Spreekbeurtinformatie en Informatie voor verslagen
De informatie in deze map is bedoeld voor kinderen van 9 tot 11 jaar. Deze map moet in het bezit blijven van degene die deze map van één van de docenten van Sportschool van Doorn-Tiel heeft gekregen. De informatie in deze map is bedoelt voor kinderen die actief lessen volgen bij Sportschool van Doorn-Tiel. Wanneer je de informatie uit dit boekje voor iets anders wilt gebruiken, moet je dat even vragen aan één van de docenten van de Sportschool voordat je er iets mee doet.
Voor vragen kun je mailen naar Niels Huneker:
[email protected] of je kunt mailen naar Linda Heldoorn:
[email protected]
Spreekbeurt en verslag informatie Verhaal van Judo Hieronder staat de geschiedenis van het judo. Je kunt de informatie overnemen voor je spreekbeurt, of je verslag, of werkstuk. Wat ik opgeschreven heb is alleen informatie. Je zult er zelf een mooi verhaal van moeten maken. Ik heb een verdeling gemaakt. Die verdeling heb ik gemaakt om aan te geven wat hele belangrijke informatie is en wat informatie is die minder belangrijk is. Je mag zelf weten welke informatie je gebruikt en welke niet. In een spreekbeurt vertel je bijvoorbeeld minder dan dat je in een verslag doet. Voor je gaat lezen: Maak een lijstje wat jijzelf zou willen zeggen of schrijven over judo. Ga daarna pas lezen. Misschien staat er wel meer dan je wilt vertellen. Of je wilt iets vertellen dat er niet bijstaat. Je kunt dan andere boeken lezen, of bijvoorbeeld op het internet zoeken. Belangrijke informatie staat in het rood geschreven. Dat is informatie waarvan ik vind dat je het zeker moet vertellen; bijvoorbeeld als je het over de geschiedenis wilt hebben dan zien je twee regels in het rood staan. Als je iets wilt zeggen over de geschiedenis van het Judo, dan is dat belangrijk. Korte geschiedenis van Judo - Judo is bedacht ongeveer in het jaar 1880 door Jigoro Kano. - Judo komt van de Japanse vechtkunst Ju Jitsu, sommige technieken lijken daarom op Ju Jitsu. - Judo werd officieel een sport in Japan in 1910. - Judo werd een officiele Olympische sport in 1964 ( in 1988 voor vrouwen als demonstratiesport bij de Olymische spelen. In 1992 werd het een officiële olympische sport voor vrouwen. Kampioenschappen voor vrouwen werden gehouden van 1978 ) - De eerste keer dat er wereldkampioenschappen gehouden werden in Judo was in 1956. Wat is Judo? - Judo is een spel en ook een sport. Bij Judo kun je je met elkaar vergelijken in een soort gevecht. Met de regels van het Judo hoef je elkaar geen pijn te doen. - Judo doe je altijd met twee personen. In wedstrijden krijg je verschillende tegenstanders. - Judo wordt staand gespeeld en op de grond. - Staand probeer je elkaar uit balans te brengen ( zorgen dat de ander omvalt ). We gaan de ander dan gooien, of werpen. - Op de grond probeer je elkaar in de houdgreep te nemen en vast te houden. - Als je staand judoot en op de grond vergelijk je je met je medespeler. Zonder elkaar pijn te doen. Zowel staand als op de grond is het de bedoeling dat je elkaar probeert te controleren ( zorgen dat jij de ander kan laten doen wat jij wilt ). Degene die zijn/haar medespeler het beste onder controle heeft, wint. - Het is bij Judo belangrijk dat je zoveel goed nadenkt welke worp of houdgreep je gebruikt. Als je slim bent probeer je te winnen met zo min kracht. Als je het goed doet, gebruik je de kracht van je tegenstander samen met je eigen kracht. Zodat je samen met je tegenstander zorgt dat hij/zij valt en jij niet, of dat je hem/haar in de houdgreep kunt houden. - Bij de Judo is het belangrijk dat je kunt vallen. Dat heet Ukemi in het Japans: valbreken in het Nederlands. Er zijn verschillende manieren van valbreken die je eerst moet kennen en kunnen voor je kunt gaan judoën: De zijwaartse val ( links en rechts ) de achterwaartse val of rol, de voorwaartse val en de judorol ( links en rechts ).
Jigoro Kano, de uitvinder van het Judo - Jigoro Kano was een kleine man. Daarom was hij Ju Jitsu gaan leren toen hij jong was. Hij deed dat, omdat er van Ju Jitsu gezegd werd, dat je door de juiste manier van oefenen kon leren iemand te verslaan die veel groter is dan jezelf. - Later werd Jigoro Kano een professor in sport aan de Universiteit van Tokio. - Toen Jigoro Kano lang gestudeerd had, merkte hij dat Ju Jitsu teveel op het elkaar pijn doen gericht was. Er gebeurde veel ongelukken met het oefenen van Ju Jitsu. - Hij wilde meer een sport beoefenen dan een vechtkunst. Op een manier waarbij je elkaar geen pijn hoefde te doen. Daarom bedacht hij rond 1880 het Judo. - De Ju in het woord Judo is dezelfde als de Ju in het woord Ju Jitsu. Het betekend soepel, meegaand, of zacht. Do in het woord Judo Betekend de weg of de methode. Terwijl Jitsu in Ju Jitsu, de kunst betekend. Judo betekend dus de soepele weg, of de meegaande methode. En Ju Jitsu betekend de soepele kunst of de meegaande kunst ( in de volgende alinea staat meer ). - Jigoro Kano werd geboren op 28 oktober 1860 in Japan en hij leefde tot 4 mei 1938 - Op het moment dat Jigoro Kano stierf hebben zijn leerlingen zijn werk voortgezet
Uitgebreide informatie over Judo - Je kunt judo op veel manieren verdelen in verschillende onderdelen. Als je het over het oefenen en spelen van judo hebt, wordt het Judo opgedeeld in vier soorten: - Het oefenen van afgesproken worpen of grepen ( Uchi komi of Keiko in het Japans ), - het vrij oefenen van de worpen die je kent ( Randori ), - het oefenen van de traditionele trainingsvormen ( Kata ) en - het wedstrijdjudo ( Shiai ). - Om goed uit te kunnen leggen hoe Judo gaat, wordt Judo verdeelt in staand Judo, het werpen ( Nage waza in het Japans ) en Judo op de grond ( Ne waza in het Japans ). Het woord waza in Ne waza en Nage waza, betekend de kunst van... Nage waza betekend: De kunst van het werpen. Ne waza betekend: De kunst van het controleren op de grond. - Er zijn verschillende soorten worpen. Je kunt de worpen in verschillende groepen verdelen. - De worpen en grepen die je het Judo doet, hebben Japanse namen. Een paar worpen ken je in het Japans. Maar de meeste namen zijn moeilijk, daarom geven we ze Nederlandse namen. - Worpen die je doet met je been heten beenworpen; bijvoorbeeld ernaast stappen en haken ( O soto gari in het Japans ) en de voetveeg ( In het Japans de De ashi barai ). - Worpen die je doet met je heup heten heupworpen; bijvoorbeeld de hand op de band ( O goshi ) en de hand in de nek ( Koshi garuma ). - Worpen waarbij je de ander over schouder werpt, heten schouderworpen; bijvoorbeeld de spierballenworp ( Ippon seoi nage ). - Worpen waarbij je werpt met je arm, heten armworpen. Bijvoorbeeld de Tai otoshi ( deze worp ken je in het Japans. In het Nederlands noemen we deze worp de drie stappen worp ). - Er bestaat nog een andere groep worpen, maar daarvan kennen jullie er maar één. Deze groep heet de Sutemi worpen in het Japans. Jullie kennen de achterwaartse Sutemi. De rest van de worpen zijn te gevaarlijk. Die leer je later. Sutemi’s zijn worpen die je liggend doet.
Wedstrijdjudo - Bij een wedstrijd mag je proberen de ander te gooien wanneer je staat. Op de grond moet je proberen je tegenstander in de houdgreep te nemen. De judoka die dat het beste doet, wint. - Een wedstrijd duurt tweeënhalve minuut bij de jeugd, tot maximaal 5 minuten bij de oudere judoka’s. Als één van de judoka’s een ippon scoort, win je de wedstrijd altijd meteen. De puntentelling en wat de scheidsrechter zegt, staan op het volgende blad. - Een echte judowedstrijd wordt bij kinderen tot 12 jaar gespeeld met twee judoka’s en één scheidsrechter. Bij de oudere judoka’s zijn er -bij officiële wedstrijden- drie scheidsrechters aanwezig. Zij kunnen samen beter te zien wat er gebeurd en wie er wint. - Bij een wedstrijd mag je alle technieken toepassen die je geleerd hebt, tenzij er van te voren gezegd is dat bepaalde worpen of grepen niet mogen. Bij jeugdjudo zijn Sutemi’s ( offerworpen ), Hikomi’s ( staande kanteltechnieken ), armklemmen en verwurgingen verboden. - Aan het begin en aan het einde van een judowedstrijd maak je altijd een buiging naar je tegenstander. Dit heet in- en afgroeten. De scheidsrechter zegt wanneer je dat moet doen.
Graduaties in Judo Als je begint met Judo krijg je een witte band. Elk half jaar doen we examens waar je een slip kunt halen. Eerst de gele slip, daarna de oranje en uiteindelijk misschien wel de zwarte band. Hieronder staat hoe het systeem van slippen en banden werkt. De verschillende bandkleuren en benamingen staan hieronder Witte band 6e Kyu of Roku-Kyu Witte band + gele slip Witte band + gele slip + oranje slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip + blauwe slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip + blauwe slip + bruine slip Gele band 5e Kyu of Go-Kyu Gele band + oranje slip ( de gele slip wordt overgeslagen, omdat je deze niet ziet op de gele band ); Gele band + oranje slip + groene slip Etc. Oranje band 4e Kyu of Shi-Kyu Oranje band + groene slip ( oranje en geel worden overgeslagen ); Etc. Groene band 3e Kyu of San-Kyu Tot en met het 3e uur ( en maximaal tot oranje band + bruine slip ) worden er slipexamens afgenomen. Hierna worden er persoonlijk bandexamens afgenomen. Deze examens zijn ongeveer eens per anderhalf jaar. Het systeem met de slippen vervalt dan. Blauwe band
2e Kyu of Ni-Kyu
Bruine band
1e Kyu of Ik-Kyu
Zwarte band ( 1e Dan of Ichi-Dan ) De zwarte band is iets speciaals. Je kunt je zwarte band niet halen op de sportschool, je moet hier een speciaal landelijk examen voor doen. Je moet dan aan een paar Judoka’s met hele hoge banden laten zien wat je kunt. Natuurlijk staand en op de grond. Zij bekijken dan of je de zwarte band waard bent. Na de zwarte band kun je nog verder met examens doen. Elke keer moet je dan aan een paar Judoka’s met hele hoge banden laten zien wat je kunt. Zij beoordelen of je een band hoger waard bent. Zoals je hierboven ziet heet zwarte band in het Japans de 1e Dan. De witte band tot en met de bruine band heten Kyu’s. Een Kyu is een leerlinggraad. Een Dan is een Meestergraad. De mensen die zwarte band zijn op onze school, die krijgen ook niet meer echt les. Zij bedenken zelf wat ze willen trainen. Zwarte band blijf je houden tot je 5de Dan bent. Er zijn maar heel weinig mensen met 5de Dan of hoger. Mensen met 6de Dan of hoger zijn meestal mensen die zelf een sportschool hebben opgericht, of ze zijn een aantal keren wereldkampioen geworden. Of ze hebben bijvoorbeeld een nieuw boek geschreven over Judo, nadat ze heel lang hebben gestudeerd en geoefend.
Wedstrijdreglementen Zoals op de andere informatiebladen staat uitgelegd, is judo een sport waarbij je je aan elkaar kunt meten ( een soort gevecht met elkaar kunt hebben ) zonder dat je elkaar pijn doet. Zoals je weet zijn er in de judoles een paar belangrijke regels, waaraan iedereen die judo doet zich moet houden. Voor de wedstrijden zijn die regels nog belangrijker. Allebei de judoka’s willen graag winnen. Daarom doen ze beiden heel erg hun best. Met de regels uit de judoles, gebeuren er geen ongelukken: Jeugdreglement Wanneer jij een wedstrijd doet zijn er speciale regels voor judoka’s tot 12 jaar. We noemen dit het jeugdreglement. Hieronder staan de belangrijkste regels: De volgende worpen of groepen worpen en grondtechnieken zijn verboden voor de jeugd tot 12 jaar: Ma-sutemi-waza : alle rechte offerworpen ( deze oefenen we maar heel soms tot 12+ ) Kansetsu-waza : alle gebogen en gestrekte armklemmen ( ook deze oefenen we bijna niet tot 12+ ) Shimé-waza : alle verwurgingtechnieken ( deze oefenen we niet tot je 12 jaar of ouder bent ) Morote gari Kani Basami
: beiden benen pakken onderuit trekken ( deze worp heet ook Ryo-ashi-dori ) : vliegende schaar ( deze worp is ook bij de oudere judoka’s verboden )
Voorwaartse worpen op één of twee knieën zijn verboden ( zoals de spierballenworp op één knie ). Natuurlijk mogen de dingen die in de les niet mogen, ook niet in een wedstrijd ( krabben, slaan, bijten schoppen, spugen, enz. ). Ook in een wedstrijd moet je je tegenstander vasthouden als je gooit. En je mag nooit aan het gezicht van je tegenstander komen. Er is één ding dat in de wedstrijd altijd mag, wat in de lessen meestal niet mag: op de grond verdergaan. In de judoles doen we dit niet omdat we anders op elkaar kunnen vallen. Met een wedstrijd heb je een hele mat voor jezelf, dus dan mag je op de grond verder. Een judowedstrijd voor kinderen tot 12 jaar duurt tweeënhalve minuut. Wanneer de scheidsrechter maté zegt stopt de tijd. Scheidsrechters De scheidsrechters geven aanwijzingen in het Japans. Bijvoorbeeld: beginnen is ‘hajimé’ in het Japans. En ‘maté’ is stoppen. Hieronder staan de meeste Japanse woorden die een scheidsrechter gebruikt. Daaronder staan de punten aangegeven. De scheidsrechter zegt direct na een worp of na een houdgreep, welk punt de judoka krijgt. Achter de punten staat waarvoor je een bepaald punt krijgt. In wedstrijden zegt de scheidsrechter Rei In- of afgroeten Soremade Hajime Begin Osae-komi Mate Stop Tokéta Punten in een wedstrijd Koka 3 punten Yuko 5 punten Waza-ari 7 punten Ippon 10 punten
De tijd is op Houdgreep Houdgreep verbroken
Als je tegenstander op zijn billen landt, of bij 10-15 sec. houdgreep Als je tegenstander op zijn zij landt, of bij 16-20 sec. houdgreep Als je tegenstander half op zijn rug landt, of bij 21-24 sec. houdgreep Als je tegenstander op zijn rug landt, of bij 25 sec. houdgreep
Regels voor de puntentelling Judopunten mag je niet optellen. Als een judoka drie keer iemand op zijn zij gooit en dus drie yuko’s haalt, heeft hij nog steeds 5 punten en niet 15. Als de ene judoka een waza-ari heeft en de ander drie yuko’s, dan wint de judoka met de waza-ari. Dit komt omdat we degene die het beste gooit of het langste achteréén een houdgreep heeft, willen laten winnen. En niet de judoka die het meeste gooit of kort een houdgreep vasthoudt. Natuurlijk is het wel zo dat als de ene judoka drie yuko’s heeft en de andere één yuko, dat de judoka met de drie yuko’s wint. De judoka met de drie yuko’s wint dan met 5 punten. Er is één uitzondering op de regel met het optellen: er kan niet tweemaal een waza-ari gehaald worden. In dat geval geeft de scheidsrechter toch een ippon. De scheidsrechter zegt dan: waza-ari-awasete-ippon. Bij een ippon is de wedstrijd altijd direct afgelopen.
Judo en Japanse taal In de lessen worden weinig Japanse woorden gebruikt; maar als je zwarteband-examen wilt doen dan moet je alle worpen in het Japans kennen. De benamingen in het Japans noemen we Japanse nomenclatuur. Als je 12 jaar of ouder bent wordt er in de lessen de Japanse en de Nederlandse benaming gegeven voor een techniek. Daarmee leer je vast de Japanse woorden voor als je zwarteband-examen wilt gaan doen. Op de kaart met werptechnieken en grondtechnieken staan alle Japanse benamingen met de Nederlandse benamingen erbij. Enkele Japanse woorden hebben meer dan één betekenis in het Nederlands. Dit komt omdat het Japans soms moeilijk te vertalen is. Hieronder staan voorbeelden van Japanse woorden:
Japanse nomenclatuur Technieken indelen Ashi Voet, of been Goshi Heup Kata Schouder, of vorm Te Hand Sutemi Offerworp Osae Insluiten Kansetsu Gewricht Shimé Verwurging
Ashi-waza Goshi-waza Kata-waza Te-waza Sutemi-waza Osae-waza Kansetsu-waza Shimé-waza
Kunst van het werpen met de voet Kunst van het werpen met de heup Kunst van het werpen met de schouder Kunst van het werpen met de hand Kunst van het liggend werpen ( opoffering ) Kunst van het vasthouden ( op de grond ) Kunst van het maken van armklemmen Kunst van het verwurgen
Veelgebruikte woorden O Groot Ko Klein Soto Buitenwaarts Uchi Binnenwaarts Dé Eerste, of voorste Okuri Allebei, of beiden Ma Recht Yoko Schuin
Tai Ude Seoi Hiza Gatamé Kesa Shiho Taté
Lichaam Arm Rug Knie Controle, of vastpakken Pak, of revers vier punten Rechtop
Soorten worpen Gari Maai of haak Garuma Wiel Barai Veeg Gake Worp of haak Otoshi Neersturing Nage Worp Met de woorden die hierboven staan kun je zelf zien hoe het woord voor een worp gemaakt wordt in het Japans. Bijvoorbeeld het woord voor de worp naaststappen en haken, de O soto gari: O Soto Gari
= = =
Groot Buitenwaarts Maai
De worp heet dus in het Japans: de Grote buitenwaartse maai. Als je goed kijkt naar wat je doet met die worp, dan klopt dat wel: Je maakt een grote stap naast het been van je tegenstander. Daarna zwaai je je andere been buitenlangs. En in je zwaai, neem je het been van je tegenstander mee… je maait het been weg. De grote buitenwaartse maai, dus. Probeer het zelf maar eens met de volgende worpen: Hiza Garuma, Dé ashi barai, Okuri ashi barai, Tai otoshi en de O uchi gari. En met de volgende houdgrepen: Kesa gatamé ( 1e houdgreep ), Kata gatamé ( 2e ), Taté shiho gatamé ( 3e ) en de Yoko shiho gatamé ( 4e ). Uiteraard is er nog veel meer te vertellen over Judo, maar dat moet je zelf opzoeken. Als je boeken nodig hebt over Judo, of als je vragen hebt, kun je me dat in de les vragen of mij mailen op:
[email protected] Succes en laat me even weten hoe het is gegaan.