SPONSORING IN HET PRIMAIR ONDERWIJS
HET SPONSORBELEID IN DE SCHOOLGIDS EN HET SCHOOLPLAN
Utrecht, april 2010
Voorwoord Het onderwijs aan Nederlandse basisscholen wordt bekostigd door de overheid. Daarnaast hebben scholen – binnen marges – de vrijheid andere financiële bronnen aan te boren. Een mogelijkheid is sponsoring. De wet op het primair onderwijs vraagt scholen zich in de schoolgids te verantwoorden over het beleid dat zij hanteren met betrekking tot sponsoring. Bovendien zijn met het Convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ in 2009 aanvullende afspraken gemaakt over verantwoorde omgang met sponsoring. De Inspectie van het Onderwijs deed onderzoek naar het aantal scholen dat sponsoring of donaties ontvangt, de hoogte van de bedragen die worden ontvangen en naar de informatie die scholen in de schoolgids en het schoolplan verstrekken over het sponsorbeleid. De resultaten van het onderzoek kunnen worden gebruikt bij de verdere vormgeving van het beleid en het toezicht rond sponsoring van scholen.
De hoofdinspecteur primair onderwijs en expertisecentra
Dr. L.S.J.M. Henkens april 2010
INHOUD Samenvatting 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Doelstelling 7 2.1 Begripsbepaling 9 2.2 Wettelijke bepalingen rond sponsoring 9 Wet Primair Onderwijs 9 2.3 Convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ 10 2.4 Regioplan: Sponsoring in het onderwijs 2007 11 3 3.1 3.2
Onderzoeksopzet 13 Onderzoeksvragen 13 Uitvoering 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Bevindingen 15 Hoogte van de sponsorbijdragen 15 Wettelijke voorschriften WPO 19 Wettelijke voorschriften WMS 21 Invloed van het convenant Sponsoring 22
5
Conclusies 23
Literatuur 26 Bijlage(n) I - Wetsartikelen die betrekking hebben op sponsoring in het primair onderwijs 27 II - Controle protocol sponsoring jwp 2009 29
Samenvatting In februari 2009 sloot het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de derde maal een convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ met veertien partners uit het onderwijsveld. Doel is een verantwoorde omgang met sponsoring te bewerkstelligen. Een van de afspraken in het convenant is dat de Inspectie van het Onderwijs in 2009 een onderzoek uitvoert naar de naleving van de wettelijke voorschriften bij sponsoring in het primair onderwijs. Deze rapportage bevat de uitkomsten van dit onderzoek. De centrale vragen van dit onderzoek zijn: • • •
Hoeveel procent van de scholen ontvangt sponsoring of een donatie en om welke bedragen gaat het? Voldoen scholen voor primair onderwijs aan de wettelijke bepalingen in de WPO en de WMS aangaande sponsoring? Heeft het convenant sponsoring dat in 2009 werd afgesloten reeds invloed op het schoolbeleid?
De wettelijke voorschriften aangaande sponsoring zijn te vinden in de Wet Primair Onderwijs (WPO) en de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS). In artikel 12 WPO is opgenomen dat het schoolplan het beleid bevat ten aanzien van sponsoring en donaties die het bevoegd gezag aanvaardt, indien het met deze geldelijke bijdrage verplichtingen op zich neemt waarmee leerlingen tijdens schooltijd te maken krijgen. In artikel 13 WPO is opgenomen dat de schoolgids informatie dient te bevatten over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met dergelijke sponsorgelden en donaties. In artikel 10, onderdeel f van de WMS staat dat het bevoegd gezag voorafgaande instemming nodig heeft voor elk besluit met betrekking tot de aanvaarding van sponsorgelden of donaties, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden worden geconfronteerd. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden is een representatieve steekproef van 149 basisscholen getrokken. Van deze scholen zijn de vigerende schoolplannen en de schoolgidsen 2008-2009 en 2009-2010 geanalyseerd. Indien de schoolgids of het schoolplan verwees naar een website, is ook die bron geraadpleegd. Daarnaast zijn de jaarrekeningen van 2007 en 2008 geraadpleegd voor de bedragen die besturen opgeven voor sponsoring en donaties. Op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (2008) moeten scholen zich verantwoorden over alle baten. Dit betekent dat scholen in het financieel jaarverslag ook informatie dienen te verstrekken over de omvang van de financiële middelen die door sponsoring en donaties worden verkregen. Ook zijn de gevonden data afgezet tegen de conclusies uit het onderzoek naar sponsoring dat in 2007 is uitgevoerd door Regioplan. Op de eerste onderzoeksvraag (hoeveel procent van de scholen sponsoring of een donatie ontvangt en om welke bedragen het daarbij gaat) luidt het antwoord dat slechts 12 procent van de besturen in 2007 en 8 procent van de besturen in 2008 opgeeft dat zij een geldelijke bijdrage ontvingen in de vorm van sponsoring en/of een donatie. In totaal ging er in 2007 € 4.575.590 en in 2008 € 2.075.530 om aan sponsorgelden in het po. Een bestuur in het po ontving gemiddeld aan sponsoring of donatie € 22.764 in 2007 en € 15.723 in 2008. De verschillen tussen besturen onderling in de bedragen die zij ontvangen zijn aanzienlijk: zij lopen uiteen van minder dan duizend tot meer dan dertigduizend euro. Ook blijkt dat er van jaar tot jaar weinig continuïteit is in wat besturen ontvangen aan sponsoring: slechts 14 Pagina 4 van 31
besturen gaven zowel in 2006, in 2007 als in 2008 een bedrag op de jaarrekening op voor sponsoring. Op het totaal aantal besturen in het primair onderwijs is dit nog niet één procent. Wat scholen ontvangen in de vorm van goederen en/of diensten is niet na te gaan via de jaarrekening of de schooldocumentenanalyse. Vervolgens is nagegaan of de schooldocumenten of het onderzoek door Regioplan aanvullende informatie bieden. De schooldocumenten blijken nauwelijks relevante informatie te bevatten: in geen enkel document werd een bedrag aangetroffen. Uit het onderzoek door Regioplan komt een beeld naar voren dat aanzienlijk afwijkt van de in dit onderzoek gevonden cijfers. Regioplan rapporteert dat 22 procent van de scholen in het primair onderwijs in 2007 aangeeft gelden te hebben ontvangen middels sponsoring en dat 35 procent van de scholen zegt donaties te hebben ontvangen. De resterende 43 procent wordt tot de niet-ontvangers gerekend. Ruim de helft van de basisscholen (57 procent) zou dus middelen uit een externe bron ontvangen, in tegenstelling tot de 12 procent van de besturen die op de jaarrekening 2007 rapporteert dat zij een geldelijke bijdrage ontvingen via sponsoring of donatie. Een sluitende verklaring voor de gevonden verschillen is er niet, maar gedacht moet worden aan verschillen in de omvang van de steekproef, de gehanteerde onderzoeksmethode en een andere invulling van het begrip sponsoring. In tegenstelling tot de inspectie heeft Regioplan namelijk ook diensten en goederen meegenomen in het onderzoek. Bovendien is ook sponsoring, die de school heeft verkregen om aan goede doelen door te geven, verwerkt in de uitkomsten. Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag (voldoen basisscholen aan de wettelijke voorschriften aangaande sponsoring in de WPO en de WMS) is het van belang te weten of een school daadwerkelijk sponsorgeld ontvangt. De documentenanalyse wijst uit dat slechts een derde van de scholen zich in het schoolplan en twee derde zich in de schoolgids verantwoordt over zijn sponsorbeleid of over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met eventuele sponsorbedragen. In de schoolplannen van scholen die aangeven sponsoring te ontvangen, blijkt nog steeds minder dan de helft zich te verantwoorden over haar beleid (41 procent). In de schoolgidsen van diezelfde scholen worden de meeste ouders daarentegen wel goed geïnformeerd (93 procent). Rond de 30 procent van de schoolplannen en schoolgidsen maakt in de tekst melding van een ander beleidsdocument waarin het sponsorbeleid is uitgewerkt. Deze documenten blijken echter nauwelijks toegankelijk voor ouders. Slechts een kleine minderheid van de ontvangende scholen geeft aan dat er een tegenprestatie wordt geleverd. Daarbij komt naamsvermelding en het plaatsen van een advertentie het meeste voor. Ongeveer de helft van de gesponsorde scholen geeft informatie waaraan zij de ontvangen gelden heeft besteed; voornamelijk aan spel- en sportmateriaal en extra activiteiten. Een van de doelstellingen van het convenant is te bevorderen dat partijen zich met klachten over sponsoring kunnen wenden tot de klachtencommissie (artikel 14, WPO). Dit blijkt niet vaak te worden vermeld: slechts bij 7 procent van de scholen was deze aanvulling opgenomen in de klachtenregeling. Slechts 15 procent van de scholen geeft in de schoolgids aan dat de medezeggenschapsraad betrokken is bij het sponsorbeleid. Wanneer we de schoolgidsen bekijken van die scholen die aangeven sponsoring te hebben ontvangen, geven slechts zeven scholen (24 procent) in de schoolgids aan dat de medezeggenschapsraad betrokken is bij de besluitvorming over de besteding.
Pagina 5 van 31
Dat de betrokkenheid van de medezeggenschapsraad niet in de schoolgids is vermeld, hoeft echter niet te betekenen dat de raad in de praktijk niet betrokken is bij het sponsorbeleid. Er is immers geen wettelijke verplichting dat scholen via de schoolgids dienen te rapporteren over de activiteiten van de medezeggenschapsraad. Op de derde hoofdvraag (heeft het convenant sponsoring 2009 reeds invloed op het schoolbeleid) luidt het antwoord dat dit maar in zeer beperkte mate het geval is. Het convenant sponsoring heeft op dit moment nog niet het beoogde effect van een ‘wake-up call’. Ongeveer een kwart van de scholen verwijst in de documenten naar een van de convenanten van 1997, 2002 of 2009. Slechts drie procent van de onderzochte schoolgidsen uit het schooljaar 2009-2010 verwijst naar het meest recent afgesloten convenant van 2009. De schoolgidsen van de afgelopen twee schooljaren tonen nauwelijks een verschil in de informatie die zij ouders bieden.
Pagina 6 van 31
1
Inleiding
Begin 2009 sloot het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met veertien organisaties uit onderwijs en bedrijfsleven een ‘Convenant Sponsoring’ om op een verantwoorde manier met sponsoring om te gaan. 1 Met dit convenant binden bedrijven en scholen in het primair en voortgezet onderwijs zich aan heldere gedragsregels bij het afsluiten van sponsorcontracten. Het gaat hierbij om een aanscherping van eerdere afspraken uit de convenanten van 1997 en 2002. De belangrijkste nieuwe afspraak is om via de medezeggenschapsraad meer betrokkenheid van ouders, leraren en leerlingen te bewerkstelligen bij de beslissing om een sponsorcontract af te sluiten. 1.1
Aanleiding
In het ‘Convenant Sponsoring’ is onder andere opgenomen dat de inspectie een onderzoek zal uitvoeren naar de naleving van de wettelijke voorschriften inzake sponsoring bij een steekproef van scholen voor primair onderwijs. 2 Het onderzoek van de inspectie sluit aan bij de uitkomsten van een studie van Regioplan uit 2007 3 , waaruit blijkt dat de wettelijke bepalingen aangaande sponsoring niet altijd door scholen worden nageleefd. In slechts een kwart van de schoolgidsen in het basisonderwijs werd informatie aangetroffen over het omgaan met sponsormiddelen; in slechts een derde van de schoolplannen werd het sponsorbeleid genoemd. Ook bleek de medezeggenschap niet altijd betrokken bij de besluitvorming over sponsoring. 1.2
Doelstelling
Doel van het onderzoek is te inventariseren hoeveel procent van de scholen voor primair onderwijs gebruikmaakt van sponsoring en wat de hoogte is van de hiermee gemoeide bedragen. Het onderzoek beoogt tevens zicht te bieden op de vraag voor welke activiteiten scholen gebruikmaken van sponsorgelden, of de medezeggenschapsraad de gelegenheid heeft zijn instemmingsbevoegdheid ten aanzien van sponsorgelden uit te oefenen en hoe de school haar informatieplicht invult. Daarom wordt via de schoolplan- en schoolgidsanalyse geïnventariseerd in welke mate scholen de bepalingen in artikel 12, lid 1, en artikel 13, lid 1g, van de wet op het primair onderwijs (WPO) en de bepaling in artikel 10, onderdeel f van de wet op medezeggenschap scholen (WMS) naleven (zie bijlage 1 voor de relevante wetteksten). De verwachting is dat de ‘wake-up call’ ertoe leidt dat meer scholen de wettelijke verplichtingen nakomen. In dit onderzoek wordt daarom tevens nagegaan of de situatie sinds 2007 is gewijzigd en of het vernieuwde convenant sponsoring al zijn invloed doet gelden in het onderwijsveld. Om scholen niet onnodig administratief te belasten is uitsluitend gebruik gemaakt van informatie die de Inspectie van het Onderwijs tot haar beschikking heeft via de schooldocumenten en de jaarrekening. De bevindingen zijn niet aangevuld met een op het onderwerp toegesneden bevraging van de scholen. Indien de uitkomsten van het onderzoek naar de naleving van de bepalingen uit de genoemde artikelen 1 (2009) Convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’. Den Haag. 2 Idem, artikel 2 3 Van der Well, J.J., Krooneman, P.J. (2007). ‘Sponsoring in het onderwijs 2007. Integrale evaluatie van het convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs.’ Eindrapport. Amsterdam: Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt. Pagina 7 van 31
daartoe aanleiding geven, krijgt het onderzoek een vervolg in het schooljaar 20092010.
Pagina 8 van 31
2
Achtergrondinformatie
Dit hoofdstuk bevat de achtergrondinformatie die voor een goed begrip van het beleid en de praktijk van sponsoring van belang is. Allereerst wordt uitgelegd wat sponsoring onderscheidt van donatie. Vervolgens worden de wettelijke voorschriften aangaande sponsoring/donatie in de Wet op het Primair Onderwijs en in de Wet Medezeggenschap Scholen beschreven. Daarna worden de hoofdpunten van het convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ gepresenteerd. Tot slot wordt een korte samenvatting gegeven van het onderzoek dat Regioplan in 2007 uitvoerde naar de praktijk van sponsorbeleid in het primair en voortgezet onderwijs. 2.1
Begripsbepaling
In het convenant 2009 wordt sponsoring gedefinieerd als een bijdrage waarvoor een tegenprestatie wordt geleverd. 4 Donatie wordt gedefinieerd als een bijdrage waar geen tegenprestatie tegenover staat. Wanneer het bevoegd gezag bij een donatie uit zichzelf overgaat tot een tegenprestatie, bijvoorbeeld in de vorm van een naamsvermelding, dan is er sprake van sponsoring. 5 In dit rapport worden deze begrippen volgens deze definities gehanteerd. In de wet wordt overigens geen onderscheid gemaakt tussen de begrippen sponsoring en donatie. Gesproken wordt van een ‘geldelijke bijdrage, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen’. Of daar een tegenprestatie tegenover staat, wordt in de wet niet relevant geacht. 2.2
Wettelijke bepalingen rond sponsoring
In deze paragraaf wordt aangegeven aan welke wettelijke voorschriften scholen voor primair onderwijs dienen te voldoen wanneer zij zich laten sponsoren of donaties ontvangen. Wet Primair Onderwijs In artikel 12 WPO is opgenomen dat het schoolplan onder meer het beleid omvat ten aanzien van sponsoring en donaties die het bevoegd gezag aanvaardt, indien het met deze geldelijke bijdrage verplichtingen op zich neemt waarmee leerlingen tijdens schooltijd te maken krijgen, onder andere tijdens het overblijven, of waarmee de school andere (naschoolse) activiteiten voor leerlingen organiseert die onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag vallen.
4 De letterlijke definitie van sponsoring luidt: ‘Geldelijke of materiële bijdragen, niet gebaseerd op de onderwijswetgeving en niet zijnde ouder/leerlingbijdragen, niet zijnde subsidies van charitatieve instellingen of de overheid, indien het bevoegd gezag daarbij, al dan niet uit eigen beweging, in welke vorm dan ook verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen in schoolverband (bijvoorbeeld binnen de schooltijden, het overblijven daaronder begrepen of naschoolse activiteiten die onder verantwoordelijkheid van de school worden georganiseerd) worden geconfronteerd.’ 5 De letterlijke definitie van donatie luidt: ‘Geldelijke of materiële bijdragen, niet gebaseerd op de onderwijswetgeving en niet zijnde ouder/leerlingbijdragen, waarvoor het bevoegd gezag geen tegenprestatie levert. In het geval van een donatie kan het bevoegd gezag uit eigen beweging overgaan tot het leveren van een tegenprestatie. In dat geval is er sprake van sponsoring in de zin van dit convenant.’ Pagina 9 van 31
In artikel 13 WPO is opgenomen dat de schoolgids informatie dient te bevatten over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met dergelijke sponsorgelden en donaties (Zie bijlage 2 voor de letterlijke wetsteksten). Wet Medezeggenschap Scholen In artikel 10, onderdeel f van de WMS staat dat het bevoegd gezag voorafgaande instemming nodig heeft voor elk besluit met betrekking tot de aanvaarding van sponsorgelden of donaties, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd (zie bijlage 2 voor de letterlijke wetsteksten). In de voorloper van de WMS, de Wet Medezeggenschap Onderwijs (WMO), was in artikel 31 de mogelijkheid opgenomen dat ontheffing of toestemming kon worden verleend aan die scholen die op grond van hun levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuiging bezwaren maakten tegen bepaalde voorschriften van de WMO en voor deze bezwaren een tweederde steun vonden bij personeel en ouders. In artikel 42 van de WMS is bepaald dat deze bepaling in artikel 31 WMO van kracht is tot 1 augustus 2009. Na deze datum is de mogelijkheid tot ontheffing niet meer van toepassing. Dit betekent in de praktijk dat vanaf die datum elke school voor basisonderwijs een medezeggenschapsraad dient te hebben die functioneert volgens de voorschriften in deze wet. Dit is van belang voor het huidige onderzoek, omdat een aantal scholen in zijn recht stond als zij tot 1 augustus 2009 geen medezeggenschapsraad had ingesteld. 2.3
Convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’
In 2009 werd voor de derde maal een convenant afgesloten dat handreikingen biedt aan scholen voor primair en voortgezet onderwijs om met sponsoring en schenkingen om te gaan. Ook worden gedragsregels aangereikt die ondersteunen bij het zorgvuldig formuleren van beleid ten aanzien van sponsoring en schenkingen. Uitgangspunt is dat de overheid voor de reguliere bekostiging van het onderwijs zorg draagt en dat de rijksbijdrage dus zodanig moet zijn dat scholen hun kernactiviteiten naar behoren kunnen uitvoeren zonder daarbij afhankelijk te zijn van sponsoring door derden. Het convenant van 2009 is ondertekend door vijftien partners, waaronder de Staat der Nederlanden, en eindigt op 1 januari 2013. 6 De voornaamste doelstellingen van het convenant zijn actief te bevorderen dat: • • •
binnen de school draagvlak is voor beslissingen inzake sponsoring door toepassing van wettelijke voorschriften op dit terrein; de continuïteit en de onafhankelijkheid van het onderwijs en van de onderwijsinhoud niet in het geding komen door sponsoractiviteiten; het alle betrokkenen helder is waar zij met hun klachten over sponsoractiviteiten terecht kunnen;
6 Deelnemende partijen zijn: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, VNONCW, MKB Nederland, Groep Educatieve Uitgeverijen (GEU), de Consumentenbond, Landelijke Oudervereniging Bijzonder Onderwijs (LOBO), Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO), Nederlandse Katholieke Vereniging van Ouders (NKO), Ouders&Coo, Landelijk Actie Komitee Scholieren (LAKS), PO-Raad, VO-Raad, Algemene Onderwijsbond, CNV Onderwijs en de Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS). Pagina 10 van 31
•
schoolbesturen transparant zijn over de verkregen sponsormiddelen door deze separaat op de jaarrekening te vermelden.
Als het gaat om de bepalingen uit het convenant sponsoring, heeft de inspectie wettelijk gezien geen taak om de naleving hiervan te controleren. Echter, wanneer sponsoring in strijd is met de bepalingen uit het convenant en tot gevolg heeft dat de kwaliteit van het onderwijs negatief wordt beïnvloed, bijvoorbeeld als een onderwijsmethode eenzijdige voorlichting verschaft, wijst de inspectie de school hierop. De achtergrond van zo’n bepaling in het convenant is een onderwijskundige. Immers, de school dient de leerlingen deugdelijk en niet eenzijdig te informeren. Dat betekent tevens dat de inspectie dit kan betrekken in haar kwaliteitsoordeel over de school en derhalve op dit vlak haar inspectorale oordeel kan geven. In het convenant is tevens opgenomen dat de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek uitvoert naar de naleving van de wettelijke voorschriften bij sponsoring in 2009-2010 (primair onderwijs) en 2010-2011 (voortgezet onderwijs). 7 Het onderhavige onderzoek is een uitwerking van deze opdracht. 2.4
Regioplan: Sponsoring in het onderwijs 2007
In 2007 heeft Regioplan 8 een integrale evaluatie uitgevoerd van het convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs. Voor dit onderzoek zijn in zowel het primair als voortgezet onderwijs directieleden, leerkrachten, ouders en voleerlingen, waaronder medezeggenschapsraadsleden, bevraagd. Ook is een aantal sponsoren benaderd en zijn convenantpartners en leden van landelijke klachtencommissies bevraagd. Uit het rapport van Regioplan blijkt dat ruim de helft van de basisscholen geld, goederen of diensten ontvangt uit externe bron. De meeste scholen (70 procent) ontvangen deze middelen incidenteel. Een op de acht scholen ontvangt op structurele basis middelen, de rest (15 procent) deels structureel en deels incidenteel. Het aantal scholen met een expliciet sponsorbeleid nam tussen 2001 en 2007 sterk toe. Ook steeg het aantal basisscholen dat sponsorgelden of donaties ontvangt. Wanneer een basisschool geld, goederen of diensten heeft ontvangen, ging het in het schooljaar 2006/2007 om een bedrag van naar schatting vierduizend euro per school: tweeduizend euro in geld, en achttienhonderd euro aan diensten en goederen. Ter vergelijking: het gaat om minder dan 0,4 procent van de rijksbijdrage per school. Voorts blijkt uit het onderzoek dat de wettelijke bepalingen aangaande sponsoring lang niet altijd door scholen worden nageleefd. Bij slechts 23 procent van de basisscholen verschaft de schoolgids informatie over het omgaan met sponsormiddelen; in 36 procent van de schoolplannen in het basisonderwijs wordt het sponsorbeleid genoemd. Ook blijkt de medezeggenschapsraad niet altijd betrokken bij de besluitvorming over sponsoring, ondanks de wettelijke verplichting hiertoe. In het basisonderwijs geven 7 Covenant. Artikel 2 Vereist draagvlak 8 Van der Wel J.J., P.J. Krooneman (2007). Sponsoring in het onderwijs 2007. Integrale evaluatie van het convenant sponsering in het primair en voortgezet onderwijs. Eindrapport. Amsterdam: Regioplan. Pagina 11 van 31
schoolleiders aan dat de medezeggenschapsraad in 60 procent van de gevallen betrokken wordt. De leden van de medezeggenschapsraden geven aan minder vaak betrokken te worden. De algemene conclusie van het rapport is dat sponsoring niet leidt tot een onwenselijke invloed van het bedrijfsleven op de inhoud van het onderwijs. De sponsormiddelen zijn zeer klein in vergelijking met de reguliere middelen en worden ingezet voor extraatjes. Naamsvermelding is de meest voorkomende vorm van tegenprestatie. Daar staat tegenover dat de transparantie in de informatievoorziening naar ouders en personeel verbetering behoeft en dat een groot deel van de scholen zijn wettelijke verplichtingen ten aanzien van sponsoring onvoldoende nakomt
Pagina 12 van 31
3
Onderzoeksopzet
In het najaar van 2009 heeft de inspectie een onderzoek naar sponsoring uitgevoerd op basis van een representatieve steekproef van 149 basisscholen waarvan het vigerende schoolplan en de schoolgidsen uit de schooljaren 2008-2009 en 20092010 zijn geanalyseerd. In dit onderzoek is uitsluitend afgegaan op de informatie die via de schoolgidsen of eventueel de website beschikbaar was. Hieronder volgen de onderzoeksvragen. Daarna volgt een toelichting op de onderzoeksopzet. 3.1
Onderzoeksvragen
De centrale vragen van dit onderzoek zijn: • • •
Hoeveel procent van de scholen ontvangt sponsoring of een donatie en om welke bedragen gaat het? Voldoen scholen voor primair onderwijs aan de wettelijke bepalingen in de WPO en de WMS aangaande sponsoring? Heeft het convenant sponsoring dat in 2009 werd afgesloten reeds iinvloed op het schoolbeleid?
Uit deze hoofdvragen volgen onderstaande onderzoeksvragen: •
• •
•
•
•
Hoeveel procent van de scholen voor primair onderwijs ontvangt geldelijke bijdragen in de vorm van sponsoring of een donatie en om welke bedragen gaat het? Hoeveel procent van de scholen ontvangt sponsoring in de vorm van diensten of goederen? Voldoen scholen aan het bepaalde in artikel 12, lid 1 van de WPO, dat wil zeggen: o bevat het schoolplan het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt? 9 Voldoen scholen aan het bepaalde in artikel 13, lid 1g van de WPO, dat wil zeggen: o bevat de schoolgids informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met deze bijdragen? Voldoen scholen aan het bepaalde in artikel 10, onderdeel f van de wet medezeggenschap op scholen (WMS), dat wil zeggen: o bevatten de documenten informatie of de volledige medezeggenschap, dus de gezamenlijke vergadering van zowel het ouderdeel als het personeelsdeel, instemmingbevoegdheid heeft over de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen indien daarbij verplichtingen worden aangegaan waarmee leerlingen worden geconfronteerd? Blijkt uit een vergelijkende analyse van de schoolgidsen van de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010 dat de vernieuwing van het convenant ‘Scholen voor
9 Onder verplichtingen wordt in dit geval begrepen: alle verplichtingen waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en/of tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, worden geconfronteerd. Pagina 13 van 31
primair en voortgezet onderwijs en sponsoring 2009’ een verandering in de informatievoorziening ten aanzien van sponsoring teweeg heeft gebracht? 3.2
Uitvoering
Bij het beantwoorden van de vraag naar de hoogte van en de mate waarin sponsoring of donaties voorkomen is gebruikgemaakt van de bedragen die op bestuursniveau zijn opgegeven in de jaarrekeningen van 2007 en 2008. De overige vragen zijn verwerkt in een onderzoeksprotocol (zie bijlage 2). Aan de hand van dit protocol zijn de vigerende schoolplannen, de schoolgidsen 2008-2009 en de schoolgidsen 2009-2010 van 149 scholen voor primair onderwijs geanalyseerd. Wanneer in de schoolgids werd verwezen naar de website van de school of naar een andere digitale bron, is die bron ook betrokken bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De geanalyseerde documenten waren grotendeels in het bezit van de inspectie. De steekproef van scholen is willekeurig getrokken en is representatief voor denominatie en spreiding over Nederland.
Pagina 14 van 31
4
Bevindingen
In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van het beleid met betrekking tot sponsoring en van de bedragen die op dit vlak omgaan in het primair onderwijs, zoals dat blijkt uit de jaarrekening, de schoolgids en het schoolplan. In de wettelijke bepalingen is de voorwaarde opgenomen dat scholen alleen aan de voorschriften van WPO en WMS met betrekking tot sponsoring hoeven te voldoen wanneer zij daadwerkelijk dergelijke bijdragen ontvangen. Daarom is nagegaan hoeveel besturen in de jaarrekening 2007 en 2008 opgeven dat zij sponsoring of schenkingen ontvangen en om welke bedragen het gaat. In de volgende paragrafen komt daarom eerst de hoogte van de sponsor- en donatiebedragen aan bod. Daarna wordt behandeld in welke mate scholen de wettelijke voorschriften naleven die van de school eisen dat zij de ouders via het schoolplan en de schoolgids informeren over het sponsorbeleid. Vervolgens komt de betrokkenheid van de medezeggenschapsraad bij dit onderwerp aan de orde. Tot slot wordt besproken in hoeverre het convenant sponsoring 2009 al is doorgedrongen in het onderwijs, voor zover dat is na te gaan in de meest actuele schoolgids van 2009/2010. 4.1
Hoogte van de sponsorbijdragen
Op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (2008) moeten scholen zich verantwoorden over alle baten. Dit betekent dat scholen in het financieel jaarverslag ook informatie dienen te verstrekken over de omvang van de financiële middelen die door sponsoring en donaties worden verkregen. 10 De partijen die het convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’ (2009) ondertekenden, spraken bovendien af, zo blijkt uit artikel 8 van dit convenant, dat zij scholen stimuleren transparantie te betrachten ten aanzien van hun inkomsten door sponsoring of donatie. 11 De jaarrekeningen kunnen daarom inzicht bieden in de bedragen die qua sponsoring en donatie omgaan in het primair onderwijs. Tabel 4.1.1 laat zien welke bedragen de gezamenlijke besturen in het primair onderwijs in de jaren 2007 en 2008 in de jaarrekening opgaven aan sponsoring en/of donaties.
10 Zie Toelichting bij artikel 2 van het Convenant Sponsoring. 11 Artikel 8 van het convenant luidt: Transparantie. Partijen spannen zich er voor in dat scholen die gebruik maken van het middel sponsoring ervoor zorgen dat alle betrokkenen bij de school voldoende geïnformeerd worden over de beslissingen aangaande sponsoring. Zij bieden de scholen waar mogelijk hierbij ondersteuning. Zij stimuleren dat scholen de door hen verkregen sponsormiddelen gescheiden zichtbaar maken in een jaarrekening die voor alle betrokkenen bij de school goed toegankelijk dient te zijn. Pagina 15 van 31
Tabel 4.1.1 Sponsorbijdrage of donatie: alle besturen primair onderwijs 2007 Aantal besturen
2008
N=1504
N=1498
Sponsoring
Donatie
6
6
Totaal Sponsoring
Donatie
Totaal
3
8
percentage besturen dat een bijdrage opgeeft in de
12
6
vorm van sponsoring of donatie Totaal aan ontvangen bedragen in
€3.417.335 €1.158.255 €4.575.590
€827.086 €1.248.444 €2.075.530
euro’s
De tabel laat zien dat respectievelijk 12 procent (2007) en 8 procent (2008) van de schoolbesturen in het primair onderwijs aangeeft een bijdrage te hebben ontvangen in de vorm van sponsoring of een donatie. Deze bedragen kunnen van jaar tot jaar verschillen. Ontvangen goederen zijn uiteraard niet terug te vinden in de jaarrekening. Wanneer nader onderzocht wordt hoeveel ontvangende besturen aan sponsoring en/of donaties opgeven, blijkt dat de ontvangen bedragen per bestuur sterk uiteenlopen. Tabel 4.1.2 laat zien welk aandeel van de schoolbesturen voor primair onderwijs in Nederland een sponsorbijdrage of donatie zegt te ontvangen en hoe hoog dat bedrag is. Tabel 4.1.2 Hoogte van sponsorbijdrage of donatie per bestuur in 2007 en 2008 Aantal besturen
2007
2008
N=1.504
N=1.498
% besturen
% besturen
% besturen
% besturen
sponsoring
donatie
totaal
sponsoring
% besturen % besturen donatie
totaal
Hoogte van het bedrag in euro’s Geen
92
94
88
94
97
92
≤ 1.000
2
2
4
1
0,5
2
1.001–5.000
2
2
3
2
0,5
2
5.001–10.000
1
1
2
1
0,4
2
10.001–20.000
1
0,4
1
1
0,4
1
20.001–30.000
0,3
0,1
0,4
0,1
0,1
0,3
2
0,4
2
0,5
1
> 30.000 Gemiddeld bedrag
€ 22.764
1 € 15.724
per ontvangend bestuur
Uit deze tabel blijkt dat de verschillen tussen besturen in de bedragen die zij ontvangen erg groot zijn: bedragen lopen uiteen van minder dan duizend euro tot meer dan 30.000 euro. Ook van jaar tot jaar zijn er aanzienlijke verschillen: in 2007 ontving een bestuur dat op de jaarrekening een bijdrage in de vorm van sponsoring of donatie opgaf, gemiddeld € 22.764; in 2008 was dat beduidend minder, gemiddeld € 15.724. Het gemiddelde in 2008 is, onder invloed van een hogere daling (-/- 54,6 procent) van het totaalbedrag aan ontvangen sponsoring en Pagina 16 van 31
donaties ten opzichte van een minder sterke daling van het aantal ontvangende besturen (-/- 34,3 procent), aanzienlijk lager dan in 2007. Het merendeel van de besturen geeft helemaal geen bedragen op. Tabel 4.1.2 laat zien dat relatief veel middelen die verkregen zijn via sponsoring en donaties, terechtkomen bij een klein aantal besturen. Zoals uit tabel 4.1.3 blijkt, wordt 83,2 procent van de in 2007 via sponsoring en donaties verkregen middelen ontvangen in de categorie € 30.001 en meer. Het betreft 26 besturen, die 353 scholen onder hun gezag hebben. Met andere woorden, 353 scholen voor primair onderwijs (ongeveer 5 procent) ontvangen 83,2 procent van het totale bedrag dat omgaat aan sponsoring en donaties. Tabel 4.1.3 Spreiding van de ontvangen middelen via sponsoring en donaties in 2007 Hoogte van de bedragen ontvangen
Cumulatief bedrag
percentage van
Aantal
Aantal
per categorie in euro
het totaal aan
besturen
Brinnummers
aan sponsoring en
ontvangen
donaties (in euro)
middelen
≤ 1.000
onder besturen
24.909
0,5
56
279
1.001-5.000
137.800
3,0
53
286
5001-10.000
170.156
3,7
25
187
10.0001-20.000
291.705
6,4
21
131
20.001-30.001
144.650
3,2
6
37
3.806.370
83,2
26
353
4.575.590
100
187
1.273
> 30.000 Totaal ontvangen in 2007
In welke mate sponsoring een jaarlijks terugkerende bron van inkomsten vormt op de begroting van een bestuur is in beeld gebracht in Tabel 4.1.4. Tabel 4.1.4 Continuïteit sponsoring 2006-2008 Aantal jaar dat hetzelfde bestuur sponsoring ontvangt (N= 213) 1 jaar
164
% 77
2 jaar
35
16
3 jaar
14
7
De tabel maakt duidelijk dat het bij sponsoring in verreweg de meeste gevallen om incidentele extra’s gaat. Slechts veertien van de 213 besturen die in de periode 2006-2008 sponsoring ontvingen, boekten drie jaar achtereen een bedrag in de vorm van sponsoring op de jaarrekening. Op het totaal aantal besturen is dit minder dan 1 procent. Wanneer deze gegevens in de jaarrekening op een rijtje worden gezet, rijst de vraag of deze een getrouw beeld geven van wat er aan sponsoring en donaties omgaat in het primair onderwijs. Daarom zijn twee andere informatiebronnen geraadpleegd. Allereerst is gekeken of de schooldocumenten op dit punt informatief zijn. Ten tweede zijn de gegevens van het onderzoek van Regioplan afgezet tegen de gegevens uit de jaarrekening. Uit de documentenanalyse die is uitgevoerd in het kader van dit onderzoek komt naar voren dat een vijfde van de scholen uit de steekproef melding maakt dat wel of geen geldelijke of materiële bijdrage wordt ontvangen in de vorm van sponsoring of donatie. Onder dit percentage vallen ook scholen die aangeven dat zij geen geldelijke bijdrage via sponsoring wensen te ontvangen, waarmee zij indirect ook een uitspraak doen over het ontvangen bedrag. Dit percentage van 20 procent komt Pagina 17 van 31
dus niet helemaal overeen met het percentage besturen dat via de jaarrekening sponsorgelden of donaties zegt te ontvangen, zoals blijkt uit tabel 4.1.1 (ongeveer 12 procent). Dit laatste percentage is overigens gebaseerd op de jaarrekening 2007 van alle besturen, terwijl de documentenanalyse die voor dit onderzoek is uitgevoerd, slechts 149 scholen bedroeg. Over welke boekjaren het in de schooldocumenten gaat die in het kader van dit onderzoek zijn geraadpleegd, was bovendien niet na te gaan, omdat scholen hierover praktisch nooit rapporteren in de schoolgids. In de documentenanalyse is nagegaan of scholen zich verantwoorden over de hoogte van de eventueel ontvangen bedragen. Dit blijkt nauwelijks het geval. In geen van de documenten is een bedrag aangetroffen. Het onderzoek van Regioplan komt tot afwijkende conclusies over de mate waarin scholen zeggen met sponsoring of donatie te maken te hebben. In dit onderzoek zijn directie- en medezeggenschapsraadleden (ouders en personeel) benaderd met vragenlijsten. Tabel 4.1.5 geeft een vergelijking van de percentages besturen of scholen die in het huidige onderzoek respectievelijk het onderzoek van Regioplan zijn aangetroffen. Omdat Regioplan gegevens presenteert van het jaar 2007 zijn ook de percentages van 2007 uit de jaarrekening hier weergegeven. Tabel 4.1.5 Sponsoring en donatie volgens opgave op jaarrekening versus onderzoek Regioplan Jaarrekening Inspectie van het
Respondenten Regioplan (2007)
Onderwijs (2007) N=1.509 besturen (100%)
N= 911 scholen (13%)
% besturen
% besturen
% besturen
% scholen
% scholen
% scholen
sponsoring
donatie
geen
sponsoring
donatie
geen
6
6
88
22
35
43
Bron: Regioplan: Sponsoring in het onderwijs 2007
Regioplan rapporteert dat 22 procent van de scholen in het primair onderwijs aangeeft gelden, goederen of diensten te hebben ontvangen middels sponsoring en dat 35 procent van de scholen zegt donaties te hebben ontvangen. De resterende 43 procent rekenen de onderzoekers tot de niet-ontvangers. Ruim de helft van de scholen in het po (57 procent) zou dus uit een externe bron middelen ontvangen. Deze conclusie van Regioplan wijkt sterk af van de gegevens die de inspectie uit de jaarrekening van 2007 opmaakt. Volgens deze gegevens geeft immers maar 12 procent van de besturen in 2007 op dat zij externe middelen in de vorm van sponsoring of donaties ontvangt. Hieronder wordt een aantal mogelijke verklaringen aangereikt voor de verschillen in de uitkomsten van het onderzoek naar sponsoring van Regioplan en dat van de inspectie. De verklaringen betreffen voornamelijk de verschillen in de gehanteerde onderzoeksmethode. Allereerst is Regioplan er van uitgegaan dat sponsoring en donaties zowel geld, goederen als diensten omvatten. In het kader van het onderzoek van de inspectie kon niet worden nagegaan of scholen sponsoring en donaties ontvangen in de vorm van diensten en/of goederen. De schooldocumenten noch de jaarrekening bieden hierover uitsluitsel. Volgens Regioplan is ruim de helft van hetgeen een school ontvangt aan sponsoring of donatie, een geldelijk bedrag. Met deze constatering is het verschil in de gevonden bedragen in beide onderzoeken echter nog niet in voldoende mate verklaard.
Pagina 18 van 31
Ten tweede hanteerde Regioplan een andere onderzoeksmethode en andere informatiebronnen dan de inspectie. De conclusies in het rapport van Regioplan zijn gebaseerd op een steekproef onder 3.500 basisscholen, de helft van het aantal scholen in het primair onderwijs. De respons van de schooldirecties bedroeg 26 procent (911 scholen), 13 procent van het totaal aantal basisscholen. Daarnaast zijn ouders en leerkrachten die lid zijn van de medezeggenschapsraad van de betreffende school bevraagd. De respons door deze groepen was lager dan 20 procent. Een aanvullend onderzoek onder scholen die niet meededen aan het onderzoek, leverde op dat 42 procent van de non-responsscholen sponsoring ontvangt. Hiermee rekening houdend schat Regioplan dat ongeveer de helft van de scholen in het primair onderwijs met sponsoring dan wel donatie te maken heeft. De cijfers over ontvangen sponsoring en donaties in het inspectierapport daarentegen zijn gebaseerd op de opgaven van alle besturen in de jaarrekeningen en niet op de bedragen die op schoolniveau worden ontvangen. Ook gaat het om bedragen exclusief sponsoring en donaties in de vorm van goederen en diensten. Ten derde wordt in het onderzoek van Regioplan vermeld dat ook middelen die door de school verkregen zijn om aan goede doelen te schenken, als sponsoring of donatie zijn aangemerkt. In dat geval vallen dus ook sponsorlopen en soortgelijke sponsoracties onder de definitie van sponsoring en/of donaties. Deze categorie valt echter buiten het bestek van de baten die op de jaarrekening zijn geboekt en waar de inspectie zich op baseert. Hoe groot het aandeel van dit type sponsoracties is op het totaal, heeft Regioplan niet geconcretiseerd. Al met al is een vergelijking tussen de resultaten van beide onderzoeken moeilijk te maken. 4.2
Wettelijke voorschriften WPO
De tweede en derde onderzoeksvraag betreffen de wettelijke verplichting die scholen hebben om in hun schoolplan en schoolgids te vermelden wat het beleid is ten aanzien van sponsoring dan wel hoe zij met de ontvangen bijdragen omgaan. Deze verplichting geldt alleen wanneer het bevoegd gezag verplichtingen op zich neemt waar leerlingen gedurende de schooltijd en het overblijven mee te maken krijgen. Zoals uit tabel 4.2.1 blijkt, verantwoorden lang niet alle scholen zich in het schoolplan en de schoolgids over hun sponsorbeleid of over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met eventuele sponsorbedragen. Tabel 4.2.1 Voldoen scholen aan de wettelijke voorschriften in artikel 12 en 13 van de WPO? Vermelding van beleid in schoolplan volgens artikel 12 (WPO) Vermelding van omgang met sponsorgelden of donaties volgens artikel 13
(n=149)
%
55
37
100
67
96
64
(WPO) in schoolgids 2008-2009 Vermelding van omgang met sponsorgelden of donaties volgens artikel 13 (WPO) in schoolgids 2009-2010
In deze steekproef rapporteert een vijfde van de scholen in de schooldocumenten dat zij sponsoring ontvangen. Daarom is gekeken of deze scholen aan de wettelijke voorschriften uit de WPO voldoen. Tabel 4.2.2 laat het volgende zien. Tabel 4.2.2 Voldoen gesponsorde scholen aan de wettelijke voorschriften in artikel 12 en 13 van de WPO? (n=29)
%
Vermelding van beleid in schoolplan volgens artikel 12 (WPO)
12
41
Vermelding van omgang met sponsorgelden en donaties volgens artikel 13
27
93
Pagina 19 van 31
(WPO) in schoolgids 2008-2009 Vermelding van omgang met sponsorgelden en donaties volgens artikel 13
27
93
(WPO) in schoolgids 2009-2010
In de schoolplannen van de scholen die sponsorgelden ontvangen, blijkt minder dan de helft zich te verantwoorden over haar beleid. In de schoolgidsen van diezelfde scholen worden de meeste ouders daarentegen wel goed geïnformeerd. Over het algemeen zijn de verantwoordingsteksten in de schoolgids en het schoolplan summier en daarmee weinig informatief. Daarom is gekeken of deze documenten verwijzingen bevatten naar andere beleidsdocumenten waarin een nadere omschrijving van het beleid is te vinden en of deze documenten voor ouders toegankelijk zijn. Tabel 4.2.3 laat de resultaten van deze analyse zien. Tabel 4.2.3 Verwijzing naar andere beleidsdocumenten (n=149)
%
Verwijzing in het schoolplan naar ander beleidsdocument
42
28
Verwijzing in de schoolgids 2008-2009 naar ander beleidsdocument
46
31
Verwijzing in de schoolgids 2009-2010 naar ander beleidsdocument
43
29
Beleidsdocument is toegankelijk via directeur, informatiegids of website
10
7
Ongeveer 30 procent van de schoolplannen en schoolgidsen maakt melding van een beleidsdocument waarin het sponsorbeleid is uitgewerkt. Er is ook gekeken of dit document gemakkelijk toegankelijk is voor ouders. Dat laatste blijkt nauwelijks het geval. In verreweg de meeste gevallen waarin naar een ander document wordt verwezen, is niet duidelijk hoe ouders dit document kunnen raadplegen of om wat voor document het gaat. Omdat sponsoring is gedefinieerd als een geldelijke bijdrage waarvoor een tegenprestatie wordt geleverd, is nagegaan of uit de documenten kan worden opgemaakt of in geval van sponsoring een tegenprestatie is geleverd en zo ja, welke. In tabel 4.2.4 is weergegeven welk type tegenprestatie is genoemd door die scholen die aangeven sponsoring te hebben ontvangen. Tabel 4.2.4 Tegenprestatie bij sponsoring (n=29)
%
Scholen die een tegenprestatie leveren in geval van sponsoring
8
28
Naamsvermelding
6
21
Plaatsen van een advertentie
3
10
Gratis producten uitdelen
1
3
Diensten
0
0
Anders
4
14
Slechts een kleine minderheid van deze scholen geeft aan dat er inderdaad een tegenprestatie wordt geleverd. Vaak gaat het om meer dan één activiteit. Daarbij komt naamsvermelding het meest voor, gevolgd door het plaatsen van een advertentie, bijvoorbeeld in de schoolgids. Ongeveer de helft van de gesponsorde scholen geeft aan waaraan zij de ontvangen gelden besteedt. Hierbij worden spel- en sportmateriaal en extra activiteiten enkele malen genoemd. Sporadisch worden genoemd: goede doelen, audiovisuele middelen, schoolmateriaal (schriften, pennen), ict en meubilair. Niet genoemd worden: verbouwing, personeel en onderhoud. Van deze scholen geven er slechts
Pagina 20 van 31
zes aan dat zij bij de besteding van de sponsormiddelen de uitgangspunten van het convenant hebben gerespecteerd. De gegevens staan vermeld in tabel 4.2.5. Tabel 4.2.5 Besteding van sponsorgelden bij ontvangende scholen (n=29)
%
14
48
6
21
Gesponsorde scholen die aangeven waaraan zij ontvangen bedragen besteden Gesponsorde scholen die aangeven het convenant te volgen bij de besteding Besteed aan:
(n=14)
%
Spel- en sportmateriaal
7
50
Extra activiteiten
3
21
Schoolmateriaal
2
14
Audiovisuele middelen
2
14
Ict
2
14
Goede doelen
1
7
Meubilair
1
7
Verbouwing, personeel, onderhoud
0
0
Overig
5
36
Een van de doelstellingen van het convenant, verwoord in artikel 7, is te bevorderen dat partijen zich met klachten over sponsoring kunnen wenden tot de klachtencommissie die een school behoort te hebben (artikel 14, WPO). In tabel 4.2.6 is weergegeven hoe vaak schoolgidsen expliciet melding maken van de mogelijkheid om klachten ten aanzien van sponsoring te melden bij de klachtencommissie. Dit blijkt in beide schooljaren 7 procent te zijn. Het gaat daarbij steeds om dezelfde scholen. In de meeste schoolgidsen wordt overigens wel in algemene zin melding gemaakt van de klachtenregeling. Tabel 4.2.6 Klachtenregeling sponsoring (n=149)
%
Schoolgids 2008-2009
11
7
Schoolgids 2009-2010
11
7
Expliciete verwijzing naar klachtencommissie voor klachten over sponsoring
4.3
Wettelijke voorschriften WMS
Een andere wettelijke verplichting met betrekking tot sponsoring is vastgelegd in artikel 10 van de Wet Medezeggenschap Scholen. Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor elk door hem te nemen besluit met betrekking tot de aanvaarding van sponsorgelden of donaties, indien daarbij verplichtingen worden aangegaan waarmee leerlingen onder schooltijd of tijdens door de school georganiseerde activiteiten worden geconfronteerd. In dit onderzoek is nagegaan of de schooldocumenten informatie bevatten waaruit blijkt dat de school aan deze verplichting voldoet (zie tabel 4.3.1). Tabel 4.3.1 Voldoen scholen - volgens de schoolgids - aan de wettelijk voorschriften uit de WMS? % Betrokkenheid van de MR bij sponsorbeleid Betrokkenheid van MR bij ontvangende scholen
(n=149)
15
(n=29)
24
Slechts 15 procent van de scholen geeft in de schoolgids aan dat de medezeggenschapsraad betrokken is bij het sponsorbeleid. Wanneer de Pagina 21 van 31
schoolgidsen worden bekeken van de scholen die aangeven sponsoring te hebben ontvangen, zijn er zeven scholen (24 procent) bij wie uit de schoolgids blijkt dat de medezeggenschapsraad betrokken is bij de besluitvorming over de besteding. Dat de betrokkenheid van de medezeggenschapsraad niet in de schoolgids is vermeld, hoeft echter nog niet te betekenen dat de raad in de praktijk niet betrokken is bij het sponsorbeleid. Het is immers geen wettelijke verplichting dat scholen via de schoolgids rapporteren over de activiteiten van de medezeggenschapsraad. 4.4
Invloed van het convenant Sponsoring
Om na te gaan in hoeverre het convenant sponsoring leeft bij scholen, is gekeken hoe vaak de beleidsparagraaf over sponsoring in het schoolplan verwijst naar een van de convenanten uit 1997, 2002 of 2009 en of de schoolgids van het schooljaar 2009/2010 al melding maakt van het convenant sponsoring uit 2009. Tabel 4.4.1 laat zien hoe vaak deze documenten verwijzen naar een van de convenanten. Tabel 4.4.1 Invloed convenant (n=149)
%
Schoolplannen met verwijzing naar convenant sponsoring 1997, 2002 of 2009
36
24
Schoolgidsen 2009/2010 met beleidswijziging ten opzicht van een jaar eerder
5
3
Schoolgidsen 2009/2010 met verwijzing naar convenant 2009
4
3
Ongeveer een kwart van de schoolplannen verwijst naar een van de convenanten. Uit het feit dat in de meerderheid van de schoolgidsen van de afgelopen twee schooljaren geen verandering in de informatievoorziening ten aanzien van het sponsorbeleid is aangetroffen, kan worden geconcludeerd dat het convenant dat in februari 2009 werd afgesloten het veld nog niet heeft bereikt. In de schoolgidsen van het schooljaar 2009-2010 wordt bovendien nauwelijks verwezen naar het convenant van 2009.
Pagina 22 van 31
5
Conclusies
In het ‘Convenant Sponsoring 2009’ is opgenomen dat de inspectie een onderzoek zal uitvoeren naar de naleving van de wettelijke voorschriften inzake sponsoring bij een steekproef van scholen voor primair onderwijs. Allereerst is de inspectie nagegaan hoeveel procent van de scholen voor primair onderwijs gebruik maakt van sponsoring en/of donaties en wat de hoogte is van de hiermee gemoeide bedragen. Verder is onderzocht of het schoolplan en de schoolgids de ouders naar behoren informeren over de ontvangen bijdragen en de besteding van deze sponsorgelden. Ook is nagegaan of de medezeggenschapsraad de gelegenheid krijgt zijn instemmingsbevoegdheid ten aanzien van sponsorgelden uit te oefenen. Voor zover van toepassing zijn bevindingen uit eerdere onderzoeken naar hetzelfde thema verwerkt. Op de eerste hoofdvraag van dit onderzoek ‘Hoeveel procent van de scholen ontvangt sponsoring of een donatie en om welke bedragen gaat het?’ is het antwoord gezocht in de jaarrekeningen van 2007 en 2008. Hieruit blijkt dat slechts 12 procent van de besturen in 2007 en 8 procent van de besturen in 2008 opgeeft dat zij een geldelijke bijdrage ontvingen in de vorm van sponsoring en/of een donatie. In totaal ging er in 2007 € 4.575.590 en in 2008 € 2.075.530 om aan sponsorgelden. Deze bedragen laten zien dat er van jaar tot jaar aanzienlijke verschuivingen kunnen plaatsvinden in de sponsoring van basisscholen. Gemiddeld ontving een bestuur in 2007 € 22.764 en in 2008 € 15.723 aan sponsoring of donatie. De bedragen die besturen ontvangen lopen uiteen van minder dan duizend euro tot meer dan honderdduizend euro. Deze laatste besturen hebben doorgaans meer scholen. Ook blijkt dat er van jaar tot jaar weinig continuïteit is in wat besturen ontvangen aan sponsoring. Slechts 14 besturen gaven zowel in 2006, in 2007 als in 2008 een bedrag op de jaarrekening op voor sponsoring. Op het totaal aantal besturen in het primair onderwijs is dit minder dan 1 procent. Wat scholen ontvangen in de vorm van goederen en/of diensten is niet na te gaan via de schooldocumentenanalyse of de jaarrekening. Om de gevonden cijfers te staven zijn twee andere bronnen geraadpleegd: de schooldocumenten en de uitkomsten van een onderzoek van Regioplan. De schooldocumenten blijken nauwelijks informatie te bevatten die licht werpt op wat er aan sponsorgelden wordt ontvangen: in geen enkel document werd een bedrag aangetroffen. De uitkomsten van het onderzoek door Regioplan daarentegen hebben deze vraag wel geadresseerd. Uit dat onderzoek komt een beeld naar voren dat aanzienlijk afwijkt van de hierboven gepresenteerde cijfers. Regioplan rapporteert dat 22 procent van de scholen in het primair onderwijs in 2007 aangeeft gelden te hebben ontvangen middels sponsoring en dat 35 procent van de scholen zegt donaties te hebben ontvangen. De resterende 43 procent wordt tot de nietontvangers gerekend. Ruim de helft van de scholen in het primair onderwijs (57 procent) zou dus uit een externe bron middelen ontvangen in tegenstelling tot 12 procent van de besturen die op de jaarrekening 2007 rapporteert een geldelijke bijdrage te hebben ontvangen via sponsoring of donatie. Een sluitende verklaring voor de gevonden verschillen is er niet, maar gedacht moet worden aan verschillen in de omvang van de steekproef, de gehanteerde onderzoeksmethode en een andere definitie van het begrip sponsoring. In tegenstelling tot de inspectie nam Regioplan namelijk ook diensten en goederen mee in het onderzoek. Bovendien is ook sponsoring die de school verkreeg om aan goede doelen te geven, verwerkt in de uitkomsten. Pagina 23 van 31
De tweede hoofdvraag ‘Voldoen scholen voor primair onderwijs aan de wettelijke bepalingen in de WPO en de WMS aangaande sponsoring?’ betreft de informatieplicht in het schoolplan (artikel 12, lid 1 WPO) en de schoolgids (artikel 13, lid 1g WPO) en de bevoegdheden van de medezeggenschapsraad (artikel 10, onderdeel f WMS). Eerst is gekeken of het schoolplan het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, bevat. Ook is onderzocht of de schoolgids informatie bevat over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met deze bijdragen. De documentenanalyse wijst uit dat slechts een derde van de scholen zich in het schoolplan en twee derde zich in de schoolgids verantwoordt over het sponsorbeleid of over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met eventuele sponsorbedragen. Verder is gekeken hoe scholen die zeggen sponsorgelden te ontvangen, aan hun informatieplicht voldoen. In deze schoolplannen blijkt minder dan de helft zich te verantwoorden over haar beleid (41 procent). In de schoolgidsen van diezelfde scholen worden de meeste ouders daarentegen wel goed geïnformeerd (93 procent). Ongeveer 30 procent van de schoolplannen en schoolgidsen maakt melding van een ander beleidsdocument waarin het sponsorbeleid is uitgewerkt. Deze documenten blijken echter nauwelijks toegankelijk voor ouders. Slechts een kleine minderheid van deze scholen geeft aan dat er een tegenprestatie wordt geleverd. Daarbij komt naamsvermelding het meest voor, gevolgd door het plaatsen van een advertentie, bijvoorbeeld in de schoolgids. Ongeveer de helft van de gesponsorde scholen geeft informatie waaraan zij de ontvangen gelden heeft besteed. Hierbij worden spel- en sportmateriaal en extra activiteiten het meest genoemd. Een van de doelstellingen van het convenant, verwoord in artikel 7, is te bevorderen dat partijen zich met klachten over sponsoring kunnen wenden tot de klachtencommissie die een school behoort te hebben ingesteld (artikel 14, WPO). Dit blijkt niet vaak te gebeuren: bij slechts 7 procent van de scholen was deze aanvulling opgenomen in de klachtenregeling. In de schooldocumentenanalyse is ook nagegaan of het bevoegd gezag de ouders informeert over het functioneren van de medezeggenschapsraad. Dit betreft in het bijzonder hun instemmingsbevoegdheid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen indien daarbij verplichtingen worden aangegaan waarmee leerlingen worden geconfronteerd. Slechts 15 procent van de scholen geeft in de schoolgids aan dat de medezeggenschapsraad betrokken is bij het sponsorbeleid. Wanneer we de schoolgidsen bekijken van scholen die aangeven sponsoring te hebben ontvangen, zijn er zeven scholen (24 procent) bij wie uit de schoolgids blijkt dat ook de medezeggenschapsraad betrokken is bij de besluitvorming over de besteding. Dat de betrokkenheid van de medezeggenschapsraad niet in de schoolgids is vermeld, hoeft echter nog niet te betekenen dat de raad in de praktijk niet betrokken is bij het sponsorbeleid. Er is immers geen wettelijke verplichting dat scholen via de schoolgids dienen te rapporteren over de activiteiten van de medezeggenschapsraad. Op de derde hoofdvraag ‘Heeft het convenant sponsoring dat in 2009 werd gesloten reeds een invloed op het schoolbeleid?’ luidt het antwoord dat dit maar in beperkte mate het geval is. Het convenant sponsoring heeft op dit moment nog niet het Pagina 24 van 31
beoogde effect van een ‘wake-up call’. Ongeveer een kwart van de scholen verwijst in de documenten naar een van de convenanten van 1997, 2002 of 2009. Slechts 3 procent van de onderzochte schoolgidsen uit het schooljaar 2009-2010 verwijst naar het convenant van 2009. De schoolgidsen van de afgelopen twee schooljaren tonen nauwelijks een verschil in de informatie die zij ouders bieden. Dit is niet verwonderlijk, aangezien sponsoring maar een heel beperkte rol speelt in de financiering van de meeste basisscholen.
Pagina 25 van 31
Literatuur J.J. van der Wel, P.J. Krooneman (2007). Sponsoring in het onderwijs 2007. Integrale evaluatie van het convenant sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs. Amsterdam: Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt. (2009) Convenant ‘Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring’. Den Haag.
Pagina 26 van 31
BIJLAGE
I
WETSARTIKELEN DIE BETREKKING HEBBEN OP SPONSORING IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Wet op Primair Onderwijs (WPO) Artikel 12. Schoolplan 1. Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Het schoolplan omvat mede het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd. Het schoolplan kan op een of meer scholen voor basisonderwijs en een of meer scholen voor ander onderwijs van hetzelfde bevoegd gezag betrekking hebben. Artikel 13. Schoolgids De schoolgids bevat voor ouders, verzorgers en leerlingen informatie over de werkwijze van de school en bevat in elk geval informatie over: g. de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met de in artikel 12, eerste lid, omschreven bijdragen. Artikel 14. Klachtenregeling 1. Ouders dan wel verzorgers, en personeelsleden kunnen bij de klachtencommissie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, een klacht indienen over gedragingen en beslissingen van het bevoegd gezag, personeel of de permanente commissie leerlingenzorg, waaronder discriminatie, dan wel het nalaten van gedragingen en het niet nemen van beslissingen door het bevoegd gezag, het personeel of de permanente commissie leerlingenzorg.
Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) Artikel 3. Medezeggenschapsraad Aan een school, een centrale dienst en een regionaal expertisecentrum is een medezeggenschapsraad verbonden. Artikel 10. Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraad Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor elk door het bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot in ieder geval de volgende aangelegenheden: f. de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen anders dan in artikel 13, onderdeel c, en artikel 14, tweede lid, onderdeel c, bedoeld en niet gebaseerd op de onderwijswetgeving indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden respectievelijk het onderwijs en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd; Pagina 27 van 31
Artikel 42. Geldigheidsduur ontheffing/toestemming op grond van art. 31 WMO 1992 Tot 1 augustus 2009 of zoveel eerder als de mededeling, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 zoals dat luidde op de datum voor de inwerkingtreding van deze wet, zou moeten worden gedaan, gelden een ontheffing en een toestemming die zijn verleend op grond van artikel 31 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 als een ontheffing van de voorschriften van deze wet respectievelijk een toestemming voor het kiezen van de leden, bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel b, onder 2° en 3° uit de ouders. Artikel 31, tweede lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 zoals dat luidde op de datum voor de inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de ontheffing dan wel toestemming. Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 (WMO) Artikel 31. Ontheffing in verband met eigen aard 1.Op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging die aan de school ten grondslag ligt, kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag van een bijzondere school ontheffing verlenen van de voorschriften van deze wet, dan wel toestaan dat de leden bedoeld in artikel 3, derde lid onderdeel b, voor zover het betreft een school voor voortgezet onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze minister aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs, worden gekozen uit en door de ouders. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om ontheffing aan, dat dit verzoek wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de school als van de bij de school betrokken ouders of leerlingen. Het bevoegd gezag toont bij zijn verzoek om de in de eerste volzin bedoelde toestemming aan dat dit verzoek wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden zowel van het personeel van de school als van de bij de school betrokken ouders. 2.Onze minister verklaart de ontheffing dan wel de toestemming vervallen, indien de gronden waarop zij berustte, niet meer aanwezig zijn dan wel indien zij niet meer wordt ondersteund door een meerderheid van twee derden van elk van de in het eerste lid bedoelde categorieën. 3.Het bevoegd gezag doet elke vijf jaren aan Onze minister mededeling omtrent de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing dan wel de toestemming en de ondersteuning. ---------------------------------------------------------------------------------------------Geldend op 21-09-2009
Pagina 28 van 31
BIJLAGE
II
CONTROLE PROTOCOL SPONSORING JWP 2009 BRIN Naam school Plaats van vestiging: Denominatie De controle vindt plaats aan de hand van de volgende stappen: Analyse van het schoolplan en de schoolgids 2008/2009 en 2009/2010 op de wettelijke aspecten rond sponsoring. Indien de schoolgids onvoldoende inzicht geeft wordt aanvullende informatie gezocht op de website van de school. Geef aan in de extra ruimte welke aanvullende antwoorden daar zijn aangetroffen. 1. Bevat het schoolplan het beleid ten aanzien van de aanvaarding van materiële
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
omgang met eventuele sponsorgelden staat omschreven?
{ Ja
{ Nee
6. Bevat de schoolgids 2008/2009 een klachtenregeling waaruit expliciet blijkt
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
9. Bevat de schoolgids2009/2010 een klachtenregeling waaruit expliciet blijkt dat { Ja
{ Nee
bijdragen of geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt? 2. Bevat het schoolplan een verwijzing naar een beleidsdocument waarin het sponsorbeleid staat omschreven? 3. Verwijst het schoolplan naar (de uitgangspunten van) het convenant “scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring” van 2002 of van februari 2009? 4. Bevat de schoolgids 2008/2009 informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met de geldelijke of materiële bijdragen, niet zijnde etc…? 5. Bevat de schoolgids 2008/2009 een verwijzing naar een document waarin de
dat ook klachten ten aanzien van sponsoring gemeld kunnen worden? 7. Bevat de schoolgids 2009/2010 informatie over de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met de geldelijke of materiële bijdragen, niet zijnde etc …? 8. Bevat de schoolgids 2009/2010 een verwijzing naar een document waarin de omgang met eventuele sponsorgelden staat omschreven?
ook klachten ten aanzien van sponsoring gemeld kunnen worden? 10. Blijkt uit een vergelijking van de schoolgidsen van de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010 dat het beleid ten aanzien van sponsoring inhoudelijk is gewijzigd? { Ja
{ Nee
11. Zo ja, verwijst de schoolgids 2009/2010 naar (de uitgangspunten van) het convenant “scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring” van
{ Ja
{ Nee
februari 2009? 12. Geef in enkele steekwoorden aan waarin de verandering is gelegen.
---------------Pagina 29 van 31
13. Indien de schoolgids(en) of het schoolplan verwijzen naar een ander document waarin het sponsorbeleid of de besteding van sponsorgelden wordt beschreven, op welke manier is dat document toegankelijk voor ouders? Via de directeur
{
Een informatiegids anders dan schoolgids of schoolplan
{
Website
{
Anders
{
14. Indien van toepassing, omschrijf in steekwoorden welke informatie je aantreft op de website.
-----------------
15. Kan uit de schoolgids en het schoolplan worden opgemaakt of de school een
{ Ja
{ Nee
geldelijke of materiële bijdrage ontvangt in de vorm van donatie of sponsoring? 16. Indien van toepassing, om welk bedrag gaat het?
------------ euro { onbekend { Ja
17. In geval van sponsoring, kan uit de schoolgids of het schoolplan worden
{ Nee
opgemaakt welke tegenprestatie de school levert? 18. Namelijk
(meerdere antwoorden mogelijk)
Naamsvermelding
{
Plaatsen van advertentie
{
Gratis producten uitdelen
{
Diensten
{
Anders
{
19. Indien van toepassing, kan uit de documenten worden opgemaakt waaraan
{ Ja
{ Nee
{ Ja
{ Nee
de sponsorgelden of donaties zijn besteed? 20. Zo ja, wordt vermeld dat de geldelijke of materiële bijdragen volgens de uitgangspunten van het convenant worden besteed? 21. Indien van toepassing, geef aan waaraan het sponsorgeld of de donatie is besteed. (meerdere antwoorden mogelijk) goede doelen
{
spelmateriaal
{
extra activiteiten
{
audiovisuele middelen
{
schoolmateriaal (schriften, pennen etc.)
{
ict
{
sportmateriaal
{
gebouwonderhoud
{
verbouwing
{
meubilair
{
personeel
{
overige
{
22. Bevatten de documenten (schoolgids/schoolplan) informatie of de volledige medezeggenschap, dus de gezamenlijke vergadering van zowel het ouderdeel als het personeelsdeel, instemmingsbevoegdheid heeft over de aanvaarding van materiële bijdragen of geldelijke bijdragen indien daarbij verplichtingen worden aangegaan waarmee leerlingen worden geconfronteerd?
{ Ja
{ Nee
Pagina 30 van 31
Colofon Inspectie van het Onderwijs Postbus 2730 | 3500 GS Utrecht www.onderwijsinspectie.nl 2010-22 | gratis ISBN: 978-90-8503-199-4 Postbus 51-nummer: 22PD2010G216 Exemplaren van deze publicatie zijn te bestellen bij Postbus 51: bel 0800-8051 (gratis) of kijk op www.rijksoverheid.nl. De medewerkers zijn op werkdagen telefonisch bereikbaar van 08.00 tot 20.00 uur. © Inspectie van het Onderwijs | april 2010
Pagina 31 van 31