Specialistisch Optreden Brandweer Nederland Bijlage 2 bij agendapunt 7
Deel II
Uitvoeringskader bij visie op bovenregionale brandweerspecialismen in Nederland
Raad van Brandweercommandanten
Uitvoeringskader bij visiedocument RBC, Nr. 001/2013, versie: 1.0
1
Inhoudsopgave Deel II....................................................................................................................................................... 1 Samenvatting........................................................................................................................................... 4 Algemeen................................................................................................................................................. 4 Hoofdstuk 1 - Het proces om te komen tot een landelijke specialistische brandweertaak ................... 6 Bijvoegsel 1: Procesdiagram totstandkoming landelijke specialismen ............................................... 9 Hoofdstuk 2 Toetsing standpuntbepaling brandweercommandanten aan Landelijke specialismen ... 10 Algemeen........................................................................................................................................... 10 Relatie met het SOM-rapport ........................................................................................................ 10 Scheepsbrandbestrijding ................................................................................................................... 10 Ondergrondse Infrastructuur ............................................................................................................ 12 Petrochemie. ..................................................................................................................................... 13 Ongevallenbestrijding gevaarlijke stoffen ( OGS).............................................................................. 14 Technische hulpverlening .................................................................................................................. 15 Werken met hoogteverschillen ......................................................................................................... 16 Natuurbrandbestrijding ..................................................................................................................... 17 Waterongevallen ............................................................................................................................... 18 De ondersteunende processen ......................................................................................................... 19 Leiding & Coördinatie .................................................................................................................... 19 Informatievoorziening ................................................................................................................... 20 Logistiek en ondersteuning ........................................................................................................... 20 Hoofdstuk 3- Rollen, taken en verantwoordelijkheden, bevoegdheden kernspelers .......................... 21 Algemeen........................................................................................................................................... 21 Rollen, taken en verantwoordelijkheden .......................................................................................... 21 Bijvoegsel 1 - Rollen, taken en verantwoordelijkheden, bevoegdheden kernspelers ...................... 24 Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden voor de blauwdruk specialistisch optreden Brandweer Nederland . 27 Algemeen........................................................................................................................................... 27 Contouren nieuwe blauwdruk....................................................................................................... 27 Uitgangspunten ............................................................................................................................. 27 Rol RBC .......................................................................................................................................... 28 Projectmatige aanpak........................................................................................................................ 28 Personeel ........................................................................................................................................... 28 Uitgangspunt ................................................................................................................................. 28
2
Personele vulling ........................................................................................................................... 29 Eisen aan leidinggevenden ............................................................................................................ 29 Financiën ........................................................................................................................................... 30 Beheer. .......................................................................................................................................... 30 Instandhouding.............................................................................................................................. 30 Expertregio ............................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Vervanging (complementair, vervanging, uitbreiding) ................................................................. 31 Bijvoegsel 1 bij Hoofdstuk 4: Suggestie voor verrekening van bijstand ............................................ 32 Verrekening bijstand ..................................................................................................................... 32 Verrekeningsfonds veiligheidsregio’s. ........................................................................................... 32 Hoofdstuk 5- Condities voor de projectinrichting specialistisch optreden ........................................... 33 Fasering ............................................................................................................................................. 33 Uitgangspunten bij de projectmatige aanpak ................................................................................... 33 Aanwijzingen bij de projectmatige aanpak ....................................................................................... 34 Relatie projectorganisatie SOM ...................................................................................................... 35
3
Specialistisch Optreden Brandweer Nederland Strategische visie van de Raad van Brandweercommandanten op brandweerspecialismen in Nederland
Samenvatting De wet op de veiligheidsregio’s, artikel 15, verplicht de regio tot het opstellen van een risicoprofiel De regionale brandweer stelt op basis van het risicoprofiel een dekkingsplan op. Het dekkingsplan wordt goedgekeurd door het Algemeen bestuur van de veiligheidsregio. In dit dekkingsplan worden de voorziene risico’s afgedekt met:
regionale middelen interregionale oplossingen landelijke brandweerspecialismen middelen van derde partijen Landelijke brandweerspecialismen behoren bij Brandweer Nederland, onder regie van de RBC (Raad van Brandweercommandanten). Kennis en expertise bepaalt de effectiviteit van de brandweerspecialismen in samenhang met het daaraan verbonden netwerk Middelen van derde partijen moeten operationeel kunnen worden ingepast op basis van vaste afspraken De financiële afdekking van landelijke specialismen komt uit het structureel ten behoeve van de specialismen toegekend budget bij de “boedeloverdracht” van VenJ naar IFV. De organisatie van landelijke brandweerspecialismen sluit aan op het concept voor de expertregio’s.
Algemeen Deel I geeft het richtinggevend kader aan voor landelijke brandweer specialismen en de voorziene opbouw van deze specialismen. Bovendien is een eerste beoordeling aangegeven van de thans in het SOM-rapport opgenomen landelijke specialismen. Dit deel wordt afgesloten met aanbevelingen voor de nadere uitwerking. Deel II is speciaal bedoeld ter ondersteuning van de nadere uitwerking van brandweerspecialismen, en bestaat uit de volgende hoofdstukken: Hoofdstuk 1 – In dit hoofdstuk wordt het proces beschreven van de behoeftestelling tot de realisatie van een landelijk specialisme, waarbij ook de rol van de daarbij betrokken kernspelers is aangegeven. In een bijvoegsel is dit proces in een stroomschema weergegeven.
4
Hoofdstuk 2- Een eerste standpuntbepaling van brandweercommandanten over de in het SOMrapport aangeven specialismen, richtinggevend voor de nadere uitwerking van deze specialismen onder leiding van de programmaraad. Hoofdstuk 3 - Dit hoofdstuk beschrijft de rollen, taken/verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de kernspelers, die betrokken zijn bij de totstandkoming en inzet van landelijke specialismen Hoofdstuk 4 – De randvoorwaarden voor de blauwdruk specialistisch optreden zijn aangegeven in dit hoofdstuk. In een bijvoegsel wordt ook een mogelijke methodiek aangereikt voor de verrekening van de variabele kosten bij steunverlening en bijstand. Hoofdstuk 5 beschrijft de condities voor het projectmatig implementeren van het project landelijke brandweer specialismen.
5
Hoofdstuk 1 - Het proces om te komen tot een landelijke specialistische brandweertaak De context bij de totstandkoming van een landelijk brandweerspecialisme wordt in dit document bepaald door een aantal uitgangspunten: a. Het is de intentie van het Rijk om al het rijksmaterieel voor de brandweer over te brengen naar de brandweerorganisatie b. De inzet en uitrusting van de brandweer is niet langer materieel gestuurd, maar risico gestuurd c. De visie Brandweer over morgen d. De bestuurlijke setting van de veiligheidsregio’s, het veiligheidsberaad en de RBC als het managementberaad brandweer voor dit college e. Er wordt rekening gehouden met het ‘goede’ van het uitgebrachte SOM-rapport en richting gegeven aan het ‘Hoe nu verder’ met de daarin onderkende 8 landelijke specialismen en de 3 ondersteunende specialismen. f.
Landelijke brandweerspecialismen worden ondergebracht bij Brandweer Nederland en door het Rijk gefinancierd (investering en exploitatie), variabele kosten bij bijstand worden verrekend.
g. Bij de afdekking van risico’s wordt nadrukkelijk gekeken naar de mogelijke inzet van derde partijen onder regie van de brandweer. Het proces bij de totstandkoming van landelijke specialismen wordt gekenmerkt door twee stappen. In Stap 1 stelt het Algemeen Bestuur (AB) van de veiligheidsregio een dekkingsplan vast, dat zij gemotiveerd aanvaardbaar vindt en dat past bij de restrisico’s inhoudende basis brandweerzorg dekking en de reguliere specialistische dekking (bij de risico’s die dit vragen) voor het eigen budget van de regio. Het AB kan hierover bij meerderheid van stemmen beslissen. Daarbij gaat het zowel over de inhoud van de voorstellen als over het daaraan te verbinden budget van de regio. Stap 2 treedt in werking als de reguliere dekking tekort kan schieten. Dat kan het geval zijn als er meerdere regio’s bron en/of effectgebied zijn en de risico’s niet (goed) zijn af te dekken met de eigen middelen of de middelen van reguliere samenwerkingsverbanden. In het proces ter ondersteuning van stap 1 stelt het bestuur van de veiligheidsregio een regionaal risicoprofiel vast. Zij maakt op basis van een risicoanalyse (Risico = Kans x Gevolg) een inschatting van de in de eigen regio op te nemen middelen / maatregelen om de onderkende risico’s af te dekken. De regionaal brandweercommandant schat hiervoor in welke deel van de aangeven risico’s met de beschikbare brandweermiddelen kunnen worden afgedekt. Hij schat daarbij niet alleen de risico’s in als gevolg van grote incidenten, rampen en crises die de regio kunnen treffen en waaraan de brandweer een bijdrage levert, maar kijkt ook naar de afdekking van alle risico’s bij de voor de brandweer belangrijke mogelijke incidenten (voorbeelden: een brand in een tunnel, een brand in een petrochemisch bedrijf, een treinongeval of het omslaan van een partyboot op een recreatieplas), die
6
de regio kunnen treffen en waarbij de brandweer een repressieve taak heeft1. Het risicoprofiel houdt voor de brandweercommandant dus ook een (aanvullend) brand- en hulpverleningsprofiel in. Voor de afdekking van al deze risico’s beschikt de veiligheidsregio over de basis brandweerzorg en dekt daarmee 80-90% van alle te verwachten incidenten en risico’s af. Als uitgangspunt in dit document is aangenomen, dat de basiszorg op peil is (inzetbaar, beschikbaar). We besteden nu nog geen aandacht aan een in de toekomst mogelijk verdergaande differentiatie in de basiszorg, waardoor scherper kan worden gereageerd op de per incident benodigde slagkracht (kwantiteit en kwaliteit). De veiligheidsregio beschikt ook over een reguliere specialistische dekking, de zogenaamde basiszorg+ (regionale specialistische middelen, die lokaal ter versterking kunnen worden ingezet). Ook hiervan wordt aangenomen dat deze kwalitatief op orde zijn en liggen er bestuurlijke besluiten aan ten grondslag. Op basis van het restrisico, dat niet door de aanwezige middelen kan worden afgedekt, worden voorstellen uitgewerkt om dit risico te verminderen. Dit betekent dat: Bij de afweging van de risico’s in vergelijk tot de beschikbare middelen wordt een restrisico vastgesteld, dat niet of niet goed door de aanwezige middelen kan worden afgedekt. Hiervoor worden voorstellen uitgewerkt om dit risico te verminderen. Dit betekent dat: o hiervoor een extra ‘+’ aan middelen in de regio kan worden opgenomen, vooral als dit een regio-eigen risico is; o de keuze kan worden gemaakt om dit risico niet (geheel) in de eigen regio af te dekken, maar na te gaan of dit risico met één of meer buurregio’s kan worden afgedekt; o de keuze kan worden gemaakt om dit risico niet in de eigen regio af te dekken, maar aan te dringen op een samenwerking met een of meer andere regio’s omdat de specialistische dekking slecht in geringe mate aanwezig is en het lastig of inefficiënt kan zijn dat specialisme als regio alleen vorm te geven; o het interessant kan zijn de gewenste kwaliteit aan dekking samen met andere (buur)regio’s op te lossen door inkoop bij buren of derde partijen of samen de uitvoering vorm te geven en de lasten te delen tussen de betrokken veiligheidsregio’s; o de opname van een landelijk/interregionaal specialisme, dat in voorkomend geval in de eigen regio kan worden ingezet. Bij deze inschatting wordt gebruik gemaakt van: o het diagram lage/hoge frequentie, kleine/grote gevolgen; o de rol die de brandweer kan en wil vervullen bij dit risico; o de optredende imagoschade als de brandweer niet kan reageren; o de hoogte van de kosten voor inrichting, onderhoud, OTO en beschikbaarheid en inzetbaarheid; o de mate waarin ervaringsopbouw kan plaats vinden bij een lage frequentie en/of hoge materieelkosten; o de mogelijkheden voor interregionale samenwerking (beschikbaarheid, inzetbaarheid);
1
7
Handreiking Regionaal risicoprofiel, november 2009
o
o o
een stakeholder analyse in de eigen veiligheidsregio, waarbij wordt vastgesteld of en zo ja welk deel van het restrisico in de eigen regio door derden (anderen dan de brandweer, publiek en privaat) en met welk rendement kunnen worden uitgevoerd. Hierbij tevens na te gaan onder welke condities (tijd, beschikbaarheid, raamovereenkomst; waakvlamconstructie) dit kan gebeuren. Bij keuze van een derde partij zal ook de dan nog resterende rol voor de brandweer moeten worden vastgelegd (ondersteunend, facilitair of conditionerend); de vereisten aan de basis brandweerzorg ‘+’ bij de inzet van de extra middelen in de eigen regio (kennis, opleiding, leiding en coördinatie, logistiek); een inschatting van de publieke perceptie over dit risico en de daarbij veronderstelde rol van de brandweer. Het afzien van een veronderstelde taak vereist dus altijd actie in de richting van de burgers.
Op basis van de voorstellen en de daarbij gehanteerde overwegingen stelt het AB van de veiligheidsregio het eigen dekkingsplan vast. Nu kan het voorkomen dat er nog steeds niet afgedekte risico’s zijn. Dan moeten worden nagegaan of en in hoeverre hier en landelijke dekking voor mogelijk is. In feite start dan stap 2. Dit kan zeker het geval zijn bij regiogrens overschrijdende risico’s, waardoor de reguliere samenwerkingsvormen en/of de reguliere dekking niet meer functioneert of te kort schiet. Daarbij is het van belang dat deze restrisico’s van de veiligheidsregio’s worden geïnventariseerd. In dat geval zullen de regionale brandweercommandant daartoe voorstellen inbrengen in de RBC. Dit zal zeker het geval zijn als dit restrisico zich bij meerdere regio’s voordoet. In het RBC wordt ook melding gemaakt van een (mogelijke) interregionale afdekking van (een deel) van het restrisico. De RBC inventariseert de voorstellen van alle regio’s en kan mede op basis daarvan dit verzoek laten uitwerken in een van haar programmaraden. Ook hier wordt nagegaan of het een brandweertaak moet worden en of deze zou kunnen worden uitbesteed aan derden. Ook moet worden uitgewerkt hoe voor dit specialisme kan worden voorzien in de hiervoor vereiste kennis en expertise en hoe deze kan worden belegd en moet worden nagegaan hoe een operationele inzet kan worden verwezenlijkt. Indien deze landelijke restrisico’s niet logischerwijs kunnen worden afgedekt uit de regiobudgetten zullen landelijke aanvullende budgetten moeten worden vastgesteld. Dit geldt voor zowel landelijke centrale voorzieningen en/of decentraal onder te brengen capaciteiten. Ook moeten voorstellen worden ontwikkeld voor het beheer, het bestuur en de inzet van deze middelen. Het uitgewerkte voorstel komt terug in de RBC en deze neemt hierover een besluit. Aansluitend op de concrete afdekking van risico’s door uitvoerende landelijke specialismen kan er ook behoefte zijn aan expertisevergaring, ontwikkeling en beheer van kennis voor zowel de warme als de koude fase. Deze kan zowel centraal als decentraal worden ondergebracht.
.
8
Bijvoegsel 1: Procesdiagram totstandkoming landelijke specialismen
Figuur 1: proces schema landelijk specialisme
9
Hoofdstuk 2 Toetsing standpuntbepaling brandweercommandanten aan Landelijke specialismen Algemeen. In deel I is de standpuntbepaling van de brandweercommandanten op basis van het richtinggevend kader over de huidige acht specialismen compact weergegeven. In dit hoofdstuk wordt deze visie volledig weergegeven en afgezet tegen de in het SOM-rapport aangegeven strategie per specialisme. De nu bij de brandweer ingedeelde middelen bestaan uit de basis brandweerzorg en een aantal reguliere op regionaal niveau beschikbare specialistische middelen ter versterking van de lokale inzet. Deze laatste categorie kent naast een grote mate van vergelijkbaarheid van regio’s ook (grote) verschillen tussen regio’s. Relatie met het SOM-rapport In het SOM-rapport is een achttal(mogelijke) landelijke specialismen uitgewerkt. Deze selectie berust op een analyse van de maatrampscenario’s en elementen van de visie Grootschalig Brandweeroptreden. Het betreft de volgende specialismen: 1. Scheepsbrandbestrijding; 2. Ondergrondse inzet; 3. Petrochemie; 4. Ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen; 5. Technische hulpverlening; 6. Werken met hoogteverschillen; 7. Natuurbrandbestrijding; 8. Waterongevallen. Deze opsomming hoeft niet limitatief te zijn; er kunnen zich gaandeweg ook nieuwe specialismen ontwikkelen. Het is ook denkbaar, dat in de regio’s ingedeelde specialismen uit doeltreffendheid of doelmatigheidsoverwegingen tot landelijke specialismen worden verheven. Daarenboven zijn drie ondersteunende bovenregionale specialismen onderkend, die moeten worden (door)ontwikkeld en aangevuld met het kennis en expertisecentrum: 1. Leiding en coördinatie; 2. Informatievoorziening; 3. Logistieke ondersteuning. De brandweercommandanten hebben de in het SOM-rapport genoemde specialismen beoordeeld met het aangegeven kader als uitgangspunt en op basis van de in Bijlage B aangeven overwegingen.
Scheepsbrandbestrijding Visie RBC. Dit wordt niet als een nationaal specialisme gezien, omdat de brandweer in beginsel een aanvullende taak heeft. In principe heeft elk schip –op basis van nautische regelgeving- een getrainde bemanning en blusmiddelen aan boord. Bovendien is het een verantwoordelijkheid van de beheerder van het vaarwater(Rijkswaterstaat en kustwacht). Het is wel belangrijk dat er een expertisecentrum is. Als het tòch gebeurt staat effectbestrijding voorop. Het verdient aanbeveling om de -vanuit deze optiek- benodigde kennis en expertise te bundelen en onder te brengen in een regio met dit specialisme. De hoofdtaak van dit kennis en expertisecentrum
10
zal het delen van kennis en ervaring zijn met de regio’s met een overeenkomstig risico. Stakeholder analyse is daarbij een belangrijke aspect. Op landelijk niveau worden voor deze taak verder geen specialistische middelen voorzien. Het risico beperkt zich tot de regio’s waar de grote havens zich bevinden: : Rotterdam – Amsterdam – Vlissingen – IJmuiden – Delfzijl. Buitengaats op zee. Dit is geen brandweertaak. Deze taak moet worden belegd bij de Kustwacht, Rijkswaterstaat en bergingsbedrijven. (Zee)havens. Bij de bestrijding van dit type brand wordt – al dan niet op basis van voorafgaande afspraken – samengewerkt met bijvoorbeeld de havenautoriteit, Rijkswaterstaat en professionele bergers. Dit is zeker het geval bij niet afgemeerde schepen. Binnenhavens en binnenvaart. Een aantal regio’s beschikt over een blusboot om in te zetten bij brand op schepen op de binnenvaart of in havens. Het beschikken over een blusboot is een eigen keuze van een regio. Hiervoor worden geen landelijke middelen ingezet, anders dan het delen van kennis en expertise. Wel dient de afstemming met Rijkswaterstaat als beheerder van deze vaarwegen over de bron- en effectbestrijding te worden geïntensiveerd (middelen en kosten). Relatie met het SOM rapport. Het SOM rapport spreekt over de noodzaak langs de kust op meerdere plaatsen teams te formeren om schepen naar de wal te begeleiden. De kustwacht regelt. De samenwerking met de MARINE brandweer wordt onderzocht; zie schema. Deze taak wordt door de RBC afgewezen. Het overige is grotendeels in lijn met de visie, waarbij nog specifiek moet worden gekeken naar het samenspel met andere partijen (havendiensten, bergers, Defensie). Bovendien is het de vraag of het specialisme zich moet richten op schepen met een complexe indeling of lading. Het gaat toch in feite om alle soorten brand op schepen. Scheepsbrandbestrijding Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme? Regio op orde?
Zeehavens en hoofdvaarwegen Nee Escalerende branden op schepen met complexe indeling of complexe lading Scheepsbrandbestrijding is een interregionale taak voor reguliere schepen en pleziervaart Opkomsttijd gewenst 1 uur Aantal teams nodig 2 voor Partners Mogelijk Koninklijke Marine buitengaats 1 voor binnengaats Kenniscentrum √ √ Operationeel team √ Spec OvD √ Tabel 1: SOM rapport samenvatting Scheepsbranden
Strategie De strategie is primair gericht op containment en reductie van (keten)effecten om andere partijen de tijd/ruimte te verschaffen om maatregelen te nemen. Daarmee is kennis over de bereikbaarheid, beschikbaarheid en mogelijkheden van deze partijen noodzakelijk. Deze moet in korte tijd overdraagbaar zijn.
11
Randvoorwaarden en condities Scheepseigenaren en gezagvoerders zijn verantwoordelijk voor de organisatie en voorbereiding op brand en de kennis van zaken over de mogelijkheden/beperkingen aan boord. Deze informatie moet snel overdraagbaar zijn; Informatie over scheepsindeling en lading moet snel bekend zijn; Logistiek concentreert zich op verzorging en lucht; Aflossing en voortzettingvermogen moet mogelijk zijn; De beschikbaarheid van expertise is een bepalende randvoorwaarde; De mogelijkheden van Defensie en kustwacht moeten uitgenut kunnen worden; Andere civiele brandweer met taken op het water (boorplatforms bijvoorbeeld) maken deel uit van het in te zetten netwerk; Inzet van specialistische OD en nautisch expert inzetten als adviseur COPI. Stakeholders RWS Verzekeraars en bergers: LIoyd, Smit, Veritas Havenbedrijven
Ondergrondse Infrastructuur Visie RBC. Voor de bestrijding van branden in ondergrondse infrastructuur, zoals parkeergarages en tunnels, wordt nu nog geen landelijk specialisme voorzien. Er loopt een innovatietraject dat opties kan genereren voor andere mogelijkheden voor een offensieve buitenaanval, die tot een andere standpuntbepaling kunnen leiden. Het opbouwen van expertise is hier wel relevant; in beginsel is deze bij USAR aanwezig. De beheerders van ondergrondse voorzieningen zijn zelf verantwoordelijk voor voorzieningen en organisatie. De overige voorzieningen dienen zodanig te zijn dat de regionale brandweer de brand binnen twee uur onder controle kan hebben. Brandbestrijding wordt georganiseerd in samenwerking met de beheerders. Voor de bestrijding van grote/complexe branden in tunnels zijn specialistische middelen nodig, die niet beschikbaar zijn in het basis(+) middelenarsenaal. Wellicht biedt de techniek hier op langere termijn een aantal opties voor (o.a. inzet van robots en blusbommen). De brandweer treedt bij een tunnelbrand op, maar vooral op het gebied van slachtoffer-, schade- en effectbeperking. Een nationaal team zal op dit gebied geen toegevoegde waarde hebben. Het optreden bij instortingen is wel een landelijk specialisme. Het vereist bijzondere middelen, deskundigheid en een getraind team. Een dergelijk team gaat de capaciteit van een regio zeker te boven en is voor een regio niet doelmatig in stand te houden. De oprichting van een nationaal specialistisch team zou dan meerwaarde kunnen hebben. Hier dient zich wel een uiterst nuttige optie aan voor de binnenlandse inzet van de USAR. Kennis en expertise is in deze organisatie geborgd.
12
Relatie met het SOM rapport. In het SOM rapport wordt globaal dezelfde gedachtegang gevolgd. De binnenlandse inzet van USAR bij instortingen wordt geheel onderschreven. Tevens nagaan of het hier moet gaan om in te zetten teams of het aanbieden van expertise ter versterking van de regionale teams (of beide).
Ondergrondse inzet Specifieke risicogebieden
Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme?
Tunnels (auto-metro) komen vooral in het westelijke deel van Nederland Voor; Ondergrondse bouwwerken als parkeerkelders komen in geheel Nederland (steeds meer) voor Ja
Assistentie aan regionale korpsen bij, als gevolg van falende preventieve en preparatieve voorzieningen, escalerende branden in ondergrondse bouwwerken. Voorbereid op optreden in ondergrondse bouwwerken Regio op orde? e Opkomsttijd gewenst 1 team 1 uur e 2 team binnen 2 uur Aantal teams nodig 2à3 Partners Kenniscentrum √ √ Operationeel team √ Spec OvD √ Tabel 2 SOM rapport samenvatting Ondergrondse infrastructuur
Strategie: Operatie gebaseerd op gedetailleerde kennis over object en voorzieningen vooraf door betrokken regio; bij tunnels maximaal leunen op kennis beheerder. Bij instorting USAR inzetten. Randvoorwaarden en condities Beschikbaarheid van bluswater bij de brandhaard moet gegarandeerd zijn; Reductie (duur van) maatschappelijke effecten is een kritische factor; Spreiding gerelateerd aan opkomsttijd en bereikbaarheid (van twee zijden!); Eventuele specialistische eenheden dienen binnen twee uur ingezet te kunnen zijn (> twee uur maximale brand). Stakeholders USAR KLPD RWS Prorail Movares Tunnelbeheerders Gemeente Amsterdam
Petrochemie. Visie RBC Er loopt een pilot op dit gebied, het is verstandig de uitkomst daarvan af te wachten. De eigenaren van petrochemische installaties hebben wettelijke verantwoordelijkheden om zich voor te bereiden en te organiseren op calamiteiten. In beginsel verloopt de bestrijding van dit type brand altijd in samenwerking met de bedrijfsbrandweer, die hier is gespecialiseerd. Voor welk deel van dit
13
type brand draagt de brandweer de verantwoordelijkheid? Doorgaans gaat het hier om geconditioneerd uitbranden. Het is essentieel hierbij ook externe experts te betrekken. Het verzamelen van kennis en expertise en dit op één punt onderbrengen ligt voor de hand. De regio Rotterdam-Rijnmond dient zich hiervoor aan. De resultaten van de pilot als expertregio op het gebied van industriële branden moet zeker bij een verdere analyse worden betrokken. Relatie met het SOM rapport. In het SOM rapport wordt voorgesteld om kennis en expertise te bundelen om de slagkracht assistentie en voortzettingsvermogen te creëren. Wel dient het aantal te formeren teams nog eens kritisch te worden bezien en met name de noodzaak voor een gaspakkenteam in eigen beheer. De regionale brandweer is in samenwerking met de bedrijfsbrandweren al aan de slag. Het betreft hier vooral het toevoegen van expertise (snel in het COPI) en extra slagkracht bij grotere branden. Petrochemie Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme? Regio op orde?
Havengebied van Amsterdam, Rotterdam en Zeeland Sittard Geleen Nee Blussen van grootschalige tankbranden (diameter groter dan 25 m) en 2 plasbranden (>1.500m )door koppelen van specialistische systemen Een regio kan zelfstandig plasbranden tot 1.500m2 en tankbranden (tot doorsnede van 25m) blussen. 2 uur Partners Samenwerkingsverbanden brandweren (pps) 4
Opkomsttijd gewenst Aantal teams nodig Kenniscentrum √ Materieel √ Tabel 3: SOM rapport samenvatting petrochemie
Operationeel team
√
Spec OvD
√
Strategie Bedrijven en regionale eenheden bestrijden begrensde omvang brand, daarboven wordt een landelijk specialistisch team en kennis ingezet. Randvoorwaarden en condities Specialistische kennis moet snel toegankelijk zijn; De aanvoer van bluswater is een kritische succesfactor; Specialistische expertise moet snel fysiek voor advies bij COPI zijn; Regio’s blijven verantwoordelijk voor waterlevering, koeling belending en effectbestrijding; Voortzettingsvermogen moet aanwezig zijn. Stakeholders Petrochemische bedrijven Samenwerkende partijen in BRZO
Ongevallenbestrijding gevaarlijke stoffen ( OGS) Visie RBC Er loopt een onderzoek op dit thema, het is verstandig de uitkomst van dit onderzoek af te wachten. Dit type ongeval leidt in bijna alle gevallen tot directe maatschappelijke onrust. De taak van de brandweer zal echter veelal niet meer zijn dan stabiliseren. De inzet van een of meerdere CBRNeteams kan noodzakelijk zijn. In ieder geval blijft aandacht nodig voor het eerstelijns advies door de adviseur gevaarlijke stoffen.
14
Relatie met het SOM rapport Dit element is in het SOM rapport nog niet uitgewerkt; CBRNe en NPK zijn genoemd. De visie wordt in 2013 uitgewerkt. Na ontwikkeling van de visie op OGS kan bepaald worden of de huidige landelijke teams gehandhaafd blijven of dat er een nieuwe opzet nodig (en of in die nieuwe opzet een landelijk specialisme te onderscheiden) is. Dan kan bepaald worden of het huidige budget toereikend is voor implementatie van (delen van) de nieuwe visie. Veiligheidsregio Zeeland is door de minister aangewezen als expertregio NPK (Nationaal Plan Kernongevallen). Dit houdt in dat de veiligheidsregio vanuit het ministerie geld krijgt voor het opzetten van een multidisciplinair kenniscentrum met betrekking tot het bestrijden van kernongevallen. Mogelijk leidt dit ook tot het stationeren van specialistische apparatuur in de regio Zeeland. De Som rapport tabel is niet beschikbaar. Strategie Nog niet geformuleerd Randvoorwaarden en condities Nog niet geformuleerd Stakeholders Defensie VROM RIVM
Technische hulpverlening Visie RBC De technische hulpverlening wordt als landelijk specialisme gezien. De technische hulpverlening betreft de overtreffende trap van de reeds aanwezige middelen bij de brandweer. Inhoud van de hulpverlening is geen statisch proces; de samenstelling van de hierin op te nemen middelen kan veranderen. Essentieel is het samenwerken met gedeelde deskundigheid en vaardigheid. Daarbij wordt zo mogelijk aangesloten op middelen van derden en eventueel USAR. Ook het LOCC heeft hier een spilfunctie. Voor dit specialisme dienen zich mogelijkheden aan voor een snelle uitrol, gegeven de reeds aangeschafte middelen in het voorafgaande SOM-traject. Wel blijft aandacht nodig voor de afstemming op de regionale middelen. Relatie met SOM rapport. De visie komt grotendeels overeen met het gestelde in het SOM rapport; de aanbeveling van USAR is ook opgenomen. Wel dient extra aandacht te worden gegeven aan samenwerkingsmogelijkheden met derden en de aansluiting van deze middelen op de standaarduitrustingen.
15
Technische hulpverlening Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme?
Geheel Nederland Ja het lokaliseren van slachtoffers, het stabiliseren van de directe werkomgeving van de hulpverleners en het vervolgens redden van slachtoffers in het scenario zware en complexe verkeersongevallen en/of ingestorte gebouwen. Tankautospuiten en hulpverleningsvoertuigen zijn standaard bepakt Regio op orde? Opkomsttijd gewenst 1 tot 1,5 uur Partners USAR Aantal teams nodig 5 Kenniscentrum √ Materieel √ Operationeel team √ Spec OvD √ Tabel 4: SOM rapport samenvatting Technische hulpverlening
Strategie Als de inzet van basiseenheden niet toereikend is, specialistische hulp inroepen. Randvoorwaarden en condities Aansluiting bij externe hulpbronnen Stakeholders RWS Defensie Prorail calamiteiten team
Werken met hoogteverschillen Dit wordt niet als een landelijk specialisme gezien; een expertisecentrum ligt wel voor de hand. De inzet van derden kan hier een goede oplossing zijn. De frequentie van het risico, waarvoor deze inzet wordt gevraagd, is laag. De kernvraag is of dit een brandweertaak is die thuis hoort in de brandweer doctrine. Regio’s die zelf over deze capaciteit willen beschikken, hebben die keuze. Maar ook dan blijft de borging van kennis, expertise en de kwaliteitsbewaking van belang. Dit betreft ook de afstemming van uitrusting en opleiding. Relatie met SOM rapport. In het SOM rapport wordt een soortgelijke afweging gemaakt, met uitzondering van de vraag of dit wel een landelijke brandweertaak is, in de afweging tussen frequentie en instandhouding van expertise, kwaliteit en vaardigheid. Dit is dus reden om dit aspect opnieuw te beschouwen. Als de uitkomst is dat dit toch een landelijke brandweertaak moet zijn, dan moet ook opnieuw naar het aantal teams worden gekeken. Werken met hoogteverschillen Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme? Regio op orde? Opkomsttijd gewenst Aantal teams nodig
Geheel Nederland ja slachtoffers verantwoord te kunnen evacueren uit lastige posities Redvoertuigen Koninklijke Marine, 1 uur Partners USAR, 4à5 Politie, Defensie Kenniscentrum √ Materieel √ Operationeel team √ Spec OvD √* Tabel 5: SOM rapport samenvatting Hoogteverschillen
16
Strategie: Stabiliseren en creëren van tijd en ruimte om de specialisten op locatie te krijgen en ze te informeren over de situatie, zodat het gouden uur nog kan worden benut. Randvoorwaarden en condities Snelle inzet (helikopters) Voortzettingsvermogen Leiding en coördinatie ter plekke Stakeholders Defensie Alpinistenvereniging KLPD Politieacademie Dave Remijnse (Ossendrecht)
Natuurbrandbestrijding Visie RBC Dit is een landelijk specialisme. Natuurbranden behoren niet tot de categorie lage frequentie, geringe gevolgen. De pilot ‘expertregio natuurbrandbestrijding’ (VNOG) loopt. De over de jaren opgebouwde expertise en kennis hebben zich ontwikkeld tot een uitgekristalliseerd concept dat met andere regio’s wordt gedeeld. Als een natuurbrand zich voordoet zitten doorgaans alle regio's in dezelfde omstandigheden, te weten Code Rood. Bijstandsverlening aan andere regio’s maakt deel uit van het concept, maar onder deze omstandigheden moet het eigen risico zeker kunnen worden afgedekt. Om dit goed te doen is landelijk capaciteit nodig. De rol van het LOCC is evident. De borging van kennis en expertise op dit gebied is essentieel, maar moet ook zodanig zijn dat – waar nodig - deze modulair kan worden ingezet. De brandweercommandanten zijn wel van mening, dat er voor dit landelijk specialisme extra terreinvaardige blusvoertuigen moeten worden aangeschaft. Deze worden zonder personeel gestationeerd bij regio’s met een verhoogd risico op natuurbranden Relatie met SOM rapport. Het SOM-rapport is in lijn met de visie. Het gaat vooral om het gebruik van expertise en een (beperkt) aantal terreinvaardige blusvoertuigen, die ter versterking in de bronregio kunnen worden ingezet. Het aantal teams moet worden heroverwogen. Natuurbrandbestrijding Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Wat is specialisme?
Regio op orde? Opkomsttijd gewenst Aantal teams nodig
17
Ja, zuiden en oosten van Nederland Nee specialistisch blusmaterieel om in slecht tot zeer slecht begaanbaar terrein een stoplijn te maken en daarmee de brand in een relatief vroeg stadium met voldoende slagkracht en deskundigheid aan te pakken. Leveren van specialistische kennis Natuurbrandbestrijding is in principe een regionale taak. 2 uur Partners Defensie 3à4
Kenniscentrum √ Materieel √ Operationeel team Tabel 6: SOM rapport samenvatting Natuurbrandbestrijding
√
Spec OvD
√
Strategie: 1. zo snel mogelijk opschalen (meer van hetzelfde) en indelen in vakken om de uitvoering overzichtelijk te houden; aflossing en voortzettingsvermogen zijn cruciaal Randvoorwaarden en condities Verbindingen zijn de kritische succesfactor Aanvoer van water moet geregeld zijn Ondersteunende voertuigen (oa logistiek) moeten terreinvaardig zijn coördinatie met blusheli’s moet passen Stakeholders Defensie SBB Natuurmonumenten
Waterongevallen Visie RBC Dit wordt niet als een landelijk specialisme gezien; het is een taak voor alle regio’s. Het is belangrijk, dat duidelijk is welke operationele prestatie geleverd moet worden. Bij (grootschalige) overstromingen heeft de brandweer een uiterst beperkte taak. Bij wateroverlast (redden en pompen) is dit wel het geval; dat heeft te maken met capaciteit. Dan is er de categorie ‘auto’s die te water zijn geraakt’ en overeenkomstige ongevallen . Het is daarbij natuurlijk de intentie van de brandweer is om mensen te redden. Het voorkomen van imagoschade is hierbij belangrijk, aangezien duidelijk moet zijn voor het publiek dat het uiterste wordt gedaan om mensen te redden. In de praktijk betekent dit doorgaans helaas het bergen van slachtoffers. Veel regio’s hebben moeite een duikerteam in stand te houden. De frequentie is laag. Voor redden/bergen is aanvulling door derden (o.a. defensie) en door specifiek geschikte vrijwilligers (voorbeeld: sportduikers) een relevante optie. Om meer inzicht te krijgen in de uitvoering van deze (inter)regionale taak is het aan te bevelen op basis van de nu beschikbare capaciteit te kijken naar een mogelijke landelijke dekking en hoe deze kan worden geoptimaliseerd. Kennis en expertise is nodig bij de inzet van duikers, al was het alleen al om hun eigen veiligheid. Het is wel de vraag hoe deze het best kan worden geborgd, regionaal of landelijk? Bij ongevallen op het oppervlaktewater, zoals bijvoorbeeld op recreatieplassen, beschikt een aantal regio’s over enkele oppervlakteredding teams, maar hier gaat het ook en vooral om een scherpe afbakening met de rol van de KNRM en de reddingsbrigades. Relatie met SOM rapport. Het SOM-rapport is niet in lijn met de visie. Een grootschalige redding in snelstromend water is geen brandweertaak. Het gaat bij dit thema ook om de afweging redden en bergen en de afstemming daarover met de politie. Daarenboven over het aanhouden van oppervlakte water reddingscapaciteit. Bovendien komt hierbij weer de vraag op over duikcapaciteit. In welke mate moet landelijk worden beschikt over duikcapaciteit bij de brandweer en hoe effectief kunnen deze worden ingezet. Wat zijn de mogelijkheden voor derde partijen bij de hier genoemde taken?
18
Waterongevallen: WASAR Kustgebieden, gebieden rond de waterwegen. Specifieke risicogebieden Landelijke dekking gewenst? Ja Grootschalige redding in snelstromend water Wat is specialisme? Regio op orde? Opkomsttijd gewenst Partners Onder andere KNRM, Reddingsbrigade Aantal teams nodig Minimaal 2 Kenniscentrum Materieel √ Operationeel team √ Spec OvD Tabel 7: SOM rapport samenvatting Waterongevallen
Strategie: Veel capaciteit opbouwen, zo snel mogelijk gebied afbakenen en aanvangen met de mogelijke activiteiten; deskundige ondersteuning zo snel mogelijk inzetten, crisiscommunicatie ondersteunen. Randvoorwaarden en condities Waterafvoer is cruciaal; Maatschappelijke effecten reduceren is een kernactiviteit; Beschikbaarheid expertise en capaciteit is cruciaal. Stakeholders RWS Defensie Reddingsbrigades KNBRD KNRM
De ondersteunende processen De ondersteunende processen zijn in het SOM rapport ontwikkeld op basis van het organisatieconcept. Omdat de Visie gebaseerd is op het risicoprofiel is de aansluiting niet logisch te vinden. In beginsel scheppen de ondersteunende processen de invulling van de condities en randvoorwaarden die bij de visie zijn geformuleerd. Hierna wordt vooral voortgeborduurd op de beschouwing van de visie. Leiding & Coördinatie Commandofaciliteiten De beschikbaarheid van additionele landelijke faciliteiten is belangrijk. Dit is beginsel een logistieke functie. Een meer complexe operatie vraagt doorgaans om goede commandofaciliteiten. Dit is zeker het geval naarmate er meer spelers en/of partners bij de effectbestrijding zijn betrokken. Deze bestaan doorgaans niet uit het ter beschikking stellen van een commandoteam, maar uit commandofaciliteiten, indien de regio daar behoefte aan heeft. Immers operationele leiding wordt gegeven in de bronregio, het zij door de brandweercommandant dan wel de operationeel leider in een regio. Het is belangrijk dat deze faciliteiten aan standaarden voldoen willen zij effectief zijn bij de inzet. Er ontstaat een andere situatie, als de ramp een (zeer) grote omvang heeft en meerdere regiogrenzen overschrijdt. In een dergelijk geval kan landelijke centrale operationele leiding nodig zijn (LOS – Landelijk Operationele Staf).
19
Informatievoorziening Het in een regio ondergebrachte brandweerspecialisme moet aangesloten zijn op een informatiesysteem om te kunnen anticiperen op een mogelijke inzet. Dit kan een (landelijke) meldkamer met LCMS of een andersoortig informatiesysteem zijn. Een tijdige informatievoorziening van het specialisme bepaalt in hoge mate de effectiviteit van de inzet. Zeker omdat tijdwinst is te boeken met een vroegtijdige alertering. Logistiek en ondersteuning Het is voor de logistieke functie belangrijk dat er een doctrine is. Hoe gaat de brandweer om met logistiek? Zo’n doctrine is een bindend element in de bedrijfsvoering en bevordert zowel het effectief als efficiënt optreden. Logistiek is nodig, zowel in de koude als de warme fase en bij de nazorg. Aan de logistieke doctrine moet ook een logistiek planningsfunctie worden verbonden, teneinde slagvaardig te kunnen reageren. Door de lage frequenties waarin deze situaties zich voordoen is daar doorgaans ook weinig capaciteit voor en wordt veelal teruggevallen op improvisatie en natuurlijk liefst op een vorm van gecoördineerde improvisatie, waarbij ook diverse partners buiten de brandweer kunnen zijn betrokken. De processen die hier aanbod komen zijn bevoorrading van gebruik- en verbruik artikelen, zowel voor de directe brandweer functie (water, hulpstukken) als de indirecte middelen zoals brandstof en voeding. Daarnaast is de medische functie belangrijk. Verder omvat logistiek het onderhoud van het materieel en de instandhopuding van de beschikbaarheid. Het uitwerken van de doctrine is nu de eerste stap, die moet worden gezet.
20
Hoofdstuk 3- Rollen, taken en verantwoordelijkheden, bevoegdheden kernspelers Algemeen Een aantal ontwikkelingen in korte tijd maakt het noodzakelijk om alle spelers in kaart te brengen, die betrokken zijn bij het specialistisch optreden van Brandweer Nederland. In deze context moeten de door deze spelers te vervullen rollen, hun verantwoordelijkheden en de door hen uit te voeren taken, evenals hun bevoegdheden worden aangegeven. Deze ontwikkelingen betreffen: de inwerkintreding van de wet op de veiligheidsregio’s, waarin de regionale brandweer is ondergebracht (artikel 25) de overdracht van Rijks brandweer materieel naar de regio’s de totstandkoming van Brandweer Nederland met daarbij een Raad van Brandweercommandanten, die tevens het managementberaad vormt voor het Veiligheidsberaad de introductie van het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV) per 1 januari 2013 met de daarin ondergebrachte afdeling materieel en logistiek (voorheen Landelijke Faciliteit rampenbestrijding, LFR),
Rollen, taken en verantwoordelijkheden Rijk, ministeries. Financier en toezichthouder (Inspecties). Het Rijk is per 1 januari 2013 geen eigenaar meer van de brandweermiddelen en draagt daarom dus ook geen verantwoordelijkheden meer voor de staat, het beheer, de beschikbaarheid en de inzetbaarheid van dit materieel. Naast de middelen voor de brandweercompagnieën was het Rijk ook nog eigenaar van vijf technische hulpverleningsuitrustingen middelen (nu het IFV). Deze zijn in 2012 op basis van het SOM-rapport verworven. Het streven is om de eigenaar van het af te dekken risico dit ook van de middelen te maken. De RBC moet zich over de overdracht en de indeling van deze middelen uitspreken. Op een aantal terreinen is het Rijk nog verantwoordelijk voor de regelgeving bij inzet. Voorbeelden I&M (OGS), BuZa (USAR), Defensie (CBRNe). Ook houdt het Rijk toezicht door de rijksinspectie IOOV en verzorgt een deel van de financiering via het IFV. De Provincie. Heeft nog een algemene rol als toezichthouder op de in de wet op de veiligheidsregio’s genoemde gemeenschappelijke regeling. Voorts is de Commissaris der Koningin in de warme fase als Rijksheer namens de minister aanwijzingsbevoegd. IFV. Het IFV is een zelfstandig bestuursorgaan. Het IFV is er ’van en voor het veld’ (veiligheidsregio’s inbegrepen de brandweer). De voorzitters van het veiligheidsberaad vormen het Algemeen Bestuur van het IFV. De LFR maakt sinds 1 januari 2013 deel uit van de IFV en gaat binnen dit instituut verder door als cluster Materieel en Logistiek (M&L). Bij deze afdeling is een aantal facilitaire taken belegd. De overdracht van landelijke middelen voor grootschalige brandweerinzet of specialistisch materieel gaat via het IFV. Als dit materieel is ingedeeld bij de regio’s zijn ook de regio’s actief betrokken bij de bijstandsverlening. In het samenspel met de het IFV zijn enkele overwegingen van direct belang. Zo zal de behoefte aan bovenregionaal optreden grotendeels bottom up ontstaan. Voor wat betreft de indeling van
21
grootschalig of specialistisch brandweermaterieel wordt dit in belangrijke mate bepaald in de door de RBC hiervoor aangegeven visie op basis van de eigen professionaliteit. Dit heeft ook consequenties op de procedures, de personele bezetting, de paraatheid en de locaties, waar dit materieel moet worden ondergebracht. Hierbij is een duidelijk onderscheid tussen regionale en bovenregionale (landelijke) middelen noodzakelijk. Het is immers nu al zo, dat (delen van) deze bovenregionale middelen zijn opgenomen in de ‘+’n van de regionale middelen. De regio maakt immers zelf uit welke middelen op basis van het eigen risicoprofiel en het daaraan gekoppelde bestuurlijke besluit in de eigen regio moet worden opgenomen. Bij de financiering van de bovenregionale middelen zal ook met dit aspect rekening moeten worden gehouden. Bij de nu al aanwezige bovenregionale middelen moet goed worden gekeken naar de status van deze middelen. Zo is de USAR een landelijke eenheid, die onder andere via het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ingezet (Buitenlandse inzet). Dit laat overigens onverlet dat indien nodig of gewenst ook nationaal een beroep kan worden gedaan op de middelen van deze eenheid. De instandhoudingkosten van USAR zijn onderdeel van de wettelijke taken van het IFV. Dit geldt ook voor de CBRNe middelen Dit is zeker nodig gezien o.a. de grote vervlechting met middelen van defensie, waardoor altijd meer dan één ministerie bij de inzet van deze middelen is betrokken. Het Veiligheidsberaad. Het Veiligheidsberaad (VB) is de raad van voorzitters van de veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad fungeert als leidend bestuur in de ontwikkeling van veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad is het aanspreekpunt voor het Rijk om afspraken met het veld te maken op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Overigens kent het VB geen ambtelijke status, noch ambtelijke bevoegdheden. Bij alles wat het VB aanpakt zijn 25 handtekeningen nodig van de afzonderlijke regio’s. Het VB kan het IFV gemeenschappelijke werkzaamheden opdragen, de financiering komt dan wel uit het veld (niet van het Rijk). De veiligheidsregio. De brandweer maakt wettelijk benoemd onderdeel deel uit van de VR, art. 25. De regionaal commandant is volgens de wet de hoogste ambtenaar die leiding geeft aan de brandweer. Sommige regio’s hebben er voor gekozen een algemeen directeur al dan niet vrijgesteld te benoemen. In deze regio’s is de directeur daardoor de hoogst benoemde ambtenaar. Overigens kennen diverse regio’s verschillende bestuurlijke constructen voor de ambtelijke leiding over de veiligheidsregio. De veiligheidsregio’s stellen het risicoprofiel per regio op en leggen de daarop gebaseerde operationele prestaties en diensten bestuurlijk vast evenals de omvang en aard van het aan te houden restrisico. Veiligheidsregio’s met een toegedeeld brandweerspecialisme verlenen desgevraagd bijstand (leververplichting!), die kwalitatief op orde moet zijn. In de voorbereiding geldt resultaatverplichting, inspanningsverplichting in de uitvoering. Het bestuur van de veiligheidsregio treedt op als behoeftesteller ook voor de brandweerbehoeften. De expertregio. In 2012 is door het ministerie van Veiligheid en justitie en het veiligheidsberaad het initiatief genomen om in het project Expertregio’s de idee achter de expertregio’s nader uit te werken. Het hierbij aangegeven doel van een expertregio is: Het beter beschikbaar maken van beschikbare specialistische kennis en capaciteit voor crisisbeheersing. Nu nog loopt een verkenningsfase. Er zijn pilots op het gebied van natuurbrandbestrijding en industriële brandbestrijding. Uitgangspunt is dat de expertregio’s aantoonbare meerwaarde moet hebben in zowel de koude als de warme fase van crisisbeheersing. Niet alleen het benutten van beschikbare specialistische bestrijdingscapaciteit, maar ook ondersteuning met kennis en expertise in
22
bijvoorbeeld planvorming en bij het oplossen van veiligheidsvraagstukken in de proactie en preventie fase. De focus is multidisciplinair.
LOCC (LOS). Het LOCC (LOS) coördineert de bijstand op landelijk niveau en kan dus ook een rol vervullen bij de inzet van de SOM-middelen. Zij monitort de beschikbaarheid, aanvraag en bijstand, hetzij direct of indirect, mede afhankelijk van de interregionale afspraken. Zo zal het LOCC altijd een betrokken partij zijn ook als er interregionaal wordt opgetreden. Het focust op voortzettingsvermogen en aflossing binnen tijdgrenzen. RBC. De RBC is als managementberaad de adviseur van het veiligheidsberaad wat betreft beleidsvoorbereiding en –uitvoering en bij het komen tot gezamenlijke brandweer afspraken en het bewaken van de uniformiteit. In het RBC zal een portefeuillehouder specialistisch optreden moeten worden opgenomen. De regionale brandweerkorpsen. Deze korpsen moeten op orde zijn. Per landelijk toe te delen specialisme moet absoluut duidelijk zijn wat op dat gebied van hen wordt verwacht. In ieder geval moet worden ingespeeld op de wisselwerking met andere regio’s, maar ook op de betrokkenheid van de andere disciplines (80/20-regel). Het bovenstaande in het bijvoegsel 1 zichtbaar gemaakt in rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
23
Bijvoegsel 1 - Rollen, taken en verantwoordelijkheden, bevoegdheden kernspelers Tabel Bestuurlijke setting 1. Taken, verantwoordelijk heden, rollen, en bevoegdheden
a. Rijk/Ministeries
b. Veiligheidsberaad (VB)
c. IFV
24
Taken/ Verantwoordelijkheden
BZK: Overdracht BRWmaterieel voor BRWcompagnieën V&J: Nationale CB en Rampenbestrijding (RB); Toezicht op CB en RB via inspectie Regelgeving CB en RB Coördineert met NCC en LOCC de bijstand op landelijk niveau Financiering SOMmiddelen (grootschalig en specialistisch) CBRNe Defensie: Civiel-militaire Samenwerking (CMS) CBRNe BuZa: Buitenlandse inzet USAR
Rollen
Bevoegdheden
Procesbewaker, beslisser
Beslissen over tijd en condities
Wet- en regelgever
Opstellen wet- en regelgeving
Toezichthouder
Inzet rijksinspectie
Coördinator bijstand (landelijk niveau)
Omvang nationale bijstandverlening Afstemming met andere ministeries Bepalen hoogte Lump sum doelfinanciering IFV
Budget verstrekker aan IFV (Lump sum)
Bijstandverlener
Beslisser
Aanspreekpunt voor I&V bij de ontwikkeling van de VR’s Fungeert als bestuur in de ontwikkeling van VR’s o.a. koersbepaling Voorzien in een slagvaardige organisatie voor CB en RB Leden VB vormen het AB van het IFV Bepalen welke producten en diensten het IFV levert
Conditioneert
Het leveren van producten en diensten voor de VR’s.
Facilitator
Bestuurder
Afstemming met andere ministeries Omvang bijstand Afstemming met andere ministeries Aanbod NL bijstand Het nemen van initiatieven ter versterking van de veiligheidsregio’s
Facilitator
Lid AB IFV Opdrachtgever
Het opstellen van regels voor het verwervingsproces
1. Taken, verantwoordelijk heden, rollen, en bevoegdheden
25
Taken/ Verantwoordelijkheden
Rollen
Bevoegdheden
Verwerven (en beheer en instandhouding) van materieel voor grootschalig en specialistisch optreden Het beheer van het rijksbudget Het opstellen van een concept meerjarenplanning voor o.a. het Brandweerprogramma Ontwikkelen van lesen leerstof voor BRWoptreden met specialistische teams Faciliteren van kennis & Expertise centra Inrichten van Kennis & Expertise centra
Verwerver, beheerder(
d. Bestuur VR
Vaststellen regionaal risicoprofiel Beslissen over regionale ‘+’ voorzieningen Vastleggen restrisico Functioneren veiligheidsregio Nemen van bestuurlijke besluiten
Vaststellen regionaal risicoprofiel Beslissen over regionale ‘+’ voorzieningen Vastleggen restrisico Functioneren veiligheidsregio Nemen van bestuurlijke besluiten
Het zelfstandig besluiten over het dekkingsplan voor de geconstateerde risico’s (risico- en hulpverleningsprofie l)
e. Regionale Brandweer commandant
Leiding over regionale BRW (Deel) Ambtelijk bestuur VR Mede opstellen regionaal risicoprofiel (risicoanalyse BRW) Voorstellen over aan te houden ‘+’ voorzieningen BRW in de regio Crisisbeheersing (ook multidisciplinair) Het toezien op de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de
Lid directieberaad van de regio Regionaal commandant BRW Professional CB en RB Adviseur bestuur VR Lid RBC
Het zelfstandig stellen van regels voor de inzetbaarheid en beschikbaarheid van de ingedeelde eenheden en het daaraan verbonden materieel
Budgethouder Planner
Leerstofontwikkelaar
Kennismakelaaar Expert
Het zelfstandig uitwerken van een effectieve en efficiënte dienstverlening voor de VR’s Het adviseren van de RBC over het effectief en efficiënt gebruik van de SOMmiddelen en de instandhouding van het BRW-materieel Het zelfstandig opstellen van meerjarenprogram ma’s Het zelfstandig contact onderhouden met kennis instituten
1. Taken, verantwoordelijk heden, rollen, en bevoegdheden
Taken/ Verantwoordelijkheden
Rollen
Bevoegdheden
in de regio ingedeelde SOM-middelen Inbreng in RBC
26
f. LOCC (LOS)
Coördineert de bijstand op landelijk niveau Alarmeren van specialistische eenheden of middelen
Coördinator initiatiefnemer
Informeren naar staat en aanwezigheid van de beschikbare middelen Initiatieven voor bijstand
g. RBC
Managementberaad BRW van de VR Opstellen van het Brandweerprogramma Aansturing programmaraden Aansturing voor beheer, instandhouding en toewijzing voor alle grootschalige of landelijk inzetbare specialismen
Adviseur VR Opsteller Brandweerprogramma Portefeuillehouder specialistische middelen Brandweer NL
Vaststellen kwaliteitsprogramma ’s voor de brandweer Vaststellen bestrijding- en hulpverleningsscenar io’s Vaststellen gestandaardiseerde operationele processen
h. Regionale brandweerkorpsen
Uitvoeren brandbestrijding en hulpverlening
Brandbestrijder en hulpverlener
Zelfstandig beslissen over inzet
Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden voor de blauwdruk specialistisch optreden Brandweer Nederland Algemeen De randvoorwaarden voor de blauwdruk landelijke brandweer specialismen zijn in dit hoofdstuk aangegeven. Eerst wordt ingegaan op de contouren, vervolgens worden de uitgangspunten geformuleerd en de rol van de RBC uitgewerkt. Daarna worden de grondvormen van een projectmatige aanpak gegeven. Ten slotte wordt ingegaan op de personele en de financiële component. In het bijvoegsel 1 wordt ook een mogelijke methodiek aangereikt voor de verrekening van de variabele kosten bij steunverlening en bijstand. Contouren nieuwe blauwdruk Door het visietraject van de RBC is een toetsingskader ontstaan bij de ontwikkeling van landelijke specialismen. Daarbij is het proces van totstandkoming van landelijke specialismen geformuleerd en is de rol van de onderscheiden spelers geëxpliciteerd. Bovendien is de visie in lijn met de “Brandweer over morgen”. Bij de verdere ontwikkeling van het project is dit een ankerpunt. De ontwikkeling van kennis en expertise centra is een van de relevante ontwikkelingen bij het beleggen van landelijke brandweerspecialismen. Door dit alles zijn de contouren ontstaan van een vernieuwde blauwdruk, Bij de afronding van het SOM-rapport is een blauwdruk ontstaan van de landelijke brandweerspecialismen. Niet alleen zijn daarin deze specialismen benoemd, maar ook de organisatorische uitwerking maakte hiervan deel uit. Zo waren er conclusies over het aantal teams en de indeling in regio's. Deze blauwdruk is door de RBC niet overgenomen en moet worden vervangen door een blauwdruk op grond van de in Deel I door de RBC vastgelegde visie. De nieuwe blauwdruk moet resulteren in een kwaliteitsverbetering en efficiencyverhoging van de brandweerzorg. De blauwdruk dient naadloos aan te sluiten op de basisbrandweerzorg, de reguliere regionale specialismen en het grootschalig brandweeroptreden. De blauwdruk moet ook in een multidisciplinaire aanpak passen. Uitgangspunten Met het uitbrengen van het visierapport van de RBC ontstaat een nieuwe situatie. De hoofdlijnen van deze visie bij de realisatie van landelijke specialismen zijn: Zo effectief als nodig, zo efficiënt als mogelijk De brandweer behoeft niet langer zelf te voorzien in de volledige bestrijding van ieder risico. Er zijn mogelijk partners, die door hun uitrusting en opgebouwde deskundigheid en vaardigheid, dat minstens net zo goed zo niet beter en sneller kunnen dan de brandweer. De brandweer blijft de regiefunctie bij brandbestrijding en (technische) hulpverlening vervullen. De operationele aansturing in het geval van landelijke brandweer specialismen moet eenduidig zijn. De RBC blijft, aansluitend op de wettelijke vereisten, de normen vaststellen voor kwaliteit, vaardigheid en snelheid van reageren. De kwalitatieve personele vulling is gebaseerd op toegesneden functieprofielen. De financiering past binnen de opzet van de Wet op de veiligheidsregio’s.
27
Rol RBC De Raad van brandweercommandanten stelt de eisen vast voor de deskundigheid en kennis, die aan de inzet van landelijke brandweerspecialismen is verbonden, maar ook de scenario’s waarin deze kunnen worden ingezet en de daaruit voortvloeiende (gestandaardiseerde) operationele processen. De afzonderlijke leden van de Raad van Brandweercommandanten zullen in hun eigen regio toelichting geven op de visie van de raad en de daarbij mogelijke regionale onderbrenging van de landelijke specialismen in regio’s met de daaraan verbonden consequenties. De Raad van Brandweercommandanten zal ook maatregelen nemen om het draagvlak voor hun visie breed in de brandweer aan te brengen en te verankeren. Zo worden alle programmaraden nadrukkelijk bij de implementatie betrokken. Voor de blauwdruk is een breed draagvlak vereist, vooral binnen de brandweer zelf.
Projectmatige aanpak De visie van de RBC moet verder projectmatig worden uitgewerkt met het oogmerk niet alleen om zo snel mogelijk een bijgestelde blauwdruk op te leveren, maar ook om een zo spoedig mogelijke realisatie van (delen van) de blauwdruk te realiseren. De inmiddels rijdende trein moet niet tot stilstand komen. De landelijke brandweerspecialismen zullen modulair van opzet zijn. Deze modules kunnen bestaan uit: een kennis & expertise centrum, adviescapaciteit, operationele ondersteuning, instructie capaciteit, beheer en instandhoudingcapaciteit, specialistische middelen. Niet alle specialismen zuilen alle componenten hebben. Dit wordt immers bepaald door de karakteristieken van het specialisme en de beoogde inzet. De programmaraad Incidentbestrijding (IB) werkt de blauwdruk landelijke brandweerspecialismen uit en initieert de projectmatige implementatie.
Personeel Uitgangspunt De bemensing van de landelijke specialismen komt uit de korpsen van de veiligheidsregio’s. De hiervoor te vervullen functies zullen veelal in deeltijd worden vervuld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een daartoe uit te geven functieprofiel.
28
Personele vulling Voor de instandhouding en inzet van de landelijke specialistische middelen van de brandweer is personeel nodig voor: beheer en instandhouding; operationele inzet en operationele ondersteuning; kennis en expertise; advies. Bij de vulling gelden een aantal organisatorische uitgangspunten: specialismen dienen modulair van opzet te zijn (personeel en materieel dienen taakspecifiek te kunnen worden ingezet); de operationele aansturing bij de inzet van landelijke brandweerspecialismen dient eenduidig te zijn; de operationele grenzen moeten duidelijk zijn afgebakend (met andere woorden waar is de brandweer wel van en waar is de brandweer niet van, wat doen de eventuele partners, hoe is de regiefunctie belegd); standaardisatie van middelen en procedures, die aansluiten op de basisbrandweerzorg en de regionale versterking daarvan; een multidisciplinaire aanpak moet mogelijk blijven ( aansluiting op GRIP structuur). Het materieel van een landelijk specialisme zal in een regio worden ondergebracht en naar verwachting in combinatie met het al in de regio aanwezige brandweer materieel. Dit betekent dat In zijn algemeenheid extra taken moeten worden vervuld door het daar al aanwezige personeel. Voor operationele inzet, advies en kennis en expertise is continuïteit en kwaliteit geboden. Specialismen zijn doorgaans “neventaken”, zij vragen geen 24 uurbezetting. Ze moeten wel snel oproepbaar en inzetbaar zijn. Uit het oogpunt van het bewaken van een uniforme werkwijze zal dit op doctrineniveau moeten worden georganiseerd (Brandweer Nederland). Het rekruteren van personeel uit verschillende regio’s kan bijdragen aan de spreiding van kennis over de regio’s. Immers met de collega’s in de eigen regio kan de opgedane kennis en ervaring worden uitgewisseld. In sommige gevallen kan mogelijk een zelfde aanpak worden gehanteerd als nu in gebruik bij het USARconcept. Tot slot is het van belang aandacht te geven aan specifieke op expertise en functie geselecteerde vrijwilligers. Deze zouden bij voorkeur kunnen worden geworven binnen mogelijk bij de uitvoering van brandweertaken te betrekken (civiele) partners, die ook de binding met deze bedrijven versterkt. De ontbrekende expertise wordt dan gedekt door vrijwilligers, die in de koude en zo nodig in de warme fase hun inhoudelijke bijdrage leveren. Het is ook toegevoegde waarde voor betrokkenen en voor de moederorganisatie, die al zorgt voor het onderhoud van hun expertise. Hun expertise is in het algemeen minder tijdkritisch; een inzet binnen 1 à 2 uur is dikwijls voldoende. Door ze te werven bij de te betrekken ’derden’ organisaties ontstaat ook een degelijke binding met die organisatie (Voorbeelden: kraanmachinisten van een laddercapaciteit boven 30 meter, sportduikers). Eisen aan leidinggevenden Kennis en expertise zijn de kritische succesvoorwaarden bij de inzet van een specialisme. Het ontwikkelen van competenties is daarvoor de sleutel voor succes. Hier moet dus ook tijd voor worden vrijgemaakt. Van de leidinggevenden bij zo’n specialisme zijn de zes onderkende rollen van leidinggevenden bij uitstek van toepassing: Vakman Netwerker Coach Veranderaar Manager
29
Teamcoach
Financiën Op zo kort mogelijke termijn dient een helder inzicht te bestaan in de financiële consequenties voor de regio's van de implementatie van de nieuwe blauwdruk. Per regio dient te kunnen worden aangegeven wat de financiële gevolgen van de voorstellen zijn. Het gaat daarbij met name over de financiering van de instandhoudingkosten van deze specialismen (incidenteel en structureel). De verrekeningsmethodiek als gevolg van de inzet van landelijke brandweer specialismen moet door alle partijen worden geaccepteerd en eenduidig worden vastgelegd. Daarbij zal zo spoedig mogelijk de vereffening van de variabele kosten van steun- en bijstandsverlening tot een beslissing moeten worden gebracht. Beheer. In de huidige situatie is met de overdracht van de LFR van het ministerie van V&J naar het IFV (nu dus cluster M&L) een bedrag van 20,9 miljoen euro gemoeid. Dit bedrag zit in de begroting van het IFV en is gekoppeld aan de taken van het cluster Materieel en Logistiek. Het bedrag is opgebouwd uit investering- en instandhoudingbudgetten voor diverse taken op het gebied van brandweer en GHOR. Het algemene beeld is dat het Rijk betaalt voor investeringen en instandhouding/exploitatie en vervanging. De kosten voor nationale specialismen zijn nu niet inzichtelijk: Er zijn geen basisgegevens of kengetallen zoals middensommen bekend Rekenregels zijn niet beschikbaar Er zijn geen ervaringsgegevens Het inzichtelijk maken is een randvoorwaarde voor het kunnen nemen van besluiten met betrekking tot de overdracht van het materieel aan de regio’s. De uitwerking vindt plaats in de blauwdruk voor de implementatie. Met de investering- en instandhouding van de (huidige) brandweeruitrusting is een bedrag gemoeid van 5 - 6 miljoen euro. Deze brandweeruitrusting is recent overgedragen van het ministerie naar het IFV. Plan is om deze uitrusting om niet over te dragen aan de veiligheidsregio’s middels een schenking. Dit vanwege het feit dat het merendeel van de uitrusting economisch afgeschreven is. Dit bedrag van 5 - 6 miljoen euro is in de begroting van het IFV beschikbaar ten behoeve van de brandweer specialismen (SOM). Eigenaarschap moet echter worden zeker gesteld. Het gaat om een structurele inpassing van taken en dat vereist ook op termijn voldoende financiële middelen. Het kan niet zo zijn dat na de overdracht van de middelen de vervanging van deze middelen ten laste komt van de regio’s. Dit krijgt eens te meer gewicht omdat het niet gaat om alleen kosten voor materieel, maar zeker ook over een toename van de personele kosten bij een opname van een landelijk brandweerspecialisme. Instandhouding De inzet van landelijk brandweer specialismen is een integrale benadering; Brandweer Nederland neemt in samenspel met het IFV de verantwoordelijkheid voor de organisatie van: Piketten Vakbekwaamheid Inspectie Stalling Oefening Rekening NA het optreden Regie en audit Uiteraard zijn nuances nodig bij een regionale, interregionale of landelijke inzet.
30
Vervanging (complementair, vervanging, uitbreiding) Nog geen duidelijkheid bestaat over hoe na de overdracht de financiering verloopt bij de vervanging van het overgedragen materieel. Komt dit ten laste van de betreffende regio’s of vindt hiervoor een rijksfinanciering plaats? Hierover is een standpunt noodzakelijk.
31
Bijvoegsel 1 bij Hoofdstuk 4: Suggestie voor verrekening van bijstand Verrekening bijstand Bij de verrekeningsmethodiek voor bijstand door in regio’s ingedeelde landelijke militaire specialismen kan vermoedelijk goed worden aangesloten op de Defensie financieringssystematiek FNIK (Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht). a. Ter vergelijking: Het algemene financieringsprincipe van Defensie stelt dat de instandhouding en de gereedstelling van Defensie wordt geaccommodeerd binnen de defensiebegroting. Voor de additionele uitgaven voor de inzet van de krijgsmacht, zoals in het geval van militaire bijstand en steunverlening, zijn geen middelen gereserveerd en deze worden derhalve exogeen gefinancierd. Tot op heden werden de additionele uitgaven voor de inzet in het kader van militaire bijstand en steunverlening verrekend op basis van een factuur met de initiële aanvrager. b. Uit onderzoek, mede naar aanleiding van bepaalde inzetten in de afgelopen jaren waarbij achteraf problemen ontstonden met het betalen van de rekening, is gebleken dat deze manier van verrekenen door alle betrokken partijen als onnodig bureaucratisch, onoverzichtelijk, langdurig en het overbodig schuiven met belastinggeld wordt ervaren. Conform de rijksbrede doelstelling tot het terugdringen van de administratieve lasten voor de verschillende overheden is een nieuwe financieringssystematiek voor de verrekening van de additionele uitgaven van militaire bijstand en steunverlening ontwikkeld die invulling geeft aan dit streven. c. De nieuwe financieringssystematiek FNIK (Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht) is ontwikkeld naar voorbeeld van de wijze waarop de additionele uitgaven van crisisbeheersingsoperaties en internationale humanitaire missies vergoed worden binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Het is van toepassing op alle aanvragen voor de inzet van de krijgsmacht waaraan door of namens de Minister van Defensie de status van militaire bijstand of steunverlening verleend moet worden binnen het Koninkrijk der Nederlanden, dus ook op Aruba en de Nederlandse Antillen. d. De aanvragende instanties stellen jaarlijks een bedrag ter beschikking aan Defensie waaruit alle additionele uitgaven voor militaire bijstand en steunverlening worden vergoed. Defensie behoudt zich echter het recht voor om separaat te verrekenen indien er sprake is van uitzonderlijke inzet. In geval van zeer grootschalige en langdurige inzet die het afgesproken bedrag overstijgt, bijvoorbeeld als gevolg van een regio overstijgende crisis of een zware natuurramp, worden in overleg met betrokken partijen afspraken gemaakt over separate verrekening. Verrekeningsfonds veiligheidsregio’s. In analogie kan ook voor de inzet (bijstand) van landelijke specialismen een fonds worden geformeerd. De aan het fonds bijdragende partijen zijn dan de veiligheidsregio’s en wellicht voor een bepaald percentage het Rijk. Mogelijkheden lijken te vinden in de BDUR. Hierbij is dan toch enigszins sprake van een financiering op basis van bijdrage inwoners. Daar staat tegenover dat als zich situaties voordien in een regio waarvoor de inzet van landelijke specialismen is vereist, deze inzet kan worden verrekend als de uitkering van een verzekering.
32
Hoofdstuk 5- Condities voor de projectinrichting specialistisch optreden Fasering De projectmatige aanpak van de realisatie van brandweer specialismen kent verschillende fasen: Het inrichten van de projectmatige aanpak, waarbij dicht wordt aangesloten bij de bestaande programmaraden; Het uitwerken van de blauwdruk; Het inrichten van een gefaseerde realisatie, waarbij praktisch ongewijzigde delen van de blauwdruk als eerste prioriteit worden gerealiseerd. Een direct contact met de betrokken regio's is daarbij essentieel voor de voortgang.
Uitgangspunten bij de projectmatige aanpak Bij het uitwerken van deze elementen gelden de volgende uitgangspunten: Inhoudelijke uitwerking brandweer specialismen o Het algemene risicoprofiel van de regio in combinatie met het brand- en hulpverleningsprofiel is bepalend voor de te ontwikkelen scenario's en de daaruit voortvloeiende operationele behoeftes; o Het dient naadloos aan te sluiten op de basiszorg en het grootschalig brandweeroptreden (duidelijke afbakening); o Moet zich richten op de kerntaken en (waar mogelijk) overige activiteiten uitbesteden / samenwerkingsverbanden aangaan; o Het moet resulteren in een kwaliteitsverbetering in de brandweer zorg. Organisatorisch o Specialismen dienen modulair van opzet te zijn (personeel en materieel dienen taakspecifiek te kunnen worden ingezet); o De operationele aansturing landelijke specialismen dient eenduidig te zijn; o De operationele grenzen moten duidelijk worden afgebakend (m.a.w. waar is de brandweer wel van wat niet en wie zijn de eventuele partners/stakeholders, waarover regie moet worden gevoerd); o Standaardisatie van procedures; o De uitwerking moet een multidisciplinaire aanpak mogelijk maken, die kan aansluiten op de GRIP structuur; o Waar mogelijk maximale standaardisatie van middelen; uitrustingsstukken/PBM dienen minimaal complementair te zijn aan wat binnen de basiszorg aanwezig is. Budgettair o Verrekeningsmethodiek bij inzet dient door alle partijen te worden geaccepteerd en eenduidig te worden vastgelegd; o Binnen beschikbaar budget blijven; o Vaststellen personeelsplafond / personeelneutraal? o Regio’s moeten weten waar ze aan toe zijn; de wijze van doorberekening van de kosten van specialisaties aan de regio’s; de vergoedingen die elke regio ontvangt door het toewijzen van een specialisatie aan een regio; De verrekening van initiële kosten.
33
Aanwijzingen bij de projectmatige aanpak Op basis van de RBC-visie dient in beginsel per specialisme te worden nagegaan of en zo ja welke consequenties hieraan zijn verbonden. Van elk element kan worden vastgesteld of het in beginsel ongewijzigd voortgezet kan worden; er enige aanpassing noodzakelijk is of bijna nieuwe aanpak noodzakelijk is. Het proces van aanpassing past binnen de denkrichting van “Brandweer over morgen” en dient rekening te houden met de nieuwe (bestuurlijke) context (VB, RBC, de veiligheidsregio’s, Wet op de veiligheidsregio’s, IFV). Logischerwijs wordt deze vernieuwing aan alle betrokken partijen uitgelegd. Hierin heeft de RBC een eigen rol, maar ook de projectorganisatie. Hierdoor ontstaat een tussenstap die moet waarborgen dat het project landelijke brandweer specialismen met voldoende draagvlak kan worden gerealiseerd. Bij de realisatie wordt zo dicht mogelijk aangesloten op het besluitvormingsmodel bij de realisatie van brandweerspecialismen (hoofdstuk 3 van de visie). Een belangrijk punt is de inrichting van aan de landelijke specialismen verbonden kennis en expertisecentra. Het ligt voor de hand dat deze volgens een standaard proces worden ingericht, teneinde ook de modulaire opbouw te kunnen verzekeren. Dit moet uiteraard in nauwe samenwerking met degenen, die dit in de beoogde regio moeten realiseren. Ontwikkelingen van USAR en CBRNe krijgen ook een plaats in de structuur, dat betekent dat ook hier lijntjes moeten worden gelegd, zonder de bestaande opdracht, afspraken en organisatie ter discussie te stellen. Dit overleg kan in de bestaande gremia plaatsvinden. Door het proces van de totstandkoming van een blauwdruk en de implementatie van de brandweerspecialismen zoveel mogelijk gelijkvormig te houden, wordt het opereren in de noodzakelijke overlegstructuren vereenvoudigd. Het is in dit verband praktisch om over de daarvoor in aanmerking komende delen eerst een principe uitspraak te doen voordat deze verder worden uitgewerkt. Op basis van de visie van de Raad van brandweercommandanten betreft deze uitspraak het handhaven van het aangegeven specialisme met mogelijk enige kleine aanpassingen, een ingrijpende wijziging of het afzien van een landelijk specialisme, dan wel het totaal nieuw inrichten van een specialisme. Daarmee ontstaat een gedifferentieerde gefaseerde aanpak zonder dat eerst op alle uitkomsten behoeft te worden gewacht. Dit stelt wel eisen aan het overzicht in organisatorisch opzicht en ten aanzien van de financiële en personele randvoorwaarden. De facilitaire betrokkenheid van het IFV en met name de afdeling logistiek en materieel maakt het noodzakelijk deze nadrukkelijk te betrekken in de projectrealisatie. Dit proces moet met veel wijsheid worden ingericht en uitgevoerd, teneinde het aanwezige draagvlak en de daarbij getoonde betrokkenheid uit het voorgaande SOM-traject zo veel als mogelijk te behouden.
34
Relatie projectorganisatie SOM Bij het SOM-rapport is al een projectorganisatie voorzien, waarbij de programmaraad brandweerzorg als opdrachtgever functioneert. Bij een herschikking zal ook naar de projectopdracht moeten worden gekeken. Indien dit het geval is, dan komt de vraag op of de huidige projectindeling en bemensing kan worden gehandhaafd. Het ligt voor de hand dit zo mogelijk wel te doen om alle ervaring en expertise in het voorliggende traject niet verloren te laten gaan en zo tempoverlies te voorkomen.
35