Welke sociale processen spelen een rol bij de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving?
Naam:Nathalie Bax Studentnummer:5609348 Begeleiders: dr. Bart van Heerikhuizen en drs. René Hulst Opleiding: Sociologie Faculteit: Maatschappij en Gedragswetenschappen Datum: 28-08-2012 1
Inhoudsopgave Voorwoord…………………………………………………………………………………......4 1.0.Inleiding…………………………………………………………………………………....5
2.0. Historische context van het vegetarisme 2.1. Middeleeuwen…………………………………………………………………….8 2.2. Na de Industriële Revolutie ………………………………………………………8 2.3. Het begin van het vegetarisme tot aan het heden…………………………...…....12
3.0.Theorie 3.1.Het associëren van vlees met geweld: Het Civilisatieproces……………………..18 3.2. Vegetarisme als gevolg van uitdijende identificatie……………………………..20 3.3.Het ‘natuurlijke’ van de vegetarische levensstijl…………………………………22 3.4.Distinctie: De klassenkwestie……………………………………………………..23 3.5.Morele Superioriteit…………………………………………………………...….26
4.0.Theorieën over vegetarisme bij jongeren 4.1.Inleiding…………………………………………………………………………..27 4.2.Schuldgevoel……………………………………………………………………...27 4.3.Dierlijke afkomst van vlees……………………………………………………….28 4.4.Identiteit…………………………………………………………………………..28 4.5.De rol van gender…………………………………………………………………29 4.6.Samenvatting: De onderzoeksvragen……………………………………………..31
5.0.Methodologie 5.1.Inleiding…………………………………………………………………………..33 5.2.Methode van dataverzameling……………………………………………………33 5.3.Respondenten……………………………………………………………………..37 5.4.Verloop van onderzoek……………………………………………………….......38 5.5.Reflectie…………………………………………………………………………..39
2
6.0.Resultaten 6.1.Inleiding………………………………………………………………………….41 6.2.Opgroeien als vegetariër……………………………………………………….....42 6.3.Hangt de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving samen met het Civilisatieproces?....................................................................................................44 6.4.Gaat het mechanisme van identificatie over soortgrenzen heen, en speelt dit een rol in de keuze voor vegetarisme?................................................................................50 6.5. Wat voor relaties hebben vegetariërs met de natuur? Hebben zij een afkeer voor het industriële proces rondom voeding?.................................................................54 6.6.Wat is het verband tussen sociale klasse en de keuze voor vegetarisme?...............58 6.7.Is er sprake van een gevoel van morele superioriteit bij vegetariërs of wordt deze morele superioriteit verondersteld door de omgeving?...........................................62 6.8.Worden de reacties op de keuze voor vegetarisme bepaald door gender?............. 68
7.0.Conclusie: Reflectie op het materiaal…………………………………………………….74 Literatuurlijst…………………………………………………………………………………78 Bijlagen……………………………………………………………………………………….81
3
Voorwoord Deze scriptie is geschreven ter afsluiting van de Master Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Door de vakken Cultuursociologie en Cultuur, Consumptie en Commercie ben ik geïnteresseerd geraakt in sociologisch onderzoek naar de consumptie van voeding. Ik wil mijn scriptie over vegetarisme schrijven omdat deze beweging, naar mijn mening ten onrechte, nog niet
vaak
het
onderwerp
van
sociaalwetenschappelijk
onderzoek
is
geweest.
Mijn dank gaat uit naar mijn familie en vrienden. Daarnaast wil ik Bart van Heerikhuizen bedanken voor zijn steun, adviezen en feedback. Ook wil ik René Hulst bedanken voor de feedback op mijn scriptie.
4
1.0.Inleiding Het bewust kiezen voor vegetarisme is een oud verschijnsel. Het is in de oudheid al terug te vinden bij mensen als Pythagoras, Seneca en Plutarchus (De Roo 1992: 1). Toch is het vegetarisme een actueel onderwerp. Steeds meer mensen kiezen er bewust voor om wegens principiële redenen af te zien van vlees. 4,5% van de Nederlandse bevolking eet geheel vegetarisch 1. Ongetwijfeld hebben de vele campagnes en organisaties rondom dit onderwerp een rol gespeeld. Zo heeft de Nederlandse documentaire Meat the Truth (2007) mensen wakker geschud over de rol van de bio-industrie in de opwarming van de aarde 2. In onze samenleving is het onderwerp van klimaatverandering een ware hype geworden, en het is daarom ook niet gek dat mensen vragen stellen bij de productie van vlees. Met reden, want producten uit de intensieve veehouderij hebben een substantiële bijdrage aan het broeikaseffect. Mondiaal gezien zijn vlees- en zuivelketens verantwoordelijk voor ongeveer 18% van het broeikasgaseffect en 8% van het waterverbruik. Met de vervanging van dierlijke eiwitproducten door plantaardige producten kan hier een reductie aan gegeven worden 3 . Vegetarisme is daarom dus een belangrijk onderzoekterrein. Op mondiaal niveau kunnen er ook vraagtekens gezet worden bij de manier waarop vlees geproduceerd wordt. In derdewereldlanden wordt op grote schaal graan verbouwd. Dit gaat niet naar de eigen bevolking, maar naar het rijke westen waar het tot veevoer wordt verwerkt. Zo wordt bijna de helft van wat er wereldwijd aan graan wordt geteeld aan dieren gevoerd, terwijl een groot deel van de wereldbevolking aan honger lijdt 4. Organisaties en campagnes hebben grote kritiek op de misstanden in de bio-industrie. Dit is vooral gericht op de manier waarop dieren behandeld worden, maar ook op de manier waarop het vlees geproduceerd wordt. De recente campagne van Wakker Dier bijvoorbeeld, ‘Stop de Plofkip’ heeft op grote schaal aandacht gevraagd voor de manier waarop kippen worden vetgemest tot een gewicht van 2,2 kilo 5. Ook zijn er veel documentaires, boeken en artikelen die aandacht vragen voor de slechte behandeling van dieren in de bio-industrie. The Omnivore’s Dilemma (2006) van Michael Pollan en Eating Animals (2009) van de populaire schrijver Jonathan Safran Foer hebben de aandacht getrokken van een groot publiek. Ook de
1
http://www.vegetariers.nl/waarom-vegetarisch http://www.blonkmilieuadvies.nl/nl/pdf/Definitief%20rapport%20vs%208okt%202008.pdf (14) 3 http://www.blonkmilieuadvies.nl/nl/pdf/Definitief%20rapport%20vs%208okt%202008.pdf 4 http://www.vegetariers.nl/waarom-vegetarisch/voor-eerlijke-voedselverdeling 5 http://www.wakkerdier.nl/actueel/plofkip-campagne 2
5
documentaires Food Inc (2008) en Forks over Knives (2011), die gaan over de productie van vlees, zijn een groot succes gebleken. Tegenwoordig kan er ook wel gesproken van een trend. Het vegetarisme is hip. Het wordt gezien als onderdeel van een ‘ecofabulous’ leven, iets wat bestemd is voor jonge mooie mensen. Dat blijkt uit de manier waarop het vegetarisme in de media wordt geïdentificeerd: FEM/ de Week signaleerde de opkomst van ‘het vegetarische chic’, en Het Parool kondigde in 2008 de nieuwe trend aan voor de kerst: vegetarisch gourmetten (Verdonk 2009: 11). Ook de jaarlijkse verkiezing van ‘De Meest Sexy Vegetariër’
6
geeft het trendy aspect van het
vegetarisme weer. Het vegetarisme is niet alleen een actueel onderwerp, maar zeker ook een sociologisch verschijnsel. De relatie tussen mens en dier is fascinerend en belangrijk om te onderzoeken. In deze relatie liggen talloze betekenissen, die iets zeggen over de relaties tussen mensen onderling. De relatie tussen mens en dier is ingewikkeld, en heeft over de jaren heen veel veranderingen doorgemaakt. Meer specifiek is de relatie veranderd omdat mensen steeds beschaafder en fijngevoeliger zijn geworden, ook in hun houding tegenover dieren. We hebben aangeleerd om onze impulsen en emoties te bedwingen. Dit wordt gesuggereerd in ‘Het Civilisatieproces’ (1994) van Norbert Elias. Hoewel de vriendelijke houding tegenover dieren in onze samenleving duidelijk zichtbaar is, is er ook een tegengestelde houding te zien. Het dier wordt in de huidige samenleving steeds meer als een object gezien, als een productiemiddel. Vee wordt automatisch gevoederd en verzorgd, en heeft weinig bewegingsruimte. De tegenstanders van de bio-industrie hebben hier felle kritiek op, en trekken zich het leed van de dieren erg aan. Aan de andere kant zijn er voorstanders van de bio-industrie die wijzen op het economische belang van de consument (De Roo 1992: 50-54). Er is dus een maatschappelijk debat gaande over de ‘morele behandeling’ van dieren. Er zijn tegengestelde houdingen met aan de ene kant een vriendelijke houding tegenover dieren en aan de andere kant de opkomst van de bio-industrie. Aan de hand van de civilisatietheorie van Norbert Elias ga ik laten zien dat deze houdingen niet los van elkaar te begrijpen zijn.
Het vegetarisme een is een sociologisch verschijnsel. In deze scriptie wil ik kijken naar de sociale processen die zich voordoen bij de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving. 6
http://www.wakkerdier.nl/wakker-dier-persberichten/nicolette-kluijver-en-evgeniy-levchenko-verkozen-totmeest-sexy-vegetariers-van-2011
6
Vegetariërs hebben dezelfde opvattingen over wat mensen wel of niet zouden moeten eten. De redenen waarom mensen besluiten om vegetarisch te eten kunnen uiteenlopen. De redenen kunnen ethisch, economisch, spiritueel of religieus van aard zijn. Sommigen doen het uit gezondheidsoverwegingen. Op het eerste gezicht lijken dit hele rationele of filosofische redenen om te kiezen voor een vegetarische voeding. In mijn scriptie gaat het niet in het bijzonder om de rationele of filosofische redenen die mensen hebben om vegetariër te worden. Ik wil vooral een beeld krijgen van het proces waarbij iemand de keuze maakt om voor vegetarische voeding te kiezen. In mijn scriptie ligt de nadruk op alles wat de vegetariërs gemeen hebben naast hun gewoonte om geen vlees te eten. Hoe staan zij tegenover de natuur en de dieren? Hoe staan zij tegenover andere mensen, en hoe staan zij tegenover mensen die niet dezelfde opvattingen delen? Hoe staan zij tegenover zichzelf? Ik wil erachter komen wat voor gevoelens en affiniteiten de vegetariërs onderling gemeen hebben. Ik begin de scriptie met een historisch sociologisch perspectief op het vegetarisme. Ik vind het belangrijk om aan te tonen dat de manier waarop we tegen dieren aankijken historisch bepaald is. Het is ook cultureel bepaald, en dit heeft verschillende implicaties voor de samenleving. Het theoretisch perspectief van waaruit ik de vegetarische beweging benader wordt voor het grootste deel gevormd door de civilisatietheorie van Norbert Elias. Naast de civilisatietheorie maak ik onder andere ook gebruik van de sociale identificatie theorie van Abram de Swaan. Ook de distinctietheorie van Pierre Bourdieu maakt onderdeel uit van het theoretisch perspectief. Ik bied deze theorieën als mogelijke verklaring voor de keuze van een persoon om vegetarisch te eten. Ik ga ook in op theorieën die gaan over jonge vegetariërs, omdat ik in mijn onderzoek alleen vegetariërs interview tot en met de leeftijd van 21 jaar. Hierna volgt het hoofdstuk over de methodiek. Dan volgen de resultaten, waarin ik de uitspraken van de vegetariërs analyseer en antwoord geef op de deelvragen. Ik sluit af met een reflectie op de resultaten
7
2.0.Historische Context van het Vegetarisme 2.1.De Middeleeuwen In de Middeleeuwen was het eten van vlees sterk afhankelijk van in welke klasse iemand zich bewoog. In de hogere klasse consumeerde men veel vlees, in porties die wij tegenwoordig grotesk zouden vinden. In kloosters werd er weinig vlees geconsumeerd. Dit werd gedaan uit zelfdiscipline, het zich ontzeggen van vlees voor spirituele overwegingen. Deze groep keek neer op de gulzigheid van de hogere klasse. Ten slotte was er de lagere klasse, die weinig vlees at vanwege een tekort aan middelen om vlees te verkrijgen. Vee was duur en daarom bestemd voor de hogere klasse (Elias 1994: 100). Er werden in deze periode nog wrede tactieken gebruikt om dieren te slachten. Deze hingen samen met bepaalde ideeën over wat het vlees malser maakte. Een voorbeeld hiervan is het bullebijten, waarbij stieren door honden worden opgehitst voordat ze geslacht werden. Deze wilde bewegingen zouden ervoor zorgen dat het bloed dunner en het vlees malser werd. Ook werden kalveren en lammeren in de nek gestoken, waarna het bloed eruit gutste en vervolgens werd de wond gestelpt zodat het dier nog een dag lang kon voort sukkelen. Het idee hierachter was dat het langzame sterven ertoe zou leiden dat het vlees wit gehouden werd (Thomas 1990: 96-97). De manier waarop vlees geserveerd wordt is sterk veranderd sinds de Middeleeuwen tot aan de moderne tijd. In de hogere klasse in de Middeleeuwen werd het dode dier in zijn geheel naar de tafel gebracht. Hele vissen en vogels (soms nog met veren eraan) werden op tafel gezet, evenals grotere dieren zoals varkens, konijnen, lammetjes. Ook hele stukken koe verschenen op tafel. Op tafel werd het vlees gesneden. Dit snijden van het vlees werd gezien als een belangrijke bezigheid van een ‘echte’ man. Het was een eer om dit te mogen doen. Het snijden van vlees ging op een gegeven moment uit de mode. Een belangrijke reden hiervoor is dat bepaalde huishoudelijke taken werden overgeleverd aan de specialisten, zo ook de taak van het slachten. Het huishouden werd steeds meer een eenheid die consumeerde, in plaats van zelf te produceren (Elias 1994: 101-103). 2.2. Na de Industriële Revolutie In latere jaren werd het onappetijtelijk gevonden als een dier in zijn geheel op tafel werd gezet. In de negentiende eeuw in Engeland deinsden mensen terug voor het half rauwe vlees dat op tafel werd gezet. In een gids voor etiquette in het midden van de negentiende eeuw werd 8
hierover het volgende vermeld: ‘Tenzij de honger erg knaagt, is de aanblik van een hoop vlees dat in zijn sappen ligt te dampen voldoende die geheel te laten verdwijnen’ (Thomas 1990: 306). Deze sentimenten moeten gezien worden in het kader van grotere ontwikkelingen. Aan het einde van de achttiende eeuw kwam er een industriële klasse op die ontstond uit de groei van de steden. In deze klasse, die voor het eerst opkwam in Engeland, hadden dieren een kleinere rol in het productieproces dan op het platteland. De eerste initiatieven om beter met dieren om te gaan kwam dan ook van de stadsmensen, en niet van de slagers, mijnwerkers of boeren die voor hun werk elke dag met dieren in aanraking kwamen. Voor de welgestelde stedelingen hadden dieren geen economische functie meer. Zij werden gehouden als huisdieren. Hierdoor waren het geen werkdieren maar troeteldieren. Daarnaast was jagen ook geen geschikt tijdverdrijf voor de nieuwe burgerij omdat het te duur en tijdrovend werd gevonden. De afschaffing van wrede sporten kwam dus ook vanuit de stedelingen (Thomas 1990: 190-192). Oorspronkelijk kwam de druk van bovenaf om wrede gebruiken met betrekking tot dieren af te schaffen. Gedurende de negentiende eeuw werd door leden van de hogere klasse aangenomen dat wreedheid jegens dieren kenmerkend was voor de lagere klasse. De sporten die veel aanhang hadden onder deze klasse, katknuppelen, bullebijten en hanengevechten werden dan ook afgeschaft. Dit werd gedaan uit de hoop dat het de arbeidersklasse betere gewoonten bij zou brengen en dat het tot een hogere norm van openbare orde zou leiden (Thomas 1990: 195). Dierenmishandeling werd aangemerkt als ‘barbaars’: medelijden en barmhartigheid voor dieren werden gezien als duidelijk beschaafde emoties (Thomas 1990: 197). Mensen die werden vervolgd voor dierenmishandeling waren aanvankelijk afkomstig uit de lagere klasse. Een Brits politicus schreef in 1770 dat mishandeling van dieren ‘een ondeugd is waaraan het ongeletterde vulgus ten zeerste verslaafd is’ en dat het ‘een van de kenmerkende ondeugden is van de laagste en gemeenste lieden van het volk’ (Thomas 1990:195). De pogingen van de burgerlijke elite om veranderingen aan te brengen in de levensomstandigheden en de leefwijze van arbeiders wordt ook wel het beschavingsoffensief genoemd (De Roo 1992: 25). De elite wilden een mentaliteitsverandering tot stand brengen bij de arbeiders.
Dit fenomeen was niet alleen in Engeland te zien, maar zeker ook in Nederland. Een bekend voorbeeld hiervan is de Palingoproer. Op 25 juli en 26 juli 1886 vonden 26 Nederlanders de 9
dood in de Jordaan, tijdens gevechten tussen politie en de bevolking. De aanleiding hiervoor was een volksvermaak dat bekend stond als het palingtrekken. Hierbij werd een levende paling aan een touw boven de gracht gespannen. De deelnemers moesten vervolgens staand in een bootje deze paling van het touw af trekken, hetgeen meestal eindigde in een nat pak (Verdonk 2009: 56). De reden dat dit wrede spel werd uitgeoefend had ongetwijfeld te maken met de slechte economische situatie in die tijd: “Want of het nu om palingtrekken, katknuppelen of hanengooien ging, het mishandelen van dieren kan, zoals Keith Thomas in zijn Man and the Natural World liet zien, begrepen worden als het uitoefenen van macht over dieren uit frustratie over de eigen ondergeschikte positie in de mensenmaatschappij. Het is niet ondenkbaar dat wreedheid jegens dieren in dit opzicht een niet onbetekenende sociale en psychologische functie vervulde in levens die in pijnlijke ondergeschiktheid gesleten werden” (Verdonk 2009: 56-57).
De politie greep in omdat palingtrekken verboden was in die tijd. Dit verbod strookt met het idee dat het uitbannen van dierenmishandeling, zoals die beoefend werd door de lagere klasse, onderdeel was van het beschavingsoffensief (Verdonk 2009:57). Dierenmishandeling werd dus vooral uitgeoefend door de lagere klasse. Toch waren er een aantal tradities binnen de aristocratie waar de beroepsbevolking en de middenklasse zich afkeurend over uitspraken. Een deel van de aristocratie hield zich bezig met wrede sporten. De jacht was bijvoorbeeld een soort vervanging van het oorlogvoeren. De aristocratie waardeerden de hanengevechten omdat het een representatie was van persoonlijke strijd. De haan was symbool van mannelijkheid en dapperheid, en de sport was een edel en heroïsch vermaak (Thomas 1990: 192). De aristocratie gebruikte deze activiteiten als middel om hun sociale superioriteit te bevestigen en zag deze activiteiten als een recht. Zij verzetten zich dus tegen de nieuwe gevoeligheden, want of het nou wreed was of niet, het was een belangrijk recht dat aan hen was toegedeeld. De verschillende maatschappelijke klassen hadden dus botsende opvattingen over de gedragsrestricties ten overstaan van dieren (Thomas 1990: 192193). Zeker was wel dat er over het algemeen nieuwe gevoeligheden en morele bezwaren waren ontstaan omtrent wreedheid jegens dieren. Rond 1870 begon men het verwerken van vlees in het openbaar steeds meer als overlast te zien. Het slachten van dieren werd overal gedaan in Amsterdam. Er waren geen geschikte plekken voor de veemarkten. Omdat het bevolkingsaantal in de stad groeide, werd de aanvoer 10
en verwerking van vlees steeds moeilijker. Het ontbreken van een centraal gemeentelijk abattoir en slagershygiëne waren onderwerp van discussie. Slagers moesten hun beroep uitoefenen in hun eigen tuin. Dit werd door omwonenden afgekeurd. (Otterloo 1990 : 110) De discussie komt goed naar voren in een stuk dat werd uitgebracht in de Amsterdamse courant in 1874: “Het behoeft geen betoog dat de grond, voortdurend met bloed en drek gedrenkt, allernadeligste uitwasemingen teweeg brengt en de buren van een slachter zeer dikwijls verhinderd worden, hun tuinen te bezoeken en de daardoor veroorzaakte stank, om niet te gewagen van het verontrustende geschreeuw, teweeggebracht door het afmaken van varkens (Otterloo 1990:111)” Uiteindelijk werd er in 1887 in Amsterdam een slachthuis geopend. Dit opende ook de deuren voor strengere keuring van vee en vlees door gezondheidsdeskundigen. De kwaliteit van het vlees verbeterde hierdoor. Slagers waren het oneens met de kostenverhogende controle en het feit dat hun ambacht door de ontwikkelingen minder zelfstandig van aard werd (Otterloo 1990: 111-113). De netwerken binnen de handel van vlees werden steeds complexer en de ketens van interdependentie tussen producenten en consumenten werden verlengd. Het sociale leven ging zich meer afspelen in de stad, en minder op het platteland. Het belangrijkste aspect hiervan was dat alles wat met de veehandel te maken had werd onttrokken van het oog van de burger, en volledig overgebracht werd naar de coulissen: de periferie van de stad. Mensen hoefden hierdoor niet meer in de nabijheid te zijn van dierlijk afval, bloed en mest, hetgeen zij in toenemende mate als pijnlijk en hinderlijk ervoeren. Ook werden zij niet meer geconfronteerd met het lijden van dieren (Otterloo 1990: 113). Het eten van vlees en de nieuwe fijngevoeligheid konden alleen op deze manier naast elkaar bestaan. Het was niet alleen van belang dat het slachten achter de schermen gebeurde, het was ook van belang dat het op een manier ging die in lijn was met de nieuwe fijngevoeligheid in de omgang met dieren. De beschaafde burgerij keek neer op het beroep van de slagers, zonder dat zij hiermee aandacht hadden voor hun eigen eetgedrag. De slagers waren volgens hen wreed en werden daarom buitengesloten van verschillende onderdelen van de samenleving, zoals de juryplicht binnen het Engelse rechtssysteem (Tester 1991: 161). Niet lang nadat de slachthuizen werden gebouwd kwamen er betere inspecties met betrekking tot het vee en vlees. Dit leidde tot veranderingen in de manier waarop dieren geslacht werden. 11
Zo werd in 1922 besloten dat dieren niet onbedwelmd geslacht mochten worden, en tegenwoordig is in het Nederlandse wetboek gespecificeerd: ‘Productiedieren die in een slachthuis worden binnengebracht om er te worden geslacht, worden voor het slachten bedwelmd, dan wel onmiddellijk gedood. 7’ waarbij bedwelming inhoudt dat het dier in een staat van bewusteloosheid word gebracht die aanhoudt totdat de dood intreedt 8. 2.3. Het begin van vegetarisme tot het heden Een aantal redenen om geen vlees meer te eten waren al in het begin van de achttiende eeuw in omloop. Het eten van vlees zou een verruwend effect hebben op het karakter van de mens, het was slecht voor de gezondheid, het maakte mensen wreed en bloeddorstig en het bracht leed toe aan medeschepsels (Thomas 1990: 311). Het waren aanvankelijk maar een klein groepje bekeerlingen die naar deze argumenten leefden. Pas in 1790 kon er gesproken worden van
een
daadwerkelijke
beweging
in
Engeland.
Deze
bestond
uit
een
aantal
vertegenwoordigers die boeken en essays schreven over vegetarisme. Een belangrijke vertegenwoordiger was oudheidkundige Joseph Ritson die ‘Essay on Abstinence from Animal Food’ (1802) publiceerde. Onder hen bevond zich ook de radicale Schot John Oswald, die bekeerd was na een bezoek aan India (Thomas 1990: 312). Deze inspiraties waren vooral literair, en velen van hen waren bekeerd geworden door het lezen van Pythagoras, de Griekse filosoof die het vegetarisme bepleitte. Dit sprak niet echt aan bij de massa. Dit werd gereflecteerd in het feit dat de Vegetarian of Great Britain in 1847, 50 jaar na hun oprichting, slechts 5000 leden kende. Vlees was nog steeds een belangrijk luxe artikel en een bron van status. De massa neigde ertoe om hen af te schrijven als een stel dwaze excentriekelingen (Thomas 1990: 313). In Nederland was rond 1900 een stijging te zien van de welvaart en daarmee ook van een bevolkingsgroei in de steden. Dit had negatieve gevolgen voor de levensomstandigheden van de arbeidersklasse. De gegoede burgerij maakte zich zorgen over deze ‘sociale kwestie’. Ze hadden een interesse in maatschappelijke vooruitgang en daarmee ook een interesse in zaken op geestelijk gebied. Als reactie op de verstedelijking kwamen dus bepaalde romantische idealen naar voren, en idealistische bewegingen zoals ‘rein leven’ en pacifisme. Het vegetarisme kwam ook in deze tijd op (De Roo 1992: 5). 7 8
http://wetten.overheid.nl/ Besluit doden van Dieren, artikel 10 http://wetten.overheid.nl/ Besluit doden van Dieren, artikel 1
12
In 1894 werd de Nederlandse Vegetariërsbond opgericht, bijna 50 jaar later dan de bond in Engeland (die overigens het woord vegetariër in het leven hadden geroepen ). De doelstelling van het NVB was om met propaganda hun ideeëngoed te verspreiden en om een belangenvereniging voor hun leden te zijn. Ze wilden met name vegetarische voeding verkrijgbaar maken (De Roo 1992: 6). Door de Nederlandse Vegetariërs Bond werd beweerd dat het eten van vlees een ‘animale drift’ kon opwekken, namelijk agressie. De agressie van carnivoren werd tegengesteld aan de pacifistische vegetariërs. Bevolkingsgroepen die veel vlees aten, zouden eerder geneigd zijn om oorlog te voeren. Het feit dat Engeland de grootste koloniale macht was werd verklaard vanuit hun hoge gemiddelde vleesgebruik. Ook Japan was volgens de vegetariërsbond een duidelijk voorbeeld omdat zij van oorsprong voornamelijk een vegetarisch dieet volgden, totdat de keizer opriep tot het eten van vlees, waarna expansieoorlogen uitbraken tegen Rusland en China (De Roo 1992: 24). Het beroep van slager werd door de bond onder vuur genomen, omdat het slachten een afstompende werking op de geest zou hebben. Misdadigers die tevens slager waren zouden extra gruwelijk en gewelddadig zijn (De Roo 1992: 24). Dit was ook een populaire mening onder intellectuelen in Engeland. Volgens sociologen behoorden slagers tot de meest gedemoraliseerde klasse in de Victoriaanse tijd. Adam Smith noemde het werk van de slager een‘bruut en weerzinwekkend bedrijf’. Slagers hadden een wrede inslag. Het slachten van dieren had een verruwend effect op de geest. Uit deze argumenten volgden volgens sommige intellectuelen dat het eten van vlees ook een effect kon hebben op het karakter van de mens. Het zou mensen wreed en bloeddorstig maken (Thomas 1990 : 311). Een achttiende-eeuwse naturalist stelde bijvoorbeeld: ‘Minne en onwetende lieden die zich aan een verscheidenheid van dierlijk voedsel te goed doen zijn veel cholischer, opvliegender en wreder van aard dan zij die hoofdzakelijk groenten eten’ (Thomas 1990:307-308). De oorsprong van vegetarisme had in het eind van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw vaak een humanitaire reden met radicale ondertonen. Het had de belofte om de menselijke natuur van haar bloeddorstigheid te verlossen. De bekeerlingen waren ervan overtuigd dat een wereld waarin geen vlees werd geconsumeerd vrij zou zijn van oorlog (Thomas 312-313). Tegenwoordig worden deze argumenten alleen nog als hypothese gebruikt. Het onderwerp kwam laatst in het nieuws omdat de hoogleraar sociaal psychologie Diederik Stapel hier onderzoek naar had gedaan. Dit onderzoek eindigde in een wetenschappelijk schandaal. Zijn
13
bevindingen dat mensen die vlees eten agressiever zijn dan andere mensen bleken onbewezen 9.
Het nuttigen van vlees zou volgens de Nederlandse Vegetariërs Bond ook andere animale driften opwekken, in de vorm van seksuele driften. De vroege vegetariërs in Nederland hadden uiterst puriteinse opvattingen. Zo zou geslachtsgemeenschap in de vorm van prostitutie, ontstaan uit lichamelijk genot, het gevolg zijn van een overmaat aan het eten van vlees en het nuttigen van alcohol. Deze seksuele lusten werden gezien als een uiting van de ‘lagere’ lichamelijke natuur van de mens. De Nederlandse Vegetariërsbond had nauw contact met de Rein Leven beweging, die trachtten om onzedelijke woorden, daden en gedachten op seksueel gebied te verdrijven (De Roo 1992: 23-24). De leden van de NVB bestonden voornamelijk uit hoogopgeleide stedelingen, en de provincies Noord Brabant, Limburg en Zeeland waren sterk ondervertegenwoordigd (De Roo 1992: 39). In de jaren na de tweede wereldoorlog begon het ledenaantal van de NVB sterk te dalen. Een reden daarvoor is waarschijnlijk dat de geest van de tijd niet geschikt was voor idealisme. De economische productie werd belangrijker (De Roo 1992: 41). De positieve periode waarin de NVB was opgericht lag nu ver in het verleden. De Tweede Wereldoorlog had het vooruitgangsoptimisme de kop ingedrukt (De Roo 1992 : 42). Daarbij had het imago van
vegetarisme
een
deuk
opgelopen.
De
levensstijl
werd
geassocieerd
met
zelfgenoegzaamheid en onverdraagzaamheid. Uitingen van morele superioriteit zorgden ervoor dat het vegetarisme in bepaalde kringen een slechte naam kreeg. Het werd niet verhuld dat zij zichzelf zagen als een ‘voorhoede’. Deze houding werd steeds minder geaccepteerd na de Tweede Wereldoorlog. De nadruk lag nu op individuele ontwikkeling, en niet op het creëren van een gouden toekomst door middel van propaganda ( De Roo 1992: 4546). Dit klimaat hield stand tot ongeveer 1968. Vanaf dit jaar ging het ledenaantal weer groeien en kwam er een hernieuwde interesse voor vegetarisme. Deze hernieuwde interesse past in het kader van de ontwikkelingen in de meer algemene zin. In het jaar 1968 ontstonden wel meer stromingen die zich verzetten tegen de gangbare moraal (De Roo 1992: 49). De ‘hippies’ verzetten zich tegen de kapitalistische en materialistische maatschappij waarin veel gebruik
9
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3008340/2011/11/01/Rapport-Stapel-hoeksteenvan-de-wetenschap-blijkt-van-eierkoek.dhtml
14
gemaakt word van technologie. Deze technologie leidde ook tot de toenemende exploitatie van dieren. De consumptie van vlees maakte een enorme groei door. In 1955 consumeerde men 42,3 kilo vlees per persoon, in 1986 was dat al 79,1 kilo vlees. Vanaf het 1960 tot en met 1986/87 steeg het aantal dieren dat gehouden werd op Nederlandse boerderijen aanzienlijk. Het aantal varkens steeg van 2,9 miljoen naar 13,5 miljoen, het aantal runderen van 3,5 miljoen naar 5,1 miljoen en het aantal slachtkuikens van 4,5 tot 39,4 miljoen. Deze dieren werden gehouden in de intensieve veehouderij (De Roo 1992 : 50). Dit houdt in dat de dieren weinig bewegingsvrijheid hebben en dat de verzorging en voeding volledig geautomatiseerd wordt. Deze ontwikkelingen, waarbij de dieren steeds meer als object behandeld werden, ging samen met een gevoel van ‘onbehagen’ over de slechte levensomstandigheden van de dieren. De discussie ontstond tussen de voorstanders van de bio-industrie die wezen op het economische belang van de consumenten, en de tegenstanders die de slechte behandeling van dieren bekritiseerden. Aan de ene kant was er dus een grote groep mensen die zich het leed van de dieren sterk aantrokken, terwijl dit lijden van dieren aan de andere kant op grote schaal geïnstitutionaliseerd was (De Roo 1992: 50-54). De nieuwe gevoeligheden tegenover dieren werden nog sterker met de groei aan populair wetenschappelijk literatuur gewijd aan dieren. Daarbij heeft de moderne media zoals televisie een belangrijke bijdrage gehad: het bracht een vloedgolf van documentaires over het leven van dieren bij mensen thuis. Via de media kregen mensen informatie over het sociale gedrag van dieren. Mensen hadden nu niet alleen direct contact met dieren, maar ook indirect contact met dieren ( De Roo 1992: 53-54). Het resultaat was een ontwikkeling van vegetarisme als een voedselbeweging, het sterker worden van de dierenbescherming en een actiegerichte ‘dierenbevrijdingsbeweging’. Een voorbeeld van een actiegroep uit deze tijd is bijvoorbeeld ‘Aktie Lekker Dier’ Hieruit groeide ook een belangstelling voor ‘diervriendelijke methoden’. Scharrelproducten kregen voeten aan de grond, en de consumptie van biologische voeding steeg (De Roo 1992 :55-57). Deze trend is tegenwoordig nog sterk aanwezig in Nederland. Dit is te zien aan de groei van keurmerken die garanderen dat producten diervriendelijk tot stand zijn gekomen. Albert Heijn heeft bijvoorbeeld een ‘Puur en Eerlijk Biologisch’ lijn, ‘Puur en Eerlijk duurzame vis’ lijn en een ‘Puur en Eerlijk scharrelvlees’ lijn van producten
10
. Daarbij is voor vegetariërs een
speciaal vegetarisch keurmerk in het leven geroepen zodat snel te zien is of een product
10
http://www.ah.nl/puureneerlijk
15
vegetarisch is. Het aantal bedrijven dat enkel vegetarisch en veganistisch produceert is steeds meer zichtbaar in de supermarkten: Valess, Vivera en Alpro Soya zijn voorbeelden hiervan 11. Ook is er nu ‘De Vegetarische Slager’, opgericht door Jaap Korteweg, die door het gebruik van lupine een nieuwe lijn van plantaardige vleesvervangers heeft uitgebracht. Deze producten kregen veel aandacht in de media en de groei van het aantal verkooppunten van deze lijn is spectaculair 12. Daarbij is het steeds makkelijker voor vegetariërs om buiten de deur te eten. De NVB heeft het keurmerk ‘Gastvrij voor Vegetariërs’ uitgegeven zodat horecabedrijven de zekerheid kunnen geven dat hun menu ook geschikt is voor vegetariërs 13. Ook worden er nog steeds acties gevoerd tegen de onethische behandeling van dieren. Wakker Dier is een voorbeeld van een recente actiegroep (opgericht in 1998) die de strijd aangaat met kiloknallers 14 . Daarnaast worden er verschillende boeken en documentaires uitgebracht over de praktijken in de bio-industrie. Het boek Eating Animals van Jonathan Safran Foer (2009) heeft bijvoorbeeld de aandacht getrokken van een groot publiek, evenals The Omnivore’s Dilemma van Michael Pollan (2006). Daarbij hebben documentaires als Food Inc (2008) en Forks over Knives (2011) gepoogd om mensen bewust te maken van de herkomst van hun vlees. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat, volgens de Nederlandse Vegetariërsbond, tegenwoordig 4,5% van de Nederlanders volledig vegetariër is. Daarbij zijn er nog een grote groep mensen die parttime vegetariër zijn 15. Tegelijkertijd lijkt er aan de massaproductie van vlees geen einde te komen. Het Earth Policy Institute heeft berekend dat vleesconsumptie van de wereldbevolking gestegen is van 44 miljoen ton in 1950 tot 284 miljoen ton in 2009 stijgen naar 315 miljoen ton in 2015
17
16
. Verwacht wordt dat deze consumptie zal
. Deze groei is ook in Europa te zien. Hier wordt
verwacht dat de consumptie van vlees zal groeien. De Europese Commissie verwacht dat de pluimvee en varkensvleesconsumptie met respectievelijk 10,1% en 3,1% gestegen zal zijn in het jaar 2014.
Alleen de rundvleesconsumptie zal dalen met
2,3%
18
.
De tegenstrijdigheid lijkt nog nooit zo groot geweest te zijn. Aan de ene kant is men door de
11
http://www.vegetariers.nl/product-keurmerk/producten http://www.devegetarischeslager.nl/over-ons/een-vegetarische-slager-bij-jou-om-de-hoek 13 http://www.vegetariers.nl/restaurants 14 http://www.wakkerdier.nl/ 15 http://www.vegetariers.nl/vegetarisme 16 http://www.earth-policy.org/data_highlights/2011/highlights22 17 http://www.vleesmagazine.nl/nieuws/vleesconsumptie-stijgt-naar-315-miljoen-ton-11609.html 12
18
http://ec.europa.eu/agriculture/publi/caprep/prospects2007a/fullrep.pdf
16
beschaving steeds gevoeliger geworden voor het leed van dieren, aan de andere kant is de massaproductie van vlees nog nooit zo groot geweest.
17
3.0.Theorie 3.1.Het associëren van vlees met geweld: Het Civilisatieproces Norbert Elias is een Duitse socioloog die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het verbinden van theorie op micro en macro niveau (Ritzer & Goodman 2004: 69). Elias laat met het werk ‘Het Civilisatieproces’ zien dat grote veranderingen in de sociale structuur samengaan
met
veranderingen
in
de
individuele
persoonlijkheid.
Een verandering die duidelijk wordt gemaakt aan de hand van etiquetteboeken is dat impulsen en emoties steeds meer ingeperkt worden, eerst in het openbaar maar daarna ook in de privésfeer. De oorzaak van deze verandering zit in de centralisering van de staat, met het monopolie op geweld, en in de groeiende interdependentie tussen mensen die ontstaan is uit een grotere arbeidsdeling (Elias 1994). Restricties in het sociaal gedrag zeggen volgens Elias iets over de relatie tussen een persoon en de wereld om hem heen. Zo reflecteert het gebruik van het mes aan de eettafel de veranderingen in de persoonlijkheid van de mens (Elias 1994: 103). In de Middeleeuwen bestonden weinig restricties ten opzichte van het gebruik van een mes. Dit komt overeen met de structuur van de samenleving die destijds bestond. De jacht op dieren en het vechten met andere mensen was een dagelijks tafereel. Dit werd niet alleen gezien als een noodzakelijkheid; aan het martelen en doden van mensen werd zelfs plezier beleeft en dit werd sociaal geaccepteerd. Uitbarstingen van wreedheid werden minder sociaal afgestraft (Elias 1994: 163). Wanneer een samenleving groeit, is het waarschijnlijk dat kleinere eenheden afhankelijker van elkaar worden en dat zij samen een grotere eenheid gaan vormen. Meer en meer kleinere eenheden worden afhankelijk van de groep die de sociale macht in handen heeft. De algemene uitkomst van dit patroon is de ontwikkeling van een staat, die de macht heeft over alle economische en militaire bronnen. Deze beslist over de allocatie van deze bronnen. Geweld wordt ontzegd aan het individu en wordt overgelaten aan een leger ( Elias 1994: 269). Dit monopolie op geweld van de staat is alleen mogelijk wanneer er sprake is van een vergevorderde arbeidsdeling in een samenleving; ‘It takes a far advanced social division of functions before an enduring, specialized apparatus for administering the monopoly can emerge. And only when this complex apparatus has evolved does the control over army and taxation take on its full monopoly character.’ (Elias 1994 :268).
18
In deze moderne samenleving met een arbeidsdeling zijn alle mensen afhankelijk van elkaar, met het gevolg dat we al onze primaire driften en emoties moet inperken. We worden gedwongen tot een bepaalde zelfdwang. Deze wordt geïnternaliseerd en gaat samen met gevoelens van schaamte en angst (Elias 1994: 114). In de Middeleeuwen was men gewend geraakt aan het gebruik van een mes, het belangrijkste tafelgerei in die tijd. Naarmate de structuur van de samenleving veranderde, werd men ongemakkelijk rondom het gebruik van een mes. We moesten dit gebruik afleren. Bepaalde handelingen werden taboe. Zo is het bijvoorbeeld onbeleefd om een mes aan te reiken via de lemmet. Ook mag je nooit een mes in je mond steken, hoewel het zeldzaam is dat iemand hierdoor gewond raakt. Volgens Elias heeft het dan ook niet te maken met het direct gevaar dat een mes kan aanrichten: “It is the general memory of and association with death and danger, it is the symbolic meaning of the instrument that leads, with the advancing internal pacification of society, to the preponderance of feelings of displeasure at the sight of it, and to the limitation and final exclusion of its use in society”(Elias 1994: 104-105) We willen de herinnering aan eeuwen van oorlogvoering uitbannen, omdat het een psychische angst in ons opwekt. We associëren het mes met dood en geweld, en daarom leggen we allerlei restricties op in het gebruik van dit mes. In de bereiding van vegetarische voeding is wel een mes nodig, maar bij het eten van deze voeding is een mes niet noodzakelijk. De voeding is minder taai en is makkelijker te kauwen. Het eten van vlees is echter niet mogelijk zonder dit instrument. Het ‘snijden van het vlees’ is van oorsprong zelfs een traditie die door mannen gedaan werd aan het begin van een diner (Elias 1994: 101-102). Het zou kunnen dat in het vegetarisme onze psychische angst voor het mes wordt geëchood, omdat we het mes associëren met geweld. De verandering waarbij geweld tot een minimum wordt gebracht is ook terug te zien in de manier waarop dieren geëxecuteerd worden die een gevaar vormen voor mensen. Toen in Normandië in 1386 een klein meisje werd gedood door een zwijn, werd het voor de ogen van het publiek opgehangen, gemarteld en levend uit elkaar gescheurd. Toen een 11 jarig Engels meisje in 1989 door twee Rottweilers om het leven werd gebracht, werden de honden buiten het zicht van het publiek met een injectienaald gedood.
19
Het verschil tussen het eerste en tweede geval zou door Elias gezien worden als een reflectie van het beschavingsproces. De emoties van het publiek zijn in het laatste geval binnen deuren gebleven en niet in het openbaar zichtbaar. De duur van de sterfte is ook tot een minimum gebracht, evenals het geweld, dat alleen functioneel gebruikt werd (Tester 1991: 72-73). Daarbij is er een belangrijke reden waarom men het aanzicht van rauw, bloederig vlees vanaf de Middeleeuwen onappetijtelijk begon te vinden. Deze psychologische neiging is onderdeel van een groter sociaal proces. We vinden het aanzicht van een dood dier op tafel niet meer plezierig omdat het ons herinnert aan het feit dat het vlees het resultaat is van het doden van een dier. Op een groter niveau doet het ons ook denken aan het geweld jegens mensen. We willen ten alle tijden vermijden dat we het dier herkennen in het vlees dat we op ons bord hebben liggen. Het ‘onsmakelijke’ element van het slachten en het snijden van het vlees is natuurlijk niet verdwenen: het is echter wel verdwenen van het sociale toneel in ons dagelijks leven (Elias 1994: 101-103). Deze theorie van Elias komt ook overeen met het dramaturgisch perspectief van Goffman, waarin de ‘back stage’ in dit geval het slachten van vlees zou zijn (Goffman 1959). Mijn veronderstelling is dat de groei van vleesconsumptie alleen mogelijk is doordat de associatie tussen het vleesgerecht en de dood van een dier vrijwel onzichtbaar is gemaakt voor het grote publiek. Wanneer deze associatie weer zichtbaar wordt gemaakt door bijvoorbeeld beelden in de media of persoonlijke ervaringen, zullen sommige mensen besluiten om geen vlees meer te eten. Zij worden in dat geval dus vegetariër. Mijn eerste deelvraag luidt:
1) Hangt de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving samen met het civilisatieproces? 3.2.Vegetarisme als gevolg van uitdijende identificatie De Nederlandse socioloog Abram de Swaan beschrijft sociale identificatie als een proces waarin ‘bij mensen het gevoel ontstaat dat sommigen ‘hetzelfde’ zijn en anderen daarentegen juist heel verschillend’. Identificatie is een cognitief en affectief proces. De overeenkomsten zijn voor mensen een aanleiding om emotioneel betrokken te raken, en de verschillen zijn aanleiding voor distantiëring. Het proces van identificeren heeft een emotionele geladenheid. Het mechanisme van identificatie wekt een gevoel van verwantschap en verbondenheid op. 20
Wanneer we ons kunnen herkennen in iemand anders, kunnen we emotioneel betrokken raken. De identificatie is een aspect van de groepsverhoudingen waarin mensen leven en kunnen verschillen
naarmate
de
samenleving
veranderd.
Identificatie
gebaseerd
op
bloedverwantschap zijn oud, maar identificatie kan ook voortkomen uit sociale formaties als klasse, natie of etniciteit. Volgens de Swaan gaat de sociale identificatie over steeds meer grenzen heen. Aanvankelijk bestond het proces van identificatie binnen een familiekring of dorpskring. Met de opkomst van de natiestaat in de afgelopen 200 jaar gingen mensen zich met een veel grotere groep identificeren, namelijk met hun landgenoten. Deze bestaat volgens de Swaan alleen in hun verbeelding. Landgenoten beelden zich in dat ze een gemeenschap vormen en voelen een verwantschap met elkaar, ook al kennen ze maar een minuscuul deel van de bevolking.
Met de intrede van massacommunicatie, reclametechniek en
staatspropaganda werd het netwerk steeds groter (De Swaan 1994). Het vegetarisme kan een gevolg zijn van deze uitdijende identificatie. Het mechanisme van identificatie gaat wellicht over soortgrenzen heen. Mensen kunnen zich niet alleen identificeren met andere mensen, maar ook met dieren. Eerder werd vermeld dat moderne media en populair wetenschappelijke literatuur gewijd aan dieren tot gevolg hadden dat de nieuwe gevoeligheden tegenover dieren nog sterker werden (De Roo 1992: 53-54). Dit gaf mensen een beter beeld van het leven van dieren, waardoor zij zich waarschijnlijk meer gingen inleven met dieren. Door de moderne media en literatuur worden de overeenkomsten tussen mens en dier duidelijk gemaakt. Daarbij is het in een moderne samenleving minder gangbaar om dieren om economische redenen te houden. Dieren worden meestal gehouden als troeteldieren (Thomas 1990: 190-192). Dit kan ook bijdragen aan het proces van identificatie. Aan de hand van de theorie van De Swaan zou beargumenteerd kunnen worden dat vegetariërs zich sterk identificeren met dieren. Dit identificatieproces kan ontstaan door ofwel direct contact wat ontstaat bij de domesticatie van dieren. Het is ook mogelijk dat ze een interesse hebben in moderne media of literatuur gewijd aan dieren. Het indirecte contact met dieren kan ook invloed hebben gehad op hun keuze om vegetariër te worden. Mijn tweede deelvraag luidt daarom als volgt: 2) Gaat het mechanisme van identificatie over soortgrenzen heen, en speelt dit een rol in de keuze voor vegetarisme?
21
3.3. Het ‘natuurlijke’ van de vegetarische levensstijl Vegetarisme is van oudsher gepropageerd als een ‘natuurlijke’ manier van leven. Dat wil zeggen: zonder de schadelijke aspecten van de moderne samenleving die aan mensen zijn opgedrongen. De natuur wordt vereenzelvigd met ‘het goede’ en wordt op deze manier geïdealiseerd (De Roo 19).
In de Westerse culturele traditie gaat verstedelijking en industrialisering, en hiermee ook de rationalisering van de samenleving, gepaard met een verlangen naar de natuur. In de denktraditie van Elias wordt de idealisering van de natuur in verband gebracht met een verzet tegen het beschavingsproces. De toenemende druk om impulsen en emoties te bedwingen kunnen door mensen als drukkend worden ervaren. Uit onbehagen gaat men verlangen naar de ongerepte natuur, de eenvoud van het leven op het platteland (Otterloo 1990: 201). Dit begon logischerwijs eerst bij de hogere klasse, omdat zij de hoogste sociale druk te verduren hadden. Tekeningen bestemd voor de hogere klasse in de Middeleeuwen schetsten een nostalgisch beeld van de natuur, een die de natuur idealiseerde: “For the public in the absolute court, much that really existed in the country, ‘in nature’ was no longer portrayed. The hill was shown, but no longer the ragged corpse hanging from the gallows. The field was shown, but no longer the ragged peasant laboriously driving his horses.” (Elias 1994: 174) Na de snelle urbanisatie en de bevolkingsgroei in de 19e eeuw begon de groep van mensen die de overtuiging aanhing dat het eten van vlees onnatuurlijk was te groeien (Verdonk 2009: 43). Het beroemde boek Makrobiotik oder Die Kunst, das menschliche Leben zu verlängern (1796) van Christoph Wilhelm Hufeland was een illustratie van dit idee. Volgens Hufeland konden ernstige sociale problemen die ontstonden uit de expansie van de stad opgelost worden door een terugkeer naar de natuur. Er moest gewaakt worden voor allerlei prikkelende middelen zoals koffie, alcohol en tabak. Ook vlees was beter te vermijden:
‘‘Men houde zich bij de keus der spijzen altoos het meest bij plantkost. De vleesch spijzen hebben meer neiging tot rotting; die uit het Plantenrijk daarentegen meer tot zuur; en verminderen dus de rotting; welke onze bestendige doodvijandin is.’(Hufeland 1803: 264-265 aangehaald in Verdonk, 2009: 43)
22
Het verlangen naar de natuur resulteerde in een groei van alternatieve voedselbewegingen in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. In deze tijd ontstonden er communes waarin gestreefd werd naar zelfvoorziening, evenals de groei van het biologisch eten. De verlangens om zelfvoorzienend te zijn of om biologisch te eten volgen uit een tamelijk hoog welvaartsniveau. Het armere deel van de bevolking heeft niet de luxe om te experimenteren met landelijke leefgewoonten, of om kieskeurig te zijn met hun voeding. Het is tevens het rijkere deel van de bevolking die het meeste druk ervaart van de complexiteit en kunstmatigheid van de grote stad. Zij zijn in de gelegenheid om de druk van de beschaving te voelen en willen eraan ontsnappen. Voeding is met uitstek een geschikt instrument hiervoor omdat het een concentratiepunt is van de onderlinge draden van afhankelijkheid. Door deze draden te verkorten, word afstand gedaan van de processen van industrialisering en verstedelijking (Otterloo 1990: 202). Er is een paradox te herkennen in het feit dat het vegetarisme, een manier van leven dat samengaat met strenge regels en restricties ten aanzien van voeding, ontstond uit het verlangen om zich te ontworstelen aan de druk van anderen. Vegetariërs leggen zichzelf dwang op en proberen hierdoor te ontkomen aan de dwang van de beschaving, die vereenzelvigd wordt met vervreemding van de natuur. De vegetariërs trachten de vervreemding op te heffen en de band met de natuur te herstellen (Otterloo 1990: 203). Zijn vegetariërs natuurliefhebbers, en zien zij in het vegetarisme een manier om de productie en consumptie van voeding dichter bij elkaar te brengen? Met de theorie van Otterloo kom ik tot de volgende deelvraag: 3) Wat voor relatie hebben vegetariërs met de natuur? Hebben zij een afkeer voor het industriële proces rondom voeding? 3.4.Distinctie: De klassenkwestie De Franse socioloog Pierre Bourdieu heeft een grote invloed gehad op de culturele theorie binnen de sociologie. Hij heeft een aantal belangrijke concepten ontwikkeld, zoals veld, habitus en cultureel kapitaal (Smith 2001:134). Ieder mens heeft een habitus, maar hij is hier niet van bewust in het alledaagse leven. De habitus kan gedefinieerd worden als een complex van bepaalde disposities, vaardigheden en gedragingen waarvan mensen weinig bewust zijn. Deze worden ontwikkeld in het dagelijks leven van een persoon. Deze ‘set’ van bronnen en disposities kunnen we gebruiken in allerlei 23
sociale settings. Onze habitus zorgt ervoor dat we kunnen improviseren. Bourdieu vergelijkt het met een tennisser die de impulsieve beslissing maakt om naar het net te rennen. De tennisser denkt niet na over hoe hij de tennisbal moet raken, of over waarom hij überhaupt tennis speelt, hij doet gewoon mee met het spel. Dat is te vergelijken met een mens die zich door de wereld navigeert (Smith 2001: 136). Belangrijk in de theorie van Bourdieu is dat habitus een verband heeft met status en macht. Habitus zorgt ervoor dat systematische ongelijkheid in een samenleving in stand wordt gehouden. Personen die geboren worden in een lagere positie hebben een bijhorende habitus, waardoor ze niet de middelen hebben om hun leven te verbeteren. Zij reproduceren de objectieve structuur waar zij óók het product van zijn. Hun kennis, vaardigheden, motivatie, verlangens en strategieën verankeren hen als het ware in hun lagere positie. Volgens Bourdieu hebben instituties als school en familie een grote rol in deze reproductie van ongelijkheid (Smith 2001: 136-137). De sociale ongelijkheid wordt gedetermineerd door drie verschillende soorten kapitaal; economisch kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal. Economisch kapitaal heeft betrekking op de financiële middelen die iemand tot beschikking heeft. Sociaal kapitaal is het netwerk waar een persoon zich in bevindt. Sociale verbindingen met de juiste mensen kunnen in het voordeel werken van een persoon. Cultureel kapitaal is een concept met verschillende dimensies. Het heeft betrekking op de kennis die iemand heeft van kunst en cultuur. Daarbij is smaak ook een belangrijke factor. Culturele vaardigheden, zoals het bespelen van een instrument, vallen ook onder cultureel kapitaal (Smith 2001: 137). Een persoon met veel cultureel kapitaal heeft de vaardigheid om distinctie toe te passen. Dit houdt in dat diegene weet wat ‘goed’ en ‘slecht’ is. Cultureel kapitaal hangt samen met het concept habitus. Het cultureel kapitaal reflecteert de positie van een persoon in de samenleving. Smaak is dus sociaal bepaald. Verschillende klassen hebben ook verschillende smaak in muziek, kunst en voeding. De elite bepaalt hierbij wat geaccepteerde vormen zijn deze culturele elementen. De hogere klasse beschikt over de kennis en vaardigheden om deze hogere cultuur te waarderen. Hun smaak is verfijnd en intellectueel. Populaire cultuur daarentegen, is onverfijnd en makkelijk te begrijpen. Hierdoor is die cultuur geschikt voor de lagere klasse (Smith 2001: 138). Door te definiëren wat goede en slechte smaak is, behoudt de hogere klasse de waarde van hun eigen kennis en vaardigheden en daardoor wordt hun superieure positie bevestigd. In een samenleving wordt er meer waarde gehecht aan hogere cultuur. De lagere klasse erkent dat de cultuur van de hogere klasse superieur is aan die van hen, en hiermee dragen ze bij aan hun eigen ongelijke positie (Smith 2001: 138). 24
Voeding is iets waarmee de hogere klasse zich kan onderscheiden. In ‘Distinction’ laat Bourdieu zien dat de dominante klasse met veel cultureel kapitaal een voorkeur heeft voor lichte en gezonde voeding. Dit eten is natuurlijk gezoet en heeft weinig calorieën. Fruit, yoghurt, gegrild vlees en vis hoort bijvoorbeeld bij dit dieet. Ook neigt deze groep meer naar exotische voeding, zoals de Italiaanse keuken. De lagere klasse met weinig cultureel kapitaal heeft de voorkeur voor voeding met veel calorieën en veel smaak. Dit eten is voedzaam en goedkoop (Bourdieu 1984: 186). De nadruk ligt bij hen dus op de functie van voeding, het moet hen goed vullen waardoor ze de energie hebben voor een werkdag. Daarbij willen ze ‘waar voor hun geld’. Voor de klasse met status en cultureel kapitaal is dit niet belangrijk. Wanneer de economische beperkingen wegvallen komen hier sociale beperkingen voor in de plaats. Dat betekent dat ze afstand doen van de populaire smaak van zware en vette voeding, en dat ze zich gaan onderscheiden door middel van bescheiden voeding (Bourdieu 1984: 185). Tegenwoordig worden zwaktes zoals overgewicht en rottende tanden nog steeds vaker toegeschreven aan de lagere klasse. Zij consumeren immers te veel voeding met een overvloed aan vet en zoetigheid. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten zien dat er inderdaad een verband is tussen opleiding en overgewicht. Van de groep mensen die een universitaire opleiding gevolgd hebben heeft 35,6% last van overgewicht. Dit is veel minder dan bij de groep die alleen de lagere school gevolgd hebben, van hen heeft 58,2% overgewicht 19 . Over het algemeen geldt dat overgewicht onder mensen met een lagere opleiding meer voorkomt. Bourdieu beweert dat de hogere klasse meer controle heeft over hun eigen lichaam. Zij verzorgen hun lichaam, voeden het op een manier die in lijn is met hun habitus (Bourdieu 1984: 190). Vegetarisme kan dus een vorm van distinctie zijn. Hiermee kan de hogere klasse zich nog verder onderscheiden van de ‘massa’, van de populaire smaak. Ze laten hiermee zien dat ze controle hebben over hun eigen lichaam en dat ze nadenken over waar hun voeding vandaan komt. Met vegetarisme wordt eigenlijk het sein gegeven; ‘ik ben reflexief en ik denk na over de manier waarop ik consumeer.’ Aan de hand van de theorie van Bourdieu verwacht ik dat jonge vegetariërs een hogere opleiding volgen. Het zou ook kunnen dat ze een hogere opleiding volgen dan hun ouders, en dat er dus sprake is van opwaartse mobiliteit. Ik denk ook dat hoogopgeleide ouders de keuze
19
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81177NED&D1=13,25,38-42&D2=0-2,413,34-38&D3=0&D4=l&HD=110905-0955&HDR=G3,G2,T&STB=G1
25
van hun kind om geen vlees meer te eten beter accepteren dan ouders met een lagere opleiding. Daarom luidt mijn volgende deelvraag als volgt: 4) Wat is het verband tussen sociale klasse en de keuze voor vegetarisme? 3.5. Morele Superioriteit Over het algemeen
worden vegetariërs weleens beschuldigd van arrogantie en
neerbuigendheid. In de historische context kwam bijvoorbeeld naar voren dat
men
oorspronkelijk een afkeer had van de levensstijl omdat de eerste groepen vegetariërs van mening waren dat ze tot een ‘voorhoede’ behoorden. Zij vonden zichzelf moreel superieur. Deze houding werd niet geaccepteerd door de rest van de samenleving( De Roo 1992: 45-46). Uit onderzoek blijkt dat dit patroon nog steeds bestaat. In het artikel ‘Holier than me? Threatening Social Comparison in the Moral Domain’ van de professor in Psychologie Benoît Monin wordt de vraag gesteld: hoe reageren we op mensen die zich meer moreel gedragen dan wij? Volgens Monin gaat er een soort bedreiging uit van deze mensen die zich moreel superieur gedragen. Dan worden er mechanismen toegepast om dit goede gedrag te trivialiseren. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat omnivoren denken dat ze als moreel inferieur gezien worden door vegetariërs, en dat zij als reactie hierop neerbuigende opmerkingen maken over vegetariërs. Hierdoor wordt de dreiging als het ware onschadelijk gemaakt (Monin 2007: 62). Het zou kunnen dat vegetariërs neerbuigende opmerkingen maken over vleeseters. Zij kunnen een kritische mening hebben over vleeseters die niet reflexief zijn over hun keuzes in eten. Deze onbewuste houding wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door het eten van een Big Mac of het kopen van een ‘kiloknaller’ in de supermarkt. Wat vinden vegetariërs hiervan? Het zou ook kunnen dat vegetariërs helemaal niet negatief spreken over vleeseters, maar dat een dergelijke morele superioriteit wel door anderen wordt verondersteld. Dan zou het mechanisme uit het onderzoek van Monin zich kunnen voordoen, waarbij vleeseters neerbuigende opmerkingen maken over vegetariërs. Mijn volgende deelvraag luidt: 5) Is er sprake van een gevoel van morele superioriteit bij vegetariërs of wordt deze morele superioriteit verondersteld door de omgeving?
26
4.0. Theorieën over vegetarisme bij jongeren 4.1.Inleiding Wat de respondenten in mijn onderzoek gemeen hebben is niet alleen dat ze vrouwelijke vegetariërs zijn, maar ook dat het jongeren zijn. Voor jongeren kan het vegetarisme iets anders beleefd worden dan bij volwassenen. Zij wonen meestal nog bij hun ouders als ze de keuze maken om vegetariër te worden. De keuze beïnvloedt mogelijk ook de relatie van de vegetariër met de rest van het gezin. Bovendien kunnen vegetariërs van deze leeftijd andere redenen hebben om vegetariër te worden. Schuldgevoelens kunnen een drijfveer zijn voor vegetarisch eten . Ook kan het element van experimenteren en het creëren van een identiteit een belangrijke rol spelen bij jongeren. In dit hoofdstuk ga ik kijken naar theorieën die gericht zijn op de keuze voor vegetarisme bij jongeren.
4.2. Schuldgevoel
Een mogelijke verklaring voor vegetarisme bij jonge mensen is het schuldgevoel. De respondenten in het onderzoek van Beardsworth & Keil gaven aan dat wanneer ze op een leeftijd kwamen dat de link tussen het vlees op hun bord en het dier overduidelijk werd, ze een bepaald schuldgevoel kregen over het eten van dit gerecht. Het aannemen van een vegetarische levensstijl gaf hen een bepaalde gemoedsrust om te weten dat ze niet bijdragen aan het leed van dieren (Beardsworth & Keil 230).Vegetarisme was voor hen dus een manier om te gaan met het schuldgevoel en de angstgevoelens wanneer dieren gebruikt worden voor voeding (Beardsworth & Keil 233).Voor een aantal van de respondenten waren het beelden in de media die hen bewust maakten van de praktijken rondom de productie van vlees, bijvoorbeeld over de toevoegingen en de hormonen die gebruikt worden in het proces (Beardsworth & Keil 230). Er is nog geen bewijs op lange termijn dat video’s in de media over het slachten van dieren bijdragen aan de opkomst van het vegetarisme, maar dit is wel een theorie die in meerdere onderzoeken opgeworpen wordt. De ‘slachtvideo’s’ zouden veel indruk maken op de geesten van de nog ontwikkelende jongeren. Daarbij zijn jongeren nieuwsgierig en maken ze veel gebruik van het internet (Stobbe 2009). Ook is het voor jonge mensen waarschijnlijk de eerste keer dat ze zien hoe het er achter de schermen van een slagerij aan toe gaat. Het lijkt me
27
daarom interessant om te zien of de jongeren in mijn onderzoek beïnvloed zijn door deze beelden. 4.3. De dierlijke afkomst van vlees
In het theorie hoofdstuk van deze scriptie ben ik uitgebreid ingegaan op de civilisatietheorie van Norbert Elias. Aan de hand van die theorie heb ik geconcludeerd dat in onze samenleving de dierlijke afkomst van het vlees wordt afgeschermd. We vinden het aanzicht van een dood dier op tafel onappetijtelijk omdat het ons onbewust herinnert aan het geweld jegens mensen. Deze neiging om het aanzicht van vlees onsmakelijk te vinden is dus onderdeel van een groot sociaal proces. De bevindingen van Kubberod et al. laten zien dat deze neiging terug te zien is in de smaak van tieners. Zij hebben onderzoek gedaan naar de culturele associaties rondom vlees bij jonge scholieren, in de leeftijd van 16 en 17 jaar. De jongeren vonden bepaalde elementen van het vlees eten walgelijk. Dit was voornamelijk bij het rood vlees, omdat ze het aanzicht van bloed onaangenaam vonden. Het rode van het vlees maakt de associatie tussen het dier en het vleesgerecht zichtbaar. Kip is een voorbeeld van vlees waar niet van gewalgd wordt, omdat het wit is en omdat er getwijfeld wordt aan het bewustzijn van het wezen. Het dier is niet verpersoonlijkt waardoor het makkelijker te eten is (Kubberod et al 2002:59). Het is bij de jongeren van belang dat de dierlijke natuur van het eten afgeschermd wordt, door het verwijderen van huid en botten. Het vlees moet in een niet herkenbare vorm op hun bord terecht komen om de factor van walging weg te nemen. Daarom zijn gerechten waarbij bepaalde organen gebruikt worden, zoals de tong en de lever, niet populair bij de jongeren omdat het hen doet denken aan het dier dat een bestaan leidt op de boerderij. Uit het onderzoek kwam dat het verwerken en het voorbereiden van het vlees voor consumptie het mogelijk maakt om het vlees te scheiden van zijn afkomst. Dit wordt ook wel ‘deanimalisation’ genoemd. Wanneer het dier gereduceerd wordt tot een object, wordt het acceptabel om het dier te eten (Kubberod et al 2002: 60). 4.4. Identiteit Volgens Worsley & Skrzypiec leven vegetariërs en vleeseters in een ‘andere wereld’. Ze hebben andere meningen over sociale ideologieën als milieu, feminisme, dierenrechten en vegetarisme. De gemeenschapswaarden als universalisme en harmonie zijn kenmerkend voor deze ideologieën. Dit zijn meningen die afwijken van de mainstream, en kunnen zelfs antipatriarchaal genoemd worden. Het eten van rood vlees kan geassocieerd worden met 28
waarden van traditie en macht, beide waarden die geassocieerd worden met patriarchale Westerse samenlevingen.Vegetarisme kan een aantrekkelijke keuze zijn voor de (vrouwelijke) tieners omdat ze hun ideologieën, die ‘anti-establishment’ zijn, kunnen gebruiken om hun radicale gemeenschapswaarden te uiten en daarmee hun identiteit te creëren. Dit is met name aantrekkelijk in hun tienerjaren, in een tijd waarin hun levenskeuzes beperkt worden door hun familie en de samenleving (Worsley & Skrzypiec 1998: 168). 4.5. De rol van gender Het onderzoek van Kubberod et al. laten zien dat vrouwelijke tieners minder tevreden waren over hun vleesconsumptie dan mannelijke tieners. Ze vonden vaak dat ze teveel vlees aten en ze waren van mening dat hun consumptie van vlees verlaagd kon worden en hun consumptie van groenten verhoogd. De vrouwen merkten in grote mate op dat ze weinig invloed hadden op hun eetgedrag omdat ze nog thuis woonden en het gevoel hadden dat ze moesten eten wat er op tafel gezet wordt. Enkele meisjes gaven aan dat ze hun vleesconsumptie zouden reduceren wanneer het zou mogen, en dat hun vleesconsumptie waarschijnlijk zal verlagen wanneer ze op zichzelf wonen. De redenen hiervoor hadden voornamelijk te maken met hun gezondheid, maar ook met de manier waarop vlees geproduceerd wordt en het medelijden voor de dieren (Kubberod et al 2002: 57). Het onderzoek ‘Teenage Vegetarianism: Prevalence, Social and Cognitive Contexts’ van Anthony Worsley en Grace Skrzypiec bevestigt dat vegetarisme onder tieners duidelijk een vrouwelijk fenomeen is. De helft van de meisjes heeft er weleens over nagedacht om vegetariër te worden. 32 tot en met 37 % van hen identificeerde zichzelf als (semi)vegetariër, dit aantal is bij de jongens maar 11 tot 12% (Worsley & Skrzypiec 1998: 156). Vrouwelijke vegetariërs krijgen veel steun van hun omgeving. Ze hebben vaak moeders of zussen die ook vegetariër zijn. De steun van hun vrouwelijke familieleden en vrienden is wel groter dan van mannelijke familieleden en vrienden. Opvallend was dat deze steun nog groter was bij de werkende klasse dan bij hogere klassen. De vrouwelijke vegetariërs gaven tevens aan dat ze veel vegetariërs kenden. Hoewel hun keuzes door hun omgeving gewaardeerd werden voelden ze toch weleens de druk om vlees te eten. Een derde van de vegetariërs vond het moeilijk om vlees te ontwijken thuis aan de eettafel. De vrouwelijke tieners voelen een bepaalde druk om vlees te eten wanneer hun ouders het op tafel zetten (Worsley & Skrzypiec 1998 : 167).
29
Het onderzoek van Ben Merriman gaat over de reacties van de omgeving wanneer een jongere besluit om vegetariër te worden. Ook in dit onderzoek kregen vrouwen veel steun van hun vrouwelijke familieleden, en werden door hen geholpen om speciale voeding te kopen en te bereiden. De moeders zagen het dieet als gezond en steunden hun dochters in hun keuze. De bevindingen in dit onderzoek over de steun van de mannelijke omgeving waren iets negatiever dan in het onderzoek van Worsley en Skrzypiec. De mannelijke familieleden maakten vaak negatieve opmerkingen over het nieuwe dieet. Dit werd gedaan op een verbale manier, door middel van het starten van een discussie, of door spot en veroordeling. Soms werd dit ook op een niet-verbale manier gedaan, door bijvoorbeeld weigering van het kopen van bepaalde speciale voeding of door vlees op te scheppen op het bord van de vegetariër (Merriman 2010: 422-423). Het boek ‘The Sexual Politics of Meat: a Feminist Vegetarian Critical Theory’ van C.J. Adams ondersteund de bevindingen van Ben Merriman. Dit boek gaat over het feministische aspect van vegetarisme. Een conclusie van het boek is dat het afwijzen van de patriarchale samenleving een belangrijke onbewuste reden voor vrouwen is om geen vlees te eten. Het zou een manier zijn om de mannelijke dominantie in het traditionele gezin te doorbreken. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor waarom de vaders in Merriman’s onderzoek zo negatief reageren op het eetpatroon van hun dochters. De perceptie bestaat dat vlees ‘vrouwelijk’ zou zijn. Dit argument wordt verklaard in het boek ‘Distinction’ van Pierre Bourdieu, waarin beargumenteerd wordt dat het consumeren van vis gezien wordt als vrouwelijk. Dat is niet alleen omdat het licht en gezond is, maar omdat het voorbereiden van dit soort voeding een nauwkeurig werkje is, waarvoor de handen van de man ongeschikt zouden zijn. Om zich aan dit soort werk te wagen zou kinderlijk zijn, omdat het past bij de moederlijke rol van de vrouw. Het heeft ook te maken met de manier waarop vis geconsumeerd wordt: met beperking, kleine hapjes, langzaam gekauwd en met de voorkant van de mond. De mannelijke identiteit wordt gereflecteerd in de manier van eten. Knabbelen is passen bij de vrouw, terwijl eten met de mond vol en schrokken meer passend is bij de mannelijke identiteit (Bourdieu 1984:190-191). Aan de hand van bovenstaande theorieën verwacht ik dat gender een rol speelt in de keuze voor vegetarisme. Mijn hypothese is dat de vegetariër minder steun krijgt van haar mannelijke omgeving dan van haar vrouwelijke omgeving. De theorie van Merriman (2010) suggereert dat mannen heel negatief kunnen zijn over de keuze voor vegetarisme, en dat zij dit zowel op 30
een verbale als een niet-verbale manier laten zien. Ik verwacht dat het meer de moeders zijn die de dochters helpen bij het kopen en bereiden van speciale voeding. Mijn laatste deelvraag luidt daarom als volgt: 6) Worden de reacties op de keuze voor vegetarisme bepaald door gender? 4.6. Samenvatting: De onderzoeksvragen Ik ben in mijn onderzoek van de volgende hoofdvraagstelling uitgegaan: Welke sociale processen spelen een rol bij de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving? In de voorgaande theoretische hoofdstukken zijn er diverse theorieën aan bod gekomen. In mijn scriptie wil ik de volgende onderzoeksvragen beantwoorden: 1)Hangt de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving samen met het civilisatieproces? Mijn hypothese is dat de associatie tussen een vleesgerecht en de dierlijke afkomst hiervan in een hoogmoderne samenleving minder duidelijk is dan vroeger. Ik denk dat als de associatie weer zichtbaar wordt gemaakt, door beelden in de media of persoonlijke ervaringen, een mens kan besluiten om vegetariër te worden. Als resultaat van het civilisatieproces zijn we veel gevoeliger geworden voor geweld, dus ook voor het geweld jegens dieren. De ‘slachtvideo’s’ kunnen dus een grote rol spelen bij de keuze om vegetariër te worden. Ik verwacht ook dat vegetariërs het aanzicht van vlees niet plezierig vinden, en het zou zelfs walging bij hen kunnen oproepen. 2) Gaat het mechanisme van identificatie over soortgrenzen heen, en speelt dit een rol in de keuze voor vegetarisme? Mijn hypothese is dat mensen in een hoogmoderne samenleving zich niet alleen meer gaan identificeren met andere mensen, maar dat ze zich ook gaan identificeren met dieren. Mensen hebben in een hoogmoderne samenleving direct contact met dieren maar via de media ook steeds meer indirect contact met dieren. Het mechanisme van identificatie kan leiden tot het besluit om vegetariër te worden. 3) Wat voor relatie hebben vegetariërs met de natuur? Hebben zij een afkeer voor het industriële proces rondom voeding? 31
Mijn hypothese is dat vegetariërs een voorliefde hebben voor de natuur. Het is van oudsher gepropageerd als een natuurlijke levensstijl, en dit kan aantrekkelijk zijn voor mensen in een Westerse hoogmoderne samenleving. Met vegetarische voeding kunnen zij de banden met de beschaving losmaken, en afstand doen van het proces van industrialisering. 4) Wat is het verband tussen sociale klasse en de keuze voor vegetarisme? Ik verwacht dat de keuze voor vegetarisme in een hogere sociale klasse beter geaccepteerd wordt. In de theorie van Bourdieu kan vegetarisme uitgelegd worden als een vorm van distinctie. Het ontzeggen van een voedzaam product als vlees is een soort luxe. De hogere klasse wil zich onderscheiden van de massa en de populaire smaak, en door middel van voeding kunnen zij hun positie bevestigen. 5) Is er sprake van een gevoel van morele superioriteit bij vegetariërs of wordt deze morele superioriteit verondersteld door de omgeving? Het kan zijn dat vegetariërs zichzelf moreel superieur vinden, en dat zij negatieve opmerkingen maken over omnivoren die niet op een diervriendelijke manier consumeren. Het kan ook zijn dat deze morele superioriteit alleen verondersteld wordt door de omgeving, en dat hier in werkelijkheid geen sprake van is. Ik verwacht dat omnivoren denken dat ze als inferieur worden gezien door vegetariërs, en dat zij als reactie hierop neerbuigende opmerkingen gaan maken. 6) Worden de reacties op de keuze voor vegetarisme bepaald door gender? Ik verwacht dat vegetariërs bij hun beslissing om vegetarisch te eten meer steun krijgen van hun vrouwelijke familieleden. Ik verwacht dat moeders de keuze van hun dochter steunen en dat ze hen helpen bij het kopen en bereiden van speciale voeding. Ik verwacht dat de steun van de mannelijke familieleden en vrienden minder groot is, en dat zij zelfs negatief kunnen zijn over de beslissing van de vegetariër. Ik hoop antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvragen door de voorgaande theorieën en concepten te combineren met de uitspraken van de geïnterviewde vegetariërs.
32
5.0.Methodologie 5.1. Inleiding De methode die ik heb gebruikt voor mijn onderzoek is kwalitatief interviewen. Kenmerkend voor deze methode is dat je als interviewer door de ogen van de mensen kijkt die geïnterviewd worden. De sociale wereld wordt bekeken vanuit het perspectief van de geïnterviewden (Bryman 2004: 279). Kwalitatief onderzoek bestaat uit de volgende stappen: het formuleren van een onderzoeksvraag, selectie van relevante plaatsen en onderwerpen, verzameling van relevante data, interpretatie van data, conceptueel en theoretisch werk, verzameling van aanvullende data en het opschrijven van bevindingen en conclusies (Bryman 2004: 268-270). 5.2.Methode van dataverzameling De keuze voor vegetarisme begint bij veel vegetariërs in hun jonge jaren, met name op de leeftijd tussen 14 en 21 jaar. Ook bij mezelf was dit het geval. Ik was 17 jaar oud toen ik vegetariër werd. Een mogelijke reden dat vegetarisme meestal op jonge leeftijd opkomt is het element van experimenteren. Mensen van deze leeftijd experimenteren met seksualiteit, uiterlijk, roken en drinken, dus waarom niet met voedsel? Ik wil daarom mijn onderzoek richten op vegetariërs in deze leeftijdsgroep. De keuze is vaak nog recent en ze wonen met deze leeftijd meestal nog thuis. Dat is interessant voor mijn onderzoek, want dan heeft hun keuze vaak nog invloed op de familie waar ze bij wonen. Ik heb me in dit onderzoek enkel gericht op vrouwelijke vegetariërs. Ik denk dat mannelijke vegetariërs een andere beleving hebben van hun levensstijl omdat ze van een andere sekse zijn. Ik wilde het aspect van sekse buiten het onderzoek laten, omdat de keuze voor vegetarisme centraal staat. Om in contact te komen met vrouwelijke vegetariërs van deze leeftijd heb ik met name het internet gebruikt. Er zijn een aantal internetforums die specifiek gericht zijn op vegetariërs. Ik heb op de volgende internetforums een oproep geplaatst: http://www.vegatopia.com/smf/ Vegatopia is een website die is opgericht in 1995 door Jan Lieftink. Op deze Nederlandse website staan recensies over vegetarische producten en restaurants, evenals vegetarische recepten. Het webforum wordt dagelijks bezocht door gemiddeld 726 leden. http://forum.vegetariers.nl/ 33
Dit forum is in 2000 opgericht door de Nederlandse Vegetariërs Bond en heeft op dit moment 1106 leden. Ik heb mijn oproep niet alleen geplaatst op het forum van de NVB maar ook op de Facebook pagina. http://www.veganisme.org/forum/ Dit forum is opgericht door de Nederlandse Vereniging voor Veganisme. Veganisten gebruiken geen dierlijke producten. Zij eten dus ook geen voeding waar dierlijke producten in verwerkt zitten en ze gebruiken geen verzorgingsproducten, kleding en materialen waar dierlijke producten in zijn verwerkt of die op dieren zijn getest 20. Ik ben niet speciaal op zoek naar veganisten, maar ik vermoed dat het forum ook bezocht wordt door vegetariërs. Het forum telt 992 leden. http://www.veggiechallenge.nl/ De Veggie Challenge is een initiatief van Viva Las Vega’s. Dat is de naam van een organisatie opgericht in 2011, opgericht en gerund door jongeren die de consumptie van plantaardige voeding op een creatieve manier promoten
21
. De Veggie Challenge is een
initiatief van deze organisatie. Hierbij worden mensen uitgedaagd om minder dierlijke producten te eten dan ze normaal gewend zijn. Dit houdt voor vleeseters in dat ze een dag in de week vegetarisch eten en voor vegetariërs dat ze een dag in de week helemaal geen dierlijke producten meer eten 22. Het uitgangspunt van deze uitdaging is dat het minderen van het verbruik van dierlijke producten leidt tot een beter milieu en tot een betere gezondheid
23
.
Op dit moment telt de Veggie Challenge 2037 leden. Ik heb mijn oproep geplaatst op het forum van deze website. Ik wilde niet alleen contact zoeken op forums die speciaal op vegetariërs zijn gericht. Ik denk dat de mensen die deze forums bezoeken mogelijk wat fanatieker zijn dan andere vegetariërs. Op deze forums wordt namelijk gediscussieerd over onderwerpen die met vegetarisme te maken hebben. Er zijn ook vegetariërs die hier wat minder actief mee bezig zijn in hun dagelijks leven. Ik wilde ook in contact komen met deze vegetariërs. Om deze vegetariërs te vinden ben ik gaan zoeken op grote internetforums die bezocht worden door jonge mensen, en die niet speciaal aan vegetarisme gewijd zijn: 20
http://www.veganisme.org/veganisme/wat-is-veganisme/ http://www.viva-las-vegas.nl/over-ons/ 22 http://www.veggiechallenge.nl/wat-is-de-veggiechallenge/ 23 http://www.veggiechallenge.nl/register/ 21
34
http://forum.fok.nl/
De website FOK! bestaat al sinds 1999 en is begonnen als een jongerensite. Het is opgericht door Danny Roodbol. Het forum is de grootste online gemeenschap van Nederland en telt op dit moment meer dan 320.000 leden 24. -http://www.scholieren.com
Scholieren is van de grootste websites onder jongeren vanaf 13 jaar en staat bekend om de grote database van boekverslagen, uitreksels en werkstukken. Het is dus bijna exclusief bedoeld voor jongeren die naar de middelbare school gaan. De website telt iedere maand 2.500.000 bezoekers. De gemiddelde leeftijd van de bezoekers is 15 jaar 25. Ik heb naast de internetforums ook oproepen geplaatst op verschillende middelbare scholen in Amsterdam. Daarnaast heb ik in een aantal vestigingen van de Albert Heijn de oproep opgehangen. Ik heb bij de werving van mensen voor mijn onderzoek gebruik gemaakt van de Convenience Sample en de Snowball Sample strategie (Bryman 2004: 100-102). Alleen de mensen die de forums, Albert Heijn vestigingen en de scholen bezoeken kunnen in aanraking komen met mijn onderzoek. Dit wordt door Bryman gekenmerkt als een Convenience Sample. Ik heb ook gebruik gemaakt van de Snowball Sample strategie. Ik heb aan alle geïnterviewden gevraagd of zij misschien kennissen of vrienden hadden die mee kunnen doen aan het onderzoek. Op deze manier heb ik vier mensen gevonden. Een van de vegetariërs heeft voor mij een oproep gehangen op het prikbord van haar middelbare school, wat resulteerde in drie extra interviews.
Voor de interviews heb ik een semigestructureerde vragenlijst samengesteld. Voor deze vragenlijst verwijs ik naar de bijlage. Bij dit type vragenlijst worden de vragen van tevoren geformuleerd in een schema, maar de interviewer is vrij om de volgorde van de vragen te veranderen. Ik heb de vragen aan de hand van mijn deelvragen opgesteld. De vragenlijst dient eigenlijk als een topiclijst. Tijdens het interview kon ik zien welke onderwerpen ter sprake moesten komen, maar ik heb soms een zijweg genomen van de vragen wanneer dit pastte bij het interview.
24 25
http://frontpage.fok.nl/faq/geschiedenis/all http://www.scholieren.com/adverteren/
35
Het interview begint met een aantal personalia: leeftijd, woonplaats en opleidingsniveau. Daarnaast heb ik gevraagd naar de samenstelling van het gezin en het opleidingsniveau van de ouders.Ik vraag ook naar de voorkeur voor een politieke partij. De begrippen die ik in mijn theorie gebruikt heb komen terug in mijn vragen. Eén van de belangrijkste concepten in mijn onderzoek is identificatie. Volgens de Swaan is er sprake van identificatie wanneer een persoon zich in een ander kan herkennen en emotioneel betrokken raakt bij de ander. Volgens mijn theorie kunnen mensen zich ook identificeren met dieren. Ik wil erachter komen of de mensen in mijn onderzoek zich identificeren met dieren. Dit proces van identificatie kan ontstaan bij het zien van beelden in de media of door de nabijheid van dieren. Kijken de vegetariërs media gerelateerd aan dieren, en zijn ze opgegroeid met huisdieren? Wat voor rol spelen dieren in het leven van de vegetariërs, en kan dit hebben bijgedragen aan de keuze voor vegetarisme? Het werk van Norbert Elias speelt een centrale rol in mijn onderzoek. Het begrip geweld speelt hierbij een belangrijke rol. Aan de hand van de civilisatietheorie heb ik geconcludeerd dat het eten van vlees in een hoogmoderne samenleving alleen mogelijk is omdat de associatie tussen het vlees en de dood van het dier onzichtbaar is gemaakt. Wanneer deze associatie zichtbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld door beelden in de media of persoonlijke ervaringen, kan een persoon besluiten om vegetariër te worden. Om erachter te komen of deze aanname inderdaad van toepassing is, vraag ik de vegetariërs naar het moment waarop ze de keuze hebben gemaakt om vegetariër te worden. Ik vraag aan hen of ze bepaalde persoonlijke ervaringen hebben gehad die hebben bijgedragen aan hun keuze. Ook vraag ik of ze voor hun besluit iets in de media hebben gezien over de verwerking van vlees. Ik let bij de antwoorden op het begrip ‘geweld’. Wat voor rol speelt het gewelddadige aspect van vlees in de keuze voor vegetarisme? Zijn zij aan dit gewelddadige aspect blootgesteld, en wat voor reactie hadden ze hierop? Naar hun relatie met de natuur heb ik gevraagd omdat ik benieuwd ben of vegetarisme samengaat met een voorliefde voor de natuur. Ik vraag niet alleen naar hun relatie met de natuur, maar ook of ze biologisch eten en of ze bijvoorbeeld ook letten op E-nummers bij het kopen van een product. Ik wil er op deze manier achter komen of de vegetariërs bezwaar hebben op het industriële proces rondom voeding. Ten slotte vraag ik de vegetariërs ook naar de sociale interacties in hun leven. Hoe is het om als vegetariër op te groeien in een gezin met louter vleeseters? Ik vraag naar de reactie van de 36
ouders nadat ze zeiden dat ze vegetarisch wilden eten. Wordt de vegetarische levensstijl beter geaccepteerd bij hoogopgeleide ouders? Ik wil ook letten op het verschil tussen de reacties van de vaders en de moeders, en wat voor rol zij spelen in het eetpatroon van hun dochter. Daarom vraag ik aan de vegetariërs of ze van één van de ouders meer steun krijgen dan van de ander. Er zijn twee vegetariërs in mijn onderzoek die een vegetarische opvoeding hebben gehad. Hun ouders zijn het dus vanzelfsprekend eens met eetpatroon van hun dochter. De dochters zijn op een leeftijd waarop ze er ook voor kunnen kiezen om wel vlees te eten. Wanneer kozen zij bewust voor een vegetarische levensstijl, en wat voor rol speelden hun ouders bij de keuze? Ik vraag naar hun mening over het gedrag van vleeseters. Als voorbeelden noem ik het halen van een Big Mac bij de McDonalds, of het kopen van een kiloknaller van een supermarkt. Ik ontlok op deze manier hun mening over mensen die niet op een diervriendelijke manier consumeren. Vervolgens vraag ik naar de negatieve reacties zij krijgen op hun eetpatroon, en of de morele superioriteit wel of niet wordt verondersteld door anderen.
5.3. Respondenten Ik heb zeven respondenten gevonden via een forum dat gerelateerd is aan vegetarisme. Met vier mensen ben ik in contact gekomen via een forum dat niet gerelateerd is aan vegetarisme. Eén vegetariër heeft gereageerd op mijn oproep in de Albert Heijn. De overige vier vegetariërs vond ik door middel van de Snowball Sample strategie (Bryman 2004: 100). Ik heb twee mensen geïnterviewd waarvan tijdens het interview bleek dat ze ook vis aten. Eén van hen deed dit alleen sporadisch, op momenten dat er geen vegetarische alternatieven beschikbaar waren voor haar. De andere persoon at wel regelmatig vis. De Nederlandse Vegetariërs Bond erkent het eten van vis niet als vegetarisch. Vegetarisch eten houdt in dat je niets eet van het dode dier
26
. Ik beschouw deze twee respondenten als pescotariërs, maar ik
heb ze toch opgenomen in mijn onderzoek omdat ik hun uitspraken waardevol vond. Ik heb twee vrouwen geïnterviewd die veganistisch eten. Zij eten dus niets waar dierlijke producten in zitten. Zij gebruiken ook geen materialen, verzorgingsproducten en kleding waar
26
http://www.vegetariers.nl/waarom-vegetarisch
37
dierlijke producten inzitten of die op dieren zijn getest
27
. De overige twaalf geïnterviewden
eten vegetarisch. De leeftijd van de respondenten lag tussen de 15 en 21 jaar. Omdat ik de meeste vegetariërs op het internet heb gevonden liggen de woonplaatsen ver uiteen. Ik heb mensen geïnterviewd die in Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord Brabant, Groningen, Drenthe en Utrecht wonen. De meeste van hen wonen in een grote of middelgrote stad zoals Leiden, Emmen of Amsterdam. Vier van hen wonen in een klein dorp. De dorpen die ik in mijn onderzoek ben tegengekomen zijn Gemert, Engelbert, Zwijndrecht en Loosdrecht. Het opleidingsniveau van de vegetariërs was wisselend en de meeste vegetariërs waren nog bezig met een opleiding op het moment dat het interview werd gehouden. Zeven respondenten zaten op het moment van het interview nog op de middelbare school. Vijf van hen volgen het havo of het vwo en twee van hen zitten op het vmbo. Acht van de respondenten doet een vervolgopleiding. Hiervan volgen drie respondenten een studie op de universiteit. Drie geïnterviewden doen een studie op het HBO. Twee vegetariërs zitten op het MBO. Een van de vegetariërs was al klaar met studeren, zij had een MBO opleiding gevolgd. Het opleidingsniveau van de ouders lag aan de hoge kant. Van vier vegetariërs kan met recht gezegd worden dat ze uit de lagere klasse komen. De namen van de respondenten zijn niet gefingeerd. De geïnterviewden hebben zelf niet gevraagd om absolute anonimiteit en gezien de aard van het materiaal vond ik het ook niet nodig om deze te waarborgen. 5.4. Verloop van onderzoek Ik heb de interviews gehouden in de periode Mei 2012 tot en met Juli 2012. Ik vond het soms lastig om respondenten te vinden. Ik denk dat onder andere komt omdat ik alleen persoonlijke interviews wilde afnemen. Sommige mensen waren niet bereid om face to face een interview te geven maar wilden wel via de mail of telefoon een interview geven. Ik merkte toch dat de drempel vrij hoog ligt voor iemand om een afspraak te maken voor een langdurig interview met een onbekende. Ik denk ook dat de specifieke eigenschappen waaraan de respondenten moesten voldoen een belemmering waren. Ik kreeg vaak reacties van vegetariërs die al veel ouder waren dan 21 jaar maar die toch graag wilden meedoen. Ook ontving ik mails van mensen die zichzelf vegetariër noemden maar die niet voldeden aan mijn 27
http://www.veganisme.org/veganisme/wat-is-veganisme/
38
definitie van een vegetariër. Zo kreeg ik reacties van mensen die wel biologisch vlees of kip aten. Deze mails heb ik beleefd afgewezen. Aanvankelijk wilde ik alleen vegetariërs interviewen die te definiëren waren als tiener (< 20 jaar) en tevens nog thuis woonden bij hun ouders. Omdat ik het merkte dat het werven van respondenten tegenviel heb ik uitzonderingen gemaakt en heb ik een aantal 20- en 21-jarigen opgenomen in mijn onderzoek. Een aantal van de respondenten woont niet meer bij hun ouders. Ik vond deze verandering niet problematisch, omdat ze pas recentelijk buitenshuis wonen. Ik heb aan hen gevraagd of ze terug konden denken aan de tijd dat ze nog thuis woonden. De interviews waren persoonlijk. Voor alle interviews heb ik van tevoren een afspraak gemaakt. Daardoor hadden de respondenten genoeg tijd voor het interview. Elk interview duurde gemiddeld 30 tot 45 minuten, in enkele gevallen duurde het interview een uur. De interviews vonden meestal plaats in een rustig café of bibliotheek. In drie gevallen ben ik bij de respondenten thuis geweest. Ik vond dat de kwaliteit van mijn interviews verbeterde naarmate ik meer interviews hield. Na 16 interviews vond ik dat de antwoorden geen nieuwe of verassende inzichten meer opleverden voor mijn onderzoek. Dit punt in de dataverzameling wordt door Bryman aangeduid als theoretische saturatie (Bryman 2004 : 544). 5.5. Reflectie Ik vind dat ik een aantal interessante bevindingen heb behaald met dit onderzoek. Ik kan niet bevestigen dat deze bevindingen representatief zijn voor alle vrouwelijke vegetariërs. De groep van vegetariërs is hiervoor te klein (n=16). Daarnaast was ik vooral afhankelijk van de vegetariërs die op dat moment op een internetforum aan het surfen waren. De meeste respondenten die ik heb geïnterviewd hebben mijn oproep gezien op een internetforum dat gerelateerd is aan vegetarisme. De bevindingen kunnen hierdoor biased (Bryman 2004: 77) zijn. De vegetariërs waar ik mee in aanraking ben gekomen zijn misschien meer fanatiek dan andere vegetariërs. Zij zijn er blijkbaar veel mee bezig in het dagelijks leven en vinden het leuk om over dit onderwerp te praten. Aangezien ze op een internetforum surfen denk ik ook dat de media een grotere rol speelt bij hun eetpatroon. Zij zullen naast het internetforum misschien meer websites bezoeken die te maken hebben met vegetarisme. Dit maakt de antwoorden die betrekking hebben op de media mogelijk eenzijdig. Ik vind het voordeel van de forums dat er weinig barrières zijn. Iedereen met een 39
internetverbinding kan mee discussiëren op de forums. Hierdoor waren de woonplaatsen van de vegetariërs zeer uiteenlopend. Dit voegde een extra dimensie aan mijn onderzoek. Ik kan me namelijk voorstellen dat er voor een vegetariër in een klein dorp minder voorzieningen zijn dan in een grote stad zoals Amsterdam. Deze vegetariër zal zijn eetpatroon anders ervaren dan een stedeling. Een ander voordeel van de forums is dat opleiding ook geen barrière vormt, waardoor ik vegetariërs met verschillende opleidingsniveaus te spreken kreeg. Ik ben zelf ook een vegetariër. Mijn eigen ervaringen als vegetariër en de vragen die dit bij mij opriepen zijn de aanleiding geweest om dit onderwerp te kiezen voor mijn onderzoek. Een punt van kritiek bij kwalitatief onderzoek is de subjectieve aard van dit type onderzoek. Kwalitatief onderzoek begint bij een open verzameling van literatuur, en aan de hand van deze literatuur worden een aantal onderzoeksvragen afgeleid (Bryman 2004 : 284). De reden waarom
ik gekozen heb om sommige onderwerpen meer aandacht te geven en andere
onderwerpen wat minder, kan te maken hebben met mijn eigen ervaringen. Ik heb zelf ook een specifiek moment gehad waarop ik besloot vegetariër te worden en ik vond dit daarom een goed uitgangspunt voor het onderzoek. Dit had dus meer te maken met mijn eigen ervaring dan met de literatuur. Er werd me vaak voor het interview gevraagd of ik ook een vegetariër was, waarop ik antwoordde met ‘ja’. De meeste respondenten wisten dus dat ik begrip had voor hun keuze. Dit kan geholpen hebben bij het interview. Het zou problematisch kunnen zijn als ik een vleeseter was, vooral bij de vragen die gaan over hun oordeel over mensen die niet diervriendelijk consumeren. Een ander voordeel was dat ik hun referenties aan bepaalde vegetarische merken, winkels en producten begreep omdat ik hier als vegetariër ook gebruik van maak. Het bekend maken van mijn identiteit als vegetariër had mogelijk ook kunnen leiden tot sociaal wenselijke antwoorden. Ik heb niet de indruk gekregen dat dit een rol speelde bij mijn interviews. De vegetariërs die ik heb geïnterviewd hebben een duidelijke mening. Uit de interviews blijkt dat ze goed reflecteren op hun eigen eetgedrag, en ik vermoed dat ze zich niet tot een mening laten brengen.
40
6.0.Resultaten 6.1. Inleiding Bijna alle vrouwen die ik heb geïnterviewd konden vertellen over een specifiek moment in hun leven waarop ze de beslissing maakten om vegetariër te worden. De leeftijd waarop de keuze werd gemaakt was vrij laag. Twee vegetariërs in mijn onderzoek zijn al hun hele leven vegetariërs. De helft van de vegetariërs was twaalf jaar of jonger wanneer ze de keuze maakten, en zes vegetariërs waren ouder dan twaalf jaar. Er waren een aantal dingen die ik opmerkelijk vond,
maar waar ik van tevoren geen theorie over had opgezocht of
onderzoeksvragen over had geformuleerd. Zo merkte ik op dat het voor een vegetariër in onze samenleving niet altijd makkelijk is om buiten de deur te eten. Vooral van de respondenten die in dorpen wonen kreeg ik veel te horen dat zij meer komen in Bourgondische restaurants, en deze zijn vaak niet aangepast op vegetariërs. Zij zijn gewend om van tevoren even te bellen naar het restaurant om te controleren of er wel aanbod is aan een vegetarisch gerecht. Wat ik van zowel stedelingen als dorpelingen te horen kreeg, was dat het eten bij anderen thuis weleens kon leiden tot een opgelaten gevoel. Zij hadden dan het idee dat ze tot last waren, vooral als er apart voor hun gekookt moest worden. Wat ik ook veel hoorde was dat het niet altijd makkelijk is om te zien of producten helemaal vegetarisch zijn. In de supermarkt moeten ze vaak naar de ingrediënten op het etiket kijken om te zien of iets vegetarisch is. Vooral bij producten als kaas en snoep vinden vegetariërs het lastig, omdat het een beetje een ‘gedoe’ is om het uit te zoeken. Ook het dragen van leer wordt om deze reden nog weleens door de ogen gezien van de vegetariërs. Het blijkt dus dat de samenleving, hoewel die voor 4,5% bestaat uit vegetariërs, in sommige opzichten nog niet goed is aangepast op vegetariërs. Vlees blijft de norm. Ik merkte ook op dat maar één van de vegetariërs op een rechtse politieke partij stemde. Zij kon geen specifieke partij opnoemen, omdat ze zich er nog niet genoeg in verdiept had. Eén vegetariër wist het niet. Tien vegetariërs gaven de voorkeur voor SP, D’66, Groen Links of PvdA. Vier vegetariërs gaven aan dat ze op de Partij voor de Dieren stemden, omdat zij dierenrechten erg belangrijk vinden. Als zij niet op de Partij voor de Dieren konden stemmen, zouden ze in ieder geval links stemmen. De vegetariërs in het onderzoek zijn dus vrij links georiënteerd. Dat komt overeen met de cijfers over de Nederlandse Vegetariers Bond van Andre de Roo. Politiek gezien waren de NVB leden ook vrij links georiënteerd, met een voorkeur voor klein links. PvdA en D’66 waren iets sterker vertegenwoordigd, terwijl het 41
CDA en de VVD aanzienlijk zwakker vertegenwoordigd waren (De Roo 1992: 60). In dit hoofdstuk ga ik de uitspraken van de vegetariërs analyseren. Ik begin met een analyse van de twee vegetariërs die zijn opgegroeid als vegetariër. Zij zijn in een aantal opzichten verschillend van de andere vegetariërs, en ik vond het belangrijk om deze ervaringen apart te bestuderen. In de analyse heb ik achter de citaten de namen gezet van de vegetariërs, samen met hun leeftijd, woonplaats en opleiding. De woonplaats heb ik erbij gezet omdat het verschil tussen stad en platteland in sommige citaten een rol speelt. Voor meer informatie over de respondenten verwijs ik naar het schema in de bijlage. 6.2. Opgroeien als vegetariër Ik heb twee vegetariërs gesproken die zijn opgegroeid met de vegetarische levensstijl. De moeder en stiefvader van Kamale zijn veganisten. Het is voor Kamale dus heel normaal om vegetarisch en veganistisch te eten. Ze heeft nog nooit vlees gehad en zegt ook geen drang te hebben om vlees te eten. Haar jongere broertje heeft altijd wel graag vlees gegeten, maar kan dit alleen buitenshuis doen omdat de moeder van Kamale geen gerechten met vlees voorbereid. Het eetpatroon van het broertje van Kamale is onderwerp van discussie binnen het gezin: ‘Nu omdat mijn broertje wel gewoon vlees eet, dat vind mijn moeder niet zo leuk. Dus dan laat ze heel veel filmpjes en artikelen lezen over hoe het gebeurd.’ ‘Heeft je moeder die filmpjes ook weleens aan jou laten zien?’ ‘Ja toen heb ik een klein stukje gekeken en ben ik weggelopen.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO)
Toen ik later aan Kamale vroeg of ze weleens discussies hebben aan tafel over dit onderwerp, kwam het gesprek terug op het broertje van Kamale: ‘Waar gaan de discussies aan tafel over?’ ‘Dat hij behoorlijk dom bezig is.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO)
Ik heb na het interview ook even gesproken met de moeder in dit gezin, over hoe zij het ervoer dat haar zoon zich niet had aangepast aan hun vegetarische levensstijl:
42
‘Ik laat de beelden zien. Kijk, dit is wat je eet, als je vlees eet moet je ook weten wat je eet. Hij haalt zijn schouders op. Dat is heel vreemd dus ja daar hebben we het vaak over. We proberen het te begrijpen, heel vervelend. Mij lijkt de keuze heel duidelijk als je kan kiezen voor of tegen dierenleed dan kies je tegen dierenleed. Maar zo zit het niet in elkaar blijkbaar, zelfs in dit gezin waar het goede wordt gedaan.’(Moeder van Kamale) Uit de citaten blijkt dat de moeder heel graag de vegetarische levensstijl wil overbrengen op haar kinderen. Er wordt al op jonge leeftijd informatie gegeven over de manier waarop vlees geproduceerd wordt. De moeder vind het moeilijk om te accepteren dat haar zoon nog steeds vlees eet, ondanks haar pogingen om hem op andere gedachten te brengen. De ouders van de andere vegetariër waren wat milder in de vegetarische opvoeding van hun kinderen. Hoewel ze zelf geen vlees eten hebben ze vroeger wel vlees voor hun kinderen gehaald: ‘Vroeger kocht mijn moeder wel vlees voor ons. Want ze wilde het mij en mijn zus niet opdringen. En op feestjes at ik ook weleens een worstje ofzo. Maar we hadden het niet zo vaak in huis, want we aten het niet zoveel. Maar ook bij anderen, dat at ik gewoon mee met de rest. Maar sowieso was het zo’n gewoonte om maaltijden zonder vlees te eten en op een gegeven moment ben ik er echt achter gaan staan.’(Marit leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Marit is dus voornamelijk opgegroeid met vegetarische maaltijden maar heeft als kind weleens vlees gegeten totdat ze zelf besloot om vegetariër te worden. Ik krijg de indruk dat de beslissing binnen dit gezin aan het kind werd overgelaten. Het eten van vlees werd namelijk wel gepresenteerd als een mogelijke optie. De oudere zus van Marit heeft wel altijd vlees gegeten: ‘Wat vonden ze er van dat je zus nog wel vlees eet?’ ‘Ja ik weet dat ik het niet zo leuk vond, ja mijn ouders die zijn wel positief als we vegetariër zijn, omdat ze er zelf ook achter staan. Je merkt wel dat ze het goed vinden dat je vegetariër bent. Ja maar opzich laten ze haar er wel vrij in. Dat is gewoon vrije keuze binnen ons gezin.’ (Marit, leeftijd 18, Veldhoven, VWO)
Hoewel de ouders er positief over zijn dat Marit vegetariër is, accepteren ze het ook als er vlees wordt gegeten.
43
Een vegetarische opvoeding kan dus op verschillende manier ervaren worden. Het zal per situatie verschillen op welke wijze de ouders de levensstijl willen overbrengen, en hoe er gereageerd wordt wanneer een kind besluit om vlees te gaan eten. 6.3. Hangt de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving samen met het Civilisatieproces?
Acht van de vegetariërs die ik heb geïnterviewd hebben op een jonge leeftijd, onder de twaalf jaar, de keuze gemaakt voor vegetarisme. Bij de jonge vegetariërs had de keuze voor vegetarisme soms ook een cognitief aspect. Eén van de geïnterviewde vrouwen herinnerde zich het moment waarop ze leerde dat paardenrookvlees van paarden afkwam: ‘Ik zat op paardrijden, en toen was er ineens een paard weg. Dat was een soort verzorgpony die ik had. Er was dus een paard weg, en toen vroeg ik ‘waar is die?’. Dus ik ging een beetje rondvragen enzo. En toen was ik 7, en toen kwam ik erachter dat paardenrookvlees ook echt van paarden komt. Toen ben ik gestopt met het eten van paardenvlees.’(Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO)
Voor Esmee was de realisatie dat paardenvlees van het paard afkwam reden om te stoppen met het eten van dit vlees. Twee jaar later op de leeftijd van 9 jaar, leerde ze over de herkomst van alle andere soorten vlees. Het waren haar buren, tevens agrariërs, waarvan ze dit leerde: ‘Ik mocht van de buren altijd de koeien naar het land brengen. Die had heel veel koeien. Dus toen ging ik vragen waar komt de andijvie vandaan, ja van die plant daar. Waar komt mijn glas melk vandaan, nou dat komt van die koe. Aardappelen groeien in de grond. En vlees, waar komt dat dan vandaan, ja ook van de koe. En als kind begreep ik dat niet, ik dacht hoe gaat dat dan. Van een dode koe, dat snapte ik niet.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Het opvallende aan dit citaat is dat het meisje niet begreep hoe vlees van een dier af kan komen. Melk en eieren kunnen van dieren afkomen zonder dat daar een dier voor gedood hoeft te worden, dus waarom zou dat niet gelden voor vlees? Het feit dat vlees van dieren afkomt is dus geen vanzelfsprekende informatie. Deze informatie kreeg Esmee door rond te vragen in haar omgeving, en het antwoord kwam van een specialist. Uit dit citaat blijkt dat het kind vlees at zonder te weten dat het vlees van een dood dier kwam. De manier waarop dieren gehouden en gedood worden is daarvoor dus niet aan het kind uitgelegd. De reden hiervoor kan te maken hebben met het gewelddadige aspect van de 44
slachting. Het is niet gepast om aan jonge kinderen de bloederige details uit te leggen van de manier waarop een dier geslacht wordt. Het kan als wreed gezien worden om hierover te praten. Er waren ook een aantal vegetariërs die zeiden dat ze ergens altijd wel wisten dat vlees van een dier afkwam, maar dat het bewustzijn over de betekenis hiervan pas op latere leeftijd kwam:
‘Ik zat in een restaurant, ik zag toen dingen op het menu als lammetjes en biefstuk, kikkerbilletjes. Toen dacht ik oh nee dit wil ik echt niet. Ik wist ook wel dat het zielig was, dat weet je wel, dat er dieren dood worden gemaakt. Maar toen ik die menu kaart zag klikte het van oh maar het is dus echt zo. Daarvoor wist ik het wel.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO). Desiree was destijds 10 jaar oud. Voor haar was het al evident dat vlees van dieren afkwam, maar ze ging hier pas over nadenken toen ze de gerechten zag staan op een menukaart. Dit impliceert dat de woorden ‘lammetjes’ en ‘kikkerbilletjes’ meer duidelijkheid geven over de herkomst van het vlees dan het aanzicht van het vlees zelf. Sommige vegetariërs werden op een hele directe manier geconfronteerd met het gewelddadige aspect van vlees eten. Voor één van de vegetariërs kwam de omslag toen ze onverwachts een kijkje achter de schermen kreeg bij een boerderij in Australië: ‘Ik kwam daar binnen en die mensen waren niet thuis. Toen zijn we die mensen gaan zoeken en we komen binnen waar ze bezig waren, en ze waren dus bezig met lammetjes castreren. Niet verdoofd, duidelijk. En je zag overal lammetjes, totaal in shock en overal bloed en dat was het moment waarop ik dacht nee dit wil ik niet’. ‘Wat voelde je op dat moment?’ ‘Totale verbijstering van wat gebeurt er, wat doen we eigenlijk. Die mensen zaten helemaal onder het bloed, die honden zaten helemaal onder het bloed, die honden waren het bloed van die lammetjes aan het oplikken. Ik vond het echt heel erg.’(Evi, leeftijd 18, Amsterdam, VMBO) De geïnterviewde kreeg een tafereel te zien wat normaal achter de schermen gebeurt. Alles wat met veehandel te maken heeft is onttrokken aan het oog van de burger, omdat deze zaken te verontrustend zijn. Het was ook verontrustend voor Evi, die hier niet op voorbereid was. Ik merk op dat ze het woord ‘bloed’ meerdere malen opnoemt, wellicht omdat het aanzicht van
45
zoveel bloed haar het meest bijstaat. Voor Evi was het haar emotionele reactie op dit bloederige tafereel wat haar deed besluiten om veganist te worden. Evi was niet de enige geïnterviewde die op een directe manier geconfronteerd werd met de realiteiten van vleesverwerking. Voor Elea kwam de omslag nadat ze als 17-jarige een bijbaantje kreeg bij een slagerij: ‘Ik ging bij een slagerij werken. Om dat te compenseren ben ik gestopt met vlees eten. Ik merkte hoe industrieel de vleesindustrie is, hoeveel er werd weggegooid. Hoe er met dieren werd omgesprongen, dat vond ik echt niet goed. Dat het echt een industrie is, dat dieren niet als dieren behandeld worden. Dat vind ik erg.’(Elea, leeftijd 20, Utrecht, HBO) De uitspraak van Elea dat dieren niet als dieren behandeld worden, wordt bevestigd door Evi, die op haar uitwisseling in Australië zelf heeft gewerkt heeft op een melkboerderij : ‘Ja op zich hebben ze wel ruimte hoor die koeien dat wel. Maar de koe wordt duidelijk als product gezien, als de koe niet meer goed is dan wordt hij geslacht. Dat vond ik ook heftig. Dat het er zo aan toe gaat (Evi, leeftijd 18, Amsterdam, VMBO). Beide vrouwen waren 17 jaar toen ze omslag maakten naar een vegetarische levensstijl. Op deze leeftijd weten de meeste mensen wel dat het slachten van vee niet op een aangename manier gebeurd. Toch blijkt dat de voorstelling van een boerderij vaak wat rooskleuriger is dan wanneer deze van dichtbij wordt meegemaakt.
Voor een aantal vegetariërs in mijn onderzoek lag de oorsprong van hun keuze in dingen die ze in de media hebben gezien. De manieren waarop de media hun keuze beïnvloedde blijkt erg te verschillen. Veel van de vegetariërs die ik heb gesproken werden in hun keuze beïnvloed door media die speciaal gericht is op dit onderwerp. Dan zien ze beelden over hoe er met dieren wordt omgegaan, en vaak zijn dit beelden waarop het lijden van dieren te zien is. Eén van de vegetariërs die daardoor beïnvloed werd was Elea: ‘Ik heb sowieso als kind veel slechte dingen gezien over vlees en visvangst enzo. Ik ben begonnen met geen vis eten en het werd steeds meer. Mijn moeder werkte vroeger bij Greenpeace. Vanuit daar heb ik heel veel informatie gekregen hoe er met dieren wordt omgegaan.’ (Elea, leeftijd 20, Utrecht, HBO)
46
Voor een andere vegetariër was het de organisatie Wakker Dier die een rol speelde in haar eetgedrag: ‘Ik denk niet zozeer aan het begin maar dat stoppen met biologisch vlees dat had daar wel mee te maken. Toen kreeg ik meer mee van Wakker Dier en die organisaties en dan als ik dat had gezien hoe varkens werden opgehokt vond ik het sowieso niet meer fijn om vlees te eten. Ook niet als het biologisch was. Dat werd daar wel een beetje door beïnvloed.’(Michelle, leeftijd 17, Emmen, VWO)
Voor twee vegetariërs waren het tijdschriften voor kinderen die hen informatie gaven over hoe dieren worden gehouden in de vleesindustrie. Voor Kirsten bijvoorbeeld was het ‘Kids for Animals’ wat haar informatie gaf over waar haar vlees vandaan kwam: ‘Ik weet nog wel Kids for Animals, had je zo’n blad dat had je zeg maar en ik ging echt elke week langs de deur voor handtekeningen tegen het een of het ander. Ik was er wel heel erg mee bezig. Dat ik wel wist dat het niet normaal was dat er kipjes in hokjes zaten enzo.’ ‘Dus in dat blad stond dat kippen in hokken werden gehouden?’ ‘Ja legbatterijen en daar kon je handtekeningen voor verzamelen en dat deed ik geregeld.’(Kirsten,leeftijd 21, Delft, MBO) Toen ik aan een andere vegetariër vroeg waar het uit bleek dat zij als kind een dierenliefhebber
was,
werd
ook
het
blad
Kids
for
Animals
aangehaald:
‘Ja Kids for Animals daar lid van zijn. Actief lid. En eigenlijk kreeg je elke keer petities, kon je langs de deuren gaan als kind. Dat deed ik ook altijd. Postzegels konden mensen plakken voor dier dingen, voor een goed doel.’(Anneke, leeftijd 20, Loosdrecht, MBO) Kids for Animals is de jeugdclub van de Dierenbescherming en richt zich op kinderen van vier tot en met twaalf jaar 28. De club richt zich op alles wat met dierenwelzijn te maken heeft. Diervriendelijk eten hoort hier ook bij. Hoewel vegetarisme niet expliciet wordt aangemoedigd geeft de organisatie wel informatie over de misstanden in de bio-industrie29. Dit kan het eetgedrag beïnvloeden van kinderen die al van dieren houden.
28 29
http://www.dierenbescherming.nl/kids-for-animals?gclid=CJPP9bfsyLECFbMJtAodKmgAxQ http://www.kidsforanimals.nl/bestebos/spreekbeurten/download (Zie: Beter Leven Kenmerk)
47
Voor Jade kwam de omslag naar het vegetarisme nadat ze filmpjes bij biologie had gezien waarop te zien was hoe dieren in de bio-industrie leven. Daarvoor at ze alleen maar vis en geen vlees, maar na het zien van de filmpjes besloot ze om helemaal geen dieren meer te eten: ‘En wat zag je op dat filmpje?’ ‘Nou hoe die dieren leefden. Eerst wist ik niet waarom ik vegetariër was, vooral toen ik jong was, toen dacht ik gewoon dat is gewoon niet leuk voor die dieren maar ik wist niet hoe erg het was.’ ‘Zag je hoe ze geslacht werden op dat filmpje?’ ‘Nee hoe ze leefden. In kooien enzo.’(Jade, leeftijd 16, Emmen, HAVO) Het filmpje dat Jade bij biologie had gezien, had niet alleen invloed op het eetgedrag van Jade maar ook op dat van de rest van het gezin. Als ik aan de tweelingzus van Jade vraag waarom ze vegetariër is geworden, krijg ik het volgende antwoord: ‘Jade die had op school met biologie had van die filmpjes gezien, en toen zei mama van nu gaan we vegetariër worden’. (Savannah, leeftijd 16, Emmen, VMBO) Vervolgens heb ik gevraagd wat Jade aan haar vertelde over het filmpje dat ze gezien had bij biologie: ‘ Dat hun lichamen het niet meer aan konden, dat ze te dik werden, dat ze niks meer konden eten dat soort dingen. Dat als ze vervoerd worden dat ze er gewoon ingepropt worden. Dat ze zelfs gebroken en uit de kom, dat ze zo worden vervoerd.’(Savannah, leeftijd 16, Emmen, VMBO) Het filmpje dat Jade gezien heeft, heeft dus veel indruk gemaakt op Jade. Ze heeft er daarna over verteld tegen haar moeder en Savannah, en dit is de reden waarom het hele gezin besloot om vegetariër te worden. Savannah en Jade waren al eerder bezig met vegetarisme, en aten al minder vlees dan gemiddeld, maar door dit filmpje wilden ze helemaal geen vlees meer eten. Er waren ook een aantal vegetariërs waarbij de keuze voor vegetarisme niet uitgelegd kon worden vanuit de civilisatietheorie. Voor Tessa bijvoorbeeld, lag de aanleiding voor haar vegetarisme niet in het medelijden met dieren, maar in de angst voor dreigende ziektes:
‘Het was in de tijd dat er heel veel mond en klauwzeer was en heel veel epidemieën van dierenziektes. Dus op televisie zag je allemaal beesten die geruimd werden en er gingen toen 48
ook geruchten dat je Creutzfeldt Jacob, die koeienziekte, dat dat ook op mensen kon overslaan. Dat vond ik allemaal heel eng.’ ‘Dat was echt de aanleiding, de ruiming van die dieren?’ ‘Ja ik vond dat heel eng.’ ‘Dat je het zelf kon krijgen?’ ‘Ja niet omdat ik die dieren zielig vond ofzo. Ja ik was natuurlijk heel jong hé. Ik was bang voor mijn gezondheid ofzo.’(Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO) Tessa verwijst hier naar de mond en klauwzeer crisis in 2001. Destijds werden ruim 265 duizend dieren geslacht na een uitbraak van een mond en klauwzeer epidemie. De ruimingen hadden grote gevolgen voor de slachterijen en vleesverwerkende industrie
30
. De
ontwikkelingen rondom de mond en klauwzeer epidemie werden intensief gevolgd door de media. Het blijkt dus dat de beelden van de epidemie indruk kunnen maken op jonge mensen. Esmee heeft een vergelijkbare herinnering aan deze periode: ‘Volgens mij was het mond en klauwzeer gedoe heel erg groot, en dat de dieren allemaal geruimd werden,. Het staat me wel heel erg bij dat van oh zoveel dode dieren. Maar niet echt omdat het vlees was.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Beide vrouwen waren destijds nog maar negen of tien jaar oud. De citaten bevestigen dat beelden grote indruk kunnen maken op jonge kinderen. Voor Tessa waren deze beelden zelfs het moment waarop ze besloot vegetariër te worden. Hoewel deze beelden niet bedoeld waren om mensen bewust te maken over de werkzaamheden in de vleesindustrie, kunnen ze de consumptie van vlees blijkbaar wel nadelig beïnvloeden. Het is ongebruikelijk, maar voor één geïnterviewde was het de strip ‘Jan Jans en de Kinderen’ die haar deed besluiten om vegetariër te worden: ‘Nou dat was dat was wel grappig dat was uit invloed van Jan Jans en de Kinderen. Dat las ik toen heel veel en daarin zat een karakter Karlijn en die was op een gegeven moment ook vegetarisch en toen ging ik daar zelf over nadenken en toen dacht ik hé ik wil zelf ook wel vegetarisch worden. Daar komt het eigenlijk door.’ (Michelle, leeftijd 17, Emmen, VWO) 30
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/3021F605-8C32-459A-AE00-1C3B8B64AD2E/0/index1208.pdf
49
De keuze voor vegetarisme blijkt erg ingewikkeld in elkaar te zitten. Hoewel de meeste vegetariërs wel een specifiek herinneren waarop ze besloten dat ze vegetariër werden, is het soms moeilijk te achterhalen hoe deze keuze tot stand is gekomen. Vaak noemen de geïnterviewden meerdere dingen op die hen beïnvloedt hebben in hun keuze. Soms is het iets willekeurigs, zoals de strip van Jan Jans en de Kinderen. Een vegetariër zei ook dat het ‘erbij horen’ meespeelde in haar beslissing omdat ze een groep vriendinnen had die allemaal vegetarisch aten. Het valt wel op dat de media een grote rol speelt. Het gaat dan niet zozeer om slachtvideo’s, maar wel om beelden waarop het lijden van dieren in de bio-industrie zichtbaar wordt. De praktijken van de bio-industrie maken nog meer indruk wanneer deze van dichtbij meegemaakt worden. Blijkbaar zijn we erg gevoelig voor deze beelden. Het gewelddadige element van de beelden speelt ongetwijfeld een rol. Ik kan concluderen dat aspecten van het civilisatieproces te herkennen zijn in de citaten van de vegetariërs. 6.4. Gaat het mechanisme van identificatie over soortgrenzen heen, en speelt dit een rol in de keuze voor vegetarisme? Er waren maar twee vegetariërs in mijn onderzoek die niet zijn opgegroeid met huisdieren. De meeste vegetariërs zijn opgegroeid met dieren in hun omgeving, en van de meeste kan gezegd worden dat het echte dierenliefhebbers zijn: ‘Ja ik had altijd veel huisdieren. Ik had konijnen een kat, vissen, en de buren hadden een hond
en we gingen heel vaak naar de geitenboerderij in het Amsterdamse Bos. En ik wilde altijd heel graag paardrijden dus ik was altijd wel een dierenfanaat’.
(Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO)
Een ander voorbeeld van een echte dierenliefhebber is Esmee. Zij was eigenlijk de enige in het gezin die zo van dieren hield, en heeft van jongs af aan altijd huisdieren gehad. Zij ziet het verzorgen van dieren als een soort hobby: ‘Heb je vroeger ook altijd huisdieren gehad?’ ‘Drie konijnen, niet tegelijk, wel afwisselend. Ook nog cavia’s, we hebben ratjes gehad, altijd hamsters, vissen, vogeltjes. Noem het maar op. Kikkers. Ik zorgde er altijd zelf voor. Ik vond het gewoon leuk, het was gewoon een hobby voor me. Sommigen houden van shoppen, ik hou ervan om een hok uit te baggeren, of om haar uit te kammen. Of haar te knippen, of om zo’n diertje in bad te doen.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) 50
Wat ik van de vegetariërs veel gehoord heb is dat de omgang met dieren een belangrijke factor heeft gespeeld in de keuze voor een vegetarische levensstijl. De tweeling Jade en Savannah is opgegroeid met een ruim scala aan huisdieren. Zo hadden ze niet alleen honden en katten in huis, maar ook wandelende takken, fretten, slangen, egels, kippen en een varken genaamd Wilbert. Als ik aan Savannah vraag waar ze aan denkt als ze vlees ziet liggen in de supermarkt, krijg ik het volgende antwoord: ‘Dan denk ik gewoon aan Wilbert. Dat is het broertje van Wilbert en die kan met zijn poten gebroken worden geslacht. En gewoon hartstikke benauwd, dat hij bijna al doodging in de vrachtwagen, dat hij zo zijn laatste minuut heeft beleefd. En dan hoef ik het niet meer.’ (Savannah, leeftijd 16, Emmen, VMBO)
Het opvallende hieraan is dat ze de connectie maakt tussen haar huisdier Wilbert en alle andere varkens die geslacht worden en tot product worden verwerkt. Ik zou zeggen dat hier sprake is van identificatie met die varkens. Uit haar woorden spreekt een emotionele geladenheid. Ze stelt zich voor hoe het zou zijn om als varken vervoerd te worden in een benauwde vrachtwagen en om op deze manier de laatste minuut door te brengen. Dit werkt als stimulans voor haar om geen vlees meer te eten. Ik denk dat het opgroeien met een varken in de nabijheid de identificatie met dit dier makkelijker maakt.
Dit geldt ook voor Evi, die na het werken op een zorgboerderij meer moeite had met het eten van dieren: ‘Ik woonde op een boerderij, dat had wel mijn keuze doorgezet dat ik vegetarisch bleef. Want hun opvatting ervan… Naarmate ik dieren ging verzorgen had ik de keuze gemaakt vegetariër te blijven. En nu twee maanden heb ik de keuze gemaakt om veganistisch te blijven.’ ‘Wat was het aan die omgang dat je besloot om vegetarisch te blijven eten? ‘Nou dat je ziet dat ze gelijk staan aan mensen, en niet als dierlijk, zeg maar als eten.’ Evi, leeftijd 18, Amsterdam, VMBO)
Een andere geïnterviewde gaf aan dat de relatie met haar huisdieren meespeelde in haar beslissing om vegetariër te worden; ‘Het is gewoon… als kind als je denkt aan zielige dieren krijg je toch snel een schuldgevoel. Dus ik had ook zo’n schuldgevoel. Kijk je hebt dan huisdieren, je hebt dan een hond. Dan 51
dacht ik toch aan mijn hond die geroosterd zou worden. En dat die dan op m’n bord zou liggen.’ (Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO). Even later in het interview vervolgt Anne met een vergelijking tussen haar hond en een productiedier: ‘Als je dan denkt aan dieren eten, dan denk je wel hoe zou mijn hond, hoe bang zou die zijn voordat die geslacht wordt om opgegeten te worden.’(Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO) Ik merk op dat er wordt aangenomen dat dieren net als mensen een angst voor de dood kunnen ervaren. Ook hier wordt er geïdentificeerd met een productiedier dat geslacht wordt. Bij Anne leidde dit als kind zijnde tot de ontwikkeling van een schuldgevoel. Ook Esmee had aanvankelijk last van een schuldgevoel: ‘Ik vond het zo zielig voor die koeien, ik had daar echt een schuldgevoel over. Zo van dat ik tegen die koe zei ik ga je niet opeten hoor’. (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Het schuldgevoel beperkt zich wel tot een bepaalde leeftijd. Anne en Esmee geven beide aan dat ze dat schuldgevoel nu niet meer ervaren. Wanneer we het hebben over het zielig vinden van dieren en het medelijden met dieren, wordt dit bijna altijd gedaan in de verleden tijd. Als er gesproken wordt over de redenen die ze nu hebben om vegetariër te zijn wordt de term ‘zielig’ niet meer gebruikt. Het heeft naarmate ze ouder worden meer te maken met een moreel standpunt over de behandeling van dieren dan met het zielig vinden van de dieren. ‘Waarom ben je op dit moment een vegetariër?’ ‘Nou vroeger gewoon omdat ik van dieren hield en nu is het ja, ik vind dieren nog steeds heel leuk hoor, maar ik vind het gewoon verkeerd dat mensen beslissingen maken voor andere levende wezens die daar niks aan kunnen doen.’(Tanja,leeftijd
19, Leiden, WO)
Voor een vegetariër die pas op haar negentiende de keuze maakte, was het nooit een kwestie van medelijden: ‘Is medelijden met dieren eigenlijk ooit een factor geweest voor jou?’ ‘Nee totaal niet, ik vind het heel logisch dat we vlees eten als mens zijnde. Ik vind het niet zielig voor zo’n beest dat geslacht wordt.’ (Charley, leeftijd 21, Amsterdam, HBO)
52
Ik heb van veel vegetariërs gehoord dat ze geen onderscheid maken tussen boerderijdieren en huisdieren. Ze vinden koeien, varkens en kippen net zo leuk als honden en katten. Volgens hen lijken deze dieren veel op elkaar: ‘Ik wist nog niet zo heel erg dat varkens zoveel op honden leken. Maar toen ik dat filmpje bij biologie zag, dan zie je die blik in die ogen en dat lijkt echt superveel op die honden. En nu ook met het varken, dat varkentje luistert soms beter dan onze hond.’ (Jade, leeftijd 16, Emmen, HAVO) Ook Kamale wijst op de overeenkomsten tussen huisdieren en productiedieren: Een hond is wel iets meer in huis net als een kat of een konijn of een cavia. Maar in principe het is gewoon een dier. En veel mensen die eten varken en koeien maar dat zijn ook gewoon gezelschapsdieren dus dat verschil maken vind ik gewoon dom. (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO) Kamale woont op het platteland. Dat maakt het makkelijker voor haar om met paarden en koeien in aanraking te komen: ‘Ik was helemaal gek met paarden en wou echt alles ermee doen. Ik weet niet hoe het kan, ik was toen al gek met dieren. Nu ik op het platteland woon heb ik veel meer mogelijkheden. Ik had eerst een verzorgpony maar die is nu verkocht. En daar ging ik altijd heel vaak heen. En als je op het platteland woont, dit is heel dicht bij de stad dit, maar dan heb je daar veel meer mogelijkheden om daar dingen mee te doen. Hier vlakbij is ook een boer en die heeft allemaal koeien. En daar gaan we weleens naartoe.’ ‘Gewoon om naar de koeien te kijken?’ ‘Ja dan fietsten we altijd langs. En dat zijn altijd dezelfde koeien die er staan. Af en toe een paar kalfjes erbij en die blijven daar voor de rest van hun leven.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO) Er was maar één vegetariër die aangaf dat ze eigenlijk nooit direct met dieren in aanraking kwam: ‘Nee ik ben allergisch voor dieren dus ik heb nooit huisdieren gehad ofzo. Dus ja ik vind dieren leuk maar ik heb geen speciale band met dieren ofzo niet dat ik heel veel ooit heel veel dieren gezien of gehad heb of dat ik iets met dieren heb.’(Wiebke, leeftijd 16, Emmen, VWO) Wiebke vormt een uitzondering op de regel, want voor de meeste vegetariërs vormt het direct contact met dieren een belangrijke rol in hun leven. Het heeft het bij een aantal vegetariërs geleid tot de beslissing om vegetarisch te eten. Het valt me op dat vegetariërs zich ook kunnen 53
identificeren met dieren die in onze samenleving als productiedieren worden gezien. Het is cultureel bepaald dat we honden en katten meer waarderen dan bijvoorbeeld koeien en varkens, maar voor vegetariërs lijkt dit minder te gelden. Ik heb ook gelet het indirecte contact dat de vegetariërs hebben met dieren, via televisie en populair wetenschappelijke literatuur. Vijf vegetariërs zeiden dat ze regelmatig keken naar natuurdocumentaires waar dieren in voorkomen. De zenders Animal Planet en National Geographic zijn bijvoorbeeld genoemd, en ook de natuurdocumentaires van David Attenborough. De rest van de vegetariërs noemde dit soort natuurdocumentaires niet op als een van hun favoriete genres. Het zou kunnen dat ze toch onbewust beïnvloed worden door de overvloed aan media gericht op dieren. 6.5. Wat voor relatie hebben vegetariërs met de natuur? Hebben zij een afkeer voor het industriële proces rondom voeding? De vegetariërs die ik heb geïnterviewd kan ik niet consequent identificeren als natuurliefhebbers. Maar vier van de zestien vegetariërs sprak over zichzelf als iemand die zich beter thuis voelt in de natuur dan in de stad. Eén van de vrouwen die zichzelf als een natuurliefhebber identificeert is Marit:
‘Ik ben wel echt een liefhebber van de natuur’ ‘Waarin uit zich dat?’ ‘Nou ik ga weleens wandelen in het bos, of bij de zee, of bij de bergen. Ik hou echt van buiten zijn. Ik vind de stad niet altijd fijn, zo druk, dan vind ik het wel fijn om de natuur op te zoeken af en toe.’ (Marit leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Marit is als vegetariër opgegroeid bij ouders die ook vegetarisch eten. De ouders van Marit zijn volgens haar ook natuurliefhebbers, en als ze op vakantie gaan zoeken ze altijd de natuur op: ‘Kamperen doe ik weleens, met mijn ouders gaan we weleens naar de bergen, wandelvakanties. Mijn ouders zijn echte natuurliefhebbers.’ (Marit leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Een andere vegetariër die meer met de natuur heeft dan met de stad is Elea:
54
‘Mijn vriend woont in het bos. Ik ben daar elke week. Ik ben heel vaak in de natuur en in het bos. Ik vind dat veel fijner dan in de stad. De stad is wel handig maar ik zou graag in een buitenwijk willen wonen.’ (Elea, leeftijd 20, Utrecht, HBO) Veruit de meeste vegetariërs kiezen voor een stedentrip in plaats van een vakantie in de natuur. Wel spreken alle vegetariërs van een waardering voor de natuur. Iedereen gaat weleens wandelen in het bos of in het park. Als ik vraag waarom ze dat doen krijg ik min of meer hetzelfde antwoord: de natuur geeft rust. Concluderend kan gezegd worden dat de vegetariërs zich niet bijzonder veel in de natuur begeven. Toch hebben de vegetariërs een speciale relatie met de natuur. Deze uit zich in de manier waarop ze consumeren. Ik heb van veel vegetariërs gehoord dat ze erg strikt zijn in de manier waarop ze producten uitkiezen in de supermarkt. Ze willen eigenlijk geen bewerkte voeding consumeren. Het valt me op dat ze veel kennis hebben over de manier waarop voeding geproduceerd wordt. Een aantal vegetariërs wijst op het gebruik van antibiotica en groeihormonen in de productie van vlees. Er wordt vaak op een negatieve manier gesproken over E-nummers en andere additieven. Een van de vrouwen die zich wil onthouden van bewerkte voeding is de veganist Kirsten, die volgens eigen zeggen ‘back to basic’ wil gaan als het gaat om voeding: ‘Geen bewerkte producten, geen pakjes, geen Knorr pakjes. Biologische producten, zo dicht mogelijk bij huis. Geen ananassen uit weet ik veel waar, gewoon met seizoen mee-eten ook.’ (Kirsten,leeftijd 21, Delft, MBO)
Het blijkt niet altijd makkelijk te zijn om je te onthouden van bewerkte voeding. Een aantal vegetariërs wijst erop dat alle voeding tegenwoordig onderdeel is van een industrieel proces, en dat het dus niet mogelijk is om alleen maar onbewerkte voeding te eten: ‘Ik had een boekje gekregen van alle bijwerkingen, alle bijwerkingen van aspartaam of MSG, daar ben ik best wel van geschrokken. ‘Wat zit er in uw eten’ heette dat boek. Daar ben ik wel heel bewust van, maar het is soms wel vermoeiend, want het lijkt wel of je niks kan eten. Alles wat je koopt zelf, alles zit in pakjes. Alles is tegenwoordig bewerkt, zelfs vleesvervangers. Maar vlees, ik denk wel dat je er zoveel procent meer kans op darmkanker hebt, en antibiotica, dat je dat zoveel binnenkrijgt, en vetmestproducten, dat kan niet goed zijn.’
(Marit leeftijd 18,
Veldhoven, VWO)
55
Het citaat van Marit waaruit blijkt dat het eten van onbewerkte voeding een lastige opgave is in onze samenleving, wordt bevestigd door Wiebke. Hoewel zij het niet eens is met de manier waarop voeding geproduceerd wordt in onze samenleving, denkt zij niet dat het nut heeft om te letten op alle additieven: ‘Ik denk niet dat er vandaag nog mensen zijn die natuurlijk eten. Gezien alles toch uit pakjes en zakjes en meestal toch uit onnatuurlijke omstandigheden komt. Dus ja ik eet bijna altijd wel fastfood achtige dingen enzo, net zozeer als leeftijdsgenoten.’ (Wiebke, leeftijd 16, Emmen, VWO) De meeste vegetariërs proberen wel op een zo natuurlijke manier te consumeren. Wiebke vormt hierin dus een uitzondering. Sommige vegetariërs spreken van een soort gevoelsmatige afkeer van bewerkte voeding. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Tessa. Zij gaat niet in op de nadelige effecten van het industriële proces rondom voeding, voor bijvoorbeeld het milieu of de gezondheid. Toch zegt ze een soort aversie te hebben voor voeding dat bewerkt is: ‘Sinds ik op mezelf woon heb ik echt een beetje een aversie gekregen tegen de supermarkt ofzo. Omdat daar allemaal van die, omdat er zoveel bewerkt voedsel in de supermarkt ligt. En ik probeer zo min mogelijk bewerkt voedsel te eten. Dus geen kant en klaarmaaltijden, geen sausjes die je aan moet maken, geen noem maar op.’ ‘En waarom wil je geen bewerkt voedsel eten?’ ‘Ja ik voel me er niet goed bij. Maar ik eet het soms wel hoor, toetjes ofzo, tiramisu. Ja ik weet niet ik ben er nu anderhalf jaar dat ik daar echt mee ben gaan minderen, misschien wel langer, twee jaar, en ik voel me daar wel beter bij. Maar het is meer iets gevoelsmatigs.’ (Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO)
Een ander voorbeeld van iemand die uitgaat van haar gevoel als het gaat om consumptie is Anne. Zij voelt zich naar eigen zeggen niet lekker wanneer ze voorverpakte producten eet:
‘Het voelt gewoon niet lekker. Je weet dat het al meerdere dagen oud is. Als ik groente op de markt koop, dan weet ik dat het een of twee dagen geleden uit de grond is gekomen. En als ik in de supermarkt een pak sla koop, dan weet ik dat het er al een week inzit. Dat vind ik een nare gedachte.’ (Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO) Andere vegetariërs gaan nog een stapje verder en vinden het industriële proces rondom voeding ronduit vies. Bij twee vegetariërs was dit het geval. Eén vegetariër noemt de
56
fastfoodketen Mc Donalds als voorbeeld wanneer we het hebben over het industriële proces rondom vleesverwerking: ‘Van die chemicaliën enzo, dat was laatst ook in het nieuws. Bij de McDonalds staat er in die reclames altijd dat ze 100% rundvlees gebruiken en toen moesten ze een claim betalen omdat het niet 100% rundvlees is wat ze gebruiken. En dan kun je ook speculeren wat het dan wel is.’ ‘Het is dus gewoon niet vlees wat je dan eet, het is gewoon vies.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Ook Anneke ziet in fastfood het ultieme voorbeeld van alles wat mis is aan de manier waarop vlees geproduceerd wordt: ‘Ik snap sowieso niet hoe je het weg krijgt, omdat het fastfood is. Ik zou zelf liever een duurder broodje kopen wat iets lekkerder is. Maar ik vind het eigenlijk een beetje vies. Dat vlees wordt in Amerika met ammonium gewassen. Het is allemaal slecht. Ik vind het eigenlijk gewoon een beetje vies ik denk dat het zo het beste te omschrijven is.’
(Anneke, leeftijd 20, Loosdrecht,
MBO)
Anneke en Esmee delen de mening dat het industriële proces rondom voeding ‘vies’ is, en hebben om deze reden een grote afkeer voor fastfood. De afkeer komt vooral voort uit het feit dat er allerlei ingrediënten in het vlees zitten die niet geïdentificeerd kunnen worden. Ook is van sommige toevoegingen in fastfood bekend dat ze een nadelig effect kunnen hebben op de gezondheid. Dit idee werd gepopulariseerd in de documentaire Super Size Me (2004) van Morgan Spurlock, en in het boek Fast Food Nation (2006) van Eric Schlosser. Eén vegetariër noemt het industriële proces van vleesverwerking als haar hoofdreden om vegetariër te zijn: ‘Omdat ik niet weet of er naast antibiotica nog andere dingen worden gevoerd. En omdat ik dat niet in mijn eigen lichaam wil.’ ‘Ja de manier waarop die hele industrie in elkaar zit ik wil daar geen deel van uitmaken dus dan stap ik eruit.’(Charley, leeftijd 21, Amsterdam, HBO) Ik ben bij de interviews maar één persoon tegengekomen die aangaf dat ze helemaal niet let op de afkomst van haar voeding. De andere vijftien vegetariërs geven aan dat ze het niet eens zijn met de manier waarop vlees geproduceerd wordt, en dat ze liever biologisch eten. Twaalf vegetariërs zeiden dat ze het industriële proces rondom voeding afkeuren, en dat ze proberen om zo min mogelijk bewerkte voeding te consumeren. Dit houdt in dat ze letten op E57
nummers en additieven, en dat ze zo dicht mogelijk bij de ‘bron’ willen blijven. Sommigen van hen hadden een moestuintje, en de rest van deze groep gaf aan dat ze graag zelf hun groenten zouden willen verbouwen als hier de mogelijkheid voor zou zijn. Ik merk op dat drie van de vier vegetariërs die niet bezig zijn met de afkomst van hun voeding, wat jonger zijn en nog thuis wonen. Zij zijn 15, 16 en 17 jaar. Wellicht heeft het te maken met het feit dat ze nog niet hun eigen boodschappen doen, en dat ze er daarom nog niet mee bezig zijn. Van twee vegetariërs die thuis wonen heb ik ook gehoord dat ze graag wat meer biologisch zouden eten maar dat ze daar weinig controle over hebben. De ouders maken bij hen de beslissingen over wat er gekocht wordt. Concluderend kan gezegd worden dat hoewel maar vier van geïnterviewden zichzelf omschrijft als een echte natuurliefhebber, de meesten toch een hang hebben naar de natuur. Dit uit zich in de manier waarop ze consumeren. De meeste vegetariërs die ik heb gesproken zijn erg bewust bezig met de afkomst van hun voeding. Uit de citaten blijkt dat ze een afkeer hebben van het industriële aspect dat samengaat met de productie van voeding, en dat zij liever op een meer natuurlijke manier eten. 6.6. Wat is het verband tussen opleiding en de keuze voor vegetarisme? Het opleidingsniveau van de vegetariërs was wisselend. De meeste vegetariërs waren nog bezig met een opleiding op het moment dat het interview werd gehouden. Zeven respondenten zaten op het moment van het interview nog op de middelbare school. Vier van hen zitten op het vwo, één op de havo en twee op het vmbo. Acht van de respondenten doet een vervolgopleiding. Hiervan volgen drie respondenten een studie op de universiteit. Drie geïnterviewden doen een studie op het HBO en twee zitten op het MBO. Maar één van de vegetariërs was klaar met studeren op het moment van het interview, zij had ook een MBO opleiding gevolgd. Het valt me op dat het opleidingsniveau van de ouders tamelijk hoog is. Ik heb vier mensen gesproken waarvan de ouders laagopgeleid zijn. Eén van hen is opgegroeid in een vegetarisch gezin. Bij zeven gezinnen heeft een van de ouders een opleiding aan de universiteit gevolgd. Bij één gezin zijn allebei de ouders vegetariërs, zij hebben allebei aan de universiteit gestudeerd. Van de andere zes gezinnen kan gezegd worden dat de keuze voor vegetarisme goed geaccepteerd wordt. Vier van deze gezinnen zagen het vegetarisme van hun dochter als iets positiefs, en deze ouders waren zelf ook mensen die bewust consumeren. Ook hielden ze deze ouders zelf rekening met het milieu. In de andere twee hoogopgeleide gezinnen was het alleen de vader 58
die kritiek had op de keuze van de dochter. Zij vonden het onpraktisch dat hun kind vegetariër werd, maar ook zij accepteerden de keuze van hun dochter. De grootste weerstand tegen de vegetarische levensstijl van hun dochter kwam uit een laagopgeleid gezin. Esmee is één van geïnterviewden waarbij het kiezen voor een vegetarische levensstijl niet makkelijk verliep. Vooral de vader en het jongere broertje van Esmee zijn het niet eens met haar eetpatroon: ‘Ja mijn broer en mijn vader zeggen altijd van slaat nergens op, je moet gewoon vlees eten! En niet zo aanstellen, het dier voelt er niks van, jij met je gekke beesten altijd.’
(Esmee, leeftijd 21,
Zwijndrecht, HBO)
Esmee vertelt dat ze in de eerste jaren na haar keuze de meeste weerstand kreeg van haar familie. Dit uitte zich in pesterijen aan de eettafel: ‘Dan gingen ze tijdens het eten koeiengeluiden maken, en oh, gekke fase. Ze vonden me maar een apart kind, het was een gekke fase, ik had die wel meer. Mijn moeder dacht dat het zo over zou gaan, het was maar tijdelijk, dus er werd niet echt op gereageerd. Dus ja toen was ik twee jaar vegetariër, en toen had mijn broertje voor de grap mijn vegetarische ham verwisselt met echte ham. Toen ben ik daar zo ziek van geworden. Daar ben ik echt ziek van geworden. Dus toen zei hij ik heb het verwisselt. Dus ze pestten me er echt mee.’ ‘Het voelde echt als pesten voor jou?’ ‘Ja. Ik was ook gek op speklapjes, dat vond ik lekker en als we dat aten dan zeiden ze oh lekker hoe smaakt die bij jou dan? En dan zat ik met zo’n vegetarische burger. En dan zeiden ze oh fijn dat je geen vlees eet, dan hebben we extra rookvlees voor het gezin. Hmm lekker! Weetje wel zo, dan zaten we zo aan tafel en dan probeerden ze me te breken.’(Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO).
Later in het gesprek geeft Esmee nog een voorbeeld van een pesterij van haar vader: ‘Ja gewoon zo’n biefstuk op mijn bureau leggen, dat soort dingen’ (Esmee leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO). Hoewel Esmee zich tegenwoordig niets meer aantrekt van de opmerkingen van haar vader en broer, kon ze er als kind moeilijk mee omgaan: ‘Achteraf kan ik er wel om lachen maar toen kreeg ik daar driftbuien van.’(Esmee,
leeftijd 21,
Zwijndrecht, HBO)
59
Wat me opvalt aan het interview is dat de vader zijn afkeur voor de keuze laat merken door pesterijen. De reden voor zijn afkeur heeft te maken met het feit dat het een aparte keuze is in zijn ogen, het is immers normaal om vlees te eten. Een andere vegetariër die er als kind soms moeite mee had was Tessa. Zij is opgegroeid met een alleenstaande, laagopgeleide moeder. Het was niet haar moeder maar de rest van de familie aan haar moeders kant die op het begin protesteerde tegen haar eetpatroon: ‘Mijn familie nu doen ze dat niet meer, wel toen ik jonger was, de eerste jaren dat ik vegetariër was, ging mijn oma altijd stiekem vlees op mijn bord leggen. Of toch speciaal vlees voor me kopen wat ik dan zogenaamd moest opeten. En zeggen van het is zo ongezond dat je geen vlees eet, en je haar valt uit, en oh je bent altijd ziek en dat komt vast daardoor. En heel mijn familie om mijn moeder heen die deed zo. Ja dat was heel leuk.’(Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO) Even later vervolgt ze door te zeggen dat haar familie geen rekening met haar eetpatroon hield: ‘Dus mijn oma, opa en mijn oom die waren heel erg van zo hoort het en anders kan niet of is raar. En daarbij niet rekening met mij houdend. In de lagere sociale klasse waar ik uitkom zitten mensen ook vaak, in mijn beleving, vast in een voedingspatroon van aardappels vlees groente.’ (Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO) Bij Tessa is sprake van opwaartse mobiliteit. Ze reflecteert op het feit dat ze zelf uit een lagere klasse komt, en zij ziet het als een kenmerk van deze klasse dat ze een traditionele maaltijd met vlees beter waarderen. Bij de situaties van Esmee en Tessa is het duidelijk dat hun keuze gezien wordt als iets aparts. Het wijkt af van de norm en wordt daarom niet goed geaccepteerd. Ik heb bij de interviews met de vegetariërs uit de hogere klasse niet gezien dat de ouders het raar of apart vonden. Wat ook opvalt is dat de kritiek bij deze twee vrouwen op een wat fellere manier wordt gegeven dan wanneer er kritiek wordt gegeven in de hogere klasse. De andere vegetariër die is opgegroeid in de lagere klasse kreeg veel steun van haar moeder, en de moeder is zelf ook vegetariër geworden. Haar vader was het niet eens met de keuze van zijn dochter omdat het ongezond zou zijn. In sommige kringen wordt vegetarische voeding wel als heel normaal gezien. Uit de interviews van de vegetariërs die uit de hogere klasse komen blijkt dat er in hun omgeving veel begrip is voor hun keuze. Charley studeert bijvoorbeeld aan de Rietveld Academie en zegt dat het in deze omgeving geen onderwerp van discussie is: 60
‘Er zijn op de kunstacademie heel veel mensen vegetariër. Het is geen verassing als iemand het is. Ja als we etentjes hebben op school is er altijd wel iets vegetarisch en als we eten met een grote groep dan is er altijd wel een bewustzijn van oh ja er zijn mensen vegetariër er zijn mensen die wel vlees en vis eten. Het is geen ding meer, het is gewoon zo, er zijn meerdere mensen die dat niet eten dus er wordt altijd wel rekening gehouden.’
(Charley, leeftijd 21, Amsterdam,
HBO)
Een andere vegetariër die ook uit de hogere klasse komt ziet het als heel normaal dat je bewust bezig bent met je voeding. Als ik vraag hoe het komt dat ze naar eigen zeggen zoveel vegetarische vriendinnen heeft, krijg ik het volgende antwoord: ‘Ik heb op een vrije school gezeten, dus dat was heel bewust. Ook biologische dingen, dat was heel normaal al om daarmee bezig te zijn.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO) Dat er op een vrije school meer vegetariërs lijken te zijn wordt bevestigd door een citaat van Elea: ‘In Alkmaar zat ik op een vrije school dus daar waren heel veel mensen die vegetariër waren en ik had ouders die hippie waren. Vooral mijn moeder.’ (Elea, leeftijd 20, Utrecht, HBO) Ik krijg de indruk dat mensen uit de hogere klasse op minder onbegrip stuiten dan de mensen uit de lagere klasse. Ook wordt het door sommige groepen mensen beter geaccepteerd. Elea en Charley bijvoorbeeld, komen beide uit een artistieke, hoogopgeleide familie en hebben veel mensen om zich heen die ook bewust consumeren. Concluderend kan ik zeggen dat er wel verschillen zijn tussen de hogere klasse en de lagere klasse, maar dat het ook erg wisselt per situatie. Zo heb ik een gezin ontmoet dat uit de lagere klasse komt maar waarvan bijna het hele gezin vegetarisch consumeert. Ook zijn er meerdere ouders in mijn onderzoek die het mbo hebben gevolgd, en zij waren allemaal heel positief over het eetgedrag van hun dochter. Ik heb gemerkt dat ook ouders uit de hogere klasse het oneens kunnen zijn met de keuze van hun dochter. Het verschil tussen de lagere en de hogere klasse zit vooral in de reden en de manier waarop kritiek gegeven wordt. In de lagere klasse wordt vegetarische voeding naar mijn idee gezien als iets dat afwijkt van de norm, en dat kan een reden zijn om het eetpatroon af te wijzen. Dit wordt op een wat fellere manier gedaan dan in de hogere klasse. In de hogere klasse was de kritiek iets milder en met meer argumenten onderbouwd.
61
6.7. Is er sprake van een gevoel van morele superioriteit bij vegetariërs of wordt deze morele superioriteit verondersteld door de omgeving? Het valt me op dat de vegetariërs niet graag op een afkeurende manier praten over omnivoren. Ik heb maar van een vegetariër gehoord dat ze vind dat eigenlijk iedereen vegetariër zou moeten worden (Kamale). Bij de rest van de vegetariërs gaat het er niet zozeer om dat mensen vlees eten, het gaat hen vooral om het verschil tussen kiloknallers en biologisch vlees. Sommigen vinden het zelfs ongemakkelijk om over het onderwerp te praten. Toen ik aan een van de vegetariërs vroeg wat ze ervan vind als iemand een kiloknaller koopt, was het meteen duidelijk dat zij hier niet op in wilde gaan: ‘Ja dat vind ik, nee dat vind ik lastig om te doen. Zeker in een ruimte met andere mensen.’ (Kirsten,leeftijd 21, Delft, MBO)
Sommige vegetariërs reageren onverschillig wanneer ik vraag naar hun mening over mensen die kiloknallers en Big Mac’s kopen: ‘Ja eigenlijk is die mening vrij leeg. Ik weet niet of mensen weten wat ermee gebeurt. Ik heb in ieder geval niet de drang om naar die mensen toe te lopen van weetje wel wat ermee gebeurt. Ik vind sowieso dat je iedereen vrij moet laten om zijn eigen mening te hebben en dat je je niet op moet dringen.’ (Evi, leeftijd 18, Amsterdam, VMBO) Een aantal vegetariërs kunnen zelfs begrip opbrengen voor de redenen waarom mensen niet op een diervriendelijke manier consumeren. De redenering van veel vegetariërs is dat het duur is om biologisch vlees te kopen, en dat sommige mensen daar niet het budget voor hebben: ‘Ja kijk als je een bijstandsuitkering hebt en je moet een gezin met kinderen voeden, dan snap ik dat je dat doet. Als je het geld ervoor hebt, dan vind ik dat je wel iets meer geld mag uitgeven aan het welzijn van dieren.’(Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO) Hoewel ze liever ziet dat mensen op een diervriendelijke manier consumeren, begrijpt Anne dus wel dat het voor sommigen niet makkelijk is om bijvoorbeeld biologisch vlees te kopen. Ook Anneke heeft geen echt oordeel over de mensen die kiloknallers kopen: ‘Vind ik lastig te beoordelen. Want misschien heb je daar wel biologisch vlees naast wat vijf euro kost. En die kiloknaller kost bijvoorbeeld drie euro maar daar zit vier keer meer in. We hebben allemaal moeite met geld in principe tegenwoordig. En ik weet niet zo goed hoe ik daarover moet oordelen’(Anneke, leeftijd 20, Loosdrecht, MBO) 62
Een van de vegetariërs woont samen met haar vriend. Haar vriend is een grote liefhebber van vlees. Ze zijn allebei student en hebben niet veel te besteden. Ze heeft weleens een kiloknaller gekocht voor haar vriend, maar ze geeft wel aan dat ze zich daar eigenlijk niet goed bij voelt. Door haar eigen situatie begrijpt ze dat het verleidelijk is om kiloknallers te kopen: Vlees is hartstikke duur. Ik snap wel dat mensen zoiets hebben van, kijk naar de prijs van biologisch vlees en van dat vlees, ja dat snap ik. Sommige mensen die een lager inkomen hebben dan zoiets van dan pak ik die kiloknaller. Dan zetten ze hun budget gewoon boven de dieren. (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Als er al iets wordt gezegd over vleeseters, is het meestal niet op een oordelende toon. Marit zegt bijvoorbeeld dat het geen slimme keuze is om vlees te eten, maar dat ze verder weinig aandacht besteed aan het eetpatroon van andere mensen: Ik neem het ze niet kwalijk, maar het is geen slimme keuze van ze. Maar bijna iedereen, zoveel mensen die ik ken eten vlees, als ik daar negatief over denk dan heb ik er alleen maar zelf last van denk ik. (Marit, leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Er waren echter wel twee vegetariërs die op een negatieve manier spraken over mensen die vlees eten. Dit waren wel uitzonderingen. Eén van de vegetariërs sprak zichzelf tegen bij dit onderwerp: ‘Ik ga niet oordelen over dat mensen vlees willen eten. Als ze dat willen, nou ja dan moeten ze dat maar doen.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO) Later in het interview zegt ze dat ze het eigenlijk onbegrijpelijk vind dat mensen vlees eten, omdat zij zelf zo’n afkeer heeft van vlees: ‘Als ik er echt stil bij ga staan of er echt naar ga kijken dan denk ik echt gadverdamme hoe kun je dat nou doen, dat was gewoon nog een koe, en die liep nog ergens rond. Ik wil eigenlijk niet oordelen, maar ik doe het wel.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO). Ook uit de opmerkingen van Kamale blijkt dat ze het moeilijk vind om te begrijpen waarom sommige mensen niet zonder vlees kunnen: ‘Nou ik snap niet waarom mensen vlees eten. Je kan prima zonder vlees eten, dat vind ik gewoon ja, vind ik dom als je zegt dat je niet zonder vlees kan. Dat kan prima.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO)
63
Kamale is zelf opgegroeid als vegetariër, en dat kan wellicht haar opmerking verklaren. Ze heeft nog nooit vlees gegeten, en heeft het dus ook nooit gemist. Dat was voor andere vegetariërs die ik heb geïnterviewd vaak anders. Zij hadden soms nog wel zin in bepaald vlees dat ze vroeger erg lekker vonden. Vooral bij de geur van lekker vlees of bij het zien van een lekker vleesgerecht hadden ze er nog weleens moeite mee. Wat ik veel hoorde van de vegetariërs is dat ze vinden dat de eindverantwoordelijkheid voor de manier waarop dieren behandeld worden hoger ligt, en niet alleen bij de consument. De vleesindustrie is niet transparant en veel mensen weten nu eenmaal niet hoe hun vlees geproduceerd wordt. Daarbij wordt de consument in de verleiding gebracht om goedkoop vlees te kopen, omdat het verschil met de prijs van biologisch vlees zo groot is. Alle vegetariërs gaven wel aan dat ze weleens negatieve opmerkingen kregen over hun eetpatroon. Sommige vegetariërs worden door vleeseters aangesproken op hun ‘hypocriete’ gedrag, omdat ze sommige producten wel consumeren en andere producten niet. Tien vegetariërs zeiden dat ze dit weleens meemaken: ‘Je krijgt wel heel vaak van waarom draag je wel leer, waarom eet je wel zuivel. Mensen vinden het vaak heel hypocriet. Als je het dan uitlegt hoe het zit, dan denken ze meestal ja, het is je eigen keus. Als je mij er maar niet in betrekt.’ (Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO). De omgeving heeft dus vaak een negatieve houding wanneer een vegetariër, in hun ogen, niet consequent is met haar normen en waarden: ‘Ik heb een paar leren schoenen dat moet ik elke keer aanhoren. Maar ik heb die van mijn moeder gekregen ik vind het gewoon heel stom om dan te zeggen van ja maar dat draag ik niet want dat is leer. Ze was helemaal blij en zei kijk eens wat ik voor je heb. Toen dacht ik van ok, nou met tegenzin, maar ok. Daar heb ik heel veel opmerkingen over. Van ja maar je draagt wel leer.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Charley heeft het gevoel dat ze in haar principes wordt ‘uitgetest’ door vleeseters: ‘Mensen die dan gaan testen hoe ver en hoe principieel je dan bent. Weet je zo beetje met grappen en opmerkingen van weet je wel flut opmerkingen van het zit ook in de kaas en in de winegums en varken, weet je wel hoeveel varken er wordt verwerkt overal. Dat gaan ze dan zo’n beetje pushen en dan zo kijken, weet je dat allemaal, en hoe sterk sta je in je schoenen. Maar dat duurt altijd maar heel kort.’(Charley, leeftijd 21, Amsterdam, HBO) 64
Het lijkt erop dat vleeseters graag erop willen wijzen dat de ‘goede daad’ van de vegetariërs, het zichzelf ontzeggen van vlees om ethische redenen, eigenlijk helemaal niet zo’n goede daad is. Er wordt gewezen op het gedrag van vegetariërs dat ‘fout’ is, en hiermee wordt hun ‘goede’ gedrag eigenlijk getrivialiseerd. Opvallend aan het laatste citaat vind ik dat de vegetariër het gevoel heeft dat ze wordt uitgetest. De omnivoor heeft als het ware een paar feitjes paraat waarmee hij de vegetariër kan wijzen op tekortkomingen in haar moreel gedrag. Sommige vegetariërs krijgen neerbuigende reacties over hun vegetarische levensstijl: ‘Of dat mensen me gaan aanvallen. Dan zeggen ze het maakt toch niet uit, wat kan een persoon nou veranderen. Wel van die beetje stomme reacties dat ik denk ik bemoei me ook niet met wat jij eet, dus laat me gewoon met rust.’(Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO). Ook hier wordt het moreel gedrag van de vegetariër getrivialiseerd. De vrouw in kwestie wordt eigenlijk weggezet als een soort idealist door deze opmerking. Het argument dat het geen zin heeft om vegetariër te zijn heb ik vaker gehoord tijden de interviews: ‘Ja maar als een iemand vegetariër is dan helpt dat niet. Zo gaan die discussies meestal dan, maar heeft geen zin om daar tegenin te gaan.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO) Ik heb van bijna alle vegetariërs gehoord dat ze het gevoel hebben dat mensen zich aangesproken voelen wanneer ze erachter komen dat ze vegetariër zijn. Dit wordt meestal niet hardop gezegd maar de vegetariërs ervaren het wel op deze manier: ‘Ik denk dat mensen die vlees eten er zelf meer een ding van maken. Zo van dat ze zichzelf gaan verontschuldigen als ze horen dat je vegetariër bent, zo van ik vind het ook heel zielig voor de dieren. Dat heb ik meer dan dat ik er zelf over begin.’ (Marit leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Ook Tessa denkt dat vleeseters het idee hebben dat zij over hen oordeelt: ‘ Misschien ligt het aan mij soms heb ik wel het gevoel als je zegt dat je vegetariër bent dat er iets verandert ofzo. Sommigen zijn dan heel bang dat je heel veel kritiek op hun gaat hebben ofzo. Maar meestal zeg ik dan zoiets van dat het me niet uitmaakt dat ik echt het vlees niet uit hun mond ga kijken. Nee ik heb soms zoiets… ik weet niet of dat onzekerheid is van mijn kant, maar dat ze een soort schrik reactie geven.’ (Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO) Charley ziet ook dit patroon bij mensen in haar omgeving:
65
‘Ik ga dan niet bekeren ofzo en daar zijn mensen wel, mensen worden soms ook heel… die schieten heel snel in de verdediging zo van ja maar ik eet ook twee dagen in de week geen vlees. Weet je zo van ja maar dat kan me niet schelen wat jouw eetpatroon is en of je er wel of niet over nadenkt. Dat ze dan heel snel gaan zeggen van ja maar ik koop altijd biologisch vlees hoor. Dat ze het gevoel hebben dat ze aangesproken worden of dat ik ze aanspreek op hun gedrag, dat ik helemaal niet doe maar blijkbaar roept dat toch die reactie op.’ (Charley, leeftijd 21, Amsterdam, HBO)
De vegetariërs vinden het eigenlijk heel vervelend dat omnivoren denken dat zij hen willen bekeren, en dat ze zouden oordelen over het eetgedrag van anderen. De geïnterviewden zeggen zelf dat ze helemaal niet de bedoeling hebben om andere mensen te vertellen wat ze wel en niet moeten eten. Dit kan tot situaties leiden waarin vegetariërs verkeerd ingeschat worden door vleeseters: ‘Ik was in Italië op een uitwisselingsproject en dat broertje was heel boos op mij en ik wist niet waarom. En toen vroeg ik dat, en toen zeiden ze dankzij jou eten we de hele week geen vlees. Ik zeg hé, hoezo dan, ik vind het niet erg als jullie vlees eten hoor. En toen zat iedereen aan tafel van oh gelukkig, gelijk vlees op tafel. Vind je het niet erg dat wij vlees eten, nee ik vind het echt niet erg dat jullie vlees eten. Echt maar sommige mensen kunnen zo raar doen.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO)
Hoewel het verschil in cultuur wellicht een rol speelt bij deze ervaring, toont het wel aan dat vleeseters en vegetariërs elkaar soms niet helemaal begrijpen. Het lijkt erop dat bepaalde vleeseters denken dat vegetariërs zichzelf zien als moreel superieur aan hen. In dat geval kunnen ze op twee manieren reageren. Ze gaan ofwel de dreiging onschadelijk maken, door het moreel gedrag van de vegetariërs te trivialiseren. Dit kan gedaan worden door de vegetariërs aan te spreken op de hypocrisie van hun gedrag, of door te zeggen dat hun gedrag weinig invloed heeft. Ze kunnen ook reageren door zichzelf te gaan verontschuldigen. Ze beginnen dan bijvoorbeeld over hun eigen eetgedrag, en willen laten zien dat ze zelf ook heel bewust bezig zijn met hun voeding. Eén vegetariër vertelde over een moment waarbij ze zich aangevallen voelde door een groep mensen. Ze had op Facebook via de pagina van Wakker Dier, een oproep rondgestuurd naar mensen op haar vriendenlijst waarin werd opgeroepen om een dag geen vlees te eten. Dit bleek verkeerd te vallen bij de mensen die dit bericht ontvingen: 66
‘En toen ging ik uit hier in Hilversum, er kwamen gewoon mensen naar mij toe. Wat zeiden ze nou…Het is onzin en het is ongezond als je geen vlees eet en kijk hoe bleek je bent het was echt niet normaal. Dat waren wel een stuk of vijf mensen.’ ‘Dat was een persoonlijke aanval dus?’ ‘Ontzettend, en ook mensen die ik gewoon waar ik niet mee omga die ik niet ken waar ik geen ruzie mee heb of iets dergelijks.’ (Anneke, leeftijd 20, Loosdrecht, MBO) De vegetariërs lijken zich weinig aan te trekken van de negatieve reacties. Ze vinden het wel vervelend dat ze een discussie aan moeten gaan en dat ze zichzelf moeten verantwoorden. De meeste vegetariërs die ik heb gesproken beginnen dan ook niet zomaar over het onderwerp en willen ook liever niet de discussie aangaan. Dat doen ze vooral niet als er onbekende mensen in de buurt zijn waarvan ze niet weten of ze begrip hebben voor hun levensstijl: Soms zijn mensen erin geïnteresseerd en dan voel ik zo’n ondertoon dat ze het onzin vinden. Dat vind ik natuurlijk niet zo leuk. Maar ik ga er ook niet mee te koop lopen bij mensen waarvan ik weet dat ze het onzin vinden of waarvan ik niet weet hoe ze daarover denken. Ik begin er liever niet over. (Marit leeftijd 18, Veldhoven, VWO) Sommige vegetariërs gebruiken een excuus om de ethische discussie te vermijden: ‘Ik heb wel een tijdje gehad dat ik gewoon zei van ik vind het gewoon niet lekker. Dan hoef je je niet uit te leggen, dan kunnen ze er niks meer over vragen. Dus dat is fijner, ik zeg gewoon van ik vind het gewoon niet lekker. Ik wil die discussie niet aangaan.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO).
Ook Elea wil liever niet praten over haar eetpatroon: ‘Ik wil het er eigenlijk ook liever niet over hebben. Als ze zelf een reden aanhalen dan zeg ik meestal ja daarom doe ik het.’ (Elea, leeftijd 20, Utrecht, HBO) Concluderend kan gezegd worden dat vegetariërs zichzelf zelden moreel superieur vinden aan omnivoren. De kritiek die vegetariërs hebben op de bio-industrie richt zich met name op het grotere systeem, en niet op de consument die vaak wegens economische redenen kiest voor de dieronvriendelijke producten. Daarbij is maar een vegetariër van mening dat mensen eigenlijk helemaal geen vlees zouden moeten eten.
67
Omnivoren aan de andere kant, lijken wel te denken dat vegetariërs zichzelf moreel superieur vinden. Dit geldt natuurlijk niet voor alle omnivoren, uit de interviews blijkt ook dat sommigen juist lovende opmerkingen maken over de keuze. Maar een bepaalde groep ziet het als een bedreiging, en kunnen enkele mechanismen toepassen om deze dreiging onschadelijk te maken. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door de vegetariër te beschuldigen van hypocrisie, maar ook door het maken van neerbuigende opmerkingen. Om deze gesprekken te vermijden zie ik het patroon dat vegetariërs liever niet beginnen over het onderwerp. 6.8. Worden de reacties op de keuze voor vegetarisme bepaald door gender? In twee gezinnen waren de ouders zelf vegetariërs of veganisten, en hier was de steun dus groot om vanzelfsprekende redenen. In vijf gezinnen kregen de vegetariërs evenveel steun van de ouders. Bij vier van hen was de steun van beide ouders heel groot. Dat was bijvoorbeeld het geval bij Desiree: ‘Mijn ouders vonden het goed dat ik iets wilde en dat ik dat ging doen. Dat ik zelf over dingen na ging denken. Ze hebben me altijd gesteund maar we hebben er niet echt over gepraat, ik zei gewoon ik wil vegetariër worden en toen zeiden ze ok. Zo makkelijk was dat. Dat was echt fijn. Ze gingen gewoon boodschappen doen, vegetarisch koken met me.’
(Desiree, leeftijd 18, Gemert,
VWO).
De andere vegetariër, Anne, mocht van beide ouders geen vegetariër worden toen ze acht jaar was, omdat ze het ongezond vonden. Daarna steunden ze haar wel, maar ze zijn niet echt betrokken bij haar levensstijl. Anne denkt zelf dat het komt omdat ze zo gewend zijn aan een traditionele maaltijd. Ze eten niet bijna nooit samen vegetarisch: ‘Ze willen iedere dag vlees. Ze hebben wel gezegd dat ze een keer een dagje zonder zouden willen, en dat vond ik al heel wat voor ze. Die zijn echt, opgegroeid met iedere dag aardappelen groente vlees, die hebben dat aan mij en mijn broer zo doorgegeven. Het is, ik vind het al heel wat voor ze als ze al een keertje vegetarisch mee willen eten.’
(Anne, leeftijd 19,
Utrecht, HBO)
Ik merk op dat het vaak de moeders zijn die het minste moeite hebben met de keuze van hun dochter. Van alle geïnterviewden geven zeven vegetariërs aan dat ze meer steun van de moeder krijgen. Maar één respondent zegt dat ze meer steun van de vader krijgt: ‘Nou mijn moeder die kookt natuurlijk alles apart en die heeft daar geen moeite mee. Die doet alle boodschappen. Maar ze eten allebei vlees en mijn vader vind het eigenlijk leuk als ik 68
vegetarisch kook. Mijn moeder ook maar mijn vader vind het leuker. Dus ik denk dat ik van mijn vader meer steun krijg.’ (Anneke, leeftijd 20, Loosdrecht, MBO) Anneke krijgt dus ook veel steun van beide ouders, maar ze blijkt een uitzondering. Ze is de enige die aangeeft dat ze meer steun van haar vader krijgt. Het zijn dus vaak de moeders die het meeste steun bieden aan hun dochter wanneer ze besluit om vegetarisch te eten. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het eten dat bereid wordt: ‘Mijn moeder vond het heel goed van mij daarom wilde ze ook graag voor mij vegetarisch koken. En sinds ik vegetariër ben eten zij ook vaak een keer in de week vegetarisch, ook als ik weg ben, omdat mijn moeder het gewoon een hele goede zaak vind. En zij kookt vooral. Mijn vader en mijn zus houden gewoon heel erg van vlees dus die vinden er niet perse iets van. Mijn moeder vond het wel heel goed.’ (Tanja,leeftijd
19, Leiden, WO)
Uit het citaat blijkt dat de moeder de keuze van haar dochter ondersteunt. Niet alleen dat, maar ze is er ook een beetje door beïnvloedt, wat blijkt uit de gewoonte om één keer in de week vegetarisch te eten. Uit mijn interviews blijkt dat de moeder in het gezin vaak haar eigen eetpatroon aanpast aan de dochter. Bij twee gezinnen werd de moeder zelfs een vegetariër, en bij een gezin werd de moeder een pescotariër na de keuze van haar dochter. De dochters geven zelf aan dat ze denken dat ze hun moeder daarin hebben beïnvloedt. De grote steun van de moeders blijkt ook uit de boodschappen die ze doen voor hun dochters: ‘Ja mijn moeder kook bij ons wel het meest. Of ja ze neemt ook weleens een vleesvervanger voor me mee. Maar daar vraag ik niet om ik eet het af en toe wel maar ik vind het niet heel lekker ofzo. Maar als iemand iets meebrengt qua vleesvervangers is het wel mijn moeder.’ ‘Zou je zeggen dat je de meeste steun van je moeder hebt gekregen?’ ‘Ja dat wel ook omdat die op het begin me eraan herinnerde van ja als je daar gaat eten moet je wel ervoor zorgen dat je je achteraf niet ergert, dat je wel gezegd hebt dat je vegetarisch eet enzo. En ze heeft me ook wel geholpen bij familie-etentjes of dat soort dingen. Zo van om te helpen uitleggen omdat ik toen ook wat jonger was. Dat ik geen vlees eet.’
(Wiebke, leeftijd 16,
Emmen, VWO)
Het is dus vaak bij de boodschappen en het bereiden van de voeding dat de steun van de moeder gewaardeerd wordt door de dochters. Ik heb vaak gehoord dat de dochters ook willen dat hun eten in een apart pannetje wordt voorbereid, en dat de moeders hier ook rekening mee 69
houden. Voeding blijkt toch sterk het domein van de moeder binnen het gezin, en de moeders vinden het makkelijker om aanpassingen te doen voor hun dochter. Zo vindt de vader van Charley het bijvoorbeeld niet praktisch dat zijn dochter vegetarisch eet: ‘Van wie krijg je de minste steun binnen het gezin? ‘Mijn vader, om praktische redenen. Omdat hij wat anders moest maken voor mij ‘s avonds . Maar dat was maar een korte periode dat hij niet wist wat hij moest klaarmaken. Of nu als ik langskom dat er altijd wel genoeg gerechten moeten zijn of als we met de hele familie gaan eten of vrienden bij hem thuis dat hij dan rekening met mij moet houden dat er genoeg vegetarische gerechten zijn en dat hij niet per ongeluk spekjes bij mij erdoor gooit.’ (Charley, leeftijd 21, Amsterdam, HBO)
Het blijkt uit de interviews vaker dat het voor de vaders even wennen is als hun dochters de keuze maken voor vegetarisme. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de vader van Wiebke, die op het begin nog weleens aandrong op het eten van een stukje vlees: ‘Mijn vader vond het heel lastig en een beetje irritant omdat die het meeste vlees eet. Hij maakte op het begin wel opmerkingen van wil je niet even dit eten ofzo. Of zal ik dat maken, dat is wel lekker toch. Of wil je niet hier iets van proeven of daar. Of eet je mee ofzo. Dan dacht ik dat weet je inmiddels wel toch dat ik niet mee wil eten. Of dat ik geen rollade of geen kip wil ofzo.’ (Wiebke, leeftijd 16, Emmen, VWO) Bij sommige gezinnen zijn de moeders dus erg begripvol, terwijl de vaders er wat moeite mee hebben. Soms zijn de vaders het er helemaal niet mee eens, wat voor discussies kan zorgen binnen een gezin: ‘Mijn moeder vond het gewoon prima. En mijn vader niet. Dus het was een discussie tussen hun waar ik ook gewoon midden in zat en gewoon in meevoerde. Terwijl we alle drie best wel onwetend waren over vegetarisme. Tegenwoordig is er veel meer bekend. Dus dat was het ook, dat mijn vader zei anders kom je voedingsstoffen tekort en je moet er nog van groeien dat soort dingen.’ (Kirsten,leeftijd 21, Delft, MBO) Uit het citaat blijkt dat de vader zich zorgen maakt om de gezondheid van de dochter. Bij drie vegetariërs in mijn onderzoek komt naar voren dat de vader het niet eens is met de beslissing van zijn dochter omdat hij denkt dat het slecht is voor de gezondheid. Hieruit spreekt dat sommige vaders vlees toch zien als iets essentieels. Moeders letten ook op de gezondheid van hun dochter, maar zien dit minder vaak als reden om het eetpatroon van hun dochter te 70
bekritiseren.
Over het algemeen krijgen de respondenten vaker negatieve opmerkingen van mannen dan van vrouwen. Ongeveer de helft van de respondenten ziet geen verschil tussen mannen en vrouwen, maar de rest ziet toch dat mannen meer kritiek hebben op hun keuze. Bij de wat jongere vegetariërs die nog op de middelbare school zitten is het verschil al te zien: ‘Als ik het erover heb met vriendinnen dan reageren ze wel klopt wel. En dan eten ze ook wel, ja sommige ook weer niet, die eten wel gewoon biologisch vlees. En met jongens zeg maar, die zijn toch al dood zo reageren die daar meestal op. En dan zeggen ze, ja dan ga ik weer met ze praten, dan zeggen ja zal wel.’ (Kamale, leeftijd 15, Engelbert, VMBO) Anne ziet dit patroon ook wanneer ze bij andere mensen thuis eet: ‘Als ik bij mensen blijf eten, dan waren de moeders juist heel blij van oh ik kan een keer vegetarisch koken! Mannen zijn vaak, ze houden echt van hun lapje vlees. Heel veel vrouwen denken van dan eet ik toch ook gewoon een keer vegetarisch. Mannen denken nog, ik wil mijn dagelijkse lap vlees. Daar heb ik de hele dag hard voor gewerkt, dus die heb ik verdiend. Ze zullen er denk ik niet zo’n probleem mee hebben dat een ander geen vlees eet, maar als ze zelf maar wel hun vlees krijgen. Dat is wat ik gemerkt heb.’(Anne, leeftijd 19, Utrecht, HBO) Uit de interviews blijkt ook dat de vrouwen zelf meer vrouwelijke vegetariërs kennen dan mannelijke vegetariërs. Dit kan er natuurlijk ook mee te maken hebben dat de vrouwen zelf meer met vrouwen omgaan. Ook zie ik vaak dat de vrouwelijke vegetariërs onbewust invloed hebben op het eetgedrag van hun vriendinnen. Zo heeft bijna iedere vegetariër die ik gesproken heb wel een vriendin die minder vlees is gaan eten of die vegetariër is geworden nadat zij dat waren geworden. Bij één van de respondenten was het zelfs een belangrijke reden om vegetariër te worden toen ze tien jaar was: ‘Het was medelijden, maar ook deels omdat ik bij mijn vriendinnen wilde horen. Ik was… we hadden een groepje van vijf dat waren allemaal vegetariërs. Dan was ik de grote boze vleeseter.’ ‘Waarom wilde je bij je vriendinnen horen?’
71
‘Ik weet niet dan zag ik hun allemaal vegetarische dingen eten dan dacht ik oh dat wil ik ook, dan zag ik ze zo afkeurend naar mijn biefstuk kijken, dat vond ik niet leuk. Dus het was ook wel de afkeuring denk ik.’ (Desiree, leeftijd 18, Gemert, VWO). Ik heb bij de interviews ook gelet op hoe de vegetariërs kijken naar mannelijke vegetariërs. Zo heb ik weleens gevraagd of ze het belangrijk vinden dat de man in een relatie ook vegetarisch eet, of dat hij zich aanpast aan het eetgedrag van de geïnterviewde. Ik merk dat er vooroordelen bestaan over mannelijke vegetariërs. Het lijkt het Tessa bijvoorbeeld heel praktisch om een vriend te hebben die vegetarisch eet maar ze geeft aan dat ze het liever niet wil: ‘Nou ik denk, wat in mijn hoofd gelijk opkomt, dat ik ze minder mannelijk zou vinden.’ ‘Het zou wel praktisch zijn maar ik ben dan bang dat het zo’n overemotioneel maatschappelijk bewust type wordt, daar heb ik ook wel ervaring mee en dat is gewoon niet zo mijn ding.’ (Tessa, leeftijd 21, Amstelveen, WO) De vegetariërs hebben ook het vooroordeel dat mannelijke vegetariërs in een subcultuur zitten, of dat zij in ieder geval alternatief zijn. De enige mannelijke vegetariërs waar Esmee ooit mee in aanraking is gekomen, zaten bij haar op de middelbare school: ‘Dan had je ook de emo’s, dat waren de overgevoelige, die willen heel graag gothic zijn maar daar zijn ze dan niet stoer genoeg voor, dat soort jongens. En die aten dan ook geen vlees. Maar die aten wel weer dingen waar wel vlees inzit. Dus dat was meer om een statement te maken. Van die veel te magere jongens die met de haren voor de ogen op een bankje gaan hangen.’ (Esmee, leeftijd 21, Zwijndrecht, HBO) Ook Michelle denkt dat jongens die vegetarisch eten vaak een beetje apart zijn, maar zij ziet dit als iets positiefs: ‘Ik denk dat als een jongen vegetariër is, dat het hem minder uitmaakt wat mensen over hem denken. Omdat jongens altijd stoer behoren te zijn enzo, en daar hoort op een bepaalde manier vlees eten ook bij. Dus als een jongen zegt ik ben vegetarisch… de jongen die ik ken is ook een jongen die zich van niemand iets aantrekt. Dus het zijn jongens die zich niet in hun mening laten beïnvloeden.’ (Michelle, leeftijd 17, Emmen, VWO) De meeste vegetariërs zeggen dat het hen niet uitmaakt of de jongens waar ze een relatie mee hebben vegetarisch eten of niet. Niemand heeft een absolute voorkeur voor een partner met 72
een vegetarische levensstijl. Ik denk dat dit samenhangt met het idee dat mannelijke vegetariërs minder ‘mannelijk’ zouden zijn, en met het idee dat hun vegetarische eetpatroon mogelijk samenhangt met een subcultuur, hetgeen niet iedereen aanspreekt. Ik kan concluderen dat gender een rol speelt wanneer iemand de keuze maakt om vegetarisch te eten. Het blijkt dat vrouwen minder moeite hebben met het aanpassen aan de keuze van hun dochter. Sommigen maken veranderingen in hun eigen eetpatroon, of willen het hele gezin betrekken bij de nieuwe eetgewoonte. Vaders moeten vaker wennen aan het idee. Sommigen zijn het er helemaal niet mee eens, meestal omdat ze het ongezond vinden. Ook wanneer de ouders beiden koken, is het meestal de moeder die er aandacht aan besteed bij het doen van de boodschappen en het bereiden van de voeding.
73
7.0.Conclusie: Theoretische reflectie In het vorige hoofdstuk heb ik getracht om een antwoord te geven op de hoofdvraag en de deelvragen. De hoofdvraag die ik wilde beantwoorden was: welke sociale processen spelen een rol in de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne samenleving? De eerste deelvraag luidde:
hangt de keuze voor vegetarisme in een hoogmoderne
samenleving samen met het civilisatieproces? De keuze voor vegetarisme bleek ingewikkelder te zijn dan ik van tevoren had verwacht. Er zijn verschillende factoren die een rol spelen bij de keuze van iemand om vegetariër te worden. De hoofdreden dat mensen vegetariër worden echter, heeft te maken met het lijden van dieren in de bio-industrie. Op jonge leeftijd vinden mensen het zielig voor dieren, en wanneer ze wat ouder worden vinden ze het vooral oneerlijk en wreed. Voor twee vegetariërs kwam de beslissing voor vegetarisme nadat ze zelf hadden gezien hoe dieren behandeld worden in de bio-industrie, en bij een van hen was dit een tamelijk gewelddadig tafereel. Ik concludeer dat de emotionele reacties op deze praktijken een illustratie zijn van het beschavingsproces. Gaat het mechanisme van identificatie over soortgrenzen heen, en speelt dit een rol in de keuze voor vegetarisme? Dat was de tweede deelvraag die ik wilde beantwoorden. Ik kan concluderen dat voornamelijk het directe contact met dieren een grote rol speelt bij het identificatiemechanisme. Ik heb geconcludeerd dat de geïnterviewden, wellicht anders dan de meeste omnivoren, zich ook met productiedieren identificeren en niet alleen met de gezelschapsdieren. Deze deelvraag staat nauw in verband met de theorie van Norbert Elias. De vriendelijke houding en de fijngevoeligheid tegenover dieren die ik herkende bij de vegetariërs in mijn onderzoek, zijn te verklaren aan de hand van de civilisatietheorie.
De derde deelvraag luidde: wat voor relatie hebben vegetariërs met de natuur? hebben zij een afkeer voor het industriële proces rondom voeding? Het werd duidelijk bij de interviews dat vegetariërs heel bewust consumeren. Dit wordt ook wel aangeduid met ‘stemmen in de supermarkt’. De vrouwen die ik heb geïnterviewd hebben een voorkeur voor biologische voeding. Dit heeft te maken met het diervriendelijke aspect van biologisch consumeren, maar ook met het feit dat de vrouwen zo natuurlijk mogelijk willen eten. Vooral de oudere vegetariërs in mijn onderzoek die vaker zelf boodschappen doen, willen zo min mogelijk bewerkte voeding consumeren. Het blijkt dus dat de meeste vegetariërs de band met de natuur
74
proberen te herstellen in een hoogmoderne samenleving, waarin productie en consumptie steeds verder van elkaar afstaan. Mijn vierde deelvraag gaat over het verband tussen sociale klasse en de keuze voor vegetarisme. Het blijkt dat sociale klasse en vegetarisme niet in alle situaties met elkaar samenhangen. Vegetarisme komt in mijn onderzoek zowel voor bij de lagere klasse als bij de hogere klasse, en er word in de families van beide klassen positief en negatief gereageerd op de keuze van de dochter om vegetariër te worden. Ik heb wel opgemerkt dat vegetarisme in de lagere klasse gezien wordt als apart en dat dit een reden kan zijn om de levensstijl af te keuren. Bij de vrouwen uit de hogere klasse merkte ik dat ze in hun omgeving meer vegetariërs kenden en dat ze op minder onbegrip stuiten dan de vegetariërs in de lagere klasse. Met de vijfde deelvraag wilde ik kijken of er sprake was van een gevoel van morele superioriteit bij de vegetariërs. Hiervan blijkt in de meeste gevallen geen sprake. Deze wordt wel vaak verondersteld door de omgeving, en dat vinden vegetariërs vervelend. De omnivoren die zich aangesproken voelen reageren soms door het maken van neerbuigende opmerkingen. Ook worden de vegetariërs vaak gewezen op hun hypocrisie. De zesde deelvraag gaat over het verband tussen gender en de keuze voor vegetarisme. De moeders van de vegetariërs blijken de meeste steun te geven, wat zich uit in de manier waarop ze boodschappen doen en eten voorbereiden. Een aantal vaders was het niet eens met de keuze van hun dochter. Er waren ook een aantal vaders die de keuze wel geaccepteerd hadden maar die in het begin toch moesten wennen aan de keuze. Dit heb ik niet gezien bij de moeders, zij zijn vaak positief over de keuze van hun dochter en nemen deze levensstijl in sommige gevallen soms (gedeeltelijk) over. Als ik kijk naar de bevindingen zijn er een aantal dingen die ik kan concluderen. Het kiezen voor vegetarisme is een strijd voor de jongeren. Dat komt omdat ouders over het algemeen willen dat hun kinderen op dezelfde manier denken als zij. Wanneer de ouders zelf vlees eten kan de keuze van hun dochter om vegetariër te worden de harmonie in het gezin verstoren. Dit is ook wat er gebeurd wanneer de ouders juist vegetarisch eten en wanneer het kind besluit om vlees te eten. De ouders snappen het niet, ze geven alle informatie die het kind nodig heeft om de juiste beslissing te maken en toch kiezen ze voor iets anders. Uit de reacties van de ouders spreekt een soort teleurstelling. De kinderen kunnen dit ervaren als een grote druk. Dit is meestal wat er gebeurd wanneer de levensstijl van het kind afwijkt van de levensstijl van de ouders. Dit speelt bijvoorbeeld ook een rol bij een religieuze opvoeding of een opvoeding 75
waarbij de ouders politiek geëngageerd zijn. Hetzelfde blijkt in meer of mindere mate te gelden voor de vegetariërs. Ik ben in mijn onderzoek veel vegetariërs tegen gekomen waarbij de media een belangrijke rol heeft gespeeld in hun keuze om vegetarisch te eten. Het is een betrekkelijk nieuw fenomeen dat de hele wereld kan zien hoe dieren in de bio-industrie behandeld worden en op wat voor manier zij geslacht worden. Dit is in onze samenleving onttrokken aan het oog van de burger. De media lijkt er echter alles aan te willen doen om deze praktijken in de schijnwerpers te zetten. Vooral voor stadskinderen kunnen deze beelden veel indruk maken. Zij zijn immers vervreemd van het platteland en ook van de veeindustrie. Er is tegenwoordig ook een overdaad aan documentaires waarin de leefwijze van dieren te zien is. Dit is een recentelijk fenomeen. De documentaires laten het sociale gedrag van de dieren zien, en de overeenkomsten tussen mensen en dieren komen hierin goed naar voren. Dit was zonder televisie nog niet mogelijk. Op deze manier heeft moderne media dus een grote bijdrage geleverd aan het identificatieproces met dieren. Ik merk ook op dat verhalen gericht op kinderen vaak dierlijke personages bevatten. Deze personages hebben meestal menselijke eigenschappen. Voorbeelden van dit soort media zijn Winnie de Poeh, de Fabeltjeskrant en Walt Disney films zoals Bambi, Dumbo en de Leeuwenkoning. Niet alleen het indirecte contact, maar ook het directe contact met dieren speelt een rol bij de keuze voor vegetarisme. Dieren die voorheen een economische functie hadden kunnen nu als speelkameraadje gezien worden. Het zou voor een volgend onderzoek interessant zijn om te zien wat precies het belang is van huisdieren in een moderne samenleving, hoe dit verschoven is over de jaren heen en wat voor invloed dit heeft op de wijze waarop we ons beeld van dieren construeren. In mijn onderzoek heb ik vastgesteld dat vegetarisme beter wordt geaccepteerd in de hogere klasse. De verklaring hiervoor moet gezien worden in een groter verband. In het boek Het regime van veel,vet en zoet: praten met moeders over voeding en gezondheid (1989) van Anneke van Otterloo en Juul van Ogtrop worden opvattingen van moeders over voeding en gezondheid herleid tot de sociale positie die ze hebben in de samenleving. Moeders uit de lagere klasse hebben een voorkeur voor vet eten. Gezond wordt gelijk gesteld aan ouderwets, en dat betekent een stevige maaltijd van bijvoorbeeld speklappen, gehaktballen en zelfgemaakte soep. Deze smaak is gebaseerd op ervaringen van vroeger, waarbij sprake was van schaarste en zware lichamelijk arbeid. Bij de hogere klasse daarentegen, is vaker sprake van een gezondheidsbesef (Otterloo & Ogtrop 1989).
76
Tegenwoordig is vlees geen luxe meer voor de lagere klasse. Vlees is goedkoop te verkrijgen, ook voor mensen die het minder breed hebben. Dit kan gezien worden als een overwinning van de lagere klasse, en zij zullen daarom minder snel bereid zijn om dit op te geven. Er kan bij dit onderwerp ook sprake zijn van een generatieconflict. Oudere mensen hebben nog maar recentelijk de rijkdom verworven van een maaltijd met vlees. Zij kunnen het nu iedere dag eten, iets wat voor de opkomst van de bio-industrie nog niet vanzelfsprekend was. Wellicht gaat deze ervaring samen met een hogere waardering voor vlees. Uit mijn scriptie blijkt dat het vegetarisme een soort vrouwenwereld is. De moeder gaat over de keuken en de boodschappen, en de vader houdt zich hierbij afzijdig. De vraag die ik in deze scriptie niet heb gesteld is hoe mannen de keuze voor vegetarisme ervaren. Ik kan me voorstellen dat mannelijke vegetariërs andere reacties krijgen van hun omgeving. Vegetarisme wordt over het algemeen gezien als iets vrouwelijks. Het komt overeen met generaliserende opvattingen dat vrouwen meer medeleven hebben, en dat zij meer sympathie hebben voor andere wezens. Bij mannen wordt deze zachtaardige houding minder gewaardeerd. Ik heb dan ook het vermoeden dat het voor jongens moeilijker is om de keuze voor vegetarisme te maken. Vooral voor een jongen die zich in de adolescentie bevindt kan dit moeilijk zijn, omdat dan ook de seksuele identiteit gevormd wordt. Het zou interessant zijn om mannelijke vegetariërs en vrouwelijke vegetariërs met elkaar te vergelijken. Dit zou een interessant idee zijn voor een volgende scriptie.
77
Literatuur Boeken en wetenschappelijke literatuur: Adams, C. J. (1990) The Sexual Politics of Meat: a Feminist Vegetarian Critical Theory. New York: Continuum Publishing Company Beardsworth, A.D. & Keil, E.T.(1993) ‘Contemporary Vegetarianism in the U.K.: Challenge and Incorporation?’ Appetite, 1993, 229-234 Blonk, H.,Kool, A., Luske B. (2008) ‘Milieueffecten van Nederlandse consumptie van eiwitrijke producten. Gevolgen van vervanging van dierlijke eiwitten anno 2008’ Gouda (http://www.blonkmilieuadvies.nl/nl/pdf/Definitief%20rapport%20vs%208okt%202008.pdf) Bourdieu, P. (1984) Distinction: A Social Critique of the Judgement of Taste. Cambridge, MA: Harvard University Press Bryman, A. (2001) Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press. Elias, N. (1994) The Civilizing Process. Sociogenetic and Psychogenetic Investigations. Revised edition. Oxford, Blackwell Goffman, E. (1959) The Presentation of Self in Everyday Life New York: Doubleday Anchor Kenyon, P.M. & Barker, M.E. (1998) ‘Attitudes Towards Meat-eating in Vegetarian and Nonvegetarian Teenage Girls in England—an Ethnographic Approach’ Appetite, volume 30, issue 2, April 1998,185–198 Kubberod et al (2002) ‘Attitudes towards meat and meat-eating among adolescents in Norway: a qualitative study’ Appetite, 38, 53-62 Merriman, B. (2010) ‘Gender differences in family and peer reaction to the adoption of a vegetarian diet’ Feminism & Psychology, 20: 420-427 Monin, B. (2007) ‘Holier than me? Threatening social comparison in the moral domain’ International Review of Social Psychology, 20(1): 53-68. Otterloo A. & Ogtrop, J. (1989) Het regime van veel,vet en zoet: praten met moeders over voeding en gezondheid. Amsterdam: VU Uitgeverij
78
Otterloo, A. (1990) Eten en Eetlust in Nederland (1840-1990), een historisch-sociologische studie. Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam. Ritzer, G. & Goodman, D. J. (2004) Classical Sociological Theory. Boston: McGraw Hill, vierde editie Roo, A. de (1992) Natuurlijk, ethisch en gezond. Vegetarisme en vegetariërs in Nederland 1894-1990. Amsterdam: Het Spinhuis Smith, P. (2001) Cultural Theory: An Introduction. Blackwell Publishing ltd. Swaan de, A.( 1994) ‘Identificatie in uitdijende kring’ Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, jrg. 20, nr. 3. Tester, K. (1991) Animals and Society. The humanity of animal rights. London: Routledge 1991 Thomas, K.(1990) Het verlangen naar de natuur. De veranderende houding tegenover planten en dieren 1500-1800. Amsterdam: Agon Verdonk, D. J. (2009) Het dierloze gerecht: Een vegetarische geschiedenis van Nederland. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Worsley, A. & Skrzypiec, G. (1998) ‘Teenage Vegetarianism: Prevalence, Social and Cognitive Contexts’ Appetite, 30, 151–170 Overige artikelen Stobbe, M. ‘First US count finds 1 in 200 kids are vegetarian’ Huffington Post, 11-01-2009.
Jacobs, E. ‘Rapport-Stapel: hoeksteen van de wetenschap blijkt van eierkoek' Volkskrant, 01/11/11
Websites www.ah.nl www.cbs.nl www.devegetarischeslager.nl www.dierenbescherming.nl 79
www.earthpolicy.org www.fok.nl www.kidsforanimals.nl www.veganisme.org www.vegatopia.com www.vegetariers.nl www.veggiechallenge.nl www.viva-las-vegas.nl www.vleesmagazine.nl www.wakkerdier.nl www.wetten.overheid.nl
80
Bijlage 1: Schema van de respondenten Naam
Leeftijd
Woonplaats
Opleiding
Opleiding Ouders
Utrecht (woont zelfstandig)
HBO
Vader: WO
Utrecht (woont zelfstandig)
HBO
Gemert
VWO
*Leeftijd keuze
1
Elea
20 *17
2
Anne
19 *8
3
Desiree
18
Moeder: HBO
Moeder: HBO
*10
4
Marit
18 *0
Vader: HBO
Vader: WO Moeder: HBO
Veldhoven
VWO
Vader: WO Moeder: WO
81
5
Esmee
21 *10
6
Tanja
19 *10
7
8
Kirsten
21
(Veganist)
*8
Kamale
15
Zwijndrecht (woont zelfstandig)
HBO
Leiden (woont zelfstandig)
WO
Delft (woont zelfstandig)
MBO
Engelbert
VMBO
Vader: MAVO Moeder: MAVO
Vader: WO Moeder: WO
Vader: MAVO Moeder: MAVO
*0
Vader: Informatie niet beschikbaar Moeder: MULO
9
Wiebke
16
Emmen
VWO
*13
10 Michelle
17 *10
Vader: WO Moeder: WO
Emmen
VWO
Vader: HBO Moeder: MBO
82
11 Jade
16
Emmen
HAVO
*15
12 Savannah (Pescotariër)
13 Tessa (Pescotariër)
16
Moeder: HBO
Emmen
VMBO
*15
21 *9
Vader: MBO
Vader: MBO Moeder: HBO
Amstelveen (woont zelfstandig)
WO
Vader: Informatie niet beschikbaar Moeder: VMBO
14 Charley
15 Anneke
21
HBO
*19
Amsterdam (woont zelfstandig)
20
Loosdrecht
MBO
Moeder: WO
*12
16 Evi (Veganist)
18 *17
Vader: WO
Vader: WO Moeder: MBO
Amsterdam
MBO
Vader: MBO Moeder: HBO
83
Bijlage 2: Vragenlijst -
Hoe oud ben je?
-
Waar woon je?
-
Waar bestaat je gezin uit?
-
Wat voor opleiding volg je?
-
Wat voor opleiding hebben je ouders gevolgd?
-
Op wat voor politieke partij stem je/zou je stemmen?
-
Wat voor vegetariër ben je?
-
Hoe oud was je toen je de keuze maakte om geen vlees meer te eten?
-
Was er een bepaald moment waarop je besloot dat je geen vlees meer wilde eten?
-
Zo ja, wat voelde je op dat moment?
-
Zijn er bepaalde persoonlijke ervaringen die hebben bijgedragen aan je keuze om geen vlees meer te eten?
-
Heb je voordat je de keuze maakte om vegetariër weleens iets in de media gezien over de wijze waarop dieren geslacht worden?
-
Als je terugdenkt aan toen je nog geen vegetariër was, was er misschien al bepaald vlees wat je liever niet at?
-
Had dit te maken met de presentatie van een vleesproduct?
-
Wat denk je bij het zien van een vleesgerecht?
-
Als je op vakantie gaat, ga je dan liever op een stedentrip of ga je liever het landschap opzoeken?
-
Vind je het leuk om buiten te zijn?
-
Ga je ook weleens naar de bossen, of ga je weleens ergens anders wandelen?
-
Vind je dat je als vegetariër natuurlijker eten dan andere mensen?
-
Heb je huisdieren?
-
Wat is het onderwerp van de boeken die je leest, wat voor films kijk je?
-
Kijk je weleens documentaires, en zo ja, wat voor documentaires?
-
Wat vind je van iemand die geregeld naar de McDonalds gaat om een Big Mac te bestellen? 84
-
Als je iemand een kiloknaller aan goedkoop vlees ziet kopen, wat denk je daarvan?
-
Zijn je ouder(s) en eventuele zusjes/broertjes ook vegetariër?
-
Wat vonden de verschillende leden van je gezin van je keuze om vegetariër te worden?
-
Kreeg je van één van je ouders meer steun dan van de ander?
-
Wordt er thuis weleens gepraat over het eten van vlees? Hoe gaan deze gesprekken meestal?
-
Wat vonden je vrienden van je keuze om vegetariër te worden?
-
Krijg je van je vrienden of kennissen weleens opmerkingen over je andere eetgewoonten?
-
Zijn deze opmerkingen van mannen of van vrouwen?
-
Op welke momenten vind je het moeilijk dat je een ander eetpatroon hebt?
-
Hoeveel vegetariërs ken je in je omgeving?
85
Bijlage 3: Oproep Onderwerp: Ik zoek vegetariërs/veganisten om te interviewen! “Hallo!
Ik ben Nathalie, studente van de Master Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ik doe op dit moment onderzoek naar vegetarisme onder tieners. Het onderzoek gaat met name over de sociale factoren rondom vegetarisme. Wat vind je omgeving van je keuze, heb je weleens discussies met je ouders over dit onderwerp? Wat voor opmerkingen krijg je te horen in je dagelijks leven? Ook vind ik het leuk om te weten wat voor ideeën je hebt over het onderwerp en hoe je tot de keuze gekomen bent.
Het liefst wil ik vegetariërs interviewen in de leeftijd van ongeveer 14 tot en met 20 jaar, die nog thuis wonen. Ik hoop iets te horen, je zou mij enorm helpen door mee te doen!”
86