Spreekbeurtinformatie en Informatie voor verslagen
De informatie in dit document is bedoeld voor jeugd van 12 jaar en ouder. Dit document bevat korte informatie over Judo. Het beschrijft puntsgewijs het ontstaan en de geschiedenis ervan, de bedenker en de principes achter Judo. Dit document is bedoelt als hulpmiddel voor kinderen die een spreekbeurt moeten voorbereiden of een verslag moeten schrijven. In de bibliotheek en op het internet is nog veel meer te vinden over judo. Voor links naar handige websites op internet: kijk op de links-widget op onze website: www.sportschoolvandoorn-tiel.nl
Voor vragen over dit document kunt u mailen naar je docent:
Niels Huneker:
[email protected] of Linda Heldoorn:
[email protected]
Spreekbeurt en verslag informatie Verhaal van Judo Hieronder staat de geschiedenis van het judo. Je kunt de informatie overnemen voor je spreekbeurt, of je verslag, of werkstuk. Wat er staat is alleen informatie. Je zult er zelf een mooi verhaal van moeten maken. Je mag zelf weten welke informatie je gebruikt en welke niet. In een spreekbeurt vertel je bijvoorbeeld minder dan dat je in een verslag doet. Belangrijke informatie staat in het rood geschreven. Dat is informatie waarvan we vinden dat je het zeker moet vertellen, als je het over judo hebt. Geschiedenis van het judo - Judo is bedacht rond het jaar 1880 door Jigoro Kano. - Judo komt van de oude Japanse vechtkunst Ju Jitsu, sommige dingen lijken daarom op Ju Jitsu. - Jigoro Kano noemde zijn sportschool de Kodokan. Officieel noemde hij zijn sport Kodokan Judo. De Kodokan Judoschool werd opgericht in 1882 in Tokyo. - Judo werd officieel erkend in 1886 en het werd officieel een sport in Japan in 1910. - Het werd vanaf 1886 door de politie in Japan gebruikt. - Judo werd een officiele Olympische sport in 1964 ( in 1988 voor vrouwen als demonstratiesport bij de Olymische spelen ) - De eerste keer dat er wereldkampioenschappen gehouden werden in Judo was in 1956 Jigoro Kano - Jigoro Kano werd geboren op 28 oktober 1860 in Japan ( en hij leefde tot 4 mei 1938 ). - Jigoro Kano was klein van stuk. Daarom was hij Ju Jitsu gaan studeren, toen hij jong was. Hij deed dat, omdat er van Ju Jitsu gezegd werd, dat je door de juiste manier van oefenen kon leren iemand te verslaan die veel groter is dan jezelf,. - Later werd Jigoro Kano een professor in sport aan de Universiteit van Tokio. - Toen Jigoro Kano lang gestudeerd had, merkte hij dat Ju Jitsu op veel verschillende manieren werd uitgelegd door verschillende docenten. Deze docenten vonden allemaal dat ze gelijk hadden. Kano wilde dat er gekeken werd naar of de beoefenaars van een vechtsport de basis begrepen. Hij wilde dat beoefenaars nadachten over wat ze deden. Daarnaast gebeurde er teveel ongelukken met Ju Jitsu. Hij wilde meer een sport beoefenen dan een vechtkunst. Op een manier waarbij je elkaar geen pijn hoefde te doen. - Daarom bedacht hij rond 1880 het Judo. - De “Ju” in het woord Judo is dezelfde als de “Ju” in het woord Ju Jitsu. Ju: het betekend soepel, meegaand, of zacht. “Do” in het woord Judo Betekend: de weg of de methode. Terwijl Jitsu: de kunst betekend. Judo betekend dus de soepele weg, of de meegaande methode. En Ju Jitsu betekend de soepele kuns of de meegaande kunst. - Jigoro Kano werd geboren op 28 oktober 1860 in Japan en hij leefde tot 4 mei 1938 - Kodokan betekend: Ko: leren Do: de weg, of de methode Kan: de plaats; dus de plaats waar je de weg, of de methode kunt leren. Met de methode of de weg bedoelen ze judo. - Jigoro Kano had twee regels, die hij in alles dat hij deed probeerde door te voeren: 1: Maximale doeltreffendheid met een minimum aan inspanning ( zie 1e kaart in deze map ) 2: Algemene voorspoed voor de hele wereld ( zie 1e kaart in deze map ) - Op het moment dat Jigoro Kano stierf hebben zijn leerlingen zijn werk voortgezet
Wat is Judo? - Judo is een spel / sport waarbij je je met elkaar kunt vergelijken in een gevecht, zonder dat je elkaar pijn doet. Judo speel je altijd met twee personen. - Judo wordt staand gespeeld en op de grond. Staand door elkaar uit balans te brengen en te werpen en op de grond door elkaar in de houdgreep te nemen en vast te houden. Hiermee vergelijk je je met je medespeler, zonder elkaar pijn te doen. Zowel staand als op de grond is het de bedoeling dat je elkaar probeert te controleren ( zorgen dat jij de ander kan laten doen wat jij wilt ). Degene die zijn/haar medespeler het beste onder controle heeft, wint. - Het is bij Judo belangrijk dat je zoveel mogelijk techniek gebruikt, niet zoveel mogelijk kracht. Als je het goed doet, gebruik je de kracht van je tegenstander samen met je eigen kracht. Zodat je samen met je tegenstander zorgt dat hij/zij valt en jij niet, of dat je hem/haar in de houdgreep kunt houden. - Zoals in het hoofdstuk hierboven hier boven staat, betekend het woord Judo: Ju: Soepel, meegaand, of zacht en Do: de weg, of de methode. Het is moeilijk om één betekenis te geven, omdat de meeste Japanse woorden vaak meer dan één betekenis hebben. - Bij de Judo is het belangrijk dat je kunt vallen. Dat heet Ukemi in het Japans: valbreken in het Nederlands. Er zijn verschillende manieren van valbreken die je eerst moet kennen en kunnen voor je kunt gaan judoën: De zijwaartse val ( links en rechts ) de achterwaartse val of rol, de voorwaartse val en de judorol ( links en rechts ). Judo ( uitgebreide informatie ) - Om aan te geven wat voor een soort technieken er zijn, wordt Judo verdeelt in staand Judo, het werpen ( Nage waza in het Japans ) en Judo op de grond ( Ne waza in het Japans ). Het woord waza in Ne waza en Nage waza, betekend de kunst van... Nage waza betekend: De kunst van het werpen. Ne waza betekend: De kunst van het controleren op de grond. - Je kunt judo op veel manieren verdelen in verschillende onderdelen. Als je het over het oefenen en spelen van judo hebt, wordt het Judo opgedeeld in vier soorten: - Het oefenen van afgesproken worpen of grepen ( Uchi komi of Keiko in het Japans ), - het vrij oefenen van de worpen die je kent ( Randori ), - het oefenen van de traditionele trainingsvormen ( Kata ) en - het wedstrijdjudo ( Shiai ). - De worpen en grepen die in het Judo worden gedaan, hebben Japanse namen. - Het Nage waza ( werptechniek ) wordt op haar beurt weer opgedeeld in het Tachi waza ( staande werptechniek ) en het Sutemi waza ( werptechniek vanuit een liggende positie ). - Het Ne waza ( controletechniek op de grond ) wordt onderverdeelt in het Katame waza ( controle technieken ) en situationele techniek ( kantel- en keertechnieken ). Op de andere informatiebladen vindt je schema’s van alle categorieën waarin de worpen en grepen zijn onderverdeelt; ze staan er in het Japans, met daarbij de Nederlandse betekenis. - Voor de Judoka’s met hogere banden zijn er nog de combinatie- en overnametechnieken, de Sutemi waza en de Hikomi technieken ( staande kantel- en keertechnieken ); bij het Ne waza zijn er de verwurgingen, armklemmen, de houdgreep- bevrijdingstechnieken en de sankaku’s ( driepunts-controletechnieken ). Deze technieken mogen pas vanaf 12 jaar gedaan worden. Wedstrijdjudo - Bij een wedstrijd mag je proberen de ander te gooien wanneer je staat, of proberen je tegenstander in de houdgreep te nemen op de grond. De judoka die dat het beste doet, wint. - Een wedstrijd duurt tweeënhalve minuut bij de jeugd, tot maximaal 5 minuten bij de oudere judoka’s. Als één van de judoka’s een ippon scoort, stopt de wedstrijd altijd meteen. De puntentelling en wat de scheidsrechter zegt, staan op het volgende blad. - Een echte judowedstrijd wordt bij kinderen tot 12 jaar gespeeld met twee judoka’s en één scheidsrechter. Bij de oudere judoka’s zijn er -bij officiële wedstrijden- drie scheidsrechters aanwezig. Zij kunnen samen beter te zien wat er gebeurd en wie er wint. - Bij een wedstrijd mag je alle technieken toepassen die je geleerd hebt, tenzij er van te voren gezegd is dat bepaalde worpen of grepen niet mogen. Bij jeugdjudo zijn Sutemi’s ( offerworpen ), Hikomi’s ( staande kanteltechnieken ), armklemmen en verwurgingen verboden. - Aan het begin en aan het einde van een judowedstrijd maak je altijd een buiging naar je tegenstander. Dit heet in- en afgroeten. De scheidsrechter zegt wanneer je dat moet doen.
Graduaties in Judo Als je begint met Judo krijg je een witte band. Elk half jaar doen we examens waar je een slip kunt halen. Eerst de gele slip, daarna de oranje en uiteindelijk misschien wel de zwarte band. Hieronder staat hoe het systeem van slippen en banden werkt. Tot de zwarte band, heet elke van een Kyu ( een Kyu is een leerling-graad ). Daarna heet de band een Dan ( een Dan is een meestergraad ). Witte band is de 6e Kyu. Je telt daarna op tot bruine band ( 1e Kyu ). De zwarte band is de 1e Dan, daarna tel je weer vooruit. De verschillende bandkleuren en benamingen staan hieronder: Witte band 6e Kyu of Roku-Kyu Witte band + gele slip Witte band + gele slip + oranje slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip + blauwe slip Witte band + gele slip + oranje slip + groene slip + blauwe slip + bruine slip Gele band 5e Kyu of Go-Kyu Gele band + oranje slip ( de gele slip wordt overgeslagen, omdat je deze niet ziet op de gele band ); Gele band + oranje slip + groene slip Etc. Oranje band 4e Kyu of Shi-Kyu Oranje band + groene slip ( oranje en geel worden overgeslagen ); Etc. Groene band 3e Kyu of San-Kyu Tot en met het 3e uur ( en maximaal tot oranje band + bruine slip ) worden er slipexamens afgenomen. Hierna worden er persoonlijk bandexamens afgenomen. Deze examens zijn ongeveer eens per jaar. Het systeem met de slippen vervalt dan. Blauwe band
2e Kyu of Ni-Kyu
Bruine band
1e Kyu of Ik-Kyu
Zwarte band
1e Dan of Ichi-Dan
Je kunt je zwarte band niet halen op de sportschool, je moet hier een speciaal landelijk examen voor doen. Je kunt tot 5de Dan examens doen door worpen en grepen te laten zien.. Bij uitzonderlijke gevallen tot 6de Dan. Voor het halen van een hogere Dan moeten bijzondere verrichtingen gedaan worden, zoals het schrijven van een boek, of het oprichten van een succesvolle judoschool. Het Dansysteem loopt tot en met 10de Dan. De benamingen en bandkleuren zijn als volgt: 2e Dan 3e Dan 4e Dan 5e Dan
Ni-Dan San-Dan Yo-Dan Go-Dan
zwarte band zwarte band zwarte band zwarte band
6e Dan 7e Dan 8e Dan
Roku-Dan Shichi-Dan Hachi-Dan
rood-wit geblokte band of zwarte band ( naar eigen keuze ) rood-wit geblokte band of zwarte band rood-wit geblokte band of zwarte band
9e Dan 10e Dan
Ku-Dan Ju-Dan
rode band of zwarte band ( naar eigen keuze ) rode band of zwarte band
De 9de en 10de Dan Judo worden alleen gegeven door de IJF ( International Judo Federation ) of door de Kodokan Judoschool in Tokio, Japan. Vaak pas na iemands dood, als eerbetoon. In Nederland is de hoogste band de 10de Dan. Deze is in het bezit van Anton Geesink. In de wereld zijn er maar enkele mensen die 10de Dan hebben NB.:
Zwarte bandexamens in Nederland worden landelijk georganiseerd door de Judo bond Nederland ( JBN ). Voor verdere reglementen van Danexamens: zie bondsvademecum op www.jbn.nl
Wedstrijdreglementen Zoals op de andere informatiebladen staat uitgelegd, is judo een sport waarbij je je aan elkaar kunt meten ( een soort gevecht met elkaar kunt hebben ) zonder dat je elkaar pijn doet. Zoals je weet zijn er in de judoles een paar belangrijke regels, waaraan iedereen die judo doet zich moet houden. Voor de wedstrijden zijn die regels nog belangrijker. Allebei de judoka’s willen graag winnen. Daarom doen ze beiden heel erg hun best. Met de regels uit de judoles, gebeuren er geen ongelukken: Jeugdreglement Om jonge judoka’s op een veilige manier te laten judoën, zijn er speciale regels voor judoka’s tot 12 jaar. We noemen dit het jeugdreglement. Hieronder staan de belangrijkste regels: De volgende worpen of groepen worpen en grondtechnieken zijn verboden voor de jeugd tot 12 jaar: Ma-sutemi-waza : alle rechte offerworpen ( deze oefenen we maar heel soms tot 12+ ) Kansetsu-waza : alle gebogen en gestrekte armklemmen ( ook deze oefenen we bijna niet tot 12+ ) Shimé-waza : alle verwurgingtechnieken ( deze oefenen we niet tot je 12 jaar of ouder bent ) Morote gari Kani Basami
: beiden benen pakken onderuit trekken ( deze worp heet ook Ryo-ashi-dori ) : vliegende schaar ( deze worp is ook bij de oudere judoka’s verboden )
Voorwaartse worpen op één of twee knieën zijn verboden ( zoals de spierballenworp op één knie ). Natuurlijk mogen de dingen die in de les niet mogen, ook niet in een wedstrijd ( krabben, slaan, bijten schoppen, spugen, enz. ). Ook in een wedstrijd moet je je tegenstander vasthouden als je gooit. En je mag nooit aan het gezicht van je tegenstander komen. Er is één ding dat in de wedstrijd altijd mag, wat in de lessen meestal niet mag: op de grond verdergaan. In de judoles doen we dit niet omdat we anders op elkaar kunnen vallen. Met een wedstrijd heb je een hele mat voor jezelf, dus dan mag je op de grond verder. Een judowedstrijd voor kinderen tot 12 jaar duurt tweeënhalve minuut. Wanneer de scheidsrechter maté zegt stopt de tijd. Scheidsrechters De scheidsrechters geven aanwijzingen in het Japans. Bijvoorbeeld: beginnen is ‘hajimé’ in het Japans. En ‘maté’ is stoppen. Hieronder staan de meeste Japanse woorden die een scheidsrechter gebruikt. Daaronder staan de punten aangegeven. De scheidsrechter zegt direct na een worp of na een houdgreep, welk punt de judoka krijgt. Achter de punten staat waarvoor je een bepaald punt krijgt. In wedstrijden zegt de scheidsrechter Rei In- of afgroeten Soremade Hajime Begin Osae-komi Mate Stop Tokéta Punten in een wedstrijd Yuko 5 punten Waza-ari 7 punten Ippon 10 punten
De tijd is op Houdgreep Houdgreep verbroken
Als je tegenstander op zijn zij landt, of bij 16-20 sec. houdgreep Als je tegenstander half op zijn rug landt, of bij 21-24 sec. houdgreep Als je tegenstander op zijn rug landt, of bij 25 sec. houdgreep
Regels voor de puntentelling Judopunten mag je niet optellen. Als een judoka drie keer iemand op zijn zij gooit en dus drie yuko’s haalt, heeft hij nog steeds 5 punten en niet 15. Als de ene judoka een waza-ari heeft en de ander drie yuko’s, dan wint de judoka met de waza-ari. Dit komt omdat we degene die het beste gooit of het langste achteréén een houdgreep heeft, willen laten winnen. En niet de judoka die het meeste gooit of kort een houdgreep vasthoudt. Natuurlijk is het wel zo dat als de ene judoka drie yuko’s heeft en de andere één yuko, dat de judoka met de drie yuko’s wint. De judoka met de drie yuko’s wint dan met 5 punten. Er is één uitzondering op de regel met het optellen: er kan niet tweemaal een waza-ari gehaald worden. In dat geval geeft de scheidsrechter toch een ippon. De scheidsrechter zegt dan: waza-ari-awasete-ippon. Bij een ippon is de wedstrijd altijd direct afgelopen.
Filosofie Zoals op de eerste pagina geschreven staat had Jigoro Kano, de bedenker van het Judo, twee regels. Vanuit die twee regels heeft hij het Judo bedacht. Dit is een deel van de filosofie achter het Judo. De filosofie achter het Judo betekend: de gedachte achter Judo. Hieronder staan de Japanse tekens die de twee regels van Jigoro Kano uitdrukken:
SEIRYOKU-ZEN’YO Maximale doeltreffendheid met een minimum aan inspanning
JITA-KYOEI Gemeenschappelijk welzijn voor iedereen
Als je bedenkt wat Judo is ( en dat weet je nu een beetje uit de les en na het lezen van de bladen hiervoor ) dan passen de twee regels heel goed bij Judo. Maximale doeltreffendheid met een minimum aan inspanning Als je Judo op de juiste manier doet, maak je gebruik van de kracht van je tegenstander samen met maar een beetje van je eigen kracht. Samen zorg je dat je tegenstander valt. Hierdoor win jij; zonder heel veel inspanning; dat is dus een maximaal resultaat met een minimum aan inspanning. Gemeenschappelijk welzijn voor iedereen Judo is zo bedacht dat jij en tegenstander flink kunnen judoën, zonder dat één van jullie gewond raakt of zich pijn doet. Zolang jij en je tegenstander zich aan de regels houden, is het judo veilig voor jezelf en voor degene met wie je aan het judoën bent. Je zorgt dus dat jij en je tegenstander een leuke tijd hebben: gemeenschappelijk welzijn voor iedereen. Jigoro Kano probeerde deze twee regels toe te passen in alles dat hij deed. Voor hem was Judo een manier van leven. Voor veel mensen in Japan is dat nog steeds zo. Voor de meeste judoka’s in Nederland is Judo alleen een sport.
Judo en Japanse taal In de lessen worden weinig Japanse woorden gebruikt; maar als je zwarteband-examen wilt doen dan moet je alle worpen in het Japans kennen. De benamingen in het Japans noemen we Japanse nomenclatuur. Als je 12 jaar of ouder bent wordt er in de lessen de Japanse en de Nederlandse benaming gegeven voor een techniek. Daarmee leer je vast de Japanse woorden voor als je zwarteband-examen wilt gaan doen. Op de kaart met werptechnieken en grondtechnieken staan alle Japanse benamingen met de Nederlandse benamingen erbij. Enkele Japanse woorden hebben meer dan één betekenis in het Nederlands. Dit komt omdat het Japans soms moeilijk te vertalen is. Hieronder staan voorbeelden van Japanse woorden:
Japanse nomenclatuur Technieken indelen Ashi Voet, of been Goshi Heup Kata Schouder, of vorm Te Hand Sutemi Offerworp Osae Insluiten Kansetsu Gewricht Shimé Verwurging
Ashi-waza Goshi-waza Kata-waza Te-waza Sutemi-waza Osae-waza Kansetsu-waza Shimé-waza
Kunst van het werpen met de voet Kunst van het werpen met de heup Kunst van het werpen met de schouder Kunst van het werpen met de hand Kunst van het liggend werpen ( opoffering ) Kunst van het vasthouden ( op de grond ) Kunst van het maken van armklemmen Kunst van het verwurgen
Veelgebruikte woorden O Groot Ko Klein Soto Buitenwaarts Uchi Binnenwaarts Dé Eerste, of voorste Okuri Allebei, of beiden Ma Recht Yoko Schuin
Tai Ude Seoi Hiza Gatamé Kesa Shiho Taté
Lichaam Arm Rug Knie Controle, of vastpakken Pak, of revers vier punten Rechtop
Soorten worpen Gari Maai of haak Garuma Wiel Barai Veeg Gake Worp of haak Otoshi Neersturing Nage Worp Met de woorden die hierboven staan kun je zelf zien hoe het woord voor een worp gemaakt wordt in het Japans. Bijvoorbeeld het woord voor de worp naaststappen en haken, de O soto gari: O Soto Gari
= = =
Groot Buitenwaarts Maai
De worp heet dus in het Japans: de Grote buitenwaartse maai. Als je goed kijkt naar wat je doet met die worp, dan klopt dat wel: Je maakt een grote stap naast het been van je tegenstander. Daarna zwaai je je andere been buitenlangs. En in je zwaai, neem je het been van je tegenstander mee… je maait het been weg. De grote buitenwaartse maai, dus. Probeer het zelf maar eens met de volgende worpen: Hiza Garuma, Dé ashi barai, Okuri ashi barai, Tai otoshi en de O uchi gari. En met de volgende houdgrepen: Kesa gatamé ( 1e houdgreep ), Kata gatamé ( 2e ), Taté shiho gatamé ( 3e ) en de Yoko shiho gatamé ( 4e ). Uiteraard is er nog veel meer te vertellen over Judo, maar dat moet je zelf opzoeken. Als je boeken nodig hebt over Judo, of als je vragen hebt kun de docent in de lessen vragen of mailen. Succes en laat even weten hoe het is gegaan.