Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid
Spelen ouders van mbo’ers een rol bij de opleiding? Op donderdag 10 mei 2012 organiseerde het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) een debat over ouderbetrokkenheid in het mbo. Aanleiding hiervoor is de toenemende aandacht voor dit thema van mbo instellingen, maar ook van het ministerie van OCW, naast het verschenen ecbo-rapport ‘Nabij op afstand: ouders en mbo’. Doel van het debat is het uitwisselen van ervaringen en voorbeelden van ouderbetrokkenheid. Met het debat wil ecbo de discussie over ouderbetrokkenheid een stap verder brengen. Inleiding Ecbo-directeur Marc van de Meer licht het belang van het thema toe. “Het is een politiek onderwerp dat veel stof heeft doen opwaaien in de afgelopen periode. Ecbo had net een onderzoek afgerond over ouderbetrokkenheid in het mbo. Op basis daarvan konden we een zinvolle bijdrage aan de discussie leveren. Ouderbetrokkenheid gaat over de sociale functie van het onderwijs. Hierover bestaat twijfel: Wanneer voelen ouders zich betrokken? Soms kijkt een docent bij een ouderavond tegen lege stoelen aan, maar andere keren zit de zaal vol. Waar ligt dit aan? Om daar achter te komen, stellen we dit onderwerp in dit debat aan de orde.” Onderzoek naar ouderbetrokkenheid Debatleider Donatello Piras interviewt na deze introductie ecbo-onderzoeker Régina Petit. Samen met Wil van Esch en Frederik Smit deed zij in 2011 onderzoek naar ouderbetrokkenheid in het mbo. Hij vraagt haar wat eigenlijk wordt bedoeld met ouderbetrokkenheid? “Er zijn meerdere termen als het gaat om contact tussen ouders en school”, zegt Petit. “Ik noem er drie. De eerste is ouderbetrokkenheid. Dat gaat specifiek over betrokkenheid van ouders bij het eigen kind. Deze vorm van betrokkenheid is niet altijd zichtbaar voor de school, omdat dit zich voor een groot deel thuis afspeelt. De tweede term is ouderparticipatie. Dat gaat niet zozeer over betrokkenheid bij het eigen kind, maar vooral bij de gang van zaken op school. Denk aan deelname van ouders in een medezeggenschapsraad of hand- en spandiensten verrichten voor de school. De derde term is partnerschap. De Onderwijsraad schreef hierover: ouders en school treden op als partners om de ontwikkeling van het kind te stimuleren. Zij moeten daarom in contact met elkaar blijven. Deze vorm van betrokkenheid komt nog weinig voor. Daarom spreken we in het onderzoeksrapport en ook vandaag in het debat over ouderbetrokkenheid. In de praktijk is er niet altijd een duidelijke scheidslijn tussen de termen.”
Wat wordt er gedaan om de ouderbetrokkenheid te stimuleren binnen het mbo? “Over het algemeen weinig. Ouders zijn doorgaans in beeld bij de inschrijving en bij de diploma-uitreiking en soms als er problemen zijn. Sommige scholen zijn wel actief op dit gebied, omdat ze inzien dat ze er schooluitval mee kunnen voorkomen. Bij deze scholen was ook duidelijk wat van de ouders verwacht werd. Daar was bijvoorbeeld intensief contact met ouders over de voortgang van de opleiding en bij het tegengaan van verzuim. Bij een andere instelling werden ouders betrokken bij de beroepskeuze. Voor jongeren is dit moeilijk, maar dit geldt zeker ook voor ouders. De arbeidsmarkt is complex. Laagopgeleide ouders kunnen niet altijd
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid, 10 mei 2012
ecbo
1
goed volgen wat daar gebeurt. En dit geldt overigens ook vaak voor hoger opgeleide ouders die zelf in een ander vakgebied werken. Wanneer ouders zich samen met hun zoon of dochter oriënteren op de mogelijkheden, dan kunnen zij daar thuis beter over praten.”
Maar jullie hebben nog geen totaaloverzicht over het geheel aan ouderbetrokkenheid? “Nee, dit was een verkennend onderzoek waarbij we enkele voorbeelden hebben onderzocht. Ik hoorde net voorafgaand aan dit debat al in gesprek met enkele aanwezigen dat er nog veel andere en nieuwe initiatieven zijn op dit gebied.” Een vraag uit de zaal: Is er iets bekend over ouderbetrokkenheid en de prestaties op school? “Er is buiten Nederland onderzoek gedaan naar verschillende soorten van ouderbetrokkenheid en de effecten daarvan. Voor jongeren in de mbo-leeftijd blijkt het vooral effectief te zijn wanneer zij met ouders kunnen praten over belangrijke keuzes voor de toekomst of over leerstrategieën. Waar in eerdere jaren vooral praktische ondersteuning effectief was, hebben de ouders in de adolescentieperiode meer de rol van gesprekspartner. Dat neemt overigens niet weg dat ook praktische vormen van betrokkenheid nodig en goed kunnen zijn.” Inleiding tot het debat Dan is het tijd voor het debat. Piras legt de bedoeling en de werkwijze van het debat uit. Er is een stelling waar deelnemers het wel of niet mee eens kunnen zijn. Om hun mening kracht bij te zetten, nemen ze plaats in het voor- of het tegenvak. Daarna start de discussie. Deze wordt ingeleid door een pleidooi van de debataanjagers. Een debataanjager neem stelling voor of tegen een stelling in het belang van het debat. Dat wil dus niet zeggen dat hij of zij die mening daadwerkelijk is toegedaan. het onderwerp om het debat Deelnemers mogen tijdens de discussie van mening veranderen en die ook laten horen tijdens het debat. De reden voor deze aanpak: met actieve deelname aan het debat beklijft de inhoud van het gesprek veel beter. Na iedere discussieronde geeft een deskundigenpanel haar mening over de inhoud van het debat. Dit panel bestaat uit: Marion van de Sande, lid kenniskring lectoraat Jeugd en opvoeding van De Haagse Hogeschool. Zij houdt zich onder andere bezig met ouderbetrokkenheid in het hbo. Rob Schrijver, bestuurslid BVMBO en docent verpleegkunde aan het Rijn-IJssel College in Arnhem. Hélène Nieuwenhuijsen, coach bij Studiekeuze Nederland, opgericht door onafhankelijke studiecoaches in Nederland. Zij helpen en ondersteunen vastgelopen studenten bij het maken van een nieuwe keuze. Ook daarbij kunnen ouders op een positieve manier betrokken zijn.
Stelling 1: Ouderbetrokkenheid stopt bij 18 jaar Er zijn geen voorstanders van deze stelling in de zaal.
Voor Debataanjager Carla Gigengack van het ROC Midden Nederland is een roepende in de woestijn als ze stelt dat je met 18 jaar eindelijk volwassen bent en dat je dan zonder hulp en bemoeienis van anderen lekker alles mag waar je zin in hebt. “Als je hulp nodig hebt, dan regel je dat zelf”
2
ecbo
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid
zegt ze. “Wij voeden kinderen op naar volwassenheid. Bij 18 is die taak wettelijk volbracht. Ik pleit ervoor om hen dan ook de kans te geven om te leren van de fouten die ze maken. Geef hen de kans om zich los te maken van thuis.”
Tegen Marianne Doppenberg, docent van het Regio College is het niet met de stelling eens. “Jongeren van 18 zijn weliswaar wettelijk volwassen”, zegt ze. “Maar de ontwikkeling van hun hersenen is dan nog lang niet volbracht. Bij de meeste mensen is dat pas tussen de 22 en 26 jaar het geval. Daarnaast zijn jongeren op hun achttiende sociaal-emotioneel ook nog lang niet volwassen. Ze hebben hun ouders nog hard nodig. Op hun beurt geven ouders vaak ook aan dat ze betrokken willen blijven bij hun kind, omdat ze aanvoelen dat hun kind nog ondersteuning nodig heeft. Uiteraard verschilt dit per individu, maar over het algemeen zeg ik: jongeren van 18 hebben de steun van hun ouders nog hard nodig!”
Reactie van de zaal De zaal mag op beide debataanjagers reageren. “Ik vind het een principieel recht om op de hoogte gehouden te worden”, luidt de eerste opmerking. “Zolang ik betaal voor de opleiding van mijn kinderen, wil ik wel weten wat er met mijn centen gebeurt.” Prima, vindt de rest van de zaal. “Maar ook al verandert de manier van ouderbetrokkenheid; die betrokkenheid mag niet stoppen. Je bent tenslotte je hele leven ouders van je kinderen. Je wilt altijd betrokken blijven. Bij alles.” Een ander zegt: “Voor een beter onderling begrip is het belangrijk dat ouders en kinderen van elkaar weten wat er gebeurt op school. Dat leidt tot betere schoolprestaties. Ouderparticipatie gaat dus minimaal de hele studieperiode van het kind mee.” Zoals al duidelijk was, is de zaal eensgezind van mening dat je als ouders altijd betrokken bent bij je kind: “Soms doe je op latere leeftijd nog wel eens een beroep op je ouders. Dat heeft niets met studie te maken, maar met het feit dat het je ouders zijn. Die horen bij je.”
Emoties Emotionele argumenten voeren de boventoon. “Inhoudelijke redenen om aan te geven waarom ouderbetrokkenheid niet mag stoppen, zijn er niet.” Veel van de deelnemers hebben zelf kinderen. En niemand wil ze helemaal los te laten na hun 18e. Maar hoe gaat het dan in de praktijk tijdens de studie? Een van de aanwezigen deed onderzoek naar de wijze waarop ouders en leerlingen zich voorbereiden op onderwijs en beroep. Zij zegt: “Bij vmbo-leerlingen staan ouders op de eerste plaats als het gaat om het maken van studie- en beroepskeuzes. Dat heeft te maken met de levensfase waarin ze zitten. Zij zijn zich nog niet zo sterk aan het losmaken van hun ouders. Mbo’ers raadplegen hun ouders daarover ook wel, maar waarderen die inbreng veel minder.”
Vuurtje opstoken Omdat iedereen het eens is, stookt Marc van der Meer het vuurtje op: “Waarom spreken we niet het volgende met elkaar af: ‘je groeit tot en met je 17e levensjaar en tot die tijd zijn je ouders nog heel belangrijk.” De zaal wuift zijn opmerking massaal weg. Betrokkenheid mag nooit stoppen, is de mening. “Ouders en kinderen kunnen van elkaar leren. Jongeren hebben niet altijd hetzelfde beeld als hun ouders. Ouders snappen op hun beurt niet altijd dat een kind tijd nodig heeft voor huiswerk, of moet kunnen beschikken over een rustige kamer.” En: “Opleidingen moeten ouders blijven informeren. Dan blijven ze betrokken. Dat moet, omdat de
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid, 10 mei 2012
ecbo
3
uitval van leerlingen tussen 16 en 18 jaar erg groot is. Ouders kun je daarop aanspreken. Dat geeft ze de kans om in te grijpen en hun kind meer ondersteuning te geven.”
Slotwoorden van het panel - Marion van der Sande: “Wij mensen hebben baat bij verbondenheid. Verbonden mensen zijn gezonder en presteren beter. Ondanks het proces van losmaken, hebben leerlingen en ouders elkaar nodig.” - Hélène Nieuwenhuijsen bekijkt het graag vanuit de leerlingen, zegt ze: “Je moet je afvragen: hoe voelt een jongere zich in zijn studietijd? Hij is geen jongere, maar ook geen volwassene. Ze voelen dat ze er precies tussenin zitten. De identiteitsontwikkeling gaat nog steeds door. Het is een instabiele periode waarin studenten veel verhuizen en veel relaties hebben. Ik pleit er daarom voor dat ouders meer inzicht krijgen in die moeilijke fase om hun kinderen ondersteuning te kunnen bieden.” - Rob Schrijver: “Veel docenten worden opgeleid vanuit de vakinhoudelijke kant. Ze zijn niet opgeleid om met ouders om te gaan. Hier ligt een uitdaging voor de docent. Het docentenvak bestaat uit meer dan alleen lesgeven.”
Stelling 2: Ouderbetrokkenheid in het mbo levert heel veel op voor de leerling De tweede stelling van het debat leverde aanzienlijk meer discussie op dan de eerste. Al was er een overmacht aan tegenstanders die het opnamen tegen slechts vijf voorstanders. Op voorhand waren dus de meeste deelnemers van mening dat ouderbetrokkenheid niet veel oplevert voor de leerling zelf. Maar toen moest uiteraard de discussie nog beginnen.
Voor Metje Jantje Groeneveld, programmaleider Onderwijs van Hiteq, mag als debataanjager de stelling verdedigen. Zij stelt dat bij het maken van keuzes de ouders een belangrijke rol spelen in het leven van jongeren in de puberleeftijd. De ouders zijn een bron van informatie en dat wordt door kinderen op prijs gesteld. Maar ouders hebben niet altijd zicht op wat een mboopleiding inhoudt. Groeneveld vindt daarom dat scholen ouders moeten betrekken bij de inhoud van de opleidingen en de onderwezen vakken. Daarnaast moeten jongeren hun ouders ook om advies kunnen vragen. En: ouders en docenten bieden de jongeren de broodnodige structuur die jongeren nodig hebben.
Tegen Die mening is opponent debataanjager Leo Mouws, docent/projectleider keuzeprocessen van het ROC West Brabant, niet toegedaan: “Zoals het nu geregeld is, kan ik niet zeggen dat ouderbetrokkenheid veel oplevert”, zegt hij. Daar heeft hij drie redenen voor: 1 Voor veel ouders is er een drempel om naar school toe te stappen. Daardoor is een deel van hen niet in staat te reflecteren op wat er op school gebeurt; 2 Ouders zeuren maar een beetje, is de mening van veel leerlingen. Daarom doen ze het allemaal liever zelf, is een veelgehoorde mening; 3 Docenten zijn niet altijd toegerust om leerlingen te begeleiden. Dat alleen is al een heel grote taak.”
4
ecbo
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid
Reactie van de zaal De zaal komt in beweging. Een aantal mensen is van mening veranderd; zij nemen plaats in het andere vak en leggen uit waarom: “Ik denk toch dat ouderbetrokkenheid wel wat oplevert. Veel leerlingen vertellen thuis over de dingen die ze doen op school. Dat zorgt ervoor dat de ouders graag naar een ouderavond komen. Het geeft leerlingen ook een bepaalde trots, omdat hun ouders complimenten geven over waar ze mee bezig zijn. Wij vertellen aan de ouders dat ze best het initiatief mogen nemen om op school te komen praten over hun kind. Praten mag!” “De meeste ouders zie je na een jaar niet meer”, zegt iemand uit het tegenvak. Klopt”, zegt een voorstander. “Maar in het tweede jaar heeft de leerling alweer een andere loopbaanbegeleider. Dat komt het contact niet ten goede.” Een andere voorstander zegt: “Ik ben zojuist van mening veranderd. Ik was tegen de stelling, nu ben ik voor. Ik denk dat wanneer een leerling voelt dat de ouders betrokken zijn, dat hij of zij daar profijt van heeft. Het maakt ze zelfverzekerder. Dat is dus goed voor de leerling. Bovendien is er onderscheid tussen betrokkenheid en bemoeienis. Stiekem vraag ik mij af op welk moment ik me met de opleiding van mijn eigen kinderen ga bemoeien. Ik vind het moeilijk om me op de achtergrond te houden. Hoe doe je dat, zonder dat mijn kind het gevoel heeft dat ik in de weg loop. Dat is niet makkelijk, geef ik toe.”
Geen garantie voor succes “Ik ben tegen, omdat in de stelling staat dat het heel veel oplevert. Ik wil als ouder nu eenmaal geïnformeerd worden over wat er gebeurt op school en hoe mijn kind het doet. Verder is de betrokkenheid afhankelijk van de individuele situatie. Soms is die betrokkenheid niet altijd goed en moet je een leerling wat meer vrijlaten. Maar als ik zie dat grote organisaties druk zijn met hoe ouderbetrokkenheid georganiseerd kan worden, dan schrik ik daarvan. Dat is voor individuele gevallen misschien heel nuttig, en misschien per school. Maar ga het alstublieft niet landelijk organiseren.” Deze mening is ook een docente in de zaal toegedaan: “Leerlingen, ouders en docent zijn samen heel belangrijk. Soms levert het wat op en soms niet. Ouders kunnen zich niet altijd goed uiten en soms geven ze de verkeerde adviezen aan hun kind. Goede onderlinge communicatie kan iets opleveren. Maar het is geen garantie. De docenten die hier vandaag aanwezig zijn, vinden die ouderbetrokkenheid belangrijk. Degenen die dat niet belangrijk vinden, zijn hier niet. Maar ik kan u verzekeren dat ze groot in aantal zijn.”
Slotwoorden van het panel - Rob Schrijver: “Het ging in deze discussie niet over ouderbetrokkenheid in het mbo, maar om betrokkenheid in het algemeen. Ik zie voor het mbo wel degelijk een voordeel waar het gaat om het voorkomen van uitval. Maar ouderbetrokkenheid is geen garantie. Uitval vindt ook plaats bij kinderen met betrokken ouders. Ik vind wel dat ouders en scholen meer samen kunnen doen.” - Hélène Nieuwenhuijsen: “Ik denk dat ouderbetrokkenheid wel veel kan opleveren, maar zie het graag breder. Iedereen in de omgeving van een leerling kan als gesprekspartner fungeren, niet alleen ouders. En niet alleen voor de studie, maar ook voor de rest van de normen en waarden. Die moet een leerling kunnen toetsen in een sociaal netwerk. Gebrek aan sociale ondersteuning is een van de redenen van uitval. Wat dat betreft ben ik niet voor of tegen de stelling. Betrokkenheid is een proces van structuur en sturen van de leerling naar het loslaten van de leerling. Ze moeten ook zichzelf ontdekken.”
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid, 10 mei 2012
ecbo
5
- Marion van der Sande: “Ouderbetrokkenheid kan veel opleveren. Maar ik vraag mij af wie bepaalt wat het oplevert? De leerling zit tussen de school en de ouders in. Het ene kind wil wel geholpen worden en het andere niet. Ik pleit ervoor om het kind zelf te laten kiezen wat het wil.” Stelling 3: Scholen moeten de ouders verplicht betrekken bij het intakegesprek Op voorhand is slechts een kwart van de aanwezigen voor de stelling. De debataanjagers zijn aan zet om de zaal van mening te doen veranderen.
Voor Martijn Dikker, docent van het Regio College, verdedigt de stelling. “Door ouders te betrekken bij de school kun je schooluitval voorkomen. Daarom vind ik dat je ze meteen moet betrekken Je helpt ouders en anderen meteen over de drempel. Als ouders bij het intakegesprek aanwezig zijn, levert het veel informatie op over de achtergrond van de leerling. Je kunt daardoor betere beslissingen nemen over bijvoorbeeld de studiekeuze van de leerling. Ten slotte is het eerste contact gemaakt en kunnen we ouders voor de lange termijn blijven betrekken. Al is het alleen al door het uitwisselen van de nodige contactgegevens zoals e-mailadressen en telefoonnummers.”
Tegen Marcel van Rooij, Onderwijsadviseur AMN, ziet deze stelling niet zo zitten: “Betrokkenheid is belangrijk, zoveel is duidelijk. Ouders moeten op de hoogte zijn van wat er op school gebeurt en wat ze kunnen verwachten. Maar wat verwachten wij als school van de ouders? Wij willen niet dat de ouders bij het intakegesprek aanwezig zijn. De tijd daarvoor is te kort. Het gaat om de leerling en niet om de ouder. De deelnemer staat centraal in ons onderwijs. Wij willen weten wat de leerling beweegt. Wij willen niet weten waarom ouders vinden dat de gekozen opleiding de beste voor hem of haar is. Wij kijken naar de motivatie van de leerling zelf. Dat willen we zuiver houden en zonder ruis. Dat geeft leerlingen de ruimte om vrijuit te spreken. Voor het betrekken van ouders zijn andere mogelijkheden.”
Reactie van de zaal Na beide betogen verandert een aantal mensen van mening en stapt over van het tegenvak naar het voorvak. Waarom die verandering? “Ouders willen graag bij de intake zijn. Op onze school kwam deze wens van de ouders zelf. In dit geval voornamelijk van Turkse ouders.” “Waarom zou ik meegaan naar een intakegesprek,” vraagt een tegenstander zich af. “Moet ik dan ook mee als mijn zoon een sollicitatiegesprek heeft? We moeten voorkomen dat ouders overal en altijd aanwezig zijn. Zo worden kinderen nooit volwassen.” Deze mening krijgt weinig navolging. Het zijn vooral de voorstanders die zich laten horen. “Het is een van de eerste contactmomenten met school. Ik ben bijvoorbeeld voogd van mijn neefje. De docent vroeg me bij de intake aanwezig te zijn. Dat hielp mij om de rest van het jaar betrokken te zijn op school. Daar bedoel ik mee: meedenken en ondersteunen. En laten zien dat je als ouder of voogd belangrijk bent.” “Het maakt ook uit of je met een niveau 2- of een niveau 4-leerling van doen hebt”, zegt een docente die de stelling ondersteunt. “De leerlingen op het lagere niveau vinden het prettig als de ouders erbij zijn. Voor de leerlingen op de hogere niveaus is die noodzaak veel minder.” “Het vertrekpunt is heel belangrijk”, zegt een andere docent. “Ik zie veel
6
ecbo
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid
leerlingen wisselen tussen de opleidingen. Sommigen zitten na vier jaar nog steeds in het eerste jaar van een mbo-opleiding. Meer sturing van de ouders zou daarbij kunnen helpen.”
Levendige discussie Dan stelt Donatello Piras de volgende vraag: “Wie nam er vroeger zijn ouders mee naar school?” Ineens regent het argumenten voor en tegen: -“Ik zou het als leerling zelf niet willen.” -“Mijn man geeft les op een universiteit. De betrokkenheid van de ouders is daar eigen keuze. Wat blijkt? De deur wordt platgelopen door ouders.” -“Een loopbaangesprek kan best zonder de ouders. Dat voorkomt sociaal wenselijke antwoorden van leerlingen.” -“De meeste uitval van leerlingen is in het eerste jaar van de opleiding. Dan is begeleiding dus heel belangrijk. Je moet laten zien dat de werkwijze op het mbo gelijk is aan de werkwijze op het vmbo.” -“Dat geldt voor hen die uit het vmbo afkomstig zijn, maar niet voor de grote groep andere leerlingen.”
Slotwoorden van het panel - Marion van de Sande: “Op het hbo maken we leerlingen duidelijk dat ouders van grote waarde zijn tijdens de studie en in het begin van hun loopbaan. We laten de leerlingen zelf bepalen welke rol hun ouders mogen vervullen. Als het gaat om betrokkenheid, dan pleit ik dus voor maatwerk.” - Hélène Nieuwenhuijsen: “Ik vind dat het niet verplicht moet zijn om als ouders bij een intake aanwezig te zijn. Maar bij zorgleerlingen lijkt het me wel zeer zinvol.” - Rob Schrijver: “Ik ben een voorstander van de aanwezigheid van de ouders bij de voorlichting op en over een school. Het lijkt me dat de aanwezigheid bij een intake niet nodig is, omdat de schoolkeuze normaal gesproken thuis al uitvoerig besproken is. Je mag toch van je ouders niet ‘zomaar een studie’ gaan doen. Het niveau van de opleiding heeft wel invloed: hoe hoger het niveau, hoe zelfstandiger de leerling.” Afsluiting Na het debat over de drie stellingen, bedanken Marc van der Meer en Donatello Piras de aanwezigen voor hun interessante en waardevolle bijdrage aan de discussie. Een discussie die na afloop een levendig vervolg kreeg tijdens de afsluitende borrel.
Ecbo-debat Ouderbetrokkenheid, 10 mei 2012
ecbo
7