteiten: door activiteiten open te stellen voor of te richten op de wijk wordt een mogelijkheid tot contact geboden. Het beeld dat uit de evaluatie 2007 naar voren komt verschil niet veel van de uitkomsten uit eerdere evaluaties.
Verhouding basisonderwijs-speciaal onderwijs Behalve in het basisonderwijs kunnen kinderen tot een jaar of 12 ook terecht in het speciaal basisonderwijs (voor leer- en opvoedingsmoeilijkheden) of in het speciaal onderwijs (voor kinderen met een handicap of zeer ernstige leer- of opvoedingsproblemen). In Nijmegen gaat van de groep kinderen in de basisschoolleeftijd ongeveer
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1998
2003
N-Oud-West
83%
79%
2007 82%
N-Nieuw-West
85%
82%
84%
N-Noord
93%
92%
84%
N-Zuid
84%
82%
87%
N-Midden
84%
87%
91%
Dukenburg
91%
93%
93%
N-Centrum
93%
76%
94%
N-Oost
94%
97%
95%
Lindenholt
97%
95%
97%
Nijmegen
89%
89%
91%
Illustratie 9: % tevreden met basisonderwijs Bron: Stadspeilingen 1998, 2003 en 2007, O&S
III.VOORTGEZET ONDERWIJS Voortgezet onderwijs functioneert regionaal Basisonderwijs is bijna volledig een lokale aangelegenheid: nagenoeg alle Nijmeegse kinderen gaan naar een Nijmeegse basisschool en op Nijmeegse basisscholen zitten meestal slechts incidenteel kinderen van buiten Nijmegen. Bij het voortgezet onderwijs ligt dat anders. Daar heeft Nijmegen een duidelijk regionale functie: van de ruim 13.000 kinderen, die onderwijs volgen op een van de Nijmeegse schoollocaties, komt ongeveer de helft van buiten de stad. De trek van Nijmeegse scholieren naar andere plaatsen is veel kleiner: ongeveer 10% van de Nijmeegse middelbare scholieren bezoekt een school buiten Nijmegen. Voor het gros gaat het dan om zeer nabij gelegen scholen, het Notre Dame in Ubbergen of het MaasWaalCollege in Wijchen.
4
O n d e r wi j s
Van de scholieren met een niet-westerse achtergrond (incl. Turks, Marokkaans en Surinaams/Antilliaans) volgt 20% tot een derde een opleiding op havo/vwo-niveau. Bij autochtone en westerse scholieren is dat meer dan de helft.
14000 12000 6300
10000
lo c. elders lo c. Nijm
8000
Deze patronen zijn door de jaren heen stabiel. Binnen Nijmegen is geen sprake van een stijgend aandeel havo/vwo-ers onder niet-westerse leerlingen of onder leerlingen uit stadsdelen met een sociaal-economisch ongunstige positie.
scho lieren van elders Nijm. scho lieren
6000 4000
6900
6900
2000
VSO/SO/ PRO
rest VMBO
VMBO-t
havo/vwo
N-Centrum
6%
29%
15%
50%
N-Oost
9%
13%
5%
73%
N-Oud-West
13%
46%
12%
30%
N-Nieuw-West
7%
34%
22%
37%
N-Midden
5%
19%
15%
61%
N-Zuid
5%
30%
22%
44%
0 Nijm. scho len
Nijm. scho lieren
Illustratie 10: woonplaats en schoollocatie voorgezet onderwijs, 06-07 Bron: opgave VO-scholen en leerplichtbestand gemeente Nijmegen
Dukenburg
6%
36%
20%
39%
Veel Nijmeegse scholieren naar havo/vwo
Lindenholt
6%
32%
16%
46%
Pas in de 3e leerjaar van het voorgezet onderwijs is het mogelijk een overzicht te geven van het niveau van onderwijs. Voor die tijd zitten veel leerlingen in combinatie-/brugklassen. Ongeveer de helft van de 3e-klassers uit Nijmegen volgt onderwijs op havo-/vwo-niveau. Dat is een hoog aandeel, vergeleken met de situatie in heel Nederland. Deze oververtegenwoordiging van havo-/vwoscholieren in Nijmegen is al jarenlang zichtbaar.
N-Noord
9%
26%
4%
62%
Nederlands
6%
25%
13%
56%
Sur/Ant
9%
37%
24%
30%
Turks
14%
43%
20%
23%
Marokkaans
8%
57%
16%
19%
westers
7%
27%
15%
51%
niet-westers
7%
30%
27%
35%
Nijmegen
7%
29%
15%
49%
37%
Nederland
18%
Illustratie 12: niveau 3e klassers 06-07 Bron: opgave VO-scholen
43%
IV. MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS Nijmegen
30%
17%
51%
Kwart MBO-studenten komt uit Nijmegen 0%
20%
praktijko nderw.
40% VM B O rest
60% VM B O-t
80%
100%
havo /vwo
Illustratie 11: niveau 3e-klassers 06-07, Bron: opgave VO-scholen en CBS
Verschillen in onderwijsniveau binnen Nijmegen Binnen Nijmegen zijn er behoorlijke verschillen in onderwijsniveau te zien. In de stadsdelen Oud- en Nieuw-West en Dukenburg ligt het aandeel leerlingen dat havo/vwo volgt ruim onder het gemiddelde. In Oost daarentegen zit bijna driekwart van de 3e-klassers op havo/vwo.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
In Nijmegen zijn twee instellingen voor MBO. Een hele grote, het ROC, en een kleinere, de Helicon. Samen hebben ze in het schooljaar 2006/2007 meer dan 11.000 leerlingen. Ongeveer een kwart daarvan, ruim 2.700 leerlingen, komt uit Nijmegen. Het onderwijs op de MBO-scholen wordt via verschillende “leerwegen” en op verschillende niveaus gegeven. Opvallend is dat de Nijmeegse MBO-studenten voor bijna driekwart de beroepsopleidende, in hoofdzaak theoretische, leerweg volgen, terwijl de studenten van buiten Nijmegen voor ongeveer de helft ook de meer uit stages bestaande beroepsbegeleidende leerweg volgen. Naar niveau gezien zijn er weinig verschillen tussen Nijmeegse en overige studenten. Onder beide groepen is het aandeel dat een studie op niveau 1 (niet voldoende voor een startkwalificatie) volgt klein.
5
Onderwijs
buiten niveau
2030
buiten leerweg
2538
2891
4463
V.HOGER ONDERWIJS
4443
Aantal studenten in Nijmegen blijvend hoog Het aantal mensen dat een opleiding volgt aan de Radboud Universiteit of de Nijmeegse vestigingen van de HAN is sinds het begin van de 21e eeuw flink aan het toenemen. De eerste paar jaar nam zowel bij de universiteit als de hogeschool het aantal studerenden sterk toe. De laatste paar jaar ligt het aantal RU-studenten tamelijk stabiel rond de 17.000, maar groeit het aantal HAN-leerlingen nog steeds.
794 708 913
Nijm. niveau Nijm. leerweg
2018
0
736
2000 B OL
4000 BBL
6000 1
8000 2
3
10000 4
universiteit
Illustratie 13: studenten MBO, in en buiten Nijmegen wonend, naar leerweg (ROC+Helicon) en niveau (ROC), schooljaar 06/07 Bron: opgave ROC en Helicon
Bijna 1 op de 5 17-19-jarigen volgt MBO 18% van de Nijmegenaren van 17, 18 of 19 jaar oud volgt een MBO-opleiding aan het ROC. Tussen de stadsdelen zijn behoorlijke verschillen te constateren: in Dukenburg, Lindenholt, Oud-West en Nieuw-West ligt het aandeel MBO-studenten in deze leeftijdsgroep rond de 25%, in het Stadscentrum en Oost net boven de 5%. Daarvoor is een dubbele verklaring: Oost en Stadscentrum zijn wijken waar veel 18- en 19-jarigen (naar Nijmegen komende studenten) zich vestigen. Deze groep gaat bijna nooit naar het MBO. Daarnaast gaat de “eigen” jeugd uit deze stadsdelen ook relatief weinig naar het MBO. Dat is ook in lijn met het niveau van het middelbaar onderwijs dat er gevolgd wordt. In paragraaf III is te zien dat vooral in Oost heel weinig kinderen naar het vmbo, de natuurlijke vooropleiding van het MBO, gaan.
500 400
ROC A andeel mbo in % bevo lking
30%
20% 15%
200 10% 5%
0
0% 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Illustratie 14: Nijmeegse ROC-studenten naar leeftijd, absolute aantallen en als % van bevolking in die leeftijd, leerjaar 06/07 Bron: opgave ROC en bevolkingsbestand gemeente Nijmegen
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Nijmegen
elders
totaal
Nijmegen
elders
totaal
01-02
7283
6522
13805
1992
6378
8370
02-03
7555
7490
15045
1961
6948
8909
03-04
7900
8186
16086
2088
7939
10027
04-05
8408
8415
16823
2410
9693
12103
05-06
8613
8750
17363
2787
10519
13306
06-07
8255
8707
16962
2895
11946
14841
Illustratie 15: aantal studenten RU en HAN, naar woonplaats Bron: opgave onderwijsinstellingen
Van de RU-studenten woont ongeveer de helft in Nijmegen, van degenen die een opleiding volgen aan de HAN zo’n 20%. Andersom bezien, vanuit de stad, betekent dat dat 7% van de inwoners een opleiding aan de universiteit of hogeschool volgt. In sommige wijken maken studenten een relevant aandeel van de bevolking uit. Zo is in de wijken Groenewoud, Heijendaal en het Stadscentrum rond een kwart van de inwoners student. In de rest van de wijken in Nijmegen-Oost (Hengstdal uitgezonderd) bedraagt het aandeel studenten meestal 10-20%.
25%
300
100
HAN
VI.VERZUIM EN VOORTIJDIG SCHOOLVERLATEN
Leer- en kwalificatieplicht Iedereen tussen de 5 en 16 jaar oud is leerplichtig, moet 5 dagen per week onderwijs volgen. 16- en 17jarigen zijn “kwalificatieplichtig”. Dat wil zeggen dat zij verplicht zijn onderwijs te volgen, eventueel in deeltijd, tot zij een “startkwalificatie” (diploma op havo/vwo- of MBO-2-niveau) hebben behaald. Voor mensen van 18 tot en met 23 geldt dit niet meer als een plicht, maar probeert de overheid wel zeer sterk te stimuleren dat dit minimale opleidingsniveau gehaald wordt. Om goed zicht te hebben op schooluitval en zo nodig in te grijpen hebben gemeenten leerplichtadministraties en regionale meldingscentra (RMC’s).
6
O n d e r wi j s
Verzuim het hoogst bij speciaal onderwijs In het schooljaar 2006-2007 zijn bij de afdeling Leerplicht ruim 1.300 meldingen gedaan. Daarbij waren meer dan 1.100 Nijmeegse scholieren betrokken. De meeste meldingen gingen over afwezigheid op de ingeschreven school (spijbelen, ziekmelden, te laat komen). 15% 12%
10% 8% 6% 4%
5%
4%
3%
0% basiso nderwijs
sbo
so
vo
vso / praktijk
mbo
Illustratie 16: percentage leerlingen per onderwijssoort waarmee contact is, 06-07 Bron: leerplichtadministratie gemeente Nijmegen
In het voorgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs heeft Bureau Leerplicht in het schooljaar 2006-2007 contact gehad met/over meer dan 10% van de leerlingen. Bij het reguliere voortgezet onderwijs ligt dit percentage lager (7,5%). Ook in het speciaal basisonderwijs ligt het aandeel contacten veel hoger dan in het reguliere basisonderwijs. In eerdere jaren is dit zelfde patroon zichtbaar. Het aantal meldingen bij Bureau Leerplicht schommelt tussen de 1.000 en 1.300 per jaar. Deze schommelingen hangen sterk samen met de meldingsbereidheid bij scholen en andere administratieve redenen. Daardoor is het niet mogelijk om aan deze schommelingen een inhoudelijke conclusie over de ontwikkeling in het schoolverzuim te verbinden.
In die hele regio waren er in het schooljaar 2006/2007 bijna 1.500 gevallen van voortijdig schoolverlaten. Meer dan in het jaar daarvoor. De stijging was zeer sterk bij de “nieuwe gevallen”. Het is echter niet zo dat het werkelijk aantal VSV-ers in dit schooljaar dramatisch is toegenomen. De stijging wordt veroorzaakt door een veel betere meldingsprocedure vanuit het MBO. De cijfers van het jaar 2006-2007 komen in de buurt van het werkelijke aantal uitvallers, terwijl de cijfers uit eerdere jaren een onderschatting waren. Gunstig is dat het aantal “oude gevallen”, meldingen die nog open staan uit het vorige schooljaar, juist is afgenomen. Aangemelde jongeren worden nu sneller teruggeleid naar opleidingen. Van de 1.116 nieuwe meldingen uit 2006/2007 betroffen er 788 Nijmeegse scholieren. Dat betekent dat ongeveer 5% van de 17-22-jarigen in Nijmegen voortijdig schoolverlater was. In de omliggende gemeenten ligt dit aandeel op hetzelfde niveau. Zo’n vergelijking is echter niet helemaal eerlijk. In Nijmegen zijn er erg veel inwoners in deze leeftijdsklasse, door de trek van studenten naar de stad. Deze groep heeft per definitie een startkwalificatie en zal dus nooit VSV-er kunnen zijn. Bij een vergelijkbare schooluitval zou het uitvalpercentage in Nijmegen dus lager moeten zijn dan in de regio. Dat dat niet zo is, geeft aan dat de situatie in Nijmegen relatief ongunstig is.
Bronnen
Onderwijsmonitor 2005, O&S Basismateriaal Onderwijsmonitor 2007, O&S Evaluatie OpenWijkScholen 2007, O&S Terugblik en resultaat 2007, Cito RMC-effectrapportage 2006-2007, gemeente Nijmegen Stadspeiling 1998, 2003, 2007, O&S
Voortijdig schoolverlaten Wanneer een leerling zonder startkwalificatie het onderwijs verlaat, is er sprake van voortijdig schoolverlaten. Melding en aanpak van het voortijdig schoolverlaten is regionaal georganiseerd, in het RMC. In de regio Nijmegen zijn behalve de stad Nijmegen ook de gemeenten Groesbeek, Beek-Ubbergen, Mook en Middelaar, Heumen, Wijchen en Beuningen bij het RMC betrokken. oud
nieuw
totaal
2006/2007
361
1116
1477
2005/2006
549
767
1316
Illustratie 17: aantal meldingen bij RMC Bron: RMC-rapportage 06-07
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
7
Cultuur In grote lijnen is de cultuurdeelname in Nijmegen nog net zo hoog als in 2002. Maar er zijn wel verschuivingen, zoals meer bezoekers van pop- en wereldmuziekconcerten, een lager bereik van de bibliotheek, een lichte afname van de cultuurdeelname bij niet-westerse allochtonen en een licht gestegen bekendheid en bereik van de gesubsidieerde podia.
po pco ncert
I. WAT DOET DE NIJMEGENAAR AAN CULTUUR? Aandeel dat culturele voorstellingen bezoekt gelijk gebleven Van de volwassen Nijmegenaren bezoekt 61% minimaal 1 keer per jaar een culturele voorstelling in Nijmegen, exclusief film; 66% bezoekt in die periode 1 of meer filmvoorstellingen in Nijmegen. Het bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie in 2002 leverde exact dezelfde percentages op.
film(s)
24%
cabaret, kleinkunst
23%
to neel
23%
klassieke muziek
16%
ko o ruitvo ering
15%
wereldmuziek
13%
ballet, dans
11%
musical
9%
jazz-/bluesco ncert
9%
66% 66%
culturele vo o rstelling(en)
danceparty
8%
literaire bijeenko mst
8%
61% 61%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
2007
museum, musea
41%
2002
40%
0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 1: % volwassen Nijmegenaren dat in afgelopen 12 maanden in Nijmegen culturele activiteiten bezocht heeft Bron: Stadspeiling 2007, bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie 2002, O&S
Wel zien we verschuivingen als we nader inzoomen op de verschillende soorten voorstellingen. De grootste veranderingen zijn dat meer Nijmegenaren in hun stad een bezoek brengen aan pop- en/of wereldmuziekconcerten (30% tegenover 21% in 2002), cabaret- en/of kleinkunstvoorstellingen (23% tegenover 18% in 2002) en toneelvoorstellingen (23% tegenover 19% in 2002). Deze voorstellingen staan bovenaan in de rij van soorten voorstellingen die Nijmegenaren in hun stad bezoeken (zie illustratie 2).
Illustratie 2: bezoek culturele voorstellingen: % volwassen Nijmegenaren dat in afgelopen 12 maanden in Nijmegen voorstellingen bezocht heeft, naar soorten voorstellingen Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Cijfers van de schouwburgen en concertgebouwen in het land sluiten aan bij wat we in Nijmegen zien; in de genres cabaret en kleinkunst, toneel, populaire muziek en musicals is het bezoekersaantal gegroeid. Het percentage Nijmegenaren dat in Nijmegen musea bezoekt is ongeveer gelijk gebleven (41%), maar het aandeel dat buiten Nijmegen naar musea gaat is afgenomen (33% tegenover 42% in 2002). Bij de niet-westerse allochtonen zien we een afname van de cultuurdeelname; een kleiner deel bezoekt in Nijmegen filmvoorstellingen (61% tegenover 65% in 2002), overige culturele voorstellingen (42% tegenover 49% in 2002) en musea (27% tegenover 30% in 2002)1. De Stadspeiling 2007 laat een over het algemeen hoge en stabiele cultuurdeelname bij de 18-24jarigen zien. Hoe de cultuurdeelname bij de
1
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
De percentages voor 2002 zijn herberekend. Tegenwoordig werken we met de CBS-definitie van niet-westerse allochtonen; in 2002 werd nog de ruimere VNG-definitie gehanteerd.
1
Cultuur
Nijmeegse jeugd onder de 18 jaar zich ontwikkelt, zal duidelijk worden uit de Jeugdmonitor 2007. Er zijn weinig actuele gegevens over de cultuurdeelname in andere steden. Gegevens van enkele jaren geleden lieten zien dat Nijmegenaren relatief veel naar culturele voorstellingen gaan. Dat heeft onder meer te maken met het naar verhouding hoge aandeel hoogopgeleiden in Nijmegen.
Cultuurdeelname hangt behalve met opleiding ook met afstand tot aanbod samen Uit een analyse van de samenhang tussen cultuurdeelname en diverse achtergrondkenmerken komt naar voren dat opleiding de meeste bepalende factor voor cultuurdeelname is. Afhankelijk van de vorm van cultuurdeelname zijn ook kenmerken als leeftijd, geslacht, etniciteit, inkomen en het type huishouden van invloed. Daarnaast blijkt ook de nabijheid van het aanbod een rol te spelen. Illustratie 3 laat zien dat het aandeel voorstellingenbezoekers in de het verst van het stadscentrum gelegen stadsdelen duidelijk lager is.
N-Oo st
78% 57%
40%
N-Oud-West
39%
64%
62%
N-No o rd
31%
N-Nieuw-West
31%
68%
65%
N-Zuid
28% 48%
Dukenburg
22%
Lindenho lt
22%
Verschillen in deelname kunstzinnige vorming
50%
48%
0%
20%
40%
minimaal 1keer per jaar
60%
Sinds september 2006 is in de Nijmeegse Stadsschouwburg het Uitburo Nijmegen gevestigd. Mensen kunnen daar terecht voor kaartjes voor voorstellingen of concerten in Nijmegen of elders in het land. Om een eerste beeld van de bekendheid en het gebruik te krijgen, zijn enkele vragen in de Stadspeiling 2007 opgenomen. Deze is in de eerste vijf maanden van 2007 uitgevoerd. Één op de drie volwassen Nijmegenaren blijkt het Uitburo te kennen. Een kwart daarvan weet echter niet waar het gevestigd is. Niet verrassend is dat het Uitburo beter bekend is, bij mensen die relatief veel voorstellingen bezoeken. Bijna 1 op de 10 Nijmegenaren heeft reeds gebruik gemaakt van het Uitburo. Ook is gevraagd naar de websites “www.uitburo.nl” en “www.nijmeegsuitburo.nl”; 12% kent deze aan elkaar gekoppelde sites en 7% heeft er gebruik van gemaakt.
Het aandeel volwassen Nijmegenaren, dat in Nijmegen een bepaald cultuuraanbod mist, is gedaald van 26% in 2002 naar 15% in 2007. Er zijn geen wensen met betrekking tot dat aanbod, die bij bredere groepen leven. Geen enkele wens leeft bij meer dan 1% van de volwassen Nijmegenaren. Net als in 2002 zijn het vooral de frequente voorstellingenbezoekers, die zaken in het cultuuraanbod missen. Van de mensen, die geen culturele voorstellingen bezoeken, mist 3% een bepaald aanbod.
77%
N-M idden
Uitburo al redelijk bekend
Minder Nijmegenaren missen cultuuraanbod in de stad
57%
N-Centrum
afgenomen (van 10 naar 8%). Het aandeel, dat geen behoefte heeft om vaker naar voorstellingen te gaan dan men nu doet, is toegenomen (van 30 naar 38%).
80%
100%
minimaal 1keer per maand
Illustratie 3: % volwassen Nijmegenaren dat in Nijmegen culturele voorstellingen bezoekt Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Uit de Jeugdmonitor 2003 weten we dat nietwesterse allochtone jongeren en jongeren, die een lagere opleiding volgen, buiten schooltijd relatief weinig aan kunstzinnige vorming deelnemen. Daarbij aansluitend zien we dat het aantal Lindenberg-cursisten in 2006/2007 beneden de 18 jaar relatief laag is in de stadsdelen waar naar verhouding veel van deze jongeren wonen (zie illustratie 4).
Kosten meer dan in 2002 een belemmering voor voorstellingenbezoek Wat meer dan in 2002 geven Nijmegenaren aan dat hoge entreekosten hen weerhouden van het bezoeken van culturele voorstellingen; 21% zou vaker naar voorstellingen willen gaan, maar doet dat niet vanwege de kosten, tegenover 17% in 2002. Bij Nijmegenaren met een laag inkomen geldt dat voor een grotere groep (1 op de 3). Net als in 2002 is een gebrek aan tijd de belangrijkste bezoekbelemmering. Het aanbod is dat minder. Het aandeel Nijmegenaren, dat vindt dat er onvoldoende of te weinig passend aanbod is, is licht
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Cultuur
N-Centrum
In totaal subsidieert de gemeente 104 gezelschappen en verenigingen voor amateurkunst. In 2006 gaven deze in totaal 329 voorstellingen; 177 daarvan werden door De Lindenberg gefaciliteerd in de hoofdvestiging, de nevenvestigingen (De Aldenhof, De Klif) en wijkcentra.
12%
N-Oo st
11%
N-M idden
8%
N-No o rd
7%
Dukenburg
5%
N-Zuid
II. HOE GAAT HET MET DE PODIA?
4%
N-Oud-West
4%
N-Nieuw-West
4%
Lindenho lt
Stijging bezoek muziek- en theatervoorstellingen in gesubsidieerde podia
3%
0%
5%
10%
15%
Illustratie 4: % 0-17-jarigen dat als cursist bij De Lindenberg staat ingeschreven Bron: bewerking door O&S van cijfers van De Lindenberg
Om de jeugdige achterstandsgroepen meer kennis te laten maken met kunstzinnige vorming, wordt hier op Open Wijk Scholen al jaren lang extra aandacht aan besteed. In 2006 verzorgde De Lindenberg in en buiten schooltijd 1.847 cursussen en werkplaatsen voor de basisscholieren op deze scholen.
Ten opzichte van 2002 is het aantal bezoekers van voorstellingen in de gesubsidieerde podia (exclusief film) met 7% gestegen naar 268.000 bezoekers. De grootste bezoekerswinst in die periode is geboekt in de Stadsschouwburg, waar het jaarlijkse bezoekersaantal in vergelijking met 2002 19% hoger ligt. Het Steigertheater fuseerde in 2006 met De Lindenberg; najaar 2006 ging het Lindenberg Theater, dat drie podia telt, open. Toch was het aantal voorstellingenbezoekers in het Lindenberg Theater in 2006 al bijna net zo hoog als dat van De Lindenberg en Het Steigertheater bij elkaar. Ook het bereik van de podia onder de Nijmegenaren is licht toegenomen (zie illustratie 5).
52%
LUX 47%
In vergelijking met de jaren daarvoor is het totaal aantal cursisten bij Centrum voor de Kunsten De Lindenberg (inclusief de volwassenen) in 2007 iets lager: circa 5.100 tegenover 5.300 tot 5.600 in de periode 2004-2006. Het aantal cursisten, dat in Nijmegen woonachtig is, is ongeveer gelijk gebleven. Op initiatief van de gemeente, De Lindenberg en de Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid is in september 2007 in Nijmegen het lokale bemiddelingspunt cultuureducatie “Cultuur en School Nijmegen” van start gegaan. Scholen in het primair en voortgezet onderwijs kunnen hier terecht als ze iets willen op het gebied van kunst en cultuur. Daarvoor vervulde Stichting Edu-Art Gelderland deze functie in Nijmegen.
Een derde van amateurkunstbeoefenaars in georganiseerd verband actief Uit landelijk onderzoek blijkt dat eenderde van de amateurkunstbeoefenaars van boven de 15 in georganiseerd verband met hun passie bezig is. Het bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie in 2002 liet voor Nijmegen hetzelfde beeld zien. Exacte gegevens om de amateurkunstbeoefening in Nijmegen met landelijke cijfers te vergelijken hebben we niet. Wel zijn er indicaties dat de deelname aan amateurkunst in Nijmegen relatief groot is (in 2002 beoefende circa zestig procent van de volwassen Nijmegenaren amateurkunst; landelijk zijn er 5,5 miljoen amateurkunstbeoefenaars van 6 jaar en ouder).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
35%
Vereeniging
35%
scho uwburg
33% 31%
Do o rnro o sje
19% 15%
2007 Lindenberg Theater
2002
18%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Illustratie 5: bezoek gesubsidieerde podia: % volwassen Nijmegenaren dat in afgelopen 12 maanden in Nijmegen één of meer bezoeken gebracht heeft aan … Bron: Stadspeiling 2007, bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie 2002, O&S
LUX trekt bijna helft van filmbezoekers In de periode 2001-2003 steeg het aandeel van LUX in het totale filmbezoek in Nijmegen van 34% naar 41%. En sinds 2004 trekt LUX bijna de helft van alle filmbezoekers in Nijmegen. Het aantal filmbezoekers in LUX lag in 2006 beduidend hoger dan in 2005 (gestegen van 174.483 naar 204.591). Ook de twee commerciële bioscopen trokken in 2006 meer bezoekers dan het jaar daarvoor, maar de stijging daar was minder groot. Het totale filmbezoek in de stad is nog wel lager dan in de periode dat er in Nijmegen nog drie commerciële bioscopen waren (in 2005 ging bioscoop Centrum failliet).
3
Cultuur
Recordaantal bezoekers voor Keizer Karel Podia
voor de derde keer het dancefestival Emporium. Het aantal bezoekers groeide naar bijna 20.000.
Zowel in 2005 als in 2006 trokken de voorstellingen in de Stadsschouwburg en De Vereeniging in totaal circa 170.000 bezoekers. In de zes jaar daarvoor schommelde het aantal bezoekers tussen de 148.000 en de 161.000. Sinds de verbouwing in 2003 telt de theaterzaal van de schouwburg meer zitplaatsen (ruim 900). Het gemiddeld aantal bezoekers steeg sinds die tijd naar circa 630 per voorstelling.
221
LUX
Herhaling bezoekersonderzoek bij gesubsidieerde podia In 2002 hield O&S samen met alle gesubsidieerde podia publiekonderzoek bij die podia. Voor het eerst kon de publiekswaardering voor de podia goed vergeleken worden. Najaar 2007 vindt in samenspraak met het programmateam cultuur een vervolgmeting plaats. Er worden onder meer vragen gesteld over hoe men de accommodatie en het aanbod waardeert.
105
scho uwburg
Vereeniging
III. HOE GAAT HET MET DE ANDERE CULTURELE INSTELLINGEN?
65
Do o rnro o sje
Recordaantal bezoekers voor Herculaneumtentoonstelling
60
Lindenberg Theater
22
0
50
100
150
200
250
Illustratie 6: aantal voorstellingenbezoekers in 2006 (x 1.000) Bron: eigen opgave podia
Aantal bezoekers Doornroosje in periode 2004-2006 wat hoger dan in 2002 en 2003 In 2006 trokken de podiumactiviteiten in Doornroosje (vooral concerten en dance) bijna 60.000 bezoekers. In de twee jaar daarvoor werden met een wat groter aantal activiteiten jaarlijkse bezoekersaantallen van boven de 60.000 gehaald, maar in 2002 en 2003 lag het bezoekersaantal enkele duizenden lager. Het gemiddeld aantal bezoekers per activiteit lag in de periode 2004-2006 wat hoger (bijna 300) dan in 2002 en 2003 (ruim 250). Behalve activiteiten in Doornroosje organiseert dit podium ook activiteiten op externe locaties. De bezoekers daarvan zijn hier niet meegerekend. Gegevens uit het online ticketbestelsysteem van Doornroosje wijzen erop dat het aandeel bezoekers van buiten Nijmegen groeiende is. Het is de bedoeling dat in 2009 gestart wordt met de nieuwbouw van een groter Doornroosje bij het NS-station. Behalve in Doornroosje kunnen liefhebbers van meer alternatieve popmuziek ook terecht in muziekcafé Merleyn in het centrum van Nijmegen.
Nijmegen heeft twee landelijk bekende danceclubs Doornroosje geniet vooral op dancegebied landelijke bekendheid. In 2006 werd Roosje-programmeur Robert Meijering uitgeroepen tot beste programmeur en de club tot leukste “Nachttempel”. Ook danceclub The Matrixx is landelijk bekend. In 2007 organiseerde dit podium op De Berendonck
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
In 2005 was de gebroeders Van Limburgtentoonstelling in het Museum Het Valkhof een groot succes. Deze tentoonstelling trok in twaalf weken ruim 91.000 bezoekers, bijna net zoveel als het gemiddelde jaarbezoek in de jaren daarvoor. De Herculaneum-tentoonstelling, die eind 2006 en begin 2007 circa 15 weken te bezichtigen was, zorgde met ruim 121.000 bezoekers voor een nieuw bezoekersrecord. In het kader van de in 2007 gestarte Evenementenmonitor heeft O&S onderzoek verricht naar de waardering voor de tentoonstelling en de economische en promotionele effecten. De waardering bleek hoog (8,2 als gemiddeld rapportcijfer). En de effecten zijn aanzienlijk: de tentoonstelling leidde tot circa 3,5 miljoen euro aan extra bestedingen in de stad en het museum. Veel bezoekers kwamen van buiten Nijmegen en omgeving en gaven aan Nijmegen vaker te willen gaan bezoeken.
Experiment met doelgroepbibliotheek In vergelijking met andere steden heeft Nijmegen veel bibliotheekvestigingen; naast de centrale vestiging in Stadscentrum zijn er 11 filialen in de stadsdelen en wijken. Omdat het in stand houden hiervan veel geld kost, loopt er in Neerbosch-Oost een experiment met een bibliotheek voor doelgroepen (kinderen, 65-plussers en allochtonen) met een beperkte collectie. Wel kunnen alle boeken aangevraagd en in het filiaal opgehaald worden. Ook het nieuwe filiaal in voorzieningenhart De Klif in Nijmegen-Noord is zo’n doelgroepbibliotheek. Najaar 2007 heeft O&S een evaluatie van dit experiment uitgevoerd, waarvan de resultaten begin 2008 bekend worden.
Bibliotheekbezoek bij jongvolwassenen gedaald Uit de Stadpeiling komt naar voren dat het aandeel bibliotheekbezoekers onder de volwassen Nijmegenaren is afgenomen: van 54% in 2002 naar 41% in 2007. Ook het aandeel frequente
4
Cultuur
bibliotheekbezoekers (minimaal 1 keer per maand) onder deze groep is afgenomen van 35% in 2003 naar 24% in 2007. De daling van het aandeel bibliotheekbezoekers in Nijmegen is het scherpst bij de jongvolwassenen (zie illustratie 7). 70% 63%
60%
59%
59% 55%
50%
45% 42%
40%
37%
40% 39%
30% 20% 10% 0% 18-24 jr
25-44 jr 2003
2005
45+ 2007
IV. HOE GAAT HET MET HET OVERIGE CULTUURAANBOD? Goffertpark opnieuw de plaats voor grote popconcerten In het verleden hebben diverse grote namen in de popmuziek voor veel publiek in het Goffertpark opgetreden. In 2007 vonden er maar liefst drie grote popconcerten in het park plaats (Rolling Stones, Red Hot Chili Peppers en Pearl Jam). Het Red Hot Chili Peppers-concert trok de meeste bezoekers. Met 60.000 bezoekers was dit optreden uitverkocht. Ook in de komende vijf jaar zullen jaarlijks twee tot vier beroemde popartiesten in het park optreden. Dit is vastgelegd in een convenant dat de gemeente in 2007 met organisator Mojo Concerts heeft gesloten. Een groot popconcert in het Goffertpark levert tijdelijk werk op voor 1.000 à 1.200 mensen (met name voor podiumbouw, verkoop drank en eten en beveiliging).
Vierdaagsefeesten 2007 druk bezocht Illustratie 7: % dat in afgelopen 12 maanden de bibliotheek bezocht heeft, naar leeftijd Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Cijfers van de bibliotheek laten zien dat er sinds 2001 sprake is van een afname van het totaal aantal bezoeken, dat jaarlijks aan de centrale vestiging en de wijkvestigingen wordt gebracht. Sinds 2004 is die daling gering; in 2006 werden in totaal bijna 960.000 bezoeken geteld, in 2004 bijna 1 miljoen. Sinds 2006-2007 hebben 13.000 leerlingen in het Nijmeegse voortgezet onderwijs de Cultuurpas C4J. Met deze pas zijn jongeren automatisch lid van de bibliotheek en kunnen ze met korting naar culturele activiteiten. Door de pas is het aantal leden in Nijmegen in 2006 gestegen naar ruim 52.000. Wanneer de Cultuurpas-leden niet meegeteld worden, is er sprake van een lichte daling van het ledenbestand. Ook landelijk is het aantal leden gedaald: met 9% in de periode 2000-2005. De daling is sterker bij de volwassen leden (-12%) dan bij de jeugdleden (-6%). In de periode 2000-2005 nam het jaarlijks aantal uitleningen in Nijmegen met 16% af naar iets minder dan 1,5 miljoen per jaar. Maar in 2006 lag het aantal uitleningen weer boven de 1,5 miljoen. Ook landelijk is het aantal uitleningen in de periode 2000-2005 met 17% gedaald; bij de categorie “boeken volwassenen non fictie” is de daling het sterkst. Landelijk is het aantal Openbare Bibliotheken in Nederland door fusies flink teruggelopen. Zo is in 2006 door de fusie van de Nijmeegse bibliotheek (OBN) met de bibliotheken in Overbetuwe de Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid ontstaan. Per 1 januari 2007 is daar de bibliotheek in Beuningen bijgekomen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
De Vierdaagsefeesten bieden een breed muziekaanbod. Op grote en kleinere podia zijn artiesten in uiteenlopende muziekstijlen te bewonderen. Volgens de organisatie en de politie zijn de feesten in 2007 bijzonder goed bezocht; in één week tijd zijn er naar schatting 1,4 miljoen bezoeken aan de feesten gebracht. Bij eerdere edities van de feesten in de afgelopen vijftien jaar lag het aantal bezoeken vaak tussen de 800,000 en 1,2 miljoen. Tijdens de feesten heeft O&S voor de derde keer onderzoek verricht naar de waardering en de economische en promotionele effecten. De feesten leverden naar schatting 28 miljoen euro aan extra uitgaven in de stad op. De aantrekkingskracht op mensen van buiten de regio bleek in vergelijking met 2001 wat te zijn toegenomen; 45% van de bezoekers kwam van buiten de regio. En in vergelijking met 1992 en 2001 is de bezoekerswaardering nog iets hoger geworden (8,1).
Nieuwe culturele festivals Naast de bekende festivals, waaronder wereldmuziekfestival Music Meeting, literatuurfestival De Wintertuin, de Dag van het Levenslied op het Valkhof en de Valkhofaffaire tijdens de Vierdaagsefeesten, vonden in 2007 ook enkele nieuwe culturele evenementen plaats: theater- en muziekfestival CitadelArte op het Waalstrand in Lent, het muziekfestival Streetlive in de binnenstad (de opvolger van Intro!) en het Nijmeegs boekenfeest in De Vereeniging.
5
Cultuur
Ontwikkeling culturele broedplaatsen pakt anders uit dan gepland In de periode 2003-2006 zouden vier locaties - de Krayenhoffkazerne, de Dobbelman, de Grote Broek en De Vasim - omgevormd worden tot permanente culturele broedplaatsen: panden waarin het bij elkaar zitten van kunstenaars uit verschillende vakdisciplines leidt tot bijzondere projecten, samenwerkingsvormen en publieksgerichte activiteiten. De ontwikkeling van de Krayenhoffkazerne en de Dobbelman leidt tot een toename van het aantal ateliers en woonwerkpanden, maar voldoet niet aan de bredere definitie van een culturele broedplaats. De ontwikkeling van de Grote Broek heeft stilgelegen, maar de verbouwing van de met elkaar samenwerkende locaties de Grote Broek en het nabijgelegen Extrapool zal leiden tot een gecombineerde broedplaats. De ontwikkeling van De Vasim gaat meer in de richting van een combinatie van commerciële en creatieve bedrijvigheid dan in de richting van een informele broed- en vrijplaats voor kunstenaars. De ontwikkeling van dit voormalige industriële complex tot een permanent cultuurcentrum is flink vertraagd, omdat het gebruik van De Vasim als centrum voor kunstenaars en culturele evenementen niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Met het sluiten van een convenant in 2007 tussen Cultuurspinnerij De Vasim, Ondernemers Noord- en Oostkanaalhavens en de gemeente is het huidige gebruik van De Vasim tot 2010 veilig gesteld.
Bronnen
Stadspeiling 2007, O&S Bevolkingsonderzoek cultuurparticipatie 2002, O&S Jeugdmonitor 2003, O&S De laatste uren van Herculaneum; effectmeting Nijmeegse evenementenmonitor, O&S, 2007 Vierdaagsefeesten 2007; effectmeting Nijmeegse evenementenmonitor, O&S, 2007 Evaluatie broedplaatsenbeleid 2003-2006, gemeente Nijmegen, 2007 Centrum voor de Kunsten De Lindenberg: gegevens over cursussen en cursisten Gesubsidieerde podia: gegevens over bezoekersaantallen Jaarverslag 2006 Bibliotheek Gelderland Zuid plus ledenbestand 2006 voor Nijmegen (verwerkt in Stadsgetallen) Landelijke bibliotheekstatistieken 2000-2005 op basis van Branche Informatiesysteem, CBS
Los van het broedplaatsenbeleid is ook op andere locaties samenwerking tussen kunstdisciplines en culturele bedrijvigheid ontstaan, onder meer in het Arsenaal en productiehuis De Grote Broer.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Sport Sinds 2003 is de sportdeelname in Nijmegen toegenomen. Dat geldt zowel voor doelgroepen van sportstimulering als voor andere groepen. Bij volwassenen is het sporten bij commerciële sportcentra en hardlopen populairder geworden, jongeren zijn meer bij verenigingen gaan sporten. Het aantal vrijwilligers in de sport is redelijk stabiel. Over de aandacht voor het stimuleren van top- en breedtesport oordelen de Nijmegenaren positief.
I.
WAT DOET DE NIJMEGENAAR AAN SPORT? Aandeel sporters onder volwassenen stabiel, maar wel verschuivingen In 2005 maten we een forse groei van het aandeel sporters onder de volwassenen Nijmegenaren: van 56% in 2003 naar 65% in 2005. In 2007 blijkt de sportdeelname ongeveer gelijk gebleven: 66% van de volwassenen doet aan sport en 55% sport wekelijks (56% in 2005).
70% 60%
fitness
23% 21%
hardlo pen, jo ggen, trimmen
15% 10%
wielrennen, mo untainbiken, to erfietsen
12% 11%
wandelen
8% 10%
zwemmen
8% 8%
tennis
65% 66%
2003
57%
2005
7% 7%
2007
2007
veldvo etbal
5% 4%
50% 0%
5%
2005 10%
15%
20%
25%
40% 30%
26% 26%
24%
24% 16% 17%
20% 10% 0% beo efent spo rt
lid van spo rtclub
spo rt bij co mmerieel spo rtcentrum
Illustratie 1: sportdeelname bij volwassen Nijmegenaren Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Wel zien we verschuivingen in de manier van sporten. Het aandeel, dat bij een vereniging sport, is licht afgenomen (van 26% in 2005 naar 24% in 2007), terwijl de populariteit van sporten bij commerciële sportcentra verder is toegenomen (17% in 2005 en 24% in 2007). Bij volwassenen is de belangstelling voor sporten bij commerciële sportcentra nu even hoog als de belangstelling voor sporten bij verenigingen.
Toename aantal hardlopers onder volwassenen, fitness blijft de meeste beoefende sport In vergelijking met 2005 is het percentage hardlopers onder de volwassenen Nijmegenaren behoorlijk gestegen: van 10% naar 15% in 2007. In de periode 2003-2005 zagen we ook al een stijging van enkele andere individueel beoefenbare sporten zoals wandelen, fietsen (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) en fitness. Ook landelijk zaten al deze sporten in de lift.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Illustratie 2: meest beoefende sporten bij volwassen Nijmegenaren Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
Fitness is bij de volwassenen Nijmegenaren de populairste sport gebleven (zie illustratie 2). Uit gegevens van het SCP blijkt dat stedelingen vaker aan fitness doen dan bewoners van dorpen.
Percentage sportclubleden onder jongeren toegenomen Bij de Stadspeiling 2007 hebben we de volwassenen gevraagd naar de sportdeelname bij hun kinderen. Van de 12-17-jarigen blijkt 59% bij een sportclub te zitten. Dat is een duidelijke stijging ten opzichte van 2003, toen we met de Jeugdmonitor een percentage van 51% maten. Bij de jeugd in de basisschoolleeftijd (4-11 jaar) ligt het percentage sportclubleden nog iets hoger, namelijk op 61%. Van de totale groep kinderen en jongeren (4-17 jaar) doet circa driekwart aan sport. In dit verband bleek uit de Nijmeegse Sportverenigingsmonitor 2005 dat het aantal sportclubs met een ledenstijging duidelijk groter was dan het aantal sportclubs met een ledendaling.
Populariteit voetbal verder gegroeid Meer jongeren zijn bij een club gaan voetballen. In 2003 was 15% van de 12-17-jarigen lid van een voetbalclub, in 2007 22%. Ook het percentage 12-17-jarigen, dat bij een club of manege paardensport beoefent, is toegenomen (van 3% in 2003 naar 6% in 2007). Bij de 4-11-jarigen is hockey één van de populairste sporten. Deze gegevens sluiten aan bij het landelijke beeld: het absoluut aantal sportverenigingsleden is toegenomen. Dat geldt het sterkst voor voetbal, paardensport en
1
Sport
hockey. Het aantal leden van tennisclubs nam het sterkt af. Dat laatste zien we in de Nijmeegse onderzoeksgegevens niet terug. Illustratie 3 over het sporten van jeugdigen in verenigingsverband heeft betrekking op de totale groep 4-17-jarigen. vo etbal
20%
zwemspo rt
Bij volwassenen met een laag inkomen is de sportdeelname sinds 2003 sterker toegenomen dan bij de volwassenen met een hoog inkomen. Maar de sterkste toename zien we bij volwassenen met een middeninkomen.
8%
dansspo rt
7%
vechtspo rt
7%
ho ckey
7%
turnen, gym
Behalve met leeftijd hangt sportdeelname sterk samen met opleidingsniveau Uit een analyse van de samenhang tussen sportdeelname en diverse achtergrondkenmerken blijkt dat sportdeelname behalve met leeftijd ook sterk met het opleidingsniveau en inkomen samenhangt. In mindere mate zijn ook etniciteit en het al dan niet woonachtig zijn in een aandachtswijk van invloed.
6%
tennis
4%
paardenspo rt
4%
0%
5%
Nijmegenaren niet kleiner geworden. In de periode 2003-2007 steeg het percentage sportbeoefenaars onder de niet-westerse allochtone volwassenen van 45% naar 55% (tegenover van 60% naar 68% bij de autochtone volwassenen) en steeg het percentage sportclubleden bij niet-westerse allochtone jongeren van 37% naar 43% (tegenover van 56% naar 63% bij de autochtone jongeren).
10%
15%
20%
25%
Illustratie 3: meest beoefende sporten in verenigingsverband bij de jeugd Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Sportstimulering op scholen heeft effect Sportservice Nijmegen zet zich onder meer in voor sportstimulering op Nijmeegse basisscholen. Één van de projecten op die scholen is “Sport jij al?”. Via dat project maken basisscholieren - vooral diegenen op Open Wijkscholen in aandachtsgebieden - kennis met diverse sportclubs. Ze kunnen bijvoorbeeld een paar keer mee gaan doen aan trainingen bij clubs. Uit in 2005 op de Nijmeegse basisscholen uitgevoerd onderzoek blijkt dat 1 op de 7 à 8 aan dit project deelnemende kinderen besluit om lid van een sportclub te worden. Uitkomsten van de Jeugdmonitor 2007 zullen zicht geven op het effect van meer sportstimuleringsactiviteiten op scholen.
Sportdeelname toegenomen bij doelgroepen sportstimulering Behalve op de jeugd, richt het sportstimuleringsbeleid in Nijmegen zich ook op 50-plussers, nietwesterse allochtonen, minima en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Kijken we naar de sportdeelname per leeftijdscategorie, dan zien we dat met name personen in de leeftijdscategorie 50-64 jaar meer zijn gaan sporten: het aandeel wekelijkse sporters onder deze groep steeg van 45% in 2003 naar 57% in 2007. Bij dezelfde groep is er sprake van een naar verhouding positieve ontwikkeling van de gezondheidsbeleving: in 2003 voelde 67% van de 50-64-jarigen zich in het algemeen gezond, in 2007 geldt dat voor 77%. Verder zijn de niet-westerse allochtonen in Nijmegen vaker aan sport gaan doen, maar is de achterstand ten opzichte van de autochtone
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
In de periode 2003-2007 zijn in Nijmegen meer laagen middelbaar opgeleiden gaan sporten (percentage sportbeoefenaars gestegen van 43% naar 50%). Maar omdat ook de sportdeelname bij hoogopgeleiden is toegenomen (van 72% naar 80%), is het verschil tussen hoog- en lager opgeleiden niet kleiner geworden.
79% 76% 69%
N-Oo st
73% 74% 68%
N-Centrum
N-M idden
71% 67% 60%
N-No o rd
68% 69% 68% 64% 61%
Lindenho lt 51%
61% 60%
N-Nieuw-West 51%
59% 54% 53%
Dukenburg
58% 62%
N-Zuid
2007
51%
2005
58% 55% 50%
N-Oud-West
0%
20%
40%
60%
2003 80%
100%
Illustratie 4: percentage sporters per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Sportdeelname in bijna alle stadsdelen gestegen In de periode 2003-2007 is de sportdeelname bij volwassenen in Nijmegen-Noord constant gebleven: ruim tweederde van hen doet aan sport. In alle
2
Sport
zonder dat één er duidelijk uitspringt. Relatief veel genoemd zijn: “geen tijd”, “ik speel liever”, “ik vind sport niet leuk”, “ik ben niet goed in sport”, “de sport die ik leuk vind, kun je hier in de buurt niet doen”, “er zijn geen leuke verenigingen in de buurt” en “ik kan niet kiezen welke sport”. Een relatief kleine groep van de niet-sporters (8%) gaf aan dat het sporten te duur was. Het gaat om 1% van alle kinderen.
andere stadsdelen steeg het percentage volwassen sporters. De toename varieert van 7% (NijmegenCentrum) tot 25% (Lindenholt) (zie illustratie 4). Kijken we naar het aandeel wekelijkse sporters, dan valt op dat het aandeel wekelijkse sporters in Nijmegen-Centrum in de afgelopen 2 jaar behoorlijk gedaald is (van 65% in 2005 naar 53% in 2007).
Sportdeelname in Nijmegen in buurt van landelijk niveau
Oordeel speelvoorzieningen
Uitgaande van de RSO-definitie van sporten minimaal 12 keer per jaar - weten we dat het percentage sporters onder de Nijmegenaren in 2005 ongeveer even groot was als landelijk. Het percentage sportclubleden was in Nijmegen in dat jaar iets hoger dan landelijk. 70%
64%
65%
Nijmegen
Uit eerdere onderzoeken weten we dat de Nijmeegse jeugd veel behoefte heeft aan plekken in de buurt om te kunnen spelen en sporten. Recente gegevens over hoe jongeren denken over de speel-, sport- en ontmoetingsplekken in hun buurt zijn niet voorhanden. Maar in 2008 komen uitkomsten hierover uit de Jeugdmonitor 2007 beschikbaar. Verder verschijnt begin 2008 de rapportage van een onderzoek onder de kinderen en ouders in Hatert naar het bereik van en de tevredenheid over de twaalf speelplekken in die wijk.
landelijk
60% 50% 40% 27%
30%
Uit de Stadspeiling weten we hoe volwassenen anno 2007 oordelen over de (speel)voorzieningen voor kinderen en jongeren in hun woonbuurt. In vergelijking met 2005 is dat oordeel niet veranderd; ruim zestig procent is tevreden over de speelvoorzieningen voor de kinderen en ruim een derde is tevreden over de voorzieningen voor de jongeren. In periode 2001-2005 was de tevredenheid over de betreffende voorzieningen toegenomen.
24%
20% 10% 0% % spo rters
% spo rtclubleden
Illustratie 5: Sportdeelname 18-79-jarigen in 2005 volgens RSO-definitie Bron: Stadspeiling 2005, O&S; rapportage sport 2006, SCP
Niet alleen in Nijmegen, maar ook landelijk is de sportdeelname in de periode 2001-2005 toegenomen. Ook zijn meer Nederlanders in verenigingsverband gaan sporten. Echter, omdat de sportdeelname in het algemeen sneller is toegenomen, is het percentage sporters dat in verenigingsverband sport wat afgenomen. Na de daling van de belangstelling in de jaren negentig voor georganiseerd sporten en voor sporten in trainings- en competitieverband is deze vanaf eind jaren negentig weer aan het toenemen. Actuele gegevens om de sportdeelname in Nijmegen af te zetten tegen die in Nederland en in andere grote steden zijn niet voorhanden. CBS-cijfers van een aantal jaar geleden lieten zien dat Nijmegen de stad met het hoogste percentage sporters was.
Uiteenlopende redenen voor niet-sporten bij basisscholieren Uit de jeugdmonitor 2003 kwam naar voren dat een gebrek aan tijd bij 12-17-jarigen veruit de belangrijkste reden is om niet aan sport te doen. Onderzoek in datzelfde jaar liet zien dat dit ook voor volwassen niet-sporters geldt. Voor de jongere jeugd ligt dat anders. In 2005 is aan de Nijmeegse basisscholieren gevraagd naar de redenen van nietsporten. Er zijn verschillende redenen genoemd,
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
II.
HOE GAAT HET MET HET SPORTAANBOD? Geen toename van volwassen vrijwilligers bij sportclubs De Nijmeegse Sportverenigingsmonitor 2005, die in 2009 wordt herhaald, geeft een redelijk positief beeld van de stand van zaken bij Nijmeegse sportverenigingen: voor de clubs in totaal een toename van het aantal leden en bij een ruime meerderheid van de clubs een redelijk tot zeer gezonde financiële situatie. Maar er spelen ook knelpunten met betrekking tot vrijwilligers, financiën en de accommodatie. Bij de grote clubs (meer dan 250 leden) is vooral het vinden en behouden van voldoende vrijwilligers een knelpunt. In dit verband laten gegevens uit de Stadspeiling een redelijk stabiel beeld zien voor het percentage volwassenen dat zich als vrijwilliger bij sportclubs inzet (6% in 2003, 7% in 2005 en 6% in 2007). Het percentage sportvrijwilligers onder de niet-westerse allochtone volwassenen is nog steeds relatief laag (2%).
3
Sport
8%
2005
2007
III.
TOPSPORT
7%
7%
Topsporters in verschillende disciplines
6%
6% 5%
5% 4%
4%
4% 3% 2%
2% 1% 0% auto chto nen
westerse allo chto nen
niet-westerse allo chto nen
Illustratie 6: % volwassenen dat als vrijwilliger binnen de sport actief is, naar etniciteit Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
Ontwikkelingen in aanbod van accommodaties Er is en wordt gewerkt aan het verbeteren van sportaccommodaties voor diverse sporttakken en aan het toegankelijk maken van sportaccommodaties voor gehandicapten. In 2007 is het Goffertbad gerenoveerd en in 2009 wordt gestart met de bouw van een nieuw zwembad in Nijmegen-Oost. Eind 2006 is in Hatert een Cruijff Court geopend; in 2008 zullen er nog twee van dergelijke voetbalvoorzieningen komen. Bovendien krijgt Hatert een nieuwe sportzaal. En in 2007 en 2008 is en wordt er extra geïnvesteerd in de kwaliteit en het onderhoud van binnen- en buitensportaccommodaties. Het is de bedoeling om daarna onderzoek te doen naar de effecten hiervan.
Vooral in Nijmegen-Noord extra aanbod van speel- en sportplekken nodig Met betrekking tot het aantal speel- en sportplekken in de wijken hanteert de gemeente normen, die voornamelijk gebaseerd zijn op het aantal kinderen en jongeren per wijk. Met een totaalaanbod van 226 speelplekken zit Nijmegen in de buurt van het wenselijke aantal van 229, maar er zijn wel wijken waar er te veel dan wel te weinig speelplekken zijn. Het huidige aantal recreatieve sportplekken is nog onder de norm (1 plek per 100 jongeren in de leeftijdscategorie 12 tot 18 jaar): er zijn 122 sportplekken en volgens de norm zouden dat er 145 moeten zijn. In Nijmegen-Noord zijn de meeste extra plekken nodig (in de periode tot 2011 13 extra speelplekken en 8 extra sportplekken). Voor de aanleg daarvan is een planning opgesteld.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Begin 2007 is bij het digitaal stadspanel Nijmegen een peiling gehouden over de beelden, wensen en ideeën die de panelleden bij Nijmegen als sportstad hebben. Relatief veel panelleden denken bij Nijmegen sportstad aan de grote loopevenementen (Vierdaagse, Zevenheuvelenloop), voetbal (NEC) en basketbal (Matrixx Magixx). Ook ijshockey (Nijmegen Emperors), turnen (De Hazenkamp) en hockey (NMHC) zijn vaker genoemd. Dat Nijmegen ook goede sporters in andere disciplines heeft, waaronder judo, taekwondo, (kick)boksen en atletiek, staat bij minder Nijmegenaren op het netvlies. Stichting Top Judo Nijmegen bijvoorbeeld veroverde in 2006 het nationaal kampioenschap judo bij de heren. Van de bekende clubs leverde Matrixx Magixx de beste prestatie: in seizoen 2006-2007 werd de Nederlandse basketbalbeker gewonnen en bereikte de ploeg de finale van de eredivisie. Na drie seizoen ging in 2007 ijshockeyclub Nijmegen Emperors failliet. In seizoen 2007-2008 neemt de nieuwe ploeg Nijmegen Devils deel aan de eredivisie.
Belangstelling voor derde loopevenement groeit snel In 2007 steeg het aantal deelnemers aan de Zevenheuvelenloop naar een nieuw record (bijna 29.000). Aan de Vierdaagse deden in 2007 - na de afgelasting in 2006 ten gevolge van het extreem warme weer - minder wandelaars mee dan in de jaren 2000 t/m 2006, namelijk ruim 37.000. Beide loopevenementen behoren, als we kijken naar het deelnemersaantal, tot de grootste sportevenementen van Nederland. De belangstelling voor het derde Nijmeegse loopevenement - de Marikenloop voor vrouwen - neemt ieder jaar fors toe. Bij de eerste editie in 2003 deden circa 1.450 vrouwen mee; in 2007 werd de grens van 7.000 deelneemsters overschreden.
Nijmegenaren positief over het verder stimuleren van de sport in Nijmegen De peiling onder het digitaal stadspanel over Nijmegen als sportstad laat zien dat veel panelleden het een goede zaak vinden dat de gemeente de ontwikkeling van Nijmegen als sportstad stimuleert (81%). Ook van de niet-sporters onder de panelleden staat een meerderheid achter de sportstimulering (68%). De ideeën, die panelleden daarbij naar voren brengen, hebben deels met topsport en deels met breedtesport te maken. Er zitten geen ideeën bij die door grotere groepen panelleden genoemd zijn.
4
Sport
Bronnen
100% 90%
86% 76%
80%
68%
70%
60% 50%
40% 30% 20%
10% 0% wekelijkse spo rters
minder frequente spo rters
niet-spo rters
Stadspeilingen 2003, 2005 en 2007, O&S Jeugdmonitor 2003, O&S Rapportage sport 2006, SCP Onderzoek onder basisscholieren over sporten en bewegen, Sportservice Nijmegen in samenwerking met O&S, 2005 Sportverenigingsmonitor 2005, O&S Nota’s “Kom je buiten spelen 2007-2010” en “Van buiten spelen naar buiten sporten 20072010”, gemeente Nijmegen, 2007 Beelden, wensen en ideeën bij Nijmegen sportstad; peiling onder digitaal stadspanel, O&S, 2007
Illustratie 7: % panelleden dat het een goede zaak vindt dat de gemeente de ontwikkeling van Nijmegen als sportstad stimuleert, naar sportfrequentie Bron: meting bij digitaal stadspanel in 2007, O&S
Hoge waardering voor EK voetbal onder de 21 jaar In 2007 was Nijmegen één van de speelsteden voor het in Nederland gehouden EK onder de 21 jaar. In het kader van de Evenementenmonitor is onderzoek verricht naar de waardering en de effecten van dit evenement en enkele side-events. Het EK trok circa 24.000 toeschouwers, die dit evenement gemiddeld met een 7,8 waardeerden; 42% kwam van buiten de regio. De extra bestedingen in de stad door dit evenement zijn geraamd op 780.000 euro. Ook binnen andere sporttakken dan voetbal en (hard)lopen vonden in de periode 2006-2007 grote sportevenementen in Nijmegen plaats, zoals het NK turnen, het NK judo voor clubteams en het internationale atletiekevenement Nijmegen Global Athletics.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
5
Woningmarkt In 2005 en 2006 zijn er in Nijmegen veel woningen gebouwd. Dat zorgde voor een, kleine en tijdelijke, verlichting van de spanning op de (huur)markt. Het effect is inmiddels uitgewerkt: de slaagkansen op de huurmarkt zijn laag, de prijzen op de koopmarkt blijven stijgen. De spanning is zeker ook voelbaar bij de betaalbare voorraad. Ongeveer 30.000 woningen vallen in deze categorie. De groep die er aanspraak op maakt (lage inkomens, wat hogere inkomens die toch nog geen koopwoning kunnen betalen, starters) is echter nog groter.
I.HOE ZIET DE NIJMEEGSE
1400
WONINGVOORRAAD ERUIT?
1208
1200
69.000 woningen
1042
Op 1 januari 2007 telde Nijmegen 69.000 (zelfstandige) woningen. Ongeveer 60% van de voorraad betreft laagbouwwoningen, waaronder wat meer koop- dan huurwoningen.
1000
935
924
800 665
600 398
100%
400
20%
200
31%
80% 7% 10%
60%
20%
'60-'70
'70-'80
'80-'90
'90-'00
'00-'05
'06-'07
etage ko o p 25%
40%
Illustratie 2: gemiddelde jaarlijkse uitbreiding woningvoorraad Bron: Statistische gegevens O&S
laagbo uw huur laagbo uw ko o p
48%
20%
0
etage huur
34%
Een voorraad met kwaliteit De Nijmegenaren zijn over het algemeen redelijk tevreden met hun woning: ze geven gemiddeld een 7,6 voor hun woning. Door de jaren heen schommelt de waardering een klein beetje, zonder dat er sprake is van een duidelijke trend. Vergeleken met andere steden is het rapportcijfer laag gemiddeld.
0% Nederland
Nijmegen
Illustratie 1: opbouw woningvoorraad Nijmegen en Nederland Bron: WOZ-bestand 2007 en WoOn 2006 (VROM)
In vergelijking tot de Nederlandse voorraad staan er in Nijmegen weinig laagbouwkoopwoningen. De woningvoorraad in Nederland verschilt sterk van gebied tot gebied. Zo staan er in het westen veel meer (etage)huurwoningen dan gemiddeld. En in de gemeenten rond Nijmegen ligt de nadruk juist zwaar op laagbouwkoopwoningen Behalve woningen zijn er in Nijmegen ook ongeveer 4.500 wooneenheden, woonruimtes waarbij keuken en/of sanitaire voorzieningen gedeeld worden. Het gaat daarbij vooral om studentenhuisvesting.
10
7,99
8
7,85 7,30
7,34
laagbo uw huur
etage huur
6
Nieuwbouw in horten en stoten In 2005 en 2006 zijn er in Nijmegen veel nieuwbouwwoningen opgeleverd, ruim 2.600 woningen in 2 jaar tijd. In de 5 jaar daarvoor kwamen er juist heel weinig woningen bij. Dat had onder andere te maken met de bouwstop voor de Waalsprong. Ook in de jaren ’90 was de jaarlijkse nieuwbouwproductie niet zo hoog. In ieder geval duidelijk lager dan in de jaren ’60, ’70 en ’80, toen de uitbreidingswijken Dukenburg en Lindenholt gebouwd werden.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
4 laagbo uw ko o p
etage ko o p
Illustratie 3: gemiddeld rapportcijfer per woningtype Bron: Stadspeiling 2007, O&S
1
Woningmarkt
Per stadsdeel een andere woningvoorraad
De hoogte van het stedelijke rapportcijfer wordt beïnvloed door de samenstelling van de voorraad: voor huurwoningen zijn de cijfers wat lager (rond 7,3) dan voor koopwoningen (bijna 8).
Van stadsdeel tot stadsdeel, van wijk tot wijk kan de woningvoorraad erg verschillen. Dat hangt vaak samen met de periode waarin een wijk gebouwd is, de woonvorm die toen dominant was en de economische situatie. Zo staan er in het Stadscentrum veel etage(koop)woningen, in Oud-West veel laagbouwhuurwoningen en in Lindenholt en Noord juist veel laagbouwkoophuizen.
Deze goede cijfers betekenen niet dat de bewoners geen klachten hebben. Vooral onder de huurders zijn er veel die tekortkomingen signaleren: 20-25% vindt hun woning te klein, een kwart vindt het onderhoud onvoldoende. Dat huurders eerder problemen hebben met de grootte van hun woning dan kopers is niet vreemd: hun woningen zijn objectief gezien ook kleiner. laagbouw laagbouw koop huur
etage koop
etage huur
laagbouw huur
laagbouw koop
etage huur
etage koop
onbekend
N-Centrum
10%
4%
54%
28%
5%
N-Oost
13%
33%
29%
23%
3%
bovengrens kleinste 25%
342
265
75
62
N-Oud-West
43%
21%
23%
10%
2%
gemiddelde grootte
445
319
96
76
N-Nieuw-West
18%
34%
38%
7%
2%
ondergrens grootste 25%
482
352
110
88
N-Midden
20%
37%
31%
9%
2%
m2
N-Zuid
36%
29%
29%
5%
1%
Dukenburg
29%
29%
39%
2%
2%
Lindenholt
31%
52%
14%
2%
1%
N-Noord
24%
67%
4%
2%
3%
Nijmegen
25%
33%
30%
10%
2%
m3
m3
m2
Illustratie 4: grootte van woningen, voor etage in m2, voor laagbouw in m3 Bron: WOZ-bestand 2007
Woningen en hun bewoners Hoewel laagbouwwoningen ook wel eengezinswoningen genoemd worden, is het zeker niet zo dat deze woningen alleen maar door gezinnen bewoond worden. Meer dan de helft van de laagbouwwoningen wordt bewoond door tweeof eenpersoonshuishoudens, vaak huishoudens die daar nog wonen nadat hun kinderen het huis verlaten hebben. Andersom is het wel zo dat bijna alle huishoudens met kinderen in laagbouwwoningen wonen. De etagesector is vooral het domein van de 1- en 2persoonshuishoudens etage huur
66%
etage ko o p
26%
55%
laagbo uw huur
33%
33%
laagbo uw ko o p
20%
0%
30%
20%
Op wijkniveau bekeken kunnen de verschillen nog sprekender zijn. Zo varieert het aandeel corporatiehuurwoningen van minder dan 15% (o.a. Hazenkamp, Stadscentrum en Hunnerberg) tot meer dan 70% (Nije Veld, Hatert en Meijhorst).
8%
13%
37%
35%
1-perso o nshuisho uden
Illustratie 6: opbouw woningvoorraad per stadsdeel Bron: WOZ-bestand 2007
46%
40%
60%
80%
2-perso o nshuisho uden
100% gezin
Illustratie 5: huishoudenstype per woningcategorie Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Illustratie 7: aandeel corporatiewoningen binnen woningvoorraad, 1-7-2006 Bron: opgave corporaties aan O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Woningmarkt
De slaagkansen voor starters worden vooral bepaald door het aantal verhuisketens. Een verhuisketen begint met een woning die te huur komt zonder dat er sprake is van oude bewoners die een andere huurwoning nodig hebben (nieuwbouw, verhuizing naar verzorgingstehuis, verhuizing naar koopwoning etc.). Per keten kan één starter worden geholpen, niet meer en niet minder. Stagnatie van het nieuwbouwaanbod en van de doorstroming van huur naar koop zijn belangrijke redenen voor het teruglopen van de slaagkansen van starters.
II.KRAPTE OP DE WONINGMARKT In de Stadsmonitor 2005 constateerden we dat de woningmarkt in Nijmegen al jaren lang gekenmerkt werd door grote spanning: lage slaagkansen voor huurwoningen, hoge prijzen op de koopmarkt. In de twee jaar daarna is er op sommige fronten (tijdelijk) wat lucht in de markt gekomen.
Slaagkansen op huurmarkt tijdelijk verbeterd Zoals al vermeld zijn er in 2005 en 2006 in Nijmegen een flink aantal nieuwe woningen opgeleverd. In 2005 waren daar veel huurwoningen onder: meer dan 400, waarvan meer dan de helft betaalbare laagbouwwoningen. Dit zorgde voor een extra impuls, extra beweging op de huurwoningenmarkt. Het aantal verhuringen nam toe en de slaagkansen stegen ook: van 0,11 (per jaar vinden 11 van de 100 woningzoekenden een huis) naar 0,15. Overigens zijn deze slaagkansen daarmee nog steeds veel lager dan aan het eind van de jaren ’90, toen zowel het aantal te verhuren woningen hoger, als het aantal woningzoekenden lager was. Het positieve effect van de nieuwbouw op de kansen op de huurmarkt is in 2007 weer uitgewerkt: de slaagkansen zijn weer teruggezakt. 0,35
Slaagkansen van doorstromers zijn daarnaast ook afhankelijk van de lengte van de verhuisketens. Als één “startwoning” een keten van drie verhuizingen uitlokt worden er meer doorstromers geholpen dan wanneer er maar twee verhuizingen volgen. In 2002 zijn er wijzigingen in de toewijzingsregels doorgevoerd (voor doorstromers telde niet meer inschrijftijd maar woonduur als volgordecriterium) om doorstroming te bevorderen. Daardoor zijn in een krapper wordende markt de kansen van doorstromers op peil gebleven.
Blijvend hoge prijzen op de koopmarkt Ook de bouwproductie van koopwoningen was in 2005 en 2006 duidelijk hoger dan in de jaren daarvoor. Op dit deel van de markt heeft dat echter niet geresulteerd in een zichtbare vermindering van de spanning, zelfs niet tijdelijk.
to taal starter do o rstro mer
0,30
175
0,25 0,20 150
0,15 0,10
125
0,05 0,00 1998
2000
2002
2004
2006
1e helft 2007
100 stad Nijmegen regio Nijmegen Nederland 75
Illustratie 8: slaagkansen voor huurwoningen Bron: Trends in Bouwen en Wonen 12, O&S
Het aantal woningzoekenden is in het begin van de 21e eeuw sterk gegroeid, van minder dan 10.000 in 1999 tot 18.000 in het “topjaar” 2003. Deze groei is voor een belangrijk deel te verklaren uit het opener worden van de woningmarkt: toewijzingsregels werden versoepeld, internet en een regionale aanbodkrant maakte het aanbod voor een veel grotere groep woningzoekenden zichtbaar. Inmiddels is de groei van het aantal woningzoekenden gestopt: in 2006 waren het er bijna 16.000.
Kansen starters en doorstromers lopen uiteen Sinds 2002 zijn de kansen van doorstromers duidelijk hoger dan die van starters.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Illustratie 9: ontwikkeling mediane verkoopprijs, bestaande woningen, 1998=100 Bron: Trends in bouwen en wonen (O&S) en NVM
De koopprijzen zijn de afgelopen jaren gestaag doorgestegen. De ontwikkeling in de stad Nijmegen was daarbij heel erg vergelijkbaar met die in de totale regio en in Nederland.
Veel nieuw aanbod voor studenten gerealiseerd Voor een studentenstad als Nijmegen is de kamermarkt een belangrijk onderdeel van de woningmarkt. Overigens zijn het niet alleen studenten die gebruik maken van onzelfstandige huisvesting. Ook oud-studenten en (werkende) jongeren wonen vaak (nog) op kamers.
3
Woningmarkt
Twee soorten aanbod zijn voor deze doelgroep van belang. Enerzijds de panden die door particuliere verhuurders kamergewijs verhuurd worden. In totaal gaat het om zo’n 2.000 woningen, waar gemiddeld 4 of 5 bewoners wonen. Daarnaast de Stichting Studenten Huisvesting Nijmegen. De SSHN beheert ongeveer 3.600 kamers en 1.300 zelfstandige woningen/wooneenheden. Tussen 2003 en 2007 heeft de SSHN haar aanbod met zo’n 1.000 woningen/kamers, deels tijdelijk, uitgebreid. In 2003 was er een behoorlijk tekort op de Nijmeegse kamermarkt, naar schatting toen minimaal 1.000 eenheden. Door de uitbreiding van het aanbod zou dat tekort verminderd moeten zijn. Anderzijds is in deze jaren het aantal mensen dat in Nijmegen een opleiding volgt erg sterk gegroeid. Volgens een quick-scan van de SSHN is er daarom ook in 2007 nog een tekort op de kamermarkt. Naar hun ervaring is dit tekort op dit moment vooral kwalitatief van aard: mensen met een dringende woonbehoefte kunnen vlot geholpen worden, kamers aan de onderkant van de markt zijn maar voor een klein deel van de zoekenden acceptabel. Toch is de opgave op het gebied van studentenhuisvesting niet alleen kwalitatief van aard. Een deel van het de afgelopen jaren gerealiseerde aanbod is slechts tijdelijk. Daardoor, en door de nog steeds stijgende studentenaantallen, zal er de komende jaren nog steeds extra woonruimte voor deze doelgroep bij moeten komen.
Lage inkomens en betaalbare woningen De lage inkomensgroepen zijn een belangrijke doelgroep van het volkshuisvestingsbeleid. Door het Rigo· zijn in 2007 analyses over deze groep in Nijmegen gemaakt. Daaruit blijkt dat ongeveer 30% van de zelfstandig wonende huishoudens in Nijmegen tot de lage inkomensgroep behoort, 20.000 huishoudens. Vergelijken door de tijd is lastig: de (ministeriële) normen welke huishoudens tot de lage inkomens worden gerekend veranderen regelmatig. In het verleden werd vaak de ziekenfondsgrens gehanteerd. Tegenwoordig werken we met de inkomensgrenzen uit de wet op de Huurtoeslag, die wat lager liggen. Wanneer je in 2002 dezelfde definitie als in 2006 hanteert, is het aandeel lage inkomens in Nijmegen tussen deze twee jaren gelijk gebleven. Het aandeel lage inkomens is in Nijmegen iets hoger dan het landelijk gemiddelde, maar dat is in bijna alle steden het geval. Wel is in Nijmegen het aandeel met een inkomen op of rond het sociaal minimum relatief hoog; Nijmegen behoort tot de top tien van steden qua aandeel huishoudens met een echt laag inkomen. De Nijmeegse corporaties hebben samen 28.000 betaalbare huurwoningen (huur onder aftoppingsgrens) in beheer. Ongeveer 70% van de doelgroep lage inkomens woont in zo’n betaalbare huurwoning. De rest is tamelijk gelijk verspreid over koopwoningen en duurdere en/of particuliere huurwoningen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
betaalb. so ciale huur huur o verig
betaalb. so ciale huur
ko o p do elgro ep do elgro ep+
do elgro ep
o verig 0
10000
20000
30000
Illustratie 10: omvang en samenstelling doelgroep en sociale woningvoorraad Bron: De doelgroep in Nijmegen, RIGO 2007
Ongeveer de helft van de betaalbare woningen wordt bewoond door huishoudens die niet tot de doelgroep behoren. Het gaat daarbij vooral om huishoudens uit de doelgroep+, “huishoudens die onvoldoende in staat zijn zich op de koopmarkt te begeven”. Hoewel zij niet tot de laagste inkomensgroepen behoren, doen zij een “terecht” beroep op de sociale voorraad. Omdat er, naast de bestaande doelgroep en doelgroep+-huishoudens, ook een grote groep starters met lage inkomens is die een woning uit de betaalbare voorraad zoekt, is er ook op deze deelmarkt sprake van een gespannen situatie.
Doorstroomeffecten Met één nieuwbouwhuis kunnen meerdere woningzoekenden geholpen worden: wanneer de nieuwe bewoners een ander huis vrijmaken, kunnen daar immers ook weer andere bewoners in terecht. Voor de woningen die in 2005 en 2006 opgeleverd zijn, hebben we gekeken hoe het doorstroomeffect is geweest. Voor iedere 2 woningen, die in die periode werden opgeleverd, kwam er één bestaande woning vrij; een doorstroomrendement van 50%. De andere helft van de woningen werd betrokken door een starter op de woningmarkt of door een huishouden van buiten Nijmegen. De doorstroming per nieuwbouwcomplex varieerde de afgelopen jaren van 40% tot 75%. Woningtype en locatie van de nieuwbouw heeft invloed: •
•
•
•
De meeste verhuisbewegingen werden uitgelokt door de oplevering van laagbouwhuurwoningen in de bestaande stad. Laagbouwkoopwoningen in de bestaande stad leveren wat meer doorstroming op dan laagbouwkoopwoningen in de Waalsprong. In etagewoningen komen vaak starters. Het doorstroomrendement van dit woningtype is dus wat lager. Bij de bouw van goedkope woningen komen meer huurwoningen vrij, bij de bouw van dure woningen meer koopwoningen.
4
Woningmarkt
k o o p
h u u r
•
laagbo uw bestaande stad
58%
laagbo uw Waalspro ng
51%
etage bestaande stad
42%
Er is een scherpe driedeling op de woningmarkt. De goedkope huursector, waar de lage inkomensgroepen en jongeren wonen, de dure huursector, waar vooral ouderen te vinden zijn en de koopsector, voor samenwonenden met een hoger inkomen.
Tempo in de woningbouw
laagbo uw bestaande stad
75%
laagbo uw Waalspro ng
46%
etage bestaande stad
45%
0%
20%
40%
60%
Deze eerste uitkomsten uit het WoOn 2006 steunen het landelijke en lokale beleidsuitgangspunt om tempo te maken in de woningbouw. Zowel op korte als langere termijn is er een groot aantal woningen opgenomen in de gemeentelijke woningbouwplanning.
80%
Waalsprong
Illustratie 11: doorstromingsrendement naar eigendom, type en locatie, 2005, 2006 Bron: Trends in Bouwen en Wonen, O&S
III.THEMA’S EN TRENDS WoOn 2006 In Nijmegen bestond sinds de jaren ’80 de traditie om eens per 4 jaar een integraal woningmarkt/ woningbehoefteonderzoek uit te voeren. Het laatste decennium gebeurde dat steeds in samenwerking met regiogemeenten en het KAN. De laatste keer, in 2002/2003 is daarvoor aangesloten bij het landelijk WBO. Aan de meest recente editie van het WBO (WoOn 2006) hebben we echter niet meegedaan. Daarvoor waren verschillende redenen. Het onderzoek kwam eigenlijk iets te vroeg, de kosten waren deze keer erg hoog en, heel belangrijk, er was geen regionaal draagvlak voor deelname. Doordat er in de stad en regio geen extra enquêtes zijn afgenomen, is het niet mogelijk op basis van het WoOn 2006 analyses te maken over Nijmeegse/ regionale trends op de woningmarkt. De eerste landelijke uitkomsten van het WoOn 2006 zijn in 2007 beschikbaar gekomen. De landelijk gesignaleerde trends kunnen van belang zijn voor onze woningmarkt. Hoofdbevindingen in het WoOn 2006 zijn: • •
•
•
•
Het landelijk woningtekort is nog steeds fors, maar iets kleiner dan in 2002. Er is een verschuiving in de vraag opgetreden van duurdere huur naar goedkope koop. De schaarste aan (middelgrote) laagbouwwoningen is nog groter geworden. De komende 10 jaar staat ons nog een grote groei van het aantal huishoudens te wachten en dus is veel woningbouw nodig. De spanning op de woningmarkt zal nog lang aanhouden. Woonwensen fluctueren sneller dan het aanbod kan reageren.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
BSG
totaal
% etage
% goedkoop
74%
27%
2007-2009
737
4301
5038
2010 e.v.
9370
8198
17568
Illustratie 12: woningbouwplanning in Waalsprong en Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) Bron: Voortgangsrapportage 2007, gemeente Nijmegen
Deze planningscijfers zijn hoger dan de in de afgelopen decennia gerealiseerde bouwproductie. Na de grote productiestromen in 2005 en 2006 moet daarom ook de komende jaren de nieuwbouwproductie op gang blijven en zelfs toenemen. Voor de Waalsprong is dat een probleem. Daar is het aantal verwachte opleveringen de komende jaren klein. Milieueffectrapportage, dijkverlegging en stadsbrugperikelen zorgen voor een flink gat in de pijplijn. Gepoogd wordt deze dip te compenseren met bouw in het bestaand stedelijk gebied. Het is echter de vraag of dit helemaal gaat lukken. Zeker aangezien driekwart van de productie als etagewoning (vaak koop) gepland staat. De keus daarvoor is vaak gemaakt vanuit stedenbouwkundige en/of financiële overwegingen. Ook in vergelijking tot de woningbehoeftenindicaties uit de Nijmeegse analyses op basis van het WBO 2002/2003 is dit aandeel veel te hoog. De eerste uitkomsten uit het WoOn 2006 geven geen aanleiding te denken dat de behoefte aan etagewoningen sterk gestegen is.
Ongedeelde stad De “ongedeelde stad” is een belangrijk beleidsthema in het Nijmeegse (volkshuisvestings)beleid. Alle delen van de stad moeten toegankelijk zijn voor de verschillende bevolkingsgroepen binnen Nijmegen: jong en oud, arm en rijk, autochtoon en allochtoon. In de praktijk lijkt de spreiding van de woningvoorraad binnen Nijmegen echter bij te dragen aan de tweedeling: de goedkopere/sociale voorraad komt geconcentreerd in bepaalde wijken en stadsdelen voor. De wijken in Oud-West en Dukenburg (exclusief Weezenhof en Lankforst), Nije Veld, Hatert, Grootstal, Hengstdal en Benedenstad, samen goed voor 40% van de woningvoorraad, herbergen 60% van het corporatiebezit.
5
Woningmarkt
In het volkshuisvestingsbeleid zijn er twee beleidslijnen om te werken aan het politieke streven van een ongedeelde stad: via het scheppen van een gedifferentieerd woningaanbod of via het woonruimteverdelingbeleid. Aan een gedifferentieerde woningvoorraad in alle wijken wordt gewerkt. Dat kan door middel van nieuwbouw, maar ook door herstructurering. Na de stadsvernieuwingsoperaties in de jaren ’70 en ’80 is het een poos stil geweest op het herstructureringsgebied. Rond de eeuwwisseling zijn er echter weer de nodige initiatieven gekomen: te beginnen in het Rooie Dorp, daarna Wolfskuil, nu Willemskwartier en Waterkwartier en in de komende jaren Hatert en Dukenburg. De herstructurering verandert daarbij van karakter. In het Rode Dorp ging het nog vooral om de sloop en nieuwbouw van huurwoningen, maar langzamerhand neemt het vervangen van huur door koop en een uitbreiding van het woningaanbod een steeds belangrijker plaats in. Toch zullen ook in de toekomst binnen herstructureringsgebieden nog huurwoningen worden gebouwd: vanuit andere beleidsuitgangspunten (binding aan de buurt, bouwen voor de buurt, wonen en zorg) is dat immers juist gewenst. Aanpassen van de woningvoorraad kan ook door het verkopen van bestaande huurwoningen. De corporaties verkopen al een aantal jaren tussen de 150 en 250 woningen. En ook de particulieren huurders/ beleggers zijn vooral in de jaren tot en met 2005 flink aan het uitponden geweest.
aangesloten op al bestaande voorzieningen (bijvoorbeeld OBG in Galgenveld). In andere wijken worden op dit moment wijkservicepunten ontwikkeld/gebouwd (bijvoorbeeld Dobbelman in Bottendaal of het Circusterrein in Hatert). In veel wijken wordt echter nog gezocht naar een goede invulling.
Bronnen
Monitors Trends in Bouwen en Wonen, O&S Stadspeiling 2007, O&S De doelgroep in Nijmegen, Rigo 2007 Eindrapport Quickscan SSHN, 2007 Voortgangsrapportage 2007, gemeente Nijmegen Wonen op een rijtje, 2007, VROM Woningmarktverkenningn WoOn, 2007, VROM
Ook in het Woonruimteverdelingbeleid zijn er initiatieven om de Nijmeegse wijken voor uiteenlopende groepen toegankelijk te maken. Vanaf 1 april 2007 biedt de regionale woonruimteverdelingverordening ruimte voor “lokaal maatwerk”. Door woningen te “labelen”, eisen te stellen aan woningzoekenden, kan geprobeerd worden de bevolkingssamenstelling minder eenzijdig te maken: bijvoorbeeld door het vergroten van kansen van woningzoekenden met lage inkomens in wat rijkere wijken of het vergroten van kansen van hoge inkomens in armere wijken. Effecten van deze maatregelen zullen niet omvangrijk zijn: het aantal woningen beschikbaar voor lokaal maatwerk is maar beperkt. Ook zal er enige tijd, minstens een jaar, voorbij gegaan moeten zijn voor je zicht krijgt op de mogelijke resultaten.
Wonen en zorg Sinds 2002 werkt de gemeente aan een stadsbreed beleid van “woonservicegebieden” of “woonzorgzones”. De op termijn steeds groter wordende groep ouderen, maar ook mensen met een functiebeperking, moeten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Belangrijke onderdelen van de woonzorgzones zijn het wonen, de woonomgeving en de voorzieningen. Binnen het nieuwbouwprogramma zijn afspraken gemaakt over de te bouwen woningen. Op het gebied van voorzieningen speelt het “wijkservicepunt” een centrale rol. In sommige wijken wordt daarvoor
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Sociale omgeving Al geruime tijd is er in Nijmegen sprake van een positief sociaal klimaat. Dat is in 2007 niet anders. Een ruime meerderheid van de burgers vindt de buurt waar men woont prettig. Opvallend is dat zich een trendbreuk lijkt voor te doen rond twee stadsdelen: in Nijmegen-Noord zijn de bewoners iets minder positief dan in 2005, terwijl ze in Oud-West iets minder negatief zijn. Circa 90% van de Nijmegenaren heeft voldoende contacten met andere mensen en beschouwt zich als zelfredzaam. Tussen autochtonen en allochtonen zijn er geen grote spanningen, maar dat wil niet zeggen dat er sprake is van daadwerkelijke integratie. Voor een deel leven de verschillende bevolkingsgroepen langs elkaar heen. Bij Turken en Marokkanen doet zich een relatief sterke ruimtelijke concentratie voor, evenals achterblijvende sociale mobiliteit. Zorgwekkend is ook dat vooral de mensen, die laag opgeleid zijn, substantieel minder dan gemiddeld sociaal participeren.
I.
SOCIAAL KLIMAAT (ALGEMEEN)
Toch ook mensen die het vervelend vinden om in de huidige buurt te wonen
Sterke gehechtheid aan de buurt
Gemiddeld vindt 5% van de Nijmegenaren het vervelend om in de huidige buurt te wonen. Ook dat aandeel is stabiel voor de jaren 2003, 2005 en 2007. In de stadsdelen Oud-West, Dukenburg en Lindenholt vindt gemiddeld 8% de buurt waar men woont vervelend. Opvallend is wel dat het hierbij in 2003 voor Oud-West nog om 12% ging.
Van alle mensen, die in Nijmegen wonen, zegt 65% gehecht te zijn aan de eigen buurt. Dat is hetzelfde aandeel als in 2003 en 2005. Maar er zijn relatief grote verschillen tussen de stadsdelen. Als we uitgaan van het gemiddelde voor de jaren 2003, 2005 en 2007 blijkt in Nijmegen-Oost 82% aan de eigen buurt gehecht te zijn, terwijl dat in Dukenburg en Lindenholt 56% is. N-Oo st
82%
N-No o rd
72%
N-M idden
69%
N-Zuid
67%
N-Centrum
65%
N-Nieuw-West
60%
N-Oud-West
57%
Lindenho lt
56%
Dukenburg
56%
0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%
Illustratie 1: gemiddelde score gehechtheid aan de buurt Bron: Stadspeilingen 2003, 2005 en 2007, O&S
Tussen de aangegeven jaren zijn de verschillen klein. Ten opzichte van 2005 is in 2007 de gehechtheid in Noord, Nieuw-West en Dukenburg met meer dan vijf procentpunten afgenomen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Een ander opvallend punt is dat vooral allochtone Nijmegenaren het wonen in de huidige buurt vervelend vinden: van de Turken 17%, van de Marokkanen en overige niet-westerse allochtonen 11% en van de Antillianen 9%.
Hoge scores sociaal klimaat De sterke gehechtheid aan de buurt waar men woont, komt ook tot uiting in de hoge scores van burgers op een viertal stellingen in de Stadspeiling. Met de stelling mensen in mijn buurt gaan op een prettige manier met elkaar om is een ruime meerderheid van 80% het eens. De stelling ik voel me thuis bij de mensen in mijn buurt wordt door 70% onderschreven. De mensen in mijn buurt kennen elkaar; daar is bijna 55% het mee eens. En met de stelling ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid is 50% het eens. Ten opzichte van 2005 gaat het bij alle scores in 2007 om een lichte vooruitgang. Er zijn drie stadsdelen - Noord, Oost en Midden waar de scores voor sociaal klimaat substantieel hoger zijn dan gemiddeld. In drie andere stadsdelen - Centrum, Oud-West en Nieuw-West - zijn die scores substantieel lager dan gemiddeld. Opvallend is wel dat in Nijmegen-Noord, alhoewel de mensen daar nog steeds bovenaan zitten qua positief oordeel over het sociale klimaat in hun woonbuurt, de score in 2007 lager is dan in 2005.
1
Sociale omgeving
2005
2007
N-Noord
7,3
7,1
N-Oost
6,7
6,9
N-Midden
6,5
6,5
N-Zuid
6,1
6,1
Lindenholt
5,9
6
Dukenburg
5,9
5,9
N-Nieuw-West
5,9
5,8
N-Oud-West
5,8
5,7
N-Centrum
5,4
5,5
Ten opzichte van 2005 blijkt vooral het contact met familieleden - dat toen bij ruim 70% maandelijks of meer plaatsvond - aanmerkelijk gestegen te zijn. Een beperkt aandeel (2 à 3%) heeft nooit contact met vrienden of familie. Daarentegen zegt 17% (was 15% in 2005) nooit contact met de buren te hebben. Circa 90% is van mening dat men voldoende contacten heeft. Dat geldt ook voor de 55-plussers.
Iets minder individuele contacten bij nietwesterse allochtonen Als het gaat om contact met vrienden zijn er geen wezenlijke verschillen tussen de bevolkingsgroepen: gemiddeld heeft iedereen veel omgang met vrienden. Ten aanzien van de contacten met familie en buren ligt dat anders. Van de Surinamers en Antillianen zegt ongeveer 70% minstens één keer per maand contact met familie te hebben, van de groep overige niet-westerse allochtonen is dat bijna 60%. Alle migrantengroepen blijken daarnaast minder dan gemiddeld contact met de buren te hebben: 50 à 55% maandelijks versus ruim 65% bij de rest van de Nijmegenaren.
Illustratie 2: scores sociaal klimaat Bron: Stadspeilingen 2005 en 2007, O&S
Sfeer als aan te pakken probleem Ondanks de hoge scores met betrekking tot sociaal klimaat in de eigen buurt, is het aantal mensen dat de sfeer in de buurt als een aan te pakken probleem beschouwt licht toegenomen. In 1998 vond 2% van de Nijmegenaren dit, in 2007 gaat het om 5%. In drie stadsdelen gaat het om ruim 7% van de inwoners: Oud-West, Noord en Lindenholt.
We zagen dat gemiddeld ongeveer 90% van de Nijmeegse inwoners van mening is dat men voldoende individuele contacten heeft. We zagen bovendien dat die positieve waardering voor alle leeftijdscategorieën opgaat. Voor een aantal allochtone groepen geldt een iets ander verhaal. Bij de Antillianen heeft vooral de jongste leeftijdsgroep, de 18-29 jarigen, behoefte aan meer individueel contact, bij de Turken en Marokkanen zijn het vooral de 55-plussers die eigenlijk méér contact willen, terwijl zich bij de overige niet-westerse allochtonen de behoefte aan meer individueel contact bij alle leeftijdscategorieën voordoet.
Slechts sporadisch overlast van buurtbewoners In Nijmegen heeft 6% vaak en 20% soms last van buurtbewoners. Dat is exact hetzelfde aandeel als in 2005. De perceptie van deze overlast is in de stadsdelen Oud-West en Dukenburg iets hoger dan gemiddeld.
Gaat de buurt in de komende jaren vooruit?
Hoge mate van persoonlijke zelfredzaamheid
In 2003 en 2005 was een kwart van alle Nijmeegse burgers van mening dat de eigen buurt in de komende jaren vooruit zal gaan. In 2007 is dit aandeel iets gestegen naar 28%. Tussen de stadsdelen zijn er dienaangaande geen grote verschillen, met één uitzondering: in Oud-West gelooft ruim 50% dat de buurt er in de komende jaren op vooruit gaat.
II.
Veel mensen zijn van mening dat ze goed voor zichzelf kunnen zorgen. In de Stadspeiling is een viertal stellingen aan de burgers van Nijmegen voorgelegd: ik kan goed voor mezelf zorgen, ik kan alles goed aan, ik kan prima voor mezelf opkomen en ik krijg hulp van mensen uit mijn directe omgeving. Op al deze stellingen heeft meer dan 90% positief geantwoord. Ook van de 75-plussers - waarbij men toch een zekere mate van persoonlijke afhankelijkheid mag verwachten - antwoordt gemiddeld 80% positief op de genoemde stellingen.
INDIVIDUELE CONTACTEN EN ZELFREDZAAMHEID Relatief veel omgang met familie en vrienden, iets minder met buren De mate waarin mensen in hun directe omgeving contacten onderhouden met anderen (familie, vrienden en buren) kan beschouwd worden als een aanwijzing voor een prettige sociale omgeving. Gemiddeld heeft 90% van de Nijmegenaren minstens één keer per maand contact met vrienden, heeft 85% minstens één keer per maand contact met familieleden (die buitenshuis wonen) en heeft 65% minstens één keer per maand contact met de buren.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
III.
BETROKKENHEID EN INZET
Aantal mensen dat vrijwilligerswerk doet redelijk stabiel In 2005 bleek dat 28% van de Nijmeegse bevolking aan vrijwilligerswerk deed. Nu gaat het om 27%. Op het niveau van de stadsdelen constateren we een paar opmerkelijke verschuivingen.
2
Sociale omgeving
N-Oo st
schoonouders, vervolgens ook bij buren, vrienden en kennissen.1
34% 33%
N-No o rd
Veel mensen voelen zich medeverantwoordelijk voor de eigen buurt
30% 41%
N-M idden
Bijna 85% van de Nijmeegse burgers zegt zich medeverantwoordelijk voor de eigen buurt te voelen. Tussen de meeste stadsdelen zijn de verschillen dienaangaande niet zo heel erg groot. Vrij laag scoort Centrum met 75%, terwijl Noord met ruim 90% vrij hoog scoort.
30% 35%
Lindenho lt
28% 28%
Dukenburg
26% 26%
N-Centrum
26%
Circa 30% doet mee aan buurtactiviteiten
26%
N-Oud-West
Niet alle mensen, die zich medeverantwoordelijk voor de buurt voelen, doen ook daadwerkelijk mee aan activiteiten in de buurt. In 2003 deed 26% van de Nijmegenaren mee aan buurtactiviteiten, in 2005 31% en nu, in 2007, gaat het om 29%. Tussen de stadsdelen doen zich de volgende verschillen voor:
25% 22%
N-Zuid
22% 27%
2007 N-Nieuw-West
20%
2005
25%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
N-No o rd
Illustratie 3: percentage mensen dat vrijwilligerswerk doet, per stadsdeel Bron: Stadspeilingen 2005 en 2007, O&S
49% 62%
N-Oo st
41% 37%
N-M idden
In vier stadsdelen - Noord, Midden, Zuid en Nieuw-West - is het aandeel vrijwilligers afgenomen. In de andere stadsdelen is het stabiel gebleven of licht gestegen. Het soort vrijwilligerswerk, dat mensen doet, is al geruime tijd hetzelfde: activiteiten in diverse verenigingen, activiteiten op het gebied van sport, activiteiten op school en/of in verband met kerk of moskee. Turkse Nijmegenaren zijn meer dan gemiddeld op school actief, terwijl Antillianen meer dan gemiddeld jongerenwerk doen of actief zijn in kerkelijk verband.
35% 41%
N-Nieuw-West
26% 26%
Dukenburg
23% 26%
N-Oud-West
22% 22%
N-Zuid
21% 25%
N-Centrum
20% 26%
2007 Lindenho lt
19% 0%
Vrijwilligerswerk blijkt toe te nemen naarmate het opleidingsniveau groeit. Van de lager opgeleide mensen in Nijmegen - degenen die maximaal lbo hebben gehad - doet 14% vrijwilligerswerk. Bij degenen met mbo of havo gaat het om 26% en bij de hoger opgeleiden (hbo, universiteit) om 32%. Alhoewel binnen de migrantengroepen het doen van vrijwilligerswerk tussen 2005 en 2007 enigszins gestegen is, gaat het bij hen nog steeds om een aandeel dat onder het stedelijk gemiddelde ligt. Binnen de hele groep niet-westerse allochtonen doet circa een vijfde vrijwilligerswerk, terwijl het bij de autochtone Nijmegenaren om bijna 30% gaat.
1 op de 10 volwassenen geeft mantelzorg Van alle volwassen Nijmegenaren geeft ruim 10% (van de Surinamers bijna 15%) mantelzorg. Daarbij gaat het in de meeste gevallen om hulp in de huishouding; allereerst bij ouders en/of
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Illustratie 4: percentage deelname aan buurtactiviteiten, per stadsdeel Bron: Stadspeilingen 2005 en 2007, O&S
Eerder zagen we al een opvallende daling van het aandeel vrijwilligers in Noord. Nu blijkt dat in hetzelfde stadsdeel ook het aandeel mensen, dat aan buurtactiviteiten deelneemt, is afgenomen. Net als bij vrijwilligerswerk in het algemeen, is ook de mate waarin mensen aan buurtactiviteiten deelnemen afhankelijk van hun opleidingspeil. Als we het gemiddelde nemen voor de jaren 2003, 2005 en 2007, zien we het volgende patroon: van de lager opgeleiden heeft 18% deelgenomen, van de
1
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2005
28%
Meer informatie over mantelzorgers en de belasting die zij ervaren is opgenomen in de thematekst ‘Gezondheid en zorg’.
3
Sociale omgeving
middelbaar opgeleiden 24% en van de hoger opgeleiden 35%.
immers toen ging 30% maandelijks naar de moskee. Het zijn vooral mannen die het islamitische gebedshuis frequenteren. Van belang hierbij zijn verder leeftijd en opleiding. Zowel bij de Turken als bij de Marokkanen in Nijmegen blijkt van de 18-29-jarigen 35% maandelijks in de moskee te komen, maar van de 55-plussers is dat 75%. Van de laag opgeleide Turken zegt 30% nooit in de moskee te komen, van de hoger opgeleiden is dat meer dan 60%. Bij de Marokkanen gaat het in beide gevallen om 40%. Met andere woorden: bij de Marokkanen is het niet zo dat naarmate de opleiding stijgt het moskeebezoek afneemt3.
Het relatieve aandeel van allochtone Nijmegenaren binnen de buurtactiviteiten ligt onder het stedelijke gemiddelde. Van de Surinamers, Antillianen en Turken zegt iets meer dan 20% in de laatste twee jaar aan buurtactiviteiten te hebben deelgenomen, van de Marokkanen en overige niet-westerse allochtonen zegt iets minder dan 20% dat.
Gemiddeld geringe bezoekersaantallen wijkcentra Als zodanig zijn wijkcentra - vaak centraal gelegen in een stadsdeel - bedoeld als infrastructurele voorziening om de sociale samenhang tussen groepen mensen te versterken. In de praktijk blijkt een beperkte groep gebruik te maken van de wijkcentra. Bovendien vormen degenen die er wel (regelmatig) komen een eenzijdig samengestelde groep mensen. Van alle Nijmegenaren komt 10% eens of vaker per maand in een wijkcentrum. Dit percentage groeit als gevolg van een drietal variabelen: hoge leeftijd, lage opleiding en (voor een deel) allochtoon zijn. Wat de leeftijd betreft: van de 18-29-jarigen komt 5% maandelijks in een wijkcentrum, van de 30-54-jarigen 8% en van de 55-plussers 16%. Wat de opleiding betreft: van de middelbaar en hoger opgeleiden zegt circa 80% nooit in een wijkcentrum te komen, terwijl dat bij de lager opgeleiden gaat om iets meer dan de helft.
IV.
OUDEREN EN JONGEREN
Ook overlast van jongeren blijft stabiel Gedurende de jaren 2003, 2005 en 2007 blijken gemiddeld steeds ongeveer 20% van de Nijmeegse inwoners veel last te hebben van jongeren. Per stadsdeel verschilt dat nogal. In de volgende illustratie hebben we voor de aangegeven jaren per stadsdeel het gemiddelde genomen4. N-Oud-West
29%
Lindenho lt
26%
Dukenburg
26%
N-Nieuw-West
24%
N-Centrum
24%
N-Zuid
Wat het allochtoon zijn betreft: vooral Turken en Marokkanen komen gemiddeld vaker dan de rest van de Nijmeegse bevolking in de wijkcentra: in beide gevallen gaat het om ongeveer een kwart van de totale volwassen populatie2.
N-M idden
Van de Turkse en Marokkaanse inwoners blijkt ruim 40% eens of vaker per maand naar de moskee te gaan. In het geval van de Turken betreft het ten opzichte van 2005 een vrij aanzienlijke stijging,
2
In welke mate dit bevorderlijk is voor hun integratie in de Nijmeegse samenleving valt te bezien. Veel Turkse en Marokkaanse organisaties zijn in verband met een nieuwe subsidieverordening eigenlijk min of meer verplicht ruimte in een wijkcentrum te huren. Maar of ze daardoor feitelijk in contact komen met andere bevolkingsgroepen is de vraag.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
15%
N-Oo st
10%
N-No o rd
Laag kerkbezoek, relatief hoog moskeebezoek Van de autochtone en westerse allochtone inwoners van Nijmegen gaat ongeveer 10% eens of vaker per maand naar de kerk. Vrouwen doen dat iets vaker dan mannen, ouderen substantieel vaker dan jongeren. Van de Antillianen in Nijmegen gaat bijna 30% eens of vaker per maand naar de kerk. Dat is iets meer dan tijdens de laatste meting in 2005.
17%
7%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Illustratie 5: overlast jongeren op stadsdeelniveau Bron: stadspeilingen 2003, 2005 en 2007, O&S
Concreet heeft de overlast meestal te maken met lawaai; daarna volgen vernielingen en bedreigingen.
3
Overigens moet men hierbij vooral op de tendens letten en niet primair op de genoemde cijfers. Omdat het om relatief kleine groepen in het bestand (van de Stadspeiling) gaat, kunnen de getallen in werkelijkheid (iets) anders liggen. Dat neemt niet weg dat het aangegeven patroon wél overeen komt met wat op dit gebied landelijk bekend is. Zie bijvoorbeeld het laatste rapport over integratie van het Sociaal Cultureel Planbureau (verschenen in november 2007).
4
Zoals gezegd: tussen de verschillende jaren zijn er geen grote verschillen.
4
Sociale omgeving
Waardering omgang ouderen en jongeren op buurtniveau In 2005 was 45% van mening dat ouderen en jongeren op buurtniveau goed met elkaar omgaan. Op dit moment vindt bijna 50% dat. Tussen de stadsdelen zijn de verschillen hieromtrent niet zo heel erg groot. In Noord komen we de hoogste score tegen: hier vindt bijna 60% dat ouderen en jongeren goed met elkaar omgaan. De laagste score (35%) zien we in Centrum.
V.
INTEGRATIE EN MULTICULTURELE SAMENLEVING
Positief algemeen klimaat Aan de oppervlakte zijn er in Nijmegen geen grote spanningen tussen autochtonen en allochtonen. Afgaande op meldingen omtrent discriminatie vanwege herkomst, kleur of ras - die het ADB (Anti Discriminatie Bureau) registreert gaat het om 47 (in 2002), 55 (in 2003), 51 (in 2004) en 45 (in 2005) meldingen. Dat zijn bescheiden aantallen. Uit diverse stadspeilingen blijkt dat veel migranten zich in Nijmegen thuis voelen. Zelfs meer dan autochtonen identificeren zij zich met Nijmegen en zijn ze trots op de stad en de buurt waar ze wonen. Dit is overigens een landelijk patroon: veel nietwesterse allochtonen identificeren zich meer met de stad waarin ze wonen dan met Nederland.
Maar mensen wonen wel geconcentreerd In de onlangs (maart 2007) verschenen Nijmeegse integratiemonitor zijn alle wijken gegroepeerd aan de hand van het aandeel niet-westerse allochtonen. Als gevolg daarvan zijn dertien wijken5 onderscheiden waar relatief veel niet-westerse allochtonen wonen. Vervolgens is nagegaan welk percentage van welke bevolkingsgroep in die wijken woont. Dat levert het volgende beeld op.
5
1996
2006
autochtonen
42%
37%
westerse allochtonen
46%
40%
Surinamers
68%
61%
Antillianen
64%
61%
Turken
70%
72%
Marokkanen
72%
78%
overig niet-westerse allochtonen
58%
55%
Illustratie 6: geconcentreerd wonen Bron: integratiemonitor 2007, O&S
Een aantal zaken valt op: Op de eerste plaats blijkt dat niet-westerse allochtonen meer dan gemiddeld “geconcentreerd” wonen. Op de tweede plaats blijkt dat er relatief grote onderlinge verschillen zijn. Turken en Marokkanen wonen het meest “geconcentreerd”, overige niet-westerse allochtonen het minst. Op de derde plaats is er sprake van een relatieve afname van “geconcentreerd” wonen, maar niet bij Turken en Marokkanen. In de volgende tien wijken wonen de meeste Turken en Marokkanen: Wolfskuil, Neerbosch Oost, Hatert, Nije Veld, Heseveld, Meijhorst, Malvert, Biezen, Aldenhof en Grootstal. Ongeveer 70% van alle Turken en Marokkanen in Nijmegen woont in één van deze wijken. Tussen 1996 en 2006/2007 is het aandeel Turken en Marokkanen vooral in Hatert (met 70%) en Neerbosch Oost (met 60%) gegroeid.
Weerbarstige ontwikkeling van sociale mobiliteit Het “geconcentreerd” wonen heeft voor een groot deel te maken met de aanwezigheid van betaalbare woningen in de genoemde wijken, maar ook met de wens om in de buurt van mensen te wonen die dezelfde culturele of religieuze herkomst hebben. De gemeente Nijmegen gaat ervan uit6 dat een meer evenwichtiger ruimtelijke spreiding tot stand kan komen als gevolg van groeiende sociale mobiliteit. De gedachte daarbij is: als mensen meer gaan verdienen, trekken ze vanzelf weg naar minder “geconcentreerde” wijken. Maar bij bepaalde groepen stagneert de ontwikkeling van de gewenste sociale mobiliteit. Uit de integratiemonitor blijkt dat de sociale ontwikkeling van migranten zich in Nijmegen heel divers voltrekt. Surinamers en een groot deel van de Antillianen integreren als het ware geruisloos in de lokale samenleving. Veel vluchtelingengroepen staan nog wel op achterstand, maar ontwikkelen
Concreet gaat het om Nije Veld, Wolfskuil, Heseveld, Neerbosch Oost, Hatert, Tolhuis, Zwanenveld, Meijhorst, Lankforst, Aldenhof, Malvert, ’t Acker en De Kamp.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Zie bijvoorbeeld Deltaplan Integratie.
5
Sociale omgeving
zich snel, vooral dankzij de goede onderwijsprestaties van hun kinderen. Daarentegen treedt er stagnatie op bij Turken en vooral Marokkanen. Dit als gevolg van een deels extreem laag opleidingsprofiel. Van de Marokkaanse beroepsbevolking in Nijmegen is ruim de helft laag opgeleid, van de Turkse beroepsbevolking is dat ruim 40%.
Inburgeren met vallen en opstaan Één van de instrumenten om de sociale mobiliteit van migranten te verhogen is het zogeheten inburgeringsbeleid. Aan allochtonen worden cursussen aangeboden waarmee zij hun talige en sociale vaardigheden kunnen ontwikkelen. Onlangs7 heeft de gemeente vastgesteld dat via de lokale inburgeringsprogramma’s tot nu toe circa 1.500 migranten, die als sociaal kwetsbaar gelden, bereikt zijn. Doel van de inburgering is het verhogen van zelfredzaamheid. Maar in welke mate de mensen, die met de inburgering bereikt zijn, daadwerkelijk zelfredzamer geworden zijn, is eigenlijk niet bekend. Binnenkort begint Onderzoek & Statistiek met een onderzoek om hierover meer opheldering te scheppen.
Contacten over en weer In het voorafgaande is geconstateerd dat er in Nijmegen geen grote spanningen zijn met betrekking tot het samenleven van autochtonen en allochtonen in de stad, maar ook dat de verschillende bevolkingsgroepen tamelijk apart van elkaar wonen en zich ook ongelijksoortig sociaal ontwikkelen. In welke mate hebben de inwoners van Nijmegen daadwerkelijk contact met mensen die een andere culturele herkomst hebben? vaak, bijna dagelijks
29%
geregeld
28%
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Contacten tussen mensen met verschillende culturele herkomst is één zaak. Hoe autochtone Nijmegenaren de aanwezigheid van allochtonen in hun woonbuurt waarderen is een andere kwestie. Met betrekking tot deze laatste zaak is een aantal vragen in de Stadspeiling aan de betrokkenen voorgelegd. Wanneer we de reacties op die vragen rubriceren naar het soort wijk waar men woont9, valt op dat de mate waarin autochtonen positief of negatief oordelen over de aanwezigheid van allochtonen heel erg samenhangt met waar men woont. 2003
2005
2007
wijk met <10% allochtonen
9%
11%
9%
wijk met 10%-15% allochtonen
19%
23%
19%
wijk met >15% allochtonen
38%
38%
36%
Mensen blijken negatiever over de aanwezigheid van allochtonen in hun buurt te oordelen naarmate er meer allochtonen in die buurt wonen.
21%
no o it o f zelden
Wanneer we specifiek kijken naar de dertien wijken waar de meeste niet-westerse allochtonen wonen, valt op dat er daar gemiddeld iets meer “interculturele” contacten zijn; “vaak” en “geregeld” opgeteld ruim 55% versus ruim 50% stedelijk. Substantiëler is het verschil als we kijken naar dergelijke contacten in de woonbuurt. Gemiddeld zegt in heel Nijmegen 15% vaak “intercultureel” contact in de woonbuurt te hebben. In de dertien meest “geconcentreerde” wijken zegt 23% dat8.
Illustratie 8: % dat geen positieve kanten ziet aan de aanwezigheid van allochtonen in de buurt Bron: Stadspeilingen 2003, 2005 en 2007, O&S
22%
so ms
vrienden en/of kennissen, vervolgens ook redelijk vaak in de woonbuurt. In de context van sport of hobby zijn er relatief weinig “interculturele” contacten.
35%
Illustratie 7: contacten met mensen die een andere culturele herkomst hebben Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Het blijkt dat ongeveer evenveel mensen weinig (nooit, zelden, soms) als veel (dagelijks, vaak, geregeld) dergelijk contact hebben. Het “interculturele” contact komt het meest voor bij
7
Zie Evaluatie integratiebeleid 2004-2007 (september 2007).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
8
In welke mate het daarbij gaat om oppervlakkige dan wel meer diepgaandere contacten is niet bekend.
9
Daarbij zijn we uitgegaan van de indeling die de integratiemonitor volgt: wijken waar minder dan 10% allochtonen wonen, wijken waar het aandeel allochtonen tussen 10 en 15% bedraagt en wijken waar dat aandeel hoger is.
6
Sociale omgeving
2003
2005
2007
wijk met <10% allochtonen
34%
48%
34%
wijk met 10%-15% allochtonen
33%
45%
38%
wijk met >15% allochtonen
39%
46%
38%
Illustratie 9: % dat negatiever is gaan denken over het samenleven van autochtonen en allochtonen in Nederland bron: Stadspeilingen 2003, 2005 en 2007, O&S
Wanneer het samenleven van autochtonen en allochtonen in Nederland aan de orde is, zien we een ander beeld. Dan zijn in alle onderscheiden wijktypen nagenoeg dezelfde aantallen autochtonen te vinden, die daarover negatiever zijn gaan denken. Er blijkt wel een kentering in de tijd te zijn. In het jaar 2005 werd duidelijk het meest negatief geoordeeld. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat in die periode, vlak na de moord op Theo van Gogh, de multiculturele samenleving in heel Nederland in negatieve zin ter discussie stond.
Nog een keer: opleiding De mate waarin burgers negatief oordelen over de aanwezigheid van allochtonen blijkt ook samen te hangen met het opleidingsniveau van de betrokkenen. Van de lager opgeleide autochtone Nijmegenaren (maximaal LBO) is ongeveer 10% van mening dat het samenleven van de verschillende bevolkingsgroepen in de woonbuurt slecht gaat, terwijl bij de hoger opgeleiden (HBO en universiteit) slechts 3 à 4% die mening is toegedaan. Daar hoort wel de opmerking bij dat lager opgeleiden vaker in een buurt wonen, waar ook (veel) allochtonen wonen. Op de vraag (in de Stadspeiling) wonen er veel allochtonen bij u in de buurt? heeft van de lager opgeleiden circa 45% “ja” geantwoord, terwijl dat bij de hoger opgeleiden iets meer dan 20% is.
Bronnen
Stadspeilingen 1998, 2001, 2003, 2005 en 2007, O&S Integratiemonitor 2006, O&S Deltaplan integratie, gemeente Nijmegen, verschenen in juli 2004. Evaluatie integratiebeleid 2004-2007, gemeente Nijmegen, verschenen in september 2007. Jaarrapport integratie; uitgave van SCP, november 2007.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
7
Veiligheid Veiligheidsgevoel verder verbeterd; daartegenover minder gunstige ontwikkelingen in aangiften en meldingen Het aandeel Nijmegenaren dat zich in het algemeen of in de eigen buurt wel eens onveilig voelt is sinds 2005 verder gedaald. Vooral de daling in Nijmegen-Centrum valt op. Deze positieve ontwikkeling in de subjectieve veiligheidsbeleving loopt niet geheel parallel met een aantal andere bevindingen. Met name de politieregistraties laten minder positieve ontwikkelingen zien. Zo zijn gedurende 2005 en 2006 de dalingen in de aantallen woning- en auto-inbraken tot staan gekomen. Hetzelfde geldt voor de geweldsaangiften. Hierbinnen staat huiselijk geweld sterk onder de aandacht. Verder is er in vergelijking met de vorige monitor in 2005 en 2006 weer wat meer sprake van vernielingen en overlastmeldingen. Voorlopige cijfers over 2007 geven een toename van de aantallen woninginbraken en van jeugdoverlast te zien, maar daartegenover afnames in de aantallen auto-inbraken en fietsdiefstallen.
Vooraf De bevindingen in deze Stads- en Wijkmonitor met betrekking tot het veiligheidsthema zijn grotendeels ontleend aan de statistische cijfers van de politie (tot en met 2006) en de Stadspeilingen (tot en met 2007). Daarnaast hebben we diverse landelijke bronnen geraadpleegd, onder andere om stedenvergelijking te kunnen plegen. Tegelijkertijd met het samenstellen van de Stads- en Wijkmonitor is gewerkt aan de (inmiddels vierde) Integrale Veiligheidsmonitor. Deze komt binnenkort uit. De thema’s uit dit hoofdstuk zullen daarin diepgaander en vooral ook gebiedsspecifieker worden behandeld. Daarbij zullen ook politiegegevens over 2007 worden betrokken. In dit hoofdstuk maken we gebruik van enkele voorlopige cijfers uit 2007.
I. VERMOGENSDELICTEN Daling aantal aangiften vermogensdelicten tot staan gekomen De Stads- en Wijkmonitor 2005 gaf een daling te zien van de aantallen vermogensdelicten in de jaren 2002-2004. In 2005 en 2006 zijn de totaalaantallen aangiften vermogensdelicten stabiel gebleven. Daarbinnen namen de auto-inbraken en (brom)fietsdiefstallen met 200 tot 300 af, terwijl de woning- en bedrijfsinbraken elk met 150 tot 200 toenamen (zie illustratie 1) . Het aantal woninginbraken bedroeg in 2006 meer dan 1.100 en kwam hiermee boven de doelstelling van minder dan 1.000 uit, zo geeft ook de managementsrapportage van de politie aan1. In het district Stad Nijmegen is inmiddels vanaf 2006 een woninginbrakenteam (WIT) aan het werk. Het streven was erop gericht dat het WIT het uiteindelijke resultaat voor 2007 weer onder de 1.000 zou weten te krijgen. Daartoe moesten ook de continuering van de veelplegeraanpak en de inzet van de lokfiets bijdragen. Uit de voorlopige cijfers over 2007 blijkt
1
dat dit niet is gelukt. Het aantal inbraken is verder toegenomen. auto -inbraken auto 's (diefstal) (bro m)fietsen bedrijven winkels wo ningen zakkenro llerij
5500 5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 2002
2003
2004
2005
2006
illustratie 1: aangiftes diefstal en inbraak Bron: Politie Gelderland-Zuid, GIDS
In illustratie 2 is te zien dat de inbraakpercentages verschillen naar gebied. In enkele wijken, met name in Nieuw- en Oud-West, liggen deze boven het gemiddelde en is er in 2005 en 2006 sprake geweest van behoorlijke toename. Ook in Oost hebben enkele wijken een relatief hoog percentage. In 2007 lijkt er vooral in Midden, Zuid en Centrum sprake te zijn van toename t.o.v. 2006. Waarschijnlijk hangen deze cijfers samen met het “vrij” zijn van bepaalde veelplegers.
Politie Gelderland Zuid, Managementrapportage 2006 en 2007-1, District Stad Nijmegen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1
VeiligheidVeiligheid
Ook volgens Stadspeiling iets meer inwoners slachtoffer van woninginbraken De bevindingen uit de Stadspeiling 2007 bevestigen in grote lijnen de politiecijfers. Het aandeel inwoners, dat zegt dat er het afgelopen jaar iets gestolen is uit de woning, is tussen 2005 en 2007 toegenomen met ongeveer 2%. Voor wat betreft de autodelicten en fietsdiefstal is het beeld hetzelfde als in 2005. Overigens wijzen deze cijfers, net als in vorige monitoren, op aantallen woninginbraken of pogingen die groter zijn dan volgens de politiecijfers. Dit betekent, dat er nog steeds in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan bij de politie. Dat geldt in nog sterkere mate voor de fietsendiefstallen. Hier is het percentage inwoners dat er mee van doen heeft gehad op 17% blijven staan. Uitgedrukt in absolute cijfers (meer dan 20.000) is dat meer dan 6x zoveel als er aangifte is gedaan3. Bij de analyse van de Stadspeiling maken we gebruik van een schaal waar de verschillende inbraaken diefstalvormen worden gecombineerd. De vraag is steeds of woninginbraak, diefstal uit auto’s etc. naar de mening van de respondent vaak voorkomt in de buurt. Bij de schaal geldt: hoe lager de score hoe beter. In illustratie 3 is te zien, dat de schaalscore zich tussen 2003 en 2005 voor alle stadsdelen verbetert en dat deze verbetering zich tussen 2005 en 2007 voor de stad als geheel en in enkele stadsdelen, zoals Centrum en Zuid, heeft voortgezet. Met andere woorden, de ontwikkeling van de mening m.b.t. het voorkomen van vermogensdelicten in de buurt is gunstiger dan de ontwikkeling van het slachtofferschap.
illustratie 2: woningbraak per wijk in 2006 (aantallen inbraken per 100 woningen) Bron: Politie Gelderland-Zuid, GIDS
Het aantal inbraken in auto’s vertoonde sinds 2002 een sterk dalende tendens tot en met 2005, van meer dan 4.700 naar circa 3.000. In 2006 kwam deze daling tot stilstand. Voorlopige cijfers geven voor 2007 een flinke daling aan. In Oost is het aantal auto-inbraken in 2005 fors gestegen en in 2006 weer wat gedaald. In Oud-West was in 2006 sprake van stijging. Ook de zeer sterke daling van het aantal fietsdiefstallen is in 2005 en 2006 gestopt. Wel zien we in deze jaren een verdere dalende tendens in het Centrum. Voor 2007 geven de eerste cijfers voor de stad als geheel opnieuw een sterke daling te zien. De inbraakcijfers bij bedrijven zijn toegenomen in 2005, maar laten daarna een gunstige ontwikkeling zien, met een behoorlijke daling in 2006 en zoals het er naar uitziet ook in 2007. Zakkenrollerij, vooral plaatsvindend in Centrum, is in 2006 verder teruggebracht. Winkeldiefstal, ook voornamelijk een centrumverschijnsel, is in 2005/2006 constant gebleven, maar lijkt in 2007 weer wat toe te nemen.
3
1998
2001
2003
2005
N-Centrum
6,6
6,1
6,5
5,8
2007 5,4
N-Oost
4,6
4,8
4,7
4,3
4,1
N-Oud-West
4,6
4,9
5,4
4,7
4,8
N-Nieuw-West
4,9
5,1
5,3
4,5
4,4
N-Midden
4,7
5,0
4,7
4,2
4,2
N-Zuid
3,3
4,0
3,5
3,6
3,2
Dukenburg
4,4
5,0
4,7
4,4
4,3
Lindenholt
3,8
4,5
4,7
3,6
3,8
N-Noord
2,1
2,7
2,1
2,1
1,9
Nijmegen
4,4
4,8
4,7
4,2
4,0
illustratie 3: schaal vermogensdelicten Bron: Stadspeilingen 1998 t/m 2007, O&S
De vraagstelling in de Stadspeiling geeft overigens niet helemaal een zuiver beeld. Er wordt gevraagd of het huishouden de afgelopen 12 maanden slachtoffer is geworden van fietsdiefstal. Voor respondenten kan het soms lastig zijn om dit goed aan te geven. Het beeld van de ontwikkeling is overigens wel zuiver, omdat we de vraag iedere keer op dezelfde wijze stellen.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Veiligheid
Stedenvergelijking wijst op relatief hoog inbraakrisico Nijmegen
aangiften. Het aantal aangiften was teruggelopen van ruim 1.600 in 2003 naar 1.500 in 2004.
In vergelijking met andere steden is in Nijmegen het inbraakrisico toegenomen. De cijfers van de politie tonen aan, dat dit risico in 2006 en in 2007 groter is geworden en nu boven het niveau ligt van de 5 steden waarmee steeds wordt vergeleken. In Nijmegen was het aantal aangiften per 100 woningen in 2007 1,9 tegen gemiddeld 1,4 voor alle 6 steden (zie illustratie 4).
De laatste twee jaar is er geen sprake van verdere verbetering. In illustratie 5 is te zien dat het aantal geweldsaangiften in 2005 sterk toenam (van 1.500 naar ruim 1.700) om in 2006 gedeeltelijk weer terug te dalen naar iets minder dan 1.600. De stijging in 2005 deed zich met name voor in Lindenholt, maar ook in Midden en Centrum. In 2006 nam in tegenstelling tot de andere stadsdelen in Zuid het aantal geweldsaangiften toe. In het algemeen wordt veruit het meeste geweld gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs. De MARAP 2006 van de politie rapporteert verder een flinke toename van het aantal incidenten van huiselijk geweld (van ruim 500 in 2005 tot circa 750 in 2006). De stijging is vooral toe te schrijven aan de toegenomen aandacht bij de politie en in landelijke campagnes hetgeen een positief effect heeft op de aangiftebereidheid. Zoals eerder gezegd zal de IV-monitor 2007, die binnenkort uitkomt, ook cijfers uit 2007 bevatten. De voorlopige analyse lijkt erop te wijzen, dat in 2007 het aantal aangiften (excl. huiselijk geweld) licht toeneemt. Het gaat dan om mishandeling, bedreiging, roof/overval en zedendelicten. Voor wat betreft huiselijk geweld blijft de tendens aanwezig dat de toegenomen aandacht tot een toename van aangiften leidt. Het oplossingspercentage van geweldsdelicten ontwikkelt zich goed (van 75% in 2004 naar 79% in 2006).
1,9
Nijmegen
1,7 1,4 1,4 1,6 1,5
B reda
1,7 1,9 1,4 1,4
Gro ningen
1,6 1,9 1,4 1,4
Gemiddeld 1,2 1,3 1,3 1,2 1,2
A rnhem
1,4 1,1 1,1 1,2
Enschede
2007
1
2006
0,9
Haarlem
2005
0,8 0,8 0,8
0
0,5
2004 1
1,5
2
2,5
illustratie 4: stedenvergelijking woninginbraakrisico's (aantal aangiften per 100 woningen) Bron: Marap 2006 politie Gelderland Zuid , District Stad Nijmegen + cijfers 2007
2002
2003
2004
2005
mishandeling
864
832
821
1.010
926
bedreiging
422
408
404
416
416
straatroof
193
254
156
145
110
zedenmisdrijf
134
109
99
118
106
overig totaal
2006
23
30
23
30
22
1.636
1.633
1.503
1.719
1.580
II. GEWELD Geen verdere afname geweld Vier jaar geleden, in de Stads- en Wijkmonitor 2003, kwam agressie als een van de belangrijkste veiligheidsproblemen naar voren. In oktober 2004 verscheen de rapportage van het onderzoek “Agressie in Nijmegen”. Dit onderzoek bevat een diepgaande analyse van geweldsdelicten in Nijmegen, gepleegd tussen 1 januari 2000 en 1 juli 2003, op basis van politieregistraties. In Nijmegen werden in deze periode zo’n 2.700 geweldsdelicten per jaar gepleegd (aangiften + meldingen). Belangrijke geweldscategorieën waren die welke te maken hebben met het verkrijgen van goederen of geld en met uitgaan. Andere belangrijke categorieën zijn huiselijk geweld en vormen van ander geweld binnen woningen. Ook bij de geweldsdelicten onderscheidt men veelplegers. Het agressie-onderzoek spreekt voor Nijmegen over 182 veelplegers. In de Stads- en Wijkmonitor 2005 werd een verbetering geconstateerd wat betreft de aantallen gewelds-
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
illustratie 5: aangiften agressie Bron: Politie Gelderland-Zuid, GIDS
Iets minder geweld ervaren in eigen buurt In de Stadspeiling vragen we aan de respondenten of diverse vormen van geweld naar hun oordeel voorkomen in hun eigen buurt. Daarbij onderscheiden we bedreiging, het lastig vallen op straat, geweldsdelicten, drugsoverlast en tasjesroof. Tussen 2003 en 2005 is het beeld in grote lijnen stabiel. Het aantal mensen, dat aangeeft dat in de eigen buurt vaak of soms bedreigingen voorkomen, is 18% gebleven. En het aandeel dat vindt dat mensen in de buurt soms of vaak worden lastig gevallen is op 14% blijven staan. M.b.t. geweld deed zich wel een lichte daling voor (van 17 naar 15%), evenals bij de ervaring van drugsoverlast (van 6 naar 5%) en tasjesroof (van 6 naar 5%).
3
VeiligheidVeiligheid
1998
2001
2003
2005
2007
N-Noord
0,3
0,2
0,2
0,3
0,2
N-Zuid
0,5
0,6
0,7
0,7
0,7
N-Oost
1,1
1,2
1,2
1,0
0,8
N-Nieuw-West
0,8
1,0
1,1
1,1
0,8
Lindenholt
0,8
0,8
1,0
0,8
0,8
N-Midden
0,9
1,0
0,9
1,0
0,9
Dukenburg
0,8
0,9
1,0
0,8
0,9
N-Oud-West
1,4
1,2
1,8
1,6
1,7
N-Centrum
3,8
3,5
3,8
3,5
3,2
Nijmegen
1,0
1,1
1,2
1,1
1,0
illustratie 6: schaal dreigende situaties Bron: Stadspeilingen 1998 t/m 2007, O&S
Voor de vijf aspecten tezamen is een schaal samengesteld (zie illustratie 6). Het zal gezien het bovenstaande geen verbazing wekken, dat de resulterende score (hoe lager hoe beter) stadsbreed op een lichte verbetering wijst in vergelijking met 2005. In de stadsdelen Stadscentrum, Oud-Oost en Nieuw-West is deze verbetering relatief nog het sterkst. Alleen in Dukenburg is de schaalscore iets ongunstiger.
Vergelijking met andere steden: ongunstig in 2005, gunstig in 2006 In vergelijking met andere steden is het aandeel geweldsmisdrijven in Nijmegen niet echt laag (zie illustratie 7). Met name in 2005 was de ontwikkeling in Nijmegen ongunstiger dan gemiddeld in andere steden, in 2006 relatief gunstig. In 2007 nemen de aantallen aangiften weer toe, zowel in Nijmegen als nagenoeg alle andere steden
Vandalisme na 2004 weer wat toegenomen Het aantal aangiften van vernielingen in de politiestatistieken is na een daling tussen 2002 en 2004 weer toegenomen: van ruim 1.650 in 2004 naar ongeveer 2.250 in 2005. In 2006 vond weliswaar weer een daling plaats en naar het zich laat aanzien zal dat ook in 2007 het geval zijn (naar ruim 1.900), maar het aantal aangiften blijft hoger dan in 2004. Het aantal meldingen4 is ook toegenomen: van bijna 1.000 2004 naar circa 1.100 zowel in 2005 als 2006. De toename van het aantal aangiften en meldingen van vernielingen heeft zich in de meeste stadsdelen voltrokken, maar het sterkst in het stadsdeel Midden (zie illustratie 8). In tegenstelling tot de toename van meldingen en aangiften blijft in de Stadspeiling 2007 het aandeel mensen dat aangeeft dat er in de buurt veel of zeer veel wordt vernield nagenoeg gelijk in vergelijking met 2005 (16%). Meer specifiek wordt in de Stadspeiling iets minder melding gemaakt van het vernielen van telefooncellen en bushokjes en iets vaker van bekladding van muren en gebouwen.
502
N-Oo st
489
N-Centrum
396
Dukenburg
392 433
N-M idden 295
347 357 313 323
Lindenho lt
280
Haarlem
2005
7,8
7,6
475
345
2006 7,0 7,2
295 296
N-Oud-West
269
8,3
291 318
N-Nieuw-West
6,7
246
8,9 9,2 9,1
B reda
N-No o rd
56
2006 2005
95
2004
33
9,6 9,2 9,9
Nijmegen
551
433
294
2007
Enschede
557
460
N-Zuid
9,5 8,9 9,0
Gemiddeld
III. VERNIELINGEN EN OVERLAST
0
100
200
300
400
500
600
10,9
Gro ningen
9,5 9,8 11,3 10,8 11,2
A rnhem
0
2
4
6
8
10
12
illustratie 7: stedenvergelijking agressie (excl. zeden; aantal aangiften per 1000 inwoners) Bron: Marap 2006 politie Gelderland Zuid , District Stad Nijmegen + cijfers 2007
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
illustratie 8: aangiften + meldingen vernielingen per stadsdeel Bron: Politie Gelderland-Zuid, GIDS
4
Bij meldingen betreft het incidenten die gemeld zijn bij de centrale meldkamer van de politie. Meldingen leiden lang niet altijd tot een proces-verbaal.
4
Veiligheid
Meldingen overlast blijven toenemen, oordeel bewoners juist iets gunstiger De registratie van de politie vertoont sinds 2002 een gestage groei van de aantallen overlastmeldingen, zij het dat de stijgingen vanaf 2004 wat minder omvangrijk zijn. Ruim 10% van de overlastmeldingen betreft uitgaan (horeca), de rest valt voor het 3000 Nijmegen Stadscentrum 2500
1998
2001
2003
2005
N-Noord
0,8
1,1
1,2
1,5
2007 1,2
N-Oost
1,9
1,9
2,1
1,9
1,8
N-Zuid
1,7
1,7
2,0
1,9
1,8
N-Midden
1,9
2,0
2,3
2,1
1,9
Lindenholt
2,4
2,6
2,7
2,3
2,2
N-Nieuw-West
2,2
2,1
2,2
2,1
2,3
Dukenburg
2,3
2,3
2,5
2,4
2,3
N-Oud-West
2,8
2,9
3,0
2,8
2,7
N-Centrum
3,6
3,2
3,3
3,3
3,6
Nijmegen
2,2
2,2
2,3
2,2
2,1
2000
illustratie 10: schaal overlast Bron: Stadspeilingen 1998 t/m 2007, O&S
1500
1000
IV. DRUGS Meldingen drugsoverlast iets teruggelopen
500
0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
illustratie 9: meldingen overlast Bron: Politie Gelderland-Zuid, GIDS
grootste deel onder de noemer burengerucht. Voor 2007 moeten we rekening houden met stijging van de jeugdoverlast. In de IV-monitor zal dit nader aan de orde komen. De laatste twee jaar is er een toename te zien van het aantal overlastmeldingen in het stadscentrum (horeca, maar ook burengerucht) en in Oost (burengerucht). Deze stijging deed zich met name voor in 2005 en deels ook nog in 2006. In Oud-West en Dukenburg zijn de laatste twee jaar (ook nu m.n. in 2005) de meldingen burengerucht in aantal gedaald. Als het gaat om de beleving van overlast laat de Stadspeilingsenquête evenwel geen toename zien. Het percentage mensen, dat vindt dat er in de buurt overlast van omwonenden plaatsvindt, is constant gebleven (6% vaak, 20% soms). Hetzelfde geldt voor het voorkomen van overlast door groepen jongeren (10% vaak, 27% soms). In de scores in illustratie 10 zijn drie vormen van overlast (omwonenden, groepen jongeren, geluidsoverlast excl. verkeer) gecombineerd. De cijfers (hoe hoger hoe ongunstiger) wijzen voor de meeste stadsdelen op een gunstige ontwikkeling. Maar dit geldt niet voor het Stadscentrum en in mindere mate ook voor het stadsdeel Nieuw-West, waar in de beleving van de mensen juist sprake is van een toename van overlast.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Het aantal bij de politie geregistreerde drugsmeldingen is in 2005 sterk teruggelopen, van circa 800 naar 550. In 2006 vond daarentegen weer een sterke stijging plaats naar meer dan 700. In 2007 lijkt er weer een daling op te treden. De afname in 2005 vond in veel stadsdelen plaats, maar de stijging in 2006 komt nagenoeg geheel op het conto van het stadscentrum. In de Stadspeiling is van toegenomen drugsoverlast geen signaal te vinden. Het percentage mensen dat vindt dat de buurt te maken heeft met drugsoverlast is gelijk gebleven (5% vaak, 15% soms). In het Stadscentrum ligt dat percentage veel hoger (meer dan 40%), maar het is de afgelopen twee jaar wel gedaald.
V. ONVEILIGHEIDSGEVOELENS Onveiligheidsgevoelens verder afgenomen In de voorgaande paragrafen hebben we de (on)veiligheid in Nijmegen aan de hand van uiteenlopende indicatoren in beeld gebracht. De ervaren (on)veiligheid hoeft niet altijd overeen te komen met de feitelijke of objectieve (on)veiligheid. Een opvallend resultaat uit de Stadspeiling van vier jaar geleden (2003) was de daling van het onveiligheidsgevoel in Nijmegen tussen 2001 en 2003 na een forse toename in de periode tussen 1998 en 2001. Deze gunstige tendens heeft zich na 2003 voortgezet in de Stadspeiling 2005 en ook nu weer in die van 2007. Het aandeel inwoners dat zich in het algemeen wel eens onveilig voelt is de laatste twee jaar gedaald van 33% naar 30%. M.b.t. het onveiligheidsgevoel in de buurt was de afname van 25% naar 22%. Met dit percentage neemt Nijmegen een middenpositie in tussen de steden waarmee we in deze monitor vergelijken (zie illustratie 13).
5
VeiligheidVeiligheid
45 o nveilig algemeen
Nijmegen
22% 25%
2007
o nveilig eigen buurt
2005
40 N-Oud-West
33% 32%
35 N-Nieuw-West
32% 28%
30 N-Centrum
31% 39%
25
Dukenburg
25% 28%
N-M idden
20
22% 28%
1996
1998
2001
2003
2005
2007 Lindenho lt
21% 22%
illustratie 11: onveiligheidsgevoelens Bron: Stadspeilingen 1996 t/m 2007, O&S
N-Zuid
17% 19%
N-Oo st
17% 20%
Opvallende verschillen tussen de stadsdelen Het meest opvallend is de daling van het onveiligheidsgevoel in Centrum. Het aandeel mensen in dit stadsdeel dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt is gedaald van 39 naar 31% en komt daarmee op het niveau van de andere stadsdelen met relatief hoge percentages, Oud - en Nieuw-West. In Oud-West (Biezen en Wolfskuil) is het percentage tussen 2005 en 2007 op hetzelfde niveau gebleven (toename van 32 naar 33%), in Nieuw-West was de stijging wel substantieel, nl. 4% (van 28 naar 32%). Deze negatieve tendens voor Nieuw-West komt ook tot uiting in enkele van de politie- en enquêtegegevens (maar zeker niet alle). Zo is het aantal woninginbraken en roof-/overvaldelicten er toegenomen. Ook in Nijmegen-Noord is het percentage mensen dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt toegenomen, maar nog altijd ligt het aandeel ver onder het Nijmeegs gemiddelde. In de overige stadsdelen is sprake van verbetering, d.w.z. het aandeel mensen dat zich wel eens onveilig voelt is verder gedaald.
N-No o rd
11% 7%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
illustratie 12: onveiligheidsgevoelens per stadsdeel Bron: Stadspeilingen 2005 en 2007, O&S
Leiden
10%
Gro ningen
16%
Enschede
16%
Haarlem
17%
Nijmegen
22%
Den B o sch
28%
B reda
28%
A rnhem
29%
M aastricht
37%
0%
10%
20%
30%
40%
illustratie 13: onveiligheidsgevoelens in de buurt per stad Bron: ABF (meting t.b.v. midterm review GSB III)
Bronnen
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Integrale Veiligheidsmonitor 2005, Gemeente Nijmegen, uitgevoerd door Bureau Oostveen i.s.m. O&S Managementsrapportages politie, Politie Gelderland-Zuid, diverse jaren Onderzoek agressie in Nijmegen, Bureau Oostveen, 2004 Jaarboeken Grotestedenbeleid Ministerie BZK, diverse jaren
6
Fysieke leefomgeving Nijmegen blijft voor veel Nijmegenaren een mooie stad. Het beeld over de eigen buurt was in vorige peilingen in vergelijking met het beeld over de stad al wat minder gunstig en ook nu blijft dat zo. Steeds meer Nijmegenaren vinden Nijmegen bovendien een schone stad. In 2007 is dat ruim tweederde van de Nijmegenaren, 25% meer dan ongeveer 10 jaar geleden. De mate waarin men de buurt schoon vindt, is weinig veranderd en is ook gunstiger dan de mate waarin men de stad schoon vindt. De ervaren verloedering van de buurt neemt wederom wat af. Daarentegen blijven de klachten over het onderhoud van de straat hoog en zijn de klachten over wrakken en illegale stort toegenomen. Over het algemeen blijft men positief over de voorzieningen in de buurt. Alleen is men minder tevreden geworden over het onderhoud van de wegen en fietspaden in de buurt.
I.
OORDEEL OVER BEELDKWALITET STAD EN BUURT
veel mooie huizen in buurt
veel mooie straten in buurt
2005
2007
2005
2007
Beeldkwaliteit stad blijft gunstig en beter dan van buurt
N-Centrum
56%
58%
60%
61%
N-Oost
86%
83%
78%
81%
Veel Nijmegenaren vinden de stad een mooie stad. Ook in voorgaande jaren was dat zo. In 2003 en 2005 vond 86% resp. 87% van de Nijmegenaren Nijmegen een mooie stad. In 2007 is dat 88%. Ook blijft het zo dat een groot deel van de Nijmegenaren van mening is dat Nijmegen een groene stad is. Bij de eerste burgerpeiling in 1993 en in 2003 vond 73% van de Nijmegenaren Nijmegen een groene stad. In 2005 en ook in 2007 is dat 75%. Hetzelfde oordeel zien we terug als het gaat om de aantrekkelijkheid van de binnenstad. In 2003 vond 73% van de Nijmegenaren dat de stad een aantrekkelijke binnenstad heeft. In 2005 en in 2007 is dat 75%. Ook qua uitstraling van de gebouwen in de stad is het beeld bij de Nijmegenaren ongeveer gelijk gebleven. Want evenals in 2003 en 2005 vinden in 2007 ongeveer zeven op de tien Nijmegenaren (72%) dat Nijmegen een stad is met mooie gebouwen.
N-Oud-West
37%
33%
28%
31%
N-Nieuw-West
47%
47%
46%
43%
Nijmegenaren hebben in meerderheid nog steeds een positief oordeel over de beeldkwaliteit van hun buurt, maar dit oordeel blijft minder gunstig dan het oordeel over de beeldkwaliteit van de stad. In 2003 en 2005 vonden bijna zes op de tien Nijmegenaren dat er in hun buurt veel mooie huizen staan. In 2007 (58%) is dat niet veel anders. En evenals in 2003 en 2005 is in 2007 net een meerderheid (53%) van mening dat er in hun buurt veel mooie straten liggen.
N-Midden
64%
66%
58%
58%
N-Zuid
48%
44%
42%
43%
Dukenburg
40%
43%
39%
41%
Lindenholt
50%
53%
34%
39%
N-Noord
77%
77%
51%
58%
Nijmegen
58%
58%
51%
53%
Illustratie 1: % dat vindt dat er in de eigen buurt mooie huizen en mooie straten zijn Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
Waardering inrichting binnenstad blijft gunstig en ongewijzigd Het oordeel van binnenstadsbezoekers (het gaat hier om Nijmegenaren en niet-Nijmegenaren) over de inrichting van de binnenstad blijft ongewijzigd. Al jaren krijgt de inrichting van de binnenstad een ruime voldoende. In 2006 is dat niet anders. In 2004 was de waardering voor de inrichting van de Nijmeegse binnenstad gunstiger dan in Arnhem. In 2006 is de waardering in Arnhem gegroeid naar ongeveer hetzelfde niveau als in Nijmegen.
2006
7,0 6,9
De mening over de beeldkwaliteit van de buurt wisselt nogal per stadsdeel. Van oudsher is men in Oost bijvoorbeeld veel positiever over de beeldkwaliteit van de eigen buurt dan in andere stadsdelen, terwijl men in Oud-West juist veel ongunstiger hierover oordeelt dan in andere stadsdelen. De aanleg van wegen in de nieuwe woonwijken Nijmegen-Noord heeft er vermoedelijk voor gezorgd dat het oordeel over de straten in Noord in 2007 gunstiger is geworden in vergelijking met 2005.
2004
6,5 6,9
2002
6,6
A rnhem
6,8
Nijmegen 2000
6,8 6,9
6,2
6,4
6,6
6,8
7,0
7,2
Illustratie 2: waardering inrichting binnenstad in Nijmegen en in Arnhem Bron: Stadscentrummonitor 2006 (O&S), Stadsenquête Arnhem 2006
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1
Fysieke leefomgeving
De gunstige waardering voor de inrichting van de binnenstad heeft ook invloed op het imago van de stad in de ogen van de eigen bewoners. Bijna vier op de tien (39%) vinden dat de stad het afgelopen jaar vooruit is gegaan en dat is meer dan het aandeel (13%) dat vindt dat de stad achteruit is gegaan. Van degenen die vinden dat de stad vooruit is gegaan, schrijven ongeveer drie op de tien (29%) de vooruitgang toe aan de verbetering, het opknappen of de uitstraling van het stadscentrum. Bij de metingen daarvoor werd dit nog vaker als reden van vooruitgang genoemd, maar deze metingen vonden korter op de grootscheepse vernieuwing van de binnenstad in 2001 plaats.
II.
OPENBARE RUIMTE Uit ramingen komt naar voren dat het Nijmeegse grondgebied (5.777 ha) voor ongeveer een kwart bestaat uit openbare ruimte. Openbare ruimte omvat verhardingen, groen en water. Verhardingen (rijbanen, voetpaden, parkeerplaatsen) nemen volgens deze schattingen ongeveer de helft voor hun rekening. Het aandeel van het groen (bijvoorbeeld parken, gazons, bosschages, plantsoenen, beplantingen) wordt wat minder geschat dan het aandeel van verhardingen. Water heeft tenslotte met ongeveer 10% of iets meer het geringste aandeel in de openbare ruimte. Onder het motto “schoon, heel en veilig” wil het stadsbestuur de kwaliteit van de openbare ruimte beïnvloeden. In het kader hiervan worden verschillende maatregelen genomen of initiatieven ondersteund om het fysieke leefklimaat in wijken te verbeteren. Zo zijn bijvoorbeeld voor bepaalde wijken zgn. convenanten of intentieverklaringen gesloten tussen verschillende partners (woningcorporaties, politie, welzijnsorganisatie Tandem, gemeente, bewoners). In deze convenanten of intenties zijn afspraken vastgelegd om te werken aan onder meer de verbetering van het fysieke leefklimaat in de betreffende wijken. Daarnaast wordt door diverse partijen al dan niet in samenwerking met bewoners gewerkt aan het onderhoud van de openbare ruimte. Het gemeentelijke bureau Toezicht probeert tenslotte via handhaving ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de openbare ruimte intact blijft.
III.
2007
68% 57%
2005 2003
49%
1998
47%
1996
43%
0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 3: % dat Nijmegen een schone stad vindt Bron: Stadspeilingen periode 1996 - 2007, O&S
In september 2005 sleepte Nijmegen de eerste prijs in de wacht voor de schoonste stad van het land. Toen dit gebeurde waren de gegevens van de stadspeiling 2005 al verzameld. De prijs heeft waarschijnlijk dan ook geen invloed gehad op het resultaat in 2005. Het is echter niet ondenkbaar dat de prijsuitreiking en de publiciteit hierover later het imago van Nijmegen als schone stad heeft beïnvloed.
Nijmegenaren vinden dat toezichthouders bijdragen aan schoonhouden stadscentrum Toezichthouders dienen er op toe te zien dat de stad netjes, schoon en veilig blijft. Hiervoor mogen zij burgers aanspreken als zij bijvoorbeeld afval weggooien op straat of overlast veroorzaken. Volgens Nijmegenaren dragen toezichthouders bij aan het schoonhouden van het stadscentrum. Van degenen die weten dat er toezichthouders rondlopen in de stad, vindt een meerderheid dat zij bijdragen aan het schoonhouden van het centrum.
weet niet 22%
no ch eens/ o neens 5%
eens 58%
o neens 15%
WAARDERING SCHOON EN HEEL
Aantal Nijmegenaren dat stad schoon vindt groeit In de loop der jaren is er een groeiend aantal Nijmegenaren dat de stad schoon vindt. In 2005 werd al een gunstige ontwikkeling hierin geconstateerd ten opzichte van 2003. In 2007 zet deze gunstige ontwikkeling zich verder door. Anno 2007 is ruim tweederde van de Nijmeegse bevolking van mening dat Nijmegen een schone stad is. Dat is 25% meer dan ongeveer tien jaar geleden.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Illustratie 4: % dat vindt dat toezichthouders bijdragen aan schoonhouden stadscentrum Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Nog steeds vindt driekwart buurt schoon Een meerderheid van de Nijmegenaren vindt niet alleen de stad, maar ook de eigen buurt schoon. De groep die dat vindt van de eigen buurt is zelfs groter
2
Fysieke leefomgeving
die weten dat er toezichthouders rondlopen in de stad, vindt nauwelijks een kwart dat zij bijdragen aan het schoonhouden van de buurt. Dit relatief geringe aantal heeft vermoedelijk te maken met de volgens Nijmegenaren beperkte zichtbaarheid van toezichthouders in hun buurt. Van degenen die weten dat er toezichthouders rondlopen in de stad, zegt namelijk ongeveer driekwart dat zij geen of bijna nooit toezichthouders in hun buurt zien.
dan de groep die dat vindt van de stad. Evenals in 2005 vindt in 2007 nog steeds ongeveer driekwart van de Nijmegenaren dat hun buurt schoon is.
2007
72%
24%
2005
71%
23%
2003
65%
0%
20%
31%
40%
heel scho o n
60%
scho o n
80%
niet scho o n
100% weet niet
eens 23% weet niet 33%
Illustratie 5: hoe schoon is de buurt? (in %) Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
De mate waarin men de buurt schoon vindt, verschilt nogal per stadsdeel. In Noord vindt men over het algemeen de buurt schoner dan in andere stadsdelen. In Oud-West daarentegen vindt men de eigen buurt niet zo schoon in vergelijking met andere stadsdelen. Maar het aantal personen, dat de buurt niet schoon vindt, is in Oud-West de afgelopen vier jaren wel afgenomen.
no ch eens/o neens 5%
Illustratie 7: % dat vindt dat toezichthouders bijdragen aan schoonhouden buurt Bron: Stadspeiling 2007, O&S
24% 23%
Nijmegen
31%
42% 44%
N-Oud-West
Beleving vernielingen in buurt sinds 2005 niet veranderd
60% 31%
Lindenho lt
24%
Sinds 2003 wordt in de Stadspeilingen aan Nijmegenaren gevraagd in hoeverre men vindt dat er sprake is van vernielingen in de buurt. In 2003 vond nog ongeveer een vijfde van de Nijmegenaren dat er (zeer) veel in de buurt werd vernield. In 2005 was dat aantal teruggelopen tot 16% en in 2007 is daar geen verandering in gekomen.
39% 27% 27%
Dukenburg
36% 26% 26% 29%
N-M idden
24% 30% 35%
N-Centrum
24% 23% 30%
N-Nieuw-West
o neens 39%
2007
14%
2005
14%
13%
69%
23%
N-Zuid
16%
N-Oo st
14% 16% 19%
25%
2005
10% 13% 9%
N-No o rd 0%
20%
18%
63%
2007 2003
18%
12%
63%
2003 40%
60%
80%
0%
20% zeer veel
Illustratie 6: % dat buurt niet schoon vindt per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Beperkt aantal vindt dat toezichthouders bijdragen aan schoonhouden buurt Er zijn niet veel Nijmegenaren die vinden dat toezichthouders bijdragen aan het schoonhouden van de buurt. Dit in tegenstelling tot hun rol bij het schoonhouden van het stadscentrum. Van degenen,
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
40% veel
weinig
60%
80%
zeer weinig
100% weet niet
Illustratie 8: % Nijmegenaren dat vindt dat (zeer) veel of (zeer) weinig wordt vernield in eigen buurt Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
In 2003 en 2005 vond men vooral in Lindenholt, Centrum en ook in Oud-West dat er (zeer) veel in de eigen buurt werd vernield. In 2007 is dat in Lindenholt en Centrum veel minder het geval, maar
3
Fysieke leefomgeving
vindt men vooral in Oud-West dat er (zeer) veel vernielingen zijn in de eigen buurt. Bijna eenderde van de bewoners in Oud-West vindt dat hiervan sprake is, twee keer zoveel als gemiddeld in de stad. Van alle Nijmegenaren vinden de bewoners in Noord het minst dat er (zeer) veel vernielingen in hun buurt plaatsvinden.
Gro ningen
74%
Leiden
73%
Enschede
70%
Den B o sch
66%
Nijmegen B reda
16% 16%
Nijmegen
56%
21%
32%
N-Oud-West
53%
Haarlem
45%
A rnhem
44%
0%
22%
20%
40%
60%
80%
30% 22%
Lindenho lt
27% 37% 21%
N-Centrum
27% 36% 19% 18%
Dukenburg
Evenals enkele jaren geleden is de ontevredenheid over wegen en fietspaden in de buurt het hoogst in Zuid en Dukenburg en het laagst in Centrum.
27% 19% 21% 23%
N-Nieuw-West
15% 14% 17%
N-Zuid
Illustratie 10: tevredenheid onderhoud wegen en fietspaden in buurt per stad (in %) Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere gemeenten
36% 33% 36%
Nijmegen
13% 13%
M idden
17% 6% 8% 10%
N-Oo st
2007 2005
3% 1% 2%
N-No o rd 0%
47%
N-Zuid
40% 50%
2003 10%
20%
30%
40%
Illustratie 9: % dat vindt dat (zeer) veel wordt vernield in eigen buurt per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Tevredenheid onderhoud wegen en fietspaden daalt In 2007 zijn Nijmegenaren wat minder tevreden over het onderhoud van wegen en fietspaden in hun buurt dan in 2005. In 2005 was namelijk 60% van de Nijmegenaren tevreden over het onderhoud van de wegen en fietspaden in hun buurt, in 2007 is dat 56%. In vergelijking met andere steden behoort Nijmegen tot de wat lager scorende steden wat deze tevredenheid betreft. In Arnhem en Haarlem ligt deze tevredenheid lager, maar in veel andere steden is deze hoger.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
39% 41% 42%
Dukenburg
39% 34% 36%
Lindenho lt
38%
M idden
31% 31% 35%
N-Oud-West
26% 34% 33% 28% 32%
N-Oo st
32% 31% 33%
N-Nieuw-West
28% 32% 35%
N-No o rd
0%
10%
20%
30%
40%
2007 2005 2003 50%
60%
Illustratie 11: % ontevredenen met onderhoud van wegen en fietspaden per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
4
Fysieke leefomgeving
Oordeel bezoekers netheid binnenstad verbetert Het oordeel van bezoekers aan de binnenstad over de netheid van de binnenstad is al jaren redelijk en is na 2004 nog wat gunstiger geworden. Zowel in 2002 als in 2004 gaven de bezoekers gemiddeld een 6,8 voor de netheid van de binnenstad. In 2006 was dat inmiddels opgeklommen naar een 7. De waardering voor de netheid van de binnenstad blijft in Nijmegen wat gunstiger dan in Arnhem, waar de waardering in 2006 is verbeterd. In 2002 gaven de bezoekers aan de Arnhemse binnenstad gemiddeld een 6 voor de netheid van de binnenstad, in 2004 was dat 6,1 en in 2006 een 6,4.
5252 5224 4533 4947
o nderho ud straat
1842 1844 1901 1645
gro en (o nderho ud)
1885
wrakken/ illegale sto rt
1271 1086 1148 1134
huisvuil
773 662 546
Klachten over straatonderhoud blijven hoog Nijmegenaren hebben al ongeveer 10 jaar de mogelijkheid om klachten over de openbare ruimte te melden bij de Bel- en Herstellijn, het centrale meldpunt voor klachten over de openbare ruimte. Sinds 2003 is er sprake van een lichte stijging van het aantal klachten. In 2006 zijn er bijna 10.700 klachten of meldingen van burgers binnengekomen. Dat is 13% meer dan in 2005. 2006
o verige
0
8858 8574
2003 0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
Illustratie 12: aantal meldingen van burgers in 2003-2006 (absoluut) Bron: Bel- en herstellijn 2003-2006
De meeste meldingen, die burgers doorgeven, hebben betrekking op het onderhoud van de straat. Dat is al enkele jaren het geval. In 2006 is dat bijna de helft van alle meldingen. Ook zijn er door de jaren heen relatief veel klachten over het groen(onderhoud). In 2006 zijn de meldingen over wrakken en illegale stort in vergelijking met 2005 het meest toegenomen (toename van 48%). Het aantal melding over wrakken en illegale stort is in 2006 zelfs meer dan het aantal meldingen over groen(onderhoud). Ook de klachten of meldingen over huisvuil zijn in 2006 ten opzichte van 2005 gestegen.
1000
2004 2003 2000
3000
4000
5000
6000
Al enige jaren komen meldingen over het onderhoud van de straat veel voor in NijmegenOost en Dukenburg. Dat geldt ook voor meldingen over het groen(onderhoud). In vergelijking met Nijmegen-Oost komen meldingen over groen(onderhoud) wat meer voor in Dukenburg, het stadsdeel met het meeste aantal vierkante meters openbaar groen1.
9460
2004
2005
Illustratie 13: Aantal meldingen van burgers naar soort in 2003-2006 Bron: Bel- en herstellijn 2003-2006
10696
2005
2006
583 348 676 288
onderhoud straat
groen(onderhoud)
2004
2005
2006
2004
2005
N-Centrum
570
840
438
85
128
2006 58
N-Oost
731
781
974
304
297
321
N-Oud-West
333
380
295
96
94
122
N-Nieuw-West
443
571
523
201
151
162 153
N-Midden
384
448
515
207
185
N-Zuid
601
637
703
251
249
286
Dukenburg
723
887
942
436
493
445
Lindenholt
461
434
457
208
174
174
N-Noord
287
246
405
113
73
119
4533
5224
5252
1901
1844
1840
Nijmegen
Illustratie 14: meldingen onderhoud straat en groen(onderhoud) per stadsdeel Bron: Bel- en herstellijn 2004, 2005, 2006
1
Verschillen in meldingen tussen stadsdelen, betekenen niet dat de situatie in het ene stadsdeel slechter is dan in het andere. Verschillen kunnen ook te maken hebben met grotere verantwoordelijkheid of grotere meldingsbereidheid van bewoners.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
5
Fysieke leefomgeving
Ervaren verloedering neemt verder af In de beleving van Nijmegenaren neemt de verloedering in de buurt2 verder af. Het gaat hier om de beleving van zaken als bekladding van muren of gebouwen, vernieling van bushokjes of telefooncellen, rommel en hondenpoep. Ten opzichte van 2003 was de mate van verloedering in 2005 al afgenomen van 4,4 naar 3,9. In 2007 zet deze gunstige tendens zich door naar 3,7. In 2005 stak de ervaren verloedering in Nijmegen gunstig af tegenover andere vergelijkbare steden, die meestal een score hadden tussen 4 en 5. Ook in 2007 is de situatie in Nijmegen wat deze verloederingsscore betreft gunstig in vergelijking met enkele andere steden. Ten opzichte van bijvoorbeeld Haarlem, Arnhem, Den Bosch en Maastricht scoort Nijmegen duidelijk beter. Alleen Groningen heeft een nog iets gunstigere verloederingsscore dan Nijmegen.
Gro ningen
zwerfvuilteams die regelmatig de buurt schoonmaken). Mate van verloedering per stadsdeel 2001
2003
2005
Lindenholt
5,3
5,4
4,7
4,6
N-Oud-West
5,3
5,2
4,7
4,4
Dukenburg
5,1
5,0
4,5
4,1
N-Centrum
5,1
4,8
4,3
4
N-Zuid
4,5
4,0
3,6
3,8
N-Nieuw-West
4,8
4,5
4,1
3,6
N-Midden
4,2
4,3
3,6
3,5
N-Oost
4,0
3,5
3,3
3
N-Noord
2,6
2,6
2.6
2,5
Nijmegen
4,6
4,4
3,9
3,7
Illustratie 16: mate van verloedering per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
3,4
Nijmegen
Inzet voor onderhoud buurt blijft laag Nijmegenaren doen over het algemeen weinig mee aan activiteiten ter verbetering van het fysieke klimaat in hun buurt. In 2003 en 2005 gaf slechts 3% van de Nijmegenaren te kennen dat zij de afgelopen twee jaar hebben meegedaan aan activiteiten die te maken hadden met het schoonhouden of opknappen van de buurt of het groenonderhoud. In 2007 is dit aandeel 2%. Ook de bereidheid om zich actiever in te zetten is minder geworden. In 2005 zei ongeveer een kwart van de Nijmegenaren dat zij zich (misschien) actiever zou willen inzetten voor de buurt. In 2007 is dat bijna een op de vijf (19%). En wanneer gevraagd wordt waarvoor men zich zou willen inzetten, worden eerst veel andere zaken genoemd (buurtfeesten, buurtoverleg, kinderactiviteiten, contacten met buurtgenoten) in plaats van het schoonhouden of opknappen van de buurt.
3,7
Enschede
3,8
B reda
3,9
Leiden
3,9
M aastricht
4,4
Den B o sch
4,7
A rnhem
4,8
Haarlem
5,2
2
3
4
5
6
Illustratie 15: mate van ervaren verloedering per stad Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere steden
De ervaren verloedering in 2007 is in vergelijking met 2005 in bijna alle stadsdelen afgenomen, uitgezonderd in Zuid. In Nieuw-West is de ervaren verloedering het meest afgenomen. In Nieuw-West bestaan al enkele jaren convenanten of intentieverklaringen tussen verschillende partijen (woningcorporaties, politie, welzijnsorganisatie Tandem, gemeente, bewoners) om het sociale en fysieke leefklimaat te verbeteren. Daarbij wordt ook veel aandacht besteed aan het schoonhouden van de buurt in samenwerking met bewoners (bijvoorbeeld
2
2007
2007
6%
2005
7%
18%
75%
1%
2003
7%
16%
76%
1%
0%
13%
80%
20% ja, zeker
40% ja, misschien
60% nee
1%
80%
100%
geen antwo o rd
Illustratie 17: wil men zich inzetten voor de buurt? (in %) Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
In de Stadspeiling worden enkele vragen gesteld om te achterhalen in hoeverre men vindt dat de buurt verloedert. De mate waarin men dit vindt wordt uitgedrukt in een score op een schaal over verloedering. Deze schaal is samengesteld uit vragen over bekladding, vernieling, rommel en hondenpoep in de buurt. Hoe hoger de score, hoe meer verloedering in de buurt wordt ervaren.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Fysieke leefomgeving
IV.
WAARDERING VOORZIENINGEN
Gro ningen
68%
IN EIGEN BUURT Enschede
Nog steeds hoge waardering voor winkels, straatverlichting, basisscholen en openbaar vervoer In Nijmegen blijft men in 2007 in hoge mate tevreden over een aantal voorzieningen in de buurt. Ongeveer 80 tot 90% is tevreden over de winkels voor dagelijkse boodschappen, de straatverlichting, de basisscholen en het openbaar vervoer. In vorige bevolkingspeilingen was dat ook al het geval. Ook in andere gemeenten bestaat van oudsher een grote tevredenheid over deze voorzieningen. Maar al enige jaren behoort Nijmegen tot de groep van gemeenten die wat hoger scoort wat betreft de tevredenheid over het openbaar vervoer en het basisonderwijs. 2001
2003
2005
2007
basisonderwijs
88%
89%
90%
91%
winkels voor dagelijkse boodschappen
90%
87%
88%
87%
straatverlichting
80%
81%
85%
85%
openbaar vervoer
86%
82%
80%
82%
groenvoorzieningen
70%
74%
75%
74%
speelmogelijkheden kinderen
49%
55%
61%
62% 61%
parkeergelegenheid
67%
64%
61%
onderhoud wegen en fietspaden
58%
58%
61%
56%
voorzieningen jongeren
26%
29%
35%
35%
Illustratie 18: tevredenheid buurtvoorzieningen in % Bron: Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
64%
Leiden
63%
Nijmegen
62%
Den B o sch
59% 57%
A peldo o rn B reda
53%
Haarlem
53% 51%
A rnhem 43%
M aastricht 0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 19: tevredenheid speelmogelijkheden kinderen in buurt per stad Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere steden
Tevredenheid voorzieningen jongeren blijft laag, maar stabiel Van alle voorzieningen in de buurt zijn Nijmegenaren al langere tijd duidelijk het minst tevreden over de jongerenvoorzieningen. Wel was er in 2005 sprake van een lichte verbetering. Maar in 2007 is er geen verandering te zien (35% tevreden). De lage tevredenheid over jongerenvoorzieningen in de buurt is niet iets dat typisch is voor Nijmegen. Al jaren is dat beeld ook in veel andere gemeenten te zien.
Enschede
Stijgende lijn in tevredenheid over speelmogelijkheden kinderen Uit eerdere bevolkingspeilingen bleek al dat de tevredenheid over de speelmogelijkheden voor kinderen minder gunstig is dan bijvoorbeeld de tevredenheid over het openbaar vervoer. Maar sinds 2001 is men in Nijmegen tevredener geworden over de speelmogelijkheden voor kinderen ten opzichte van de jaren ervoor. In de afgelopen jaren is ook veel geïnvesteerd in een betere spreiding en aanbod van speelplekken. In 2007 blijft de mate van tevredenheid over de speelplekken ongeveer hetzelfde als in 2005: zeker zes op de tien Nijmegenaren zijn tevreden over de speelmogelijkheden voor kinderen in hun buurt. Met deze score behoort Nijmegen zeker niet tot die gemeenten die het minst tevreden zijn over de speelmogelijkheden van kinderen in hun buurt.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
46%
Gro ningen
45%
Leiden
40%
Nijmegen
35%
A peldo o rn
32%
Haarlem
28%
B reda
27%
A rnhem
26%
Den B o sch
25%
M aastricht
20%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
Illustratie 20: tevredenheid voorzieningen jongeren in buurt per stad Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere steden
7
Fysieke leefomgeving
Uit een onderzoek onder Nijmeegse jongeren van 12-18 jaar in 2005 naar sport- en ontmoetingsplekken blijkt dat jongeren veel behoefte hebben aan plekken waar ze niet alleen kunnen kletsen en chillen, maar ook kunnen sporten (basketbal, skaten, voetballen. tafeltennis). Daarnaast maken ze kenbaar dat ze niet alleen behoefte hebben aan doelpalen, netten, tafeltennistafels en skatevoorzieningen, maar ook bijvoorbeeld aan een bank, afdakje, verlichting en afvalbakken.
Veel Nijmegenaren vinden natuur- en groengebieden aan rand stad belangrijk De natuur- en groengebieden aan de rand van de stad krijgen van Nijmegenaren een hoge waardering3. Gemiddeld geven zij een 8 als rapportcijfer voor deze gebieden in de peiling van 2007. Een overgrote meerderheid (94%) maakt in deze peiling tevens kenbaar dat het voor hen belangrijk is dat er natuur- en groengebieden zijn aan de rand van de stad. Voor alle natuur- en groengebieden aan de rand van de stad - de Hatertse Vennen, Heumensoord, de bossen in de omgeving van Groesbeek , de bossen in de omgeving van Berg en Dal en Beek-Ubbergen en de Ooijpolder - geldt dat deze door ongeveer 40 tot 50% van de Nijmegenaren minstens enkele keren per jaar bezocht worden. Circa 80% bezoekt minimaal één van de gebieden meer keer per jaar. Tweederde bezoekt jaarlijks minimaal drie van de vijf genoemde gebieden.De bossen in de omgeving van Berg en Dal en de Ooijpolder zijn natuurgebieden die men naar verhouding wat meer bezoekt.
B o ssen Gro esbeek
11%
33%
Hatertse Vennen
13%
Heumenso o rd (incl. fiets- en wandelgebied B erendo nck)
14%
B o ssen B erg en Dal/ B eek-Ubbergen
15%
39%
Oo ijpo lder (incl . M illingerwaard)
16%
36%
0%
33%
17%
24%
20%
1keer per maand o f meer 1keer per jaar o f minder
40%
37%
48%
14%
16%
13%
60%
30%
35%
80%
100%
enkele keren per jaar no o it
Illustratie 21: bezoekfrequentie van enkele natuur- en groengebieden aan de rand van Nijmegen Bron: Stadspeiling 2007, O&S
3
De tevredenheid over de groenvoorzieningen in de buurt is in Nijmegen de laatste jaren niet veranderd. Evenals in 2003 en 2005 is ongeveer driekwart van de Nijmeegse burgers hier tevreden over. Het gaat hier om een algemeen oordeel over het groen en niet om specifieke aspecten van het groen. In vergelijking met andere steden neemt Nijmegen een tussenpositie in wat betreft de waardering van de groenvoorzieningen in de buurt. Gro ningen
85%
Enschede
77%
A peldo o rn
75%
Nijmegen
74%
Den B o sch
72%
Leiden
69%
M aastricht
66%
B reda
65%
Haarlem
60%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Illustratie 22: tevredenheid groenvoorzieningen in buurt per stad Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere steden
Bewoners in Centrum en Noord tevredener over groen
40%
16%
Tevredenheid groenvoorzieningen in buurt niet veranderd
In vorige peilingen waren bewoners in Centrum en Noord over het algemeen veel minder tevreden over het groen in hun buurt dan bewoners in de meeste andere stadsdelen. Daar is nu verandering in gekomen, want bewoners in Centrum en Noord zijn in 2007 duidelijk tevredener geworden over het groen in hun buurt dan in 2005. In Centrum kan de grotere tevredenheid te maken hebben met het opknappen van het Kronenburgerpark of met het groenere imago van Park 44 (voorheen Plein 44). In Noord kan de grotere tevredenheid verband houden met de gevorderde inrichting van het groen in de nieuwbouwwijken. Oud-West blijft nog steeds het stadsdeel waar men het minst tevreden is over het groen in de buurt (daar is ook het minste aantal m2 groen). De tevredenheid over het groen in Zuid is minder geworden, waarschijnlijk omdat een aantal groene delen in dit stadsdeel zijn of worden vervangen door bebouwing. In Dukenburg en Lindenholt is de tevredenheid het grootst. In deze stadsdelen is volgens berekeningen het aantal vierkante meters openbaar groen per woning ook het grootst.
In de stadspeiling 2007 is voor het eerst gevraagd naar de waardering van natuur- en groengebieden aan de rand van de stad.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
8
Fysieke leefomgeving
2003
2005
2007
Dukenburg
80%
82%
83%
Lindenholt
70%
79%
82%
N-Nieuw-West
83%
78%
78%
N-Midden
74%
75%
76%
N-Oost
76%
77%
74%
N-Zuid
78%
82%
74%
N-Centrum
68%
63%
72%
N-Noord
63%
60%
70%
Oud-West
56%
54%
51%
74%
75%
74%
Nijmegen
Illustratie 23: % tevredenen met groen in buurt per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
V.
DUURZAAM STEDELIJK WATERBEHEER In het gemeentelijk Waterplan van 2001 is het beleid vastgelegd voor duurzaam stedelijk waterbeheer (op een verantwoorde wijze omgaan met regenwater, grondwater en oppervlaktewater). Van burgers wordt verlangd dat zij bijdragen aan duurzaam waterbeheer, bijvoorbeeld door mee te helpen de regenwaterafvoer af te koppelen van het rioolstelsel. Het regenwater kan dan de grond in als aanvulling op de schaarse grondwatervoorraad. Het afkoppelen van regenwater gebeurt zo veel mogelijk op zichtbare wijze (bijvoorbeeld via gootjes in de tuin of via de regenton) om burgers zo waterbewust mogelijk te houden. Volgens een milieupeiling, die enkele jaren geleden gehouden is, blijken Nijmegenaren zeer positief te staan tegenover initiatieven om regenwater apart op te vangen. Burgers kunnen sinds 2002 via het Waterservicepunt (het digitale “gemeentelijke” waterloket) informatie krijgen over allerlei zaken die te maken hebben met duurzaam waterbeheer. Op die manier worden zij betrokken bij ideeën en initiatieven om meer bewust met water om te gaan. Steeds meer wordt een beroep gedaan op het digitale waterloket. Sinds het bestaan van het loket is er een stijgende tendens te zien in het aantal telefonische contacten van het Waterservicepunt. Ook het bezoek aan de website is gestegen. Gemiddeld zijn er nu 130 hits per maand. Vanaf 2006 kunnen er ook via e-mail gerichte vragen aan het servicepunt gesteld worden. In Dukenburg, Lindenholt en Neerbosch Oost worden of zijn vijvers heringericht en wordt achterstallig onderhoud weggewerkt. Bij het opstellen van het ontwerp voor de nieuwe inrichting en bij het latere onderhoud van deze vijvers worden de bewoners betrokken.
Illustratie 24: tevredenheid met groen in buurt naar stadsdeel naar klasse van tevredenheid Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Voor Nijmegen-Noord is inmiddels het Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan opgesteld. Hier zullen de nieuwbouwwijken duurzaam worden ingericht, waarbij het waterbeleid mede een rol speelt en bij moet dragen aan een aantrekkelijke leefomgeving. Ook in Noord zal de afvoer van regenwater zo veel mogelijk op zichtbare wijze gebeuren.
Bronnen
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S Bel- en Herstellijn 2003-2006 Waterservicepunt Nijmegen, Overzicht 2004/2005/2006 Stadscentrummonitor 2006/2007, O&S
9
Milieu De gemeten luchtkwaliteit voldoet weliswaar aan de norm, doch de bezorgdheid over het drukke verkeer en de uitstoot van uitlaatgassen door auto’ s is de laatste jaren toegenomen. De berekende CO2-uitstoot in Nijmegen per inwoner komt overeen met het landelijke beeld. De ervaren stankoverlast in de buurt door verkeer is de laatste jaren niet veranderd, evenals de ervaren geluidsoverlast in de buurt door verkeer. De geluidsbeleving in de buurt wordt positief beïnvloed door het aanbrengen van geluidarm asfalt, getuige de reacties van bewoners in straten waar dit asfalt is aangebracht. Het aantal risicobedrijven is ten opzichte van enkele jaren geleden afgenomen, vooral door minder verkooppunten voor consumentenvuurwerk. Langzaam neemt het aantal verkooppunten nu weer toe.
I.
MILIEUBELEVING Nijmegenaren bezorgd om verkeer en uitstoot auto’s In 2005 bleek uit het milieubelevingsonderzoek dat Nijmegenaren het drukke verkeer en de uitstoot van auto’s het meest noemen als milieuproblemen in de stad die met voorrang moeten worden aangepakt. Ook in de Stadspeiling 2007 wordt verkeer in vergelijking met andere zaken door Nijmegenaren het meest genoemd als probleem in de stad, dat met voorrang moet worden aangepakt. Het aantal Nijmegenaren, dat verkeer in dit verband in 2007 noemt, is sterk gegroeid ten opzichte van het aantal in voorgaande metingen. In 2003 vond 19% van de Nijmegenaren verkeersproblematiek in de stad een aanpakprioriteit voor het college. In 2005 was dat 23% van de Nijmegenaren en in 2007 is dit aandeel opgelopen naar 35%.
2006
51072
25298
4638
2005
51442
24643
4920
2004
51728
24117
4705
2003
51138
23397
0
II.
HUISHOUDELIJK AFVAL Inzameling huishoudelijk afval blijft stabiel, evenals hergebruik De ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval in 2006 is ten opzichte van 2005 niet veel veranderd. Evenals in 2005 is in 2006 ruim 81.000 ton huishoudelijk afval ingezameld. Hiervan werd bijna tweederde (63%) opgehaald. De rest werd gebracht naar het centrale afvaldepot (Milieustraat) of naar decentrale brengsystemen (o.a. chemocar, glasbak, batterijbox).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
40000
60000
M ilieustraat
80000
100000
brengsystemen
Illustratie 1: ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval naar inzamelsysteem in 2003-2006 Bron: DAR Milieudiensten N.V. 2003-2006
Het percentage hergebruik van het huishoudelijk afval blijft al jaren op ongeveer hetzelfde niveau: van elke tien kg ingezameld afval wordt circa 60% gebruikt voor een andere bestemming.
Nijmegenaren vinden schoonhouden buurt belangrijk In 2003 en 2005 noemde 18% van de Nijmegenaren het schoonhouden van de buurt als een aanpakprioriteit voor het college. In 2007 is dat 22%, waarmee het schoonhouden van de buurt voor het eerst vaker als aanpakprioriteit genoemd is dan verkeersproblematiek in de buurt. Uit de milieupeiling van 2005 kwam al het signaal naar voren dat veel Nijmegenaren het schoonhouden van de buurt belangrijk vinden. Want in die peiling werd zwerfvuil het meest genoemd als milieuprobleem in de buurt, waaraan als eerste iets gedaan zou moeten worden.
20000 o pgehaald
5323
2006
61%
2005
60%
2004
59%
2003
59%
58%
59%
60%
61%
62%
Illustratie 2: % hergebruik huishoudelijk afval Bron: DAR Milieudiensten N.V. 2003-2006
Er is een lichte daling zichtbaar bij de inzameling van het restafval, het afval dat o.a. wordt ingezameld via de groene huisvuilzak. In 2006 is er bijvoorbeeld 3% minder restafval ingezameld dan in 2005. Per 1 januari 2008 gaat de prijs van de groene huisvuilzak omlaag van € 0,77 naar € 0,50 per zak. De belangrijkste reden hiervoor is het zwerfvuil en de illegale stort tegen te gaan. De komende jaren zal blijken in hoeverre de prijsverlaging hiertoe heeft bijgedragen. Hoewel de inzameling van het groente-, fruit- en tuinafval wat teruggezakt is, blijft de inzameling hiervan in 2006 op peil. Daarentegen is de inzameling van oud papier en
1
Milieu
karton wat toegenomen. In 2006 is de inzameling hiervan ten opzichte van 2005 met bijna 5% gestegen.
22561 7613
2006
23286 7746
23934 7508
14868
5394 4392 13971
24360 7086
14025
5689 4362 13679
5000
10000
15000
o verig bo uw- en slo o pafval gro f afval
20000
25000
30000
ho utafval gft-afval restafval
Illustratie 3: ingezamelde hoeveelheid huishoudelijk afval naar afvalfractie, in tonnen Bron: DAR Milieudiensten N.V. 2003-2006
III.
1.798
63.863
1.747
2005
71.814
1.563
2006
66.068
1.743
Ook variatie in elektriciteitsverbruik 13863
0
65.201
2004
15110
5549 4662
2003
2003
Illustratie 4: gemiddeld gasverbruik van huishoudens en kleine bedrijven 2003-2006 Bron: Nuon 2003-2006
13781
2004
gemiddeld gasverbruik
14913
5848 4997
2005
aantal aansluitingen
Niet alleen bij het gasverbruik is er sprake van een wisselend beeld. Ook het huishoudelijk en kleinzakelijk elektriciteitsverbruik2 schommelt de laatste jaren. In 2005 was het elektriciteitsverbruik van huishoudens en kleine bedrijven ten opzichte van 2004 met bijna 5% gedaald. Maar in 2006 is het verbruik met 5% gestegen ten opzichte van 2005. Evenals bij het gasverbruik is over een langere periode bezien ook een daling in het elektriciteitsverbruik te zien. Deze daling kan samenhangen met de groeiende bewustwording van burgers over mogelijkheden om op het verbruik van elektriciteit te besparen, bijvoorbeeld via energiezuinige apparaten. Uit milieupeilingen, die de afgelopen jaren gehouden zijn, bleek al dat Nijmegenaren steeds meer spaarlampen kopen.
ENERGIE
Gasverbruik vertoont wisselend beeld Het gasverbruik1 van huishoudens en kleine bedrijven vertoont de afgelopen jaren een wisselend beeld. Dit komt omdat het gasverbruik sterk afhankelijk is van de verhouding tussen het aantal koude en warme dagen in een jaar. In 2005 was dit verbruik ten opzichte van 2004 gedaald met zeker 10%. Maar in 2006 was het verbruik weer met zeker 11% toegenomen ten opzichte van 2005. Over een langere periode bezien is er wel enigszins sprake van een vermindering van het gasverbruik, hetgeen een landelijke trend is. Steeds meer woningen zijn geïsoleerd of voorzien van een zuinigere HR-ketel. Bovendien werkt toepassing van alternatieve energiebronnen (o.a. zonne-energie) ook besparing van het gasverbruik in de hand.
aantal aansluitingen
gemiddeld electriciteitsverbruik
2003
72.031
4.566
2004
69.222
3.760
2005
69.839
3.586
2006
72.417
3.774
Illustratie 5: gemiddeld elektriciteitsverbruik van huishoudens en kleine bedrijven 2003-2006 Bron: Nuon 2003-2006
Nijmegen loopt niet uit de pas met CO2-uitstoot In 2007 is voor het eerst in Nijmegen een verkennende studie gedaan naar de uitstoot van CO2 binnen de gemeentegrenzen (Nulmeting energie en CO2 in Nijmegen, november 2007)3. Belangrijke emissiebronnen van CO2, die in de studie worden genoemd, zijn: industrie, verkeer en vervoer, woningen, handel en diensten en publieke
2
Bij het huishoudelijk en kleinzakelijk elektriciteitsverbruik gaat het om elektriciteitsverbruik tot 10.000 kwh op jaarbasis. Ook hier kan vanwege de manier waarop geregistreerd wordt, geen onderscheid worden gemaakt tussen het
1
verbruik van huishoudens en van kleine bedrijven.
Bij het huishoudelijk en kleinzakelijk verbruik van gas gaat het om gasverbruik tot 5.000 m3 per jaar. Vanwege de manier waarop de gegevens worden geregistreerd, kan geen
3
De studie is verricht door DHV en is zeer indicatief. Het doel
onderscheid worden gemaakt tussen het huishoudelijk en
was om meer inzicht te krijgen in de bronnen die de CO2-
kleinzakelijk verbruik. In de tabel gaat het om het feitelijk
uitstoot veroorzaken en niet om de CO2-uitstoot te
verbruik en niet om het gecorrigeerde verbruik.
monitoren.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Milieu
diensten. Uit de ramingen blijkt dat de totale CO2uitstoot binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen neerkomt op ongeveer 1,8 Mton. Deze totale uitstoot bestaat uit directe CO2-emissie als gevolg van verbrandingsprocessen (verkeer, verwarming) en indirecte CO2-emissie als gevolg van elektriciteitsverbruik, incl. 10% onvoorziene emissie. De berekende emissie van 1,8 Mton voor Nijmegen maakt ongeveer 1% uit van de landelijke emissie van 172 Mton. Omdat het aantal inwoners in Nijmegen ongeveer 1% uitmaakt van het totaal aantal inwoners in Nederland, loopt Nijmegen landelijk niet uit de pas wat de CO2-uitstoot per inwoner betreft.
IV.
BODEMKWALITEIT Sinds 1982 worden er in de stad bodemonderzoeken gedaan. Inmiddels zijn er in totaal ongeveer 4.000 uitgevoerd. In 2009 moet bekend zijn hoeveel verontreinigde locaties er in de stad zijn. Om die reden zijn er in 2005 extra locaties onderzocht (archiefonderzoeken), die op grond van voormalige bedrijfsactiviteiten verdacht zijn.
2006
Illustratie 7: bodemkwaliteit in vijf deelgebieden naar bebouwingsperiode Bron: Gemeente Nijmegen, bureau Bodem 2003
191
2005
779
2004
300
V. 2003
LUCHTKWALITEIT
250
Luchtkwaliteit hardnekkig probleem 2002
295
0
200
400
600
800
1000
Illustratie 6: aantal bodemonderzoeken in 2002-2006 Bron: Gemeente Nijmegen, afdeling Milieu
Door de verschillende onderzoeken is de kennis over de bodemkwaliteit in de stad in de loop der tijd gegroeid. Op grond van de aanwezige kennis kan onderscheid gemaakt worden tussen vijf gebieden in de stad. Dit onderscheid hangt samen met de ouderdom van de bebouwing in het gebied en de bedrijvigheid in het gebied. Hoe ouder de bebouwing, hoe meer de grond verontreinigd is, d.w.z. hoe hoger het loodgehalte. Het meest verontreinigde gebied is het gebied waarop voor 1900 gebouwd is, namelijk Centrum (veel bedrijven waren in het centrum gevestigd). Daarna komt het gebied dat rond het centrum ligt en waarop tussen 1900-1945 is gebouwd. De stadsdelen waarop met name na 1965 is gebouwd (Dukenburg, Lindenholt, Waalsprong), zijn het minst verontreinigd.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Belangrijke vervuilingsbronnen van de lucht zijn het autoverkeer (met name het vrachtverkeer) en de scheepvaart. In de milieupeiling van 2005 blijkt dat Nijmegenaren de luchtkwaliteit in de stad het meest in verband brengen met het autoverkeer. Van de groep die de luchtkwaliteit in de stad toen matig of slecht vond (40%) weet tweederde deze matige of slechte kwaliteit aan het autoverkeer. In vergelijking met 2005 is de luchtkwaliteit in 2006 in sommige opzichten verbeterd dan wel verslechterd. Uit onderzoek blijkt dat in 2006 op sommige plaatsen in Nijmegen meer luchtvervuiling is dan toegestaan. Vooral de stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zitten meer in de lucht dan is toegestaan. Met name langs de A325, de drukke hoofdwegen in Nijmegen en diverse straten in de binnenstad van Nijmegen is meer fijn stof dan is toegestaan. Het onderzoek laat zien dat 42 woningen in bestaand Lent zich op plekken bevinden waar de hoeveelheid fijn stof te hoog is. Naar verwachting zijn er in 2010 geen woningen meer met te hoge blootstelling aan fijn stof.
3
Milieu
dan in 2005. In Nijmegen-Noord en Lindenholt wordt naar verhouding het minst stankoverlast door verkeer ervaren.
Voor NO2 bevinden zich, volgens de regels die in 2006 gelden, 24 woningen langs de A325 (bestaand Lent) in gebied waar te veel stikstofdioxide in de lucht aanwezig is. Vanaf 2010 gelden strengere regels. Als er geen maatregelen worden getroffen, zullen naar verwachting in 2010 259 woningen langs de A325 (bestaand Lent) en de Bloemerstraat zich op plekken bevinden waar de hoeveelheid stikstofdioxide te hoog is.
18% 18%
Nijmegen
30% 33%
N-Centrum
De hoeveelheden fijn stof en stikstofdioxide in de lucht gaan zeer langzaam dalen. Volgens de laatste landelijke prognoses van het RIVM zullen tot 20102011 fijn stof knelpunten blijven bestaan. Volgens diezelfde prognoses zullen tot 2015 stikstofdioxide knelpunten blijven bestaan, met name in verstedelijkte gebieden, waaronder de regio Arnhem-Nijmegen.
N-Oud-West
23% 24% 23%
N-Oo st 19%
N-Nieuw-West
19% 19%
N-M idden
16% 20%
Ervaren stankoverlast door verkeer niet veranderd, maar minder dan in andere steden
Dukenburg
Het aantal Nijmegenaren dat stankoverlast ervaart door het verkeer blijft al jaren achtereen ongeveer hetzelfde. In op één na alle peilingen, die de afgelopen jaren zijn gedaan, zegt bijna één op de vijf Nijmegenaren (18%) vaak of soms stankoverlast door verkeer in de buurt te hebben.
15% 14%
N-Zuid
14% 13%
N-No o rd
12% 15%
2007 Lindenho lt
10% 13%
0% 2007
18%
2005
18%
2003
18%
1998
18%
VI. 15%
16%
17%
18%
19%
Illustratie 8: % dat stankoverlast in buurt ervaart van verkeer Bron: Stadspeiling 1998, 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
De ervaren stankoverlast door verkeer in de buurt is in Nijmegen aanmerkelijk minder dan in enkele andere vergelijkbare steden. Zo wordt in Apeldoorn en Arnhem door 31% respectievelijk 34% van de bewoners gezegd dat zij stankoverlast door verkeer in de buurt ervaren. In Maastricht is dit percentage nog hoger, namelijk 45%. Bewoners in Nijmegen-Centrum ondervinden naar verhouding veel stankoverlast door verkeer in de buurt, zo blijkt uit de peilingen die de afgelopen jaren zijn gehouden. Het bus- en vrachtverkeer in het centrum speelt hierbij vermoedelijk een rol Wekelijks rijden er door de binnenstad vele vrachtwagens en bestelbussen om de winkels en horeca te bevoorraden. In 2007 zijn er in Nijmegen-Centrum wat minder bewoners die stankoverlast door verkeer ervaren
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
20%
30%
40%
Illustratie 9: % dat stankoverlast in buurt ervaart van verkeer in 2005 en 2007 Bron Stadspeiling 2005, 2007, O&S
16%
2001
10%
2005
GELUIDSOVERLAST Aantal geluidbelaste woningen weer minder door sanering Het aantal geluidbelaste woningen in Nijmegen door weg- en railverkeer neemt langzaam af. In 2004 en 2005 was 36% respectievelijk 39% van de geluidbelaste woningen gesaneerd4. In 2006 is dat inmiddels 44%. Bij de geluidbelaste woningen door wegverkeer gaat het met name om woningen in de volgende straten: St. Annastraat, Graafseweg, Bloemerstraat en Marialaan. De geluidbelaste woningen door railverkeer zijn vooral gevestigd op de Hatertseveldtweg en in de Landbouwstraat. totaal te saneren
al gesaneerd
nog te saneren
wegverkeer
852
371
481
railverkeer
97
43
54
Illustratie 10: nog te saneren woningen door weg- en railverkeer in 2006 Bron: gemeente Nijmegen,afd. Milieu
4
Bij sanering zijn gevelisolerende maatregelen bij de woning genomen.
4
Milieu
Wegverkeer is grootste bron geluidsoverlast en blijft constant Uit milieupeilingen, die de afgelopen jaren in Nijmegen zijn gedaan (milieubelevingsonderzoek 2000 en 2005), blijkt dat wegverkeer de meest genoemde bron is van geluidsoverlast in de buurt. Op de tweede plaats noemt men buren. Het aantal Nijmegenaren, dat geluidsoverlast ervaart door verkeer in hun buurt, blijft de laatste jaren op hetzelfde niveau. In de laatste stadspeilingen is dat steeds 44% van de bewoners.
bewoners het minst geluidsoverlast ervaren van verkeer in hun buurt. In sommige stadsdelen is de overlast in 2007 ten opzichte van 2005 wat gedaald (zoals in Oud-West en Dukenburg) en in andere stadsdelen is deze in dezelfde periode wat gestegen (zoals in Midden en Nieuw-West). In Oost is de ervaren geluidsoverlast het meest gestegen.
Nijmegen
44% 44%
N-Zuid 2007
44%
2005
44%
2003
44%
2001
Lindenho lt
38%
40%
44% 50%
N-Nieuw-West 42%
44%
46%
Illustratie 11: % dat geluidsoverlast in buurt ervaart door verkeer Bron: Stadspeiling 1998, 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
In vergelijking met enkele andere steden behoort Nijmegen tot de wat gunstiger scorende gemeenten met betrekking tot de ervaren geluidsoverlast door verkeer in de buurt.
Leiden
41% 46%
Dukenburg
39%
36%
38% 38%
N-No o rd
41%
1998
35% 36%
44% 48%
N-Oud-West
N-M idden
45% 43%
2007 47% 42%
N-Oo st
N-Centrum
2005 59% 57%
0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 13: % dat geluidsoverlast in buurt ervaart van verkeer in 2005 en 2007 Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
37%
A peldo o rn
44% 42%
43%
Nijmegen
Geluidarm asfalt gunstig voor woonklimaat
44%
Haarlem
49%
Den B o sch
54%
B reda
55%
A rnhem
60%
M aastricht
61%
0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 12: % dat geluidsoverlast in buurt ervaart door verkeer per stad Bron: Stadspeiling 2007 (O&S) en opgave andere steden
Bewoners in Centrum zeggen naar verhouding meer dan bewoners uit andere stadsdelen dat zij geluidsoverlast hebben van verkeer in hun buurt. Evenals bij stankoverlast door verkeer zal ook hier de overlast vermoedelijk te maken hebben met het bus- en vrachtverkeer in het centrum. NijmegenZuid en Lindenholt zijn traditioneel stadsdelen waar
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Geluidarm asfalt is gunstig voor de geluidsbeleving en het woonklimaat, zo blijkt uit een gemeentelijk onderzoek dat een paar jaar geleden is gedaan onder bewoners in straten waar geluidarm asfalt is aangebracht (Neerbosscheweg, Berg en Dalseweg, Groesbeekseweg, St. Annastraat en Mr. Franckenstraat). Tweederde van de ondervraagde bewoners in deze straten maakt kenbaar dat de geluidsbelasting door verkeer binnen de woning (veel) minder is geworden nadat het geluidarm asfalt was aangebracht. Het gunstige effect is er niet alleen binnen de woning, maar ook buiten de woning (stoep, balkon, tuin). Zeven op de tien ondervraagden in deze straten zeggen namelijk dat de geluidsbelasting buiten de woning (veel) minder is geworden. Geluidarm asfalt zorgt er kennelijk ook voor dat mensen prettiger wonen in hun buurt. Want de groep die vindt dat het na het aanbrengen van het geluidarme asvalt veel prettiger wonen is in de buurt (52%) is duidelijk groter dan de groep die dat niet vindt (7%). Ook de algemene waardering voor de buurt stijgt na het aanbrengen van het geluidarme asfalt van een 6,5 naar een 7,6, hetgeen
5
Milieu
als een sterke verbetering van de buurt kan worden gezien (Beleving geluidarm asfalt, maart 2005, O&S).
Geluidarm asfalt A73 In 2007 heeft Rijkswaterstaat geluidarm asfalt aangelegd op het gedeelte van de A73 dat loopt langs de stadsdelen Lindenholt en Dukenburg. Voordat het asfalt is aangebracht, is een nulmeting gehouden naar de geluidsbeleving van bewoners die wonen binnen de 50 dB (A)5 contour vanaf de A73. Van de ondervraagde bewoners geeft 45% te kennen, dat zij binnen de woning hinder ondervinden van het verkeer op de A73. Buiten de woning (balkon, tuin, stoep) is dat 55%. De vervolgmeting in 2008 moet uitwijzen in welke mate het aanbrengen van het geluidarme asfalt deze hinderbeleving heeft veranderd.
VII.
MILIEU EN BEDRIJVEN De gemeente verleent voor veel bedrijfsactiviteiten vergunningen aan bedrijven en controleert tevens of deze nageleefd worden. Via deze milieuvergunningen probeert de gemeente ervoor te zorgen dat het milieu en de leefomgeving er niet op achteruit gaan door bedrijfsactiviteiten. Het aantal vergunningplichtige bedrijven is in de periode 20042006 met ongeveer een kwart (26%) gedaald. Behalve vergunningplichtige bedrijven zijn er ook AMvB6-plichtige bedrijven. Deze hebben geen milieuvergunning nodig, maar dienen zich wel te houden aan de algemene rijksvoorschriften in hun bedrijfstak.
Bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen vormen een speciale groep. Naar verhouding hebben ze een groot veiligheidsrisico. Zij vallen dan ook onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (BRZO). De BRZO-bedrijven zijn gevestigd op de industrieterreinen Westkanaaldijk, Winkelsteeg en Noord- en Oostkanaalhaven. Het aantal BRZO-bedrijven is sinds 2003 ongewijzigd gebleven. 2003
2004
2005
2006
BRZO-bedrijven (opslag gevaarlijke stoffen)
5
5
5
5
Bedrijven met ammoniak koelinstallatie
3
3
3
3
LPG-tankstations
14
14
11
11
Verkooppunten consumentenvuurwerk
24
7
9
12
Overige bedrijven met extern risico
5
5
4
4
Totaal aantal risicobedrijven
51
34
32
35
Illustratie 15: aantal risicobedrijven in Nijmegen 2003-2006 Bron: Milieujaarverslag 2006
Bronnen
2004
2005
2006
Vergunningplichtige bedrijven AMvB-plichtige bedrijven
254
192
187
2.412
2.367
2.362
Totaal
2.666
2.559
2.549
Illustratie 14: aantal vergunningplichtige en AMvB-plichtige bedrijven in Nijmegen van 2004-2006 Bron: Gemeente Nijmegen, afd. Milieu
Milieujaarverslag 2006, Gemeente Nijmegen, april 2007 Rapport Luchtkwaliteit Nijmegen 2006, Witteveen en Bos, september 2007 Luchtverkenning, Vier toekomstscenario’s over de Gelderse luchtemissies, Provincie Gelderland, augustus 2007 Beleving geluidarm asfalt, Gemeente Nijmegen, O&S 2005 Milieubelevingsonderzoek, Gemeente Nijmegen, O&S 2005 Stadspeiling 2003, 2005, 2007, Gemeente Nijmegen, O&S Nuon 2003-2006 Nulmeting energie en CO2 in Nijmegen, DHV, november 2007
Aantal risicobedrijven vanwege verkoop vuurwerk neemt langzaam toe Het aantal bedrijven met een extern veiligheidsrisico liet in 2004 nog een daling zien ten opzichte van de jaren ervoor. Na 2004 zet deze daling niet meer door. In 2006 is het aantal verkooppunten voor consumentenvuurwerk ten opzichte van 2005 zelfs enigszins gestegen, nadat er in 2004 sprake was van een sterke daling van deze groep bedrijven.
5
dB (A) staat voor decibel en is de eenheid waarin de sterkte van het geluid in verreweg de meeste gevallen wordt weergegeven. De (A) in de notatie staat voor de zgn. Aweging bij deze meting.
6
AMvB = Algemene Maatregel van Bestuur.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Verkeer en vervoer Het blijft druk op de Nijmeegse wegen en het hoge aantal vervoersbewegingen per etmaal zet ook de binnenstad onder druk. Het oordeel van bezoekers aan de binnenstad over de bereikbaarheid van en parkeermogelijkheden in de binnenstad was al niet zo best en is nog ongunstiger geworden. Nijmegen scoort wat dit betreft ongunstig in vergelijking met andere steden. Ook op buurtniveau blijft het verkeer een probleem met hoge aanpakprioriteit voor de Nijmegenaar, vooral in Noord. Toch zijn er ook enkele lichtpuntjes. De dalende trend van het aantal verkeersongevallen zet zich door en het aantal Nijmegenaren dat te voet of met de fiets naar de binnenstad gaat is niet alleen hoog, maar ook in 2007 ten opzichte van 2005 gegroeid.
I.
VERKEER EN VERKEERSVEILIGHEID IN DE STAD Meer dan voorheen heeft verkeer hoogste prioriteit voor Nijmegenaar Meer dan voorheen houden zaken die samenhangen met het verkeer Nijmegenaren bezig. Al in 2005 was verkeer het belangrijkste probleem in de stad dat volgens Nijmegenaren als eerste moest worden aangepakt. Bijna een kwart (23%) vond dat toen. In 2007 is dit aandeel veel groter geworden (35%). Daarbij noemt men vooral de slechte bereikbaarheid van en doorstroming in de stad en in mindere mate de verkeersveiligheid. Het grotere aantal vervoersbewegingen op de Waalbrug in vergelijking met de jaren daarvoor zal hier ongetwijfeld een rol bij spelen. Uit een studie naar verkeersopstoppingen van de ANWB in 2007 blijkt dat de filedruk1 in de regio Arnhem/Nijmegen met ongeveer 20% is toegenomen. Ook parkeren blijft op het aanpaklijstje van de Nijmegenaar staan, hoewel dit probleem wat minder wordt genoemd dan enkele jaren terug. Want na criminaliteit en veiligheid wordt parkeren als derde probleem genoemd dat met voorrang in de stad moet worden aangepakt.
Veerkeersdrukte op wegen in Nijmegen houdt aan Het blijft druk op de Nijmeegse wegen. Het motorvoertuigenpark breidt zich al enkele jaren langzaam, maar gestaag uit. Per 1-1-2007 is er sprake van een toename van 2,6% ten opzichte van 2006. Per 1-1-2006 bedroeg het aantal geregistreerde personenauto’s en bedrijfsauto’s in Nijmegen bijna 87.700. Op 1-1-2007 was dat ruim 89.900.
1
2007
79212
2006
77030
10733
10651
2005
74862
10438
2004
73911
10143
2003
76375
2002
74620
0
20000
40000
perso nenauto 's
10348
9580
60000
80000
100000
bedrijfsauto 's
Illustratie 1: aantal geregistreerde motorvoertuigen in Nijmegen (exclusief bestelauto’s, vrachtauto’s, trekkers, speciale voertuigen en autobussen) Bron: CBS 2002-2007
De lichte groei van het aantal personenauto’s en bedrijfsauto’s draagt er mede toe bij dat het druk blijft op de Nijmeegse wegen. Uit de verkeerstellingen die jaarlijks worden gehouden op bepaalde punten in de stad, komt naar voren dat de verkeersintensiteit op belangrijke hoofdwegen en straten in Nijmegen op een hoog niveau blijft. Het gaat op deze wegen om bijna 380.000 vervoersbewegingen van auto’s, bussen, vrachtwagens en (brom)fietsen per etmaal in 2006. Bij deze bewegingen gaat het om verschillende verkeersstromen, o.a. het woon-werkverkeer, het recreatieve verkeer, het woon-schoolverkeer, het sociaal-recreatieve verkeer en het verkeer om boodschappen te doen. In welke mate deze stromen de drukte bepalen kan niet worden nagegaan, omdat het motief van de verplaatsing niet bij de tellingen wordt geregistreerd. De vervoersbewegingen van en naar het centrum blijven in 2006 evenals in 2005 hoog en bedragen ruim 230.000 per etmaal. Vooral de bewegingen op de Waalbrug (de Generaal Gavinweg) zijn de laatste jaren toegenomen, o..a. als gevolg van de nieuwe woonwijken in Nijmegen-Noord. In 2003 waren dat er bijna 60.000 per etmaal. In 2006 inmiddels al bijna 64.000 per etmaal. Ook is het mogelijk dat het verkeer vanuit en richting Arnhem is toegenomen.
De filedruk is de filelengte maal de duur van de file
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
1
Verkeer en vervoer
2006
170770
52187
2005
172362
48247
2004
47555
161989
2003
43787
165881
2002
44808
176936
0
50000
100000
auto 's en mo to ren
Nijmegenaren die 12 uur of meer werken (bijna 78.000 personen) werkt 36% buiten de stad. Het gaat hier om bijna 28.000 personen, die op vaste werkdagen heen en weer reizen tussen Nijmegen en hun werkplek buiten de stad. Meer dan tweederde (68%) van deze uitgaande pendel gaat met de auto naar het werk, in tegenstelling tot de werkende Nijmegenaren in Nijmegen, onder welke groep het aandeel automobilisten veel lager ligt. Bij de uitgaande pendel gaat het in absolute zin om bijna 19.000 automobilisten, hetgeen meer is dan de bijna 16.000 Nijmegenaren die met de auto in Nijmegen naar hun werk gaan.
150000
200000
bussen en vrachtwagens
250000
(bro m)fietsers
Laatste jaren minder ongelukken met letsel Hoewel de verkeersdrukte op de Nijmeegse wegen aanhoudt, neemt het aantal verkeersongevallen (letselongevallen en ongevallen met materiële schade) de laatste jaren af. Het aantal verkeersongevallen bedroeg in 2002 ongeveer 2.500. In 2005 en 2006 zakte dit aantal naar ongeveer 1.600 per jaar. Ook landelijk is er over een langere periode een afnemende trend te zien in het aantal verkeersongevallen. Het aantal ongevallen met letsel is in Nijmegen eveneens de laatste jaren gedaald. In 2002 waren dat er nog 322. In 2005 en 2006 was dit aantal teruggelopen naar 252 en 232.
Illustratie 2: gemiddeld aantal vervoersbewegingen naar voertuig per etmaal naar en van centrum Bron: gemeente Nijmegen, verkeerstellingen 2006
Het aantal vervoersbewegingen over het MaasWaalkanaal vertoont in 2006 een lichte daling ten opzichte van 2005, maar blijft de laatste jaren rond de 150.000 vervoersbewegingen per etmaal.
2006
122158
19925
2005
123442
22079
2004
123343
20937
2003
119702
2002
121708
0
50000
auto 's en mo to ren
100000
2006
232
1369
2005
259
1357
22452
2004
257
1393
20039
2003
248
150000
bussen en vrachtwagens
200000
2002
322
2181
(bro m)fietsers
0
Illustratie 3: gemiddeld aantal vervoersbewegingen naar voertuig per etmaal bij overgangen Maas-Waalkanaal Bron: gemeente Nijmegen, verkeerstellingen 2006
Ook pendelaars maken deel uit van de verkeersbewegingen in de stad Niet alleen Nijmegenaren, maar ook niet-Nijmegenaren, die in Nijmegen werken, verplaatsen zich in de stad (inkomende pendel). Daarnaast zijn er niet-Nijmegenaren die elders werken maar via Nijmegen naar hun werkbestemming gaan (doorgaande pendel). De inkomende pendel wijkt niet veel af van voorgaande jaren en bedraagt in 2006 bijna 44.0002. Van de
2
1545
500
1000
1500
letselo ngevallen
2000
2500
3000
alleen materiële schade
Illustratie 4: aantal verkeersongevallen naar afloop 2002-2006 Bron: gemeente Nijmegen, analyse verkeersongevallen 2002-2006
Behalve gegevens over verkeersongevallen worden ook gegevens over verkeersslachtoffers bijgehouden (doden, ziekenhuisopnamen en lichtgewonden). Evenals landelijk, is in Nijmegen het aantal verkeersslachtoffers de laatste jaren afgenomen. In 2002 bedroeg dit aantal bijna 400. De afgelopen jaren is dit aantal teruggelopen naar ongeveer 300 in 2005 en nog geen 270 in 2006.
Van de personen die buiten Nijmegen wonen en in Nijmegen werken (inkomende pendel) of elders werken maar via Nijmegen naar hun werkplek gaan (doorgaande pendel) zijn
inkomende pendel gaat om werkenden die met de auto naar
geen gegevens bekend over hun vervoerswijze. Maar het
Nijmegen komen.
vermoeden bestaat dat het bij een groot deel van de
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
2
Verkeer en vervoer
2006
72
191
3
2005
223
76
5
2004
222
69
2
2003
77
205
2002
4
122
266
0
100 lichtgewo nden
200
300
6
400
ziekenhuiso pnamen
500
do den
Illustratie 5: aantal verkeersslachtoffers in 2002-2006 Bron: gemeente Nijmegen, analyse verkeersongevallen 2002-2006
II.
VERVOERMIDDELGEBRUIK IN DE STAD Fiets blijft meest gebruikte vervoermiddel in woon-werkverkeer Nijmegenaren blijven het meest op de fiets naar hun werk gaan. Door de jaren heen zijn er geen grote verschuivingen in de vervoerswijze van het woonwerkverkeer. Van de bijna 44.000 Nijmegenaren die 12 uur of meer werken in Nijmegen gaat de helft met de fiets naar het werk. Dat is naar verhouding weliswaar wat minder dan in 2005, maar nog steeds groter dan het aandeel van de auto in het Nijmeegse woon-werkverkeer. Ten opzichte van 2005 is het aandeel van de auto iets gestegen in 2007 (van 34% naar 36%). In de gemiddelde afstand die Nijmegenaren afleggen van hun woning naar hun werkplek (enkele rit) is niets veranderd. In 2005 was dit 4,1 km, in 2006 is dat niet anders. 2003
2005
2007
auto
36%
34%
36%
(brom)fiets
51%
54%
50%
ov
4%
3%
4%
te voet
9%
7%
8%
anders
-
2%
2%
De vervoerswijze van Nijmegenaren, die in Nijmegen werken, is vergeleken met de situatie in Arnhem en Haarlem, omdat in deze gemeenten vergelijkbare gegevens bestaan. In Nijmegen ligt het fietsgebruik in het woon-werkverkeer al jaren hoger dan in Arnhem. In 2006 gaat 43% van de werkende Arnhemmers in Arnhem met de (brom) fiets naar hun werk, terwijl het vergelijkbare percentage in Nijmegen op 50% ligt. In Arnhem zijn er in vergelijking met Nijmegen van oudsher al meer werkenden die met het openbaar vervoer naar het werk gaan; 8% van de Arnhemmers met het openbaar vervoer naar hun werk in Arnhem. Dat is twee keer zoveel in vergelijking met de situatie in Nijmegen. Het autogebruik in het woonwerkverkeer in Arnhem (38%) is wel ongeveer hetzelfde als in Nijmegen. Haarlemmers, die in Haarlem werken, gaan daarentegen veel meer met de fiets naar hun werk en minder met de auto dan Nijmegenaren, die in Nijmegen werken. Bijna 58% van de werkende Haarlemmers gaat met de (brom)fiets naar het werk in Haarlem. Een kwart neemt de auto, hetgeen duidelijk minder is dan in Nijmegen, en 6% gaat te voet. Het openbaar vervoer-gebruik in het Haarlemse woon-werkverkeer (3%) is wel vergelijkbaar met de situatie in Nijmegen.
Fietsgebruik uit Midden en Oost wat minder, maar blijft hoog; meer werkenden uit centrum te voet naar werk Hoewel het vervoermiddelgebruik in het woon-werkverkeer per stadsdeel door de jaren heen een wisselend beeld laat zien, wordt er van oudsher vanuit Nijmegen-Midden en Nijmegen-Oost veel gefietst naar het werk. In 2007 is dat wat minder het geval dan in 2005, maar blijft het fietsgebruik vanuit deze stadsdelen hoger dan gemiddeld. Ongeveer zes op de tien werkenden gaan in 2007 vanuit deze stadsdelen met de fiets naar hun werk. Ook vanuit Oud-West is het fietsgebruik relatief hoog en fietst men in 2007 naar verhouding meer naar het werk dan in 2005.
Illustratie 6: vervoerswijze van Nijmegenaren die in Nijmegen werken Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
3
Verkeer en vervoer
N-Centrum
N-Oost
N-Oud-West
N-Nieuw-West
N-Midden
N-Zuid
Dukenburg
Lindenholt
N-Noord
te voet
(brom) fiets
auto
ov
anders
2003
33%
42%
17%
5%
2%
2005
20%
53%
20%
6%
-
2007
34%
41%
19%
5%
1%
2003
10%
63%
23%
3%
2005
11%
67%
20%
-
1%
2007
7%
59%
32%
1%
1%
Meer 65-plussers in bus door experiment Volgens schattingen van het vervoerbedrijf zijn er in het stadsnet op een gemiddelde werkdag 40.000 instappers uit de stad en 30.000 instappers uit de regio. Van medio 2007 tot en met eind 2007 geldt het Experiment gratis openbaar vervoer voor 65plussers. De regeling is bestemd voor 65-plussers die in Nijmegen wonen. De indruk van het stedelijk vervoerbedrijf Novio is dat het aantal buspassagiers van 65-plus sinds de regeling is verdubbeld.
2003
6%
44%
40%
1%
8%
2005
7%
46%
34%
5%
7%
2007
6%
57%
28%
2%
7%
2003
6%
54%
30%
3%
6%
2005
4%
54%
35%
5%
2%
2007
7%
52%
38%
3%
1%
2003
12%
55%
28%
3%
3%
2005
5%
76%
17%
1%
1%
2007
8%
64%
25%
2%
2%
2003
6%
52%
36%
4%
2%
2005
4%
53%
38%
3%
1%
2007
3%
51%
33%
9%
5%
2003
3%
37%
54%
3%
3%
2005
5%
35%
53%
4%
3%
2007
5%
39%
45%
6%
5%
2003
1%
36%
54%
5%
5%
2005
1%
41%
50%
6%
2%
2007
4%
29%
56%
5%
6%
2003
2005
2007
2003
1%
34%
53%
8%
2%
N-Centrum
88%
91%
93%
2005
2%
51%
40%
1%
6%
N-Nieuw-West
86%
84%
88%
2007
5%
42%
46%
4%
3%
N-Zuid
83%
76%
87%
Lindenholt
81%
75%
86%
N-Oud-West
80%
78%
83%
N-Midden
84%
86%
83%
Tevredenheid over openbaar vervoer in Noord neemt verder af Nijmegenaren blijven over het algemeen tevreden over het openbaar vervoer in hun buurt. Al jaren geldt dat acht op de tien Nijmegenaren hierover tevreden zijn. In 2007 is dat niet anders. Om begrijpelijke redenen blijft de tevredenheid het hoogst in het centrum (bijna alle bussen komen immers hier). In Nijmegen-Zuid en in Lindenholt is de tevredenheid in 2007 ten opzichte van 2005 toegenomen. Bewoners in Nijmegen-Noord zijn al jaren minder tevreden over het openbaar vervoer in hun buurt dan in andere stadsdelen. In 2007 is deze tevredenheid ten opzichte van 2003 sterk afgenomen.
Illustratie 7: vervoerswijze woon-werk per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
Werkenden, die in het centrum wonen, gaan traditioneel meer te voet naar het werk dan werkenden uit andere stadsdelen. De reden hiervan is dat zij meer in het centrum of in de omgeving van het station werken in vergelijking met werkenden uit andere stadsdelen. Van de werkenden uit het centrum werkt in 2007 44% in het centrum, terwijl gemiddeld 21% van de werkende Nijmegenaren in het centrum werkt. Vanuit Dukenburg, Lindenholt en Nijmegen-Noord is het autogebruik relatief hoog. Werkenden uit deze stadsdelen leggen ook een grotere afstand af naar hun werk dan gemiddeld het geval is. De grootste afstand naar het werk wordt afgelegd door werkenden uit Noord (6,9 km), gevolgd door werkenden uit Dukenburg (5,2 km) en Lindenholt (5,1 km).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
N-Oost
78%
81%
80%
Dukenburg
84%
79%
80%
N-Noord
69%
56%
50%
Nijmegen
82%
80%
82%
Illustratie 8: tevredenheid openbaar vervoer in % per stadsdeel Bron: Stadspeiling 2003, 2005, 2007, O&S
III.
VERKEER IN EN ROND DE BINNENSTAD Bezoek aan binnenstad herstelt zich langzamerhand Over een langere periode bezien is een afnemende tendens te zien in het binnenstadsbezoek van Nijmegenaren en niet-Nijmegenaren. Vanaf 2002 is er sprake van een licht herstel. Na een duidelijke terugval in 2001 lijkt het bezoek op de zaterdag zich weer te herstellen. In 2006 is het druktebeeld op een doordeweekse dag en de koopavond weliswaar wat afgenomen, maar over het algemeen lijkt het bezoek zich na 2002 te herstellen. Dat geldt voor door de week, de koopavond en ook de zaterdag.
4
Verkeer en vervoer
Nijmegenaren bezoeken binnenstad meer met de fiets
120
100
80
60
40 do nderdagmiddag 20
do nderdagavo nd zaterdag
Behalve gegevens van Nijmegenaren en niet-Nijmegenaren via passantenenquêtes3 over het binnenstadsbezoek, zijn er ook via de Stadspeilingen4 specifieke gegevens bekend van Nijmegenaren die de binnenstad bezoeken. Hieruit blijkt dat Nijmegenaren over het algemeen veel met de fiets of te voet de binnenstad bezoeken. Dat geldt voor verschillende winkeldagen: door de week, op zaterdag, op koopavond en op koopzondag. Op een doordeweekse dag is het aandeel van de voetgangers in het bezoek aan de binnenstad zelfs hoger dan het aandeel met de auto. Dat is zowel in 2005 als in 2007 het geval.
0 93 94 95
96 97 98 99
00
01 02
03 04 05 06
Illustratie 9: druktebeelden in centraal winkelgebied 1993-2006 (indexcijfers vanaf 1993=100) Bron: Stadscentrummonitor 2006-2007, O&S
Meer bezoek aan binnenstad uit regio en rest Nederland zorgt voor hoger auto- en openbaar vervoergebruik Het aandeel Nijmegenaren in het totale binnenstadsbezoek is in 2006 ten opzichte van 2004 afgenomen. Daarentegen is het aandeel bezoekers vanuit de regio en de rest van Nederland wat toegenomen.
Nijmegen
2002
2004
2006
60%
63%
57%
regio
22%
23%
25%
rest Nederland
17%
14%
17%
buitenland
1%
1%
1%
Per week worden in 2007 op doordeweekse dagen door Nijmegenaren ruim 162.000 bezoeken afgelegd aan de binnenstad om te winkelen of een voorziening te bezoeken. Dat is ruim 30.000 meer dan in 2005 het geval was (ruim 131.000). Op de zaterdag is het aantal bezoeken ook toegenomen van ruim 45.000 in 2005 naar bijna 49.000 in 2007. De toename is ook te zien op de koopavond en de koopzondag. In 2005 ging het gemiddeld om ongeveer 13.000 bezoeken op een koopavond. In 2007 is dat ruim 16.000 bezoeken geworden. Ook de koopzondag laat een stijging van het bezoek zien: van bijna 11.000 bezoeken gemiddeld in 2005 per keer naar bijna 14.000 bezoeken in 2007 per keer.5
3
De resultaten van de passantenenquête worden gebruikt voor de Stadscentrummonitor. In deze enquête worden Nijmegenaren en niet-Nijmegenaren ondervraagd,
Illustratie 10: herkomst bezoekers binnenstad in % Bron: Stadscentrummonitor 2002, 2004, 2006, O&S
bijvoorbeeld waar ze vandaan komen en hoe ze naar de binnenstad gaan. In de Stadspeiling 2005 is alleen bij Nijmegenaren geïnformeerd hoe en hoe vaak ze naar de
Waarschijnlijk in samenhang hiermee kwamen bezoekers aan de binnenstad in 2006 in vergelijking met 2004 meer met de auto en het openbaar vervoer naar de binnenstad. Het aandeel van het langzaam verkeer (voetgangers en fietsers) in het binnenstadsbezoek liep in die periode terug. 2002
2004
2006
auto
35%
28%
33%
fiets
23%
29%
25%
ov
24%
21%
26%
te voet
17%
23%
17%
binnenstad gaan. 4
Het gaat hier om een bezoek aan het stadscentrum om te winkelen of voor een voorziening (bank, bibliotheek, bioscoop, etc.). Naar het centrum gaan voor het werk of een bezoek aan vrienden/familie valt hier niet onder. De vervoerswijze is uitgedrukt in % van het aantal bezoeken per week. Het totale percentage is telkens meer dan 100%, omdat men twee vervoermiddelen mocht noemen als deze ook regelmatig gebruikt worden.
5
Uit de stadspeiling blijkt dat het bezoek van Nijmegenaren aan het stadscentrum is toegenomen. Dit lijkt in tegenspraak met de bevindingen in de passantenenquête waarin sprake is van
Illustratie 11: vervoerswijze binnenstadsbezoek in % Bron: Stadscentrummonitor 2002, 2004, 2006, O&S
een afname in het bezoek van het Nijmeegse aandeel. Vanwege onderzoekstechnische oorzaken kunnen de uitkomsten van beide onderzoeken niet geheel met elkaar vergeleken worden. In de stadspeiling worden burgers thuis geënquêteerd, terwijl de trefkans voor een enquête in de passantenenquête afhankelijk is van de verblijfsduur in de binnenstad. Mensen, die van verder weg komen, hebben een grotere kans om geënquêteerd te worden, omdat ze over het algemeen langer in de binnenstad blijven.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
5
Verkeer en vervoer
fiets
fiets
58%
46%
47%
te vo et
39%
auto
29% 30%
auto
te vo et
20% 21%
ov
2007
2% 1%
20%
anders
40%
60%
80%
fiets
27% 29% 26% 27%
ov
17% 14%
2007
2% 1%
2005 10%
20%
30%
40%
50%
60%
Illustratie 13: vervoerswijze binnenstadsbezoek op zaterdag in 2005 en 2007 Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
fiets
49% 41%
te vo et
27% 30%
auto
26% 29%
ov
17% 14%
anders
2007
2% 1%
0%
2005 10%
20%
30%
40%
50%
10%
20%
30%
40%
50%
Uit vorige peilingen bleek al dat Nijmegenaren die in het centrum wonen veel te voet naar de binnenstad gaan en dat het langzaam verkeer (fiets, te voet) voor een bezoek aan de binnenstad met name afkomstig is uit de wijken rond het centrum (Oost, Oud-West). Evenals in het woon-werkverkeer wordt er vanuit Midden en Oost naar verhouding veel gefietst om een bezoek te brengen aan het stadscentrum. Het autogebruik vanuit de verder weg gelegen stadsdelen Dukenburg en Lindenholt is - zoals te verwachten was - relatief hoog, zeker op de zaterdag. Vanuit Noord komt men op een doordeweekse dag meer met de fiets dan met de auto naar het stadscentrum; op zaterdag komt men bijna evenveel met de fiets als met de auto.
43%
auto
2005
Illustratie 15: Vervoerswijze binnenstadsbezoek op koopzondag in 2005 en 2007 Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
51%
te vo et
2007
1% 1%
0%
Illustratie 12: vervoerswijze binnenstadsbezoek op doordeweekse dagen in 2005 en 2007 Bron Stadspeiling 2005, 2007, O&S
0%
17% 15%
2005
0%
anders
27% 27%
ov
18% 17%
anders
32% 33%
60%
aantal bezoeken
auto
fiets
ov
te voet
anders
N-Centrum
1%
17%
2%
94%
1%
N-Oost
7%
76%
5%
42%
1%
45900
N-Oud-West
11%
69%
7%
36%
2%
16600
N-Nieuw-West
26%
65%
32%
9%
1%
14400
N-Midden
21%
77%
13%
8%
2%
17900
N-Zuid
31%
52%
39%
2%
3%
17900
Dukenburg
49%
31%
42%
5%
1%
14100
Lindenholt
50%
28%
44%
2%
2%
8700
N-Noord
44%
69%
15%
4%
2%
7700
Nijmegen
20%
58%
18%
29%
2%
162200
19000
Illustratie 16: vervoerswijze binnenstadsbezoek op doordeweekse dagen per stadsdeel (in % van het aantal doordeweekse bezoeken per week) Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Illustratie 14: vervoerswijze binnenstadsbezoek op koopavond in % in 2005 en 2007 Bron: Stadspeiling 2005, 2007, O&S
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
6
Verkeer en vervoer
N-Centrum
aantal bezoeken
auto
fiets
ov
te voet
anders
1%
14%
2%
95%
0%
5700
2000
2002
2004
bereikbaarheid fiets
7,2
7,4
7,5
2006 7,5
fietsstalling
7,6
6,3
6,4
6,6 7,4
N-Oost
7%
76%
5%
40%
2%
11600
bereikbaarheid ov
7,2
7,2
7,4
N-Oud-West
12%
58%
7%
43%
2%
4900
bereikbaarheid auto
5,7
5,9
5,7
5,4
5,8
5,7
5,5
5,2
5,3
4,4
4,1
4,0
N-Nieuw-West
32%
58%
31%
8%
1%
4500
parkeerplaatsen
N-Midden
24%
73%
10%
9%
1%
5400
parkeertarief
N-Zuid
37%
44%
41%
2%
3%
5700
Dukenburg
55%
25%
38%
2%
2%
4500
Lindenholt
64%
20%
34%
2%
1%
3800
N-Noord
57%
59%
8%
2%
1%
2600
Nijmegen
26%
51%
17%
27%
2%
48700
Illustratie 17: vervoerswijze binnenstadsbezoek op zaterdag per stadsdeel (in % van het aantal bezoeken op zaterdag per week) Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Oordeel over bereikbaarheid centrum verslechtert, evenals over parkeren in centrum Bezoekers aan het stadscentrum (het gaat hier om Nijmegenaren en niet-Nijmegenaren) oordelen al enige tijd niet zo gunstig over de bereikbaarheid van de binnenstad per auto en het parkeren in de binnenstad. De laatste jaren is het oordeel hierover ook verder verslechterd. In 2004 gaf men bijvoorbeeld een 5.7 als rapportcijfer voor de autobereikbaarheid van het centrum. In 2006 was dat oordeel teruggelopen naar een 5.4. Voor een deel kan deze achteruitgang te maken hebben met het opbreken van de Hertogstraat in 2006. In Nijmegen oordeelt men ongunstiger over de bereikbaarheid van het stadscentrum met de auto dan in Apeldoorn (6.5). Het oordeel is ook wat ongunstiger dan in Arnhem (5.6). Voor het parkeren in de binnenstad geeft de bezoeker nog steeds geen voldoende (teruggelopen van 5,5 in 2004 naar 5,2 in 2006), terwijl in andere steden wel een voldoende wordt gegeven. In Arnhem en den Bosch geeft men bijvoorbeeld een 6.1 en in Apeldoorn een 6.2 voor het parkeren in de binnenstad. Traditioneel is het oordeel over de parkeertarieven naar verhouding het meest negatief. De bereikbaarheid van de binnenstad met het openbaar vervoer en de fiets blijft gunstig en stabiel. Uit het bezoek van Nijmegenaren aan de binnenstad blijkt dat het aandeel van de fiets duidelijk is toegenomen. Deze toename is terug te zien in de wat positievere waardering voor fietsenstallingen in de binnenstad.
Illustratie 18: oordeel stadscentrumbezoekers over enkele verkeersaspecten van de binnenstad in rapportcijfers Bron: Stadscentrummonitor 2000, 2002, 2004, 2006, O&S
IV.
VERKEER EN VERKEERSOVERLAST IN DE BUURT Verkeer en parkeren in buurt baren Nijmegenaar nog steeds zorg Het verkeer in de buurt (verkeersveiligheid, verkeersoverlast) baart de Nijmegenaar al enige jaren zorg. In vorige peilingen (2001, 2003, 2005) werd verkeer naar verhouding het meest genoemd als het probleem in de buurt dat het college bij voorrang moest aanpakken. In 2007 wordt verkeer in dit verband nog steeds naar verhouding veel genoemd, maar nu na het schoonhouden van de buurt. Bewoners van Noord vinden verhoudingsgewijs vaak dat de verkeersproblematiek in de buurt bij voorrang aangepakt moet worden (44% tegenover 19% gemiddeld in Nijmegen). In 2005 was dat ook al zo, maar in 2007 is dat nog sterker het geval. Ook parkeren blijft hoog op het aanpaklijstje van de Nijmegenaar staan als probleem in de buurt om aangepakt te worden. Evenals in 2005 behoort parkeren tot de top drie van het lijstje van aan te pakken problemen in de buurt.
Verkeeroverlast stabiel De verkeersoverlast in de buurt wordt evenals in voorgaande peilingen uitgedrukt in een schaalscore voor verkeersoverlast6. Deze score is in 2007 ten opzichte van 2005 niet veranderd en blijft op 2,6. Om begrijpelijke redenen blijft de overlastscore in het centrum relatief hoog. In de meeste stadsdelen is de score weinig veranderd. Alleen in Centrum en Oost is de score in 2007 wat hoger dan in 2005, terwijl in Dukenburg de score juist lager is geworden. Opvallend is dat in Nijmegen-Noord de score naar verhouding wat lager is dan gemiddeld, terwijl in dit stadsdeel relatief veel bewoners vinden
6
In de schaal van verkeersoverlast zijn gegevens verwerkt over geluidsoverlast door verkeer, agressief verkeersgedrag, te hard rijden, stankoverlast door verkeer en aanrijdingen in de buurt. Omdat andere gemeenten de schaal niet gebruiken, kunnen geen vergelijkingen worden gemaakt. Hoe hoger de score op de schaal, hoe sterker de verkeersoverlast wordt ervaren.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
7
Verkeer en vervoer
dat verkeer de hoogste aanpakprioriteit geniet in de buurt. Waarschijnlijk heeft deze aanpakprioriteit in Nijmegen-Noord minder te maken met zaken waar het in de score om gaat, maar meer met de verkeersinfrastructuur in dit nieuwe stadsdeel (mogelijkheden om van de buurt naar de stad te komen; drukte op wegen van de buurt naar de stad; aanleg nieuwe wegen, fietspaden, stoplichten, bebording, drempels, etc.).
Traditioneel is de ervaren parkeeroverlast hoog in het Centrum en Oost. Maar in Centrum is de overlast in 2007 minder geworden sinds 2005, terwijl in Oost de overlast juist wat is toegenomen. In Nieuw-West en Zuid is de ervaren parkeeroverlast in vergelijking met andere stadsdelen altijd minder geweest. In 2007 is deze overlast ten opzichte van 2005 nog minder geworden, vooral in Nieuw-West. 2001
2003
2005
2007
N-Nieuw-West
36%
40%
41%
35%
2,4
N-Zuid
31%
35%
39%
36%
2,4
2,4
Dukenburg
37%
42%
40%
38%
2,2
2,5
2,4
N-Oud-West
40%
52%
48%
46%
2,8
2,8
2,5
N-Noord
36%
45%
43%
46%
2,9
2,8
2,7
2,6
Lindenholt
54%
51%
49%
50%
N-Oost
2,7
2,7
2,5
2,7
N-Midden
46%
53%
54%
52%
N-Nieuw-West
2,9
3,1
2,7
2,7
N-Oost
55%
56%
58%
61%
N-Oud-West
2,9
3,3
2,9
3,0
N-Centrum
68%
66%
68%
62%
N-Centrum
3,4
3,6
3,3
3,5
Nijmegen
45%
49%
49%
48%
Nijmegen
2,8
2,8
2,6
2,6
2001
2003
2005
2007
N-Zuid
2,8
2,6
2,3
Lindenholt
2,5
2,7
N-Noord
2,6
Dukenburg
2,7
N-Midden
Illustratie 21: parkeeroverlast in buurt per stadsdeel (% dat vaak of soms overlast heeft) Bron: Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
Illustratie 19: score verkeersoverlast in buurt Bron: Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
Parkeeroverlast en tevredenheid parkeergelegenheid in buurt veranderen weinig De parkeeroverlast in de buurt is in zijn geheel genomen weinig veranderd. Nog steeds zegt bijna de helft (48%) van de Nijmegenaren parkeeroverlast in de buurt te ervaren. Wat dit betreft steekt Nijmegen niet ongunstig af tegenover andere vergelijkbare steden. In veel andere steden is de parkeeroverlast in de buurt namelijk groter.
Nijmegen
48%
Leiden
50%
B reda
55%
Den B o sch
58%
A peldo o rn
61%
Haarlem
61%
A rnhem
61%
M aastricht
63%
0%
20%
40%
60%
80%
Illustratie 22 Parkeeroverlast in buurt per stadsdeel in 2007 Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Illustratie 20: % met parkeeroverlast in buurt per stad (% dat vaak of soms overlast heeft) Bron: Stadspeiling 2007 (O&S), opgave andere steden
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
8
Verkeer en vervoer
Niet alleen de parkeeroverlast in de buurt is vrijwel ongewijzigd gebleven. Ook het hiermee samenhangende oordeel over de parkeergelegenheid in de buurt is onveranderd gebleven. In 2005 waren ongeveer zes op de tien Nijmegenaren tevreden over de parkeergelegenheid in hun buurt. In 2007 is dat niet anders. De tevredenheid over de parkeergelegenheid in de buurt is in Centrum al jaren minder dan in de andere stadsdelen. Maar deze tevredenheid is in 2007 sterk gegroeid in vergelijking met 2005. De grotere tevredenheid in Centrum in 2007 in vergelijking met 2005 heeft vermoedelijk niet te maken met de (betere) parkeermogelijkheden van bewoners in het centrum, maar waarschijnlijk met verbetering van het systeem van parkeervergunningen en de betere communicatie met de bewoners hierover (het systeem is duidelijker dan voorheen en men wordt sneller geholpen). Ook in Oost zijn de bewoners al jaren relatief ontevreden over de parkeergelegenheid in de buurt. 2001
2003
2005
2007
N-Nieuw-West
76%
69%
67%
72%
N-Zuid
79%
72%
68%
72%
Dukenburg
76%
72%
70%
69%
N-Midden
72%
66%
63%
66%
N-Oud-West
70%
62%
66%
63%
N-Noord
59%
59%
64%
57%
Lindenholt
62%
64%
59%
52%
N-Oost
56%
59%
55%
50%
N-Centrum
38%
37%
30%
41%
Nijmegen
67%
64%
61%
61%
Illustratie 23: tevredenheid parkeergelegenheid in buurt per stadsdeel in % Bron: Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
Illustratie 24: tevredenheid parkeergelegenheid in buurt per stadsdeel in 2007 Bron: Stadspeiling 2007, O&S
Bronnen
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Stadsenquête Arnhem 2006 Omnibus Haarlem 2006 CBS Novio Gemeente Nijmegen, Verkeerstellingen 20022006 Gemeente Nijmegen, Verkeersongevallen 20022006 Stadscentrummonitor 2006-2007, O&S Stadspeiling 2001, 2003, 2005, 2007, O&S
9
Toerisme Nijmegen heeft mede dankzij de Vierdaagse een grote naamsbekendheid en de stad heeft een uitstekend toeristisch imago. Een sfeervolle en gastvrije stad in een mooie omgeving. De binnenstad, evenementen en de horeca zijn de sterkste troeven. Zwakker is het beeld in (dag)attracties. Het aantal overnachtingen in Nijmeegse hotels is flink gegroeid, met name in het toeristische segment. Het lokale hotelaanbod is echter bescheiden en is de laatste 10 jaar niet meegegroeid.
I.TOERISME IS VAN BELANG 5.500 banen Volgens een becijfering uit 2005 wordt in Nijmegen per jaar 325 miljoen euro besteed door toeristen en “dagjesmensen”. De met toerisme samenhangende werkgelegenheid beloopt in Nijmegen ruim 5.500 banen, tegen de 6% van het totaal. Dat is ruim meer dan de bouw of de vervoerssector en ongeveer evenveel als de overheid in de stad. De toeristische werkgelegenheid neemt in Nijmegen een even grote plaats in als in Gelderland als geheel (één van de belangrijkste toeristische gebieden in Nederland). Tussen 2003 en 2005 stagneert de groei van het aantal banen. Van 2005 op 2006 is er weer sprake van enige groei.
II.POSITIEF TOERISTISCH IMAGO Van subtop naar de derde plaats Nijmegen heeft duidelijk een positief toeristisch imago1. Van 20 vergeleken steden deelt Nijmegen de derde plaats qua overall toeristisch imago met Den Bosch, achter Amsterdam en Maastricht. In 2002 stond de stad nog in de subtop. Zowel op sfeeraspecten (plaats 7) als op de verwachtingen over hetgeen de stad te bieden heeft (plaats 5) haalt Nijmegen behoorlijke scores. Ruim vier van de vijf Nederlanders geeft aan een positief tot zeer positief beeld te van Nijmegen te hebben.
Nijmegen: Vierdaagsestad Het belang van de Vierdaagse als eerste associatie bij Nijmegen was in 2002 al hoog (eenderde), in 2006 is dat (mogelijk samenhangend met de afgelasting van de Vierdaagsemarsen) gestegen tot bijna de helft. De associatie Nijmegen-studentenstad neemt wat in belang af.
Sterk in horeca en evenementen, zwakker in attracties De verwachtingen over Nijmegen zijn onder de Nederlanders het hoogst gespannen als het gaat om het horeca-aanbod (derde plaats wat betreft restaurants, cafés en terrassen, vijfde wat betreft hotels) en evenementen (derde plaats voor culturele festivals en horeca-evenementen). De deelaspecten erfgoed, poppodia en gevarieerd winkelaanbod scoren de vijfde plaats van de twintig vergeleken steden. Wat betreft musea, theaters, moderne architectuur, attracties en een omvangrijk of hoogstaand winkelaanbod scoort Nijmegen niet bij de top vijf.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Het beeld van Nijmegen is gezellig, historisch, sfeervol en vriendelijk. Daarbij geldt dat het beeld onder de mensen die Nijmegen kennen nog wat positiever is dan onder de niet-kenners. De stad is in de ogen van de Nederlanders aantrekkelijk voor een dagbezoek of een kort weekend. Wat kleinere groepen denken meer aan een dagdeel of juist een lang weekend. Als meest passende activiteit bij een bezoek aan Nijmegen noemen de (potentiële) toeristen net als in andere steden winkelen en uit eten gaan. Meer dan in andere steden (42% tegen 25% gemiddeld) vinden mensen wandelen of fietsen een activiteit die past bij een bezoek aan Nijmegen. Dit wijst op de sterke combinatie van de stad en de fraaie regio rond de stad. Het winkelen neemt als reden voor het laatste bezoek de belangrijkste plaats in. Het belang van winkelen voor Nijmegen is sinds 2002 ook toegenomen.
III.BEZOEKDOELEN Zwak in permanente attracties, sterk in evenementen Nijmegen staat met de Vierdaagsemarsen én de Vierdaagsefeesten traditioneel in de top van de Nederlandse evenementen (meestal beide in de top 3 gebaseerd op bezoekersaantal en persaandacht). In attracties (attractieparken, dierentuinen en musea) is Nijmegen niet vertegenwoordigd in de top 20.
Evenementen Na de viering van het 2000-jarig bestaan van Nijmegen in 2005 is het evenementenaanbod op peil gebleven. Via de in 2007 gestarte Evenementenmonitor is er meer zicht op het belang van verschillende soorten evenementen voor de stad. In 2007 zijn de effecten van drie evenementen in beeld gebracht. De Herculaneumtentoonstelling trok een recordaantal bezoekers (circa 121.000) en zorgde voor naar schatting 3,5 miljoen euro aan extra uitgaven in het museum en de stad; 87% van de bezoekers kwam van buiten de regio. En met een gemiddeld rapportcijfer van 8,2 was de gemiddelde waardering hoog.
1
Toerisme
Het EK-voetbal voor spelers onder de 21 jaar in juni 2007 trok circa 24.000 toeschouwers, die dit evenement gemiddeld met een 7,8 waardeerden; 42% kwam van buiten de regio. Voor dit evenement zijn de uitgelokte bestedingen geraamd op 780.000 euro. De Vierdaagsefeesten staan bovenaan als het gaat om de geraamde extra uitgaven in de stad: 28 miljoen euro. De aantrekkingskracht op mensen van buiten de regio bleek in vergelijking met 2001 wat te zijn toegenomen; deze editie kwam 45% van de bezoekers van buiten de regio. In vergelijking met 1992 en 2001 is de bezoekerswaardering nog iets hoger geworden (8,1). Voor alle drie de genoemde evenementen geldt dat de bezoekers van buiten de stad een hoog gemiddeld rapportcijfer geven voor Nijmegen als toeristische trekpleister (gemiddeld rond de 7,5). Veel van die bezoekers geven aan Nijmegen vaker te willen bezoeken en/of bevelen een bezoek aan Nijmegen bij anderen aan. 8,1 7,8
rappo rtcijfer
8,2
5
6
7
8
9
45%
bezo ekers van buiten regio
42% 87%
nieuwe bezo ekers vo o r stad
Vierdaagsefeesten
5%
EK-vo etbal <21
19%
Herculaneum
41%
0%
20%
40%
60%
80%
Attracties Als het gaat om grote dagattracties heeft Nijmegen zoals gezegd minder te bieden. Zeker wanneer we dat vergelijken met Arnhem, dat juist erg hoog scoort. Het Holland Casino wordt in de statistieken niet als dagattractie gezien, maar met 483.000 bezoekers in 2006 (na een periode van daling weer stijgend van 477.000 in 2005) is het wel de voorziening met het grootste bezoekersaantal. Gemiddeld genomen trekt Museum Het Valkhof 100.000 bezoekers per jaar. Maar bijzondere tentoonstellingen als Herculaneum en de Gebroeders van Limburg kunnen dat niveau flink opschroeven. Net over de gemeentegrens hebben enkele attracties in de regio een vernieuwingsslag doorgemaakt. Museumpark Oriëntalis - voorheen het Bijbels Openluchtmuseum - is de grootste publiekstrekker (bijna 100.000) maar de daling in dat bezoekersaantal sinds 2003 is in 2006 nog niet gekeerd. Het Afrikamuseum, dat in 2006 is vernieuwd, kent iets minder bezoekers (80.000 in 2006) maar ziet dat aantal wel flink stijgen in dat jaar. Het belangrijkste bezoekdoel van Nijmegen is echter de binnenstad. Wekelijks vinden naar schatting 300.000-350.000 bezoeken plaats aan de binnenstad in brede zin (inclusief bewoners, werkers en doorgaand verkeer). Na een afname van het binnenstadbezoek rond 2002 is er sprake van een licht herstel, waarbij opvalt dat het aandeel bezoekers van buiten de regio licht is toegenomen. Ook is het algemene oordeel over de binnenstad in 2006 met een 7,4 een fractie beter dan in 2002. Minpunten in de binnenstad zijn wel de negatieve oordelen over bereikbaarheid en parkeren en de aanblik van Plein 1944.
100%
IV.VERBLIJVEN IN NIJMEGEN Illustratie 1: waardering evenementen, aandeel bezoekers van buiten regio en aandeel nieuwe bezoekers Bron: metingen in kader van Evenementenmonitor, O&S, 2007
Behalve deze drie evenementen, trokken ook andere evenemententen veel deelnemers of bezoekers. Naast de populaire Vierdaagsemarsen en de Zevenheuvelenloop, is ook een derde loopevenement sterk in opmars: het aantal deelnemers aan de Marikenloop nam fors toe tot ruim 7.000 in 2007. Het Middeleeuws gebroeders Van Limburg-festival leidde tot veel drukte in de binnenstad (tussen de 20.000 en 30.000 bezoekers). En in het Goffertpark vonden weer grote, druk bezochte popconcerten plaats. Ook de culturele podia trekken mensen van buiten de stad. Voorjaar 2008 verschijnen nieuwe cijfers hierover (publieksonderzoeken podia 2007).
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
Stijgend hotelbezoek Ondanks de opheffing van de stadscamping de Kwakkenberg eind 2003, is het totaal aan overnachtingen sinds 1999 flink gestegen (+22% in 2006). In hotelovernachtingen is de toename tot aan het feestjaar 2005 (Nijmegen 2000) zelfs 40%, daarna zakt het iets terug. Niettemin blijft het aantal hotelovernachtingen met een plus van 36% in 2006 flink hoger dan in 1999. In 2007 geven de eerste twee kwartalen aan dat de stijgende lijn voortgezet wordt.
2
Toerisme
Weinig hotelcapaciteit
150 140 130 120 110 100
ho telo vernachtingen to taal o vernachtingen
De Nijmeegse hotelmarkt anno 2007 bestaat uit 10 bedrijven met in totaal 819 bedden. De registratie van het bedrijfsschap komt iets hoger uit met 4 extra bedrijven en 8 bedden meer. Naar verhouding blijft het Nijmeegse hotelaanbod erg klein. Van de 25 grootste gemeenten scoort Nijmegen de 18e plaats wat betreft het aantal bedden per 10.000 inwoners. Door een daling van het aantal bedden in de registratie van het Bedrijfschap en de stijging van het inwonertal is Nijmegen in deze rangordening sinds 1997 drie plaatsen gezakt.
99
00
01
02
03
04
05
06
07
Illustratie 2: overnachtingen in Nijmeegse hotels en totaal; indexcijfer 1999=100, 2007 op basis van gegevens 1e halfjaar Bron: bewerking O&S van registratie toeristenbelasting
Wat verder terugkijkend zien we dat sinds 1996 (Hotelmarktonderzoek van 1997) het aantal overnachtingen op de Nijmeegse hotelmarkt is gestegen van 100.000 naar ruim 150.000.
to eristisch
2006
65000
1997
24000
zakelijk
87000 73000
0
20000
40000
60000
80000
100000
Illustratie 3: ontwikkeling overnachtingen in het zakelijke en toeristisch segment, 1997-2006 Bron: Hotelmarktonderzoek 2007, O&S
De hotelmarkt is sterk afhankelijk van de economische conjunctuur. Zowel in de zakelijke als de toeristische markt nam in absolute zin het aantal overnachtingen toe. Vooral op de toeristische markt heeft de stad een flinke sprong vooruit gemaakt naar 65.000 overnachtingen en daarmee een marktaandeel van 43% van het totaal aantal overnachtingen. Voor de individuele zakelijke markt nam het aandeel weliswaar af naar 45%, maar was er in absolute zin wel een toename met 15.000 overnachtingen. De congresmarkt heeft in Nijmegen een marktaandeel van 12%. Het gaat hier hoofdzakelijk om middelgrote meerdaagse congressen met minder dan 250 deelnemers. In Nijmeegse hotels komt ongeveer eenderde van de gasten uit het buitenland.
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
25
20
15
10
5
rangorde 80
1
90
1997 2002 2007
Illustratie 4: hotelbedden per 10.000 inwoners; rangorde van Nijmegen binnen de 25 grootste gemeenten Bron: Bedrijfschap Horeca en Catering
Een sterk punt van het hotelaanbod is de grote diversiteit (schaal, locatie, sfeer, setting e.d.). Qua formele classificatie bevindt het aanbod zich echter hoofdzakelijk in het middensegment (3- en 4sterren). Gemiddeld zijn de hotels met ruim 40 kamers niet erg groot. Ondanks de flinke stijging van het aantal overnachtingen is de hotelcapaciteit tussen 1997 en 2007 niet meegegroeid, maar eerder gekrompen. Op de markt heeft wel vervanging plaatsgevonden: twee hotels verdwenen en een nieuw hotel opende haar deuren aan de Waalkade. Een specifiek onderdeel van de markt - de Bed & Breakfast-sector - is in opkomst en heeft momenteel ongeveer 100 bedden. In de omgeving van Nijmegen is het hotelaanbod van oudsher geconcentreerd in het groene gebied aan de zuidoostzijde van de stad. De omgeving, binnen een straal van 15 kilometer, heeft bijna een dubbel zo groot aanbod van hotelbedden (1.550) als Nijmegen zelf. De groei van enkele honderden bedden werd voor het grootste deel bij Cuijk aan de snelweg A73 gerealiseerd.
3
Toerisme
Bronnen
Provincie Gelderland, Bureau Economisch Onderzoek: Verkenning Recreatie en Toerisme 2007 ZKA i.o.v. RBT-KAN: Toeristisch Recreatieve Monitor Regio Arnhem-Nijmegen, 2005 LAGroup: Toeristisch Imago Onderzoek, 2006 Respons Evenementen Monitor, persbericht dec. 2006 Gemeente Nijmegen, afd. O&S, Evenementenmonitorrapportages over Herculaneumtentoonstelling, EK-voetbal<18 en Vierdaagsefeesten Holland Casino, Jaarverslag GOBT: Bezoek aan toeristische attracties, 2007 GOBT en RBT-KAN: Trendrapport Toerisme & Recreatie Regio Arnhem-Nijmegen Gemeente Nijmegen, Directie Inwoners: registratie toeristenbelasting Gemeente Nijmegen, Hotelmarktonderzoek 2007, nog te verschijnen Bedrijfschap Horeca, Feiten en cijfers op www.kenniscentrumhoreca.nl
Nijmegen; LAgroup, veldwerk CVO/TNSNIPO, 2006 1
O&S Gemeente Nijmegen, 12-feb. 2008
4