Spelregels;
A = Groen
B = Rood Heeft u het antwoord fout, dan neemt u weer plaats op uw stoel!!
Oefenvraag 1.
Op het ECG zijn de verschillende fasen van de hartslag te zien. Ze worden benoemd met de letters P, Q, R, S en T.
A. Juist B. Onjuist
Oefenvraag 2.
Pathologische Q-golven zijn een …… teken van cardiale ischeamie.
A. vroeg B. laat
Vraag 1.
De uitslag die wordt veroorzaakt door de vertriculaire depolarisatie noemt men … A. Het QRS-complex
B. De T-top
Vraag 2.
Wat is de maximale P-Q tijd van het sinusritme?
A. < 0,20 sec. B. < 0,30 sec.
Vraag 3.
Hartritmestoornis; 2e graads AV-block type…. A. Mobitz-I of Wenckebach B. Mobitz-II
Vraag 4.
Hartritmestoornis; Sinusritme met PVC’s. Welke?
A. Doublet-PVC
B. Biforme PVC’s
Vraag 5.
Als bij aanvang van een reanimatie blijkt dat de betreffende patient een VF en een temperatuur van 29°C heeft, en dus fors hypotherm is, wordt er gestart met; A. Defibrilleren en medicatie met dubbel interval B. Max. drie maal defibrilleren en geen medicatie.
Vraag 6.
Welke extra complexen beeld dr. Grammer hier uit?
A. Primair atriale complexen B. Primair ventriculaire complexen
Vraag 7.
Welke electrolytenstoornis zien we op dit ECG?
A. Hypokaliëmie B. Hyperkaliëmie
Vraag 8.
Noradrenaline wordt gebruikt in de situaties van een onvoldoende perfusiedruk en hypotensie met een lage vaatweerstand. Het medicament heeft een krachtig ……. werking A. Positief inotrope en negatief chronotrope B. Positief inotrope en positief chronotrope
Vraag 9.
Bij een onderwandinfarct bevindt zich de
infarcering voor ..% in de RCA en ..% in de RCX.
A. 20% in de RCA en 80% in de RCX
B. 80% in de RCA en 20% in de RCX
Vraag 10.
De voor ischeamie kenmerkende T-top bij een myocardinfarct is symmetrisch …………
A. Positief B. Negatief
Vraag 11.
Digitalis kan ……… van het ST-segment veroorzaken.
A. Daling B. Stijging
Vraag 12.
Dit ECG laat …….. van de voorwand zien. A. Ischemie B. Necrose
Vraag 13.
Dr. J.C. Grammer beeld een ritmestoornis uit. Welke?
A. Atriumfibrillatie B. Atriumflutter
Vraag 14. Welk medicament vergroot de hartfrequentie, het slagvolume en de geleidingssnelheid en verkort de refractaire periode van het hart, doet de systolische bloeddruk stijgen (terwijl de diastolische bloeddruk wordt verlaagd), vergroot de prikkelbaarheid van het hart en heeft een werkingsduur i.v. van een paar minuten?
A. Amiodaron
B. Isoprenaline
Vraag 15.
Dit ECG laat een …… infarct zien. A. Anterior B. Lateraal
Vraag 16.
Een ‘rechts’ ECG wordt gemaakt wanneer er gedacht wordt aan een …………infarct.
A. Onderwandinfarct
B. Posteriorinfarct
Vraag 17.
Meneer H. van der Lubben meld zich bij je een probleem. Welk?
A. Linker bundeltakblok B. Linker ventrikelhypertrofie
Vraag 18.
Het nummer Stayin’Alive van de BeeGees is perfect voor een geslaagde reanimatie. Hoeveel beats heeft het nummer Stayin’Alive per minuut?
A. 103 beats p/min. B. 113 beats p/min.
Vraag 19.
Welk longprobleem zien we in het bovenstaande ECG? A. Longemfyseem
B. Longembolie
Sinustachycardie Rechtsbelasting; Hartasdraai naar rechts Rechterbundeltakblok Diepe S in I Q en negatieve T in III T top inversie anterior
Vraag 20.
Welke interventie wordt hier niet uitgevoerd volgens de huidige richtlijnen van de NRR?
A. Bij de 2e defibrillatie worden de joules verhoogd. B. Er wordt gedefibrilleerd op een asystolie.
Vraag 21.
De patient van dit ECG is betrokken geweest bij een fors trauma met ernstig letsel. Welke letsel?
negatieve T -toppen en de QT verlenging
A. Schedelhersenletsel met een SAB B. Stomp thoraxtrauma met een contusio cordis
Vraag 22.
Bij cardioversie wordt er afgevuurd gedurende de absoluut refractaire periode van ………… (tijdens de ..-top) A. de atria, T-top B. de ventrikels, R-top
Vraag 23.
Je ziet een Torsade de Pointes op de monitor voorbij komen. De patient heeft hierop geen output waarop gestart wordt met reanimatie. Tijdens de reanimatie vraag je de cardioloog toestemming om……………. in bolus toe te dienen.
A. Magnesium B. Calcium
Vraag 24.
Dr. Grammer laat zien hoe het hart zich gedraag bij een bundeltakblock. Welk bundeltakblock zien we?
A. Rechter bundeltakblock B. Linker bundeltakblock
Vraag 25.
De diagnostiek van een infarct is op het ECG in het algemeen niet mogelijk in aanwezigheid van een….
A. Rechter-bundeltakblok B. Linker-bundeltakblok
Vraag 26.
Wat is de frequentie van de thoraxcompressies en beademingen tijdens het reanimeren van een 3-jarig kind?
A. 15 thoraxcompressies en 2 beademingen B. 30 thoraxcompressies en 2 beademingen
Vraag 27.
Dit ECG laat een ………………………….. zien
A. Hoofdstamstenose B. Rechterventrikel infarct Afl. v4, v5, v6 zijn v4R, v5R en v6R, deze afleidingen tonen ST-elevaties
Vraag 28.
Een achterwandinfarct kan men herkennen aan
hoge R-toppen en ST-depressie in ……………
A. II, III en AVF B. V1 - V3
Vraag 29.
Een kenmerk, op het ECG, van afsluiting van de RCX (ramus circumflexus) is………….. A. ST elevatie in afleiding II groter dan in III
B. ST elevatie in afleiding III groter dan in II
Vraag 30.
Dit ECG laat stenose zien, waar bevindt zich deze?
A. Hoofdstamstenose
B. LAD- stenose
-
-
ST elevatie in V1 en aVR ST depressie in 8 of < andere afl.
Vraag 31.
Een te water geraakte patient wordt op afdeling binnen gebracht. Op het ECG zie je een sinusbradycardie, duidelijke QT verlenging en “Osborne golven”. Welke temperatuur heeft deze patient vermoedelijk?
A. 28°C
B. 32°C
Vraag 32.
Op dit ECG zien we een ………..
A. Septaal infarct B. Anteriorinfarct
Vraag 33.
Indicaties om natriumbicarbonaat te geven tijdens een reanimatie zijn….
A. Hyperkaliëmie en overdosis van tricyclische antidepressiva. B. Torsade des pointes en een digitalis intoxicatie.
Vraag 34.
Welke hartritmestoornis zien we op dit ECG?
A. Ventrikelflutter
B. Ventrikelfibrilleren
Vraag 35.
Wat overkomt dr. Grammer in dit filmpje?
A. De hamster in zijn jas wordt eindelijk het zwijgen opgelegd. B. Een onsuccesvolle defibrillatie.