SPEECH SHULA PREMIEREDINER 2015 Al jarenlang beginnen dit soort speeches van televisiebazen met de constatering dat het medialandschap en het kijkgedrag snel veranderen. En wordt er meestal gelijk door anderen bijgezegd: het einde van het televisietijdperk is nabij. Jammer maar helaas. De werkelijkheid is anders. Feit is dat mensen niet minder maar juist meer naar programma’s kijken. Nieuw is wel dat ze kijken op een zelfgekozen moment, op een zelfgekozen apparaat en kiezen uit een eindeloos aanbod. Ik duid daarom de grote mediaveranderingen die zich nu voltrekken als de bevrijding van het publiek. Het sleutelwoord is vrijheid. Niet meer gevangen in de schema’s uit de televisiegids, niet meer gekluisterd aan één apparaat, niet meer gebonden aan één zender. En met die extra vrijheid is het publiek blij. Niet meer wachten tot het programma dat je wilt zien eindelijk begint, geen frustratie over een aflevering die je vergeten bent op te nemen en geen fietstochtjes door de re!1
gen naar de plaatselijke videotheek. Het publiek, de kijker, heeft de keuze en is de laatste om te klagen over zoiets als het einde van een televisietijdperk. Bij die vrijheid van het publiek, hoort vrijheid voor de publieke omroep. De publieke omroep moet vrij zijn om te maken wat ze wil. Vrij zijn van politieke en commerciële invloed. En ze moet vrij zijn om het publiek dat wat ze maakt aan te bieden op alle mogelijke momenten en apparaten. Over die vrijheid wil ik het hebben. Ik begin met het meest voor de hand liggende. Als het kijkgedrag van het publiek anders wordt, moet de publieke omroep de ruimte hebben om daar op in te spelen. Gelukkig hebben we in Nederland een mediawet die de opdracht van de publieke omroep niet beperkt tot het aanbieden van klassieke televisie- en radiozenders. De publieke omroep heeft de mogelijkheid om zijn programma’s online aan te bieden via websites, apps en gemist diensten. En de nieuwe Mediawet die staatssecretaris Dekker gisteren naar de Kamer stuurde, versterkt !2
deze positie in het digitale domein en de slagkracht van de publieke omroep nog verder. Dat is positief en dat hebben wij gisteren samen met de omroepen ook laten weten. Wij zijn blij dat de staatssecretaris een voorstander is van een sterke publieke omroep. Vrijheid betekent ook dat de publieke omroep zelfstandig, onafhankelijk en vernieuwend werkt aan de toekomstbestendige inrichting van ons unieke omroepbestel. Ook als dat oude zekerheden wegneemt. We gaan online de komende periode gebruiken om ons publiek nog beter te bedienen met gepersonaliseerd aanbod en met een optimale gebruikerservaring. We gaan constant de dialoog aan met het publiek via social media; we willen weten wat hen beweegt en begrijpen hoe zij zich online en offline bewegen. Daaruit zullen weer nieuwe modellen ontstaan. Programma’s worden niet meer alleen gemaakt voor de televisie maar worden steeds meer totaal-concepten die zich online en offline presenteren, variërend van communities op internet tot evenementen in het land. !3
Dan de vrijheid van commercie. Vrijheid van commerciële druk is nodig om te kunnen innoveren. Daarom maken we ruimte om te experimenteren met nieuwe formats en nieuw talent. En als onze DJ’s uitgroeien tot sterren en vertrekken naar de commerciële radio, dan zijn we trots op ze en geven we nieuw talent een kans, zoals recent op NPO 3FM. Bij de publieke omroep zijn niet de cijfers onder streep leidend, maar zijn we vrij om te kiezen voor kwaliteit. U zult zien dat we daarom vaker onderscheidende series gaan maken zoals De IJzeren Eeuw, Onze man in Teheran en Allemaal Familie. Ook gaan we meer investeren in hoogwaardig Nederlands drama waar de publieke omroep al om bekend staat. En we zullen, overigens in lijn met het kabinetsbeleid, er scherper op toezien dat al onze programma’s – dus ook amusement – publieke waarde hebben. Vrij dus om in te spelen op veranderend kijkgedrag van ons publiek, vrij van commercie. En tenslotte: vrij van politieke druk. De publieke omroep en haar makers moeten vrij !4
zijn om te maken wat ze willen. Dat doen we uiteraard vanuit een helder wettelijk kader. Maar dat moeten we onafhankelijk kunnen blijven doen. Want juist die onafhankelijkheid is het hart van ons bestaansrecht. De publieke omroep is – om een woord van de VPRO te lenen – een vrijplaats, een plek waar elk onderwerp, elke zienswijze, elke groep, elk thema een plek kan vinden. Zonder bemoeienis van welke belangengroep of politieke partij dan ook. Sterker nog: vaak als tegenwicht van gevestigde belangen en de macht van de wisselende politiek. Want gemakzucht, onzorgvuldigheid en het klakkeloos aannemen van de wereld zoals die is, zijn vijanden van de vrijheid. En juist die politieke onafhankelijkheid staat dezer dagen ter discussie. En deze discussie is in het verleden begonnen met geld. Sinds de afschaffing van het kijken luistergeld vertaalt de politiek zijn budgetrecht niet alleen in bezuinigingen, maar ook in het oormerken van budgetten voor allerlei inhoudelijke ambities. Meer geld voor drama, minder geld voor sport, geoormerkt geld voor levensbeschouwing. Het begint met !5
vragen, dan volgen moties in de Kamer en wordt het uiteindelijk vastgelegd in onze prestatieovereenkomst of in de wet zelf. We merken hoe groot de uitdaging is voor de politiek om daarbij niet de grenzen van de onafhankelijkheid van de publieke omroep te overschrijden. De meest recente ontwikkeling is de Haagse roep om ‘transparantie’. Vooropgesteld: niemand is daar tegen. Of de publieke omroep vervolgens wel wil vertellen wat ze precies aan elk programma uitgeeft. Het is tenslotte belastinggeld en daar gaat de politiek over. Maar deze discussie gaat niet over transparantie, deze discussie gaat over onafhankelijkheid. De onafhankelijkheid van de publieke omroep om te maken wat ze wil en de inhoudelijke keuzes te maken die ze wil. Als we 8 in plaats van 3 camera’s willen opstellen tijdens het huwelijk van Maxima en Willem-Alexander om die ene traan te vangen dan is dat onze keuze. Als we naar het buitenland willen reizen voor een programma omdat dat bijdraagt aan de impact van onze boodschap, dan is dat onze keuze. De poli!6
tiek besluit hoeveel geld we krijgen, niet hoe we dat uitgeven. Nu zult u zeggen dat het alleen om ‘transparantie achteraf’ gaat. Maar iedereen weet dat je terugkijkt om vervolgens iets af te spreken voor de volgende keer. De meeste Kamerleden konden nog lachen over de breed aangenomen motie dat er meer Nederlandstalige muziek moet komen op NPO Radio 2. Maar wat als het gaat om meer marsmuziek op NPO Radio 4? Of minder programma’s gericht op bepaalde minderheden? Waar ligt de grens in de inmenging in die onafhankelijkheid? Uiteraard verantwoorden wij ons tot achter de komma. Want als de politiek vragen heeft over de besteding van het belastinggeld, dan kan ze het onafhankelijke Commissariaat voor de Media vragen om elk dubbeltje en elke factuur bij ons na te kijken. Geen enkel probleem. Laat dat helder zijn. Wij leggen graag verantwoording af en gaan dat ook per genre en per net doen. Ook naar het publiek. Maar het gaat ons te ver om de politiek instrumenten in handen geven om vervolgens !7
te debatteren over inhoudelijke programmakeuzes van de publieke omroep. De discussie over transparantie – die dit najaar ongetwijfeld terugkomt in de Kamergaat ten diepste over onafhankelijkheid. Een bevrijd publiek en een democratisch land vragen om een onafhankelijke publieke omroep. Die onafhankelijkheid gaat ons aan het hart, daar strijden we voor. Omdat Nederland er beter van wordt en de democratie sterker. En dat die vrijheid van onze makers tot prachtige, relevante en impactvolle programma’s leidt, dat bewijzen we ook dit najaar weer. Dank u wel!
!8