SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
SPORTCOMPLEX DE BINCK
Naam: Eurvel Winters 1394444 . BSC6 Eindwerkstuk. BK6000-R . Real Estate & Housing . Begeleidend docent: ir. R.P. Geraedts . Faculteit Bouwkunde . TUDelft . Inleverdatum: 11 januari 2011
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Voorwoord Voor U ligt het eindwerkstuk, geschreven in het kader van het zesde semester Bachelortraject van de TU Delft. Het moet een waardige afsluiter zijn van het Bachelor gedeelte aan de faculteit Bouwkunde. Het eindwerkstuk laat onder andere zien wat de student de afgelopen 3 jaren heeft geleerd en tot kennis heeft kunnen nemen. Het is een voorbereiding op de Masteropleiding. Deze tekst is een reflectie op de ontwerpopgave en -product en het doorlopen ontwerpproces, uitgevoerd in het kader van het zesde semester Bachelor. Wat zult U tegenkomen in dit werkstuk? Allereerst een beschrijving van de ontwerpopgave en het daarbij horende product. Beiden zullen kritisch en onderbouwd geëvalueerd worden. Er zal vervolgens dieper ingegaan worden op de
generieke (deel)oplossingen, welke eveneens kritisch geëvalueerd zullen worden. Hierna zal het doorlopend ontwerpproces geëvalueerd worden en, waar nodig, bekritiseert en verantwoord worden. Na deze reflectie volgen een samenvatting en conclusies.
Voorwoord
Alle afbeeldingen, illustraties en tabellen met bronvermelding zijn afkomstig van geraadpleegde literatuur. Alle illustraties waarbij geen bronvermelding bij staat zijn zelf gemaakt en afkomstig uit eerdere rapporten, zoals het leerplan en het ontwerpplan.
1
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Beschrijving van de opgave Het vinden van het object de vuiloverslag de Binckhorst Locatieanalyse Vraag naar een sportcomplex? Marktanalyse SWOT analyse Formulering van de opgave Kernachtige typering van de opgave Hoofdstuk 2. Beschrijving van het ontwerpproduct Ontwerpconcept Context Plattegronden Impressies Hoofdstuk 3. Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct Verantwoording transformatieopgave Verantwoording concept Verantwoording outdoor Verantwoording indoor Verantwoording haalbaarheidsaspecten Evalutatie ontwerpproduct Hoofdstuk 4. Beschrijving en reflectie, markante generieke (deel)oplossingen De gevel; van oud naar nieuw De transformatie opgave van vuiloverslag naar sportcomplex als incubator Hoofdstuk5. Beschrijving van het ontwerpproces: strategie en keuzen Strategieen Methoden Technieken en middelen Hoofdstuk 6. Verantwoording en evaluatie ontwerpproces Beschrijving geplande aanpa Verantwoording ontwerpprocessen Evaluatie ontwerpprocessen Conclusie: kwaliteit van het ontwerpproces Hoofdstuk 7. Reflectie op het ontwerpproces Het strategisch mode Marktgericht onderzoek Variantenonderzoek Hoofdstuk 8. Samenvatting en conclusies Literatuurlijst en herkomst illustraties
3 3 3 4 5 7 7 7 7 8 8 9 9 10 11 11 11 12 12 13 14 15 15 18 21 22 22 23 24 24k 25 25 27 28 28l 29 31 33 34
Inhoudsopgave
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 4. 4.1. 4.2. 5. 5.1. 5.2. 5.3. 6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 7. 7.1. 7.2. 7.3. 8. 9.
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
2
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
Hoofdstuk 1. Beschrijving van de opgave
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
1.1 Vinden van het object Voor de toekomstige situatie is er gebruik gemaakt van een vooraf opgesteld masterplan. Gezien het feit dat de uitwerking van het eindproject in een duo vorm is uitgevoerd waarom er ook twee masterplannen waar uit gekozen moest worden Vanwege onze visie over een duurzaam gebouw, was het een logische stap om het masterplan van Eurvel Winters te kiezen. Hij had namelijk met zijn masterplangame groep een duurzaam masterplan opgezet. Het gekozen gebouw moet dienen als een incubator voor de Binckhorst om zo de mensen naar het gebied te trekken. Er zijn verschillende functies die gerealiseerd kunnen worden in het gebouw voor de vuiloverslag. Hieronder een korte samenstelling van de brainstormsessie. Brainstormsessie 17-0310. Toekomstige functie vuiloverslag. Functie’s Woningbouw Studentenwoningen Schoolgebouw Evenenmentencomplex Sportcentrum
Voordeel Aan de rand van de stad Aan de rand van de stad Ontsluiting omgeving Ontsluiting omgeving, mensenstroom. Locatie, Breed aantrekkingskracht op meerdere schaalniveau.
Nadeel X Kosten, constructie, omvang, geluidsoverlast X Kosten, constructie, omvang, geluidsoverlast X Locatie, geluidsoverlast X positieve Incidenteel te druk in de Binckhorst, buurt had er X geen baat bij. doelgroep, omvang gebouw V
`Tabel 1.1. Brainstormsessie
Aan de hand van brainstormsessie hebben we besloten om te kiezen voor een sportcentrum. Het moet dienen als een incubator voor de Binckhorst maar we willen ook kijken of we geen faciliteiten kunnen bieden op een regionaal schaal niveau. Door de gekozen functie zijn we genoodzaakt om het masterplan deels aan te passen in de omgeving van het gebouw, dit komt omdat we in plaats van alleen een indoorsportcentrum ook de optie naar een outdoorsportcomplex open willen stellen.
1.2 Vuiloverslag de Binckhorst
Beschrijving van de opgave
In dit overslagstation (afbeelding 1.1) wordt huis- en bedrijfsafval uit de regio Den Haag op schepen richting de vuilverbranding in de Rijnmond gezonden. Het bestaat uit een grote kolomvrije ruimte met overdekte haven voor twee binnenvaartschepen, bovenligkranen en vuilstortbunkers. De dakconstructie is opgebouwd uit delta vakwerkliggers welke zijn afgehangen aan voorgespannen tuien op pylonen. Achtergrond informatie Locatie: Plutostraat, De Binckhorst, Den Haag Ontwerp: Jan Brouwer, Jan Brouwer Associates Opdrachtgever: Gemeente Den Haag Constructeur: Pieters Bouwtechniek, ingenieursbureau Den Haag Aannemer: Strabag Bruto vloeroppervlak: 7.000 m² Ontwerp - Realisatie: 1994 – 1996
Afbeelding 1.1. architectuur2)
Vuiloverslag de Binckhorst (bron:
2 http://www.architectuur.org/brouwer01.php (10-01-2011)
3
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
1.3 Locatieanalyse Centrum
Regionaal schaalniveau: Het vuiloverslag station is het enige afvaloverslag station van Den Haag. De locatie heeft daarom ook een centrale ligging net aan de rand van het centrum en het ligt aan een belangrijk kruispunt waar verkeer vanuit Rotterdam, Utrecht en Amsterdam samenkomt op dit punt (afbeelding 1.2). Lokaal schaalniveau: De Binckhorst zelf ligt op een strategisch punt tussen vier NS stations. (Den Haag HS, Den Haag CS, Den Haag Laan van NOI en Voorburg). Het object is vanaf de trein opvallend en is een van de eerste gebouwen dat men waarneemt als men de Binckhorst in rijdt vanuit het centrum. De direct aanliggende woonwijk is het Laak. Tevens is de Haagse Hogeschool en de woonboulevard Megastores enkele honderden meters verwijderd van de locatie (afbeelding 1.3).
Amsterdam
Utrecht Rotterdam
Afbeelding 1.2. Regio Den Haag (bron: verwerkt van Google tele atlas 15-05-2010)
Den haag CS Den haag Laan van NOI
Den haag HS Voorburg
Wijk/buurt schaalniveau: De locatie bevindt zich aan de rand het economisch en bestuurlijk hart van Den Haag aan de ene kant en aan de andere kant het her te ontwikkelen gebied de Binckhorst. Dit gebied zal herbestemd worden van industrieterrein naar een duurzame woon en werk gebied. De huidige vuiloverslag wordt momenteel gescheiden door de Binckhorstlaan en de Mercuriusweg aan de ene kant en aan de andere kant door water. Dit markeert de locatie als een apart gescheiden gebied van de Binckhorst (afbeelding 1.4). Klant: Het overslagstation wordt op dit moment geëxploiteerd door AVR/ Van Gansewinkel op grond van een acceptatieovereenkomst die op 31 december 2009 afliep. De grond was tot en met die datum verhuurd aan AVR/Van Gansewinkel die daarop voor eigen rekening en risico het overslagstation heeft gerealiseerd. Inmiddels is het contract verlengd met een termijn van 10 jaar. Tot die tijd zullen de huidige activiteiten, het overplaatsen van HRA, GFT, grof huisvuil en veegvuil, nog voortgezet worden.
Afbeelding 1.3. Omliggende omgeving de Binckhorst (bron: verwerkt van Google tele atlas 15-05-2010)
Afbeelding 1.4. Locatie vuiloverslagstation de Binckhorst (bron: verwerkt van Google tele atlas 15-052010)
Beschrijving van de opgave
Product: In dit overslagstation wordt huis- en bedrijfsafval uit de regio Den Haag op schepen richting de vuilverbranding in de Rijnmond gezonden. Het bestaat uit een grote kolomvrije ruimte met overdekte haven voor twee binnenvaartschepen, bovenligkranen en vuilstortbunkers. De dakconstructie is opgebouwd uit delta vakwerkliggers welke zijn afgehangen aan voorgespannen tuien op pylonen (afbeelding 1.1).
4
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
1.4 Vraag naar een sportcomplex? Nadat de transformatiemogelijkheden naar een sportcomplex is onderzocht is er gekeken naar de vraag nu en in de toekomst naar een sportaccommodatie inde Binckhorst. Momenteel blijkt dat er op lokaal niveau in vergelijking met de rest van Den Haag nauwelijks faciliteiten zijn opgenomen voor sportactiviteiten. In afbeelding 1.5 en 1.6 is te zien dat er in de wijken Laak (waar de Binckhorst onder valt) en het Centrum substantieel minder sportmogelijkheden zijn. Tevens is het procentueel aantal sporters ook de minste als in de rest van Den Haag. De bedoeling is om deze gebieden te upgraden. Mede met in het achterhoofd dat Den Haag de sportstad van Nederland wilt worden en dat het NOC NSF de Olympische Spelen in 2028 naar Nederland wilt toetrekken.
In de toekomstige Binckhorst zal een sportcomplex een toegevoegde waarde zijn voor zowel de stad als voor de wijk en omliggende buurten. Vanuit het oogpunt van de doelgroepen die gevestigd zullen worden is het belangrijk dat ook zij gebruik zullen maken van de sportfaciliteiten. Allereerst is uit onderzoek gebleken dat de naastgelegen Haagse Hogeschool alleen maar indoorsport faciliteiten in het bezit heeft. Een geschikte kans om voor de doelgroep studenten buitenfaciliteiten te realiseren. Deze doelgroep heeft ook met de meeste sportdeelname naar opleidingsniveau (afbeelding 1.8).
Afbeelding 1.5. Sportdeelname stadsdeel Binckhorst (Den Haag monitor2
Afbeelding 1.6. Percentage sporters per stadsdeel (Den Haag monitor)
Afbeelding 1.7. monitor)
Aantal sportvelden (Den Haag
Afbeelding 1.8. Haag monitor)
Sportdeelname naar opleiding (Den
Afbeelding 1.9. Haag monitor)
Sportdeelname naar leeftijd (Den
Afbeelding 1.10. Haag monitor)
Sportdeelname naar inkomen (Den
Toekomstige doelgroepen van de Binckhorst zijn onder andere starters en beginnende ondernemers. In nevenstaande schema’s is te zien dat dit de groepen zijn met de grootste sportdeelname (afbeeldingen 1.9 en 1.10).
Beschrijving van de opgave
Om het sportcomplex succesvol te laten zijn is er onderzoek gedaan naar referentie sporthallen in de regio Den Haag. Belangrijk als voorwaarde voor succes is dat er een constante bezetting van de sportfaciliteiten moet zijn. Concluderend uit dat onderzoek zijn een aantal randvoorwaarden naar voren gekomen onder andere; goede bereikbaarheid, aan de rand van het centrum, opnemen van outdoor faciliteiten en toevoegen van niet gerelateerde sportvoorzieningen, zoals vergaderzalen, een restaurant en winkeltjes. Al deze factoren hebben een relatie met elkaar om de bezettingsgraad gedurende het hele jaar hoog te houden. In afbeeldingen 1.11, 1.12 en 1.13 is te zien de relatie tussen bezettingsgraad en bereikbaarheid.
5
2 http://denhaag.buurtmonitor.nl/default. aspx?quickstep (10-05-2010)
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
1.5 Marktanalyse Omdat elk sportcentrum uniek is en afhankelijk van de vraag, is het verstandig om voorafgaande aan het opstellen van een programma van eisen een micro marktanalyse te verrichten om zo inzicht te krijgen in de vraag naar sportfuncties in en rondom de Binckhorst. Functies die geïntegreerd in het sportcomplex komen worden bepaald door middel van vraaggestuurde aanpak. Als eerst is er gekeken welke functies er in de buurt zitten. Daarna hoeveel het er zijn. Daarna de omvang en het bereik ervan. En als laatst de toekomstperspectieven van deze functies. Aan de hand van deze gegevens is er een hypothese uit gekomen die uitkomst moet bieden aan de marktvraag om functies in het sportcomplex op te nemen Hieronder ziet u een deel van de marktanalyse dat is verricht. (Alle afbeeldingen zijn een bewerking van Google tele atlas2 en de statistieken komen van Den Haag Monitor3) .
Indoorgolf
Outdoorgolf
Golfclub verenigingen
Aantal: 3 (2outdoor, 1 indoor) Omvang: Middelgroot indoor vereniging (met kleine fitnessruimte) Bereik: Regionaal Toekomstperspectief: opnemen in programma d.m.v. fusering
Roeiverenigingen
Aantal: 3 Omvang: Kleine verenigingen Bereik: Stadsniveau Toekomstperspectief: opnemen in het programma
Cluster
?
Vraag
?
Vraag
?
Vraag
?
Vraag
Fitnesscentra
Hockey verenigingen
Aantal: 10 Omvang: Middelgrote clubs met 1 tot 3 velden Bereik: Vooral tot buurtniveau Toekomstpersectief: Mogelijkheid tot opnemen hockey faciliteiten in een verdere ontwikkelingsfase.
Aantal:9 Omvang: middelgrote fitnesscentra Bereik: Buurtniveau Toekomstperspectief: Opnemen flexibel fitnesscentra met mogelijkheid tot uitbreiden in de toekomst Leiden
Beschrijving van de opgave
Den Haag
?
Gouda
Centrum
Delft
Klimhallen
Tennis verenigingen
Aantal: per wijk minimaal 1 Omvang: 2 a 6 banen Bereik: wijkniveau Toekomst: indoor faciliteiten en banen opnemen. 2 3
6
Aantal: 2 Omvang: Beide zijn groot van omvang. Ayers Rock bevat ook buitenklim faciliteiten. Bereik: Regionaal niveau Toekomstperspectief: verhuizen gebruiker.
http://maps.google.com (24-04-2010) http://denhaag.buurtmonitor.nl/ (10-04-2010)
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
1.6 SWOT analyse
1.8 Kernachtige typering van de opgave
Als eindresultaat van de analyse hebben we de volgende punten kunnen onderscheiden en rankschikken onderstaande SWOT analyse. Dit moet ons hou vast geven tijdens het ontwerpproces waar de nadruk op zal liggen. Tevens vormt dit schema de basis voor de uitgangspunten en de hierarchie van de uitwerking van het gebouw. De uitkomsten van objectief bepaald door heel neutraal naar het object te kijken. Een belangrijk aspect van deze analyse is dat er een onderscheid is gemaakt tussen het object zelf en zijn omgeving. Dit heeft mede de uitwerking van de context van het gebouw bepaald. Als resultaat van deze SWOT analyse is gebleken dat er vooral gebruikt worden gemaakt van de WO methode. Het omzetten van de weaknesses in opportunities.
Het vuiloverslagstation voegt momenteel geen waarde toe aan de rest van de Binckhorst en Den Haag. Door middel van een transformatieproces trachten wij het gebouw te herbestemmen en het gebouw als een voorbeeldfunctie te gebruiken voor de duurzame herontwikkeling van de Binckhorst. De fasering en de samenwerking spelen daarbij een belangrijke rol voor het transformatieproces. Zonder dit is het niet haalbaar.
Exterieur Intern
Nabijheid van water
Isolatie
S W O T
Vervuiling gebouw
Strengths
Flexibel
Weaknesses
Imago
Daglichttoetreding
Reeds aanwezige installaties
Industrie terrein
Locatie
Extern
Sportstimulering
Het sportcomplex met al zijn activiteiten moet werken als een katalysator voor de Binckhorst. De Binckhorst moet veranderd worden van een industriegebied naar een prettig woonwerkgebied. Hoe de vuiloverslag goed paste bij de Binckhorst als industriegebied, zo zal het sportcentrum passen bij de Binckhorst als snel groeiend woonwerkgebied. Tijdens het gehele transformatieproces zal duurzaamheid de leidraad zijn op meerdere schaalniveaus.
Constructie Demontabel
Threats AantrekkelijkeOpportunities Aanwezigheid ‘bouw’kraan Vervuiling bodem woon-omgeving Verbindingsfunctie creeren tussen Centrum en Binckhorst
Onderhandelen met financiele partners
Afbeelding 1.11.
SWOT analyse model
Beschrijving van de opgave
1.7 Formulering van de opgave Het huidige probleem is dat de gehele Binckhorst, waaronder ook de vuiloverslag, geen uitstraling heeft. Je rijdt door de Binckhorst heen zonder dat je weet dat je in de Binckhorst bent, met andere woorden de Binckhorst is geen aantrekkelijk en opvallend gebied. Als je in de toekomst woningbouw wilt realiseren in de Binckhorst dan zal dat geen makkelijke taak worden om het verkoopbaar aan te bieden. Daarom is het belangrijk om het gehele gebied aan te pakken. Door een functiegebouw als incubator te gebruiken kan het gebied snel een meerwaarde krijgen. Aan de hand van de SWOT analyse en de analyse van de opgave blijkt dat een sportcentrum de juiste keuze is omdat je door niet al te veel kosten te maken al snel een werkende incubator kan krijgen. Door eerst de buitenvelden rondom het gebouw te gebruiken als bijvoorbeeld voetbalvelden, kan er met de winst en de aantrekkingskracht van die functie, al een doelgroep getrokken worden. In een later stadium kan de rest van het gebouw en de omgeving gerealiseerd worden.
7
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 2. Beschrijving van het ontwerpproduct 2.1 Ontwerpconcept Door de grote transformatie dat het gebouw zal ondergaan ontstaan er grote contrasten tussen heden en toekomst. In onderstaande tabel zijn ze weergegeven. Huidige situatie
Toekomstig ontwerp
Afgelegen
Centraal
Lokale vuiloverslagstation
Stedelijke sportcomplex
Onopvallend
Opvallend
Stankoverlast
Aantrekkelijk
Vuil
Schoon
Blanco exterieur
Afleesbaar exterieur
Introvert karakter
Open en transparant karakter (extravert)
Monofunctioneel
Multifunctioneel
Louter omhulling
Gelaagdheid in ruimtes, functies en activiteiten
Afvalverwerking als proces
Afval reduceren als doel (milieubewust bouwen)
Tabel. 2.1
Huidige situatie vs. Toekomstig ontwerp
Spreekwoordelijk kan men stellen dat de vuiloverslag mensen uit het gebied dreef door de stank en uitstraling en zo zal door de herontwikkeling het sportcomplex, door de uitstraling en de activiteiten in en rondom het gebouw, de mensen naar het gebied trekken. In een slagzin valt de transformatie samen te vatten als: Een afgelegen stinkend monofunctioneel introvert gebouwschil omtoveren tot een aantrekkelijke multifunctioneel centrum met gelaagdheid en een open vriendelijk karakter naar de buitenwereld. Het is de bedoeling dat er van de vuiloverslag delen blijven staan en dat er delen worden vervangen. Het wordt dus geen nieuwbouwproject.
Beschrijving van de opgave
Het concept is daarom ook te formuleren als een ruwe diamant slijpen en polijsten naar een echte diamant. Het gebied en het gebouw hebben potentie die door ons is ontdekt. Het is de bedoeling dat eraan gaan eraan geslijpt totdat het een diamant wordt.
8
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
2.2 Context De 1:500 palttegrond laat de naaste omgeving van het sportcentrum zien. op de doorsnede is te zien dat het gebouw als enige hoog boven het maaiveld uitsteekt waardoor het opvallend is vanaf verschillende hoeken van de Binckhorst.
Afbeelding 2.1 Masterplan
Afbeelding 2.2 Outdoor complex
Afbeelding 2.3 Fragment locatie
2.3 Plattegronden
Hoofd entree
Sauna
Begane grond De begane grond vormt het hart van het gebouw. Doordat het gehele gebouw transparant is, zie je, in en rondom het gebouw, constant activiteit. De begane grond kenmerkt zich door de grote sporthal, de klimhal en de entreehal / passage. De sporthal is ontworpen op (inter) nationaal indoor sportactiviteiten. Vrij in de hal staat het restaurant, de winkels en de receptie. De bedoeling is dat het een indruk moet geven dat de hal dynamisch is. Ook is de hal een oriëntatiepunt. Dit maakt ook het gebouw helder qua routing. Ook worden er tijdens grote evenementen uitschuifbare tribunes toegepast waardoor de capaciteit van het aantal toeschouwers ongeveer verdubbeld wordt.
opslag Roeivereniging
Centrale hal met: Restaurant Sportwinkel Voedingswinkel Receptie
Sporthal
opslag
Klimhal
Entree
Afbeelding 2.4 Begane grond
Staanplaatsen sportevenementen
Beschrijving van de opgave
Eerste verdieping Op de eerste verdieping is er langs de langszijde van de sporthal tribunes geplaatst om zo de sportevenementen bij te wonen. Verder zit er een kantoorruimte die bestemd is voor de sturende functies van het sportcentrum. Aan de andere kant van de hal is er een lounge, die tevens ook bereikbaar is via het restaurant, waar men een uitzicht heeft op de hal, de sporthal en de klimrots. Verder zit er een indoor-golf zonder dak en een dojo. Dit deel van het gebouw kenmerkt zich door de flexibiliteit. Het namelijk herindeelbaar afhankelijk van de vraag van de toekomst. De routing spreekt voor zich doordat het open, overzichtelijk en logisch in elkaar zit. Tweede verdieping Deze verdieping kenmerkt zich door de split-level vloeren. Boven de Dojo zit de fitnessruimte die 90% transparant is wat ook hier de activiteit van het gebouw laat zien. Verder loopt er een loopbrug boven de hal, langs de klimrots naar de fitness toe. Op de bovenste verdieping van de split-level zijn er een viertal kantoorruimtes. En kan er hier weliswaar staand kijken naar de sporthal op de begane grond.
Kantoorruimte
Loopbrug
Fitness
Loopbrug
Afbeelding 2.5 Eerste verdieping Kantoorruimte
Dojo
Tribune Loopbrug
Indoor-golf
Lounge
Afbeelding 2.6 Tweede verdieping
9
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
2.4 Impressies
Exterieur
Westgevel
Beschrijving van het ontwerpproduct
Gevelfragment met interieur
Interieur Afbeelding 2.7
10
3D renders
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 3. Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk gaat het om het verantwoorden van het resultaat van het ontwerpproduct als een adequaat antwoord op de gestelde ontwerpopgave. Daartoe wordt het product aan het concept, eisen, randvoorwaarden en uitgangspunten getoetst en wordt nagegaan in hoeverre de oplossing voldoet hieraan. In §3... zal de oplossing vanuit een ruimer kader worden geëvalueerd en zal worden onderzocht waarom er afwijkingen zijn opgetreden.
3.1 Verantwoording transformatieopgave
Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct
Zoals er in de praktijk voorafgaand aan de ontwerpfase altijd een initiatieffase is, zo is dat ook bij aanvang van deze ontwerpopgave. De opgave betreft een transformatieproces. Om niet een willekeurig object te kiezen, met de gedachte dat daar potentie in zit, is er gekeken naar de vraag- en aanbodzijde van de vastgoedmarkt en naar de technische, functionele en economische levensduur van bestaand vastgoed. Er is onderzocht naar de differentiatie van de ingreepniveaus en de veranderingsimpact (Prins, 1992, p.23). Door middel van synthese van alle meespelende factoren die in de overweging relevant zijn, is er gekozen om het relatief nieuwe vuiloverslagstation van de Binckhorst te transformeren tot een sportcomplex voor Den Haag en de regio. Het huidige object zal dus van functie veranderen en zullen andere gebruikers daar gaan huisvesten. De huidige functionele levensduur is dus beëindigd. Dan resteert alleen de vraag wat er met het prestatievermogen van het vastgoedobject gaat gebeuren, downgrading of upgrading (Soeter, 2002a, p.32). In het geval van de transformatie naar een sportcomplex is upgrading noodzakelijk om aan de eisen van de minimum prestaties te voldoen. (afbeelding 3.1)
3.2 Verantwoording concept Allereerst zal het concept worden verantwoord aan het eindresultaat. Het concept is geformuleerd als een ruwe diamant slijpen en polijsten naar een echte diamant. De dieperliggende gedachte erachter is dat de vuiloverslag een transformatie ondergaat, namelijk; een afgelegen stinkend monofunctioneel gebouw met een introverte gebouwschil omtoveren tot een aantrekkelijke multifunctioneel centrum met gelaagdheid en een open vriendelijk karakter naar de buitenwereld. Het was de bedoeling dat er bepaald elementen van de vuiloverslag blijven staan en dat er bepaalde elementen worden vervangen en/of toegevoegd. Als oplossing is er gekozen voor veel glas, zowel voor de tweedehuidsgevel als voor de binnenwanden zodat er een directe relatie is naar de buitenwereld (extern) en tussen programmaonderdelen (intern). Tevens is de oude draagconstructie zoveel mogelijk gehandhaafd om de oude structuur te handhaven (ruwe diamant) en de negatieve elementen te elimineren en nieuwe elementen eraan toe te voegen (slijpen), zodat er uiteindelijk een gebouw ontstaat met nieuwe functies (de diamant). Mede door het glas dat erin is verwerkt lijkt het gebouw letterlijk op een diamant. Het enige aspect dat niet verwerkt is in het ontwerpresultaat is dat het ontwerp geen multifunctioneel centrum is geworden aangezien het namelijk alleen maar horizontaal georiënteerd is in het aanbod van sportvoorzieningen. Verticale mogelijkheden zoals sport gerelateerde activiteiten zijn niet in het eindontwerp opgenomen. Het ontwerpproduct voldoet daarmee qua beeld aan het concept, maar qua achterliggende gedachte is het concept niet volledig verwerkt. (Afbeelding 3.2)
3.2 Ruwe en geslepen diamten
Afbeelding 3.1 Upgrading vs. downgrading (Soeter, 2002)
11
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
3.3 Verantwoording ontwerp sportcomplex (outdoor) Uitgangspunten Opvallend middelpunt van de Binckhorst.
Voltooid 75%
Regionaal aantrekkingskracht.
100%
Fasering outdoor faciliteiten.
25%
Randvoorwaarden Geen hoogbouw van meer dan 4 lagen in een straal van 100 meter om het sportcentrum. Grond saneren en waterzuivering in het gebied.
Voltooid 100%
Het complex mag geen industriële uitstraling hebben.
75%
Milieu eisen dienen strikt nagestreefd te worden.
50%
Eisen Verscheidenheid aan sportfuncties
Voltooid 50%
Elke sportvoorziening met een eigen HeadQuarter
75%
25%
Argumentatie Ondanks het feit dat het sportcomplex niet centraal in de Binckhorst kon worden opgenomen, vanwege beperkingen uit het Masterplan, staat het sportcomplex toch op zichzelf doordat het qua functie en beeld afwijkt van de omliggende functies. De meeste sportfuncties die na de marktanalyses zijn opgenomen in het sportcomplex hebben allemaal een regionaal of zelfs nationaal bereik. Na de economische haalbaarheid studie is gebleken, dat met of zonder fasering de outdoor faciliteiten bijna onhaalbaar zijn. De voetbal accommodaties zullen als eerst worden gebouwd om sportvoorzieningen voor de eerste nieuwe bewoners van de Binckhorst aan te bieden. Argumentatie Mede door functies te selecteren op gebruik is vroeg in het ontwerpproces al bepaald welke functies zonder hoogbouw er rondom het sportcentrum moeten komen. Grond saneren kost veel geld en daarom is er gekozen om een deel uit te graven voor de parkeergarage en het overige deel op te hopen met zand. Het sportcomplex heeft stedenbouwkundig gezien de karaktereigenschappen van een openbaar park. Dit compenseert de industriële eigenschappen van het sportcentrum zelf. Mede door de ligging is het niet gelukt om aan alle milieueisen voor de outdoor activiteiten te voldoen, zoals de luchtkwaliteit. De kwaliteitsgrens is moeilijk te halen aangezien het sportcomplex nabij het centrum van Den Haag is gelegen. Wel zijn er rondom het gebied fijnstof opvangers geplaatst tussen de bomen. Argumentatie Het programma beslaat voornamelijk voetbalvelden en hockeyvelden. Na de marktanalyses is gebleken dat alleen deze voorzieningen veel vraag naar is. Andere sportvoorzieningen brengen te veel risico met zich mee in de gebruiksfase. De tennis en hockeyvereniging delen hetzelfde gebouw. Alleen voor de voetbalvereniging kan een apart gebouw worden gerealiseerd.
Tabel 3.1 Verantwoording outdoor complex
3.4 Ontwerp sportcentrum (indoor)
Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct
Architectonisch ontwerp Eisen Het indoor sportprogramma.
Voltooid 75%
Het opnemen van sport gerelateerde praktijken en winkels.
0%
Uitgangspunten Extravert/open karakter en afleesbaarheid.
Voltooid 100%
Coherentie van sportfuncties bewerkstelligen. De indeling van sportactiviteiten moet flexibel zijn.
75%
Multifunctioneel gebruik van ruimtes.
100%
100%
Argumentatie Door middel van het combineren van sportprogramma is een groot deel van het programma binnen een minimale inhoud verwerkt. Programmatisch gezien passen deze functies niet binnen de bouwgrenzen. Economisch leveren deze functies geen rendement op. Er zou eventueel op het sportprogramma moeten worden beperkt, om toch deze sport gerelateerde praktijken en winkels in te passen. Wel zijn er achteraf vergaderzalen en kiosken toegevoegd om meer VVO te genereren.
Argumentatie Als gevelbeeld is gekozen voor transparantie d.m.v. toepassing van vliesgevels. Hierdoor is van buitenaf te zien wat er zich in het sportcentrum allemaal afspeelt. Door middel van glazen binnenwanden vloeien alle sportfuncties in elkaar over en komt het interieur over als één geheel. Door toepassing van flexibele scheidingswanden/vloeren en opbergbare tribunen is het mogelijk om activiteiten te scheiden van en te combineren met elkaar. Doordat er op een beperkt oppervlak meerdere activiteiten kunnen plaatsvinden, kan het sportcentrum voor meerdere toepassingen, zoals vergadercentrum of evenementenhal, worden gebruikt.
Tabel 3.1 Verantwoording indoor complex
12
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Randvoorwaarden Het sportcentrum mag geen industriële uitstraling hebben, omdat het moet overeenkomen met het duurzame masterplan van de Binckhorst.
Voltooid 25%
De hoofddraagconstructie moet gehandhaafd blijven.
100%
Argumentatie Het gebouw op zich heeft nog steeds kenmerken industriële eigenschappen. Dit was onvermijdbaar aangezien door financiële overwegingen de hoofddraagconstructie gehandhaafd moest blijven. Tevens was het vanuit het architectonisch beeld belangrijk om de link naar het verleden te leggen om de transformatie te benadrukken. Vanuit economisch opzicht was het de beste optie om de hoofddraagconstructie te handhaven. Constructief gezien waren er weinig andere mogelijkheden.
Tabel 3.1 Verantwoording randvoorwaarden
Economische haalbaarheids aspect Criteria Een sportcomplex realiseren zonder subsidies van de gemeente.
Voltooid 0%
Het sportcentrum moet een zodanig programma hebben dat het de Binckhorst op de kaart kan zetten.
75%
Argumentatie Na de economische haalbaarheidsstudie (Zie H.2) is gebleken dat de investeringskosten de hoog zijn ten opzichte van de inkomsten per jaar en de onderhoudskosten. Gemeentesubsidies zijn een vereiste om het plan beter haalbaar te maken. Na de marktanalyse is er een zodanig sportprogramma opgesteld, zodat het centrum een regionaal bereik heeft. Daardoor kan het de Binckhorst naambekendheid geven.
3.1 Verantwoording economische haalbaarheid Tabel
Duurzame haalbaarheidsaspect
Criteria Zelfvoorzienende energiebronnen, om energiekosten te beperken.
Voltooid 100%
Lange Levensduur
25%
Zelfvoorzienend energieverbruik
100%
Gebruiksveiligheid
50%
Bestand tegen veroudering
50%
Duurzaam herontwikkelen
50%
Argumentatie De REAP (zie H.2) methode is toegepast. Voor deze methode is gekozen, omdat hij gedurende de gehele levenscyclus van het gebouw toepasbaar is. De gevel is getransformeerd met eisen voor een sportfuncties. Mocht het gebouw verouderen dan zal er weer een andere gevel moeten worden gebouwd. Een energie opwekkende luchtvaan op het dak ventileert het gebouw en tegelijkertijd wordt de warme in de lucht terug gewonnen. Hier is niet veel aandacht aanbesteed. Wel is er een goederen- en invalidenlift toegepast. Door middel van materialen te gebruiken niet niet snel verouderen zoals staal en glas heeft het gebouw lage onderhoudskosten tijdens zijn levensduur. Doordat het totale interieur en de façade is vernieuwd is er maar deels sprake van duurzame herontwikkeling.
Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct
Tabel 3.1 Verantwoording duurzame haalbaarheid
13
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
3.5 Evaluatie
Verantwoording en evaluatie ontwerpproduct
Aan de hand van de vorige paragraaf kan men waarnemen dat het ontwerpproduct vooral programmatisch is afgeweken van het vooraf opgestelde programma. Waarom is het programma afgeweken en hoe komt het dat er zoveel functies zijn afgevallen. Tevens zijn veel functies in oppervlakte gereduceerd en wat is de oorzaak hiervan. Waarom is het programma afgeweken en wat voor een consequenties dit heeft? Consequenties met betrekking tot de kwaliteit van de transformatieopgave, de bouwkosten en het risico zijn in dit geval belangrijke criteria Men komt ongetwijfeld in elke ontwerpopgave discrepanties tegen ten opzichte van het programma. Daarom is het allereerst van belang om de oorzaak hiervan te begrijpen. De oorzaak ligt namelijk in de beginfasen van het ontwerpproces. Hoe vroeger men in het proces zit, des te meer aannamen men moet doen en des te meer risico het met zich mee neemt. Deze aannamen zijn gebaseerd op kennis die men verkrijgt door analyses van bestaande projecten en modelstudies. Volgens Gerritse (2005, p.21) is een structureel gegeven in het huisvestingsproces dat de beslissingen die in de vroege fasen genomen worden de grootste invloed hebben op de kosten. (afbeelding 3.3) In geval van mijn ontwerpopgave kan men stellen dat door het gebrek aan kennis en ervaring een groot risico met zich mee heeft gebracht omtrent het reduceren van het programma om kosten te besparen. Een andere consequentie van het afgeweken programma is dat de kwaliteit van de transformatieopgave, het geen wat niet geheel irrelevant is, er achteruit van kan gaat. Van belang is eerst een definitie te geven van het begrip kwaliteit. Volgens de ISO 9000-norm is kwaliteit de mate waarin iets voldoet aan de gestelde eis (Gerritse, 2005, p.22).
Afbeelding 3.3 Aannamen impliceren risico. Dit risico beperken door aannamen te baseren op kennis die ontleend is: gerealiseerd projecten en/of modelstudies (Gerritse, 2005;23)
In geval van mijn ontwerpopgave speelt de ‘fitness for use’ een belangrijke rol. Naarmate de ‘fitness for use’ oftewel het programma beter aansluit op de eindgebruiker mag worden aangenomen dat deze eindgebruiker meer wilt betalen voor de huisvesting, ‘willingess to pay’ (Soeter, 2002b, p.141). Maar aangezien het ontwerpproduct niet volledig aansluit op het PvE is het risico groot dat het gebouw financieel minder oplevert of dat het leegkomt te staan. Anderzijds is de kans kleiner dat het gebouw leeg komt te staan aangezien het een multifunctioneel gebouw is. Volgens Culley & Pascoe (2009, p.241) is het succes van sporthallen afhankelijk van de mogelijkheid om succesvolle sportactiviteiten of permutaties van sportactiviteiten te accommoderen. Waar de vraag is naar een multifunctionele faciliteit, kan een bestaande sporthal beschouwd worden als inadequaat.
14
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 4. Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen In dit hoofdstuk zullen twee generieke (deel)oplossingen beschreven worden, namelijk de transformatie van de gevel en het energie-efficiënte ontwerp Deze oplossingen zullen onderbouwd worden, en tevens zal, waar mogelijk, de bruikbaarheid van deze oplossingen in andere projecten aangegeven worden.
4.1 De gevel; van oud naar nieuw 4.1.1. Beschrijving
De eerste generieke deeloplossing van de ontwerpopgave is de transformatie van de oude naar de nieuwe gevel. Het probleem van de opgave is gerelateerd aan het thema van het Masterplan van de Binckhorst, namelijk duurzame herontwikkeling. De ontwerpopgave betrof het transformeren van de bestaande gesloten en thermisch slechte gevel naar een transparante open vliesgevel van glas. Over het ontwerpmotief valt kort en bondig antwoord te geven. Op de eerste plaats was één van uitgangspunten de afleesbaarheid van functies in de gevel. Ten tweede werd centraal in het concept het gebouw als metaforische diamant uitgebeeld. Dit aspect is uiteindelijk als letterlijk in het ontwerpproduct verwerkt. Nu het ontwerpresultaat nader omschreven is kan er onderzocht worden hoe dit resultaat zich verhoudt in een wetenschappelijke dimensie.
4.1.2. Reflectie
Als oplossing van de oude gesloten gevel is een nieuwe glazen gevel ontworpen. De hoofdvraag dat aansluit op het thema van het Masterplan is of deze nieuwe gevel wel verantwoord is in de zin dat het duurzaam herontwikkeld is. Om hierop antwoord te kunnen geven is het van belang eerst de definitie van duurzame herontwikkeling te relateren aan het ontwerpproduct. Duurzame herontwikkeling wordt in het Brundtland rapport uit 1997 van de VN commissie gedefinieerd als de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen. Wanneer men deze definitie relateert aan het ontwerpresultaat zijn de volgende criteria van belang voor de reflectie. De materiaalkeuze De levensduur in esthetisch opzicht De levensduur in technisch opzicht De toekomstverwachting van de gevel De gevel in relatie tot de uitgangspunten, randvoorwaarden en eisen. Per criteria zal gereflecteerd worden naar de hoofdvraag. Deze reflectie omvat ten eerste de subjectieve en utopische benadering van de architectuur in de vorm van pleidooien en visionaire romans. Ten tweede omvat het de harde en meer objectieve (technische) benadering. In het laatste gedeelte volgt een conclusie waarin het generieke karakter van de reflectie naar voren komt.
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
Materiaalkeuze
Representatief Gevelfragment
Afbeelding 5.5 Representatief gevel detail (3D render en horizontale doorsnede
15
De keuze van de gevelbekleding is tijdens het ontwerpproces vooral gebaseerd op esthetiek. Vanuit de fysische eigenschappen is nooit gekeken naar de duurzaamheid van het materiaal glas zelf. Daarom zal er nu worden gereflecteerd vanuit andere perspectieven. Allereerst in historisch perspectief citeert Scheerbart (1914 p.84) al het volgende; “Alle bouwmaterialen die duurzaam zijn en ondanks weersinvloeden hun kleur behouden hebben bestaansrechts. Afbrokkelend baksteen en brandbaar hout hebben geen bestaansrecht”. Daarnaast zijn door de technologische ontwikkelingen en het reduceren van de productie kosten van glas de meeste gebouwen van de 19e eeuw van introvert naar extravert in de 20e eeuw veranderd. Een gevolg hiervan was dat de meeste gebouwen extreme temperatuur verschillen toonden, waardoor het te warm in de zomer werd en te koud in de winter. Gebouwen van toen werden gekoeld door voornamelijk air conditioners die verantwoordelijk waren voor 50% van de CO2 uitstoot in het Verenigd Koninkrijk (Culley & Pascoe,
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
2009, p.181). Hoe men tegenwoordig tegen dit probleem aadacht aan besteed zal in subparagraaf 4.2.4. worden beschreven. Tevens speelt het productie proces van glas een belangrijke rol m.b.t. het antwoorden van de hoofdvraag. Glas heeft een CO2 footprint van 0.189 kg/kg. (CES Edupack) Dit getal ligt bij glas lagen dan bij andere bouwmaterialen als RVS, zink en aluminium. Tevens heeft glas als voordeel dat het oneindig recyclet kan worden zonder dat er van het product zelf nog enige CO2-uitstoot vrijkomt. (GTS1). Een van de bijkomende effecten van het transparante gevelmateriaal is dat het daglicht als primaire licht bron gebruikt kan worden. Er is namelijk een ruim bewijs dat daglicht mensen gelukkiger, gezonder en productiever maakt. Daarnaast is het gratis en mileu vriendelijker. Diffuse daklichten en noordelijk gerichte lichtkappen zijn goede keuzes (Culley & Pascoe, 2009, p.11).
In relatie tot de hoofdvraag kan men stellen dat het gevel materiaal een passende keuze was voor het ontwerp. De gevel in relatie tot de uitgangspunten, randvoorwaarden en eisen Eén van de uitgangpunten uit het leerplan was;
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
“Het huidige ontwerp is logischerwijs met betrekking tot de functie introvert gericht en zal, wil het doelgroepen aantrekken en mensen nieuwsgierig maken een extraverte uitstraling moeten krijgen d.m.v. toevoegen van open gevelelementen en/of afl eesbaarheid van de gevel”. De keuze voor een transparante gevel was daardoor al snel gemaakt, maar er is niet onderzocht wat de voordelen zijn van een niet transparante gevel (‘The Blind Box’)en de nadelen van een transparante gevel (‘The Glasshouse’). Het voordeel volgens Culley & Pascoe (2009, p.195) zogenoemde ‘Blind Box’ oplossing werd in de jaren 70 toegepast om de spelcondities voor indoorsporten te optimaliseren door middel van alleen een kunstmatig verlichte binnenruimte. In de jaren 50 ontwierp men de allereerste glazen sporthal. ‘The Glasshouse’ werd deze genoemd. De nadelen van deze oplossing dat beschreven wordt zijn onder andere de klimaattechnische aspecten en de kans op zon reflecterende oppervlakten. Wel had dit type ontwerp destijds als gevolg dat het een lokaal bekend gebouw werd en dat het een blueprint werd voor toekomstige ontwerpen. Deze consequentie moet de gevel van het sportcentrum de Binckhorst ook te weeg brengen, zodat het kan aansluiten 1
16
bij een ander uitgangspunt, namelijk dat het een incubator moet zijn voor zijn omgeving. Een opvatting die belangrijk is voor het onderbouwen van dit uitgangspunt is van Ersnt Bloch (1959, p.132) over glas in architectuur is dat hij van mening is dat architectuur zielloos is en dat architectuur overal aan de oppervlakte blijft. Daarna citeert hij ook; “Ook al is de architectuur nog zo transparant, dan nog wordt er geen inhoud zichtbaar en ontstaat er geen enkele nieuwe groeiknop of ornamentvormende bloesem met inhoud. Een dergelijke abstractie is evenwel uitstekend te combineren met glas”. Tevens zegt Bloch dat glasarchitectuur de wereld letterlijk zal transformeren. En aangezien het sportcentrum als uitgangspunt heeft dat het een incubator effect moet geven aan de Binckhorst, zou de gevel dit mede mogelijk kunnen maken. De levensduur in esthetisch opzicht Vanuit historisch perspectief bepleit Scheerbart (1914, p.212) een oogpunt en dat is glasarchitectuur nogal koel is, maar dat koele in de warme maanden van het jaar zeer aangenaam kan zijn. Deze uitspraak sluit nauw aan op het architectonisch beeld die deze nieuwe gevel weergeeft. De levensduur in technisch opzicht De harde benadering voor de glazen gevel als oplossingsvariant is vooral op technisch gebied goed te onderbouwen d.m.v. relevante literatuur. Tijdens het ontwerpproces is er gekozen voor een tweedehuidsfacade van glas. Deze oplossing verdiende destijds op bouwfysisch niveau de voorkeur boven andere façade typen, zoals de vliesgevel en de klimaatgevel. De voor- en nadelen van de klimaatgevel t.o.v. andere glazen gevels zijn worden hieronder nader toegelicht. Het feit dat bij een tweedehuidsfaçade een raam kan worden geopend, zelfs op grote hoogte. Er kan dus op een natuurlijke wijze worden geventileerd. Hierdoor zijn de kosten van koeling en ventilatie ten opzichte van een klimaatgevel lager. Er moet wel op traditionele wijze worden verwarmd. Hiertoe dienen eindapparaten ter plaatse van de gevel te worden gemonteerd, waardoor er minder nuttig vloeroppervlak ontstaat (Hofkes et al, 2005, p256). Nadelig bij een tweedehuidsfaçade is het feit dat de zonwering en het glas in de spouw sneller vervuilen en daarom meer onderhoud vragen. Hiertegen bestaan er tegenwoordig gecoate glas dat zelfreinigend is en UV en licht reducerend. Tevens is de geluidwering bij een tweedehuidsfaçade minder groot dan bij een klimaatgevel (Jellema, 2005p, 257). Dit nadelig gevolg weegt niet op tegen de voordelen; ook al is de geluidswering niet optimaal, het betreffende sportcentrum ligt in een
Specialist knowledge in glass: www.glass-ts.com/
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
geluidsongevoelig gebied, waardoor het geen nadelige gevolgen zal opleveren voor de Wet geluidshinder (Gemeente Den Haag, 2009). De toekomstverwachting In het pleidooi over glasarhcitectuur (Scheerbart, 1914, p. 83) schrijft de auteur het volgende.
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
“We leven overwegend in gesloten ruimten. … Als we onze cultuur op een hoger plan willen brengen, dan zullen we, of we dat nu willen of niet, onze architectuur moeten omvormen. En dat zal slecht mogelijk zijn als we de ruimten waarin we leven van hun gesloten karakter ontdoen”. Ook al is deze opvatting bijna 100 jaar geleden gemaakt, hedendaags zijn er nog tal van architecten die glas gebruiken om een ruimte van zijn gesloten karakter te ontdoen. Een nadeel is dat glas één van het meest problematische materiaal is op het gebied van instandhouding (Produn, 2008, p.432). De auteur verwijt dat er drie categorieën zijn waarin dit probleem naar voren komt. 1. De infiltratie van regen en wind. 2. Het bezwijken van constructie elementen en toevoegingen. 3. Het bezwijken van individuele componenten. Deze 3 categorieën zijn echter wel voornamelijk waarnemingen van glas architectuur van voor de wereldoorlogen. In die tijd was de kwaliteit matig doordat men de productiemiddelen er niet voor had. Tegenwoordig is de kwaliteit van het product glas veel beter door de uitgebreide productie methoden. Tevens heeft men door de ervaring meer inzicht gekregen in het detailleren met glas en past men nieuwe technieken toe, zoals tweedehuidsfacades om het binnenklimaat en comfort te reguleren. Vandaar dat ik van mening ben dat glasarchitectuur hedendaags wel degelijk lang meegaat en potentie heeft om durable te kunnen zijn in architectuur.
17
4.1.3. Conclusie De bovenstaande pleidooien vormen natuurlijk geen harde onderbouwing voor de toepasbaarheid van deze oplossing, wel geven ze de achterliggende gedachte weer in het historisch discours van het vakgebied. D bovenstaande argumenten vormen natuurlijk geen bevestigend antwoord op de juistheid van het ontwerpresultaat. Ze geven louter een weergave van de achterliggende ontwerpfilosofie en de variantenkeuze. Gezien het feit dat een renovatie/ transformatie van een sportcentrum een specifieke opgave is, hangt de toepasbaarheid in soortgelijke opgaven in de praktijk nog wel altijd af van de achterliggende ontwerpfilosofie en het doel dat achter het ontwerp zit. Met deze argumentatie is een indicatie op de criteria levensduur en toekomstverwachting en daarmee concludeer ik dat de gevel als deeloplossing in zowel esthetisch als op technisch opzicht een positieve toekomstverwachting heeft en een voorbeeld zal zijn voor de duurzame herontwikkeling van de Binckhorst in zijn geheel en daarom aan zijn beoogde prestatie zal leveren.
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
4.2 De transformatieopgave van vuiloverslag naar sportcomplex als incubator De tweede deeloplossing is op te vatten als het complete eindproduct als generieke ` deeloplossing. Het probleem dat aan het begin van het ontwerpproces werd gesteld luidde als volgt: “Op welke wijze kan het nieuwe imago van het deelgebied de Binckhorst op de kaart worden gezet?”
Uitgangspunt: Het gebouw moet aangepast kunnen worden aan de vraag van de toekomst. Oplossing: Het gebouw is volledig demontabel waardoor het aanpasbaar is voor toekomstige functies en gebruikers. Als ontwikkelaar neemt men daardoor minder risico en is men eerder bereid om in het gebouw te investeren. Uitgangspunt: Het gebouw moet een centraal en opvallend middelpunt zijn. Oplossing: Het heeft karakteristieke eigenschappen, zoals de constructie en is zichtbaar vanwege zijn hoogte vanuit verschillende posities zoals het spoor en belangrijke lokale wegen (afbeelding 4.3).
Als oplossing is er een gebouw geselecteerd dat als incubator moet dienen om bepaalde doelgroepen aan te trekken. In deze reflectie zal worden onderzocht tot in welke mate de vuiloverslag is getransformeerd tot een aanjager en welke technieken daarvoor zijn gebruikt. Er zal nagegaan worden wat een incubator in de praktijk is en wat de effecten kunnen zijn. Deze eigenschappen zullen ten opzichte van het sportcomplex worden vergeleken waarna kan worden geconcludeerd of de beoogde deeloplossing de prestatie zal leveren en of het toegepast kan worden in vergelijkbare opgaven. Afbeelding 5.5
Bufferconcept
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
4.2.1. Beschrijving Om het deelgebied de Binckhorst een nieuw imago te geven is er gezocht naar een gebouw dat ervoor zorgt dat de negatieve aspecten van het oude imago van de Binckhorst als industriegebied vervaagt, en nieuwe doelgroepen zal aantrekken volgens het ontworpen masterplan in Bsc 6. Het vuiloverslagstation is gekozen, omdat het aan de volgende uitgangspunten moest voldoen: Uitgangspunt: Het gebouw moet dienen als een schakel tussen Den Haag en de Binckhorst. Oplossing: Het vuiloverslagstation ligt zowel aan de rand van het centrum van Den Haag als aan de rand van de Binckhorst (afbeelding 4.2). Uitgangspunt: Het gebouw moet een antwoord bieden voor de vraag van Den Haag en de Binckhorst. Oplossing: Na locatie- , object- en marktanalyses te hebben verricht, bleek een sportcentrum het beste aan de vraag te voldoen. Uitgangspunt: De herontwikkeling moet duurzaam zijn. Oplossing: Het gebouw is vrij nieuw (1996) in tegenstelling tot andere gebouwen in de Binckhorst waardoor het ingreepniveau laag is en tevens kosten kan besparen.
18
Den Haag CS Amsterdam
Utrecht Den Haag HS
Afbeelding 5.5
B i nh co kr s dt - z u i
Opvallend en centrale ligging
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
4.2.2. Wat is een incubator: ideaaltypes en eigenschappen Allereerst is het van belang te weten wat een incubator precies inhoudt. In het algemeen wordt een incubator ook beschreven als een aanjager of katalysator. Oftewel iets dat een zeker effect teweeg brengt. Het is een middel dat een proces opstart “aansporen” of gedurende een proces het resultaat beïnvloed “aandrijven/aanstoken” (Zaadnoordijk & Claassen, 2010, p.123). Als we een heldere definitie geven gerelateerd aan gebiedsontwikkeling dan geeft Wellink (2008, p.20) in zijn onderzoek naar incubators de volgende definitie: “Een (in de nabije toekomst) fysiek aanwezige tijdelijke of permanente publiek toegankelijke functie met een sterke relatie met de gebiedsontwikkeling waarin deze functie zich bevindt, die in een vroeg stadium bewust en zorgvuldig wordt ingezet door de gebiedsontwikkelaar met als doel sturing te geven aan de koers en voortgang van de gebiedsontwikkeling”
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
Verder geeft Wellink (2008, p.28) in zijn onderzoek aan dat er drie ideaaltypes incubatoren zijn. 1. Dynamo: Hierbij is een dynamo een tijdelijke functie die in een vroege fase beweging in het gebied creëert en stelt gebruik niet uit tot de eerste oplevering van functies. De dynamo versterkt de belofte over het toekomstbeeld. 2. Sleutel: De sleutel is een essentiële functie die onderdeel uitmaakt van het programma, maar al eerder in het proces wordt gerealiseerd. Dit type aanjager ontgrendelt een gebied en zorgt voor een versnelling van de realisatie van het uiteindelijke programma. 3. Anker: Het anker is een functie die aan het programma wordt toegevoegd. Deze fixeert de identiteit van het gebied en verrijkt daarmee zowel het programma als de identiteit. In de volgende sub paragraaf zal worden aangegeven in welke mate de deeloplossing aan bovenstaande kernmerken voldoen. In §4.2.4. zullen de voor- en nadelen aan bod komen.
voldoet aan de 50% criteria om aan een zuiver ideaaltype te voldoen. Er zijn bijna geen 100% ideaaltypes. Zo ook in het geval van het sportcomplex. Opmerkelijk in deze transformatieopgave is dat het een raakvlak heeft met de drie ideaaltypes, waardoor er drie ambities waar te nemen zijn over een langer tijdsbestek. Ten eerste dient het sportcentrum als een dynamo te fungeren aangezien het in het vroeg stadium aanwezig is en moet fungeren om zo snel mogelijk de desbetreffende doelgroepen aan te trekken. In tegenstelling tot Wellink (2008, p.25) is het geen tijdelijke functie waardoor het geen zuivere ideaaltype is. Ten tweede is het sportcomplex een essentiële functie dat onderdeel maakt van het programma van de Binckhorst waardoor het ook als sleutel fungeert. De Binckhorst moet in de toekomst jonge gezinnen aantrekken, waardoor er ongetwijfeld ook een basisschool in de buurt komt. Pascoe & Culley (2009, p.69) beschrijven vanuit het onderzoek van Social Services and the Schools dat publieke recreatie een belangrijk onderdeel is voor scholen. Op een grotere schaal zal het sportcomplex ook deel uitmaken van het programma van de Haagse Hogeschool. Het derde punt is dat het sportcentrum de identiteit verrijkt van de Binckhorst op lange termijn. Het is een anker dat het imago moet veranderen, zodat het een voorbeeldfunctie heeft en gezien wordt als duurzaam herkenningspunt dat de rest van de ontwikkeling van de Binckhorst (en mogelijk ook Den Haag) zal beïnvloeden. Het uiteindelijke ideaaltype is in deze opgave dus niet van toepassing. Het gebouw is meer een combinatietype (tabel 4.1) dat het gevolg is van een integrale aanpak, door de uitgangspunten, eisen en doelgroepen als leidraad in de transformatieopgave te verwerken.
Afbeelding 5.5
Opvallend en centrale ligging
4.2.3. Geen ideaaltype, meer combinatietype (vergelijking) Uit het onderzoek van Wellink (2008, p.64) blijkt dat alleen ongeveer de helft van gebiedsincubators
19
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
4.2.4. Gevolgen generieke oplossing
Beschrijving en reflectie: markante, generieke (deel)oplossingen
In deze paragraaf zal eerst worden gekeken naar de voor- en nadelen van het ontworpen type incubator en daarna zullen de gevolgen van de gekozen transformatieopgave als incubator worden benoemd. Over het algemeen kan de inzet van incubators de huidige gebiedsontwikkelingpraktijk helpen bij transformatieopgaven. Het biedt zowel kansen voor het product als het proces van transformatieopgaven (Zaadnoordijk & Claassen, 2010, p.127). Wellink (2008, p.65) concludeert dat er minimaal drie gebiedsincubators moeten worden ingezet, welke zijn; één voor de shareholder, één voor de stakeholder en één voor de toekomstige gebruikers. Voor de Binckhorst kan het sportcomplex als voordeel hebben dat één gebiedsincubator voldoende kan zijn aangezien het sportcomplex een combinatie is van ideaaltypen dat meegroeit met de tijd. In historisch opzicht heeft het herbestemmen van industrieel gebied naar een sportvoorziening haar succes in de praktijk bewezen in steden zoals London, Liverpool en Sheffield. Vooral als het een schakel moet vormen tussen een oud en een nieuw stadsdeel (Chulley & Pascoe2009, p.73). Er is weinig literatuur beschikbaar welke soorten incubators er zijn. Naast de drie typologieën van Wellink (2008, p. 43) spreken Zaadnoordijk & Claassen (2010, p.111) dat er een opdeling valt te categoriseren van vier schillende soorten, namelijk; intrinsiek bewust, intrinsiek onbewust, extrinsiek bewust en extrinsiek onbewust. Het sportcomplex is op te vatten als extrinsiek bewust, aangezien het als bewust middel is ontworpen om de gehele Binckhorst te dienen. Wat opvalt is dat de meeste referentieprojecten het herbestemmen van gebouwen als incubator omvatten. Maar is herbestemmen wel eigenlijk de beste oplossing? De transformatie van de vuiloverslag naar het sportcomplex is op te vatten als een herbestemmingsopgave. Dit heeft voor een incubator een aantal voordelen, namelijk: Milieubelasting; hierdoor is er geen sprake van een dubbele milieubelasting als bij sloop en nieuwbouw. Dit aspect sluit goed aan bij het thema van het masterplan van de Binckhorst, waardoor het gebouw als voorbeeldfunctie moet dienen. Ontwikkeltijd; het bouwproces van herbestemmingsprojecten gaat sneller. Er kan een besparing van 30% tot 50% worden gemaakt (Hek et al,2004, p.23). Voor het sportcentrum sluit dit goed aan om als dynamo te fungeren, zodat het zo vroeg mogelijk ingezet kan worden.
20
Identiteit gebouwde omgeving; Een markant gebouw zorgt volgens Hek (2004, p.23) voor een herkenningspunt in de buurt en geeft de gebouwde omgeving een identiteit waarmee de bewoner zich identificeert. Het huidige vuiloverslag station geeft door zijn opvallende constructieve karakter ook een identiteit aan de Binckhorst en omwonenden kennen het gebouw al. Een groot nadeel van de oplossing is dat op korte termijn bezien herbestemmen de meeste kostbare optie is (Hek et al, 2004, p.38). Andere oplossingen, zoals tijdelijk herbestemmen of renoveren kunnen op gebied van kosten een betere optie zijn om als incubator te dienen, maar de effecten kunnen dan ook van andere aard zijn.
4.2.5. Conclusie De deeloplossing onderscheidt zich van andere gebruikelijke oplossingen, omdat het een raakvlak heeft met de drie incubator typologieën, met als voordeel dat één enkel gebouw al als incubator voor de Binckhorst kan dienen gedurende een korte en lange tijdsperiode. Aangezien er meerdere ingrepingsniveaus bestaan, zoals het renoveren, tijdelijk herbestemmen of sloop en nieuwbouw, zijn de effecten van herbestemmen om een gebouw als incubator te laten fungeren vaker in de praktijk toegepast, mede door de in de vorige sub paragraaf beschreven voordelen dat het heeft. Over de doeltreffendheid van de deeloplossing kan niet veel gezegd worden. In praktijkcases is er namelijk niet veel bekend of het doel van een gebiedsincubator bereikt is (Wellink, 2008, p.64). Een vergelijking met andere projecten is daarom niet eenvoudig op te stellen. Daarnaast focust de deeloplossing zich op een transformatieopgave van een gebied. Het is niet bekend of vergelijkbare oplossingen ook bij andere gebiedsontwikkelingen toegepast kunnen worden (Zaadnoordijk & Claassen, 2010, p.133). Het aspect van de deeloplossing is ook moeilijk te bepalen. Over het algemeen zijn er wel veel overeenkomsten met de praktijk te vinden, echter blijkt het ontwikkelen van een incubator in de praktijk toch anders in elkaar te zitten. In de eerste plaats is de proceskant (zoals de relatie tussen de betrokken partijen) ingewikkeld en hoe deze zich tijdens de initiatieffase zich evalueert is een onderdeel apart. Deze reflectie richtte zich vooral op de productkant, aangezien de proceskant tijdens het ontwerpproject fictief is gebleven. Ten tweede heeft elke incubator een of meerdere doel(en) (versnellen, verrijken of waarde ontwikkelen), waardoor de effecten ook anders zijn of dat er net zoals in het specifieke geval een mix
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 5. Beschrijving van het ontwerpproces: strategie en keuzen 5. Beschrijving ontwerpproces
daadwerkelijk
Het daadwerkelijk ontwerpproces valt over het algemeen te beschrijven als een moeizaam proces. In eerste instantie is er ook een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt, waardoor er veel tijd verloren is gegaan aan het architectonisch ontwerp. Daarnaast is er tijdens het VO veel onderzoek gedaan naar varianten, dit onderzoek is in mijn ervaring tijdrovend proces geweest. (afbeelding 5.1)
Water
klimwand
Grote sportzaal
dojo wushuzaal
opslag/ kleedkamers
Administratie
Fitness
Zaal
Zaal
Overige programma
Restaurant
Water
van effecten op kunnen treden. Per situatie is de context, het doel, het masterplan en zijn de betrokken actoren anders, dus zal het effect verschillen, waardoor het moeilijk is om deze deeloplossing op andere praktijkproblemen toe te passen. Er is dus vooral gereflecteerd of de oplossing zijn prestatie zal leveren voor de specifieke opgave.
begane grond
1e verdieping
2e verdieping
3URJUDPPDLQGHOLQJVSRUWFRPSOH[
6SRUWIDFLOLWHLWHQ
DDQVOXLWHQGHVSRUWUXLPWHV
/RRSUXLPWH
LQIRZLQNHOVHQNDQWRUHQ
Losse programma
Opslag attributen
Begane grond
Kleedkamer
Beschrijving van het ontwerpproces: strategie en keuzen
Klimwand
Begane grond
Fitnessruimte
Indoor golf Tussen ruimte
1e verdieping
restaurant restaurant ruimte
vrij in te delen ruimte
2e verdieping $VKZLQ-KLQJRHU
Afbeelding 6.1
21
Drie ontworpen varianten
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Om een helder overzicht te krijgen hoe het proces is verlopen is het onderverdeeld in strategieën, methoden en technieken. Per aspect worden de keuzes die gemaakt zijn belicht en hoe deze aspecten tot uitdrukking zijn komen in het ontwerpproduct.
5.1. Strategieën Voorafgaand het ontwerpproces was er nog geen concrete strategie aanwezig. Om het doel van de opgave te bereiken ging ik vooral intuïtief te werk. Dit had mede te maken doordat ik niet bepaald een idee had wat een ontwerpstrategie is. Om een idee te geven naar welke richting mijn strategie zich oriënteert zal ik het relateren aan de gedachtengang van Bakel (1995, p. 32). Hij relateert het accent dat wordt gelegd aan ontwerpstijlen, zoals concept, locatie en programma aan ontwerpstrategieen. In mijn proces lag het accent van de aanpak vooral op het concept.
5.2. Methoden
Beschrijving van het ontwerpproces: strategie en keuzen
Om het strategisch ontwerpdoel te bereiken gebruikt men methoden. Aan het begin van het ontwerpproces had ik wel enkele methoden in gedachte die mij zouden kunnen helpen om het ontwerpdoel te berieken. Het probleem was dat ik de technieken en vaardigheden niet wist om deze methoden toe te passen. De methoden die ik heb toegepast waren onder andere: Marktanalyse Variantenonderzoek Locatieonderzoek SWOT analyse REAP methode (Rotterdam Energy Approach and Planning) Precedentenonderzoek De eerste twee methoden zullen in hoofdstuk 6 en 7 worden geevalueerd en gereflecteerd.
5.2.1. Marktanalyse In de eerste weken van het eindproject is vooral aandacht besteed aan een marktgericht onderzoek. Het idee erachter was om een programma op te stellen dat het beste aansluit op de vraag. Tevens wilde ik de financiële haalbaarheid vergroten Tijdens de ontwerpfase bleek dat het nodig zou zijn om een marktonderzoek te verrichten en het risico op leegstand verkleinen door een verscheidenheid aan functies in het programma op te nemen. De uitgevoerde marktanalyse was voornamelijk kwantitatief van aard. Er is bijvoorbeeld alleen aan de hand middelen, zoals tabellen, grafieken en percentages onderzoek verricht naar wat
22
het aanbod van sportaccommodaties is en wat de vraag er naar is. Informatiebronnen die in dit proces toegepast werden waren onder andere statistiekgegevens van DTZ Zadelhoff1 , CBS2 en van Den Haag buurtmonitor3 . Verder zijn juridische gegevens van het voormalig Ministarie van VROM en aanvullende rapporten geraadpleegd ten behoeve van het marktonderzoek. Kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn niet van toepassing geweest in het onderzoeksproces. 5.2.2. Variantenonderzoek Tijdens de VO fase zijn er tal van varianten gemaakt op het gebied van plattegronden en gevelaanzichten. Dit was een langdurig proces dat niet uiteindelijk ten koste ging van de tijd die over bleef voor de DO fase. Elke variant werd getoetst door middel van terugkoppeling op de drie haalbaarheidsaspecten. (architectonisch, economisch en duurzaamheid). Na elke variant vond er een toetsing plaats. De toetsing werd gedaan door middel van het opstellen van een criteria tabel. Criteria voor deze tabel heb ik zelf opgesteld en beoordeeld op relevantie waarna er teruggekoppeld werd aan de drie haalbaarheidsaspecten. 5.2.3. Locatieonderzoek Een belangrijke methode dat is toegepast om bepaalde criteria, zoals belevenis en de ruimtelijke indeling, beter te kunnen bepalen en in te schatten is het doen van een voorafgaand locatie onderzoek. Aan de hand van een foto reportage (afbeelding 6.2) dat is vastgelegd zijn tijdens de ontwerpfase alle varianten telkens gerelateerd aan de bestaande situatie om te bepalen wat de veranderingsimpact is. (aflbeelding 5.2) 5.2.3. SWOT analyse Voorafgaand het ontwerpproces is er een SWOT model (Strenghts, Weaknesses, Opportunities and Threats) opgesteld. Dit leek mij relevant om vanuit locatie en gebouw perspectief het juiste object in de Binckhorst te vinden dat als incubator kan werken. D De SWOT analyse vormde de basis voor de uitgangspunten en de hiërarchie van de uitwerking van het gebouw. Daarnaast gaf het houvast tijdens het ontwerpproces.
1 http://www.dtz.nl/ ( 13-05-2010) 2http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/home/default.htm(20-052010) 3 http://denhaag.buurtmonitor.nl/ ( 17-04-2010)
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
5.2.4. REAP methode Approach and Planning)
(Rotterdam
Energy
De nadruk van het ontwerpproces lag in de eerste weken vooral op de architectonische haalbaarheid. Pas in de laatste weken ging de duurzaamheids aspect een rol spelen. Als gevolg hiervan voldoet het eindontwerp niet aan de gestelde uitgangspunten uit het Leerplan, namelijk dat het sportcentrum duurzaam getransformeerd moest worden. De reden hiervoor is dat ik helaas geen onderzoek heb verricht naar welke methode en aanpak vereist is om een gebouw duurzaam te transformeren. Pas in de laatste week volgens mijn planning (week zeven) ben ik door middel van informatie uit colleges tot het idee gekomen om een stedenbouwkundige aanpak van de vrij nieuwe REAP methode op gebouw niveau toe te passen. Weliswaar gaf deze methode geen uitkomst om het gebouw duurzaam te transformeren, wel is het duurzaam omgaan van het energieaspect in het eindontwerp geïntegreerd. REAP bood naar mijns inziens wel een goede aanpak naar een duurzame energie oplossing aan. 5.2.5. Precedentenonderzoek Aan deze methode is niet veel aandacht besteed gedurende het gehele proces. Alleen in de eerste week van het ontwerpproces is deze methode aan bod gekomen om voornamelijk inzicht te krijgen in hedendaagse sportaccommodaties, omdat dit onderwerp nog niet aan bod is gekomen tijdens de bachelor opleiding. Uiteindelijk zijn er alleen twee precedenten geanalyseerd en zijn bepaalde onderdelen van de twee referenties ook in het ontwerp gesynthetiseerd. Bijvoorbeeld het opnemen van een outdoor programma ter ondersteuning van het indoor programma.
Beschrijving van het ontwerpproces: strategie en keuzen
5.3. Technieken en middelen Om het architectonisch ontwerp te toetsen aan belangrijke uitgangspunten en criteria, zoals transparantie, en flexibiliteit van functies is het ontwerp voornamelijk getoetst aan de hand van 3D technieken. Maquettes zijn er niet gemaakt. Wel zijn er 3D software programma’s toegepast zoals Sketchup 7. Alle varianten die in de VO fase zijn gemaakt, zijn in dit software programma gevisualiseerd om het ontwerp te toetsen aan de criteria. Een ander bijkomend voordeel van dit 3D programma was het onderzoeken van de belevenis en ruimtelijkheid van de varianten. Afbeelding 6.2 (10-04-2010)
23
Fotoreportage vuiloverslag de Binchorst
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 6. Verantwoording en evaluatie ontwerpproces Allereerst zal er een beknopte beschrijving van de geplande aanpak beschreven worden. Daarna zal het gevolgde proces ten opzichte van de oorspronkelijke geplande aanpak verantwoordt worden waarna zal worden aangegeven waar en op welke manier de geplande aanpak is afgeweken. Voor de evaluatie van de gedocumenteerde ontwerpprocessen worden de gehanteerde strategieën, methoden en technieken ten opzichte van de effectiviteit en efficiëntie in een ruimer kader geëvalueerd. Als hulpmiddel om mijn ontwerpproces te kunnen omvatten is in onderstaande tabel de geplande aanpak ten opzichte van het gevolgde ontwerpproces beknopt weergegeven.(tabel 6.1) Ontwerpproces Strategieen Methoden
Gepland Terugkoppelingsstrategie a.d.h.v.Precedenten Marktonderzoek Precedentenanaylse
Gevolgd Geenstrategie
Voltooid 0%
Marktonderzoek Precedentenanaylse Variantenonderzoek Locatieonderzoek SWOTanalyse REAPmethode Tabel 6.1 Tabel met geplande en gevolgde ontwerpproces.
75% 0% 50% 75% 100% 75%
De gemarkeerde cellen zullen in het volgende hoofdstuk worden gereflecteerd.
6.1. Beschrijving geplande aanpak
Verantwoording en evaluatie ontwerpproces
6.1.1.Planning In de krappe acht weken durende ontwerpperiode met veel vakantiedagen ertussen was het een noodzaak om een strakke planning met inhoudelijk juiste toepassingen van ontwerp- strategieën, en methoden en technieken toe te passen. Het ontwerpproces begon met het maken van een planning. Deze planning is gemaakt door middel van het software programma Gantt Project. In de planning zijn de volgende deelaspecten onderscheden; de analytische onderdelen, de ontwerpkundige aspecten, de haalbaarheidsaspecten, de optimalisatie gerelateerde aspecten en de onderzoekkundige aspecten. Kenmerkend voor deze planning is de bufferweek die in laatste week stond ingepland. De planning zat zodanig in elkaar dat het aansluit op real estate specifieke leerdoeleinden. Zo is er tijd ingepland voor een marktonderzoek, een SWOT analyse en een economische haalbaarheidsstudie.
dat er telkens naar precedenten verwezen wordt om de ontwerpideeën en de creativiteit gaande te houden en te vernieuwen. In de eerste 2 weken was het de bedoeling dat er een voorlopig ontwerp gemaakt zou moet worden d.m.v. varianten onderzoek. Daarna zou er een terugkoppeling zijn a.d.h.v. een haalbaarheidsstudie, waarna de eisen en uitgangspunten aangepast konden worden. Wanneer er een uiteindelijk ontwerp is gekozen zou een definitief ontwerp gemaakt worden en zou er ook worden getoetst op de haalbaarheid. Daarna zou er een terugkoppeling plaatsvinden om de eisen, uitgangspunten en het concept aan te scherpen. Als laatst zou het DO model geoptimaliseerd worden en de eindpresentatie voorbereid worden. Schematisch viel deze strategie in onderstaand schema weer te geven. (afbeelding 1) 6.1.3. Geplande methoden Eén vraagstelling uit het leerplan luidde het volgende: ‘Hoe kan ik tijdens het ontwerpen van varianten, als blijkt dat ze niet meer aan het concept voldoen, een variant zodanig reduceren en simpel maken dat de essentie van het concept nog helder te voorschijn kan komen aan het einde van het ontwerpproces?’ Om deze vraag te kunnen beantwoorden zouden er in het ontwerpproces een aantal deelvragen ter observatie in beschouwing genomen moeten worden, welke zijn: Zijn de varianten en deelontwerpen transparant en helder? En voldoen deze varianten aan het vooraf opgestelde concept? Aan de hand van deze deelvragen zou er telkens na een ontwerp dag een korte reflectie gemaakt worden om tot een oplossing te komen voor bovenstaande vraagstelling. Dit was de enige methode die ik voor de VO en DO fase in gedachte had. Deze manier van werken was voornamelijk een routine gerichte aanpak, hetgeen wat in de bachelor fase van de opleiding aangeleerd werd. Volgens Eekhout (1997, p.21) zijn visie ook wel de ‘eigen methode’ van het ontwerpproces genoemd. Een echte wetenschappelijk bewezen methode stond, dus nog niet vast voorafgaand het ontwerpen. Precedentenstudie
Voorlopig Ontwerp Analyse van de opgave PvE Randvoorwaarden Locatie
Variant x Variant y Variant z
Uitgangspunten Eisen Concept
Haalbaarbeidstoetsing
6.1.2. Geplande strategieën Haalbaarbeidstoetsing Optimaliseren
De hierna volgende plan van aanpak was gemaakt om tot een strategie te komen voor het ontwerpproces. Tijdens het ontwerpproces was het de bedoeling
24
Aanscherpen
Eindpresentatie
Afbeelding 7.1 6)
De geplande strategie (bron: Leerplan Bsc
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
6.2. Verantwoording ontwerpprocessen 6.2.1.Planning Het ontwerpproces is al in de eerste weken van de ontwerpfase afgeweken ten opzichte van de planning. Vooral de VO fase duurde langer dan gepland was. In de planning was de verhouding tussen VO en DO respectievelijk 2:3 weken. In werkelijkheid was de verhouding 4:1 weken. Een groot verschil dus. Daarnaast was het lastig qua tijd om de deelaspecten parallel te laten verlopen. Bijvoorbeeld het werken aan het leerplan nam veel tijd in beslag waardoor het geplande marktonderzoek bekneld werd en kwalitatief minder betrouwbare uitkomsten bood. De extra bufferweek aan het einde van het ontwerpproces was uiteindelijk hard nodig geweest om onvoorziene omstandigheden zoals ziekte en technische problemen op te vangen. De gehele optimalisatiefase liep nog door tot de laatste dag voor de eindpresentatie. 6.2.2. Strategie
Verantwoording en evaluatie ontwerpproces
Een deel van de strategie kan men in de planning terug zien en andersom. Namelijk dat er gedurende het gehele ontwerpproces verwezen moet worden naar precedenten. Dit is uiteindelijk alleen maar twee keer in de voorbereidingsfase van het ontwerp gelukt, terwijl het in zowel de VO als DO fase terug had moeten keren. Daarna was het de bedoeling om in de geplande strategie telkens terug te koppelen aan de uitgangspunten, eisen en concept en ze vervolgens aan te scherpen. Deze aanpak is uiteindelijk niet verwezenlijkt. Als gevolg hiervan ben ik me gedurende het ontwerpproces niet bewust geweest van de kwaliteit van het ontwerp. Pas in de laatste week ben ik terug gaan koppelen aan de eisen en uitgangspunten. Men kan stellen dat ik meer intuïtief te werk ben gegaan. Eekhout (1997, p.98) noemt dit ook wel de black box visie voor ontwerpen, waardoor er geen heldere, transparante strategie was. 6.2.3. Methoden Omdat een wetenschappelijk bewezen methode nog niet vast stond aan het begin van het ontwerpproces had ik zelf een methode gehanteerd om mijn vraagstelling te kunnen beantwoorden. Zoals ik in paragraaf 6.1 al beschreef was het reflecteren van de varianten na elke ontwerp dag een zelf bedachte methode. Deze methode heb ik tijdens het ontwerpproces in tegendeel niet kunnen hanteren. Wel zijn de varianten die ontwerpen zijn tegen elkaar afgewogen. In de volgende paragraaf
25
zal hier dieper op in worden gegaan. De andere methode die uiteindelijk wel in het ontwerpproces geïmplementeerd werd was het marktonderzoek. Ook zal hierover verder worden geëvalueerd in de volgende paragraaf. De precedentenanalyse is in zekere zin niet meer aan de orde gekomen tijdens het ontwerpproces. Methoden zoals het locatieonderzoek, de SWOT analyse en de REAP methode zijn gedurende het ontwerpproces erbij gekomen als gevolg van kennis dat tijdens het ontwerpen vergaard werd.
6.3. Evaluatie ontwerpprocessen In deze paragraaf zullen de gehanteerde strategieën en methoden ten opzichte van de efficiëntie en effectiviteit in een ruimer kader worden geëvalueerd. Ook zal de planning in hetzelfde ruimer kader worden behandeld. Wat opvalt is dat er een sterke overlap is tussen de verschillende elementen (strategieën, methoden en technieken) van het procesontwerp waardoor ze elkaar ook beïnvloed hebben tijdens het proces. Als laatst zal een korte conclusie worden gegeven over de kwaliteit van het ontwerpproces in zijn geheel. 6.3.1. Planning “Het managen van creativiteit is lastig” (Kets de Vries, 1996) (geciteerd uit Wamelink, 2007, p.21) In eerste instantie is het daarom ook niet onopvallend dat de gemaakte planning niet naar behoren functioneerde. Hetgeen dat wel naar behoren functioneerde was de opdeling van de deelaspecten en het toetsen van de drie haalbaarheidsaspecten. In de praktijk vereist het meestal een zelfde gedisciplineerde en verregaande aanpak. Bouwen is complexer en veel meer multidisciplinair geworden, met als gevolg opdeling naar meer disciplines (Wamelink, 2007, p.23) “Om tot een kwalitatief hoogwaardig ontwerpresultaat te komen, zal hiervoor ruimte en vrijheid geboden moeten worden” (Wamelink et al. 2007, p.45) Het feit dat er een extra bufferweek in de planning is opgenomen om onvoorziene vertragingen op te vangen, neemt niet weg dat er geen tijdnood was aan het einde. Dit had meerdere oorzaken. Als eerste duurde de VO fase te lang doordat de gemaakte varianten vergeleken moesten worden en getoetst werden op vooropgestelde criteria. Ten tweede speelt het iteratieve aspect een grote rol in het ontwerpproces, namelijk dat men blijft zoeken naar het optimale ontwerp, waardoor er vertraging op kan treden bij het maken van beslissingen. Helaas is het bijna onmogelijke om tot een 100 procent optimaal ontwerp te komen. Volgens Vande Putte (2010, 44) is ontwerpen een proces met een
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
tussenresultaat als eindresultaat. 6.3.2. Strategie De oorzaak dat de geplande strategie niet gehanteerd had kunnen worden heeft in mijn optiek te maken met tijd. Het telkens terugkoppelen van het product en het relateren van precedenten is in mijn mening tijdrovend geweest en daarbij komt dat de tijdsplanning geen prioriteit had tijdens het ontwerpen. Een van de redenen hiervan kan zijn is dat men bij het telkens terug koppelen van het product aan de eisen, uitgangspunten en concept en stap terug doet om weer verder te kunnen gaan. In een kort tijdsbestek leek mij destijds niet de beste manier om tot een goed eindproduct te komen. Echter beweert Van Doorn (2004, p.43) dat terugkoppelingen binnen een ontwerpperiode relevant zijn om tot een empirisch eindresultaat te komen. Een ander argument kan zijn dat het proces niet centraal heeft gestaan en dit tot gevolg had dat het ten koste ging van de kwaliteit van het proces zelf. In een product gerichte aanpak heeft tijd een kleine rol van betekenis aangezien de kwaliteit van het product centraal staat. In hoofdstuk 7 zal gereflecteerd en beschreven worden wat de impact is en welke rol de geplande strategie heeft. 6.3.3. Methoden Opmerkelijk feit van het gevolgde ontwerpproces is dat er niet zozeer een vaste strategie gehanteerd werd, maar dat er wel methoden telkens toegepast werden. Dit was echter nodig aangezien er aanvankelijk geen bewezen methode gekozen was. Over onderstaande methodes zal een verklaring worden gegeven waarom de methodes wel of niet zijn toegepast en in welke mate er is afgeweken. Er zullen alleen methodes behandeld worden die voorafgaand het ontwerpproces bepaald waren of die als context dienen voor de in het volgende hoofdstuk gevraagde reflectie.
Verantwoording en evaluatie ontwerpproces
6.3.4. Precedentenanalyse De reden dat de precedentenanalyse niet meer is toegepast had in mijn opinie te maken met de relevantie van de resultaten van de analyse. Het sportcomplex dat ik wilde ontwerpen moest in zekere zin vernieuwend en duurzaam zijn en moest vooral anders zijn de andere sportaccommodaties in de omgeving. Naar mijn inziens zou het analyseren geen toegevoegde waarde hebben aan het eindproduct, tevens zou het tijdsaspect ook een rol hebben gespeeld voor het elimineren van deze methode. In Design Driven Research (Breen, 2002, p.98)
26
wordt echter beweerd dat het onderzoeken van precedenten een efficiënte manier van onderzoeken is van architectonische artefacten en dat het inzicht biedt in onderliggende thema’s. De vraag is dan of het wel efficiënt genoeg is voor de krappe acht weken tijd. Hier zal in het volgende hoofdstuk verder op in worden gegaan. 6.3.5. Variantenonderzoek Zoals in §6.1 en 6.2 al beschreven werd stond er nog geen echt wetenschappelijke methode bij aanvang van het ontwerpproces vast. Toch toonde het onderzoek in de VO fase veel overeenkomsten met een variantenonderzoek. Het reflecteren en toetsen van varianten na elke ontwerp dag is niet meer gedaan. Wel het vergelijken van varianten met elkaar. De aanleiding dat een dergelijk onderzoek in de aanpak moest worden opgenomen heeft te maken dat voornamelijk het interieur ontwerp op architectonisch gebied zoveel mogelijk verantwoord moest zijn. Door gebruik te maken van 3D grafische middelen is het makkelijk om alle varianten op te slaan om vervolgens weer te vervangen en een nieuwe variant op te slaan. Het lag daarom voor de hand om alle varianten te vergelijken aangezien alleen het interieur van het sportcentrum getransformeerd moest worden. Van der Voordt (2002, p.158) beschrijft dat het vergelijken van varianten voordeel kan opleveren op het gebied van kwaliteit, maar dat het wel een tijdrovend onderzoek is. Wat de voor- en nadelen zijn van deze methode zal in de reflectie van het volgende hoofdstuk worden toegelicht. 6.3.6.Marktanalyse De voornaamste reden om een marktonderzoek in de ontwerpfase in te voeren was omdat ik niet tevreden was met het programma van het eerste ontwerp en om een programma op te stellen dat beter aansloot op de vraag. Ik wilde de twijfels of het haalbaar was of niet wegwerken en meer grip krijgen op de functies die erin gehuisvest moesten worden. Het schetsontwerp voldeed niet volledig aan het programma van eisen en andersom kon het PvE niet aan het ontwerp voldoen, omdat het te uitgebreid was. Tevens was ik ook van mening dat het gebouw niet de juiste functies huisvest om het financieel haalbaar te maken en het risico op leegstand te verkleinen door het combineren van een verscheidenheid aan functies. De andere reden had te maken met het doel van de transformatie opgave. Het gemeenschappelijk doel van vastgoed is om het zo goed mogelijk af te stemmen op de doelen van de betrokken partijen, waaronder vaak ook maatschappelijke doelen, en de veranderde eisen van de (eind)
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
gebruikers, binnen financieel-economische kaders en binnen juridische mogelijkheden (De Jong, et al. 2009/2010, p.187). Om dit doel na te streven was ik van mening dat een marktonderzoek een stap in de goede richting zou zijn om de vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Door een marktonderzoek te verrichten met behulp van verscheidende informatiebronnen was ik van plan verifieerbare conclusies te trekken en een kwalitatief beter programma van eisen op te stellen. De min of meer achterliggende gedachte waarom deze methode is toegepast heeft te maken met het evalueren van vastgoedprocessen, in dit geval de transformatieopgave. In de initiatieffase heeft de onderzoeker nog veel invloed op zijn toekomstige situatie, maar is er nog zeer beperkte informatie beschikbaar. Kengetallen en ervaringsgegevens zorgen ervoor dat de beschikbare, beslissingsondersteunende, informatie toeneemt. (Wamelink, 2007, p.266) De vraag of een methode als een marktgericht onderzoek toegepast kan worden in een vergelijkebare transformatie opgave en wat de vooren nadelen zijn zullen in het volgende hoofdstuk nader worden geëxpliceerd. (afbeelding invloed informatie)
vande Putte te maken met het perspectief van benaderen van het ontwerpproduct. Er zijn twee benaderingen; de procesgerichte benadering en de productgerichte benadering. Bij de productgerichte benadering is het sturen van de kwaliteit van het proces lastig. Zo’n benadering was waar te nemen gedurende mijn ontwerpproces en het volgende citaat geeft een goede samenvatting van het gevolgde eindproject. “Ondanks, misschien wel dankzij het moeilijke procesverloop is er toch iets moois gerealiseerd” (Van Doorn, 2004, p.278) “We can be as creative about the process as we are taught about to be about the product” (Thompson, 1992, p.210)
Afbeelding 7.2 Discrapantie tussen informatie en invloed; verhoging informatieniveau begin betekent vermindering spanningsveld (Wamelink, 2007)
Verantwoording en evaluatie ontwerpproces
6.4 Conclusie kwaliteit van het ontwerpproces De definitie van een slecht ontwerpproces is volgens Vande Putte (2010, p.33) een rommelig proces waarbij tijd en budget worden overschreden en de partijen onderling conflicten hebben. Mijn ontwerpproces toont naar mijn inziens veel overeenkomst met deze definitie. Het ontwerpproces heeft in zekere zin altijd een relatie met het ontwerpproduct. Een beheerst proces heeft volgens Van Doorn (2004, p.21) een positieve invloed op het ontwerpproduct. Maar volgens Vande Putte (2010, p.45) is het mogelijk om een moeizaam proces te ondergaan, maar toch een goed product te leveren. Het heeft volgens
27
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Hoofdstuk 7. Reflectie op het ontwerpproces In onderstaande reflectie zullen (aspecten van) ontwerpprocessen vergeleken worden met relevante literatuur van het vakgebied. De kern van de beoogde reflectie is de vraag in hoeverre de gevolgde procedure (of een deel ervan) herhaalbaar is om bij soortgelijke opgaven tot een integraal kwalitatief resultaat te komen. De voor mij in het oog springende onderdelen van het ontwerpproces waren het strategisch model, de marktanalyse en het variantenonderzoek. Deze ontwerpprocessen zullen in dit hoofdstuk worden gereflecteerd.
Breen zet in totaal acht verschillende modellen uiteen, waarvan het Comparative Design Based Research model (afbeelding )de meeste overeenkomsten vertoont ten opzichte de geplande strategie. Dit architectonisch onderzoek model analyseert thema gegroepeerde cases die inzicht moeten geven in karakteristieke analogieën en verschillen tussen de onderzoekobjecten. Dit model komt het meest in de buurt met de geplande strategie waarbij het onderzoeken naar sportfaciliteiten het thema was.
7.1. Het strategisch model 7.1.1. Waarom dit aspect? Een opvallend punt van het ontwerpproces was de procedure zelf. Opmerkelijk want, aan het begin van het ontwerpproces was er een zelf gemaakte niet wetenschappelijk onderbouwde strategie, terwijl er gedurende het ontwerpproces geen strategie meer over was (Zie paragraaf 6.2). In deze paragraaf zal gereflecteerd worden wat gevolgen zijn en wat de impact is van de geplande strategie ten opzichte van de herhaalbaarheid bij soortgelijke ontwerpopgaven. De relevantie van dit onderwerp zit hem in de efficiëntie van de geplande strategie om tot een beheerst proceskwaliteit te komen. 7.1.2. Kenmerken Allereerst is er in de geplande strategie een vergelijkbare bevinding waar te nemen en dat is de iteratieve benadering en de voortschrijdende spiraal van Zeisel. (afbeelding ...)
Reflectie op het ontwerpproces
Afbeelding 7.1 2010;49)
7.1.3. Gevolgen Een consequentie van het iteratieve onderdeel van de geplande strategie is dat het een grote rol speelt in het onwerpproces. Men blijft namelijk zoeken naar het optimale ontwerp, waardoor er vertraging op kan treden bij het maken van beslissingen. Afgezien van dat zijn terugkoppelingen binnen een ontwerpperiode relevant om tot een verantwoord eindproduct te komen. (Van Doorn, 2004, 22) Het effect van een precedentenstudie gerelateerde toont zich in een ontwerpproces als positief. Het onderzoek doen naar precedenten is een bewezen methode om kennis en inzicht te vervaardigen in het leerproces (Breen, 2002, p.98). Het heeft als voordeel dat het makkelijk inzicht biedt over analogieën en cruciale verschillen tussen modellen. Een van de gevolgen is dat bij een Comparative Design Based Research de output centraal staat, aangezien het een product gericht model is. Over het algemeen kan de ontwerpontwikkeling van zo’n benadering niet gecontroleerd of na geconstrueerd worden op basis van proces data. Een ander gevolg is dat dit model geen vaste strategie heeft en dat er meerdere aanpakken mogelijk zijn(Breen, 2002, p. 99).
De spiraal van Zeisel (Vande Putte,
Daarnaast is het een precedentenstudie gerelateerde strategie, vanwege het telkens reflecteren en intermediëren van precedenten op het ontwerpproduct. Breen (2002) noemt dit de Design Driven Research benadering.
28
Afbeelding 7.2 Comparative Design based research model (Breen, 2002;149)
7.1.4. Conclusies Wanneer we de geplande strategie in verband brengen met het gevolgde proces kan men een aantal aspecten deduceren. Namelijk dat een iteratief proces vereist is om een eindproduct te empirisch te verantwoorden. Dit is volgens Van Doorn (2004, p.45) een algemene conclusies dat men dus voor verscheidende opgaven kan toepassen.
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Wanneer men aan een ontwerpopgave begint waarvan men meer inzicht wil krijgen in bepaalde artefacten (bijvoorbeeld van sportfaciliteiten) dan is het vergelijkend onderzoek doen door middel van precedenten een goede benadering. Men moet wel rekening houden dat het een tijdrovend proces kan zijn dat moeilijk gecontroleerd en na geconstrueerd kan worden, met als gevolg dat het proces in kwaliteit af doet ten opzichte van andere strategische modellen.
7.2. Marktgericht onderzoek 7.2.1. Waarom dit onderdeel? De in § 6. beschreven argumenten geven aan waarom een marktonderzoek in het gevolgde ontwerpproces belangrijk is. Afgezien van deze argumenten nam de marktanalyse ook een volledige eerste week in beslag en hebben de resultaten van het onderzoek een grote invloed gehad op het eindproduct. Zonder een marktonderzoek kon men het eindproduct van de transformatieopgave niet toetsen op haalbaarheidsaspecten zoals functies in het programma, inkomsten en aantrekkingskracht. Doordat dit deel van het proces in nauw verband staat met het product is het een relevante vraag om te onderzoeken wat de voor-en nadelen zijn en dit aspect te vergelijken met vakliteratuur.
Reflectie op het ontwerpproces
7.2.2. Kenmerken Wanneer men met een renovatie of herontwerpopgave te maken heeft kan een onderscheid worden gemaakt tussen de inleidende fase en de daadwerkelijke ontwerpfase. De inleidende fase dient ervoor om een beslissing te maken welke acties er ondernomen moeten worden met het object. In deze fase komen onderwerpen zoals een marktstudie naar voren om de locatie, het gebouw en zijn functies goed op elkaar af te stemmen. Het gehele marktgericht onderzoek naar een toekomstig programma, de toekomstige gebruikers van het sportcomplex en de betrokken actoren van de initiatieffase tot de beheersfase is in feite wanneer men dat voor aanvang van de ontwerpfase doet, een ex-ante onderzoekgerichte benadering. Dit is een bewezen bruikbare methode voor het produceren van huisvesting en marktonderzoek gerichte projecten (Thomson, 2002, p.54). Ex-ante onderzoek is bedoeld om tijdens de ontwikkelingsfase een schatting te maken van de programmatische keuzen en criteria. Om valkuilen en eenzijdigheid te voorkomen moet een goede ex-ante evaluatie volgens Hulsbergen (2002, p.323) aan de volgende punten voldoen: Positieve en negatieve aspecten; Het object, de locatie en processen en
29
waarderingen; Expliciete kwaliteits criteria; De bijdrage van alle (toekomstige actoren; Helderheid t.o.v. de relevantie van argumenten van critici. Een ontwerp kan ook geëvalueerd worden door aandacht te besteden aan recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld problemen in stedelijke gebieden. Een dergelijk onderzoek eindigt meestal met conclusies over zowel de mogelijkheden tot renovatie of herontwerp als over de geschatte kosten om een indicatie te geven over de ontwikkelingskosten (Verhoef, 2002, p.376). Dit wordt meestal weergegeven in een financieel raamwerk waarna het daadwerkelijk ontwerpproces begint.
7.2.3. Gevolgen Ex-ante evaluaties vertonen zich meestal zo vroeg mogelijk in het ontwerpproces om essentiële prestatie resultaten te behalen aangezien de aanpasbaarheid op het gebouw verminderd naarmate het ontwerpproces zich vordert (Thomson, 2002, p.243). Een van de voordelen zijn dat ten eerste exante evaluatie kan leiden tot aanpassingen of de conclusie dat het ontwerp klaar is om te ontwikkelen (Van der Voordt, 2002, p. 343). Voor het geval van de haalbaarheid van een project is dit belangrijk, want het kan veel problemen voorkomen en voordeel opleveren op he gebied van kosten, functionele kwaliteiten en op technisch gebied. Ten tweede is het bij vastgoed- en volkshuisvestings onderwerpen van belang criteria te kiezen gebaseerd op wat er verwacht ‘expected” wordt en om te bepalen wat de waarschijnlijke “probable” consequenties van activiteiten zijn (Hulsbergen & van der Schaaf, 2002, p.260). Een nadeel is wanneer er in beide gevallen geen ex-ante evaluation wordt toegepast, dit kan leiden dat gebouwen al snel na oplevering gerenoveerd of veranderd moeten worden. Een ander voordeel is dat ex-ante evaluatie helpt om algemene overtuigingen over de voordelen te belichten en het besteed aandacht aan verborgen draaglasten. (Hulsbergen & Van der Schaaf, 2002, p. 267). Men kan een type onderzoek zoals een marktanalyse niet elimineren uit het ontwerpproces. Het indiceert en produceert uitgangspunten en eisen waaraan het ontwerp moet voldoen. In het geval van de transformatie opgave van het project concentreert het zich niet voornaamste op de verwachte consequenties, maar ook op de onverwachte onvoorziene consequenties. Volgens Thomson (2002, 243) impliceert deze methode de vermindering van twijfels. Een ander voordeel van een marktanalyse is
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
om de gebruiksmogelijkheden en de algemene eigenschappen van het gebouw te bepalen. Er is ook de mogelijkheid om de speciale aspecten te bepalen, zoals de omgevings eisen, rechten en toezeggingen di geassocieerd zijn met het object en de mogelijkheden voor subsidie (Verhoef, 2002, p.254). Een negatief effect dat ex-ante evaluatie altijd met zich meebrengt zijn de ‘hidden effects’. (afbeelding 7.3) Het onwaarschijnlijke zal alleen maar toenemen met het tijdsvlak van de studie. Dit maakt het onvermijdelijk dat een marktanalyse 100 procent betrouwbaar is.
(afbeelding 7.4) toe te passen (Hulsbergen &Schaaf, 2002, p. 243).
Een ander verschil is dat er tijdens het ontwerpproces ook het vermogen van eigen inzicht is toegepast. Het is namelijk ook belangrijk om de huidige situatie los te laten en niet alleen te denken in de ‘wat denk je dat er gaat gebeuren’ principe, maar ook in de ‘wat kan er gebeuren’ principe (Hulsbergen & Schaaf, 2002).
Afbeelding 7.4 Co-ordinate to map the predictability and impact of developments surrounding the design (Hulsbergen & van der Schaaf, 2002) Afbeelding 7.3 The relationship between time and effect (Hulsbergen & van der Schaaf, 2002)
Reflectie op het ontwerpproces
7.2.4. Overeenkomsten en verschillen Om het generieke aspect van de toegepaste methode op vergelijkebare opgaven te kunnen beoordelen is het van belang te bepalen aan de hand van de kenmerken wat de overeenkomsten, verschillen en ontwikkelingen waren ten opzichte van het gevolgde ontwerpproces. Overeenkomsten De meeste verschillen van het verrichte onderzoek bevinden zich in de criteria van Van der Voordt (2002, p.244).Tijdens het ontwerpproces zijn voornamelijk alleen maar positieve aspecten onderzocht. Dit kan betekenen dat er geen afweging tussen de positieve en negatieve aspecten heeft kunnen plaatsvinden. Een ander verschil is dat er een bijdrage van toekomstige actoren ontbrak met als gevolg dat het onderzoek alleen maar kwantitatief van aard was. Een van de verschillen m.b.t. de gedocumenteerde ontwerpprocessen is dat het gevolgde onderzoek geen informatie over de ontwikkelingen van het verleden bevat benodigd om ernstige scenario’s te identificeren. Om de kritieke onzekerheden die deze extreme scenario’s karakteriseren te bepalen is het noodzakelijk om een bandbreedte aan scenario’s te creëren en vervolgens een Co-ordinate system
30
7.2.5. Conclusie De gehanteerde methode heeft veel voordelen als men deze juist toepast in een vergelijkbaar ontwerpproces. Het enige nadeel kan zijn dat heb ik ook ondervonden heb is het feit dat deze methode de aanvang van het werkelijk ontwerpproces uitstelt, doordat het zoeken en verwerken van alle informatie en bronnen een tijdrovend onderzoek is. Wanneer er de ruimte voor is om een ex-ante evaluation te implementeren bij herhaling van het ontwerpproces kan het zeker de moeite waard zijn om tot een integraal kwalitatief resultaat te komen. In de praktijk is het al een bewezen methode maar Hulsbergen & Schaaf (2002, 162, p.231) beschrijven zelf dat het onderzoek naar deze methode in het hoger en wetenschappelijk onderwijs nog verder moet ontwikkelen. Ook al impliceert deze methode de vermindering van twijfels in een willekeurig ontwerpproces. Men komt altijd in aanraking met de ‘hidden effects’. Hulsbergen & Schaaf (2002, p.231) zeggen over exante onderzoek het volgende “One thing is certain, the future is uncertain”. Alle bevindingen van een vooraf opgesteld marktonderzoek zijn ex-ante. Volgens Groat & Wang (2002, p.57) zijn ex-ante evaluaties een relatie met de ‘credibility’. De ‘credibility’ van de toekomst heeft men niet in eigen hand. Als laatst wanneer men de gehanteerde methode in zijn context plaatst, is een marktanalyse niet de enige relevante methode om de kwaliteit en de consistentie
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
van de transformatieopgave te vergroten. Andere componenten zoals een locatieanalyse en een bouwkostenanalyse zijn natuurlijk ook belangrijk voor de transformatieopgave.
7.3. Variantenonderzoek 7.3.1. Waarom dit onderdeel? Dit onderdeel heeft in grote mate het gevolgde ontwerpproces gekarakteriseerd. Bijna de gehele VO fase (3 a 4 weken) is het evalueren van varianten en prototypes toegepast. Mede doordat er geen methode bij aanvang aanwezig was is het interessant om na te gaan waarom dit toch de gehanteerde methode is geworden gedurende het ontwerpen. De relevantie van dit onderdeel zit hem in de toepasbaarheid en de consequenties van deze methode in vergelijkbare ontwerpopgave. 7.3.2. Kenmerken Het evalueren van prototypes behoort tot een van de aspecten van Study by Design. Het toepassen van deze methode in combinatie met nauwgezette analyses heeft als voordeel dat het veel problemen kan voorkomen op het gebied van kostenbepalingen en andere functionele en technische punten. Deze methode wordt gekarakteriseerd door het feit dat elk ontworpen variant objectief wordt getoetst aan de hand van bepaalde criteria en vervolgens wordt vergeleken met andere varianten. Deze criteria worden meestal weergegeven in een multicriteria tabel. Waar deze onderzoeksmethode aan moet voldoen om varianten en alternatieven te kunnen beoordelen is dat er op zijn minst twee vergelijkbare modellen zijn. Namelijk het model dat beoordeeld wordt en een ´zero plan’ model (bijvoorbeeld een precedent, een referentieproject of een capaciteitsplan) (de Jong, 2002, p. 26). Een ander aspect waaraan de methode aan moet voldoen is de kwaliteit van de technieken die men gebruikt om modellen te vergelijken. Om varianten te kunnen vergelijken moeten de modellen allemaal op dezelfde schaal en resolutie ontworpen zijn (de Jong, 2002).
Reflectie op het ontwerpproces
7.3.3. Gevolgen Van der Voordt (2002, p. 342) geeft in zijn onderzoek een verklaring naar de voordelen van het evalueren van prototypes. Hij beweert; “Study by design in combinatie met nauwgezette analyses kan veel problemen voorkomen”. De voorbeelden in zijn onderzoek geven aan dat na een Post Evaluation een aanzienlijk profijt gemaakt kan worden voor zover het de kosten en de kwaliteit betreft. Een voorbeeld; een eenmaal in de praktijk gebracht
31
model kan op het gebied van kosten (investeringsplus exploitatiekosten) zijn voordeel opleveren, doordat de varianten van tevoren al zijn getoetst op investeringskosten, energiekosten, technisch onderhoud en de schoonmaakkosten van het ontwerp. Een voordeel van het multicriteria model als middel is dat het men helpt om een houvast te geven tijdens het ontwerpproces en om niet verloren te gaan in de creativiteit dat het menselijk brein rijk is (Breen, 2002, p. 95) Tevens biedt het de mogelijkheid om het uiteindelijke model op eerdere en afgevallen varianten te reflecteren en biedt het de mogelijkheid om als back-up functie te fungeren om te bepalen op welke punten er afgeweken ten opzichte van bijvoorbeeld eisen, uitgangspunten of concept. Een ander gevolg van de gehanteerde methode is dat wanneer er geen referentiemodel expliciet wordt gemaakt (oftewel de zero-plan) kan kunnen onbedoelde effecten van de variant tot een eindeloze discussie leiden. Een voordeel als de zero-plan bekend is kunnen de onbedoelde effecten die dit zero-plan gemeen heeft met de variant niet open staan voor discussie (de Jong, 2002, p.175). De bedoeling van zulke (zero-plan) referenties is dat de beoordeling zich concentreert op waardevolle verschillen. De methode is wel een goede manier om verantwoord een variant te kiezen, maar een ander minpunt is wanneer we kijken naar de creatieve en de persoonlijke kant van een ontwerp, dan ontbreekt er in architectonisch opzicht nog wel de benodigde affiniteit om een architectonisch verantwoord ontwerp te ontwikkelen (Breen, 2002, p. 95). Andere beperkingen volgens Van der Voordt (2002, p.72) zijn dat het onderzoek tijdbepalend is door het onderzoek naar varianten, precedenten en effect analyses. Een andere negatieve factor is dat de kans bestaat dat een eindontwerp na een dergelijk onderzoek drastisch veranderd moet worden, omdat de ontbrekende persoonlijke visies en overwegingen zwaar meewegen in het beoordelen van een eindontwerp. Tevens is er de angst voor standaardisatie en herhaling. Het opnieuw produceren van een bestaande ontwerpoplossing wordt ook wel ‘stamping’ genoemd. Op lange termijn kan dit leiden tot eentonigheid en culturele armoede. Elk ontwerp gaat een relatie aan met zijn context en is daarom uniek is (Van der Voordt, 2002, p.172).
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
7.3.4. Overeenkomsten en verschillen Om de toepasbaarheid van de gehanteerde methode te kunnen beoordeling is het van belang om het gevolgde ontwerpproces te reflecteren ten opzichte van de hierboven beschreven kenmerken en theoretische onderbouwing. De grootste overeenkomst zit hem in de manier waarop er afwegingen zijn gemaakt tijdens het ontwerpproces. Dit is gebeurd aan de hand van een multicriteria tabel. (tabel 7.2). Criteria voor deze tabel kan men zelf samenstellen aan de hand van wat men relevant vindt. In de nevenstaande multicriteria tabel is er teruggekoppeld naar de drie haalbaarheidsaspecten van dit project. Een andere overeenkomst is dat er tijdens het proces een 3D software programma is toegepast om het ontwerpen van de varianten te vereenvoudigen doordat er wordt gewerkt met standaard componenten die men kan afwisselen met variabele componenten. Tevens zorgt deze software ervoor dat alle varianten op dezelfde schaal getoetst en vergeleken kunnen worden. Score per variant Criteria
Gewichtsfactor
1
2
3
4
Ontwerpprincipes komen tot zijn recht
5
20
15
20
25
Mogelijkheid tot flexibiliteit
4
4
12
16
16
Combineerbaarheid van programma
4
8
12
16
20
Heldere routing/verkeersruimte
2
10
4
4
10
Handhaving constructie
3
3
6
12
15
Extraverte uitstraling
2
10
8
8
8
Duurzame herontwikkeling mogelijk?
2
6
6
8
8
Duurzame uitstraling
4
8
16
16
20
Totaal
69
79
100
122
Tabel 7.2
Multicriteria analyse tabel
Score per variant
7.3.5. Conclusie
Het evalueren van prototypes een goede manier om consistent en rationeel tot een eindproduct te komen (Van der Voordt, 2002:169). Het evalueren van varianten is een goede methode om ontwerp objectieve verwachtingen expliciet te formuleren. Het zorgt voor een openheid in een objectieve evaluatie (Van der Voordt, 2002, p.172). Wegen het feit dat dit ontwerpproces een transformatie betreft voor een functioneel gebouw kan de toepassing van deze methode efficiënt zijn geweest, omdat het is verantwoord op een objectieve manier. Anderzijds wanneer men bijvoorbeeld een gebouw ontwerp (bijvoorbeeld een woning) waarbij
32
de meer subjectieve aspecten een rol spelen kan het evalueren van prototypes een minder geschikte methode zijn. Architectonisch gezien vertoont de ontwerper minder creatief gedrag, waardoor de persoonlijke kant van het ontwerp verloren kan gaan. Een andere subjectief aspect is bijvoorbeeld het klimaat. Het klimaatontwerp kan namelijk niet alleen beoordeeld worden op meetbare eigenschappen, maar voornamelijk op emotionele resultaten. Een klimaat is tot op een grote mate een gevoel en valt daarom niet op objectiviteit te meten (Verhoef, 2002, p.326). Een ander relevant aspect dat tijdens het ontwerpproces grote invloed heeft gehad is de tijd. Een dergelijk onderzoek kent vele voordelen, maar het produceren van varianten blijft een belangrijke
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
Hoofdstuk 8. Samenvatting en conclusies 8.1 Van begin ontwikkelingen
tot
einde:
Het ontwerpproduct omvat een transformatie opgave van een oude vuiloverslag in de Binckhorst naar een nieuw sportcentrum met daaraan een sportcomplex gelegen. Het thema van het masterplan betreft duurzame herontwikkeling. Het doel van de transformatieopgave om door middel van een industrieel vastgoedobject, dat als aanjager moet dienen, de Binckhorst een nieuw imago te geven en nieuwe doelgroepen aantrekken voor de rest van de omgeving en de wijk.
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Het ontwerpproces Tijdens het ontwerpproces is er vooral intuitief en door middel van vooraf onbekende methoden te werk gegaan. Voorafgaan was er wel een strategie, maar geen methoden vastgesteld. Gedurende het proces is er geen strategie gevolgd en zijn methoden toegepast waarvan de effectiteit niet bekend was. De opvallende methoden waren de marktanalyse en de variantenonderzoek. Deze twee mothoden hebben grote invloed gehad in de kwaliteit van het eindproduct en de beschikbare tijd om tot dat eindproduct te komen. Ongeacht de inhoudelijke kwaliteit van het ontwerpproces is hetgeen dat leerzaam bleek te zijn onderbouwd om de kennis die eruit te halen voor toekomstige opgaven.
Het onttwerpproduct Een van de belangrijke ontwikkelingen betreffende het product is dat de indoor en outdoor functies los van elkaar ontworpen zijn, maar zeker niet onafhankelijk van elkaar werken. De meeste aandacht is echter wel uitgegaan naar het architectonisch ontwerp, aangezien dit interessanter was om op de drie haalbaarheidsaspecten te toetsen. Het eindproduct voldoet niet aan de vooropgestelde eisen, zoals het programma, vanwege procesmatige verschijnselen. Tevens is uit de haalbaarheidstudies gebleken dat het niet verantwoord is om het sportcomplex te ontwikkelen, maar het sportcentrum wel, aangezien deze een grotere speling heeft wat betreft de kosten en baten. Een van de deeloplossing was de transformatie van de gevel. De gevel is naast het interieur drastisch veranderd ten opzichte van het oude ontwerp. Dit heeft veel gevolgen gehad op het gebied van esthethiek, functie en bouwkosten.
Samenvatting en conclusies
De andere deeloplossing betrof het object zelf. De functie van het gebouw voor in de toekomst, de mogelijkheden van transformeren, de haalbaarheid en vooral de impact op de omgeving is in hoofdstuk 4 gereflecteerd. In de laatste hoofdstukken is er gereflecteerd op de twee deeloplossingen waaruit is gebleken welke oplossingen wel en niet voldoen om herhaald te worden op soortgelijke opgaven. Ongeacht de inhoudelijke kwaliteit van de producten is hetgeen dat leerzaam bleek te zijn onderbouwd om de kennis die eruit te halen voor toekomstige opgaven.
33
8.2 Belangrijke, bevindingen en oplossingen De gevel transformatie is een dure ingreep. Samen met de inrichting zijn dit de twee grootste kostenposten De gevel heeft het gebouw van een introvert naar een extravert karakter gegeven. Mede door het glas is het totale uiterlijk veranderd. Het gebouw kan een incubator zijn voor de Binckhorst dat de drie doelen (zie paragraaf 4.2.) na kan streven op lange termijn. Dit is mede bereikt doordat er een integrale aanpak van toepassing was door middel van het streven van meerdere uitgangspunten, eisen en ambities. Er zou nader onderzoek moeten worden gedaan naar de procesmatige kant van het ontwikkelen van transformatieopgaven met een aanjaag effect. Marktanalyses spelen een belangrijke rol in de initiatieffase voor projectontwikkelen. Wel spelen er veel risicofactoren mee in een ex-ante evaluation. In een kort project is deze methode een tijdskwestie dat ten koste kan gaan van het selecteren en verwerken van relevante informatie. Het evalueren van prototypes is een consistente manier voor het objectief selecteren van een variant. Wel is het tijdrovend..
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
Literatuurlijst en herkomst illustraties
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Bloch, E. ([1959] 2001). Bouwen op de holle ruimte. In H. Heynen, A. Loeckx, L. De Cauter & K. Van Herck (Eds.), “Dat is architectuur”: sleutelteksten uit de twintigste eeuw (pp. 334-338). Rotterdam: Uitgeverij 010. Breen, J. (2002). Designerly inquiry. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 95-102). Delft: DUP Science. Culley, P., & Pascoe, J. (2009). Sport facilities and technologies. New York: Routledge. De Jong, H. (2002). Comparing and evaluating drawings. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 169 - 175). Delft: DUP Science. Eekhout, M. ([1997] 2010). POPO, of ontwerpmethoden voor bouwproducten en bouwcomponenten. In H. Vande Putte & A. Van Doorn (Eds.), College powerpoint presentatie: Ontwerpproces/Procesontwerp Delft: TUDelft. Gemeente Den Haag. (2009). Plan-MER. Nieuw Binckhorst hoofdrapport. Den Haag: Gemeente Den Haag. Gemeente Den Haag. (2010). Den Haag Monitor Retrieved 01-05-2010, from http://www.denhaag.monitor.nl/ Geraedts, R. P., & Wamelink, J. W. F. (2007). Het bouwproces. In J. W. F. Wamelink, R. P. Geraedts, F. A. M. Hobma, L. H. M. J. Lousberg & P. De Jong (Eds.), Inleiding bouwmanagement (pp. 11-34). Delft: Faculteit der Bouwkunde. Gerritse, C. (2005). Kosten-kwaliteitsturing in de vroege fasen van het huisvestingsproces. Delft: DUP. Glass Technology Services Sheffield. (2010) PressArchive/PressReleases6.html
Retrieved 15-12-2010, from http://www.glassts.com/News/
Google Tele Atlas. (2010). Satellietfoto Binckhorst Den Haag Retrieved 01-04-2010, from http://maps.google. nl/maps Groat, L., & Wang, D. (2009). Architectural research methods. New York: Wiley. Hek, M., Kamstra, J., & Geraedts, R. P. (2004). Herbestemmingswijzer. Herbestemmen van bestaand vastgoed. Delft: Publikatieburo Bouwkunde. Hofkes, K., Brinksma, H., Van Tol, A., Bonebakker, M., Flapper, H. A. J., & Zimmerman, N. (2005). Jellema 4b bouwtechniek - omhulling - gevel. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff. Hulsbergen, E., & Van der Schaaf, P. (2002). Ex ante research. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 159-162). Delft: DUP Science. Prins, M., & Vijverberg, G. (1992). Flexibiliteit en kosten in het ontwerpproces; een besluitvormend ondersteunend model. In A. C. Den Heijer & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Vastgoedmanagement (pp. 3436). Delft: TU Delft.
Literatuurlijst en herkomst illustraties
Produn, T. H. M. (2008). Preservation of modern architecture. Hoboken: Wiley. Scheerbart, P. ([1914] 2001). Glasarchitectuur. In H. Heynen, A. Loeckx, L. De Cauter & K. Van Herck (Eds.), “Dat is architectuur”: sleutelteksten uit de twintigste eeuw (pp. 80-85). Rotterdam: Uitgeverij 010. Soeter, J. P. (2002a). Bouweconomie en planontwikkeling. In A. C. Den Heijer & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Vastgoedmanagement (pp. 60-65). Delft: TU Delft. Soeter, J. P. (2002b). Economie van vastgoedontwikkeling. In A. C. Den Heijer & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Vastgoedmanagement (pp. 99-106). Delft: TU Delft. Thomson, A. (2002). Ex ante performance evaluation of housing. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 163-168). Delft: DUP Science.
34
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |
SP PORTCOMPLEX DE BINCKHORST
Van Bakel, A. P. M. ([1995] 2010). Styles of architectural designing: empirical research on working styles and personality dispositions. In H. Vande Putte & A. Van Doorn (Eds.), College powerpoint presentatie. Delft: TU Delft. College powerpoint presentatie. Van der Voordt, D. J. M. (2002). Evaluating prototypes. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 169-172). Delft: DUP Science. Van Doorn, A. (2004). Ontwerp/proces. Amsterdam: Sun. Van Doorn, A., & Vande Putte, H. (2010). Ontwerpproces/Procesontwerp. Delft: TU Delft. College powerpoint presentatie. Verhoef, D. (2002). Re-design and renovation. In T. M. De Jong & D. J. M. Van der Voordt (Eds.), Ways to study and research urban, architectural and technical design (pp. 323-326). Delft: DUP Science. Wamelink, J. W. F., Geraedts, R. P., Hobma, F. A. M., Lousberg, L. H. M. J., & De Jong, P. (2007). Inleiding bouwmanagement. Delft: Faculteit der Bouwkunde. Wellink, J. A. (2008). Met een incubator gaat het beter. Delft: Erasmus Universiteit Rotterdam Technische Universiteit Delft.
Literatuurlijst en herkomst illustraties
Zaadnoordijk, M., & Claasen, R. C. T. G. (2010). “Een aanjager in een transformatie opgave”. Een bewuste keuze voor product en ontwerp. Delft: TU Delft.
35
Eindwerkstuk | Eurvel Winters 1394444 | BK6000-R | Januari 2011 |