Speech Gerbrandy-debat Goedemiddag allemaal,
Woorden doen ertoe. Vandaag en toen.
De woorden van premier Gerbrandy hebben een belangrijke rol gespeeld in de Nederlandse geschiedenis. Via de radio sprak Gerbrandy tijdens de Tweede Wereldoorlog ons land toe vanuit London. Zijn woorden brachten inspiratie en hoop. Terecht dat hij nog steeds geroemd wordt vanwege zijn welbespraaktheid.
In de tijd van Gerbrandy bestond er echter wel een andere consensus over wat welbespraaktheid was. Zinnen tot zelfs wel 140 woorden werden vloeiend voorgelezen en bewonderd. Tegenwoordig moeten we het doen in slechts 140 tekens en bewonderen we slimme one-liners. Iets waar mijn beroepsgroep, die van de rechters, best wel wat moeite mee heeft.
Want… waar… is… de… nuance…?
Ik probeer vandaag twee dingen te doen. Ik doe u enkele lange zinnen aan in de geest van Gerbrandy, maar zal ook mijn reactie geven op de concrete stellingen van vandaag en dat doe ik modern in… tweets. Tikkeltje onwennig misschien, maar ik verneem graag achteraf uw reactie.
U discussieert zometeen over twee onderwerpen. Kort gezegd: Stelling 1: de innovatie van de advocatuur Stelling 2: de rechten van het slachtoffer in het strafproces
Wat vind ik daarvan? In tweets.
Over de innovatie de volgende tweet: “Prestaties uit het verleden bieden geen garanties voor de toekomst. Advocaten moeten mee willen veranderen en borg staan voor hun kwaliteit.” Niet spannend misschien maar wel precies 140 tekens. HA!
Over het slachtoffer heb ik deze tweet: “Voor een slachtoffer heb je een dader nodig, en geen verdachte.” Minder tekens, namelijk 63. Misschien dat er nog wat nuance bij moet, of juist niet? Ik zei het al: wij worstelen nog wat met deze nieuwe stijl van communiceren…
Ik ben voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de NVvR, de vakbond en beroepsvereniging van rechters en officieren van justitie. En het zal u niet verbazen dat het innovatievraagstuk ons op dit moment ook volop bezighoudt en dat wij de roep om innovatie vanuit verschillende hoeken luid en duidelijk horen.
Een van de luidste hoeken, dames en heren, wordt gevormd door onze eigen achterban. We hebben nog steeds een tamelijk conservatief imago maar pas op! Schijn bedriegt: ik ken namelijk geen beroepsgroep die zó bereid is om kritisch naar zichzelf te kijken. Ligt dat aan het feit dat ons werk ook door collega’s regelmatig wordt gecorrigeerd, of zelfs formeel vernietigd? Ligt dat aan onze kritische inslag om niets zomaar voor waar aan te nemen en voor alles wettig en overtuigend bewijs te willen zien? Of komt het door de tijdgeest, die als een moderne Beeldenstorm bestaande instituties en lang vanzelfsprekend geachte waarden ter discussie stelt of zelfs de nek omdraait?
Wie het weet mag het zeggen: waarschijnlijk is het allemaal een beetje waar.
Ook van advocaten verwacht ik dat zij willen innoveren en vernieuwen. Vanuit een intrinsieke behoefte. Niet omdat erom gevraagd wordt, maar gewoon omdat een vakmens altijd beter wil worden. Dus vernieuwt, studeert en innoveert hij.
Van de advocatuur als instituut verwacht ik ook dat zij open staat voor innovatie. En dat is wat ik ook waarneem: bij de discussie over de kostendekkende griffierechten en bij de voorgestelde bezuinigingen in de sociale advocatuur stond er een Orde die niet alleen helder en duidelijk een tegengeluid liet horen, maar die ook alternatieven had en duidelijk maakte niet koste wat het kost alles bij het ouwe te willen laten. Daar is dus, wat mij betreft, “extern toezicht” niet bij nodig…
Wel moeten we, met de wind van de vernieuwing in de rug, vast blijven houden aan enkele belangrijke ankers: de kernwaarden. Wij van de magistratuur en u van de advocatuur delen er maar liefst drie: de kernwaarden deskundigheid, integriteit en onafhankelijkheid. Ons maatschappelijk belangrijke werk dwingt ons om vast te houden aan deze waarden en - hoewel het niet altijd zo gearticuleerd wordt - vraagt de samenleving daar naar mijn mening ook om. De advocatuur hoeft daarbij niet voorop te lopen, maar moet, met de kernwaarden als richtsnoer, wel in de juiste richting meebewegen.
Dan de positie van het slachtoffer. Zoals ik net al kort probeerde aan te geven, vind ik het recente idee om het strafproces op te knippen in twee delen, interessant. Dat we een gedeelte krijgen waarin wordt bepaald of de verdachte daadwerkelijk de dader is en een gedeelte waarin vervolgens een passende straf wordt bepaald. Bij dit laatste deel heeft het slachtoffer een natuurlijke plek. Dit vind ik zeer de moeite waard om verder uit te werken en de NVvR is daartoe ook graag bereid.
Maar naar aanleiding hiervan wil ik eigenlijk wat anders zeggen. Ik heb mij de afgelopen weken weleens verbaasd over het beeld dat van rechters en officieren wordt geschetst als het gaat om de discussie over de rol van het slachtoffer in het strafproces. Dat we het lastig vinden om op zitting met slachtoffers te dealen. Dat we slachtoffers lastig vinden. Alsof we het slachtoffer liever buiten het strafproces willen houden.
Van Gerbrandy is bekend dat uit zijn mond opgetekende uitspraken destijds uit de Handelingen van de Tweede Kamer zijn geschrapt vanwege hun “ongepaste felheid”. En ik moet u bekennen dat ik mij hier nu enorm sta in te houden. Snel een tweet: Grote onzin! 10 tekens…..
Wij magistraten staan open voor vernieuwingen in de rechtspraak, we staan open voor vernieuwingen in het strafproces. We hebben er natuurlijk wel een mening over. Maar mag het? Het is ons werk. Maar wij gaan graag ieder gesprek hierover aan, met de advocatuur en met de politiek.
En daarom - met een veelbetekenende blik in de richting van de woordvoerders uit de Tweede Kamer -: wat oprecht geweldig dat u er bent vandaag! Neemt u van mij aan dat dit wordt gewaardeerd door onze leden en vast ook door de advocaten hier aanwezig.
Tot slot wens ik u bij de discussie zodadelijk veel meningsverschillen toe. Dat maakt het wel zo boeiend. Zodat ik straks zou kunnen twitteren: “Was vandaag bij het Gerbrandydebat. Ging er heftig aan toe. Heb er ontzettend van genoten. En heb weer iets nieuws geleerd.”
124 tekens. Dank u wel.