Onafhankelijk weekblad sinds 1877 23 januari 2014 Jaargang 138 / Nr. 4 € 4,50
Sotsji
De Russische homo’s zijn teleurgesteld in Nederland
Populisme in Europa
De boze man dreigt cynisch te worden – en dat is nóg erger
Zelfzuchtige seks Filosoof Ad Verbrugge over het verlies van echte verbondenheid
Geweld en hoop in Afghanistan
MG1404_adv_WTKOUT_NieuweAmsterdammer.indd 1
20-01-14 14:47
In dit nummer
12 geen gay-avond in Sotsji Russische homo’s zijn teleurgesteld in de Nederlandse opstelling. ‘Voor ons een klap in het gezicht’ Helga Salemon 14 Het faillissement van aldel Hoe Duitse groene stroom de Groningse aluminiumsmelter de das om deed Jelmer Mommers, Belia Heilbron, Thomas Muntz & Huib de Zeeuw 16 Gewone populisten Boze teleurgestelde mannen vinden elkaar op internet en sluiten zich aan bij nationalistische partijen Yvonne Zonderop
‘Met het sluiten van het boerenbedrijf is het gezin niet alleen zijn werk kwijt, maar zijn hele levenswijze’ pagina 35
20 Hopen op burgerkracht Natuurlijk moeten we de verzorgingsstaat hervormen, erkennen Evelien Tonkens en Justus Uitermark. ‘Maar wel zonder hallelujaverhalen over wat burgers allemaal zouden moeten.’ Deel 4 in de serie ‘De stad als sociaal laboratorium’ Nico de Boer & Jos van der Lans 24 klein Ankara doet het zelf In de Zaanse wijk Poelenburg werken bewoners en professionals aan een nieuw soort bekommernis. Deel 5 in de serie ‘De stad als sociaal laboratorium’ Nico de Boer & Jos van der Lans 26 De eeuwige slagvelden van Afghanistan Kabul is een afkalvend eiland in een zee van woeste opstandelingen. Toch is nog niet alle hoop verloren Joeri Boom 32 boerenzelfmoord, een onderschat verschijnsel Gedwongen bedrijfssluitingen leiden vaak tot persoonlijke drama’s op het platteland Lizzy van Leeuwen 38 religie en wetenschap In God geloven is een volstrekt redelijke optie voor volstrekt redelijke mensen Marcel ten Hooven 42 Nymphomaniac: Een onverbiddelijke film Het vrouwelijk geslachtsdeel is in Lars von Triers film een alles opslokkend monster Marja Pruis
Essay 44 Nymphomaniac: kwaadaardige seks In onze wereld vol pornografie en vluchtige contacten heeft seksualiteit haar rituele context verloren Ad Verbrugge 48 Een man en zijn computer Het Internationaal Film Festival Rotterdam opent met Spike Jonze’s Her. Hoe echt is de liefde als het object geen lichaam heeft? Nina Polak
Kroniek van kunst & cultuur
50 Popmuziek Against Me! Film Ender’s Game Kunst Portret Willem-Alexander Televisie Na de bevrijding Toneel Hideous (wo)men Dichters & Denkers 54 vsb poëzieprijs 2014 Piet Gerbrandy 57 Merijn de Boer Joost de Vries 59 e.l. doctorow Graa Boomsma 60 Huub Mous Kees ’t Hart Columns 6 Joep Bertrams 7 H.J.A. HOFLAND Bitcaves 8 Anone Economie Ewald Engelen 9 Gorilla 10 Media Rob Wijnberg 61 marja pruis 65 Perquin Opheffer Rubrieken 5 Commentaar 6 In de Wereld 11 In Den Haag 53 Kijken Rudi Fuchs 63 Post 64 Sciencepalooza Cryptogram 66 HET EINDE Juan Gelman (1930-2014), dichter zonder vaderland Cees Zoon
Omslag Sotsji. Beeld: Aislin / Cagle 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 3
Staat van verwarring Het offer van liefde Staat van verwarring. Het offer van liefde is het langverwachte nieuwe boek van Ad Verbrugge, negen jaar na zijn filosofische bestseller Tijd van onbehagen. Het is een hernieuwde bezinning op onze tijd, waarin sprake is van strijdige waarden, verbleekte idealen en onzekerheid over de toekomst.
Ad Verbrugge ISBN: 9789461057013 | Paperback | 14 x 22 cm | 264 blz.
€ 23,50 ‘Een van de meest intrigerende boeken die ik
‘Ad Verbrugge toont zich een van de meest
dit jaar heb gelezen’ (Wim Brands,
toonaangevende filosofen die Nederland rijk is’
Brands met boeken)
(De Groene Amsterdammer)
Commentaar
Fossiele feiten Direct na de ministerraadvergadering spoedde minister Henk Kamp van Economische Zaken zich vorige week vrijdag naar het kleine gemeentehuis van Loppersum, episch centrum van aardbevingen en volkswoede. Voor de tweede keer in een maand tijd was Kamp de kop van jut. Toen aluminiumsmelter Aldel vlak voor de jaarwisseling failliet ging, kreeg de minister de hele provincie ook al over zich heen. Afgelopen vrijdag sprak Kamp stoïcijns de pers toe, zelfs toen een groep woedende Groningers door de hekken brak, op de glazen wanden van het gemeentehuis bonkte en de politie hen met wapenstokken bij het zaaltje vandaan moest houden. Zowel voor de huizenbezitters van Loppersum als voor de werk nemers in Delfzijl deed de minister wat hij kon. Zo regelde hij in recordtempo een structurele korting van tien miljoen euro per jaar op de energierekening van de aluminiumsmelter. In Loppersum kondigde de minister aan de gaswinning onder het dorpje met tachtig procent terug te dringen en een jaarlijkse limiet te stellen aan de totale Groningse gaswinning. Haalde de nam in 2013 nog 54 miljard kubieke meter gas uit de grond, dit jaar schroeft de overheid de winning terug tot 42,5 miljard. Dat komt precies overeen met het jaarlijkse gemiddelde dat volgde uit afspraken die al in 2010 gemaakt waren. Volgens experts is dat nog steeds te veel. Zo geeft Kamp geen gehoor aan het advies van het onafhankelijke Staatstoezicht op de Mijnen dat al in januari 2013 voorstelde om de gasproductie in z’n geheel met veertig procent te verminderen. Feitelijk kon de minister niet anders beslissen. Aan de ene kant is hij gebonden aan de rijksbegroting: een draai aan de gaskraan heeft directe gevolgen voor de miljoenennota. Aan de andere kant zijn er afspraken met onze buurlanden. Voor de komende jaren hebben we al 36 miljard kuub gas per jaar aan hen verkocht. De cv-ketels, boilers en fornuizen in België, Duitsland en Frankrijk zijn afgestemd op de unieke moleculaire samenstelling van het Groninger gas. Die apparaten bouw je niet zomaar om. Gas uit de Noordzee of uit Rusland
kan worden bewerkt zodat het dezelfde eigenschappen heeft, maar dat is kostbaar en gebeurt daarom niet op grote schaal. De langetermijncontracten en de stevige afhankelijkheid van de rijksbegroting van de aardgasbaten kan Kamp simpelweg niet ongedaan maken. Bij Aldel bleken de problemen eveneens een maatje te groot. De aluminiumsmelter draaide vroeger aardige winsten omdat de overheid via sterk gereduceerde gastarieven voor goedkope stroom zorgde. Die controle over de energierekening voor de industrie heeft het ministerie van Economische Zaken goeddeels uit handen gegeven toen het jaren geleden de energiemarkt liberaliseerde. De Duitse concurrenten van Aldel genieten ondertussen van gigantische hoeveelheden goedkope stroom uit Duitse windparken (zie pagina 14). Het gevolg van een duidelijke Duitse industrie politieke keuze, iets wat Nederland het afgelopen decennium heeft nagelaten. We worden nu met de neus op de fossiele feiten gedrukt. De tijd dat de overheid ieder energie- of begrotingsprobleem kon oplossen met aardgas is definitief voorbij. Voor het eerst in vijftig jaar zal een Nederlandse minister van Economische Zaken een keuze moeten maken voor een nieuwe energiepolitiek. Duitsland subsidieert met miljoenen euro’s stroom uit wind, Engeland financiert de bouw van een nieuwe kernreactor en Brussel presenteert deze week een uitgebreide visie op energie. Het is tijd dat ook Nederland komt met één aanpak voor de industrie, de energievoorziening en het klimaat. Dan weten de Groningers ook waar ze aan toe zijn.
De tijd dat de overheid ieder energieof begrotings probleem kon oplossen met aardgas is definitief voorbij
thomas muntz & huib de zeeuw beeld milo
23.01.2014 De Groene Amsterdammer 5
In de Wereld Glimlachen op de Thaise blokkades
joep bertrams
Bangkok – De bezetting van een verkeersplein door duizenden antiregeringsbetogers oogt in de Thaise hoofdstad vriendelijker dan elders. Een cnn-ploeg doet rond de blokkade bij het Lumpini-park pogingen de volkswoede in beeld te krijgen. Maar als Thai een camera zien, toveren ze als vanzelf hun beroemde glimlach te voorschijn. Zelfs als ze boos zijn. En boos zijn ze. Op de corrupte premier, die niet van wijken weet. Die, eveneens glimlachend naar camera’s, internationaal goede sier maakt door te herhalen dat er geen geweld gebruikt wordt tegen demonstranten. Bang zijn ze ook, nadat onbekenden granaten hadden gegooid. Bijna honderd actievoerders raakten gewond; eentje overleed. De meeste pleinbezetters slapen slecht. Toch staan ze op voor het licht wordt. Rond zes uur moet er eten zijn voor passerende bedelmonniken. Die zijn in deze zaken- en toeristenwijk nog nooit zo gemakkelijk aan de kost gekomen. Dat geldt ook voor de expats. Voor aanvang van de ‘totale blokkade’ van Centraal-Bangkok hamsterden ze voedsel en water, op dringend advies van de Amerikaanse ambassade. Nu wonen ze opeens aan een kilometers lange markt waar je onbeperkt kunt eten en drinken.
Even vergeten dat Thai van elke gebeurtenis, hoe serieus ook, een feestje maken. Compleet met rood-wit-blauwe hoedjes, vlaggetjes en toeters. Volgens onderzoekers doen drie miljoen inwoners van Bangkok aan de acties mee, bijna twintig procent. Duizenden marcheren dagelijks naar ministeries om ambtenaren het werken te beletten. Honderdduizenden bezoeken trouw de zeven blokkades. Vooral tijdens lunchtijd en ’s avonds. Want de meeste demonstranten behoren tot de werkende, stedelijke middenklasse. Vijand is premier Yingluck, gekozen dankzij massale steun van arme boeren in het noordoosten en minder bedeelde Bangkokkers. ‘Domme stemmen’, zeggen de betogers. Gekocht met loze beloften en vooral geld. Geld van haar broer, de wegens corruptie afgezette en gevluchte biljonair Thaksin. Ze zal ook de verkiezingen van 2 februari winnen, weet iedereen. Die mogen dus niet doorgaan, stellen de betogers. Eerst moet een te benoemen volksraad politieke hervormingen doorvoeren en corruptie uitbannen. ‘Liever geen democratie dan een Thaksindemocratie’, staat op het shirt van de fruitverkoper. Een vaste klant kijkt vies, sist en loopt door. ‘Thai denken in goed en slecht’, zegt psychiater Kavi. ‘Ze hebben niet geleerd het oneens te zijn en elkaar toch te accepteren. Hoe langer de acties duren, hoe groter de onderlinge haat.’ JOS CAMPMAN
6 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
De kleur van Today Londen – Zo rood als een kreeft. Dat is de bbc volgens haar critici. De publieke omroep doet er weinig aan om dit vooroordeel te ontkrachten. Het kantoor van de politieke redactie van de bbc lijkt een beetje op de burelen van een studentenvereniging of een vakbondsorganisatie. ‘Stop de bezuinigingen!’ schreeuwt een poster op de muur. ‘Schietgraag Conservatief Kamerlid: “Conservatief Kamerlid droeg geen broek toen hij door de politie aangehouden werd”’, grapt een namaak krantenkop daarnaast. Voor het Conservatieve Kamerlid Rob Wilson was het reden om een klaagbrief naar de bbc te sturen. Die Wilson kan wel aan de gang blijven. Zo was er onlangs ophef over de nieuwe Sherlock Holmes-verfilming waarin de Londense burgemeester Boris Johnson te kakken werd gezet. Een paar dagen was de gevreesde Today-interviewer Evan Davies poeslief tegenover Peter Mandelson tijdens een gedachtenwisseling over een EU-referendum. ‘Hoe stom zou Labour zijn om zo’n referendum te steunen?’ luidde een van Davis’ kritische vragen. Hij complimenteerde Mandelson met zijn antwoorden. De luisteraars van Today, het toonaangevende actualiteitenprogramma op de radio, waren nog maar net bekomen van het gasthoofdredacteurschap van PJ Harvey, een 44-jarige beoefenaar van de populaire muziek die vorig jaar door de koningin was verheven tot Member of the Order of the British Empire. Het was haar voornemen om ‘extreem interessante’ mensen aan het woord te laten, mensen wier stem ten onrechte nogal eens het slachtoffer zou zijn van censuur. Bij haar Today mochten ze zeggen wat ze willen. Op hun eigen manier. De monoloogvorm bleek het populairst. Zonder lastig te worden gevallen door kritische vragen kon de journalist John Pilger beweren dat Barack Obama tijdens zijn bezoek aan Mandela’s cel op Robbeneiland krokodillentranen liet. Immers, hijzelf heeft geweigerd Guantánamo Bay te sluiten. De historicus Mark Curtis meldde dat de koningin ‘een sleutelrol speelt bij de wapenexport’. En zo ging het drie uur door. Advocaat Phil Shiner beweerde dat Britse soldaten op routineuze wijze mensen martelden in Irak en Julian Assange kreeg vanuit de Ecuadoraanse ambassade het laatste woord, waarin hij beweerde dat westerse overheden voor God spelen. Tegen die tijd waren veel luisteraars naar kantoor gevlucht. The Guardian prees Harvey’s bijdrage aan een ‘robuust debat’, maar de meeste reacties waren negatief. Zelfs de politiek verslaggever van de bbc, Nick Robinson, schaamde zich voor zijn omroep, terwijl het sociaal-democratische Kamerlid Ian Austin sprak over de slechtste uit-
H.J.A. Hofland Drie jaar Syrië In Zwitserland praten op het ogenblik afgevaardigden van de grote mogendheden en nog een aantal betrokken staten over het Syrische probleem. Intussen heeft president Assad in een interview met Agence France Presse laten weten dat hij er niet over denkt om af te treden. Deed hij dat wel, dan zou dat de toestand nog veel ernstiger maken. Is dat nog mogelijk, na 130.000 doden, het gebruik van gifgas, miljoenen vluchtelingen en een beginnende hongersnood in verwoeste steden? Assad denkt het wel. In zijn land begint het erop te lijken dat iedereen tegen iedereen vecht, zijn leger tegen de Vrije Syriërs, soennieten tegen sjiieten, al-Qaeda tegen de resten van de gevestigde orde. Maar Assad gelooft dat het nog erger zou worden als hij aftrad. Wie weet. Binnen drie jaar is Syrië op het gebied van de oorlog het land van de onbegrensde mogelijkheden geworden. In de buitenlandse politiek van het Westen ontwikkelt Syrië zich langzamerhand tot een nieuw verschijnsel. Daar vervolmaakt de oorlog zich tot een nieuw stadium. Aan het begin van deze eeuw is het begon-
nen in Afghanistan. Langzamerhand heeft de ervaring daar geleerd dat georganiseerde legers, met alles wat de moderne techniek te bieden heeft, niet zijn opgewassen tegen de godsdienstig gemotiveerde guerrilla’s die in een verband dat voor westerse ogen onzichtbaar blijft opereren met bermbommen, zelfmoordaanslagen en alles wat totale doodsverachting vereist. De oorlog in Afghanistan rommelt na bijna dertien jaar in zijn vaak aangekondigde eindstadium nog vruchteloos verder. Nadat Osama bin Laden dit type oorlog op 9/11 in de Verenigde Staten had geïntroduceerd, kregen we als gevolg daarvan de strijd in Afghanistan. Toen die nog in zijn beginstadium was, kwam de aanval op Irak waar de Amerikanen en hun bondgenoten ook hoofdzakelijk de oude strategie en tactiek toepasten. Ook die expeditie is uitgedraaid op een mislukking, waarbij Amerika een nieuw strijdtoneel heeft achtergelaten, dat langzamerhand wel enigszins aan het Syrische doet denken. Toen kwam de Arabische lente, waarvan de resultaten in het Westen in het begin geweldig zijn overschat. En intussen hebben we drie jaar ervaring met Syrië. Het Westen heeft deze eeuw wel iets geleerd. Na de ongelooflijk kostbare mislukkingen in Afghanistan
zending in dertig jaar. Conservatieven op hun beurt vroegen zich of de euroscepticus Nigel Farage ooit de kans zal krijgen om drie uur te vullen vanuit de kroeg, met een pint en een peuk. PATRICK VAN IJZENDOORN
schappij het zich veroorloven. De nederlagen zijn niet openlijk, officieel en nationaal als zodanig erkend, maar in een moeras van vals optimisme, verbeteringen die niet bleken te werken en conferenties zonder resultaat verdwenen. De publieke opinie legde zich er, soms na enig gesputter, bij neer. De eerste oorzaak daarvan is het consumentisme dat al meer dan een halve eeuw in ons deel van de wereld depolitiserend werkt. Daarover is langzamerhand een bibliotheek volgeschreven. En verder hebben we sinds een jaar of zes de crisis, die aan de effecten van het consumentisme geen afbreuk heeft gedaan, maar de westelijk centrische beweging in de buitenlandse politiek heeft versterkt. Onder deze omstandigheden is de internationale conferentie in Montreux over Syrië begonnen. Met geharrewar. Iran, bondgenoot van Assad, doet niet mee. De secretarisgeneraal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon heeft zijn uitnodiging ingetrokken, wat weer tot boosheid in Moskou leidde. Zo’n conferentie zou alleen resultaat kunnen hebben als de internationale gemeenschap het eens werd en tot dwingende maatregelen kon besluiten. Dat wordt met de dag onwaarschijnlijker. De moordpartij in Syrië gaat voort en daarvan zien we de fotografische bewijzen op de televisie. Dat is het, meer niet.
NSA De bewering dat massale controle van telefoon- en internetgegevens in hoge mate bijdraagt aan terrorismebestrijding is sterk overdreven. Belangrijke aanwijzingen komen vooral uit andere bronnen.
nSA datacontrole van internet- en telefoonverkeer 1.8 %
Erdogans censuur op internet leidt tot verzet
Tips van buren of familie 17.8 % BITCAVES / Bron: nEW AMErICA FoUnDATIon
Istanbul – Turkse demonstranten vochten afgelopen zomer maandenlang tegen de kap van een aantal bomen in het Gezi-park bij het Taksimplein in Istanbul. Een half jaar later trotseren ze al weer het traangas en de waterkanonnen van de politie. Nu leidt het plan van de regering om censuur toe te passen op internet tot verzet. Zaterdagavond wilde de Turkse politie geen twijfel laten bestaan over haar vastberadenheid om elke demonstratie in de kiem te smoren. Overal in het land waren agenten met duizenden op de been om de menigten uit elkaar te slaan. In het Istanbulse Taksim raakten de activisten en de politie slaags. De Turkse regering wil het internet, dat al behoorlijk onder de duim wordt gehouden, middels een nieuwe wet verder
en Irak is aan deze kant van de wereld geen regeringsleider, geen partij meer bereid om militaire interventie op de grond voor te stellen. Dat heeft twee oorzaken. De kiezers, welke politieke overtuiging ze ook zijn toegedaan, willen geen militaire experimenten meer. Ze hebben genoeg van loze beloften die enorme offers vergen. En ten tweede, dat wordt door het publiek instinctief begrepen, weten onze deskundigen niet hoe ze de strijd in de betrokken gebieden tot een goed einde zouden moeten brengen. Eigenlijk zou er eens een grondige studie Assad moeten worden gelooft dat gedaan naar de het nog ontwikkeling erger zou van de westerse worden als krijgskunde in hij aftrad. de 21ste eeuw. Wie weet Een eigentijds vervolg op Vom Kriege, het klassieke boek van Carl von Clausewitz. Daarin zou dan die aaneenschakeling van hooggestemde plannen worden beschreven, die op rampen zijn uitgelopen, in ieder opzicht. Nergens is een democratie gevestigd en deze oorlogen hebben ontelbaren het leven gekost terwijl er miljarden zijn weggesmeten. Toch kon de westelijke maat-
Gegevens van CIA, FBI, etc. 8 %
nSA surveillance van onbekenden 1.3 %
normale rechtshandhaving 5.3 % Informanten 16.0%
rapportage van verdachte activiteiten 8.4%
Complot niet verhinderd 5.3 % nSA controle van niet-Amerikanen 4.4 %
Activist die over zijn eigen daden publiceert 4 % onbekend 27.6 %
23.01.2014 De Groene Amsterdammer 7
Economie Ewald Engelen Vergelding Eens in de zoveel tijd lees je een boek dat je wereld op z’n kop zet. En dan bedoel ik niet het inkleuren van kennislacunes waarvan je het bestaan niet wist. Nee, dan heb ik het over het volledig binnenstebuiten keren van wat daarvoor evidenties waren. Dat de eerste helft van de twintigste eeuw was roodgekleurd door Duitse agressie – en dat van de weeromstuit de tweede helft in het teken stond van de inkapseling van Duitsland – was zo’n in steen gebeitelde vanzelf sprekendheid. Tot ik tijdens Kerst het onvolprezen Sleepwalkers van de Australiër Christopher Clark las. Clark reconstrueert op minutieuze wijze de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog; beginnend met een schets van de roerige Balkan, vervolgens uitzoomend naar de Europese geopolitieke constellatie, om te eindigen met een bijna microsociologische netwerkanalyse van de pakweg honderdvijftig ambtenaren, militairen, vorsten, diplomaten en politici die er door ideologie, stupiditeit en strategische manipulatie niet in slaagden hun burgerlijke wereld te behoeden voor de hel van de loopgraven. Hoewel Clark in de epiloog uitdruk-
kelijk stelt niet geïnteresseerd te zijn in de schuldvraag maar alleen in hoe het zo ver heeft kunnen komen, doemen uit zijn boek wel degelijk de contouren van een schuldverdeling op. En die verdeling verschilt aanzienlijk van de versie die in de lekenhistoriografie van middelbare school, media, publieke beeldvorming en borreltafel rondzingt – en die, zo weet ik sinds Kerst, in hoge mate op het conto moet worden geschreven van Duitse zelfhaat in de vorm van een ex-Wehrmacht-soldaat, Fritz Fischer, die in 1961 in Griff nach der Weltmacht de schuld voor de Eerste Wereldoorlog volledig toeschreef aan Duits expansionisme. Daar blijft in de vertelling van Clark weinig van over: Duitsland blinkt uit in terughoudendheid, OostenrijkHongarije in wijs multiculturalisme en gematigdheid, Groot-Brittannië in arrogantie en ambivalentie, Frankrijk en Rusland in ressentiment en agressie en de desperate schurkenstaat Servië figureert hier slechts als lont voor wat Clark het ‘Balkan inception scenario’ heeft gedoopt: de ‘casus belli’ die Frankrijk en Rusland zochten om het Europese munitiepakhuis tot ontploffing te brengen en in de geopolitieke chaos die daarop zou volgen hun gebiedsaanspraken te herstellen (Frankrijk) of te vergroten (Rusland). Daarmee kantelt echter onherroepelijk het perspectief op wat er sindsdien is gebeurd. Als Duitsland in
augustus 1914 het ‘slachtoffer’ was van Franse en Russische agressie wordt het ressentiment jegens wat in Duitsland in de jaren twintig en dertig steevast ‘het dictaat van Versailles’ werd genoemd plots een stuk begrijpelijker. Dat riep Duitsland namelijk eenzijdig uit tot agressor en legde het een oorlogsschuld op van drie maal zijn vooroorlogse bruto binnenlands product. In het licht van Clarks boek is deze ‘transfer’ van Duitsland naar Frankrijk een doelbewuste poging geweest om de Duitse economie zo veel mogelijk te schaden. En daarmee is de germanofobe Raymond Merkel Poincaré indirect botst verantwoordelijk frontaal voor de machtsmet het greep van Hitler Parijse alfa in 1933 en het en omega uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939. Maar ook het naoorlogse geo politieke machtsspel in Europa komt hiermee in een ander licht te staan. Van De Gaulle’s voorstel in 1945 om Duitsland te transformeren in een ‘pastorale staat’ en Monnets vijfjarenplan uit 1946 om Frankrijk te moderniseren door Duitsland te plunderen tot aan Robert Schumanns Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal uit 1951, Jacques Delors’ Verdrag van Maastricht uit 1992 en de ‘Blauwdruk voor een hechte economische en
monetaire unie’ van de Franse zetbaas Barroso uit 2012 – het zijn allemaal uitgekookte pogingen tot Duitse kleinering uit de koker van Parijse ‘enarques’, zoals de alumni van de elitaire Ecole Nationale d’Administration (Monnet, Schumann, Delors) lief kozend worden genoemd. Dat Clarke’s Sleepwalkers nu al zeven weken onafgebroken de Duitse non-fictie-bestsellerlijst aanvoert, is veelzeggend. Het past in een groeiend rijtje Duitse aanvaringen met Parijs: over ‘begrotingscontracten’, over de bankenunie, over de rol van de Commissie. Zoals Der Spiegel begin dit jaar constateerde: Duitsland wil meer Europa en minder Brussel, meer intergouvernementaliteit en minder communautairisme – en daarmee botst Merkel frontaal met wat al ruim zestig jaar het Parijse alfa en omega is: politieke integratie onder Franse vlag – en Duitse knechting. Door de eurocrisis is het Parijse vergeldingsproject ontspoord. De ‘normalisering’ van Duitsland, geïllustreerd door het verkoopsucces van Die Schlafwandler, markeert het einde van zestig jaar Franse overheersing via Europese integratie. En daarmee zijn we terug bij de Grote Staten Diplomatie van voor 1914. Ja, Duitsland zal de euro blijven steunen. Niet uit historisch schuldbesef, maar uit eigenbelang. En alleen als de baten groter zijn dan de kosten. Hollande is gewaarschuwd.
aan banden leggen. De wet die de akp-regering produceert maakt het een censuurcommissie mogelijk om zonder rechterlijke uitspraak websites binnen vier uur uit de lucht te halen. Onder premier Erdogan zijn de Turkse media al behoorlijk monddood gemaakt. Honderden kritische journalisten zijn onder druk van de regering ontslagen. De angst voor de sterke man van het land is zo groot dat de nieuwszenders op de eerste dagen van de Gezi-rellen kook programma’s en natuurdocumentaires uitzonden. Internet bood in die dagen soelaas. En nu moet het net dus aan banden gelegd worden. De vraag is of de Turken het gaan pikken dat Erdogan een soort China van het land gaat maken. Want, ook al was de Turkse democratie altijd al kreupel, de Turken kennen wel de smaak van de ‘halve vrijheid’. Schrijver en analist Cinar reageert cynisch: ‘Laat ik voorop stellen dat premier Erdogan erg ver zal gaan om de macht te behouden. De enige manier om een volledige autocratie te stichten is de democratie om zeep helpen. Daar is de regering nu mee bezig. De nieuwe internetregeling is niets anders dan een nieuwe stap in die richting.’ 8 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Turkije is echter deel van de westerse wereld, is lid van de Navo en voert gesprekken voor volledig lidmaatschap van de Europese Unie, erkent Cinar. ‘Het zal niet makkelijk worden voor Erdogan om zijn plannen door te voeren. Turkije is een ander land dan China en heeft andere politieke tradities. Maar de prijs van dit beleid van Erdogan gaat het Turkse volk in economisch en sociaal opzicht wel betalen.’ ERDAL BALCI
Meer zelfmoord onder Amerikaanse soldaten door ‘giftige leiders’ Boston – De oorlog in Afghanistan loopt langzaam af voor de VS, maar nog steeds sneuvelen er Amerikaanse troepen in dat land: in 2012 waren het er 301, vorig jaar 120, volgens de site iCasualties.com, waarvan 85 door vijandelijk vuur. In de eerste helft van januari kwamen er zeven mensen om het leven. Maar als het om verliezen gaat, is dat niet de eerste zorg van de strijdkrachten van de VS. In 2012 stierven er 350 Amerikaanse militairen door zelfmoord, en in 2013 zijn het er vermoedelijk meer geweest. Want het aantal zelfmoorden in het leger stijgt al jaren gestaag, en niemand weet precies waarom. Je zou denken dat de oorzaak voor de hand ligt: gevaarlijk werk, waarbij je soms gruwelijke dingen moet doen of zien, dat is vast niet goed voor je geestelijke gezondheid. Dat laatste klopt, er is in 2012 bij een kleine zeventienduizend militairen een post-traumatische stressstoornis vastgesteld – bij ruim veertienduizend gebeurde dat na een tour of duty in oorlogsgebied. Maar dat verband is veel minder duidelijk als het om zelfmoord gaat: van degenen die in de afgelopen jaren een eind aan hun leven maakten, was de helft nooit naar Irak of Afghanistan geweest. Tien jaar geleden kon de Amerikaanse krijgsmacht zich erop beroemen dat er relatief weinig militairen zelfmoord pleegden. Maar sinds 2001 zijn er kennelijk andere factoren aan het werk en inmiddels heeft een militair een grotere kans om door zelfmoord te overlijden dan een burger. Een van de verklaringen die zijn geopperd is dat de VS toen oorlog begonnen te voeren, en dat in een leger in oorlogstijd iedereen zwaarder belast wordt. Een bijkomende factor is dat het leger in die tijd maar moeilijk aan rekruten kon komen. Er zijn duizenden soldaten aangenomen die in vredestijd ongeschikt zouden zijn bevonden. Voor komend jaar is de hoop gevestigd op het verbeteren van het leidinggeven. Onderzoek wees uit dat overledenen door zelfmoord vaak superieuren hadden die hun gezag vestigden door ondergeschikten te vernederen, bijvoorbeeld door ze vervelende klussen te laten doen. Zulke ‘giftige leiders’ krijgen op korte termijn het nodige van de troepen gedaan, maar jagen mensen op lange termijn de vernieling in. Dat gebeurt ook in niet-militaire organisaties, maar
in het leger valt het allicht minder op. De Amerikaanse krijgsmacht probeert dit jaar dus een zeer niet-militaire aanpak: ondergeschikten mogen anoniem hun superieuren beoordelen. Zijn die van het giftige type, dan vliegen ze eruit. BAS DEN HOND
Bundesliga uit de kast Berlijn – Thomas Hitzlsperger, die meer dan vijftig keer in het nationale voetbalelftal speelde, maakte vorige week publiek dat hij van mannen houdt. Voetbal minnend Duitsland werd massaal op hem verliefd. Terecht, want hij mag er zijn, qua man. Hij heeft een mooie, zachte uitstraling, ook al heette hij ‘der Hammer’, vanwege zijn loeiharde schot vanaf het middenveld. Onlangs beëindigde de 31-jarige speler vanwege doorzeurende blessures zijn loopbaan. Een goed moment om uit de kast te komen, vond hij. Tot dan had hij verstoppertje gespeeld. Acht jaar leefde hij samen met een vrouw. Van haar is hij al enige tijd gescheiden. Hij scheidde daarmee tegelijk van al het homofobe gedoe in de professionele voetbal wereld. In die wereld heet een slappe voorzet een ‘Schwulenpass’, een ‘mietjesbal’. Hitzlspergers coming out blijkt een goed voorbereide actie. Met zorg koos hij twee journalisten van weekblad Die Zeit uit en liet hij zich
begeleiden door een mediadeskundige. Tegelijk verscheen een perfect geregisseerd filmpje op YouTube, waarin hij zegt dat homofobe voetbalfans nu een extra sterke tegenstander hebben. Duitsland had overigens al een homoseksuele topvoetballer. Marcus Urban speelde voor het nationale jeugdelftal van de ddr. Na de val van de Muur brak hij zijn carrière af omdat hij geen toekomst voor zichzelf zag als homoprof. ‘Ik viel van mijn stoel’, zegt Urban over de avond dat Hitzlsperger op de televisie uit de kast kwam. ‘Een geluksmoment.’ Dat beleefde ook Tatjana Eggeling, wetenschappelijk onderzoekster van homo’s in de sport. Toen beiden voor een gesprek met de buitenlandse pers opdraafden, vielen ze elkaar gelukzalig in de armen. Eggeling ziet bij het vrouwenvoetbal een omgekeerde ontwikkeling. Dat is zich juist aan het bevrijden uit het cliché dat vrouwelijke voetballers allemaal lesbo’s zijn. ‘Zie het Duitse nationale elftal, de Europese kampioenen. Allemaal paardenstaarten en geverfde nagels. De tijd van de jongensachtige lesbokapsels is voorbij.’ Beiden verwachten dat Hitzlspergers coming out grote gevolgen zal hebben. Eggeling denkt dat in het vrouwenvoetbal de heteroseksuele trend zal doorzetten, terwijl Urban het mannenvoetbal meer de metroseksuele kant ziet opgaan. Zie Beckham, zie Ronaldo. Het is onvermijdelijk: voetbal wordt steeds meer een modeshow. ANTOINE VERBIJ
23.01.2014 De Groene Amsterdammer 9
Media Rob Wijnberg Verdacht In het SBS6-programma Pas oplichters, het eerste seizoen goed voor tussen de zeshonderdduizend en bijna een miljoen kijkers per week, lichten ‘professionele oplichters’ nietsvermoedende voorbijgangers op om te laten zien hoe goedgelovig mensen wel niet zijn. De presentatie is in handen van Jochem van Gelder – een man die vroeger nog geweldige kinderprogramma’s als Willem Wever en Praatjesmakers presenteerde, maar inmiddels door baas John de Mol gedegradeerd is tot onderbuik voedende pulpverkoper. ‘Voor het oog van de verborgen camera licht ons team landgenoten op met dezelfde trucs die echte oplichters gebruiken, zodat u weet waar u in het vervolg alert op moet zijn’, orakelt Van Gelder. ‘Blijf kijken en de kans is groot dat u nooit meer ergens intrapt!’ Want dat is de zelfverklaarde missie van Pas oplichters (ondertitel: ‘Het kan ook jou gebeuren!’): ‘Met dit programma hopen we de kijkers bewust te maken van oplichterspraktijken en geven we tips en tricks hoe ze dit kunnen doorzien en voorkomen.’ Vervolgens zien we hoe een man zijn
auto afhandig wordt gemaakt terwijl hij een vrouw met pech langs de weg probeert te helpen en hoe een vrouw wordt wijsgemaakt dat haar hond een gat in de broek van de oplichter heeft gebeten: of ze even vijftig euro schadevergoeding wil overhandigen. Wat ze – sjonge jonge – natuurlijk doet. De moraal van het verhaal: wie anderen vertrouwt, is naïef en dom, want stiekem staat achter elke boom een beer. Hoe diep kun je zinken? De stap naar de NSA lijkt groot, maar in feite gaat achter deze uit de klauwen gegroeide inlichtingendienst precies dezelfde paranoïde gedachtegang schuil. We moeten iedereen wel surveilleren, want in potentie is ieder mens een gevaar. Zoals Jochem van Gelder wil dat je over straat loopt, zo zijn sinds 9/11 overheden en hun inlichtingendiensten de hele wereld gaan zien: als een verzameling van zes miljard potentiële criminelen. 9/11 heeft vruchtbare grond gekweekt voor geïnstitutionaliseerd wantrouwen op ongekende schaal. Het meest basale principe van elke samenleving die zich een rechtsstaat wenst te noemen is in feite omgedraaid: tegenwoordig ben je verdacht tot je onschuld is bewezen. Overheden en media vinden elkaar eendrachtig in dit wereldbeeld. Media, omdat angst en wantrouwen nu eenmaal de snelste route naar kliks en kijfcijfers zijn: probeer maar eens een
Stemmen tegen de Moslimbroeders Caïro – Aan de ingang van het Tahrirplein wappert Ismael Heikel (48) samen met een groep mannen met de Egyptische vlag. Het plein werd afgezet gedurende de tweedaagse stembusgang voor een nieuwe grondwet; de eerste stap in een meervoudig stappenplan dat werd uitgestippeld door de interim-regering met het leger als voornaamste raadgever. Die grondwet zou een verbetering betekenen voor vrouwenrechten in Egypte, maar ook een versterking van de militaire macht. Drie jaar nadat het Egyptische volk massaal de straat op was gegaan tegen de militaire dictator Hosni Mubarak stemde het even massaal voor die nieuwe grondwet die datzelfde leger ongeziene macht toekent. ‘De grondwet zelf heb ik niet gelezen’, geeft Heikel toe, ‘maar het enige punt waarover mensen struikelen, is dat het leger meer macht krijgt. Juist daarom stemde ik voor.’ Rondom Heikel staat een tiental mannen voorzien van pamfletten met een heldere boodschap: ‘Ja’. Na de telling van de stemmen ble10 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
krantenkop te brouwen van het feit dat 99,99 procent van alle mensen het goed met anderen voor heeft. En overheden, omdat het de makkelijkste manier is om hun machtsbasis te vergroten: uit angst en wantrouwen wordt de behoefte aan controle en bescherming door autoriteiten geboren. Meer toezicht, meer maatregelen, meer surveillance – als je eenmaal gelooft dat in ieder mens een terrorist schuilt, is de rechtvaardiging ervoor zo gevonden. Aan dit paranoïde wereldbeeld wordt ook door president Obama niet getornd, zo bleek afgelopen week. Angst In zijn langveren wan wachte speech trouwen over de NSA konzijn de digde de president snelste een reeks maatreroute naar gelen aan om de kijfcijfers macht van de NSA in te perken, maar het moreel meest problematische en fundamenteel ondemocratische aspect van het inlichtingenapparaat blijft gewoon bestaan. De NSA mag systematisch data blijven verzamelen van miljoenen mensen wereldwijd, zonder dat er ook maar enige verdenking tegenover hoeft te staan. Zoals Glenn Greenwald, de journalist van The Guardian die de onthullingen van klokkenluider Edward Snowden naar buiten bracht, terecht constateerde,
ken zij niet de enige enthousiastelingen over de grondwet. 98 procent van de Egyptenaren die naar de stembus gingen, stemde ‘Ja’. Daarmee heeft het land voor de derde keer in drie jaar een grondwet. De mannen scanderen pro-Sisi-leuzen, terwijl voorbij rijdende auto’s met luid getoeter de menigte aanmoedigen. Ook toen een jaar geleden over de grondwet van voormalig president Morsi werd gestemd, overwon het Ja-kamp en overheersten claxons het straatgeluid. De meerderheid van de Egyptenaren is ervan overtuigd dat een grondwet de eerste stap is naar stabiliteit. Of die grondwet onder een seculier, islamitisch of een militair regime wordt voorgesteld, lijkt geen verschil te maken. Bij de stemlokalen stonden lange rijen. Om wachttijden nuttig in te vullen, werden vreugdedansjes gedaan en zongen vrouwen en kinderen pro-Sisi-liederen. Fatma Abdellatif stond ertussen. ‘Ik heb het volste vertrouwen in de nieuwe grondwet’, zegt ze. ‘Die is noodzakelijk voor een stabiel Egypte.’ Een eindje verderop bezingen haar kinderen generaal Sisi. ‘Bovendien hebben we nog nooit zo’n goede grondwet gehad. Vrouwen kunnen zich nu kandidaat stellen bij
blijft ‘de radicale essentie van de NSA’ fier overeind. De uitdrukking wil weliswaar dat de weg naar de hel geplaveid is met goede bedoelingen, maar voorzover die hel een totalitaire samenleving is, zijn die goede bedoelingen ver te zoeken: geïnstitutionaliseerd wantrouwen en de politieke en journalistieke exploitatie van angst en onveiligheid zijn de werkelijk drijvende krachten achter de gestage opmars van het moderne totalitarisme. Westerse samenlevingen zijn de afgelopen jaren in rap tempo geëvolueerd tot wat de Amerikaanse denker Francis Fukuyama ooit ‘low trust societies’ noemde: samenlevingen waarin controle en achterdocht voortdurend de voorkeur genieten boven vertrouwen. Niet zo vreemd, als je bedenkt dat onze massamedia en politiek haast nergens anders om draaien dan om overal op de loer liggende gevaren. Kijk één avondje SBS6 en je durft je huis niet meer uit (Pas oplichters), de weg niet meer op (Wegmisbruikers), geen hotel meer in (Red mijn vakantie!) en geen restaurant meer binnen (De smaakpolitie). En dan moet het nieuws – terreur!, misdaad!, oplichterij!, corruptie! – nog beginnen. Iedere keer als ik ga pinnen lees ik vlak voordat ik mijn pincode invoer: ‘Pas op voor meekijkers!’ Dat zouden ze eigenlijk op elke televisie moeten plakken.
de presidentsverkiezingen én het probleem van seksueel geweld wordt eindelijk erkend.’ In de net goedgekeurde grondwet is een volledig artikel gewijd aan vrouwenrechten, waarbij men zich ertoe verbindt elke vorm van geweld tegen vrouwen te bestrijden. Al is niet elke vrouw het met Abdellatif eens. Marwa Zein, een 26-jarige activiste, stelt dat dit referendum niet gaat over de inhoud van de grondwet, maar veeleer over de symboliek van de stem. ‘De staatsmedia prentten ons in dat je door “Nee” te stemmen akkoord gaat met de Moslimbroeders die ons land afgelopen jaar tot een puinhoop maakten’, zegt ze. ‘Niemand wil met hen geassocieerd worden. Dus stemde iedereen voor.’ Zein ging niet naar het stembureau. ‘Ik verafschuw de sluwheid waarmee Sisi zich populair maakt, voor zoiets stem ik niet.’ Met een opkomst van zo’n dertig procent lokte deze grondwetstemming iets meer mensen naar de stembureaus dan vorig jaar. De stemming werd gezien als een populariteitstest voor generaal Abdel Fattah Al-Sisi, die beloofde zich kandidaat te stellen als het volk dat wilde. Maar wat Sisi concludeert uit deze opkomst blijft nog gissen. ANNABELL VAN DEN BERGHE
In Den Haag Wingewest
Met de toezeggingen van minister Kamp in Loppersum is het vertrouwen in de politiek niet zomaar hersteld. Want het wantrouwen zit diep, en niet alleen in Groningen. door Aukje van Roessel beeld Milo
rondom het Groningse gas in het verleden Het nieuwe jaar is nog jong en wie weet wat anders had gemoeten. Het was destijds immers 2014 nog in petto heeft. Toch denk ik dat de democratisch besloten. Alsof democratische beelden van de persconferentie van minister besluiten geen besluiten kunnen zijn die in het Henk Kamp van Economische Zaken in het licht van de gevolgen achteraf als verkeerd kunGroningse Loppersum al niet meer weg te dennen worden beoordeeld. ken zijn uit de geschiedenis van het jaar dat nog Met zijn opmerking veegt Kamp in één keer grotendeels moet komen. alle reeds gehouden en toekomstige parlemenOp die beelden zien we koele kikker Kamp taire enquêtes en onderzoeken naar democratidie zich in het gemeentehuis door zijn op papier sche besluiten uit het verleden van tafel. Alsof gestelde tekst heen praat, terwijl buiten emohet achteraf zinloos was dat Tweede-Kamertionele Groningers joelen en tieren en een van leden constateerden dat ze in de jaren voorhen zelfs letterlijk met de megafoon tegen het afgaand aan de financiële crisis onvoldoende raam aan tikt. Heel symbolisch beeft en trilt dan actief waren geweest en onvoldoende financiële even het doek dat achter de minister is opgehankennis van zaken in huis hadden gehad. Alsof gen, alsof de kerktoren die daarop is afgebeeld het eveneens achteraf zinloos was dat de Kamer door een aardbeving is getroffen. Het lijkt wel concludeerde dat de onderwijsvernieuwingen een beving met een kracht van 4.1 op de schaal uit voorgaande decennia mede het gevolg waren van Richter, het officieel nieuw voorspelde van een tunnelvisie bij de verantwoordelijke maximum, waarvan veel Groningers buiten het bewindspersonen. gemeentehuis denken: ja, ja, het zal wel. Mogelijk maakte Kamp zijn opmerking om Wat er vorige week vrijdag in Loppersum de discussie over het overnemen van de Britse gebeurde, staat voor meer dan alleen de clash één-procentsregeling in de kiem te smoren. tussen de Groningers die zich achtergesteld voeIn de Tweede Kamer gaan stemmen op om len en de Haagse politiek die daar jarenlang van naar Brits voorbeeld regio’s waar economische heeft weggekeken. Hier protesteerden mensen bedrijvigheid, zoals het winnen van schaliegas, wier veiligheid letterlijk is opgeofferd voor ecozowel gewin als schade nomisch gewin in vooral en ongemak oplevert een de rest van het land. Hier waren gewone burgers We hebben geen grip meer procent van de opbrengst kwaad omdat ze zich op ons leven, en de politiek te geven. Dat geld kan worden gebruikt om te ten diepste miskend en laat ons in de kou staan investeren in de regionale gebruikt voelen door Den economie en om geleden Haag. Hier joelden menschade te compenseren. Met een dergelijke éénsen hun gevoelens van machteloosheid uit hun procentsregeling zou de Nederlandse politiek lijf tegenover een minister die twee dagen later dan indirect erkennen geleerd te hebben van een in het tv-programma Buitenhof zou zeggen dat verkeerd besluit uit het verleden, namelijk dat in hun dorpen er toch goed uitzien en Groningen ons land daarover tot nu toe niks is afgesproken. er toch niet verloederd bij ligt. De grootste regeringspartij, de vvd, ziet niks De politicus Kamp kwam dan – eindelijk in een één-procentsregeling. Die zou Noord– wel met een zak geld en ook met de toezegOost-Groningen namelijk veel meer geld kunging van een beetje minder gaswinning, maar nen gaan opleveren dan wat vorige week is hij toonde geen enkel moment daadwerkelijk afgesproken, zeker als de regeling met terugbegrip voor de emoties van de Groningers. Hier werkende kracht zou gelden. Ook de regio rond werd een gapend gat zichtbaar dat ook elders Schiphol zou bij het rijk kunnen gaan aanklopdoor veel burgers wordt gevoeld: we hebben pen, want de bedrijvigheid rond de luchthaven geen grip meer op ons leven, dat is wat ons zo levert eveneens zowel inkomsten voor het gehele kwaad maakt, en de politiek laat ons in de kou land als schade en ongemak voor de regio op. staan. Het is dit gapende gat dat de politiek al Mogelijk steekt dan ook de regio rond de ruim een decennium doet schudden en beven. Maasvlakte de vinger op. Of die gebieden waar In het geval van de gaswinning in Groningen ze last hebben van horizonvervuiling door zal het verweer in Den Haag zijn dat de regio nu windmolens. Of die gemeenten waar in de toetoch 1,2 miljard euro krijgt. En dat er nu toch komst overlast zou kunnen ontstaan als de rijks ook een dialoogtafel – waar halen ze het woord overheid toestemming zou geven voor het winvandaan – in het leven wordt geroepen waaraan nen van schaliegas. de bevolking mag meepraten over de investerinAan een één-procentsregeling kleven indergen die met een deel van dat geld in de economie daad haken en ogen. De politiek moet daar goed van de provincie kunnen worden gedaan. Maar over nadenken voordat ze een besluit neemt. als de politiek verwacht dat daarmee het verMaar voorbijgaan aan de schade die economitrouwen is hersteld vergeet ze dat een jarenlang sche activiteiten een regio bezorgen, kan uiteinen terecht opgebouwd wantrouwen niet zo maar delijk leiden tot opgekropte woede en emotie. weg is. En vergeet ze eveneens dat ook elders het Zoals in Groningen, dat zich – terecht – een wantrouwen diep zit. wingewest ging voelen. Hetgeen niet alleen daar Eén opmerking van minister Kamp in Buischade berokkende aan de politiek, maar ook in tenhof was extra opmerkelijk. Hij vond dat je de rest van het land. nu niet moest redeneren dat de besluitvorming 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 11
De Russische homobeweging moet in Sotsji voorzichtig opereren
Op glad ijs
Sergei Kachanov / Demotix / Corbis / HH
Sint-Petersburg, 27 oktober 2013. Minister van Cultuur Vladimir Medinsky geeft de Olympische vlam door aan Olympisch kampioene Tatyana Kazankina. Vlakbij staat er een man met de regenboogvlag (links), die even daarna zal worden gearresteerd
Het had zo leuk kunnen zijn: een gay-avond in het Holland House in Sotsji. Maar NOC*NSF wees het verzoek van de Russische homobeweging af. En ook de komst van de Nederlandse koning en premier is een afknapper voor de homoactivisten. door Helga Salemon De Olympische Winterspelen in Sotsji in februari zijn natuurlijk een belangrijk internationaal platform om homodiscriminatie in Rusland onder de aandacht te brengen, erkent Polina Andrianova, woordvoerder van de Petersburgse lgtb-organisatie Vychod (‘Coming Out’). ‘Maar op dit moment hebben we nog onze handen vol aan de Wet op buitenlandse agenten.’ Sinds november 2012 moet iedere Russische organisatie die geld ontvangt uit het buitenland zich registreren als ‘buitenlandse agent’. Omdat deze maatregel draconische overheidsinspectie met zich meebrengt en de term buitenlandse agent sinds de Stalin-tijd in het collectieve Russische bewustzijn synoniem is voor spion probeert Vychod deze registratieplicht aan te vechten. ‘We werden onlangs nog op de Russische staats-tv neergezet als vijand van het volk’, vertelt voorzitter Igor Kotsjetkov van het 12 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Rusland-brede lgtb (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender)-netwerk, waarvan het hoofdkantoor zich een verdieping boven het kantoor van Vychod bevindt, in hartje Sint-Petersburg. ‘Als we ons registreren wordt gezegd: “Kijk, ze erkennen nu zelf dat ze voor het Westen werken!”’ En dan is er nog het gebruik én misbruik van de Wet op homopropaganda. Die wet, in heel Rusland van kracht sinds juni vorig jaar, verbiedt de zichtbaarheid van homoseksualiteit voor minderjarigen. Zoals Vychod al vreesde toen in maart 2012 de antihomowet in Petersburg werd aangenomen, geeft deze wet de Russische machthebbers een stok om de homobeweging mee te slaan. Hoe ver dat kan gaan, bleek tijdens de Petersburgse 1 mei-demonstratie in 2012, toen een jongen werd gearresteerd wegens het dragen van regenboogbretels. ‘Nu
worden er bijvoorbeeld minderjarigen naar ons kantoor gestuurd, waarna iemand de politie belt’, vertelt Kotsjetkov. Op het jaarlijkse Roze Film Festival Zij aan Zij in Petersburg ontving de organisatie zelfs bommeldingen. De twee organisaties wijzen erop dat de intimidatie van homoseksuelen niet op zichzelf staat maar onderdeel is van het beleid onder Poetin III om ‘de Russische burgers de duimschroeven aan te draaien’. Zo tracht het Kremlin iedere kritiek op het autoritaire bewind de kop in te drukken. ‘Vechten om te overleven staat nu voorop’, zegt Andrianova. Vychod en alle andere Russische homo-organisaties hebben een coalitie gevormd om de gang van zaken rond Sotsji te volgen en buitenlandse sympathisanten te adviseren over constructieve manieren om hun kritiek te uiten op de Russische antihomowet. De coalitie is tegen de boycot, waartoe bijvoorbeeld de Engelse schrijver Stephen Fry opriep. ‘Internationale solidariteit is noodzakelijk voor ons. Het is zelfs zo dat alle internationale rumoer rondom de Russische wet voormalige sovjetlanden als Oekraïne, WitRusland, Moldavië en Armenië er vooralsnog van hebben weerhouden om homofobe wetten
aan te nemen’, zegt Andrej Obolenski, president van deze regenboogassociatie. Dat de Amerikaanse president Obama en zijn Franse en Duitse collega’s Hollande en Gauck niet naar Sotsji komen, vinden de activisten echter prima. ‘Dat is precies de juiste reactie’, stelt Kotsjetkov. ‘Ondanks alle verhalen over het handhaven van “traditionele waarden” heeft Rusland namelijk de pretentie tot de internationale gemeenschap te behoren. En het is uitstekend dat leiders in andere landen de Russische machthebbers duidelijk maken dat het erkennen van mensenrechten een voorwaarde is voor die deelname.’ Met verbazing is daarom het nieuws ontvangen dat zowel de Nederlandse koning en koningin als de Nederlandse premier de Winterpelen zullen bijwonen. Dat premier Rutte en de minister van Sport, Edith Schippers, zeggen dat ze in Sotsji de mensenrechten bespreekbaar willen maken, brengt Andrianova van Vychod niet op andere gedachten. ‘De Olympiade is niet het toneel voor discussie. Door daar naartoe te gaan tonen regeringsleiders zich vooral van hun diplomatieke kant.’ Obolenski roept de Nederlandse delegatieleden op om bij het Kremlin en in de media openlijk de schending van de homorechten in Rusland te bekritiseren. Rechtstreeks contact tussen homoactivisten en buitenlandse deelnemers aan de Winterspelen zal echter moeilijk zijn, omdat dit tot de beschuldiging kan leiden dat de homo-organisaties inderdaad ‘buitenlandse agenten’ zijn. Andrianova: ‘Rusland heeft als lid van internationale instellingen als de Raad van Europa en de Verenigde Naties de plicht op zich genomen om de mensenrechten te respecteren. Dus alle geluiden in ons land dat het opkomen voor mensenrechten het werk is van buitenlandse agenten zijn volstrekt idioot. Ondersteuning uit het buitenland is heel belangrijk voor ons, opdat wij voelen dat er in de hele wereld mensen zijn die niet onverschillig staan tegenover wat er bij ons gebeurt. Daarnaast oefent dit druk uit op onze machthebbers. In Amsterdam, vorig jaar april, voelde Poetin zich door de protesten tegen de Russische antihomowet bijvoorbeeld gedwongen te verklaren dat hij bereid is om de dialoog aan te gaan met de lgtb-gemeenschap. Het is duidelijk dat hij dat niet serieus van plan is, maar toch geeft het ons een mogelijkheid om naar zijn eigen woorden te verwijzen.’ Ook Russische sporters hebben last van de homofobe wetgeving, benadrukte kunstschaatser Konstantin Jablotski eind november tijdens een ontmoeting in Parijs met voorzitter Thomas Bach van het Internationaal Olympisch Comité (ioc). Hij wees erop dat Russische sponsors homoseksuele sporters dreigen met het stopzetten van de financiering als ze openlijk voor hun geaardheid uitkomen. Dat geldt onder meer voor een Russische skiester die ook aan de Winterspelen zal deelnemen. Het ioc stelde dat men erop toeziet dat op de Spelen zelf niet wordt gediscrimineerd, op wat voor grond dan ook.
Andrianova, eveneens aanwezig in Parijs, vindt dat hypocriet: ‘Ik vind de uitspraak van de Russische machthebbers dat er tijdens de Spelen geen sprake zal zijn van discriminatie volstrekt absurd. Het is natuurlijk idioot te zeggen dat de wetgeving tijdelijk wordt opgeschort. Die wetten moeten worden afgeschaft als ze niet aan de mensenrechten voldoen.’ De strikte ioc-kledingvoorschriften voor de sporters maken zelfs het dragen van regenboogspeldjes of iets dergelijks, wat Jablotski en de andere lgtb-activisten graag zouden zien, onmogelijk. Daarom roepen de Amerikaanse organisatie Pride House International en de Russische lgtb-sportfederatie alle aanwezigen in Sotsji op tot de campagne Same-sex Handholding. Dat houdt in dat mensen van hetzelfde geslacht waar en wanneer het maar kan elkaars hand vasthouden. ‘Het zou geweldig zijn als de homoseksuele sporters openlijk over zichzelf zouden vertellen, bijvoorbeeld over het belang van de steun van hun partner en over de noodzaak te kunnen zijn wie je bent’, meent Andrianova. Luidruchtige protesten vinden de activisten veel minder zinnig. Van de speciaal ingerichte protestzones moeten ze helemaal niets hebben. ‘Dat zijn een soort getto’s. We hebben die ook gezien bij de Spelen in Beijing in 2008. Om toe-
‘Zodra de internationale pers vertrekt, zijn de mensenrechtenactivisten weer vogelvrij’ gang te krijgen tot die zones moesten de demonstranten zich registreren, en zodra het evenement voorbij was, werden ze massaal opgepakt’, vertolkt Jablotski de mening Sponsoren zouden daadwerkelijk invloed moeten uitoefenen op het Kremlin, menen de activisten. Maar tot nu toe heeft het benaderen van de belangrijkste sponsors, waaronder CocaCola, McDonald’s en Procter & Gamble, niets opgeleverd. Jablotski: ‘Het ioc is nergens bang voor, behalve voor negatieve berichtgeving door de media en het wegvallen van sponsors. Bij de Olympische Spelen van 1988 in Zuid-Korea hebben we bijvoorbeeld gezien dat er, mede onder druk van de sponsors, democratische verkiezingen kwamen. In Londen werd vorig jaar op die manier Saoedi-Arabië gedwongen om ook vrouwen te laten deelnemen aan de Olympische Spelen. Maar in Rusland willen de sponsors schijnbaar niets doen. Dat stelt ons erg teleur.’ Ook de hoop om in Sotsji zelf voor homorechten op te komen, is inmiddels bij de activisten vervlogen. Tijdens de Spelen in Londen en Vancouver was er een Pride House, een ontmoetingsplek voor de lgtb-gemeenschap. De bekende Russische homoactivist Nikolaj
Aleksejev vroeg daar twee jaar geleden een vergunning voor aan, maar de Russische overheid wees die direct af. Een verzoek van homoactivisten aan verschillende nationale Olympische comités om als alternatief een lgtb-avond te organiseren in hun eigen ontmoetingsplaatsen op de Spelen leverde tot op heden ook niets op. Het Nederlands Olympisch Comité (noc*nsf) wees het verzoek af. ‘Dat was voor ons een grote klap in het gezicht’, zegt Jablotski. ‘Wij konden ons niet voorstellen dat Nederland, hét regenboogland in de wereld, dat had kunnen doen!’ Woordvoerder Geert Slot van noc*nsf geeft als verklaring dat ‘het Holland House er is voor Nederlandse sporters en hun aanhang, en niet voor andere doelgroepen’. Als reactie op de mislukte initiatieven in Sotsji concentreert de lgtb-coalitie zich nu op het organiseren van de eerste Russian Open Games, die van 26 februari tot 2 maart moeten plaatsvinden in Moskou. Dit evenement, naar het voorbeeld van de Gay Games elders in de wereld, moet een combinatie worden van sportieve, culturele en maatschappelijke programmaonderdelen, zoals de paneldiscussie ‘Olympische Spelen, mensenrechten en hoe nu verder?’. ‘Die periode tussen de Olympische Winterspelen en de Paralympische Spelen van 7 tot 16 maart hebben we bewust gekozen, omdat er dan nog aandacht is van de internationale media voor de Spelen in Rusland’, zegt Jablotski. ‘We ondervinden nu al tegenwerking. Zo kunnen we bijvoorbeeld moeilijk locaties huren. Maar wij zullen de Open Games organiseren. Een andere keuze hebben wij niet, want we weten niet hoe het verder gaat als de Winterspelen voorbij zijn. De meeste mensen zijn daar zeer pessimistisch over en vrezen dat de Wet op homopropaganda wordt opgenomen in het strafrecht. Zodra de internationale pers vertrekt, zijn de mensenrechtenactivisten weer vogelvrij, net als in China in 2008 na de Olympische Spelen.’ Hij wijst erop dat er in de Russische Doema een wetsvoorstel ligt om homoseksuele ouders de zeggenschap over hun kinderen te ontnemen. ‘Het is heel goed mogelijk dat deze wet wordt aangenomen zodra de Spelen voorbij zijn en de internationale aandacht zich weer van Rusland heeft afgewend.’ De Olympische Zomerspelen in 1980 in Moskou verliepen traumatisch voor de Russische machthebbers omdat een reeks westerse landen niet kwam opdagen vanwege de door de Russen begonnen oorlog in Afghanistan. Of de Russische antihomowetgeving ook een smet gaat werpen op de eerste post-sovjet-Spelen weten we pas in februari, zegt Jablotski. ‘Niemand weet hoe het zal lopen in Sotsji, of bijvoorbeeld homoseksuele sporters die interviews geven of de media die hierover schrijven worden aangeklaagd. Wij leven in een land met een dubbele standaard. Deze wet is populistisch, hij is er niet om uitgevoerd te worden maar om mensen bang te maken, zodat ze zich weer terugtrekken in de kast.’ 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 13
De ondergang van aluminiumsmelter Aldel
Failliet door Duitse wind
Het faillissement van Aldel is de afgelopen weken in overzichtelijke schema’s geïnterpreteerd. ‘Bedankt minister Kamp voor het niet openhouden van de aluminiumfabriek in Delfzijl’, schreef een bewoner uit Middelstum begin januari in de Volkskrant. ‘Want nu is het in elk geval helder. Het Noorden van Groningen interesseert u niks.’ Wie vond dat de EZ-minister wel voldoende zijn best had gedaan, wees naar de eigenaar van de fabriek: de durfinvesteerder Gary Klesch. Stond die niet bekend als aasgier met een spoor van vernieling achter zich? Klesch gaf op zijn beurt de astronomische stroomprijs de schuld die alle industrie in Nederland nog eens te gronde zou richten. Het verhaal had alles; volkswoede, slachtoffers en vooral: schuldigen. De belangrijkste verklaring voor het faillissement van Aldel is echter tot nog toe onbesproken gebleven: de politieke keus voor grootschalige duurzame energie in combinatie met bescherming van de industrie. Het is een keus die Duitsland wel maakte en Nederland niet. Aldel werd in 1966 geopend, drie jaar nadat we aardgas begonnen te winnen bij Slochteren in Groningen. Een deel van dit gas werd tegen een sterk gereduceerd tarief aangeboden aan nieuwe energie-intensieve industrie, die voor werkgelegenheid in het noorden moest zorgen. Die gebruikte het gas om goedkope stroom te produceren en de aluminiumproductie, waar veertig procent van de kosten in energie zit, floreerde. Eind jaren negentig maakte deze vorm van staatssteun plaats voor een andere: Aldel kreeg geen goedkoop gas meer, maar een speciaal stroomcontract met de Nederlandse energiebedrijven die toen nog in staatshanden waren. Onder toeziend oog van toenmalig EZminister Hans Wijers werd in 1996 een tienjarig 14 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Kees van de Veen / HH
Als de zon schijnt of de wind flink waait, duiken de Duitse stroomprijzen meteen omlaag. De Nederlandse industrie blijft echter het volle pond betalen – met dank aan de eigen kolenlobby. Het Groningse aluminiumbedrijf Aldel is het eerste slachtoffer. door Jelmer Mommers, Belia Heilbron, Thomas Muntz & Huib de Zeeuw
Aluminiumgieterij en -smelterij Aldel bij Delfzijl
contract gesloten. Het moest de laatste keer zijn dat de staat de aluminiumsmelter zou steunen: men voorzag faillissement in 2006, als Aldel zijn stroom moest gaan inkopen op de geliberaliseerde energiemarkt. Overheid en bedrijfsleven sloten een convenant om te investeren in vervangende werkgelegenheid in de regio. Maar tussen 2003 en 2005 trok de markt voor aluminium tijdelijk aan en bleken de investeringen die moederbedrijf Corus had gedaan in meer efficiënte machines zich terug te verdienen.
De fabriek bleef open. Achteraf is duidelijk dat het aflopen van het speciale stroomcontract in 2006 het begin van het einde betekende. Sindsdien maakte het bedrijf alleen nog maar verlies, tot en met 2012 bijna 120 miljoen euro. In 2009 nam Gary Klesch de zaak over, een investeerder die pas instapt als alle anderen er geen brood meer in zien. (Een van zijn uitspraken: ‘A problem is just an opportunity spelt differently.’) Hij leende het bedrijf twintig miljoen euro. Een rechtszaak aangespannen tegen netbeheerder TenneT leverde Aldel in 2012-13 een meevaller
op van 24 miljoen euro. In oktober 2013, toen het bijna mis ging, volgde nog een noodkrediet van zeven miljoen euro van de provincie. Het bleek allemaal onvoldoende: eind december, toen een laatste reddingspoging vastliep en de achterstand op de stroomrekening in de miljoenen liep, restte geen andere optie dan het faillissement. De curator heeft begin dit jaar 280 mensen ontslagen; in de aanleverende industrie gaan nog ongeveer driehonderd banen verloren. Of een doorstart met nieuwe overheidssteun succesvol kan zijn, is op het moment van schrijven nog niet duidelijk. In de afgelopen tien jaar zijn tien andere Europese aluminiumfabrieken Aldel voorgegaan, onder meer in Engeland, Italië en Polen. Allemaal waren zij de dupe van een majeure verschuiving op de wereldmarkt. Japan, WestEuropa en Noord-Amerika produceerden in 2000 nog veertig procent van alle aluminium. In 2010 was dat aandeel teruggelopen naar twintig procent. Het verschil werd geabsorbeerd door de opkomende economieën van Brazilië, Rusland, India en China, waar energie veel goedkoper is, waar de nodige grondstoffen beter voorradig zijn, en waar de economieën harder groeien. Enorme overschotten van aluminium op de wereldmarkt en toenemende prijsschommelingen deden de rest. In Europa ging dit proces gepaard met consolidatie van aluminiumproductie in Duitsland, Frankrijk en Spanje, en krimp in bijna alle andere landen. Zelfs Klesch is de aluminium-business aan het verlaten: Aldel was zijn laatste smelterij. Het is een standaardreactie om nationale overheden de schuld te geven bij faillissementen in de maakindustrie. Maar in dit geval is het terecht om te concluderen dat individuele Europese lidstaten niet kunnen opboksen tegen mondiale verschuivingen. Voor een concurrerende industrie hebben de lidstaten, zeker de kleintjes, elkaar nodig. Meer specifiek: ze hebben één Europese energiemarkt nodig. Een bedrijf als Aldel, dat produceert voor prijzen die op de wereldmarkt worden bepaald, heeft vele concurrenten. Maar niet alle concurrenten zijn gelijk. In de praktijk concurreren aluminiumproducten niet alleen op mondiaal niveau met elkaar, maar ook regionaal: voor specifieke producten op regionale markten. Aldel leverde vooral aan walserijen in België en Duitsland en extrusiebedrijven in Zweden, Duitsland en Noorwegen. (Zij verwerken vervolgens het aluminium voor producenten in onder meer de auto-industrie en de vliegtuigbouw.) In Noord-West-Europa waren Duitse smelters de belangrijkste concurrenten van Aldel. En juist zij hebben een markant voordeel op het gebied van energie: goedkopere stroom. Op de groothandelsmarkt voor stroom betaalde de Nederlandse energie-intensieve industrie vorig jaar drie tot twaalf procent meer voor stroom dan de Duitse concurrentie. Ook in jaren dat de kale stroomprijs in Nederland lager dan of gelijk was aan die in Duitsland – in 2010-
2012 – betaalde de Nederlandse industrie meer voor de energierekening. Duitsland voert namelijk al jaren een duidelijke industriepolitiek. Zo zijn vanaf 2011 Duitse industriële groot verbruikers vrijgesteld van de transportkosten voor elektriciteit. Hun Nederlandse evenknieën moesten de transportkosten wél gewoon betalen. Valse concurrentie van de Duitsers, concludeerde de Nederlandse overheid. In 2012 vroeg EZ-minister Verhagen in Europa om een onderzoek. Pardoes stelden de Duitsers hun korting wat bij – van honderd naar negentig procent – en ondanks afkeurende blikken uit Brussel bleef deze bestaan. Jarenlang klaagde de Nederlandse industrie hierover in Den Haag. Eind vorig jaar zag EZ-minister Kamp zich genoodzaakt de korting zelf ook door te voeren. In een recordtempo vloog de wet door het parlement. Bovendien regelde Kamp eerder in 2013 extra compensatie voor indirecte kosten van het Europese emissiehandelssysteem voor CO2. Hiermee heeft Nederland alle grote kortingen van de Duitsers gekopieerd, en daarmee ‘het speelveld rechtgetrokken’. Voor Aldel zouden de maatregelen samen ongeveer tien miljoen euro per jaar opleveren.
Voor een concurrerende industrie hebben de lidstaten elkaar nodig. Ze hebben één Europese energiemarkt nodig Maar de last minute-pleisters van Kamp kunnen een veel fundamenteler probleem niet oplossen, namelijk het probleem van totaal verschillende energiemarkten. De Duitsers halen hun stroom van oudsher uit bruinkool en kernenergie, terwijl wij vooral gas gebruiken, en hoewel dat beter is voor het klimaat is het ook veel duurder. Sinds de eeuwwisseling hebben de Duitsers bovendien vol ingezet op duurzame energie. In 2013 was bijna een kwart van de Duitse stroom groen; ruim de helft van die duurzame energie kwam van windmolens en zonnepanelen. Nederland bleef steken op tien procent groene stroom, en wij haalden dat voor meer dan de helft uit (kostbare) biomassa. De grap is als volgt: wind en zon zijn gratis. Als het in Duitsland hard waait of de zon flink schijnt, duiken de stroomprijzen omlaag. Sinds 2010 ging de kale stroomprijs in Duitsland ruim twintig procent naar beneden. Belangrijkste oorzaak: recordhoeveelheden wind en zon. Voor 2014 wordt een nieuwe daling van zes procent verwacht. Juist de Duitse industrie profiteert. Opnieuw heeft de Duitse overheid een keuze gemaakt in het voordeel van de energie-intensieve industrie: de installatie van de windmolens en de zonnepanelen wordt betaald met een heffing op alle stroomrekeningen, behalve die van
de industriële grootverbruikers. Stroomslurpers die nu op de groothandelsmarkt stroom inkopen voor het komende jaar betalen in Duitsland 36 euro per MWh en in Nederland 49 euro. De opkomst van duurzame energie in Duitsland is dé reden dat het voor bedrijven als Aldel de afgelopen jaren steeds moeilijker werd om te concurreren met Duitse industrie. Ze werden van de markt geblazen door Duitse wind. Dit probleem zou niet bestaan als er één Europese energiemarkt was. Wij zouden profiteren van de groene Duitsers. Aldel-eigenaar Gary Klesch gokte daar ook op toen hij de fabriek overnam. Hij claimt dat hij het bedrijf winstgevend had kunnen maken als hij voor Duitse prijzen kon produceren. Die situatie raakte het afgelopen jaar steeds verder uit zicht. Tussen 2009 en 2012 kropen de stroomprijzen in Nederland en Duitsland steeds verder naar elkaar toe, maar sinds maart 2012 neemt het prijsverschil juist weer toe. Dat komt door onvolkomenheden in de ‘marktkoppeling’ tussen beide landen, in combinatie met het snel groeiende aandeel duurzame energie in Duitsland. Dit jaar zal het prijsverschil nog verder oplopen. Ironisch genoeg zette een omvangrijke lobby van Nederlandse grootverbruikers zich in 2005 in voor nieuwe kolencentrales, niet voor de windmolens die de Duitse industrie nu zo van pas komen. Gevolg van deze lobby: maar liefst drie grote nieuwe kolencentrales, enorme overcapaciteit op de Nederlandse stroommarkt en een sterk verslechterd investeringsklimaat voor duurzame energie. Zo bezien zit de Nederlandse industrie dus ook op de blaren van de eigen kolenlobby. Door de overcapaciteit is het veel duurder geworden om nu alsnog eenzelfde aandeel aan duurzame energie te behalen als de Duitsers. Henk Kamp weet dat het ontbreken van een Europese markt een probleem is. In de Kamer zei hij onlangs nog dat hij met zijn Duitse ambtgenoten echt bezig is om ‘de markten dichter op elkaar te plakken’. Maar dat is een kwestie van lange adem. In de tussentijd grijpt hij, op verzoek van de industrie, naar noodmaatregelen. Helaas wordt met dat soort ingrepen – korting hier, uitzondering daar – de Europese eenwording alleen maar verder uitgehold. Karsten Pronk, directeur van het failliete Aldel, is dan ook kritisch over het optreden van Kamp. ‘Deze minister heeft op een aantal belangrijke punten voortgang gemaakt, vooral wat betreft de aanpassing van de transport kosten voor de industrie in Nederland. Maar dat blijft symptoombestrijding zolang het basisprobleem van de energieprijzen niet is opgelost.’ In de Volkskrant noemde zie groene.nl/energie Klesch de pogingen om één Europese energieprijs te krijgen ‘mislukt’. Klesch: ‘Die conclusie heb ik met heel wat Europese ministers van Economische Zaken besproken. Guys: you failed, miserably.’ 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 15
Populisme in Europa
Radicalen tegen wil en dank
Meer dan de helft van de populistische aanhang in Europa bestaat uit ‘gewone’ mensen die zich in de steek gelaten voelen door hun elites. Wat te doen? vragen Europese schrijvers en wetenschappers zich af op een conferentie in Finland. door Yvonne Zonderop beeld Milo 16 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Het is een zachte najaarsavond in het beschaafde Berlijn-Mitte. Keurig opgeknapte regeringsgebouwen staan in het gelid. Samen met de Finse journaliste Johanna Korhonen loop ik terug naar ons hotel. We hebben zojuist gegeten met een bont gezelschap van schrijvers en wetenschappers. Morgen zullen we ons samen buigen over de opkomst van het populisme in Europa, tijdens een openbare conferentie op de Hertie School of Governance, een internationaal georiënteerde elite-universiteit. Maar vanavond is de uitwisseling al begonnen. Korhonen vertelt over recente incidenten in Helsinki. Demonstranten maakten nazi- gebaren op de trap voor het Finse parlement, anderen hielden een ‘hetero pride’. En toen een Fin op de parlementaire publieke tribune de Hitlergroet bracht, zette een populistisch Kamerlid dit pontificaal op zijn Facebookpagina. ‘De atmosfeer wordt steeds agressiever. Ik maak me zorgen’, zegt ze. Ik vraag haar: ‘Wat zou er kunnen gebeuren?’ Dat de populisten wel twintig procent van de stemmen krijgen, zegt ze. En wat als dat inderdaad gebeurt? vraag ik. Ze kijkt verrast op. Rijzend populisme roept toch automatisch angst en weerzin op? Waarom reageer ik dan zo koel? Een kwestie van praktijkervaring, vertel ik haar. 11,5 jaar na de moord op Pim Fortuyn is Nederland deskundige bij uitstek op het vlak van het nieuwe populisme. We lopen voor in (Noord-)Europa. Twintig procent van de stemmen naar populistische partijen is bij ons het ‘nieuwe normaal’. Dat nieuwe bewegingen een stevig stempel drukken op het politieke klimaat is oud nieuws. Sterker, wie de term ‘populisme’ laat vallen krijgt een grote gaap als antwoord. Nu blijkt dat het populisme vooralsnog niet uit de hand loopt, is de belangstelling in Nederland verslapt. We dreigen zelfs te vergeten hoezeer we ons al hebben aangepast aan een nieuw populistisch discours. ‘Hoe gaat het met Nokia?’ vraag ik Korhonen. ‘Als ik in Finland woonde, maakte ik mij zorgen.’ Er is geen politicus die iets kan ondernemen tegen de vrije val waarin dit enorme bedrijf – recentelijk nog de trots van Finland – is terechtgekomen. Is het vreemd dat mensen beschutting zoeken bij andere dan de gebruikelijke partijen? Korhonen knikt voorzichtig. Het inzicht dat populisten wel degelijk een valide reden hebben om te protesteren – los van hun methodes – dringt langzaam door in Europa. De organisatoren van de conferentie, de Britse denktank Counterpoint en het Open Society Institute van George Soros, hopen weliswaar mensen te waarschuwen voor het nakende populisme bij de komende Europese verkiezingen, de deelnemers aan de conferentie zien het probleem een slag anders, zo blijkt tijdens ons voorafgaande diner. De parlementaire democratie vertoont zorgelijke gebreken, vindt men. ‘Wat is nu helemaal het probleem als straks een kwart van de europarlementariërs populistisch is?’ vraagt mijn Slowaakse tafelgenoot
Peter Ucen, om de discussie eens flink op gang te brengen. ‘Ze praten meer dan ze doen en ze zullen het onderling niet snel eens worden.’ Maar al doet hij alsof cynisme hem als Slowaak nu eenmaal is aangeboren, in de praktijk is hij wel degelijk bezorgd. Niet vanwege het oprukkende populisme, zo zegt hij, maar voor wat zich mogelijk daarna aandient. Hoe groot zal de kater zijn als blijkt dat ook de populisten Europa niet wezenlijk weten te veranderen? De Deense journalist Anders Rasmussen stelt vergelijkbare ongemakkelijke vragen. Hij vertelt over een recente nationale affaire die veel stof deed opwaaien. Feministen eisten dat zij topless mogen zwemmen in het gemeentelijke zwembad van Kopenhagen. Ze betitelden dit als een identiteitskwestie. Ruimhartige seksuele mores horen nu eenmaal bij Denemarken, jammer voor immigranten die zich daaraan storen, maar als mannen topless mogen zwemmen, mogen vrouwen dat ook. Uitgerekend van de Deense populisten kregen de feministen luidkeels bijval: een alliantie die tot voor kort ondenkbaar was geweest. ‘De populisten kapen de liberale agenda en maken hem sterker’, zegt Rasmussen met licht schuddend hoofd. Ik moet denken aan Amsterdamse homo’s die zich al lang niet meer schamen om pvv te stemmen. De overeenkomsten in de opmars van het (nieuwe) populisme zijn treffend, ook al verschillen de voorbeelden. Korhonen vertelt over de aanhoudende hatemail die ze kreeg als vooraanstaand progressief journaliste. ‘Toen ben ik ze maar gaan interviewen en vroeg ik ze waarom ze mij hatemail zonden. Ze zeiden: je hebt de opdracht om naar mij te luisteren. Ik ben gelijk aan jou, ook al hoor jij tot de elite en ik niet.’ Hatemail als protest tegen een ongelijke positie – en dus niet als een feitelijk dreigement. Het komt bekend voor. Vroeger, zegt ze, waren mensen misschien ook wel boos op de elite. Maar nu geven digitale mogelijkheden ze veel meer gelegenheid om dit ongegeneerd te tonen.
De Finse populisten bestaan grotendeels uit boze, teleurgestelde mannen, die elkaar online vinden Hoeveel de populisten in Europa gemeen hebben, ondanks nationale verschillen, blijkt als Catherine Fieschi, directeur van Counterpoint, de volgende ochtend het symposium inleidt. Zo’n honderd mensen hebben plaatsgenomen in een groot lokaal waar het daglicht langzaam binnenstroomt: de internationale schrijvers en wetenschappers aan een brede tafel, studenten en onderzoekers in de zaal. Fieschi schetst hoe in Europa meer dan de helft van de populistische aanhang bestaat uit ‘gewone’ mensen. Ze heeft ze de ‘reluctant radicals’ gedoopt. Deze ‘radicalen tegen wil en dank’ voelen zich in de steek
gelaten door hun elites. Ze hebben moeite met een geglobaliseerde politiek die geen inhoudelijke meningsverschillen toelaat. En ze beroepen zich met nadruk op de democratie. Populistische partijen doen mee aan verkiezingen, ze nemen het parlement serieus. ‘Populisme steekt de kop op als een democratische belofte is gebroken’, zegt Fieschi. Sommigen haken dan af – en dat worden er meer, zoals blijkt uit de dalende opkomst bij verkiezingen. Maar populisten doen juist mee: ze willen gehoord worden. Uit de verhalen van ons internationale gezelschap stijgt een herkenbaar beeld op. Allemaal schreven we een essay over het populisme in ons eigen land, daartoe uitgenodigd door Counterpoint. Vandaag houden we onze visies tegen elkaar. Praktijk en cultuur mogen van elkaar verschillen, in de grond komen veel klachten overeen. Neem het voorbeeld van Griekenland. Er is in Europa veel huiver voor de Gouden Dageraad. Maar hun opkomst komt niet uit de lucht vallen, vertelt Manos Matsaganis, hoogleraar sociale economie in Athene. De huidige elite in Griekenland is al sinds 1975 aan de macht. Dit gaat gepaard met wijdvertakt cliëntelisme, onder het motto: ik help je mits je op mij stemt. Sinds de eurocrisis staan de machthebbers echter met lege handen, zegt Matsaganis. Dat geen van de partijen een alternatief opwierp voor de opgelegde bezuinigingen van de trojka heeft hun geloofwaardigheid aangetast en de opkomst van het populisme bespoedigd. Johanna Korhonen knikt: ze herkent het beeld uit Finland. Door te doen alsof er geen alternatief is voor het gevoerde beleid roept het establishment het populisme juist over zich af, zegt ze. In haar beschrijving is Finland een soort Nederland, maar dan tien jaar terug. De bestuurlijke elite beraadslaagt onderling en houdt het volk voor dat meer, beter onderwijs, technologie en internationale concurrentie banen moeten brengen. De lager opgeleide Finnen vragen zich onderwijl af: wat rest er dan voor mij? Dat is vooral een mannenprobleem, betoogt Korhonen. Vrouwen zijn in de Finse samenleving alleen maar sterker geworden: ze zijn vaker financieel onafhankelijk en kiezen hun eigen weg. De Finse populisten bestaan grotendeels uit boze, teleurgestelde mannen. Op eenzame winteravonden vinden ze elkaar online op het populaire Hommaforum. Daar klagen ze over de bezoekregeling met hun kinderen, over buitenlanders, en zijn ze het erover eens dat vroeger alles beter was. Ze zijn nostalgisch, zoals de Zweden. Want waar is hun veilige huis gebleven? Auteur Göran Rosenberg, die in Berlijn de Zweedse inbreng verzorgt, noemt de populaire detective Kurt Wallander als sprekend voorbeeld. Naarmate de reeks boeken (en televisieprogramma’s) vordert, valt Wallanders depressie niet meer te scheiden van diens verdriet over het afscheid van het Zweedse welvaartsparadijs, dat geborgenheid bracht voor iedereen, althans, voor iedere Zweed. Globalisering heeft een einde gemaakt 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 17
Mexicaanse Hond Welkom
in het Bos tekst en regie
Alex van Warmerdam met
Bokma Hadewych Minis Tiny Bertels Pierre
ORKATER
dinsdag 28 januari t/m zondag 2 februari
STADSSCHOUWBURG AMSTERDAM www.ssba.nl/020 6242311
aan de verzorging van wieg tot graf – in Zweden zijn tegenwoordig het welzijnswerk en delen van het onderwijs in handen van private equity. Dat is vooralsnog aanleiding voor nostalgie, niet voor boosheid, vertelt Rosenberg. Over immigranten wordt (nog) niet geklaagd. ‘Maar we hebben wel een probleem met de elite. Ze gaan voor zichzelf en ze hebben de Zweedse samenleving de rug toegekeerd.’ Dat leidt tot fragmentatie, en daar moeten veel Zweden erg aan wennen. Uit de verhalen van Korhonen en Rosenberg rijst een voor ons herkenbaar beeld op: de consensus is als een zeepbel uiteengebarsten en dat gaat gepaard met veel onrust, want iedereen moet zich opnieuw beraden. In Italië speelt dat niet. Daar zijn ze al sinds de jaren negentig vertrouwd met de populisten van Forza Italia. Maar sinds kort zijn de bordjes verhangen, zegt Piero Totola, econoom aan de Universiteit van Turijn. Niet het rechtse maar het linkse populisme onder leiding van Beppe Grillo viert succes. Dan gaat het wel om nieuw links, want de gebruikelijke linkse partijen hebben in de ogen van veel Italianen gefaald. Volgens Totola hadden ze geen overtuigend antwoord op Berlusconi’s belofte dat hij het disfunctionerende overheidssysteem zou aanpakken – al loste hij die belofte nooit in. Nu zijn ze moreel welhaast medeplichtig aan een systeem dat alleen maar slechter is geworden, zegt hij. Hij en zijn vrienden sympathiseren daarom openlijk met de nieuwe Vijf Sterren Beweging. Zelfs het Verenigd Koninkrijk ontspringt de dans niet langer. In Berlijn houdt de Britse filosoof Julian Baggini een interessant betoog over de opmars van ukip in een land dat niets van racisme moet hebben. Zowel linkse als rechtse kiezers zijn diep ontevreden over de politieke elites, want die bekommeren zich vooral om die paar kiesdistricten waarvan de winst niet op voorhand vast staat. Baggini schetst het beeld van een leger beroepspolitici, zowel van Labour als van Tory, die mikken op swing seats door zich te richten op de ‘Mondeo Man’ en de ‘Worcester Woman’, archetypen van gemiddelde Britten die niet eens bestaan. Dit leidt tot een trek naar het midden. Baggini: ‘De grote politieke partijen spreken voor niemand in het bijzonder. Dat maakt ze ongeloofwaardig. Het politieke bedrijf van zetels winnen is zo sterk geprofessionaliseerd dat het de inhoud heeft uitgehold.’ De Duitsers, ruim aanwezig in deze studiezaal, horen het licht geamuseerd aan. Zij prijzen zich gelukkig; bij hen geen opkomend populisme. En het lijkt zowaar alsof de Duitsers – samen met de Spanjaarden – immuun zijn voor teleurstelling in het democratisch systeem, voor woede of voor sterk nationalistische sympathieën onder gewone mensen. Inleider Thomas Klau, hooggeplaatst bij de Europese denktank European Council on Foreign Relations, prijst zich gelukkig; hij ziet de komende Europese verkiezingen voor wat betreft Duitsland met vertrouwen tegemoet. Maar in het publiek heerst twijfel. Ulrika, een felle academica, vertelt dat
ook in Duitsland sinds de jaren negentig de bovenlaag voor zichzelf heeft gekozen. ‘De best and brightest gingen werken voor Goldman Sachs in plaats van voor de overheid. Nu betalen ze een schijntje aan belastingen.’ Het zit haar hoorbaar dwars. Verlies, achteruitgang, angst, verraad; de aanwezige West-Europese auteurs gebruiken verwante termen bij hun schets van het populisme in hun land. De een knikt begrijpend als de ander het woord voert – mij valt op dat Zweden en Nederland veel gemeen hebben. Toch legt een handvol Oost-Europeanen vandaag het scherpste oog aan de dag. Analyseren ze scherper omdat hun oordeel niet wordt gekleurd door verinnerlijkte parlementair-democratische waarden? De Slowaak Peter Ucen wekt op z’n minst die indruk. Hij zegt: ‘West-Europeanen mogen dan teleurgesteld zijn in de democratie, de OostEuropeanen hebben er niet eens aan kunnen wennen.’ Oost-Europa was het heartland van het socialisme, zegt hij. ‘Het leven was er eerlijker en veiliger, echt waar.’ Nu is dat verdwenen. In Slowakije is het populisme al weer op de terugtocht, maar er komt iets gevaarlijks voor in de plaats: cynisme. ‘Het idee dat je alleen nog verantwoordelijk bent voor je eigen familie leeft sterk. Dan kun je maar beter populisme hebben, want dat doet tenminste nog een beroep op de democratie en op de staat’, betoogt Ucen. Eigenlijk vraagt hij: maken we ons wel zorgen over de juiste kwesties? Is populisme het grootste gevaar? Het is koren op de molen van de Bulgaarse politiek denker Ivan Krastev. Hij zit als hevig knikkende toehoorder in de zaal. Krastev, die toevallig vanuit Wenen op bezoek is in Berlijn, verrast iedereen met zijn opmerking dat hij alle essays van de aanwezigen daadwerkelijk heeft gelezen. ‘Mooi werk’, zegt hij, ‘maar jullie beschrijven de crisis in de democratische samen-
‘De Europese middenklasse gelooft niet langer in vooruitgang – dat is het echte probleem van links’ leving, niet het populisme.’ Want populisme is volgens hem slechts een vorm die de crisis aantoont. Krastev meent dat we op de drempel staan van een tijdperk vol wantrouwen. Hij vraagt niet hoe we beter naar de populisten kunnen luisteren of hoe we ze kunnen afremmen. Hij zegt: ‘De Europese middenklasse gelooft niet langer in vooruitgang – dat is het echte probleem van links. Hoe vertaalt zich dat? Hebben de burgers nog wel het gevoel dat hun stem iets uitmaakt?’ Krastev raakt een gevoelige snaar. Dat de opkomst van het populisme eerder terugslaat op traditioneel links dan op rechts is misschien wel
een ware, maar daarmee nog geen leuke boodschap. De meeste aanwezigen zijn onmiskenbaar van beschaafd linkse signatuur. Counterpoints Catherine Fieschi pakt de handschoen op en maakt een interessante historische vergelijking. De industriële revolutie bracht het socialisme internationaal tot bloei. Misschien is er nu een nieuwe tijd in aankomst en duidt de opkomst van het populisme op een aardverschuiving in onze systemen. Piero Tortola zou het niet verbazen. De Italiaanse centrum-linkse partij had in 2006 een verkiezingsprogramma van 120 pagina’s. Dan weet je niet wat je wilt, zegt hij. Maar zo gemakkelijk is het niet, roept de Griekse Manos Matsaganis uit. ‘De crisis van de democratie is reëel. Het komt door de globalisering. De populisten maken bezwaar tegen het verlies van controle. Maar als het op oplossingen aankomt, staan ze net als de rest met lege handen.’ De Zweedse Göran Rosenberg is dat met hem eens. ‘De huidige democratische leiders missen macht. Het enige wat ze kunnen doen is zich aanpassen aan de omstandigheden. De populisten doen net alsof we nog steeds onze eigen koers kunnen kiezen. We zijn de gevangene van onszelf, want we laten ons gijzelen door angst.’ Terwijl de schemer over Berlijn valt, neemt een lichte mismoedigheid bezit van ons gezelschap. De Europese verkiezingen naderen in rap tempo, maar veel bruikbare suggesties heeft onze studiedag niet opgeleverd. Verklaringen voor het populisme te over. Het idee dat het populisme hard moet worden bevochten is op losse schroeven komen te staan. Maar daadwerkelijke oplossingen voor het ongenoegen? Uit de zaal komt een aardige suggestie: laat de Europese regeringsleiders live met elkaar in debat gaan op tv, dan kunnen de burgers de verschillende belangen van de verschillende landen tenminste in het echt zien botsen. En blijft belangenstrijd niet de essentie van politiek? Johanna Korhonen pakt naast mij haar tas in. Ze wil de ontwikkeling van het populisme in Nederland als voorbeeld beschrijven, vertelt ze ter afscheid. Ik weet niet of ik nu vereerd moet zijn. Want de boodschap dat je heus kunt wennen aan populisten en dat ze ook nog een punt hebben, mag mensen geruststellen, maar is daarmee het probleem van tafel? Ik durf het niet te beloven. Want hoe gaan we nu verder? Zal het cynisme groeien en blijft het aantal nietstemmers toenemen? Of blijft de parlementaire democratie zoals we die nu kennen probleemloos overeind? De inbreng uit Slowakije en Bulgarije dreunt na in mijn hoofd. We mogen denken dat we in Nederland het populisme hebben gepacificeerd, maar als we niet oppassen, en de ervaringen van burgers niet goed verstaan, raken we misschien wel van de regen in de drup. Ik durf het Korhonen nog maar niet te bekennen. Voor de verzamelde essays over het populisme in Europa zie: counterpoint.uk.com/media-centre/ populist-fantasies-european-revolts-in-context 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 19
De stad als sociaal laboratorium (4)
De overheid: een server Het rijk schuift jeugdhulp, zorg en sociale zekerheid door naar de gemeenten. Om de klus te klaren ‘mobiliseren’ de gemeenten ‘burgerkracht’. Een gesprek met Evelien Tonkens en Justus Uitermark, erkende critici van de participatiesamenleving. door Nico de Boer & Jos van der Lans beeld Bob Bronshoff ‘Burgerkracht mobiliseren’ – zodra de uitdrukking valt, trekt Justus Uitermark een vies gezicht. Hij is daar sceptisch over, ‘heel erg sceptisch zelfs’. Uitermark is hoogleraar samenlevingsopbouw aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en veelgevraagd spreker over actuele kwesties als zelforganisatie en zelfbeheer van burgers. Versta hem goed, hij is niet pessimistisch. Integendeel: ‘Ik zie een aantal grote ontwikkelingen in de technologie, internet, energieproductie, flexibilisering van de arbeidsmarkt. Die dragen er allemaal toe bij dat mensen buiten het traditionele raamwerk van hiërarchische instituties met elkaar dingen gaan ondernemen. Dat gebeurt niet alleen door de bezuinigingen, dat is ook wat mensen willen. Zo ontstaat een zeer interessant speelveld voor burgerinitiatieven. Daar krijg ik een warm gevoel van, maar dat verdwijnt ogenblikkelijk als ik ambtenaren met elkaar in de slag zie om na te denken hoe zij die burgerkracht gaan organiseren. Daar maak ik mij zorgen over. Dan denk ik: jongens, houden jullie je nu gewoon bezig met goed ambtenaar zijn en doe dat op een fatsoenlijke manier. Dan regelen die burgerinitiatieven zichzelf wel.’ Evelien Tonkens heeft eveneens haar bedenkingen bij de nieuwe beleidstrend. Ook zij is een veelgevraagd spreekster voor conferenties waar beleid makend Nederland zich buigt over de drie decentralisaties, de nieuwe inrichting van het ‘sociaal domein’ en dan vooral de rol van burgers daarbinnen. Tonkens is hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. Halverwege 2013 bracht zij met haar onderzoeksgroep twee spraakmakende bundels uit waarin de grenzen worden onderzocht van wat burgers kunnen: De affectieve burger en Als meedoen pijn doet. Volgens Tonkens is er een stille sociale revolutie gaande, die zich in kleine stapjes voltrekt. Elk jaar worden er rechten van burgers geschrapt en doet de overheid een emotioneler beroep op burgers. Elkaar helpen wordt zo een morele plicht en ‘affectief burgerschap’ langzaam maar zeker de norm: ‘De overheid is uit op het creëren van zorgzame burgers die door affectieve banden in beweging komen. Die positieve gevoelens koes20 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
teren voor elkaar en hun omgeving en door die gevoelens betrouwbare vervangers van betaalde krachten zullen zijn. En: die zich schuldig voelen als ze in gebreke blijven.’ Om maar meteen een misverstand uit de weg te ruimen, Uitermark en Tonkens zijn best voor een grotere rol van burgers in het publieke domein: betrokkenheid en engagement van burgers vormen de kern van hun wetenschappelijk werk. En precies om die reden stuiten de ronkende beleidsverhalen over burgerkracht bij hen op steeds meer achterdocht. Hoe reëel zijn de veronderstellingen in al die gemeentelijke nota’s die zonder blikken of blozen stellen dat de gevolgen van de decentralisaties op het terrein van zorg, jeugd en sociale zekerheid goed opgevangen kunnen worden door gebruik te maken van de ‘sociale veerkracht’ van de bevolking? Ze zijn natuurlijk niet de enigen die zo hun bedenkingen hebben. De kritiek op de ontmanteling van de verzorgingsstaat wordt heftiger. pvv, sp en fnv spreken van een botte bezuinigingsbijl, van afbraakpolitiek, maar op de een of andere manier klinkt hun retoriek toch als een wat late echo van de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen collectieve voorzieningen nog heilig waren. Daar moest je vanaf blijven. Op zo’n houding zul je Tonkens en Uitermark niet betrappen. Hun kritiek is daarom misschien wel radicaler; ze willen hervormen zonder hallelujaverhalen over wat burgers allemaal zouden moeten. Waar liggen de grenzen van burgerkracht? Evelien Tonkens ziet ze vooral opdoemen op het terrein van de zorg. ‘Wat mensen kunnen en willen doen voor anderen loopt enorm uiteen. Burgerkracht is in feite een weinig zeggende abstractie. Over wie hebben we het? Waar, wanneer, onder welke voorwaarden? Dat blijft vaak volslagen onduidelijk, terwijl je eigenlijk heel precies zou moeten bepalen over wie en wat we het hebben.’
Evelien Tonkens en Justus Uitermark willen hervormen zonder hallelujaverhalen over wat burgers allemaal zouden moeten
In een poging orde te scheppen maakt Tonkens onderscheid tussen het publieke domein (de openbare ruimte) en het private domein (de privé-wereld). ‘In het publieke domein kunnen burgers van alles met elkaar, dat kunnen ze vaak ook veel beter dan de instituties. Daar kun je van zeggen: hoe meer, hoe beter, hoe leuker. In het private domein gaat het om verzorging in huis, aan het lichaam. Dat is intiemer, kwetsbaarder. Daar spreekt het niet zomaar vanzelf dat je voor je buren gaat zorgen. Je moet daar sowieso een scherp onderscheid maken tussen hulp en zorg. Hulp gaat dan over klusjes doen, helpen met boodschappen, de heg snoeien. Daar valt zeker het nodige te organiseren. Burenhulpcentrales doen dat overigens al jaren. Het lijkt mij echter een gewaagde veronderstelling dat dit soort initiatieven de bezuinigingen op de awbz kunnen opvangen.’ Tonkens preciseert: ‘De grens ligt bij het lichaam, daar wordt het intiem, niet alleen voor de zorgbehoevende, ook voor de eventuele buur die die zorg zou moeten leveren. Dat type zorg kun je niet aan de welwillendheid van mensen overlaten. Daar moet je vooral niet gemakzuchtig over praten, en toch is dat precies wat er nu gebeurt.’ Zorg bieden, zo redeneert Tonkens, is van een andere orde dan energiecoöperaties opzetten of moestuinen in de stad aanleggen. Het is volgens haar dan ook niet vreemd dat er eigenlijk ook maar weinig burgerinitiatieven zijn op het terrein van de zorg. ‘Het scp telde er in een recent rapport strikt genomen maar vier, waaronder de in elke nota opduikende Zorgcoöperatie Hoogeloon en Stadsdorp Zuid in Amsterdam, niet toevallig allebei initiatieven waarin bepaald niet onbemiddelde mensen zelf zorg gaan organiseren en inkopen. Die kunnen dat. Dat wordt anders in wijken waar meer mensen leven die afhankelijk zijn van een uitkering, waarin overleven de meeste energie vergt. Bewoners van zo’n wijk hebben niet het vermogen om echt zorgzaam te zijn en om dat ook vol te houden. Mensen hebben voordat ze om zorg vragen hun netwerken al uitgewoond. Het idee dat deze buurten ook nog eens een rol kunnen spelen in de opvang van psychiatrische patiënten of mensen met een verstandelijke beperking lijkt mij illusoir.’ Ze vervolgt: ‘Een van mijn promovendi, Femmianne Bredewold, heeft in Zwolle heel precies onderzoek gedaan naar contacten in de buurt met deze groepen. Haar proefschrift heet Lof der
‘Burgerkracht is in feite een weinig zeggende abstractie. Over wie hebben we het? Waar, wanneer, onder welke voorwaarden?’
oppervlakkigheid en dat vat precies samen hoe de contacten gaan. Ze hebben er weinig en als mensen wat voor ze doen, dan zijn het mensen die zelf familieleden hebben met een vergelijkbare achtergrond. De omgang is complex. Wie iemand met een verstandelijke beperking een keertje helpt met de administratie moet er niet verbaasd van staan te kijken als hij of zij daarna met elke rekening langskomt, en dat was nu ook weer niet de bedoeling. Wat wél werkt, zijn lichte, snelle, ja dus oppervlakkige contacten. Groeten op straat, praatje bij de supermarkt, even babbelen tijdens het hond uitlaten, maar ook werken in de kinderboerderij of een buurt restaurant. Dat kun je wel organiseren en dat is erg belangrijk, maar het vervangt dus geen professionele begeleiding.’ De kritiek van Justus Uitermark betreft niet de grenzen van burgerkracht in het privé-domein, maar juist de bedenkelijke rol van de overheid. ‘Een klein voorbeeld’, zegt hij, ‘uit een onderzoek van mijn collega Nanke Verloo, een etnograaf die precies onderzoek doet naar hoe burger initiatieven verlopen. Een vrouw neemt in een buurt een paar kinderen onder haar hoede om ze te ondersteunen met hun huiswerk. Eerst twee, al snel vier. Het is zomer, ze biedt de begeleiding in haar tuin en er komen nog een paar kinderen bij. Dan komt de welzijnsorganisatie haar op het spoor. Die zegt: mooi initiatief, kunnen we u niet faciliteren? Zo belandt het huiswerkklasje van deze vrouw op een locatie in de buurt van haar huis. Dat gaat een tijdje goed, totdat ergens in het ambtelijk apparaat iemand zich buigt over efficiënt ruimtegebruik en besluit een nieuw multifunctioneel centrum te bouwen waar voortaan alle activiteiten kunnen plaatsvinden. Zo ook het huiswerkgroepje, waardoor kinderen nu het verkeer moeten trotseren om de plek te bereiken. De gemeente vraagt aan de oprichter van de huiswerkklas of zij niet klaarover wil worden, zodat de “echte professionals” de huiswerkklas kunnen verzorgen.’ Dat is geen karikatuur, stelt Uitermark. ‘Op enig moment raakt zo’n initiatief het beleidsveld van ambtenaren, van vergunningen tot ruimtegebruik en dan wordt het – met de beste bedoelingen! – het bureaucratisch veld in gezogen. Het gepraat over burgerkracht en vooral de “faciliterende overheid” versterkt die tendens alleen maar, het is een soort ideologische wedloop op de samenleving. Er ontstaat een sfeer waarin men op het stadhuis gaat denken dat er van alles gebeurt en dat men daar ook van alles van moet weten. Onherroepelijk gaan ambtenaren steeds meer een rol voor zichzelf zien bij burgerinitiatieven. Die willen ze verbinden, uitnodigen, inspireren, faciliteren. Ze ontwikkelen een nieuw proza met begrippen als “overheidsparticipatie” of ze denken dat ze juist allerlei moois laten bloeien door op hun handen te zitten. Zo ontstaat er dus een heel nieuw beleidsveld.’ ‘Ik word daar cynisch van’, verzucht hij. ‘Dit is vooral een project van bestuurders die het geloof in eigen kunnen verloren zijn en de over22 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
De stad als laboratorium
Op prinsjesdag is van koningswege de participatiesamenleving geproclameerd. In werkelijkheid is het sociaal-politieke landschap in Nederland al veel langer ingrijpend aan het veranderen. Instituties kraken, burgers nemen op tal van terreinen het heft in handen, gemeenten zien door enorme decentralisaties de kans schoon zich te ontworstelen aan de starre Haagse voogdij. Dat maakt steden tot fascinerende sociale laboratoria, waar alles bij elkaar komt: de do it ourselves-beweging, nieuwe horizontale netwerkorganisaties, andere professionele aanpakken en lokale overheden die samenhangend beleid kunnen gaan maken van arbeid tot zorg. In die nieuwe dynamiek zouden de gemeenteraadsverkiezingen in maart wel eens het begin van een nieuw tijdperk kunnen markeren. In de aanloop daarvan verkennen Nico de Boer en Jos van der Lans voor De Groene Amsterdammer dit veranderende landschap.
heid onmachtig verklaren. Wat een onzin! De overheid is juist ontzettend goed in het regelen van dingen, in het opleggen van standaarden, in het voorkomen van chaos en willekeur, dus daar moet je je vooral niet onmachtig verklaren. En andersom: de overheid heeft bepaald geen spectaculaire staat van dienst als het gaat om het stimuleren van burgerinitiatieven. Juist op dát terrein mag je bescheidenheid verwachten. Recente rapporten van het scp over de Vogelaarwijken, de zogenaamde krachtwijkenaanpak, ondersteunen mijn scepsis volledig. Er is heel veel geld, tweehonderd miljoen, extra gestoken in het stimuleren van bewonersinitiatieven en wat blijkt nu: de inzet van buurtbewoners is zelfs minder geworden.’ Evelien Tonkens is van dat laatste argument niet onder de indruk. Haar eigen onderzoek naar burgerinitiatieven in achterstandswijken laat een heel ander beeld zien: de budgetten stimuleerden buurtbewoners juist wel om met ideeën te komen, ook anderen dan de gestaalde buurtburgemeesters. Maar Uitermarks kritiek op de overheid deelt ze. Sterker nog: ‘De overheid heeft het steeds over de participatiesamenleving en focust op wat burgers kunnen doen, maar daardoor verdwijnt een veel belangrijker agenda uit beeld: de vernieuwing van de publieke sector. Daar ligt de kern van het probleem. Onze publieke sector is als gevolg van marktwerking weggezakt in een verantwoordingsmoeras. Professionals zijn verworden tot producenten van managementtargets en vervreemd van hun vak. In 2007 stond de hervorming van de publieke sector nog prominent in het regeerakkoord, er werd gesproken van het creëren van ruimte voor professionals. Nu raakt die hele agenda uit beeld
en treedt daar een nieuwe politieke agenda voor in de plaats waarin burgers worden opgeroepen het initiatief te nemen en het vooral zelf te doen – het beleidsverhaal van de participatiesamenleving.’ Volgens Tonkens besluiten burgers wat ze wel of niet doen niet van de ene op de andere dag omdat de regering daartoe oproept. ‘Dat speelt zich altijd af in een institutionele context waarin andere burgers, instituties en overheden opereren. Die context wordt gevormd door de overheid, door welzijnsorganisaties, door zorginstellingen. Het gaat voortdurend om de vraag wat mensen zelf kunnen doen en wat organisaties doen; het gaat om nieuwe vormen van samenwerking tussen burgers en professionals, nieuwe mengvormen. Om burgers een andere of intensere rol te laten spelen heb je organisaties nodig die dat mogelijk maken, die zulke nieuwe verhoudingen mede vorm kunnen geven. Dat lukt niet als je welzijnsorganisaties blijft dwingen om in producten te denken en elke handeling als resultaat te verantwoorden aan de lokale overheid. Dat maakt dat welzijnsinstellingen op de loop gaan met burgerinitiatieven: ze moeten immers laten zien wat ze presteren. De overheid hanteert momenteel allerlei aansturingsmechanismen die burgerinitiatieven juist kapotmaken. Dat moet je dus als eerste veranderen. Zonder dat wordt de vernieuwing van de publieke sector een pure bezuinigingsoperatie. Zelf doen zonder geld, zelf doen zonder instituties die dat ondersteunen, dat leidt tot armoede.’ Waar Tonkens het initiatief het liefst teruglegt bij de overheid ziet Uitermark een andere weg: zorg dat burgerkracht zich ongemoeid kan ontwikkelen, dan past de publieke sector zich vanzelf aan. ‘Mijn ervaring is dat elke discussie over burgerinitiatieven eindigt in iets wat de overheid moet doen. Het is een spiegelbeeldige discussie: we praten over burgers maar we hebben het feitelijk over de overheid, over de instituties. Het is een discussie voor ambtenaren en een paar politici. Wij, wetenschappers en opiniemakers, praten ook voortdurend voor zaaltjes waar ambtenaren en beleidsmedewerkers de hoofdmoot vormen. Wij stellen onze kennis niet beschikbaar om burgerinitiatieven beter, sneller en slimmer te laten opereren, maar houden die spiegel voor aan overheidsdienaren die daar vervolgens al op hun handen zittend een beleidsveld van gaan maken. Ze kunnen niet anders.’ Uitermark trekt een parallel met de economie: ‘Daar zegt de overheid heel gericht: wij zijn geen ondernemers. De overheid gaat over de condities, over de infrastructuur en creëert aldus buiten zichzelf een ruimte waar allerlei zaken kunnen gebeuren die niet door de overheid bedacht zijn. Een vergelijkbare ruimte zou de overheid voor burgerinitiatieven moeten cre-
‘Ambtenaren denken dat ze juist allerlei moois laten bloeien door op hun handen te zitten’
ëren. Ze zou zich meer moeten richten op waar ze goed in is en waar ze in feite ook voor in leven is geroepen. Vergelijk het met Wikipedia. Dat is een site die zonder centrale regie door miljoenen vrijwilligers van inhoud wordt voorzien. Achter de schermen zijn wel tientallen betaalde krachten in de weer die regels opstellen, het systeem onderhouden, voor de financiering zorg dragen. Zij zorgen voor de infrastructuur, zij bieden gelegenheid, zij maken van Wikipedia een platform waar mensen naartoe komen om iets te brengen, te verbeteren, te ontwikkelen. Dat is een mooie rol: de overheid als server. Dat is een totaal andere rol dan de overheid als programma maker burgerkracht.’ De overheid als server? Voor Evelien Tonkens is dat te mager. ‘We leven in een supergeorganiseerde samenleving. Wie in het publieke domein iets onderneemt, krijgt vroeg of laat met de overheid van doen. De manier waarop de overheid en in het verlengde daarvan welzijnsinstellingen of zorginstanties opereren is van cruciaal belang. Je kunt die werelden niet kunstmatig scheiden. Probleem is dat de wereld van burgers en de wereld van instituties totaal van elkaar vervreemd zijn geraakt. De logica van de instituties is gericht op beheersing en controle, geënt op een manier van denken die zich tot in de haarvaten van overheid en instituties heeft genesteld: new public management – publieke instellingen worden bedrijfsmatig gemanaged en op hun prestaties afgerekend. Die dynamiek is totaal losgeraakt van de wereld van burgers. Dus is een hervormingsagenda van de publieke sector nodig, om los te komen van het new public management en terug te keren naar de dienstbaarheid aan de samenleving. De contacten tussen burgers en organisaties of overheden leiden momenteel snel tot confrontatie, beide partijen staan onbedoeld tegenover elkaar. Juist op dat punt zal de overheid zich een nieuwe rol moeten aanmeten, en dan is “de overheid als server” niet genoeg.’ Justus Uitermark heeft er weinig vertrouwen in dat de overheid zich die nieuwe rol gaat aanmeten: ‘Ik zie daar weinig van. In die zaaltjes zie ik ook niet de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de brandveiligheid en de andere regels. Ik vrees dat die kant dus buiten schot blijft, zoals ook de logica van het nieuwe publieke management onaangetast blijft. Ik zie geen overheid die haar eigen logica en regels kritisch onder de loep neemt. Wat ik wel waarneem is de stille overtuiging dat het allemaal bij het oude blijft, op hooguit wat reorganisaties na. Ambtenaren voelen zich daar ongelukkig bij, hun werk blijft kil en berekenend. Daarom gaan ze buiten hun eigen organisatie om op zoek naar maatschappelijke dynamiek. Dat heeft voor hen een therapeutische werking: ze voelen zich gelukkiger als ze zich buiten de deur mogen opwarmen aan burgerinitiatieven. Elk initiatief dat maar een beetje succesvol is wordt een soort bedevaartsoord waar bussen vol ambtenaren naartoe trekken. Het zijn niet burgers die daar van elkaar leren, over hoe je vrijwilligers binnenhaalt, hoe
je ze vasthoudt, hoe je de wc schoonhoudt en dat soort praktische zaken. Nee, het zijn ambtenaren die zich vergapen aan dat moois wat burgers met elkaar kunnen opbrengen. En al die aandacht leidt er vanzelf toe dat die initiatieven hun energie vervolgens ook richten op de overheid.’ Volgens Uitermark moeten we veel preciezer nadenken over de vrije ruimte die je juist buiten de overheid aan deze initiatieven zou moeten laten. ‘Hoe voorkomen we dat de civil society een voertuig wordt van de doelstellingen van de overheid? In de VS bestaat een veel autonomer functionerend middenveld met buurtgebonden community organization, met eigen vormen van financiering, met sponsors en charity. Dat is
belangengroepen in. Intussen zijn in de zorg alle organisaties bovenlokaal georganiseerd. Wie controleert deze organisaties? De gemeenteraad? Welke gemeenteraad dan? Ik zit in een raad van toezicht van een zorginstelling die met vele tientallen gemeenten te maken heeft. Terwijl je eigenlijk een fundamentele hervorming van de publieke sector nodig hebt, zie je dus een lokale versplintering van het krachtenveld dat deze hervorming zou kunnen afdwingen.’ Toch heeft Tonkens nog wel een sprankje hoop: ‘Het gaat nu wel ergens over. Er ligt een kans om zeggenschap van burgers op een nieuwe wijze vorm te geven. Directer, meer in de vorm van echt eigenaarschap. Burgers meer rechten
‘Burgers meer rechten geven ten opzichte van instellingen. Dat zou de lokale democratie dynamischer kunnen maken dan ooit’ een aantrekkelijk model, omdat die autonomie het de community organizations mogelijk maakt om zich zo nodig ook tegen de overheid te keren. Dat moet je niet zomaar op ons land toepassen, maar je kunt er wel veel scherper over nadenken. In Amsterdam bijvoorbeeld wordt veel maatschappelijk vastgoed van de overheid of corporaties overgeheveld naar een aparte organisatie, Urban Resort. Die koopt de gebouwen voor een lage prijs, maar wel met voorwaarden om maatschappelijke meerwaarde te creëren. In die gebouwen biedt Urban Resort gemeenschappen de infrastructuur om zichzelf te organiseren. Daarmee opereert ze in een nieuwe ruimte tussen de overheid en burgers: ze gaat niet over de programmering, maar wel over de infrastructuur. Dat vind ik een aantrekkelijk model.’ Het lokale politiek-maatschappelijke landschap is momenteel enorm aan het veranderen. De nationale overheid decentraliseert taken naar gemeenten, maar die zullen die goedkoper moeten uitvoeren. Daarin zullen ze alleen slagen als ze andere verhoudingen tot stand weten te brengen tussen burgers, professionals en voorzieningen. Heeft dat kans van slagen? Gaan de gemeenteraadsverkiezingen daarover? Tonkens zegt: ‘Het overhevelen van bevoegdheden is op zichzelf nog geen garantie dat er in de aansturing veel verandert. Sterker nog, de vraag is of Nederland echt kán decentraliseren, dus echt bevoegdheden op een lager niveau mogelijk kan maken. Want als je dat echt zou willen, dan zou je ook lokale belastingen moeten kunnen heffen en verschillen tussen gemeenten mogelijk moeten maken. Daar loopt nog niemand echt warm voor. Daarom decentraliseren wij onder strikte voogdij van de nationale staat, die bindt de nieuwe gemeentelijke vrijheid toch weer aan allerhande teugels. Als de verantwoordelijke staatssecretarissen dat niet doen, dan doen de politici dat wel. Ik maak me er vooral zorgen om dat er op lokaal niveau geen countervailing power bestaat. Er zijn wmo-raden, maar daar zitten vooral aardige mensen uit specifieke
geven ten opzichte van instellingen. Dat zou de lokale democratie dynamischer kunnen maken dan ooit. Maar dat kan alleen als Den Haag ook echt loslaat.’ Uitermark reageert: ‘Eigenlijk ben ik altijd gecharmeerd geweest van centralisatie. Nationaal kun je een grote mate van solidariteit organiseren tussen groepen en gebieden. Dat wordt moeilijker naarmate je meer decentraliseert, dan moet je dus verschillen accepteren. Ik ben daarom ook geen voorstander van lokale belastingen, want dat maakt die verschillen alleen maar groter. Dat leidt ertoe dat er gebieden komen waar kapitaalkrachtige groepen zich vestigen – Amerika kan in dit opzicht als het verkeerde voorland worden gezien. Toch zie je de beperkingen nu al: iedereen die er wat over te zeggen heeft, is nationaal georganiseerd, alle massa en kennis zit bij landelijke vakbonden, koepels, belangenverenigingen. Dat is ons nationaal geordende polderlandschap. Gaan we die polder ook decentraliseren? Ik zie dat niet meteen gebeuren. Democratie lokaal vormgeven zou een zaak van burgers moeten zijn. Als burgers daar niet een hoofdrol in spelen mag je er gerust vanuit gaan dat het beleid ook bagger zal zijn.’ En de gemeenteraadsverkiezingen? ‘Ook politieke partijen zijn nationaal georganiseerd’, zegt hij. ‘Die vertoeven in een legitimiteitscrisis, hun achterban is zwevend of zwervend. Hun afdelingen domineren nog steeds de gemeenteraadsverkiezingen. Lokale partijen komen wel op, maar worden na het eerste succes het bestuurlijk apparaat in gezogen en al snel gemarginaliseerd. De komende gemeenteraadsverkiezingen gaan daar geen verandering in brengen. De burgerinitiatieven gaan daar geen beslissende stem uitbrengen. zie groene.nl voor Ze moeten zich er misDossier De stad van nu schien ook niet te veel aan gelegen laten liggen. Doe gewoon met elkaar je ding, doe het goed en doe het krachtig. Dan vormt de publieke sector zich er vanzelf naar.’ 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 23
Joost van den Broek / HH
De stad als sociaal laboratorium (5) Poelenburg, Zaandam
Klein Ankara doet het zelf In de Zaanse wijk Poelenburg bouwen professionals en bewoners aan een nieuw soort bekommernis. ‘Trotse Poelenburgers laten de wijk niet verloederen en hun buren niet verkommeren.’ door Nico de Boer & Jos van der Lans Wie anno 2013 wil zien hoe de Nederlandse verzorgingsstaat zich ontwikkelt, moet aan de randjes kijken. Daar brokkelt niet alleen een oud bouwwerk af, er ontstaan ook interessante innovaties, in een gezamenlijke inspanning van bewoners, professionals en beleidsmakers. In de uiterste zuidoosthoek van Zaanstad ligt de ‘aandachtswijk’ Poelenburg, in de volksmond ook wel aangeduid als ‘Klein Ankara’. In de jaren zestig ontwikkeld als ruime nieuwbouwwijk met een recht stratenplan en portieketagewoningen, vanaf de jaren tachtig in een negatieve spiraal geraakt door een overconcentratie laaggeschoolde, veelal allochtone werkzoekenden. 24 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Maar: intussen een broedplaats aan het worden van nieuwe initiatieven. Aan de uiterste oostkant van de wijk – aan gedrukt tegen de A8, de noordelijke verkeersader van Amsterdam – ligt een goeddeels braakliggend terrein van maar liefst zes hectare. Midden op het terrein staat de Sultan Ahmet-moskee met daarnaast het haveloze gebouwtje van een drumband; nog iets naar het zuiden heeft een aannemer een deel van het terrein in gebruik als opslag van bouwmateriaal. Voor de rest is de strook een bijna ondoordringbaar geheel van uit hun krachten gegroeide struiken. Ooit was het plan dat hier enkele tientallen peperdure ‘watervilla’s’ zouden worden gebouwd, maar de crisis gooide roet in het eten en de plannen verdwenen voorlopig van tafel. Eerder dit jaar kwam in de wijk het idee op om het gebied in de tussentijd aan de bewoners terug te geven. De gemeente Zaanstad zag er wel wat in en zo werd de ‘Buurttuin Poelenburg’ geboren. Voor de inrichting van het gebied worden nu de ideeën ontwikkeld. Zoals dat hoort in een netwerksamenleving gebeurt dat niet vanachter de tekentafel met mogelijkheid van inspraak achteraf, maar op tal van plekken in de buurt. Begin oktober staken veertien bewoners en buurtprofessionals de koppen bij elkaar in het
Wijkpunt Poelenburg. Dat Wijkpunt is gevestigd in een rijtjeswoning die enkele jaren geleden was ingericht als een informatiepunt over de ingrijpende herstructurering van een deel van de wijk – nog zo’n project dat niet doorging. Het waren tijdens de brainstormavond niet eens de ideeën voor de buurttuin die verrasten: een natuur/avontuur-speeltuin, een crossbaan, een visplek voor gehandicapten, een rollatorpad en nog wat van die opties waar mensen nu eenmaal op komen als ze zo’n enorm terrein mogen inrichten. Verrassender was het vermogen van de aanwezigen (de helft van Turkse komaf) om op een intelligente manier over het proces te denken. Ze moesten een antwoord geven op het aloude planningsdilemma: gaan we gewoon ergens beginnen om de vaart erin te krijgen of gaan we eerst een afgewogen plan maken? ‘Als je begint met een crossbaan komt er nooit meer een Turkse vrouw in de tuin’, vreesde een aanwezige. ‘Eerst een plan maken betekent dat je de komende maanden blijft overleggen en dan haken mensen af ’, voorzag een ander. ‘Wat nou als we beginnen met het creëren van een ontmoetingsplek, met daarvoor een groot bord waarop staat dat deze tuin “voor en door Poelenburgers” wordt gemaakt’, luidde een compromisvoorstel. ‘Het belangrijkste is dat de tuin ván
Flat in Poelenburg, in de volksmond ook wel de ‘zelfmoordflat’ genoemd
alle Poelenburgers is en dat het een gevoel van trots teweegbrengt.’ Iedereen beloofde om voor de volgende vergadering bij de achterban het draagvlak te toetsen voor de geopperde ideeën. ‘In Poelenburg, zo moet je weten, wonen nogal wat verschillende subgroepen, ook binnen wat buitenstaanders zien als “de Turkse gemeenschap”’, legt Monique Schweitz uit. Zij is coördinator van Centrum Jong (de Zaanse variant van het Centrum voor Jeugd en Gezin) en leidt het Jeugdteam dat in Poelenburg actief is. Vanuit haar werkkamer kijkt ze uit op het braakliggende gebied. Schweitz is al vanaf het begin actief bij de plannenmakerij betrokken. ‘Net als in Turkije variëren die groepen van heel werelds tot streng gelovig. Daartussenin wonen ook nog groepen Nederlanders en mensen van andere etnische herkomsten. Die subgroepen hebben veel gemeenschappelijk, maar er is ook veel wat ze scheidt. De kunst is om zo’n buurttuin niet door één groep te laten domineren.’ Wijs gesproken, maar eh, wat doet een mevrouw uit de jeugdzorg bij zo’n bewonersbijeenkomst? Past dit wel in haar takenpak-
‘We waren uit alle macht bezig om migranten in onze eigen hokjes te stoppen’
ket? Haar antwoord is een treffende illustratie van de ontwikkeling van professionaliteit in de nadagen van de verzorgingsstaat. Schweitz startte als pas afgestudeerde jeugdhulpverleenster haar carrière in de Bijlmermeer als groepsleidster in een Boddaert-centrum. Daar kwamen kinderen (doorgaans van Surinaamse en Antilliaanse komaf) na schooltijd voor begeleiding, waarbij ook de ouders actief werden betrokken. Later werkte ze in een jeugdinternaat, in de crisisopvang voor jeugdigen en in de jeugd psychiatrie. Schweitz: ‘Ik werd daar niet vrolijk van: rammelende organisaties, groepsleidsters die het zware werk moesten opknappen.’ Een kleine zes jaar geleden werd ze in Poelenburg coördinator van het Centrum Jong, een netwerkorganisatie waarbij allerlei instanties betrokken zijn die iets met jeugd doen. Daar wachtte haar een mooie uitdaging. ‘Uit onderzoek is bekend dat kinderen uit migrantengezinnen oververtegenwoordigd zijn in de gedwongen hulpverlening. Al bij mijn eerste contacten met allochtone ouders in de buurt voelde ik hoe bang ze waren van de jeugdzorg. Die kwamen om onduidelijke redenen je kinderen afpakken, dus daar moest je zo weinig mogelijk mee te maken hebben. Vanuit het Centrum Jong werden spreekuren
en themabijeenkomsten georganiseerd, maar daar kwamen na veel getrek hooguit drie of vier moeders, duidelijk tegen hun zin. Er was veel aanbod, maar dat sloot niet aan. We waren uit alle macht bezig om migranten in onze eigen hokjes te stoppen.’ Dat moest anders, besloot Schweitz, en ze trok met haar collega’s de wijk in. ‘Met het Buitenlandse Vrouwen Overleg gingen we “contactvrouwen” opleiden tot “opvoedingsintermediair”. Dat zijn vrouwen uit de eigen groepen, die niet alleen de taal spreken, maar ook de juiste toon kunnen raken. Aan ouders gingen we eerst eens vragen wat ze eigenlijk zelf wilden. Dat strookte niet altijd met wat betrokken instellingen bedachten. Zo was er een keer besloten dat een problematisch Turks gezin opvoedingsondersteuning moest krijgen en een van de kinderen psychiatrische behandeling. Wij trotseerden dat en vroegen de vader wat hij wilde. Na enige aarzeling – eigenlijk wilde hij gewoon met rust worden gelaten! – vroeg hij om een nieuwe test van zijn zoon: moest die wel nog steeds naar het speciaal onderwijs? Toen we die wens hadden ingewilligd, was het ijs gebroken en werkte hij heel constructief mee.’ Schweitz bouwde in het Centrum Jong een werkorganisatie die momenteel in heel Nederland in opkomst is: een wijkteam. ‘Ik ben bij alle organisaties in het netwerk – van mee (jongeren met beperking) tot jeugdpsychiatrie – langs gegaan om ze te vragen hun Poelenburgse personeel in het Jeugdteam te detacheren. Dat was geen sinecure: er stond geen financiering tegenover en ze raakten de zeggenschap over “hun” personeel kwijt. Toch lukte het, deels omdat ik ze aansprak op hun deskundigheid, deels omdat ze wel inzagen dat deze aanpak paste in de tijd.’ Zaanstad besloot vervolgens in twee wijken/ dorpen brede sociale wijkteams te starten, op twee andere plekken een integraal jeugdteam. Poelenburg was een van de plekken waar een jeugdteam van start ging. Op termijn komt er voor alle Zaanse wijken en dorpen een sociaal wijkteam; de samenwerking tussen sociaal wijkteam en jeugdteam moet nog uitkristalliseren. Expliciet doel van die aanpak is dat er werkendeweg ervaring wordt opgedaan. Zaanstad streeft niet naar uniformiteit, sterker nog: het is expliciet de bedoeling dat de manier van werken van wijk tot wijk verschilt om zo genoeg ervaringen op te doen. Schweitz: ‘Proeftuinen dus. Dat getuigt van lef van de gemeente.’ Critici waarschuwen dat de sociale wijkteams niet meer zijn dan oude wijn in nieuwe zakken: een voortzetting op wijkniveau van de traditionele, verkokerde werkwijzen. Het jeugdteam in Poelenburg lijkt te bewijzen dat het ook anders kan. De rol van Schweitz bij de Buurttuin onderstreept dat: ‘Voorheen moesten we het gezin als het ware opknippen, bijvoorbeeld: het kind onder toezicht of naar het speciaal onderwijs, de vader naar de verslavingszorg en de moeder naar de ggz. Dat werkte niet, want al die problemen hebben met elkaar te maken. Het jeugd-
team wordt gevormd door mensen die vanuit verschillende organisaties wel de benodigde kennis meebrengen, maar niet de gewoonte van instituties om vooral het eigen aanbod aan de man te brengen. In het team gaan we uit van de wensen en capaciteiten van het gezin en proberen we daarbij aan te sluiten. Heel vaak is die kracht niet zozeer in, als wel rondom het gezin te vinden: in familieverbanden, in sociale netwerken, maar ook in de buurt.’ Met zichtbaar genoegen noemt Schweitz het voorbeeld van jongeren: ‘Die komen vaak alleen maar in het nieuws als ze rottigheid uithalen. En dat terwijl zeker Turkse jongeren veel vrijwilligerswerk doen. Vlak na de start van het jeugdteam heb ik een Afrikaanse en twee Turkse jongerengroepen in Poelenburg benaderd om te vragen hoe ik hen bij hun vrijwillige inzet zou kunnen helpen. Ze zeiden wel meer te willen weten van “de sociale kaart”. Samen hebben we toen een hele reeks organisaties in Zaandam bezocht. Daar vielen ze soms van hun stoel van verbazing: wat een aardige jongens zijn dat! Daar kwamen ze normaal gesproken nooit mee in aanraking. De mensen van de jeugdpolitie vertelden dat ze zich zorgen maakten over jongeren die uit de gevangenis terugkomen in Poelenburg. Daar konden ze niet genoeg begeleiding aan geven. Vraag het dan aan ons, reageerden de Turkse jongeren. Daar had niemand nog aan gedacht.’ In diezelfde logica past haar bemoeienis met de Buurttuin. Monique Schweitz: ‘Deze strook grond heeft de potentie de buurt sterker te maken: trotser op zichzelf, met meer mogelijkheden om anderen te ontmoeten en samen actie te ondernemen. Trotse Poelenburgers laten de wijk niet verloederen en hun buren niet verkommeren. Instellingen en hun aanbod vergelijk ik altijd met vierkantjes waar mensen als cliënten in worden gedrukt. Mensen zelf wonen en zorgen altijd in kringen. Met onze manier van werken jagen we als het ware “krachtkringen” in de wijk aan. Als we de wijk op die manier sterker maken, worden we als professional steeds minder belangrijk.’ De uiterste zuidoostrand van Zaandam blijkt zo een metafoor voor de ontwikkeling van de verzorgingsstaat. Bottom-up werkende professionals bouwen er samen met bewoners aan een nieuw soort bekommernis. Met gebruik van professionele – en grotendeels in verticale instituties verankerde – kennis, maar vooral voortbouwend op de kracht van bewoners zelf. Nog een vraag hield de bewoners bezig tijdens de brainstormavond over de Buurttuin begin oktober: was het zaak om snel te beginnen? De winter komt eraan en als er dan nog niets is gebeurd, raakt het proces misschien zijn vaart kwijt. ‘Ach, dat hindert niet’, betoogde een van de aanwezige Turkse vrouwen, ‘het risico van snelle plannen is groter: de mensen in mijn achterban zullen de Buurttuin dan voelen als eigendom van iemand anders. Het is niet erg om nog maanden, jaren te bouwen aan de tuin. Dan voelt hij steeds meer als iets ván Poelenburg.’ 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 25
De eeuwige slagvelden van Afghanistan
Hiphoppen op de vulkaan Kabul is een afkalvend eiland in een almaar woestere zee van opstandelingen, constateert Groenemedewerker Joeri Boom bij zijn twaalfde bezoek aan Afghanistan. Toch is de hoop niet opgegeven. ‘Voor het eerst zijn veel van onze jongeren goed opgeleid. Zij zijn onze hoop.’ door Joeri Boom beeld Jeroen Oerlemans 26 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Basir Shakeri (21) crosst op zijn skateboard door het centrum van Kabul. Hij grinnikt als hij een van de vele half afgebouwde kantoorgebouwen passeert. Het is geen enorme kolos, zoals hij kent uit Amerikaanse films. Het gebouw heeft slechts vijf verdiepingen en nog geen voorgevel. Wat op zijn lachspieren werkt, zijn de Afghaanse militairen die het ‘bezet’ hebben. Ze hangen verveeld rond op de kale verdiepingen. Op een daarvan zijn zandzakken en een zware mitrailleur geplaatst, waaromheen de mannen onderuitgezakt theedrinken. De militairen moeten voorkomen dat Taliban-strijders zich in de gebouwen verschuilen om aanslagen te plegen. Het is al verschillende keren gebeurd dat Taliban-commando’s in het hart van de stad plotseling het vuur openden met automatische geweren en raketgranaten.
Rekruten van de Afghan National Army krijgen basistraining in de heuvels buiten Kabul
De meest vermetele aanslag vanuit een onaf gebouw was de beschieting van een militaire parade in 2008, waarbij onder het oog van de wereldpers president Hamid Karzai, de commandant van de Navo en de Britse en Amerikaanse ambassadeurs moesten vluchten. Als het donker is zijn de militairen op de bouwplaatsen een stuk alerter, vermoedt Basir. Maar in het donker waagt hij zich niet op straat. En zeker niet met een skateboard. De Taliban opereren graag onder dekking van de duisternis. Ook in het centrum van Kabul. Hij is op weg naar wat voor hem het hoogtepunt van het jaar is: het driedaagse popfestivalletje in het Franse culturele centrum in een van de best bewaakte delen van Kabul. Zwaarbewapende agenten overzien het nabijgelegen kruispunt. Eenmaal aangekomen bindt hij zijn skate-
Aria City, een huisvestingsproject voor Kabuls nieuwe middenstand
board aan zijn rugzak vol muziekapparatuur, zet zijn enorme bril zonder glazen af en haalt een hand door zijn hippe kapsel. Straks moet hij het podium op. Basir is de frontman van Face Off, een hiphop/ rockband annex breakdance-gezelschap. Hij zou zo weggelopen kunnen zijn uit een Amerikaanse videoclip. ‘Ik wil mijn talent laten zien. Ik wil muziek maken en dansen en beroemd worden’, zegt hij. Dat kan één keer per jaar, hier, tijdens het Sound Central-festival. De rest van het jaar gebeurt er niks. ‘We kunnen soms optreden op een ambassade. Verder niet. Te gevaarlijk.’ Deze zomer werd Sound Central voor de derde keer georganiseerd. De eerste editie trok minder dan vijfhonderd bezoekers. Dit jaar kwam er 2600 mensen op af, merendeels jonge, hippe Afghanen. Er speelde een tiental Afghaanse bands, ondersteund door enkele onbekende buitenlandse groepen. Er werden graffiti’s gemaakt en schilderijen geëxposeerd. De Universiteit van Kabul heeft een ‘fine arts faculty’ en er is een particuliere ‘rock school’.
Er is ontegenzeggelijk een klein Afghaans pop publiek aan het ontstaan. Maar buiten de hoofdstad is er niets, vertellen twee studentes in lange jassen met losse hoofddoeken en modieuze lederen tasjes die niet zouden misstaan in Milaan. Hun vader is rector van de universiteit in Bamiyan, in het midden van het land. Toen hij de baan kreeg, moesten ze meeverhuizen. Onder protest. ‘Er is daar geen popcultuur.’ De kans is klein dat er een vierde editie komt. Het festival wordt georganiseerd door buitenlanders en gefinancierd door westerse ambassades en voor hen is het aftellen begonnen. Aan het einde van dit jaar zullen de Navo-troepen Afghanistan verlaten. Ook veel hulpprogramma’s worden afgebouwd. Westerse ngo’s en buitenlandse ambassades zijn aan het inkrimpen. ‘Mijn vader wil niet met me praten over hoe we ons moeten voorbereiden op het vertrek van de Navo. Hij negeert het onderwerp liever’, zegt Basir. Hij denkt niet dat hij straks nog openlijk popmuziek kan maken. Niet alleen de Taliban vinden dat hij goddeloos bezig is. Dat vonden
ook de politieagenten in burger die hem en zijn bandleden arresteerden tijdens opnamen van een videoclip. Maar hij weigert te geloven in doemscenario’s. ‘We moeten iets hebben om naar uit te kijken. Daarmee duw je het gevaar van je af.’ In 2004 zetten fotograaf Jeroen Oerlemans en ik voor het eerst voet in Kabul. In tien jaar tijd zagen we de stad veranderen. Na een van onze bezoeken zagen we meer vrouwen zonder boerka op straat en spotten we meisjes in spijkerbroek. Bij een volgend bezoek was het centrum opeens veranderd in een vesting, afgezet met zandzakken, bunkers en mitrailleursnesten. We maakten raketaanvallen op de stad mee en merkten hoe westerse militairen, diplomaten en hulpverleners nerveuzer werden. We zagen de explosieve toename van protserige villa’s, volgens Kabuli’s gebouwd met de opbrengsten van corruptie en opiumhandel. Vaak behoren ze aan zakenlieden, politici en krijgsheren – categorieën die in Afghanistan geregeld samen23.01.2014 De Groene Amsterdammer 27
vallen. We zagen ook de opkomst van eerlijke, getalenteerde young professionals. In tien jaar tijd verrezen voor hen nieuwbouwwijken aan de rand van de stad. In hypermoderne huwelijkshallen kan de nieuwe middenklasse groots haar trouwerijen vieren. Nu nog wel. Het vertrek van de buitenlandse hulpverleners en militairen, die hun voornaamste inkomstenbron vormen, maakt de toekomst onzeker. Buiten Kabul voerden de Taliban al vanaf 2006 hun offensieven op. In de hoofdstad kwam de wending eind 2009, toen de Taliban kleine hotels begonnen aan te vallen. Ik logeerde geregeld in The Park Residence, een onopvallend pension, weggestopt achter een groot winkelpand. De poort werd bewaakt door gewapende beveiligers en was goed te verdedigen. Het was haast ondoenlijk er met een bomauto doorheen te komen. Bovendien logeerden er vooral Indiërs en Chinezen en nauwelijks westerlingen. Toch vielen Taliban-strijders het in februari 2010 aan. Niet met een bomauto, maar met in het rond schietende zelfmoordcommando’s, behangen met explosieven. Een medewerker van een Afghaanse ngo die ik had ontmoet werd gedood. ‘In zijn mond geschoten toen de aanvallers naar binnen stormden’, vertelde een collega. Er vielen achttien doden. Van de kamer op de begane grond die ik meestal betrok was weinig meer over. Minder dan een jaar later werd een supermarkt waar we geregeld inkopen deden opgeblazen. Daarna richtten de Taliban- zelfmoordcommando’s zich een tijdlang op militaire doelen. Afgelopen weekend werd echter het zwaarbewaakte Libanese restaurant Taverna de Liban aangevallen. We aten er een paar keer, maar vonden het restaurant te duur. Vrijdag doodde een zelfmoordcommando met zijn bom de bewakers, waarna twee schutters naar binnen gingen en iedereen neerschoten die ze zagen. Er vielen 21 doden, merendeels buitenlanders. Zulke aanvallen tonen dat Navo-bastion Kabul een afkalvend eiland is in een almaar woestere zee van opstandelingen. Afgelopen jaar werd veel verwacht van vredesbesprekingen tussen de Afghaanse regering en de Taliban in Doha. Er kwam niets van terecht. Volgens sommige bronnen zouden momenteel Afghaanse besprekingen gaande zijn met moellah Baradar, de nummer twee van de Taliban die onlangs werd vrijgelaten door Pakistan. Maar de vraag is hoeveel gezag de oude Taliban-leiders nog hebben over jonge, geradicaliseerde veldcommandanten. De Amerikanen doen hun best Afghanistan te verkopen als een succesverhaal, dat het niet is. Eind september vertelde president Obama de Verenigde Naties dat ‘het doel is bereikt van het ontmantelen van de kern van al-Qaeda dat ons aanviel op 9/11’. Maar sinds het begin van de Amerikaanse operaties in Afghanistan heeft het terreurnetwerk zich verspreid over de wereld. In Noord-Afrika, Jemen, Irak en Syrië doet al-Qaeda het uitstekend. Bovendien worden de oostelijke Afghaanse bergprovincies Nuristan en Kunar door het terreurnetwerk 28 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
gebruikt om te ontkomen aan de Amerikaanse drones, die vooral boven Pakistan opereren. En wat de Taliban betreft, die al-Qaeda onderdak verleenden: een Amerikaans inlichtingenrapport van eind december stelt dat zij vanaf 2017 de overhand zullen hebben. Zélfs als het de Amerikanen, die de bulk van de Navo-troepen leveren, lukt om tienduizend militairen in het land te houden voor anti-terrorismemissies. De kans dat alle troepen vertrekken groeit. President Hamid Karzai heeft nog steeds geen handtekening gezet onder een akkoord met de Amerikanen. Intussen is het aantal Navo- troepen gedaald van 140.000 in 2011 tot zo’n 85.000 nu. Tijdens ons eerste bezoek tien jaar geleden vertelde een buschauffeur uit Kandahar dat het in het zuiden niet meer veilig was. ‘De Taliban zijn terug’, zei hij. ‘En ze zeggen dat ze over een paar jaar klaar zijn om Kabul in te nemen.’ Dat klonk destijds als gepoch. De harde kern van de Taliban en al-Qaeda werd eind 2001 gedood of verdreven. De jaren daarna begon de democratie aan een zegetocht. Kabul werd overspoeld door diplomaten en hulpverleners met zakken vol geld. Alleen al de Amerikanen gaven tot nog toe bijna honderd miljard dollar uit aan civiele projecten – dat is zes keer het Afghaanse bruto binnenlands product. Toen we in 2005 voor het
eerst naar het zuiden trokken, zagen we wat de buschauffeur bedoelde. De regering van Hamid Karzai had er geen steun, er waren nauwelijks Navo-troepen en het leek wel of het hulpgeld als een logge lavastroom vlak buiten de poorten van de hoofdstad was gestold. In de loop der jaren breidde de Navo zijn troepenmacht sterk uit en werden hulp programma’s over het land verspreid met hulp van ngo’s en (militaire) provinciale reconstructieteams. Maar ook de macht van de Taliban
groeide. Ze stichtten schaduwbesturen en reizende rechtbanken die veel effectiever waren dan het trage en corrupte overheidssysteem. Met steun van hun etnische Pashtun-broeders in Pakistan bouwden ze een netwerk van trainingskampen. Voor de ideologische harde kern van hun strijders konden ze terecht op de islamscholen in de Pakistaanse grensgebieden. Ze pleegden steeds grootschaliger aanvallen, maar tegen de vuurkracht van de Navo konden ze niet op. Een mars op Kabul zit er voorlopig niet in. Dat wil niet zeggen dat ze de hoofdstad nooit in handen kunnen krijgen. In Afghanistan wordt de macht bepaald door coalities van krijgsheren en tribale verbanden. Hoe succesvoller een strijdende partij is, hoe makkelijker ze commandanten met geld en beloften kan verleiden over te lopen. Zo veroverden in 1996 de Taliban bijna heel Afghanistan.
Alleen al de Amerikanen gaven tot nog toe bijna honderd miljard dollar uit aan civiele projecten
Het is moeilijk te voorspellen of het Afghaanse leger intact zal blijven na de terugtrekking van de Navo. De sovjets probeerden dezelfde truc als de Navo nu: ze trainden en bewapenden het regeringsleger en verlieten vervolgens, in 1989, het land. Twee jaar later liepen de
Boven: Tarin Kowt. Akbar Jan behandelt een slachtoffer van een aanslag. Hij volgde een Nederlandse verpleegcursus; rechts: opiumoogst in Uruzgan, waar Nederland tot 2010 de leiding had over de Isaftroepenmacht
eerste generaals over naar de opstandelingen. Majid Mansury (63) zag het destijds gebeuren. Zijn geschiedenis van vluchten en terugkeren toont hoe het oorlogsgeweld al 35 jaar over het land golft. In 1979 vluchtte hij naar de Verenigde Staten toen de sovjets binnenvielen. Toen in 1988 duidelijk werd dat zij zich zouden terugtrekken, reisde hij naar Kabul, vastbesloten bij te dragen aan de opbouw van zijn land. Hij werd chef protocol op het ministerie van Buitenlandse Zaken in de regering die in 1992 werd gevormd na de val van het communisme. Toen de Taliban in 1996 die regering ten val brachten, vluchtte hij opnieuw naar de VS. In 2002, de Taliban werden verdreven en de Navo kwam, keerde hij weer terug. ‘Voorgoed, dacht ik. Eindelijk!’ Maar inmiddels twijfelt hij daaraan, want de toestand waarin Afghanistan verkeert, schokt hem: ‘Stelen, bedriegen en liegen, heulen met de ene partij en dan weer met de andere. Generatie na generatie is opgegroeid met oorlog. De mensen hebben geleerd dat alles is geoorloofd om zich staande te houden. Er is geen moraal meer.’ Mansury heeft veel geld verdiend met zijn aannemersbedrijf, Afghan Pioneer Group. De politiek kon hem gestolen worden, zijn principes begroef hij diep. ‘Ik heb me toegelegd op geld verdienen. Veel geld, voor mijn familie.’
Hij registreerde zijn bedrijf in Dubai, zoals veel Afghaanse ondernemers die profiteerden van de komst van de buitenlanders met hun diepe zakken. ‘Vooral het Amerikaanse leger betaalde goed’, zegt hij. ‘Er wordt niet meer gebouwd. Het enige wat we nog voor ze mogen doen is het ontmantelen van bases. Eerst propten ze ons land vol met wapens, hamburgertenten en andere troep. Nu nemen ze ons weer af wat we nog zouden kunnen gebruiken. Ik heb gebouwen afgebroken waar je scholen in kunt huisvesten.’ Laila Haidari (36) heeft geen rekening in Dubai en krijgt geen geld van internationale donors. Ze heeft niets dan schulden, 35.000 dollar in totaal. Als ze naar de junkies onder het viaduct vlak bij haar huis gaat, denkt ze aan haar broer. Ze hielp hem om van zijn heroïne verslaving af te komen. Toen dat gelukt was had ze een doel in haar leven: andere verslaafden helpen. ‘De moeder der junkies’, wordt ze genoemd. Ze maakt de tocht naar de verslaafden met hun vuile tulbanden en gescheurde kleren elke week. Ze heeft een klein behandelcentrum waar maandelijks tussen de dertig en veertig verslaafden een afkickprogramma doorlopen. We spreken haar in het Taj Begum-restaurant dat ze heeft opgezet om ex-verslaafden aan werk te helpen. Er werken zeventien jongens die ze van de drugs af hielp in de bediening en in de
‘Generatie na generatie is opgegroeid met oorlog. Alles is geoorloofd. Er is geen moraal meer’ keuken. ‘We hoopten met het restaurant genoeg te verdienen voor het afkickcentrum’, zegt ze. ‘Maar we krijgen niet genoeg klanten.’ Voor haar maakt 2014 weinig verschil. Van het afbouwen van de hulpprogramma’s merkt ze niets: dat geld bereikte haar toch al niet. ‘Ze spreekt geen Engels en heeft nooit een boekhouding bijgehouden’, zegt Zaffar Iqbal. Hij gaf zijn baan bij een bank op om haar te helpen fondsen te werven. Inmiddels heeft hij een ngo voor haar opgezet: Life is Beautiful. ‘Voor ons is 2014 juist hoopvol’, zegt hij. ‘Voor het eerst komt er wat geld binnen.’ Toen we in 2005 onze eerste grote reportage maakten over Afghaanse opium waren er nog maar weinig gebruikers van heroïne, dat uit opium wordt gemaakt. Verslaafden rookten blokjes ruwe opium, of aten er kleine stukjes van. Uit een VN-onderzoek in 2010 bleek dat 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 29
het aantal heroïneverslaafden sinds 2005 met 140 procent is gestegen. Afghanistan, met zijn dertig miljoen inwoners, telt nu ongeveer een miljoen mensen die verslaafd zijn aan opiaten – ruim drie procent van de bevolking. De helft van de verslaafden geeft nog steeds opium aan zijn kinderen – om ze rustig te houden. Twaalf jaar westerse aanwezigheid heeft geen campagnes opgeleverd om zelfs dát te voorkomen. De onmaakbaarheid van Afghanistan toont zich misschien wel het duidelijkst in de opium problematiek. Vanaf 2002 schoot de opiumoogst omhoog. Maatregelen hielpen niet. Niet de vernietiging van papavervelden, niet het aanbieden van alternatieve gewassen. Pas in 2008 nam de oogst af. Niet door bestrijding, maar door de wet van vraag en aanbod. Overproductie (gedroogde opium is jaren houdbaar) drukte de opbrengsten, waardoor boeren meer konden verdienen met andere gewassen. Toen de voorraden op waren, stegen de prijzen weer. En dus brachten 2011, 2012 en 2013 opnieuw recordoogsten. Afghanistan levert nu ruim negentig procent van de wereldopiumvoorraad. In de jaren negentig was dat nog zeventig procent. Opium voedt de oorlog: de Taliban verdienen jaarlijks zo’n driehonderd miljoen dollar door belasting te heffen op opiumopbrengsten. Het is een hele klus om de zwaarbewaakte compound van de Europese Unie binnen te komen, ook als je een afspraak hebt. Er wordt grondig gefouilleerd en er zijn verschillende sluizen met bewapende bewakers achter dikke afzettingen. Zo’n twintig minuten nadat we ons bij de poort hebben gemeld, bereiken we het bescheiden gebouw waar de EU-medewerkers kantoor houden. ‘Ik kom bijna niet van dit terrein af ’, zegt Cecilia Costa, een Portugese die een deel van de EU-hulp coördineert. ‘Dat kan alleen in gepantserde auto’s met bewakers. Buiten Kabul komen we nooit.’ Maar hoe ziet ze dan wat er met het hulpgeld gebeurt? Dat gaat via Afghaanse ngo’s, legt ze uit. Ze pauzeert even als ze de sceptische blikken opmerkt. ‘Ik zou onze gebrekkige mobiliteit niet zozeer belachelijk noemen, als wel moeilijk.’ Costa coördineert onder meer de hulp aan het Mental Health Hospital (mhh), Afghanistans enige psychiatrische ziekenhuis, ressorterend onder het Afghaanse ministerie van Gezondheid. Het heeft zestig bedden. Het ministerie is erg terughoudend met het toelaten van journalisten. Misschien omdat de stand van de geestelijke gezondheidszorg veel over een land zegt. Maar als we beloven respectvol en zorgvuldig met de materie om te gaan, kan Costa een afspraak voor ons regelen. Ze kan helaas zelf niet mee. Er is geen security detail beschikbaar. Het ziekenhuis ligt in een stoffige buitenwijk. Het is oud en slecht onderhouden. Maar er wordt gewerkt aan nieuwe gebouwen, waarvan enkele al klaar zijn – betaald met twee miljoen euro van de EU. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie lijdt twintig tot dertig procent van de bevolking 30 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
aan psychische stoornissen en dertig tot veertig procent aan geestelijke problemen die het leven nadelig beïnvloeden. De cijfers stammen uit 2004. In tien jaar tijd zijn de problemen toegenomen, vertelt dokter Hafizullah Faiz. Hij is psycholoog. Psychiaters heeft Afghanistan niet. Het ziekenhuis werkt met een Italiaanse psychiater, die niet alleen behandelt, maar ook psychiatriestudenten opleidt – aan dat laatste betaalt de EU jaarlijks een half miljoen euro mee. Afghanistan is een getraumatiseerd land. Maar het is niet alleen de decennialange oorlog die de mensen ziek maakt. ‘De laatste jaren zien we dat het vooral de onzekerheid is die de mensen psychisch afbreekt. Geen geld, geen werk, geen sociaal vangnet’, zegt Faiz. Het stijgende opiumgebruik is een symptoom van de slechte geestelijke gezondheid. Zelfmedicatie, om de zorgen even te vergeten. ‘Vechten voor de Taliban werkt ook’, zegt Faiz. ‘Dat geeft mensen een doel. Wie instabiel is, is relatief makkelijk te hersenspoelen met mooie verhalen over martelaarschap.’ Een groepje studenten-in-opleiding buigt zich over een man die klaagt over depressiviteit en angsten. ‘Soms valt mijn geheugen uit. Ik kan me niets herinneren, en ik ben leraar. Zo kan ik geen lesgeven.’ Hij blijkt werkloos. Al jaren. Hij heeft negen kinderen te voeden. ‘Geheugen verlies is een symptoom van angst. Hij is bang voor zijn sociale status en het lot van zijn kinderen. Dat maakt hem ziek’, zegt Faiz. Nog meer oorlog zou rampzalig zijn voor de Afghanen. Dokter Faiz vreest dat het nog niet over is met het geweld. Wat als na 2014 een nieuwe burgeroorlog uitbreekt, zoals in 1992, toen krijgsheren van Pashtun, Tadzjieken, Hazara en Oezbeken elkaar bevochten? In vier jaar tijd vielen ruim vierhonderdduizend doden. Daarmee vergeleken is de huidige oorlog bescheiden. Die kostte in twaalf jaar tijd tussen de veertigduizend en zestigduizend doden. Een Tadzjiekse regisseur vertelde ons in 2005 met troebele blik over de wreedheden die Hazaramilities zijn familie tijdens de burgeroorlog hadden aangedaan. ‘Niemand uit ons gezin vocht. Het was omdat we anders zijn dan zij.’ Naast het gevaar van een burgeroorlog bedreigen twee buitenlandse conflicten het land. Ten eerste de rivaliteit tussen India en Pakistan, die sinds 1947 al drie oorlogen uitvochten. De Indiërs hebben ruim tien miljard dollar in Afghanistan geïnvesteerd. Ze leggen wegen aan en zijn bezig met een negenhonderd kilometer lange spoorlijn van de Iraanse havenstad Chabahar naar midden-Afghanistan. Dat biedt hun de kortste weg naar de markten van Centraal-Azië en Rusland. Een hoge ambtenaar van het Afghaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, die over dit gevoelige onderwerp slechts anoniem wil praten, zegt: ‘We hebben de Indiase investeringen nodig. En we hopen op een gematigde houding van Pakistan.’ Maar Pakistan vreest omsingeling door zijn erfvijand en gebruikt zijn banden met de Afghaanse Taliban om de Indiase invloed te bestrijden. Het was
destijds naïef veiligheid te Een jongetje skate voor een foto van zoeken in een pension waar een tentoonstelling Indiërs verbleven. Na de met Afghaanse fotoaanval op The Park Resigrafie op het Sound dence werden twee zelfCentral-festival in Kabul moordaanslagen gepleegd op de Indiase ambassade, ten koste van 75 doden. Ten tweede dreigt Afghanistan in conflict te raken met Pakistan. De buurlanden onderhouden een notoir slechte relatie en zijn verwikkeld in een gevaarlijk spel. In oktober overvielen Amerikaanse commando’s een konvooi van de Afghaanse inlichtingendienst nds dat in het geheim Latif Mehsud, de tweede man van de Pakistaanse Taliban, naar Kabul vervoerde. Zo kwamen de Amerikanen erachter dat de Afghanen waarschijnlijk de Pakistaanse Taliban financieel steunen. Ook al zijn de Pakistaanse Taliban
‘Wie instabiel is, is relatief makkelijk te hersenspoelen met mooie verhalen over martelaarschap’ gelieerd aan al-Qaeda en de Afghaanse Taliban, de Afghanen zien in hen een bondgenoot omdat zij de Pakistaanse staat willen vernietigen. Moellah Fazlullah, de leider van de Pakistaanse Taliban, voert met zijn strijders vanaf Afghaans grondgebied ongehinderd aanvallen in Pakistan uit. Facties van de Afghaanse Taliban die gesteund worden door de Pakistaanse inlichtingendienst isi, vallen intussen vanuit Pakistan Afghaanse doelen aan. Deze ‘grote trek’ van strijders heeft al geleid tot artilleriebeschietingen en vuurgevechten tussen de legers van beide landen. ‘Ik had een perfect schootsveld’, zegt Mohammed Khalid Sadat (25). Hij staat bij het raam van zijn werkkamer op de derde verdieping van het gouverneursgebouw in Tarin Kowt en toont hoe hij met een kalasjnikov aanvallende Taliban-strijders bestookte. Sadat is de persoonlijk secretaris van de gouverneur van Uruzgan, de Zuid-Afghaanse provincie die tussen 2006 en 2010 onder Nederlandse hoede viel. Op 28 juli 2011, bijna een jaar nadat de Nederlandse troepen Uruzgan hadden verlaten, bestormden Taliban-strijders omhangen met zelfmoordvesten de gouverneurscompound. Ook het hoofdkwartier van Matiullah Khan, de lokale strong man met zijn machtige militie, werd aangevallen. Bijna zes uur duurden de gevechten. Er vielen 22 doden. Die donkere dag ging een droom van Sadat in vervulling. Eindelijk werd hij gebeld door journalisten van over de hele wereld. Ze hadden via internet vernomen dat het regeringscentrum in de afgelegen provincie onder vuur lag. ‘Maar ik kon de meesten maar kort te woord staan, want ik stond
te schieten’, zegt hij spijtig. Sadats baas, een nieuwe gouverneur die net als zijn voorgangers niet uit Uruzgan komt, heeft zich omringd met jonge medewerkers en adviseurs. Vroeger waren de adviseurs van de gouverneur oude mannen. Nu zijn vier van hen jonger dan dertig. Samin Azizi (28), bestuurlijk expert van de gouverneur, komt uit Uruzgan en studeerde in Kandahar. Hij zegt dat het steeds beter gaat met het onderwijs in de onderontwikkelde provincie. In 2011 slaagden 21 scholieren uit Uruzgan voor het universiteitsexamen. Vorig jaar waren dat er al 411, onder wie veertien meisjes. Op een heuvel aan de rand van Tarin Kowt, het provinciehoofdstadje, staat een nieuw gebouw van vier verdiepingen. Hier huist het in 2010 gestichte Teacher Training College. Een groepje jonge docenten leidt ons rond. Er ligt geen tapijt in het gebouw. Veel lokalen zijn leeg en de banken en stoelen die er staan, zijn gammel of stuk. Abdul Rahuf (28) geeft les op het college. Net als de andere docenten heeft hij een universitaire opleiding. Van de tien docenten, de meesten eind-twintigers, komen er acht uit Uruzgan. Ze spreken allemaal goed Engels. ‘We verdienen hier 250 dollar per maand. Als we voor buitenlanders in Kabul gaan werken, kunnen we 1500 dollar verdienen. Maar we willen onze eigen mensen helpen, hier in Uruzgan.’
Op het college worden nu ruim driehonderd middelbare-schooldocenten getraind, drie keer meer dan drie jaar geleden. Elders in de provincie worden vrouwelijke leraren opgeleid, eveneens door Uruzgani die in Kandahar studeerden en terugkwamen. Zo wordt het onderwijs een vliegwiel, hopen de docenten, dat de ontwikkeling van het gebied aanjaagt. Ook met de Malalai-school, een school voor meisjes in Tarin Kowt, gaat het goed. Dit jaar was er een recordaantal inschrijvingen, ondanks bedreigingen van de Taliban. ‘Ik wil parlementslid worden’, zegt Anousja (19) beslist. Ze werkt voor een organisatie die vrouwen helpt. ‘Ik licht hen voor over hun rechten. Ik krijg dreig-sms’jes van de Taliban. Maar ik ga door. Alle vrouwen uit de provincie steunen me.’ In Kabul luistert mensenrechtenactivist Ahmad Nader Nadery (38) instemmend naar onze ervaringen in Uruzgan. Als hoofd van de onafhankelijke Afghaanse mensenrechten commissie liet hij kritische rapporten opstellen over de burgerdoden veroorzaakt door de Navo en de Taliban, over verkiezingsfraude door aanhangers van president Karzai, en over mensenrechtenschendingen van krijgsheren, onder wie ministers en steunpilaren van de president. Na dat laatste rapport, dat nog altijd geheim is, ontsloeg Karzai hem.
‘Ik krijg dreig-sms’jes van de Taliban. Maar ik ga door. Alle vrouwen uit de provincie steunen me’ Volgens Nadery is in twaalf jaar tijd een nieuwe generatie gevormd die niet zal zwichten voor geweld, omdat ze weet hoe dat een natie kan vernietigen. Maar kan zij het hoofd bieden aan de bedreigingen die op het land af komen na het vertrek van de Navo? Nadery gelooft niet dat het land zo makkelijk naar nieuw geweld zal afglijden. Veel krijgsheren hebben de laatste jaren ontdekt dat je meer geld kunt verdienen met handeldrijven in vredestijd dan met vechten, legt hij uit. ‘Het is opvallend dat veel hoogopgeleiden in Afghanistan blijven. Er keren zelfs kinderen van vluchtelingen terug die niet hier geboren zijn. Dat doe je niet als je vreest voor een burgeroorlog. Voor het eerst zijn veel van onze jongeren goed opgeleid. Ze kennen de weg naar de internationale gemeenschap en willen investeren in Afghanistan. Zij zijn onze hoop.’ 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 31
Boerenzelfmoord, een onderschat verschijnsel
Dan liever de schuur in Het zoete beeld dat het massaal bekeken Boer zoekt vrouw schetst van de agrarische werkelijkheid staat in schril contrast met de persoonlijke drama’s die zich regelmatig in plattelandsgemeenschappen afspelen. door Lizzy van Leeuwen
32 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Op het kerkhof van het dorpje Westphalia, in de landbouwstaat Iowa (VS), liggen vijf kleine, bemoste, identieke grafstenen naast elkaar. Ze dateren allemaal van september 1963. ‘Weggevaagd, een heel gezin verdwenen. Het dorp was ontredderd. Iedereen kende elkaar, want we zagen elkaar zaterdag en zondag in de kerk.’ Ik sta naast Mike Rosmann, klinisch psycholoog en expert op het gebied van preventie van agrarische zelfmoorden. In Amerika staat de preventie van zulke suïcides hoog op de agenda, want in veel staten hebben boeren een grotere kans door eigen hand te overlijden dan anderen. Net als in ettelijke Europese en Aziatische landen. In Nederland wordt over deze kwestie gezwegen. Er zijn geen cijfers, er is geen onderzoek: het is een taboe. Maar dat was het voorheen in de VS ook, totdat de statistieken té alarmerend
euze Middle America werd doorbroken: onbespreekbaarheid maakte langzaam plaats voor openheid en preventieprogramma’s. De federale overheid en sommige landbouwstaten gingen geld investeren in een gewenste ‘mentaliteitsverandering’ bij boerenfamilies. Misoogsten, prijsdalingen en veeziekte-epidemieën zullen altijd blijven, zo was de redenering, maar aan de geestelijke weerstand van de boer en zijn gezin kan gesleuteld worden. Wetenschappers, hulpverleners en landbouwconsulenten ontwikkelden specifieke hulpverlenings- en preventiestrategieën die vaak effectief bleken, zoals evaluatieonderzoek aantoonde. Ook de zuivelindustrie en het verzekeringswezen toonden zich betrokken. In sommige staten, zoals Californië, gingen melkfabrieken financieel of anderszins deelnemen in preventieprogramma’s. Een enkele zorg
Foto Martin Luijendijk
isoogsten en prijsdalingen zullen altijd blijven, maar aan M de geestelijke weerstand van de boer kan gesleuteld worden werden. Ik ben op zoek naar de achtergrond van het taboe en naar strategieën om het te doorbreken. Rosmann is twee weken lang mijn gids in de uitgestrekte Midwest en voert me langs uiteenlopende preventieprojecten, hun bedenkers en de doelgroepen. Ik staar naar de grafstenen. Ze gedenken ‘Father: Francis Schomers’, ‘Mother: Teresa Schomers-Behrendt’, ‘Jo Ellen’, ‘Janice Mae’ en ‘Baby Patty Ann’. ‘Ik had toen verkering met Janice Mae’, zegt Rosmann. ‘Haar vader was boer. Hij verbouwde sojabonen. Zijn bedrijf ging bergafwaarts, hij kon zijn grote schuldenlast niet meer aan. Op een dag sloeg hij zijn vrouw met een hamer op haar hoofd en vergiftigde hij hun baby met cyanide. Ook zijn vrouw diende hij nog cyanide toe. Daarna heeft hij zichzelf doodgeschoten. Toen Janice thuiskwam heeft ze haar moeder mond-op-mondbeademing gegeven, maar dat werd haar meteen fataal. Door de cyanide. Later kwam Jo Ellen thuis, samen met een vriendin. Die vriendin is direct naar de politie gerend. Jo probeerde haar moeder nog te redden, maar ook zij kreeg cyanide binnen. Ze stierf een maand later. De familie Schomers was twee generaties geleden naar Westphalia gekomen. Iedereen hier kende ze. Het waren goede boeren, harde werkers. Pruisen.’ Rosmann (67), zelf boerenzoon, vertelt dat het drama hem vroeg heeft geïnspireerd om zijn leven te wijden aan het psychische welzijn van boeren in de Midwest. Dat doet hij met succes, hij kan het vele werk met moeite aan. Nadat de suïcidestatistieken van de landbouwstaten in de VS ongekend hadden gepiekt tijdens de agrarische crisis in de jaren tachtig – in sommige staten werd zelfmoord de voornaamste onnatuurlijke doodsoorzaak onder mannen – bleef suïcide een hardnekkig en gevreesd gegeven bij de agrarische bevolkingsgroep. Zozeer zelfs dat het taboe op de zelfgekozen dood in het religi-
verzekeraar gaf boeren korting op de premie als hun bedrijven aan (federale) veiligheidseisen voldeden op het gebied van geestelijke gezondheid. Al met al is zelfmoord onder boeren een ‘normaal’ gespreksonderwerp geworden in veel agrarische gemeenschappen: bijna iedereen weet wat er heeft gespeeld en wat er nog steeds speelt. Bijna iedereen weet dat dreigende bedrijfsbeëindiging, amfetaminen- of alcoholverslaving, grote schuldenlasten, huiselijke problematiek en sociaal isolement risico factoren zijn op het platteland. ‘Het is daarom beroerd dat er nu door toedoen van de Tea Party-lobby in Washington steeds minder geld beschikbaar komt voor het welzijn van onze boerenbevolking’, zegt Rosmann. ‘Ze vinden daar dat minderheden zoals boeren hun eigen broek moeten ophouden, zonder steun of hulp. Landbouwers in de hele wereld begaan vaker zelfmoord dan de normale bevolking, kijk maar naar de statistieken. Het is een universeel verschijnsel, zeker in de westelijke wereld. Ikzelf denk dat het een genetisch gegeven is. Maar dat wil niet zeggen dat er niets tegen te doen valt. Dat hebben we hier in de Midwest in de laatste 20, 25 jaar laten zien.’ Dat er niets tegen te doen valt lijkt in Nederland echter sinds jaar en dag een uitgemaakte zaak. Sterker nog, het hele fenomeen van de agrarische zelfmoord bestaat niet, althans niet op papier. Het Centraal Bureau voor de Statistiek neemt geen gegevens op over beroeps uitoefening in de suïcidestatistieken, dus niemand weet of er een probleem is en zo ja, hoe groot dat is. De psychiater Jan Spijker schreef desalniettemin in 2005 in het Maandblad Geestelijke volksgezondheid dat ervan kon worden uitgegaan dat resultaten van buitenlandse studies op het gebied van psychopathologie onder
boeren ook voor de Nederlandse situatie gelden. Vermoedelijk is er ook in Nederland een verhoogd suïciderisico onder boeren; dat verdient speciale aandacht en moet worden onderzocht. ‘Maar’, zo adviseerde Spijker, ‘gezien de ernst van dit vermoeden en het grote leed voortkomend uit suïcides moeten we de resultaten van dergelijk onderzoek niet afwachten maar nu al starten met preventieprojecten.’ Met deze aanbeveling is voorzover ik kon nagaan niets gebeurd. Spijkers aanbeveling is een verre echo van een verzuchting uit 1960, toen de socioloog Cor Kruijt concludeerde dat ‘het zelfmoordverschijnsel in Nederland een overwegend plattelandskarakter draagt’. Hij schreef: ‘Wij voelen de neiging opkomen om de geestesgesteldheid in die delen van ons platteland waar het aantal zelfmoorden ontstellend groot blijkt te zijn, als ongunstig te kwalificeren. Naar onze verwachting zou een versterking van het industrialisatie- en verstedelijkingsproces na verloop van tijd een gunstige uitwerking hebben op het geestelijke klimaat van dergelijke streken.’ Vrijwel overal is het zo dat industrialisatie en verstedelijking juist een toename van suïcides tot gevolg hebben; Nederland vertoonde dus een afwijkend beeld. En dat was eerder gebleken. Cijfermateriaal dat in 1930 werd bestudeerd door de Franse onderzoeker Gargas liet zien dat Nederland in grofweg de periode 1900 tot 1925 een tamelijk laag zelfmoordcijfer kende. Maar het werd toen al duidelijk dat Nederland wat betreft de verdeling van suïcides een ongewoon beeld vertoonde, want de plattelands cijfers waren gelijk aan of, wat vaker voorkwam, (veel) hoger dan in de steden. Zeker in plaatsen met minder dan vijfduizend inwoners bleek het risico van zelfmoord voor de inwoners verontrustend hoog. Gargas ontdekte dat het vooral ging om een verschijnsel onder oudere plattelanders: hij stelde dat bejaarde, rustende boeren zich overbodig voelden omdat in Nederland ‘nu eenmaal alles om geld draait’. Ook zíjn conclusie luidde dat de sociale situatie in de Nederlandse steden hoe dan ook beter was dan die op het platteland. In volksverhalen die in plattelandsregio’s eeuwenlang de ronde deden vormt de agrarische zelfdoding een terugkerend thema. Dat boerenzelfmoord al langer een vertrouwd verschijnsel was in de publieke sfeer blijkt ook uit de dagbladverslaggeving in de loop van de negentiende eeuw. Vrijwel alle kranten berichtten regelmatig en tot in macaber detail over landbouwers en hun familieleden die de hand aan zichzelf hadden geslagen. In 1866 berichtte bijvoorbeeld de Nieuwe Rotterdamse Courant dat er in Colijnsplaat een ‘schrikkelijke zelfmoord’ had plaatsgevonden. ‘De weduwe B., reeds vrij bejaard, heeft zich, terwijl haar zoon met zijne vrouw naar het veld was, door het open snijden van den buik en eene diepe wonde aan den hals, van het leven beroofd. Onnoodige 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 33
murmureringen, daar zij door hare kinderen goed werd behandeld, schijnen haar tot dat noodlottig besluit te hebben gebragt. Hare kinderen, ’s avonds te huis komende, vonden haar, reeds overleden en in haar bloed zwemmende, in het schuurtje of achterhuisje liggen.’ Zulke nieuwtjes stonden in de rubriek ‘Gemengde berigten’, waarin ook agrarisch zelfmoordnieuws uit het buitenland werd overgenomen. Zoals in 1933 over een Poolse boer, die ‘origineel’ zelfmoord pleegde door zich te ‘omwikkelen met antennedraad tijdens een onweer’. Zelfs in 1976 verscheen nog zo’n bericht, getiteld Radeloos…, in Het Vrije Volk: ‘PARIJS – Een boer uit Calvados (Normandië), radeloos omdat hij geen eten meer had voor zijn acht koeien, heeft ze losgelaten in zijn veld vol mislukt koren. Hij vergat in zijn haast, dat hij het koren had besproeid met insecticiden. Alle
koeien zijn vergiftigd gestorven en de boer heeft zelfmoord gepleegd.’ Pas in de jaren tachtig, toen de agrarische crisis toesloeg, maakten de kleine berichtjes plaats voor meer serieuze berichtgeving over de zelfmoordproblematiek in de landbouwsector – ook onder invloed van de openheid die in gang was gezet door psycholoog René Diekstra. Maar vanaf de jaren negentig, toen een nieuwe journalistieke ethiek de berichtgeving over zelfdoding aan banden had gelegd, verdween het onderwerp van de publieke agenda. Wanneer er nog wél over werd geschreven, zoals rond de varkenscrisis in 1997 en vooral de mond-enklauwzeer-crisis in 2001, was de berichtgeving mondjesmaat, verwarrend en tegenstrijdig; de context was die van een extreme beduchtheid. Het einde van de twintigste eeuw stond daarbij in het teken van een fors verslechterd
imago van de Nederlandse boer: vaker wel dan niet werd hij afgeschilderd als milieucrimineel, dierenbeul en landschapsbederver. De veelgeplaagde sector zelf had er minder behoefte aan dan ooit om, zoals dat heet, de vuile was buiten te hangen. Dat lijkt nog steeds het geval. Toen ik een bestuurder van de Land- en Tuinbouw Organisatie (lto) Nederland omzichtig telefonisch benaderde om inlichtingen sprak hij duidelijke taal: ‘Deze problematiek lossen wij op in eigen kring. Uw vragen vind ik opdringerig. Uw onderzoek is niet welkom.’ Dat het massaal bekeken Boer zoekt vrouw een vertekend, zoetelijk beeld schetst van de agrarische werkelijkheid maakt welbewust deel uit van de charme van het programmaformat. Bij het grote publiek is ondertussen onbekend hoe sterk die vertekening is en hoe onthutsend
Foto Martin Luijendijk
Maasland
34 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
de persoonlijke drama’s zijn die zich regelmatig in plattelandsgemeenschappen afspelen. Zelfmoordincidenten worden om goede redenen niet opgenomen in de nieuwsberichtgeving. Maar daardoor blijven eventuele alarmerende trends in de suïcidecijfers van bevolkingsgroepen onzichtbaar voor de gemiddelde krantenlezer. Het enkele, sensationele geval dat wel de (lokale) krant haalt – zoals van een veehouder uit Brummen die in 2011 tussen de vijftien en tachtig koeien doodreed met zijn trekker en de kadavers onder zijn erf begroef, alvorens met zijn auto de IJssel in te rijden – komt dan op zichzelf te staan: als de laatste actie van een gek geworden boer, een echt gebeurd gruwelsprookje van het platteland. Zo’n bericht ontbeert context, waardoor het geen maatschappelijke en politieke betekenis krijgt. Zelfdoding is namelijk in geen enkele Nederlandse agrarische
organisatiemedewerkers die deze gespecialiseerde hulpverlening uitvoeren. Agrarische sociaal-maatschappelijke dienstverlening is wegbezuinigd, terwijl de vraag ernaar – mede door de onophoudelijke stroom van bedrijfs beëindigingen – groot is. Leijs heeft al geruime tijd geleden, na de mkz-crisis, een notitie geschreven over het opzetten van een landelijk systeem voor psychosociale hulpverlening aan agrariërs. Kort gezegd kwam zijn ontwerp erop neer dat er een netwerk van circa acht maatschappelijk werkers moest komen, goed ingevoerd in de regionale ggz en flexibel werkzaam in de regio’s, die vrijgesteld moesten zijn voor acute en andere psychosociale hulp aan boeren; hun plek zou gelieerd worden aan lto-afdelingen. Zowel bij calamiteiten als bij voorlichtingsen preventie-activiteiten moesten deze werkers actief optreden; hun gezicht moest bekend zijn
‘Met het sluiten van het boerenbedrijf is het gezin niet alleen zijn werk kwijt, maar zijn hele levenswijze’ regio een onbekend gegeven: veehouders, landbouwers en tuinders weten van en door elkaar wat er speelt, bij wie en wanneer, ook al gaat dat met weinig woorden gepaard. Ze praten over ‘naar de schuur gaan’, of, in het Noorden, over ‘zichzelf tekort doen’. Ik praat daar in Den Bosch over met Peter Greijmans en Willem Leijs, sociaal-pastoraal medewerkers van de afdeling landbouw en samenleving van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie zlto. Voorzien van een grote, algemene achtergrondkennis op het gebied van land- en tuinbouw begeleiden ze al vele jaren niet alleen agrariërs met psychosociale problematiek, maar ook nabestaanden van door suïcide overleden boeren. Ze lichten eerst recente gevallen toe: een melkveehouder die zich van het dak van zijn gloednieuwe stal stortte, een boer die er met een jachtgeweer een einde aan maakte en een varkenshouder die landbouwgif innam op de zolder van zijn woning – de laatste kon nog net gered worden door zijn echtgenote. Ze vertellen ook hoe de zelfmoorden in het merendeel van de gevallen door de omgeving als ‘plotseling, totaal onverwacht’ worden ervaren; regelmatig verwijzen ze cliënten en hun gezinsleden door naar de ggz. ‘Maar’, vertelt Greijmans, ‘de varkensboer die de poging had overleefd zei tegen me: “De enige aan wie ik iets heb als het om praten gaat ben jij. Al die psychologen en dokters snappen niet wat er speelt. Jij wel.” Die boer heeft een tijdje antidepressiva geslikt, maar is daar nu mee opgehouden. Hij ziet eruit als een zombie, in de ochtend. Maar hij gaat vooruit, al weet hij dat het bedrijf niet te redden is. Het schuldgevoel is enorm, hij heeft gefaald, zegt hij. Het bedrijf was door grootvader gestart. Zijn puberzoon houdt hem nu constant in de gaten, hij is doodsbang dat pa het opnieuw probeert.’ Greijmans en Leijs zijn de laatste stands-
bij agrarische organisaties en gemeenschappen en ze moesten een grote affiniteit hebben met de sector en daarbinnen een stevig netwerk opbouwen. Het belangrijkst moest zijn dat ze pro-actief optraden en niet wachtten op noodsignalen. Ze moesten dus outreachend werken. Leijs heeft een paar keer overleg gehad op het ministerie van Landbouw, waar men positief stond tegenover het plan. Maar in de uitwerking, die moest plaatsvinden in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is het plan op de klippen gelopen. Nu ligt het alweer jaren in de la, tot zijn grote spijt. Carin Giesen, psycholoog en Gelderse boerendochter, publiceerde in de jaren negentig veelvuldig over agrarische psychosociale nood en de noodzaak voor boeren om zelf verantwoordelijkheid voor hun leven te nemen. Daarbij schuwde ze het niet om gevallen van (dreigende) zelfmoord te noemen. Suïcide vindt regelmatig plaats in de context van gedwongen bedrijfsbeëindiging, een gebeurtenis waarvan Giesen duidelijk maakte dat die risicoverhogend is voor boeren (het aantal Nederlandse boerenbedrijven daalde van 300.000 in 1960 tot 113.000 in 1995). ‘Kleine geïsoleerde eilandjes, die ondergaan. Dat gebeurt vaak in stilte. Buitenstaanders staan er niet bij stil dat met het sluiten van het boerenbedrijf het gezin niet alleen zijn werk kwijt is, maar zijn hele levenswijze’, vertelde ze daarover in Trouw (1994). Ook citeerde ze in haar werk uit een brief van een boerin die na drie opeenvolgende gevallen van zelfmoord in haar omgeving vertwijfeld raakte over de hulpverlening en de rol die ze daar zelf in kon spelen. Deze taboedoorbrekende benadering is zeldzaam in de agrarische vakliteratuur. Giesen vertelt me dat het feit dat ze frank en vrij
over zelfmoord schreef en sprak haar op veel hinderlijke mediabelangstelling kwam te staan. Journalisten belden met de vraag hoe vaak het voorkwam bij boeren en of ze adressen wist. In het Trouw-interview zei ze daarover: ‘Af en toe duikt er weer het – overigens correcte – bericht op dat het aantal zelfmoorden op het platteland stijgt. Dan is er weer even aandacht, alsof dat het enige is wat telt.’ Maar niet iedereen was even blij met haar bijdragen aan het boerenwelzijn. Giesen zegt dat de landbouworganisaties zeker niet enthousiast reageerden op haar werk. ‘De voormannen vonden dat ik alleen maar onrust zaaide met m’n publicaties en lezingen. Misschien was het te bedreigend.’ Ze vertelt hoe ze ooit tijdens een forumdiscussie de wind van voren kreeg van een vvd-politicus, een voorzitter van een standsorganisatie en een hoogleraar sociologie uit Wageningen. Ze had niet mogen zeggen dat er meer aandacht moest komen voor stoppende boeren. Er zou geen enkel verschil zijn tussen boeren en ‘gewone’ stoppende middenstanders; verder zou er niets aan de hand zijn zolang er meer geïnnoveerd werd in de sector en de socio loog vond dat er voor boeren grote mogelijk heden lagen in de milieuvriendelijke landbouw. Twintig jaar later blijkt het probleem van de plattelandssuïcide niet alleen een non-issue, maar voor sommigen zelfs een nieuw fenomeen op de Haagse burelen van LTO Nederland, de koepel van de grootste standsorganisaties. De organisatie vormt het ‘gezicht’ van de prestigieuze land- en tuinbouwsector in Nederland – ons land staat genoteerd als de op één na grootste exporteur op de wereldranglijst (na de VS). Tijdens een gesprek met voorlichter Jack Luiten en strategisch communicatieadviseur Paula Legen laat laatstgenoemde me weten dat ze eigenlijk voor het eerst kennis neemt van het onderwerp. De praktijk – de ‘ambtsberichten’ uit de regio’s – is bij LTO Nederland nooit aanleiding geweest om cijfers op te vragen bij het cbs, zegt ze. ‘We worden hier in Den Haag nooit geconfronteerd met meldingen van zelfdodingen. Dat is iets wat blijft bij de regio’s. Als de situatie daar grote stijgingen te zien zou geven, zouden ze daar zeker melding van maken bij ons. Dat weet ik zeker. De aantallen zijn niet zodanig dat we actie zouden moeten ondernemen.’ Luiten, die een agrarische achtergrond heeft, weet dat boeren soms zelfmoord plegen. Hij herinnert zich gevallen van vroeger en vertelt over een agrariër die nog niet zo lang geleden ’s middags bij hen in Den Haag op een borrel aanwezig was en zich ’s avonds bleek te hebben verhangen. Luiten vertelt ook over een lto-bestuurder die een depressieve boer in zijn omgeving zo ver kreeg dat hij openstond voor psychosociale hulp. ‘Dat gebeurt in de sector best vaak’, zegt Luiten. ‘Er zijn mensen die durven op te treden, die verantwoordelijkheid nemen als ze zien dat het niet goed gaat met een boer.’ Maar als ik vraag of hun organisatie hier niet 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 35
DE NIEUWE ROMAN VAN HARUKI MURAKAMI
DE KLEURLOZE TSUKURU TAZAKI EN ZIJN PELGRIMSJAREN
een rol te vervullen heeft in de communicatie met andere landelijke organisaties of in Den Haag gezetelde machtsconcentraties, bijvoorbeeld op het gebied van de ggz, ontkennen beiden een speciale verantwoordelijkheid van LTO Nederland. Luiten: ‘Dat kan bijvoorbeeld de zlto toch heel goed zelf, als die iets van de ggz gedaan willen krijgen? Daar gaan wij niet tussen zitten.’ Het is een intrigerend gegeven dat juist in Nederland, waar de welvaart van oudsher grotendeels te danken is aan de boerenstand, het taboe op het verschijnsel van de aan de hanenbalk eindigende boer zo groot is. Ik blijf me afvragen: waarom wil vrijwel niemand, zelfs binnen de eigen sector, ervan weten? Waarom is er zo weinig solidariteit?
om hun autonomie als sector te kunnen handhaven. Die autonomie was heel belangrijk, ook omdat hun internationale reputatie constant in het geding was. Maar sinds die tijd lopen niet alle belangen meer parallel binnen de sector. Er zijn boeren die kunnen vernieuwen en zich aanpassen en boeren die achterblijven, die het niet redden.’ Een mogelijke verklaring voor het feit dat de Nederlandse samenleving niet geconfronteerd wil worden met zelfmoord in de agrarische sector zoekt De Haan in de symbolische antropologie. ‘Dat wij niet willen weten dat boeren zelfmoord plegen en zelfs veelvuldig zelfmoord plegen, heeft misschien te maken met het feit dat de boeren ons eten produceren. Je wil toch niet dat zo’n man, die zoiets wel of niet gaat
‘Ons voedsel moet veilig zijn en rein. Als boeren zelfmoord kunnen plegen, raakt ons voedsel in symbolische zin besmet’ Henk de Haan, als cultureel antropoloog verbonden aan de Wageningen Universiteit, oppert een culturele verklaring voor het uitblijven van aandacht voor de suïcideproblematiek bij het Nederlandse ‘agro-industriële complex’, zoals hij het conglomeraat van belanghebbenden in de agrarische sector noemt: de wetenschap, de industrie, de overheid en de standsorganisaties. ‘Jij noemt het terecht een taboe. Dat taboe raakt heel erg aan de plattelandsidylle, die sinds de industrialisatie is opgekomen. Het dorp is in die idylle de ideale samenleving en dat beeld wordt nog steeds door zowel burgers als boeren vastgehouden en beschermd. Ruchtbaarheid geven aan boerenzelfmoorden zou een doorbreking van de plattelandsidylle betekenen. Misschien is het ook zo dat de ggz daarom van het platteland moet wegblijven, omdat het erkennen van geestesziekten daar net zo goed een doorbreking van die idylle zou betekenen. Gekte hoort niet thuis op het land waar het leven goed is. Net zo min als misdaad. Kijk naar de moord op Marianne Vaatstra. Zo’n lustmoord past niet in het geïdealiseerde rurale plaatje en daardoor stort het hele beeld in. Hetzelfde gaat op voor incest, zelfmoord en misschien ook nog wel homoseksualiteit op het platteland’. Een factor die volgens De Haan zeker meespeelt bij het sluiten van de ogen voor agro suïcide is de breuk die binnen de sector is opgetreden als gevolg van de milieuproblematiek. De opkomst van aandacht voor natuur en milieu in de jaren zeventig heeft agrariërs volgens hem reputatieschade toegebracht en een fundamenteel andere oriëntatie op prioriteiten. ‘Er werd ineens door veel mensen geroepen: “Het agrarische bolwerk maakt ons land kapot. Hun ruilverkaveling heeft ons landschap vernietigd en vervuild. Het zijn milieucriminelen.” Dat heeft de sector zwaar getroffen. Uiteindelijk kwamen ze met een tegemoetkoming: ze zouden hun problemen oplossen binnen hun eigen kring. Deze strategie was vooral bedoeld
doen, aan jouw aardappeltjes heeft gezeten. Ons voedsel moet veilig zijn en rein. Als boeren zelfmoord kunnen plegen, raakt ons voedsel in symbolische zin besmet. Dat maakt dat agrarische zelfmoordgedrag taboe, maar ook het praten over of refereren aan zulk zelfmoordgedrag.’ In Wageningen is nooit wetenschappelijke aandacht besteed aan boerenzelfmoord. In het buitenland ligt dat anders. Onderzoek daar heeft tot een waaier van waarnemingen, verklaringen en theorieën geleid. Bijvoorbeeld dat boeren hun leven vooral in het voorjaar beëindigen en dat ze dat het vaakst doen op maandagochtend. Dat boeren relatief weinig zelfmoordpogingen doen: hun suïcide voltrekt zich doorgaans volgens plan, door het gebruik
combinatie met antidepressivagebruik. Vanuit de masculinity studies komt de hypothese dat de marginalisering en feminisering van de traditionele landbouw de boer levensmoe maken. Er is ook een stroming die vermoedt dat het toenemende sociale isolement waarin agrariërs werken hen vatbaar maakt voor hopeloosheid en depressies, die vervolgens onbehandeld blijven. En er is ten slotte de school die het zoekt in de zogenaamde rigide persoonlijkheidsstructuur van boeren: als geboren solisten, trotse doorzetters en hard werkende perfectionisten zijn ze niet geneigd tot praten en problemen delen en gaan ze kopje onder als tegenslag te lang voortduurt – als ze vinden dat ze gefaald hebben. Mike Rosmann, de auteur van de ‘agrarische genen’-theorie, neemt me ter afsluiting van mijn bezoek aan Iowa mee naar een ex-boerin, de weduwe van een landbouwer die zich nog niet zo lang geleden van een watertoren heeft gestort. Ginnie ontvangt me met open armen en vertelt uitgebreid en in tranen over de laatste dagen van haar man Matt. Dat is een onderdeel van haar therapie, heeft Rosmann me laten weten: zo leert ze het drama steeds beter te verwerken. Ik krijg te horen dat Matt een probleem kreeg met de bedrijfsopvolging, vervolgens depressief werd en het verkeerde, fatale anti depressivum kreeg voorgeschreven. Terug in Nederland ontvang ik na een paar maanden een mailtje van Ginnie, waarin ze me bedankt voor mijn bezoek. Ze meldt dat ze als vrijwilliger meewerkt aan preventieprojecten. Ginnie schrijft: ‘This road after Matt’s death is the most difficult one I have travelled. It will never be the same again. My life will never be the same. I will always be a suicide survivor. But I want to talk about it on behalf of my husband. I need to speak for him. Ignoring it is NOT
Als geboren solisten, trotse doorzetters en hard werkende perfectionisten zijn boeren niet geneigd tot praten van harde methoden. Dat boeren niet vaak afscheidsbrieven schrijven. Een belangrijke, wereldwijde risicofactor is de slechte sociaal-economische positie van boeren. Een ander zorgwekkend punt is de hoge drempel die op veel plekken bestaat wat betreft de toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg op het platteland. Er is een theorie die ervan uitgaat dat de nabijheid van dodelijk materieel op de boerderij (geweren, landbouwgif, gier, touw) een rol speelt; een andere denkrichting zoekt het in het idee dat boeren beroepshalve alles makkelijk doden en uitwieden wat in hun beleving geen direct nut meer heeft, dus ook zichzelf. Sommige wetenschappers speculeren op het bestaan van speciale ‘agrarische genen’ die zich tegen de boer zelf kunnen richten; anderen onderzochten de langetermijneffecten van blootstelling aan landbouwgif in
an option because the pain left for survivors is beyond description. And I can’t even begin to imagine the pain my husband was in when he took his life.’ Van Lizzy van Leeuwen verschijnt op 29 januari bij Atlas Contact De hanenbalken: Zelfmoord op het platteland. Op 28 januari brengt het NCRV-programma Altijd wat (20.55 uur, Nederland 2) een reportage over gedwongen bedrijfsbeëindiging en een gesprek met Lizzy van Leeuwen. Haar onderzoek werd onder meer gefinancierd door het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, het Fonds Psychische Gezondheid en De Groene Amsterdammer. De afgebeelde boerderijen hebben geen relatie met het artikel 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 37
Wetenschap en religie zijn complementair
In alle redelijkheid geloven
Röntgenopname van het schilderij van Caravaggio Supper at Emmaus, 1601. 139 x 195 cm
Geloven is geen intellectuele doodzonde. Gelovigen én ongelovigen zou den hun overtuigingen moeten verantwoorden, betogen filosoof Rik Peels en theoloog Stefan Paas in hun boek God bewijzen. door Marcel ten Hooven
38 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
buitenwereld van gelovigen pleegt te hebben. Gefascineerd door dat fenomeen onderzoekt Van den Hemel in Utrecht de ideeëngeschiedenis over het ‘recht van opstand’, zoals dat in protestantse kring heet: ‘Iemand als Paul Cliteur doet het steevast voorkomen alsof God beveelt en de gelovigen dan blind gehoorzamen. Een antihistorisch beeld. De geschiedenis van het recht op opstand, van de zestiende eeuw tot nu, toont allerlei vormen van religieus engagement dat antifundamentalistisch is, een beroep doet op het eigen geweten en het pluralisme liefheeft.’ De christelijk-gereformeerde theoloog Stefan Paas, met filosoof Rik Peels auteur van het boek God bewijzen, onderschrijft deze waarneming: ‘Het geloof in God kan mensen bewust maken van misstanden. Het geeft hun ook de moed en het zelfvertrouwen er tegenin te gaan, ook al moeten ze de grote meerderheid trotseren. Dat beeld van kadaverdiscipline is vals. Ja, een selectieve lezing van de bijbel kan mogelijk verzanden in kille abstracties als Cliteurs goddelijke bevelstheorie, maar geen enkele gelovige zal zich daarin herkennen, behalve misschien de meest godsdienstwaanzinnige.’ Dit zijn ontspannende geluiden in de godsdiensttwist van de afgelopen jaren. In de gepolariseerde sfeer die in dat debat ontstond sinds 9/11 en de moorden op Fortuyn en Van Gogh ruimde bedachtzaamheid nogal eens het veld voor vooringenomenheid. Hoe de overtuiging van het eigen gelijk kan ontsporen in geborneerdheid blijkt uit de weinig accurate woorden van beide kampen in het debat, zwart-witbeelden die eerder van denkluiheid getuigen dan van wezenlijke interesse over en weer. Critici van het godsgeloof kregen het verwijt van ‘verlichtingsfundamentalisme’. Sommigen van hen reageerden door religie af te doen als een afwijking, weinig minder dan een intellectueel schandaal. In God bewijzen schrijven Paas en Peels, beiden verbonden aan de Vrije Universiteit, dat een
goed gesprek over religie en wetenschap in deze sfeer lastig is: ‘Het wordt al gauw gesmoord in vooroordelen of in bekeringsijver.’ Met hun boek proberen zij ontspanning te brengen in dat ontwrichte gesprek, door zich te onthouden van retorische trucs of evangeliserende foefjes. De intellectueel geharnaste atheïst Herman Philipse, auteur van het Atheïstisch manifest (1995) en God in the Age of Science (2012), is vol lof over deze poging: ‘Dit on-Nederlands argumentatieve boek tilt de maatschappelijke discussie over geloofszaken naar een hoger plan.’ De ontspanning kan ontstaan met het besef dat wetenschap en religie eerder complementair zijn dan tegengesteld of zelfs vijandig aan elkaar. De wetenschap is het domein van de objectiviteit, van de rede. Om objectief te kunnen zijn, moet de wetenschap zich willens en wetens beperkingen opleggen en zich concentreren op empirische feiten en causale verbanden. Zij sluit daartoe uit wat tot het subjectieve behoort, zoals de individuele herinnering, de ervaring en de fantasie, hoewel dat buiten de wetenschap onverminderd zijn invloed op de dagelijkse werkelijkheid uitoefent. Mensen koesteren tal van overtuigingen zonder dat ze op bewijs of wetenschap berusten, zoals het besef van goed en kwaad, van schoonheid en van ethische waarden. Dat is de subjectieve kennis, het domein van onder meer de religie, de kunst, de politiek en de moraal. ‘Iedereen lijkt wat moe van dat polemische Gamma-Rapho / Getty Images
Het christendom als haard van verzet: het fascineert Ernst van den Hemel in hoge mate. Academicus en actievoerder: Van den Hemel is beide. Naast zijn werk als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht roerde de filosoof en literatuurwetenschapper zich in de kraak beweging, deed hij mee aan de bezetting van het Beursplein en was hij met de asielzoekers in de Amsterdamse Vluchtkerk betrokken bij het verzet tegen het vreemdelingenbeleid. Ernst van den Hemel is óók kenner van de zestiendeeeuwse reformator Johannes Calvijn. Hoewel niet gelovig, heeft hij het calvinisme leren waarderen als een intellectuele bron van kritische gezindheid en maatschappelijk engagement. Van den Hemel: ‘Religie heeft nu vaak een conservatief imago, maar zij hoort ook bij de lange traditie van protest in Nederland. Aan de ene kant leert Calvijn dat alle macht door God gegeven is. De overheid moet dus met respect behandeld worden. Dan past berusting. Aan de andere kant mag de calvinist in opstand komen zodra een heerser zich tegen God keert. De geschiedenis van het calvinisme toont wantrouwen jegens elke heerser die zijn eigen waarheid wil vasttimmeren in de wereld. Verzet lijkt dan gelegitimeerd. Zo’n totalitaire heerser pretendeert immers dat hij onfeilbaar is? De calvinist moet dus telkens bewust die keuze maken tussen berusting en verzet.’ Wat hij spannend vindt in dat cruciale keuzemoment, zegt Van den Hemel, is dat er een bereidheid uit spreekt om de consequenties van de eigen overtuiging in het nu te doordenken. ‘Waar houdt de berusting op en begint het verzet? Onder de oppervlakte van de berusting zit een kritisch potentieel. Je moet permanent een kritische blik op de werkelijkheid hebben, om te voorkomen dat je aan iets meewerkt waartegen je eigenlijk in opstand zou moeten komen. Dat verschaft je een geëngageerde blik in het nu.’ Bij zowel de Occupy-beweging als de protesten tegen het vreemdelingenbeleid liep Van den Hemel activisten tegen het lijf die zich op grond van hun geloof tegen onrecht verzetten. In niets beantwoordden zij aan het beeld van gedweeë gehoorzaamheid en onnadenkendheid dat de
Wie meent dat het bestaan geen reden heeft en dus zonder zin is, reduceert de mens tot een ‘overlevingsmachine’
gedoe van de afgelopen jaren’, zegt Paas. ‘Wat heeft het nu eigenlijk opgeleverd, behalve veel wederzijds gescheld?’ In het boek Religie zonder God, een dialoog in essayvorm met Theo de Boer, een van zijn leermeesters, spreekt filosoof Ger Groot van een ‘onnozele strijd’ tussen wetenschap en geloof, ten koste van beide. Groot: ‘Zij hebben het beide over de werkelijkheid, zij het over radicaal verschillende dimensies daarvan. De wetenschap raakt in haar conclusies geperverteerd als ze buiten het domein treedt waartoe zij zich bewust heeft beperkt om wetenschap te kunnen zijn. Zij moet niet pretenderen dat alles wat binnen die grenzen waar is ook het geheel van de werkelijkheid omvat. Dat is een methodologische doodzonde, want in strijd met de methode van doelbewuste reductie van de werkelijkheid. Aan de andere kant gaat de religie haar grenzen te buiten als zij zichzelf beschouwt als een beschrijving van de wereld die kan concurreren met de wetenschap. De godsdienst gaat over de beleving van de wereld, niet over haar materiële kant.’
Om dat verschil te onderstrepen tussen de beleving en de kennis van de wereld kenschetste filosoof Cornelis Verhoeven de ervaring ooit als ‘dat wat ik niet bedacht kan krijgen’. De ervaringen die mensen opdoen geven hun leven meer betekenis. Ook om die reden zegt Groot dat de wetenschap nooit de hele leefwereld van mensen zal omvatten. Erbarme dich, mein Gott van Bach zal hem altijd ontroeren, eerder dankzij de schoonheid van de muziek en de indringende tekst dan doordat een muziektempo trager dan de hartslag altijd droevig klinkt, zoals neuro- en cardiologen menen te weten. In het boek The Face of God onderscheidt de Britse filosoof Roger Scruton de wetenschap van de religie als de discipline die de oorzaak van het bestaan bestudeert. De religie geeft antwoorden op vragen naar de reden. Wie meent dat het bestaan geen reden heeft en dus zonder zin is, schrijft Scruton, reduceert de mens tot een ‘overlevingsmachine’. Paas en Peels onderschrijven die conclusie. Over de oorzaak van het menselijk leven weet de wetenschap meer dan ooit, over
de reden nog altijd weinig tot niets. De vraag of euthanasie op een gehandicapt kind mag, schrijven zij, zal nooit met dezelfde graad van zekerheid kunnen worden beantwoord als de vraag naar de massa van de aarde. Groot zegt dat de godsdienst louter door haar bestaan de rede op haar beperkingen wijst: ‘Het denken houdt hier halt voor de werkelijkheid, waarvan het wel de structuur maar niet het zijn volledig kan begrijpen.’ Bij geen andere gebeurtenis in het menselijk leven wordt dat zo duidelijk als bij het overlijden. Groot: ‘Tegenover weinig staat het denken zo machteloos. Niet omdat het niet heeft kunnen verklaren waarom wij sterven: de noodzaak daarvan kennen wij maar al te goed. Maar omdat kennis iets anders is dan ervaring en die slaat ons met een al even onbegrijpelijke verbijstering.’ De conclusie moet zijn dat wie zich voor de duiding van het bestaan louter op ofwel de wetenschap ofwel de religie verlaat het risico loopt van een dichtgetimmerd wereldbeeld. Hij 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 39
mist de blik op de ‘veelheid van de wereld’, zoals Verhoeven het in een gesprek met Groot uitdrukte. De suggestie van een starre tegenstelling tussen wetenschap en religie is dus bovenal onvruchtbaar. Dat is wellicht het ware intellectuele schandaal in de religietwist van de afgelopen jaren. Dat debat is meer gebaat met het verwerven van inzicht dan met het vellen van oordelen of het domweg staken van de reflectie. ‘Serieuze intellectuele belangstelling voor de religie is uit ander hout gesneden’, merkt Groot op over de uitroep van filosoof Floris van den Berg: ‘De overheid moet religie net zo behandelen als roken: actief ontmoedigen en alleen toestaan voor volwassenen!’ Het doel van God bewijzen is te laten zien dat godsgeloof ‘een normale, redelijke optie is voor normale, redelijke mensen’, schrijven Paas en Peels. In het boek combineren zij een nuchtere redeneertrant met een lichte toon en relativerende zelfspot. ‘Moet je gek zijn om in God te geloven? Of op z’n minst naïef, onkritisch en zweverig?’ luiden de openingszinnen. ‘Lijden gelovigen aan waanvoorstellingen? Sluiten zij hun ogen voor de realiteit? Als dat zo is, hebben wij een probleem. Wij geloven namelijk in God.’ In een gesprek met Paas komt hij tot de droge slotsom: ‘De conclusie is dat er onvoldoende redenen zijn gelovigen voor gek te verklaren.’ Hij vertelt: ‘In de academische gemeenschap waarin ik verkeer en in de stad waarin ik werk, Amsterdam, is godsgeloof iets wat je wellicht bestudeert met milde verbazing, maar zeker niet omarmt. Voor de oorsprong van ons boek moeten we eigenlijk terug naar een avond van de Amsterdamse Rotary, waarop Peels en ik debatteerden met iemand van de Bond van Atheïsten. Dat viel niet mee. Op de fiets naar huis constateerden Rik en ik dat we in een zaal waren geweest met jonge, hoogopgeleide mensen, allemaal geïnteresseerd in intellectueel debat, maar ook allemaal bereid van alles en nog wat over religie aan te nemen zolang het maar negatief klonk. Waar kun je terecht als je een Amsterdammer van de Rotary bent en je iets wilt weten over geloof? Bij de EO misschien, maar dan heb je al gauw het gevoel dat je ergens wordt ingeluisd, of bij Richard Dawkins, maar dat is net zoiets als informatie over veganisme opvragen bij een slagerij. Naar mijn idee is het werkelijke intellectuele schandaal Richard Dawkins’ The God Delusion. Hij verdiept zich niet in het verhaal van zijn tegenstanders en roept maar wat. Intellectueel beschouwd deugt er niets van. Iemand die schrijft dat religie vergelijkbaar is met het pokkenvirus, zij het moeilijker uit te roeien, wil alleen maar polariseren, niet argumenteren. Heel bekrompen!’ Uiteindelijk ontstond het idee, zegt Paas, in een boek rustig argumenterend en op milde toon, zonder op anderen in te hakken, uiteen te zetten waarom ook jonge, hoogopgeleide mensen in een grote stad gelovig kunnen zijn zonder dat ze hun verstand hebben verloren. ‘We wilden ook dat het een eerlijk boek zou zijn. Mogelijke bezwaren tegen het godsgeloof hebben we zo 40 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
geformuleerd dat een atheïst zich erin kan herkennen. We hebben het boek of delen daarvan daarom ook laten lezen aan academische collega’s die allesbehalve gelovig zijn, zoals Herman Philipse en Dick Swaab. Dit debat moet gevoerd worden op niveau, dus op basis van eerlijke en solide argumentatie.’ Paas en Peels baseren hun betoog op kentheo retische argumenten en logica, in combinatie met ontregelende vragen. Zo vragen ze wie er eigenlijk niet vooringenomen is. Alleen uitzonderlijk koele, rationele geesten zullen onbevangen tegenover elk argument staan. De meeste mensen zullen vooral ontvankelijk zijn voor argumenten die hun standpunten versterken en, spiegelbeeldig, afwerend staan tegenover argumenten waarvan de conclusie hun niet aanstaat. In hun argumentatie is het gewicht van emoties en verlangens doorgaans groter dan zij van zichzelf aannemen en de rol van de rationaliteit kleiner. Ook voor sommige atheïstische argumenten geldt dat ze niet zozeer het bestaan van God weerleggen, als wel veronderstellen dat Hij niet bestaat. De redenering lijdt daar onder. Zo ontbreekt de logica in de opmerking: ‘Ik geloof niet in God, ik haat Hem!’ Hoe kun je iemand haten die volgens jou niet bestaat? Paas: ‘Het debat zou erbij gebaat zijn als we erkennen dat mensen in alle redelijkheid van mening kunnen verschillen over het bestaan van God en zij allen toch goede argumenten hebben.’ De argumentatieve correctheid verplicht volgens Paas en Peels ook tot de vraag waarom degene die iets beweert zijn gelijk moet bewijzen en degene die iets ontkent niet. Van gelovigen wordt doorgaans verwacht dat ze Gods bestaan bewijzen. De bewijslast rust minder zwaar bij degenen die dat ontkennen, hoewel een ontken-
met twee kraters bijvoorbeeld. Het is niet belachelijk te vermoeden dat er zo’n object door de ruimte draait, ook al is er geen enkel bewijs voor. De ontkenning van een vliegende theepot, kabouters of roze eenhoorns is bovendien van een andere orde dan de ontkenning van het bestaan van God. Met het eerste wordt klinkklare onzin weggestreept, met het tweede evenwel het antwoord op een reeks levensvragen. Paas: ‘Om met Nietzsche te spreken: dan wis je de horizon. Het is prima om simpelweg te zeggen: ik geloof niet in roze eenhoorns. Er is niets wat wordt verklaard door roze eenhoorns en alleen dronkaards zien ze. Maar het is niet genoeg om simpel te verklaren: ik geloof niet in God. Wat is de zin van het leven als wij een willekeurig evolutionair product zijn? Er is nog nooit een serieuze religie geweest die het geloof in vliegende theepotten heeft verspreid. De godsidee daarentegen heeft zich in alle culturen en in alle tijdperken opgedrongen aan miljarden mensen.’ Met Peels trekt hij over de vliegende theepot de conclusie dat wat als analogie met het godsgeloof oogt bij andere beschouwing niets anders is dan een als argument verpakte methode om religie belachelijk te maken. Het voorbeeld is volgens hen gebaseerd op vooropgezet atheïsme, op de overtuiging dat godsdienst net zo infantiel is als geloof in het meest absurde dat iemand kan verzinnen. Zij komen ook in het geweer tegen het argument dat het een eis van wetenschappelijke integriteit is alleen dat te geloven waarvoor voldoende bewijs bestaat, ongeacht hoe prettig, nuttig of zingevend al het andere ook is. In het gewone leven kan iemand met zo’n attitude volledig geblokkeerd raken. De kans is klein dat een liefdesrelatie een succes wordt als je gaat wach-
De ontkenning van een vliegende theepot of kabouters is van een andere orde dan de ontkenning van het bestaan van God ning evengoed een bewering is. Er is geen kentheoretisch dogma dat zegt dat ontkenningen niet hoeven te worden beargumenteerd. Naar Paas’ en Peels’ vermoeden gaat achter deze intellectuele onzuiverheid de veronderstelling schuil dat atheïsten de rationaliteit meer aan hun kant hebben dan de gelovigen. Argumentatief evenzeer ondeugdelijk, althans volgens Paas en Peels, is de bewering dat iemand die meent dat God bestaat voor hetzelfde geld kan geloven in kabouters, roze eenhoorns of een theepot die rond de aarde draait. De logica in dit argument is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt. Uit het onmiskenbare feit dat het van de gekke is in de vliegende theepot te geloven, schrijven Paas en Peels, vloeit niet als vanzelf voort dat het altijd belachelijk is iets te geloven zonder dat daarvoor een tastbaar bewijs bestaat. Het argument van de vliegende theepot verliest al direct aan kracht als er iets anders voor wordt ingevuld, een rechthoekige meteoor
ten tot je voldoende bewijs hebt om je partner te vertrouwen, schrijven Paas en Peels. Sommige ervaringen, zoals in dit geval de liefde, zullen mensen nooit deelachtig worden als zij alle mogelijke dwalingen per se willen uitsluiten. Toch behoort liefde zonder meer tot de werkelijkheid van de menselijke wereld. Dat geldt voor het geloof niet minder, aldus de auteurs. Voor hun doen nogal polemisch concluderen ze: ‘Zo bezien zijn atheïsten mensen die zich meer laten leiden door de angst het mis te hebben dan door de hoop het goed te hebben.’ Paas: ‘Iemand die alleen wenst te geloven wat is bewezen zal een kei in het laboratorium zijn, een goede wetenschapper, maar de vraag is of hij in het dagelijks leven op die manier veel verder komt. De menselijke nieuwsgierigheid heeft meer dimensies. Mijn nieuwsgierigheid wordt niet alleen bevredigd met wetenschap, maar ook met kunst, sport, geloof. Dat maakt mij tot mens, tot meer dan alleen iemand die zich in een
aarde stelt volgens hem niet zo veel voor, want als je al het water eruit perst, blijft er op het aardoppervlak niet meer dan een laagje van vier millimeter aan droge stof over. Paas: ‘Ik weet niet zeker of Haring zijn boek louter serieus bedoelt of ook om een beetje te stoken. Hoe dan ook heeft hij gewoon gelijk, volgens de wetten der logica. Waarom zouden we ons druk maken over het leegvissen van de oceanen als we vis die veel voedzamer is in vijvers kunnen kweken? Waarom zouden we de oerwouden intact willen laten voor het toerisme als we net zo veel plezier hebben in pretparken? Waarom zou die ene uit-
Science & Society Picture / Getty Images
bepaalde theorie ingraaft. Probeer maar van een kroket te genieten en hem tegelijkertijd te analyseren. Dat zal mij niet lukken, hoeveel waarde ik ook hecht aan de wetenschappelijke analyse. Ik vind mensen die zich opsluiten in één dimensie meestal niet de meest interessante mensen. Dat geldt evengoed voor gelovigen die zich afsluiten voor andere inzichten dan die het geloof biedt.’ Ger Groot, zelf ongelovig, hecht betekenis aan de hardnekkigheid waarmee het geloof zich handhaaft, hoe onbegrijpelijk en onberedeneerbaar het ook is. Wellicht komt dat doordat godsdienst het besef belichaamt van het onvermogen dat zich achter alle menselijke vermogens schuil houdt. In De genetische vingerafdruk, dat licht is het gevaar 1984 van een louter rationele benadering, redeneert Groot, dat alleen de wetenschap het privilege krijgt te zeggen hoe de wereld in elkaar zit. ‘Het onvermijdelijke gevolg is dat gaandeweg de indruk ontstaat dat de wetenschappelijke formules echter zijn dan de wereld die ik dagelijks ervaar’, zegt Groot. ‘In de politiek zie je dat men allengs meer geneigd is de werkelijkheid te reduceren tot een verzameling economische wetten. Gewoonlijk wordt de mens daarin voorgesteld als een homo economicus, een wezen dat een strikt individueel bestaan leidt en alleen op zijn eigen voordeel uit is. Het gaat mis als de overheid de werkelijkheid vervolgens op grond van deze definities gaat bestieren, met campagnes, een opgedrongen concurrentieplicht en een staatsethiek van flexibilisering. Nog bedreigender wordt het als zij zich vervolgens gaat ergeren aan de mensen die zich niet naar de eisen van deze geconstrueerde werkelijkheid gedragen. De burger moet en zal zich daadwerkelijk als een homo economicus gedragen, anders is hij irrationeel.’ Het milieuvraagstuk is volgens Paas en Peels illustratief voor wat er in het uiterste geval gebeurt als door Gods dood theologische en filosofische noties als rentmeesterschap, de intrinsieke waarde van het leven of de goedheid van de schepping moeten plaatsmaken voor het wetenschappelijk paradigma van het nut. De ecologische kwestie dreigt dan te worden gereduceerd tot bescherming van wat nuttig en aangenaam is voor mensen. Het tropisch regenwoud moet dan vooral behouden blijven omdat het zuurstof voor de mens levert, niet meer omdat de wereld waarin wij leven ook los van ons waarde heeft. Filosoof Bas Haring heeft in zijn boek Plastic panda’s de uiterste consequentie uit dit denken getrokken, door met louter logische of rationele argumenten te reageren op emoties over het uitsterven van diersoorten. Al het ‘levende spul’ op
stervende soort diep in de jungle iets waard zijn? Franciscus zou zeggen: “Omdat God hem gezien heeft en goed verklaard.” Hoewel je vandaag de dag niet veel indruk meer maakt met dat antwoord is het volgens mij wel het enige steekhoudende.’ Al met al is het verstandig aan te nemen dat de werkelijkheid dimensies kent waarover de wetenschap geen uitsluitsel kan bieden, zoals de moraal, de esthetiek en de religie. Dat is de conclusie van zowel Van den Hemel en Groot, beiden ongelovig, als van Paas en Peels. De wetenschap is een methode van kennisverwerving, naast andere, en zodra zij claimt de enige weg tot kennis te zijn, kent zij volgens hen haar eigen beperkingen niet meer, met alle onaangenaamheden van dien. De wetenschap moet zich ervan bewust zijn, zegt Groot, dat zij alleen maar
wetenschap kan zijn op grond van veronderstellingen die de werkelijkheid voor rationele bestudering geschikt maken, anders raakt ze verstrikt in contradicties waarmee ze zich geen raad zal weten. Iemand die gelooft bezondigt zich dus geenszins aan een intellectueel schandaal. De intellectuele plicht die op een ieder rust, gelovig of niet, is zijn overtuigingen te verantwoorden, schrijven Paas en Peels. Hij verzaakt die plicht pas als hij andersdenkenden mijdt of zich stelselmatig afsluit voor literatuur die de eigen ideeën bekritiseert. Volgens hen zijn gelovigen die elke tegenspraak uit de weg gaan door zich op te sluiten in de eigen kring net zo bekrompen als atheïsten die het godsgeloof als een waanbeeld veroordelen zonder ooit een serieus theologisch werk te hebben gelezen. Het is ook een misvatting, schrijven zij, dat het geloof als stilstaand water is: ‘Religieuze tradities hebben altijd nieuwe kennis verwerkt en gebruikt in de zuivering van hun godsbeelden. Dat is niet iets van de laatste eeuwen. Het is inherent aan een traditie die de religieuze impuls probeert te cultiveren.’ Ook Groot constateert dat de meeste gelovigen bij de tijd willen blijven, bijvoorbeeld met de aanvaarding van de evolutieleer: ‘Weinig gelovigen omarmen nog het klassieke godsbeeld, zoals dat ooit in de catechismussen naar voren kwam. Anders dan het belijdend atheïsme wil, is twijfel van oudsher onlosmakelijk verbonden met het geloof, dat zich nu juist daarin van weten onderscheidt. Dat maakt godsdienst ook voor de intellectueel gevormden onder de gelovigen nog altijd overtuigend.’ Ook Ernst van den Hemel zegt: ‘Religie wordt vaak gezien als het slaafs volgen van dogma’s en een heilig boek. Dat is een geborneerde visie. Ik heb religie, vooral de protestantse variant, leren kennen als een traditie van kritische herlezing van de bronnen en continue bevraging van de eigen positie in het gebroken heden. Zo lezen de teksten van Philippe du Plessis-Mornay, een van de auteurs van Willem van Oranje’s Apologie, nog altijd als een soort handboek voor geëngageerd burgerschap. In Vindiciae contra tyrannos bijvoorbeeld schrijft hij dat opstand gerechtvaardigd is, mits “de geest vrij is van eerzucht, vol is van waarachtige ijver, goede consciëntie en kennis van zaken”. Dat zijn nog altijd relevante teksten om te lezen.’ Stefan Paas en Rik Peels gaan op woensdag 29 januari in debat met filosoof Herman Philipse en wetenschapsfilosoof Maarten Boudry. Felix Meritis, Keizersgracht 324, Amsterdam, 20.00 uur. felix.meritis.nl. De discussie is dan live te volgen op groene.nl 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 41
Nymphomaniac. Een onverbiddelijke film
Charlotte Gainsbourg als Joe en Jamie Bell als K in Nymphomaniac
Uw wil geschiede Kijkend naar Nymphomaniac vraag je je af: waar is het de seksverslaafde Joe om te doen? Pure lust? Behoefte aan straf? Lars von Trier duidt het verschijnsel niet. Dat maakt de film sterk. door Marja Pruis
Dat Joe zich laat afranselen is een uiterste poging weer iets te kunnen voelen in haar gevoelloos geworden vagina strooppot lokken. Als ze thuiskomt, is haar man boos en gefrustreerd. Erger van slag raakt Joe van hun zoontje. Ze heeft het gevoel dat hij haar doorziet. Moederschap en seksueel verlangen, ze verdragen elkaar niet, in ieder geval niet bij Von Trier. De scènes waarin Joe haar kind alleen laat om zich elders te laten tuchtigen, behoren tot de moeilijkst verdraagbare van de film. Het kind ligt te slapen in zijn ledikantje, terwijl Joe zich laat vastbinden door een expert op diens sofa. Er wordt ingezoomd op zoontjes onschuldige wimpers, zijn zachte wangetjes, terwijl de creep met eindeloze precisie de stapel boeken onder Joe’s buik net iets hoger maakt opdat haar billen de perfecte hoek bereiken. Het kind wordt wakker van een auto met een hijskraan erop, die met veel licht en bombarie langs komt denderen. Volgende shot: de zweep die wordt bevochtigd, en Joe’s billen die almaar roder en gestriemder raken van de klappen. De grootste 42 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
sadist is hier de regisseur zelf natuurlijk. Hij laat het kind in zijn pyjamaatje zijn ledikant uit klauteren, op blote voeten naar het balkon lopen om te kunnen kijken naar de auto. En laat ons dan weer zijn spartelende, kreunende moeder zien, haar voice-over horen die vertelt hoe ze net binnen de knopen kan manoeuvreren opdat haar clitoris over de boeken schuurt. De camera verdwijnt zo’n beetje in haar pulserende vagina als elders in de stad haar kind een gewisse dood tegemoet lijkt te gaan. Maar misschien overdrijf ik de synchroniteit van het een en ander. Ik ervoer het in ieder geval als oorzaak en gevolg toen ik mezelf steeds kleiner voelde worden in de bioscoopstoel. Het vrouwelijk geslachtsdeel is het alles opslokkende monster in Nymphomaniac, in zijn zucht naar vervulling kent het geen pardon. En wat dan nog het allerergst is: er is geen verlossing. Een pik kun je afhakken, zoals Michel Houellebecq noteerde in zijn debuutroman De wereld als markt en strijd, maar wat te doen met de gapende leegte van de vagina? Joe’s clitoris raakt overbelast, begint te bloeden, haar hele tussenbeense wordt rauw en gevoelloos. ‘Vul mijn gaatjes’, is de terugkerende wanhoopskreet van Joe, ‘vul ze allemaal.’ Waarschijnlijk moet je een man zijn om de vrouwelijke seksualiteit zo agressief en dominant voor te stellen. Een man zal die seksualiteit misschien meer als agressor kunnen ervaren dan een vrouw dat zal doen. Maar ook: een vrouw zal misschien meer last hebben van een interne censor, beducht op één lijn gesteld te worden met haar personage’s onderwereld. Seksueel voortvarende of grensoverschrijdende personages in het werk van vrouwen bestaan natuurlijk wel, maar die zijn dan adolescent en experimenterende, of ze zijn beschadigd en op zoek naar straf. Deel I van Nymphomaniac, waarin de nadruk ligt op de adolescente Joe die dankzij een vroegrijpe vriendin ontdekt welke macht ze kan uitoefenen op mannen, is dan ook ronduit saai. Gedurende de vertoning van de film werd er hartstochtelijk gesnurkt in de zaal. Het narcistische meisje dat zich even meedogenloos als verveeld laat penetreren, het is bekende materie, zij het lelijker dan ooit in beeld gebracht. In deel II staat er veel meer op het spel, krijgt Joe’s handelen tragiek en
diepte, en verrast Von Trier continu de kijker die denkt het ergste nu wel gehad te moeten hebben. Toch heeft ook Joe’s niet-aflatende snakken naar neukmarathons niet zo veel met de zucht naar genot te maken. Het ziet er in ieder geval niet lekker uit. En ook niet met de behoefte gestraft te worden. Dat ze zich laat afranselen is een uiterste poging weer iets te kunnen voelen in haar gevoelloos geworden vagina. Waar is het haar dan om te doen? Het is de moeilijk te beantwoorden vraag die deze film opwerpt. Vergeleken met Nymphomaniac is Steve McQueens film over de seksverslaafde Brandon, Shame, een naturalistisch drama. De enige manier waarop Brandon, vrouwen magneet Michael Fassbender op z’n allergekweldst, iets kan voelen is via anonieme seks. De suggestie is dat een gewelddadige jeugd hem voorgoed immuun heeft gemaakt voor relaties en intimiteit. De suggestie is ook dat een schokkende ervaring een louterend effect op hem zal hebben. Nymphomaniac biedt verklaring noch loutering, al hoewel ik nu ik dat opschrijf over het laatste begin te twijfelen. Juist het feit dat Von Trier de nymfomanie laat voor wat ze is, zonder duiding, is deel van de aantrekkingskracht van de film. Wild Bunch
‘Hai, ik ben Joe en ik ben nymfomaan.’ ‘Nee’, zegt de therapeute. ‘Je bent seks verslaafd. Wij zijn hier allemaal gelijk.’ Het kleine kringetje vrouwen in de enorme loodsachtige ruimte zwijgt afwachtend. Joe herstelt zich, met tegenzin. ‘Hai, ik ben Joe en ik ben seksverslaafd.’ ‘Hallo Joe’, klinkt het eenstemmig. We bevinden ons in het tweede deel van Nymphomaniac, Lars von Triers afdaling in de krochten van de k… eh van het vrouwelijk geslachtsdeel. Joe’s huwelijk gaat aan haar onstilbare lust ten onder. ‘Ik heb een tijger in huis’, zegt haar man Jerôme. ‘Die ik niet in m’n eentje kan voeden.’ In bedekte bewoordingen geeft hij haar toestemming bevrediging buiten huis te zoeken. De eerste uitstapjes van Joe zijn lachwekkend. Verkleed als pianolerares doet ze alsof ze autopech heeft. Willoos laten de mannen zich naar de
Aan de nymfomaan is geen therapie besteed, al probeert ze het wel even. De groepsleidster adviseert haar alles wat haar aan seks doet denken uit haar omgeving te verwijderen. Joe stript haar appartement volkomen, en alles wat een uiteinde heeft, van tafelpoot tot deurklink en kraan, wordt net zo lang met papier en plakband ingewikkeld tot het blinde entiteiten zijn. Haarborstel, wc-plopper, tubes, flessen, het verdwijnt allemaal in de vuilnisbak. De spiegel wordt wit geverfd, de ramen plakt ze af met kranten. Daar ligt ze op een afgehaald bed in een kale witte geblindeerde ruimte, als een mummie in een dikke jas met grote wanten aan haar handen, te staren naar het plafond. Zelden kreeg een kloppende vagina schrijnender gestalte. Terug in de kring. ‘Hai, ik ben Joe en ik ben seksverslaafd. Ik sta al vijf weken en drie dagen droog.’
Als een jongen of een man zich zo seksbelust had getoond, dan hadden we dat een veroveringstocht genoemd De groepsleidster: ‘Hoe heb je dat gedaan Joe? Ik zie dat je aantekeningen bij je hebt.’ Op het moment dat Joe wil gaan vertellen over de vorderingen die ze heeft gemaakt, ziet ze haar jongere alter ego naar haar kijken. Ze aarzelt. Wil weer beginnen, vangt de vorsende blik van het meisje. Al een paar keer eerder in de film hebben we dit meisje gezien. Spelend met haar vriendinnetje in de badkamer, met hun onderlichamen glijdend over de natgemaakte vloer. Op een zonnige dag in de wijde natuur bij een klassenuitje. Ver verwijderd van de anderen ligt ze in het veld, zich uitleverend aan de sensatie van dat moment, de zon, het koren, de blauwe lucht, het zoemen van insecten. Hier beleeft ze haar eerste orgasme, spontaan, een intense existentiële ervaring die voor Joe kennelijk voorgoed verbonden is met de lokroep van haar vagina, de grote gebieder. Ze verscheurt de papieren die ze als huiswerk
heeft volgeschreven, en begint een tirade tegen haar zogenaamde mede-seksverslaafden. Dat in tegenstelling tot wat er beweerd wordt helemaal niemand hier gelijk is aan de ander. En dat niemand is zoals zij. Zij is nymfomaan. En dus, zegt ze tegen de een, ben ik niet zoals jij die geneukt wil worden omdat ik snak naar bevestiging. En dus, zegt ze tegen een ander – niet ontoevallig een tamelijk zwaarlijvig type – ben ik niet zoals jij die zichzelf alleen maar wil volstoppen, is het niet met pikken dan wel met walgelijk voedsel. En ik ben helemaal niet zoals jij, zegt ze tegen de groepsleidster, met je zogenaamde empathie. ‘I love my cunt’, besluit ze. ‘I love my filthy lust.’ Haar evenknie moet ze dan nog tegenkomen. Het is uiteindelijk een andere cunt, een jongere, natuurlijk, die Joe’s vernederende slothoofdstuk inluidt. Al die pikken die de revue passeren, in alle kleuren en maten, ze zijn intimiderend en meelijwekkend, zo simpel eigenlijk in hun opzichtige bedoelingen. Zo overzichtelijk in hun reikwijdte. Spielerei vergeleken bij wat een vagina kan uitrichten, die bodemloze vochtige put, met haar verborgen zuigkracht. Nog nooit kwam een kut, excuus, zo nabij. Von Trier zou Von Trier niet zijn als hij niet zelf voortdurend Joe’s gedrag zou toelichten bij monde van degene aan wie ze haar verhaal doet.
Deze priesterlijke figuur die zich zo’n toegewijde luisteraar betoont, en zelf nog maagd zegt te zijn, becommentarieert haar helletocht met verwijzingen naar de hengelsport, naar Bachs orgelwerken, de bijbel, de Griekse mythologie, Freuds theorieën over de polymorfe seksualiteit van het kind. Zelfs vertaalt hij haar geschiedenis uiteindelijk helemaal als een onderdrukkingsverhaal. Als ze een man was geweest, zo verklaart hij als ze hem het laatste hoofdstuk heeft verteld, was er heel anders naar gekeken. Nu rust er schande op haar, omdat ze het moederschap heeft opgeofferd aan haar lusten. In snelle flitsen gaan we weer door Joe’s hele geschiedenis heen, terwijl de man ons met zijn rustige commentaarstem dwingt tot een feministisch perspectief. Als een jongen of een man zich zo seksbelust had getoond, zo frank en vrij erop los had geneukt, dan hadden we dat een veroveringstocht genoemd. Alleen meisjes en vrouwen krijgen het predikaat op zich geplakt zedeloos te zijn, of bandeloos. Inderdaad, Joe kan na deze stichtelijke woorden eindelijk het licht uitdoen en genieten van een welverdiende nachtrust. Ik zeg hoop ik niet te veel als ik zeg dat het állerergste dan nog blijkt te moeten komen. En ook niet als ik zeg dat Lars von Trier een zeldzaam genie is, onverbiddelijk, compromisloos, visionair. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 43
Essay Kwaadaardige seks in Nymphomaniac
Acht stoten
In onze wereld vol pornografie en vluchtige contacten heeft seks haar rituele context verloren. Als een junk raakt nimf Joe uit Lars von Triers Nymphomaniac het contact met anderen kwijt. Haar zelfzuchtige seksualiteit is demonisch en destructief. door Ad Verbrugge Er is de afgelopen weken veel te doen geweest over Nymphomaniac, de laatste film van Lars von Trier, het enfant terrible van de hedendaagse cinema. Mede dankzij de prikkelende thematiek kreeg de film al ruim voor de première veel aandacht. Vrijwel meteen ook werd de vraag opgeworpen wat nu eigenlijk de bedoeling was van deze ‘pornografische film’ en welke boodschap over seksualiteit erin werd verkondigd. Er werden zeer diverse opvattingen geventileerd: sommige recensenten meenden dat de film een pleidooi was voor de vrije ontplooiing van de vrouwelijke seksualiteit. Von Trier zou in Nymphomaniac laten zien dat dit ‘maatschappelijk nog steeds niet aanvaard is’ – een observatie in de trant van Sunny Bergmans documentaire Sletvrees. Anderen waren de mening toegedaan dat de film ‘erg pessimistisch was’ en uiting gaf aan een diepe angst met betrekking tot de ontketende vrouwelijke seksualiteit. Natuurlijk werden allerlei vragen opgeworpen waaruit vooral de behoefte sprak te willen ‘oordelen’. Voor de duidelijkheid: het gaat mij niet om een oordeel over de film. Een oordeel wijst altijd terug naar de beoordelaar zelf. Wie niet bereid is naar zichzelf te kijken leert weinig van een ander. In elk boek dat iemand leest, in elk kunstwerk dat hij aanschouwt, 44 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
spiegelt hij ongemerkt ook zichzelf. Dat geldt bij uitstek voor thema’s die iemand aan het hart gaan en de sfeer van intimiteit betreffen, zoals liefde, seksualiteit en moraal, kortom de thema’s van Nymphomaniac. De noodzaak van het kunstwerk houdt ten diepste verband met de tijd waarin het ontstaat. Datzelfde geldt voor filosofie. Kunst en filosofie kunnen meer of minder diepgaand beantwoorden aan de tijdgeest. De filmkunst brengt een thema in beeld, de filosofie tracht het begrijpelijk te verwoorden. Ik ben daarom niet zozeer op de film als zodanig gericht, maar op de zaak die in beeld wordt gebracht. Daarom gaat het me ook niet om ‘filmkritiek’, maar om een bespiegeling van het thema dat in film aan de orde wordt gesteld. Geen recensie dus, maar een reflectie. Daarbij is mijn laatste boek, Staat van verwarring: Het offer van liefde, richtinggevend. De afgelopen tijd zijn er verscheidene films en boeken verschenen waarin het thema van seksualiteit in de context van onze postmoderne virtuele consumptiecultuur een belangrijke rol speelt. Dat is het geval in films als Shame en Disconnect en in de wereldwijde bestseller Vijftig tinten grijs. Nymphomaniac lijkt de oerkracht van menselijke seksualiteit op een veel verontrustender manier in beeld te brengen. Von Trier laat
credit
zien hoe seksualiteit in het menselijk leven kan ontaarden en uitgesproken kwaadaardig wordt. Nymphomaniac opent met het zwart grommende beeld waarmee zijn vorige film Melancholia geëindigd is – de nacht waarin de wereld ten onder is gegaan na het onverwachte inslaan van de planeet Melancholia. Langzaam komen we bij de plaats des onheils. Ergens in een koude en natte steeg ligt de toegetakelde en bebloede Charlotte Gainsbourg als Joe bewegingloos op straat. Daar wordt zij een paar minuten later gevonden door de oude en geleerde Seligman, gespeeld door Stellan Skarsgard. Die wil hulp voor haar halen, maar dat weigert Joe resoluut; er mag niemand bij gehaald worden. Ze gaat met Seligman mee naar huis, die haar die nacht onderdak verschaft en verzorgt, vooral ook door naar haar verhaal te luisteren ‘hoe het zo ver gekomen is’. Daarmee is meteen duidelijk dat Von Trier in zijn film toewerkt naar een begrip van de nare eindtoestand waarmee de film begint. De weg daar naartoe blijkt een lang verhaal dat begint in Joe’s vroege kindertijd en bij elkaar zo’n vijf uur zal duren. Wat de uitkomst ervan is staat voor Joe zelf vast: I’m a bad person… en het feit dat ze zo is toegetakeld heeft ze zelf verdiend. Tegenover dergelijke morele en (quasi-)religieuze zelfveroordelingen van Joe staan telkens weer de begripvolle opmerkingen van de onverstoorbaar en steeds maar weer positief ingestelde geesteswetenschapper Seligman. Hoe gruwelijk en pijnlijk Joe’s verhalen ook worden, hij lijkt door niets van zijn stuk te kunnen worden gebracht en luistert er vol interesse naar en becommentarieert ze alsof ze hem in de kern onberoerd laten. Door zijn enorme kennis heeft Seligman allerlei associaties bij haar verhalen waarmee hij de ernst van haar daden relativeert. Vaak vindt hij ze een teken van Joe’s vrije geest die zich niets van de burgerlijke moraal aantrekt. Joe en Seligman belichamen ieder op hun eigen manier twee polen in het moderne bestaan die Von Trier al vaker tegenover elkaar heeft gezet: het donkere intuïtieve leven versus de heldere gedistantieerde rationaliteit – dag en nacht zogezegd. Daarbij lijkt het wel alsof Joe een biecht aflegt bij Seligman. Als de geduldig luisterende geesteswetenschapper is hij een soort priester zonder God. Hij staat voor de alwetende wetenschap die het leven heeft onttoverd, de oude religie en moraal heeft ontmaskerd en nu de mensen geruststelt door het moderne bestaan te ‘sanctioneren’. Hij is iemand die Joe van haar zonden verlost door te zeggen dat het geen zonden zijn. Dat zal een iets te lichtvaardige positie blijken te zijn, en ja haast een soort bezwering ook die geen recht doet aan de krachten die zich roeren. *** De drie films Antichrist, Melancholia en Nymphomaniac horen volgens Von Trier bij elkaar. Wat is hun samenhang? Ze getuigen in ieder geval van het onvermogen van de moderne wetenschap en techniek om greep te krijgen op dit duistere woelende leven. Onwillekeurig kwamen bij mij de eerste zinnen op uit het Mitternachtslied van Nietzsche’s Zarathustra. Oh Mensch! Gib acht! Was spricht die tiefe Mitternacht. Ich schlief, ich schlief Aus tiefem Traum bin ich erwacht Die Welt is tief Und tiefer als der Tag gedacht. Ook Seligman zal erachter komen dat de wereld dieper is dan hij dacht. Hij wijst er aan het begin van de film op dat nimf de naam is voor een onvolgroeid vliegje van een bepaalde soort. En in de vissersport blijkt een
nimf een nagemaakt vliegje te zijn dat als lokaas dient bij het vangen van bijvoorbeeld forel. Dit bonte kunstmatige lokvliegje staat ook op de eerste theatrale releaseposter van de film – Forget about love zegt de ondertitel. Het motief van onvolgroeid zijn lijkt een belangrijke aanwijzing te zijn voor de aard van de problematiek waarmee we te maken hebben. Het sluit ook aan bij de oorspronkelijke betekenis van het Griekse woord nymphos, dat staat voor jonge (huwbare) vrouw of bruid. Het huwelijk is voor de Grieken behalve een seksuele rite de passage ook een overgang naar het volwassen leven. In een van de eerste scènes zien we hoe Joe in haar kindertijd haar eerste seksuele prikkelingen ondergaat en die vervolgens zelf obsessief gaat zoeken, alleen en samen met een vriendinnetje. Later in de film blijkt zelfs dat ze als zevenjarig meisje, liggend op het gras, een spontaan orgasme heeft gehad. Daarbij steeg ze naar eigen zeggen op in de lucht en had ze een soort visioen. Seligman herkent de beelden van dit visioen: links en rechts van haar staan de hoer van Babylon en Valeria Messalina, de derde vrouw van keizer Claudius die bekendstond om haar seksuele uitspattingen (die overigens ook haar einde zouden worden). Hierna raakt Joe in de ban van dit hemelse orgasme: het eerste stadium van haar ontaarding. Haar seksuele ontdekkingstocht komt al vroeg in de film in een beslissend stadium, wanneer ze er als vijftienjarig meisje (indrukwekkend gespeeld door Stacy Martin) naar verlangt om ontmaagd te worden. Daarvoor kiest ze Jêrome, een jongen in de buurt. Die is wel bereid dit klusje te klaren en doet dat in acht stoten – drie van voor en vijf van achter – ogenschijnlijk ongeïnteresseerd en liefdeloos. Onwillekeurig dringen zich de associaties met garageboxseks en breezersletjes aan je op. Die acht stoten De bepalen ook de indeling van haar verhaal in sletten-gang acht hoofdstukken; waarmee tevens de fundamentele betekenis ervan is aangegeven. heeft als De ontmaagding van de Griekse nimf was regel dat het een rituele aangelegenheid; hier valt vooral verboden is de afwezigheid en vormeloosheid van de sekmeer dan één sualiteit op – forget about love. Dit is precies de weg die we nu gaan volgen. De seksualiteit keer seks te wordt niet volwaardig geërotiseerd en krijgt hebben met een pornokarakter. Hiermee zet Von Trier de dezelfde man postmoderne seksualiteit in een nieuw licht. Vanaf deze ontluisterende ontmaagding gooit Joe het over een heel andere boeg. Wat volgt is een soort female power-revanche. Liefde maakt plaats voor macht. Ze vergrijpt zich op een schaal en manier aan mannen die Jêrome’s onverschillige consumptie van haar maagdelijkheid doen verbleken. Een wedstrijdje wie de meeste seks met mannen heeft gedurende een treinreis; de winnaar krijgt een zak snoep. Met een groep vriendinnen vormt ze een soort slettengang. Liefde is in de kern bedrog, seks met jaloezie erbij, aldus Joe. De sletten-gang heeft dan ook als regel dat het verboden is meer dan één keer seks te hebben met dezelfde man. Iedere vorm van verbondenheid wordt afgeweerd, seksualiteit moet consumptief worden uitgeleefd, de ander wordt gebruikt en dient primair het eigen genot. Joe doet geen serieuze poging een liefdesband aan te gaan met een man – en eigenlijk verbindt ze zich met vrijwel niets of niemand. De rituele losmaking van de vader waartoe het huwelijk en de seksuele initiatie mede dienen ontbreekt bij Joe. Zo blijft ze in de kern papa’s meisje. Ze heeft vele minnaars tegelijk en ze bedriegt hen allemaal even gemakkelijk – alleen de planning is soms wat lastig. Haar seksualiteit is veeleer regressief dan progressief. Daarin schuilt haar ‘slechtheid’. De verzameling bladeren van haar vader is een metafoor. Ze lijkt zelf wel een blad zonder boom, ze jaagt op mannen en laat zich door hen verwennen, maar tegelijkertijd is ze op 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 45
Als je vindt dat geen enkel dogma ons van onze vrijheid mag beroven... ... en je dus vindt dat geen enkele ideologie ons de wet mag voorschrijven, dan ga je nu naar humanisme.nu en steun je het Humanistisch Verbond.
HVad202_131.indd 1
13-11-13 09:25
een rare manier afwezig, ze heeft een blik in haar ogen alsof ze er niet helemaal bij is. Hier krijgt de nymfomanie een nieuwe betekenis. Joe is een nimf die vastzit in haar manie – de onvolwassen vlieg die anderen verlokt toe te happen, maar niet om die anderen geeft. Haar seksualiteit neemt geen volwassen vorm aan en resulteert niet in een binding met een ander, maar draait louter om zichzelf. Het welzijn van de ander doet er niet toe. *** Een van de hoogtepunten van de eerste film is haar verwijt aan een minnaar dat hij bij zijn vrouw blijft en niet echt voor haar kiest. Wanneer hij daarop wel voor haar kiest en op het punt staat bij haar in te trekken komen prompt diens vrouw (geweldig gespeeld door Uma Thurman) en kinderen langs in Joe’s appartement. Terwijl het gezin uiteengescheurd wordt en dit drama zich voor haar ogen ontvouwt, doet Joe niets. Als een meisje van tien kijkt ze naar de situatie – alsof ze er zelf geen deel van uitmaakt en er geen verantwoordelijkheid voor draagt. Dan staat een van haar andere minnaars voor de deur. Toch zal Joe uiteindelijk proberen een eigen bestaan op te bouwen, nota bene met Jêrome die haar eens zo bruut ontmaagd heeft. Steeds opnieuw duikt hij op in haar verhaal. Seligman kan niet geloven dat het hier alleen maar om toeval gaat, maar wordt door haar het zwijgen opgelegd. Joe wil haar levensverhaal op haar manier vertellen en haar liefde en pijn hebben daar geen plaats in. De verbintenis met Jêrome zal geen succes worden. Weliswaar krijgen ze samen een kind, maar de transformatie tot vader en moeder lukt bij geen van beiden. Joe blijft nimf en kan niet ‘ouder worden’. Dacht ze aanvankelijk nog dat liefde dan misschien toch het geheime ingrediënt van seks is, die hoop moet ze al snel weer laten varen. ‘Ik voel niets’, schreeuwt ze op een goed moment uit wanneer ze met Jêrome ligt te vrijen. Jêrome stelt haar daarop voor dat ze seks heeft met andere mannen zodat zíj toch gelukkig wordt. Maar de kwantitatieve verruiming van haar seksuele contacten – meer mannen, hardere seks – bevredigt haar niet meer; ook haar orgasme laat haar in de steek. Ze moet op zoek naar iets anders. Zo belandt ze uiteindelijk bij de sadist K die een praktijk heeft waarin hij op een klinische manier vrouwen als Joe afranselt. Haar eigen spel is uitgespeeld, ze danst wederom naar het pijpen van een man die haar pijn doet. Ze is terug bij af – sterker nog, ze wil het nu ook. Een volgend stadium. Het verlangen naar dit genot van zelfverlies in vernedering en pijn sluit haar verder in zichzelf op en sluit haar af van de wereld om haar heen. Deze afgeslotenheid is het demonische karakter van haar nymfomanie. Net als de junk wordt ze in haar eigen belevingswereld gezogen en verliest ze het contact met de wereld om haar heen. Ze kan niet echt voor een ander zorgen. Om de afranselingen te ondergaan zal ze haar zoontje ’s nachts urenlang alleen laten, wat hem op zeker moment bijna het leven kost – een verwijzing naar Antichrist. En zo laat Joe uiteindelijk haar kind achter bij Jêrome, die evenmin in staat zal blijken voor zijn kind te zorgen. Verscheurde gevoelens steken de kop op en de drang tot vergetelheid neemt toe. Haar vlucht in masochistische seks draagt inmiddels grote ambivalenties in zich. Want schuld vraagt om boete en die zoekt ze in de vorm van een pijnroes die ook tot vergetelheid moet leiden – maar die haar nu juist ook schuldig heeft gemaakt. Dit is de pijnlijke weg naar beneden waarin de nimf al lang haar onschuld heeft verloren en zij zichzelf ‘slecht’ begint te voelen. Ze kan alleen nog maar opgewonden raken en haar psychische pijn vergeten door extreme prikkels en vormen van fysieke pijn door K, waarbij ze genegeerd wordt als een autonoom individu. Het pad van haar masochistische seksualiteit wordt steeds grimmiger en zal tot blijvende fysieke schade leiden. In deze malaise laat Von Trier Joe een opmerkelijke transformatie ondergaan, doordat ze plots een baan krijgt aangeboden als een ‘inner van schulden’ in het criminele circuit. Hier mag ze al haar kennis van de man en zijn seksuele verlangens inzetten om mensen met schulden zo te manipuleren dat ze hun schulden betalen. De frustratie over haar eigen seksuele toestand slaat nu om in een positie waarin ze zelf weer macht naar zich toetrekt, waarbij ze sadistisch en manipulatief te werk kan gaan. Enkele jaren later sluit Joe een soort vriendschap met de jonge vrouw P die ze wil opleiden als haar toekomstige opvolger. Dat wordt tevens een
blik in de spiegel, een spiegel van haar eigen kinderlijkheid. Ze volgt een uitgekiende strategie om P aan zich te binden. Ondanks haar ontkenning van liefde – die in dit milieu begrijpelijk lijkt – begint ze toch een zekere liefde voor P op te vatten. Een substituut voor haar eigen kind wellicht, een lesbische relatie? Het is ook voor haarzelf niet meer helemaal duidelijk wat ze voelt. Wanneer ze op een dag samen voor de deur blijken te staan van Jêrome besluit Joe deze klus aan P alleen over te laten. Daar zal ze grote spijt van krijgen, want Jêrome en P beginnen een verhouding met elkaar. Joe kan dit uiteindelijk niet verdragen en besluit Jêrome te vermoorden. Ze wordt in elkaar getrapt door Jêrome die vervolgens seks heeft met P en haar eveneens in acht stoten neemt. Alles is kapot gemaakt. De cirkel is rond, maar het kwaad is gegroeid. In die toestand vindt Seligman haar aan het begin van de film. *** Hier doemt het beeld van de hoer van Babylon op, moeder van alle ontuchtigen en alle gruwelijkheden ter wereld, zoals Openbaringen haar wel karakteriseert. De hoer van Babylon is de bijbelse aanduiding voor een stad die heult met de Antichrist. Van oudsher werd Rome gezien als deze stad: daarnaar verwijst ook het beeld van Valeria Messalina in Joe’s visioen. Ook bij Romeinse keizers en tirannen als Nero en Caligula zien we deze opmerkelijke combinatie van seksuele losbandigheid, kinderlijkheid, machtswellust én wreedheid. Het deprimerende vormverlies dat zich voor Von Trier in onze tijd openbaart (Melancholia) is voor hem niet de manifestatie van nihilisme, maar van de Antichrist – gewelddadigheid jegens liefde. Natuurlijk wordt deze thematiek door Von Trier vergroot en soms zelfs clichématig en karikaturaal neergezet. Alleen zo kan hij een tendens zichtbaar maken van onze sexy cultuur van ‘eeuwige jongens en meisjes’ – van satirs en nimfen. In onze wereld vol van pornografie en vluchtige seksuele contacten – al dan niet virtueel – heeft seks haar rituele context verloren. Daardoor verliest ze ook haar Ze kan alleen transformatieve betekenis en is ze in toenenog maar mende mate uitgeleverd aan het vormeloze. De nimf Joe is ergens altijd een puberopgewonden meisje gebleven, voortgedreven door een sekraken en haar suele drift die in de kern zelfzuchtig is en ertoe psychische leidt dat ze afgesloten raakt en kwaadaardig wordt. Seksueel gesproken groeit ze eigenlijk pijn vergeten niet op en juist daardoor wordt haar seksuadoor extreme liteit een gedeïndividualiseerde destructieve prikkels en macht die haar als lokaas ‘gebruikt’ en haar vormen van bijna vernietigt. Wanneer Joe haar levensverhaal heeft fysieke pijn opgebiecht aan Seligman lijkt er een verandering in haar te zijn opgetreden. Alsof de open communicatie een einde maakt aan haar demonische afgeslotenheid en zij wakker wordt; ze is vastbesloten het roer om te gooien en haar bestaan weer in eigen hand te krijgen. Daarmee lijkt de film hoopgevend te eindigen, maar niet voordat de rollen worden omgedraaid. Wanneer Seligman na hun gesprek de kamer verlaat en zij in slaap valt, komt hij even later terug, omdat hij zich nu plots aan haar wil vergrijpen. Zijn ascetische wetenschappelijkheid en seksloze houding blijken in de kern evenzeer een leugen te zijn. Zowel Joe’s nymfomanie als Seligmans ascese is een vorm van een onvermogen om te gaan met seksualiteit. ‘Wat maakt het nou uit, je bent al met duizenden mannen naar bed geweest!’ bijt hij haar toe als ze wakker wordt en zich tegen zijn verkrachtings poging verzet. Ze zal hem snel uit de droom helpen. ‘Hey Joe, what are you doing with that gun in your hand?’ zingt Charlotte Gainsbourg slepend en dromerig aan het eind van de film. Ad Verbrugge is als filosoof verbonden aan de Vrije Universiteit en auteur van Staat van verwarring: Het offer van liefde dat afgelopen zomer uitkwam (uitgeverij Boom, 264 blz., € 23,50) 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 47
Her en de evolutie van emoties
Het Internationaal Film Festival Rotterdam opent met Her, Spike Jonze’s liefdesverhaal over een man en zijn computer. Hoe echt is liefde als het liefdesobject geen lichaam heeft? door Nina Polak
In een nogal alarmerend artikel ging The Observer onlangs in op de vraag waarom de Japanse jeugd geen seks meer heeft. Niet alleen lijkt een aanzienlijk deel van de Japanse bevolking onder de veertig de interesse verloren in traditionele relaties, veel van hen keren zich af van intimiteit in het algemeen. Een Japanse relatieadviseur vertelde de krant over cliënten die alleen nog opgewonden raakten van vrouwelijke robots in games. De Japans-Amerikaanse auteur Roland Kelts voorspelde in hetzelfde artikel zelfs dat de toekomst van Japanse relaties grotendeels technologisch gedreven zal zijn. Dat een demografische crisis dreigt – in 2012 werden er minder Japanse baby’s geboren dan ooit – wakkert weinig plichtsbesef aan bij de jongeren. ‘Ik vind sommige vrouwen wel aantrekkelijk’, zegt een ondervraagde twintiger, ‘maar heb geleerd te leven zonder seks. Emotionele beslommeringen zijn te ingewikkeld.’ Mendokusai, oftewel: boeiûh. Het is veelzeggend dat de futuristische stad waar Spike Jonze’s sciencefiction-romance Her zich afspeelt op allerlei manieren Aziatisch aandoet. Jonze schoot zijn nieuwste film zowel in Los Angeles als in Shanghai; het levert een ongedateerd, fictief L.A. op dat in haar schone, kalme ordelijkheid, haar geruisloze efficiëntie, meer associaties oproept met een stad als Tokio. In een van de elegante wolkenkrabbers van die stad zit in het roze licht van de getinte ramen de hoofdpersoon Theodore Twombly (Joaquin Phoenix) voor zijn computerscherm. Het eerste shot toont zijn besnorde, bebrilde gezicht – charmant nerdy blijft blijkbaar nog even in de mode – terwijl hij met broze stem een verzameling liefkozende zinnen dicteert. Theodore blijkt werkzaam bij BeautifulHandwrittenLetters.com; hij schrijft en print ‘handgeschreven’ liefdesbrieven voor betalende klanten en hij is er goed in ook. Meteen is duidelijk dat het Jonze draait om authenticiteit en artificialiteit. De brieven die Theodore maakt zijn niet van echt te onderscheiden; hij lijkt er bovendien zijn hart en ziel in te leggen, heeft talent voor het doorvoelen 48 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
van andermans relaties. Toch zullen de meeste kijkers het een absurd en cynisch idee vinden: iemand anders je liefdesbrieven laten schrijven. Het strookt niet met de aanname dat liefde alleen geloofwaardig is wanneer ze uniek is en persoonsgebonden. Ook Theodore zelf – zijn wild romantische brieven zijn het bewijs – heeft hoge verwachtingen van de liefde. Zijn vrijgezelle leven wordt beheerst door teleurstelling over zijn kapotgelopen huwelijk met jeugdliefde Catherine (Rooney Mara). In zijn te langzame tred, zijn hangende hoofd, is de somberte te lezen van de eenzame grootstedeling – op de loopbruggen van zijn stad wemelt het trouwens van eenlingen, de meesten gepreoccupeerd met hun telefoon. Theodore vult zijn vrije tijd op zijn bank, omsloten door de projectie van een game waarin hij door zijn handen te bewegen een avatar langs hindernissen loodst. ’s Avonds ligt hij in bed en laat zijn in-ear computer met spraak commando’s gezelschap voor hem zoeken. Kille telefoonseks met een vrouw die kickt op wurgen en dode katten. Voorspelbaar mistroostig alle-
Het ogenschijnlijk lichte Her biedt eigenlijk een zwartere visie dan Von Triers duistererotische Nymphomaniac
maal, maar Phoenix houdt de aandacht vast met zijn typische getourmenteerde blik. Dat geldt ook voor de indrukwekkend gecreëerde omgeving, die precies het juiste midden houdt tussen herkenbaar en vreemd. De toekomst is niet heel ver weg in Her. Aan zijn eenzaamheid komt een einde als Theodore in een van de brandschone metro stations wordt gegrepen door een video reclame die het eerste kunstmatig intelligente besturingssysteem aanprijst. Een intuïtieve entiteit, belooft de zijïge reclametekst, die naar je luistert, je begrijpt en je kent: ‘It’s not just an
operating system, it’s a conciousness.’ Dezelfde avond nog installeert Theodore deze OS.1, en niet veel later klinkt uit zijn computer de onweerstaanbaar hese giechelstem van zijn persoonlijke OS, Samantha (Scarlett Johansson). Het is aanvankelijk wonderlijk om een personage alleen als stem te ervaren, maar verontrustend snel went het dat Samantha geen lichaam heeft. Theodore heeft er in elk geval weinig moeite mee: hij keuvelt met haar alsof ze naast hem staat, maakt haar aan het lachen en zij hem, ze voeren diepe gesprekken en al snel doet Samantha meer dan alleen zijn e-mail ordenen en zijn brieven corrigeren. Veel meer. Voor een deel volgt de film het geplaveide pad van de romantische komedie; T en S struinen over de kermis, brengen hun zondag door op het strand, hij met opgerolde mouwen, zij in zijn borstzakje, schunnige grappen makend. De eerste, onvermijdelijke barsten in hun sprookje doen zich voor wanneer Theodore zijn ex ontmoet om eindelijk de scheidingspapieren in orde te maken. Want hoewel de rest van zijn omgeving opvallend coulant reageert op zijn onconventionele relatie stelt Catherine, met onverhuld dedain, de vraag die ook bij de kijker moet spelen: you’re dating your computer!? Ze kan haar wenkbrauwen niet hoger optrekken. Wie een sucker is voor de stem van Scarlett Johansson kan zich van alles voorstellen bij Theodore’s gevoel – dat zegt wellicht ook iets over het belang van een stem bij verliefdheid – maar Catherine heeft een punt. Wat vertelt het ons over Theodore dat hij valt voor een lichaamsloze personal assistant met een op zijn behoeften toegespitst karakter? Is hij, zoals Catherine boos beweert, bang voor alles wat op echte intimiteit begint te lijken? Is hij niet opgewassen tegen de realiteit van een ander? Deze vragen raken aan de moraal van Jonze’s verhaal, die er op het eerste gezicht dik bovenop ligt. New Yorker-criticus Richard Brody, die Her sentimenteel, moralistisch en voorspelbaar noemde, verwoordt het als volgt: ‘Er bestaat een toepasselijker titel van drie letters voor Spike Jonze’s nieuwe film: Dûh, tienertaal voor:
paradiso Filmed Entertainment
De horror van virtuele verliefdheid
Theodore’s (Joaquin Phoenix) verliefdheid verschilt in Her angstaanjagend weinig van ‘echte’ verliefdheid
wordt niet verliefd op je mobiel.’ Inderdaad, op een bepaald niveau suggereert Her een waarschuwing voor Japanse doemscenario’s: een intimiteitscrisis, het einde van het traditionele gezin, algehele isolatie, beware! Maar er is meer aan de hand. Interessanter dan Brody’s bezwaar is Christine Smallwoods observatie (in dezelfde publicatie) dat Her een opvallende plaats inneemt in het oeuvre van Jonze. Waar zijn vorige films Being John Malkovich (1999), Adaptation (2002) en zelfs Where the Wild Things Are (2009) allemaal uitgingen van een verlangen om de ander te zijn, om in zijn hoofd te kunnen kijken, zoekt Theodore volgens Smallwood juist naar veiligheid in zichzelf en keert naar binnen. Door ook verliefd te worden op Theodore maakt Samantha dat hij verliefd wordt op zijn eigen leven. Zowel Brody als Smallwood gaat echter voorbij aan de horror dat Theodore’s virtuele verliefdheid, juist wat betreft die projectie, eigen-
lijk angstaanjagend weinig verschilt van ‘echte’ verliefdheid. Jonze benadrukt dat, door de relatie precies langs de gebruikelijke lijnen te laten verlopen – roze bril, teleurstelling, compromis. In een Vice-documentaire over de film reageren geïnterviewde jonge creatievelingen ook op die universaliteit van Theodore en Samantha’s verhaal. Allemaal weten ze gelijksoortige liefdes ervaringen op te rakelen. In plaats van in te gaan op de onechtheid richten ze zich juist op de waarachtigheid ervan. De regisseur maakt het zijn jonge kijkers dan ook wel heel makkelijk om mee te gaan in de esthetiek van deze toekomstige samenleving. Waar Steven Spielberg zijn film over kunst matige intelligentie, A.I. (2001), zich nog liet afspelen in een door naargeestig neon overwoekerde megametropool is de toekomst van Jonze verraderlijk aangenaam pastelkleurig, zacht verlicht, schijnbaar ecologisch verantwoord en steengoed ontworpen.
Halverwege, op de pieken van hun liefde – het moet haast wel opzet zijn – zien en horen we Theodore en zijn geliefde stem in een zonnige compilatie, met licht melancholische pianomuziek eronder, aan hun kookeiland, op een zeiljacht, een picknickkleed op een klif aan zee, soms omringd door andere lachende mensen. Aanschouw, de schone toekomst, waarin we kunnen lachen, dicht bij elkaar in de zon kunnen staan en kunnen liefhebben zonder rotzooi te maken. Het houdt, plotseling is het duidelijk, het midden tussen een Apple-spotje en een reclame voor uitvaartverzekeringen. Uitvaartverzekeringen, ja. Want als we naadloos vergroeien met onze virtuele creaties, als we verliefd kunnen worden zonder dat er ook maar een feromoon, een zweetdruppel aan te pas komt – iedere romanticus weet dat we dat sowieso al kunnen – en onze liefde dan ook nog kunnen krijgen, werpt dat plotseling een ander licht op de wil tot leven: het enige dat ons volgens Schopenhauer verliefd doet worden, de trouw aan de soort, voortplanting. In tegenstelling tot wat Richard Brody beweert houdt Jonze niet op bij een dergelijke waarschuwing. Hij heeft Samantha zo warm gemaakt, zo onmiskenbaar menselijk, en zo makkelijk om voor te vallen, dat Her tegelijkertijd de validiteit van diezelfde waarschuwing bevraagt. Als computers ons iets kunnen geven wat zo veel lijkt op wat we van de liefde verwachten, hoe erg is het dan eigenlijk als we dat met beide handen aannemen? De film zegt niet moralistisch: brave kinderen, word toch niet verliefd op je telefoon (c.q. gaat heen en vermenigvuldigt u). Her overtuigt je ervan dat je best eens verliefd zou kunnen worden op je telefoon en dat het misschien wel eens meer met werkelijke liefde te maken zou kunnen hebben dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden. Zo bezien, het moge wild klinken, biedt het ogenschijnlijk lichte, geestige Her eigenlijk een zwartere visie dan Lars von Triers duister-erotische beerput Nymphomaniac, die nu ook in de bioscoop te zien is. Von Trier, hij staat erom bekend, smijt het ons in het gezicht: we zullen niet ophouden elkaar te bevuilen, verkrachten en vernederen, en we’re here to stay! De laatste scène van Jonze’s film daarentegen, waarin Theodore – samen met een echt mens van vlees en bloed – de fonkelende skyline van L.A. bekijkt, is meermaals aangezien voor een huilerig let’s come together in sweet harmony. Maar het moment laat zich ook anders lezen: sla nog een keer je arm om me heen terwijl we toekijken hoe prachtig we ons romantische, vernuftige zelf van de aardbodem evolueren. Her opent op 22 januari het Internationaal Film Festival Rotterdam en draait vanaf 27 februari in de bioscopen 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 49
Kroniek van kunst&cultuur
50 De Groene Amsterdammer 23.01.2013
warm, zelfs teder klinken, zoals in de ode aan haar kind, Two Coffins, een van de twee nummers waarin de dood nadrukkelijk een grote rol speelt. Naast de levensvreugde die zijn transformatie heeft opgeleverd, is er op Transgender Dysphoria Blues ook plaats voor rouw. Maar niet om Tom Gabel. LEON VERDONSCHOT Against Me! Transgender Dysphoria Blues
Ender’s Game; Iris van Dongen, schets staatsieportret I. Pastel, gouache en geperst houtskool op papier. Naar aanleiding van een foto van Koos Breukel; Against Me!
Entertainment One Benelux
Punkband Against Me! uit Florida was altijd een POPMUZIEK Against Me! politieke band. ‘Baby, I’m an anarchist’, zong zanger Tom Gabel in 2002. Negen jaar later was hij geen spijtoptant, maar ook geen militant meer: ‘I was a teenage anarchist.’ Want bij Tom Gabel was politiek persoonlijk. En nu, in 2014, is Tom Gabel veranderd in Laura Jane Grace, en geldt: al het persoonlijke is politiek. De afgelopen anderhalf jaar speelde Against Me! tijdens concerten veel nieuwe nummers, waarin Grace’s leven als transgender centraal stond, en die veel beloofden voor het album waarop ze uiteindelijk, na veel vertraging door bandwisselingen en heropnamen, terecht zouden komen. Nog geen half uur blijkt dat album nu te duren, dertig minuten voor tien nummers, en het is een werkelijk verpletterende plaat geworden. Schaamteloos eerlijk, soms op het pijnlijke af, over alle gevoelens die voorafgingen aan Gabels/Grace’s beslissing. Het treffendst is dat twee keer een soortgelijke zin langskomt: als Grace in het openingsnummer bezingt hoe ze een vrouw tussen vrouwen wilde zijn (‘You want them to see you like they see every other girl/ They just see a faggot’), en later, in Drinking with the Jocks, hoe ze krampachtig probeerde een man tussen de (naar lekkere wijven loerende en om mietjes lachende) mannen te spelen: ‘Wishing I was one of them.’ Het album staat vol met zinnen als scheermesjes. En daardoor is al dit particuliere drama en deze persoonlijke overwinning tegelijk zo universeel: er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om je voor te stellen hoe iedere (seksuele) outcast, verschoppeling of onbegrepene zich kan inleven in deze woede (‘I don’t wanna feel that weak and insecure/ As if you were my fucking pimp, as if I was your fucking whore’), frustratie (‘Even if your love was unconditional, it still wouldn’t be enough to save me’) en uiteindelijk zelftrots (True Trans Soul Rebel). Vooral omdat Grace en haar drie bandleden die vormgeven in opzwepende, opwindende, compacte nummers, rauw maar toegankelijk, in de traditie van The Replacements met een vleugje Joan Jett and the Blackhearts. Of, recenter: als het venijnigere zusje van The Gaslight Anthem. Vaak gestelde vraag nadat Tom Gabel in een prachtig interview in Rolling Stone zijn beslissing bekend had gemaakt: verandert zijn stem nu ook? Het antwoord: nee, die gelukkig niet. Dus heeft een van de krachtigste rockzangers nu plaatsgemaakt voor een van de krachtigste rockzangeressen. In de beginjaren van Against Me! wilde Tom Gabel bewuste overschreeuwing nog wel eens inzetten als vocaal stijlmiddel, maar dat is voorbij: Grace heeft een enorm volume en een rafelig randje, maar kan ook liefdevol
Ryan Russell
De transgender blues
Alles wat menselijk is De verfilming van Ender’s FILM Game, een van de ‘heilige Ender’s Game teksten’ in de canon van de moderne sciencefiction, slaagt er slechts ten dele in de herkenbare dilemma’s en ethische kwesties uit het boek, vooral die rond de relatie tussen de mens en oorlog voeren, aan de orde te stellen. De van oorsprong Zuid-Afrikaanse regisseur Gavin Hood, die in 2005 een Oscar voor het misdaaddrama Tsotsi won, zwicht ervoor een ‘romantische’ film te maken. Deze term, bedacht door filmtheoreticus Mark Cousins, verwijst naar een specifiek Amerikaanse stijl waarin emotionele bombast en visuele flair het winnen van psychologische complexiteit en lastige grijze gebieden. In de roman van Orson Scott Card ontwikkelt het personage van Ender Wiggin zich van binnenuit. De lezer is constant ‘in’ het hoofd van Ender, die op zesjarige leeftijd van school wordt gehaald om een harde militaire opleiding te ondergaan. Dit gegeven zet de toon van subversiviteit die het hele verhaal kenmerkt, en die essentieel is in het uitwerken van de morele kwestie: zal Ender, nog zo jong, zijn status als verlosser accepteren? Want al gauw blijkt dat hij een ‘nieuwe Alexander de Grote of een Napoleon’ kan zijn, in de woorden van kolonel Graff. Graff leidt de battle school, een soort militaire academie van het wereldleger IF dat de mensheid moet beschermen tegen alweer de tweede
aanval van een buitenaards ras, de Formics of de buggers, zoals ze veel leuker in Cards boek heten. Graff (Harrison Ford) is tevens een vader figuur; zijn verantwoordelijkheid strekt veel verder dan ‘slechts’ soldaten creëren. Zijn dilemma: het perverteren van onschuld teneinde een oorlog te winnen en zo de mensheid te redden. Omdat Ender (Asa Butterfield) een derde kind en daardoor illegaal is, wordt hij vanaf zijn geboorte gemonitord. Graff en het IF volgen iedere minuut van zijn leven, ook het moment waarop Ender, op school de grond in gepest, een jongen bijna doodslaat in een poging zijn eigen leven tijdens een vechtpartij te redden. Zo’n kind, realiseert Graff zich, moeten we hebben als opperbevelvoerder in de strijd tegen de buggers: iemand die ertoe in staat is strategisch te denken en kil te handelen. In zijn boek maakt Card deze koppeling tussen de observaties van Graff en de psychologie van Ender essentieel. Wat Ender voelt tijdens de vechtpartij: als ik dit kind niet nu vernietig, moet ik morgen nog een strijd voeren, en dat overleef ík misschien wel niet. Het universele thema van evolutie en overleving komt in Hoods filmversie nauwelijks voor, ondanks de belofte van deze elementen in het eerste deel van de film. Enders ervaring op de oorlogsschool in de ruimte is boeiend. Maar de film faalt in het uitbeelden van Enders spel, simulatie-oefeningen in de stijl van computergames. Hoods mooie special effects creëren afstand: de games zien er gelikt uit, maar ze
beslissing die te vergelijken valt met het bombarderen van Hiroshima en Nagasaki – het zien van zoiets levensgroot op een scherm kan in zichzelf een vorm zijn van zelfvernietiging van alles wat menselijk is. GAWIE KEYSER Te zien vanaf 23 januari
’s Konings tronie Nadat koningin Beatrix in 1980 was ingehuldigd liet de dienst voor esthetische vormgeving van de P.T.T. (met puntjes) twee kunstenaars (Peter Struy cken en Marte Röling) en twee grafisch ontwerpers (Jaap Drupsteen en Walter Nikkels) ontwerpen maken voor een nieuwe postzegel. De ontwerpers ontwierpen, de dienst gaf advies; de directie en de staatssecretaris maakten een keuze, die aan de koningin werd voorgelegd. Die koos dan wel accordeerde het ontwerp van Peter Struycken: een portretfoto van Vincent Mentzel gereduceerd tot een veld van puntjes. Beatrix had, naar verluidt, zelf een voorkeur voor Struyckens abstracte, technische, bijna wetenschappelijke kunst. Voor Struycken was het portret een uitzondering. Hij hoefde niet zo nodig. Hij was geïnteresseerd in abstracte structuren, niet in de zichtbare werkelijkheid. Toch zag hij wel wat in de opdracht: ‘Het portret roept het beeld op van koningin Beatrix en daarmee de veelheid van waarden, die bij de bevolking van Nederland leven met betrekking tot persoon en staatshoofd. Het is een betekenisvol beeld. Voor de vormgeving van de zegel en in het bijzonder het portretgedeelte gebruik ik de minst associatieve en op zich minst betekenisvolle middelen die ik ken: afstanden tussen punten.’* Dat was voor een vorstenportret in 1981 buitengewoon radi-
Gert Jan van Rooij, Amsterdam
KUNST Portret WillemAlexander
overschaduwen de mentale problemen waarmee Ender worstelt en die het boek tot een sleutelwerk maken. Auteur Card is daarentegen niet geïnteresseerd in world building. Sterker, nergens beschrijft hij hoe een ruimteschip of een vreemd wezen eruitziet noch schetst hij de games visueel. Wie leest is eerder geneigd iets analoogs als het oude Space Invaders voor het geestesoog te halen dan de saaie hightechbeelden van regisseur Hood. Hoods ontknoping is sentimenteel, symptomatisch voor slechte ‘romantische cinema’ uit Hollywood. Van de morele ontregeling die Cards roman zo sterk maakt, is geen sprake. Misschien is dat ook wel goed. Een verhaal waarin een jongen op twaalfjarige leeftijd moet leven met een
caal. Dezelfde reductie tot half-abstractie werd daarna ook uitgevoerd in het portret van Beatrix op de nieuwe gulden, naar ontwerp van Bruno Ninaber van Eyben: een silhouet in drie lijntjes. Aan de P.T.T.-procedure kwam geen enkel inspraakorgaan te pas, laat staan dat het volk zich mocht uitspreken. Zo kon de nieuwe koningin dus door haar munten en zegels een sterk signaal afgeven over de stijl van haar regering. Niks defilé, niks fietsen: abstracte structuren. Wat vertelt de selectie van het staatsieportret voor de nieuwe koning ons? Willem-Alexander is al zijn hele volwassen leven verwikkeld in een onzekere strijd om de gunst van de publieke opinie, die hem ondanks de praal van de recente inhuldiging ervan verdenkt vooral een goeie lobbes te zijn, misschien een beetje platte Haagse bal, niet al te snugger, ’t best op zijn plek in het leger. De meneer achter Lucky TV heeft dat imago (‘Willy’) al haarfijn en vlijmscherp in de vingers. Willem-Alexander laat in zijn beeldcampagne geen eigen visie blijken; hij laat kiezen voor kunstenaars die de mainstream kunnen behagen, Erwin Olaf, Studio Job. De kers op de taart van die campagne, een competitie voor een staatsieportret, werd georganiseerd door het Mondriaan Fonds en breed in de media uitgemeten, alsof het The Voice betrof. Over de kwaliteit van de voorstellen zeg ik niks – allemaal goeie kunstenaars, best leuke voorstellen, een enkel slap stukje daargelaten – maar wel iets over de tenenkrommende serviliteit van dat fonds. Dat zei maar wát blij te zijn met de ‘zichtbaarheid’ en het publieksbereik. Waarom eigenlijk? Omdat het volk denkt dat kunstenaars niet kunnen tekenen? Omdat de kunstenaars maar onbetrouwbare subsidie slurpers zijn, en zij nu iets terug kunnen doen? Ik citeer commissielid Wilma Sütö: ‘De koning had ook zelf iemand kunnen uitkiezen, maar dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft de kunstwereld de vrije hand gegeven. Daaruit spreekt een groot vertrouwen.’ Vertrouwen? Het zit zo: de koning heeft geen smaak. Dat is niet erg. Hij houdt meer van auto’s en jagen, ook leuk. De stand-in die Rineke Dijkstra gebruikte voor haar proefstuk sloeg (in NRC Handelsblad) de spijker op z’n kop: ‘Ze nam mij, omdat ze gewoon een “bal op leeftijd” nodig had.’ KOEN KLEIJN * Citaten Peter Struycken in: Vlaanderen. Jaargang 37. Christelijk Vlaams Kunstenaars verbond, Roeselare 1988
Indrukwekkende getuigen Na de bevrijding vierden we feest. Met zaklopen maar zonder happen bij gebrek aan koek. In 1946 kregen we bijna allemaal een zusje of broertje. De blijdschap was niet te beschrijven. Zo min als het verdriet. De ene buurman kwam als een geraamte lopend uit Amersfoort. Zijn joodse bovenbuur had overleefd dankzij ‘gemengd TELEVISIE Na de bevrijding
23.01.2013 De Groene Amsterdammer 51
ren. Nijmeegse jongens, door ontbering toch al onaantrekkelijker, verbeten zich thuis. Klein leed. Maarten Zevenbergen had een staking van landarbeiders georganiseerd, ontsnapte als dwangarbeider in Duitsland maar kwam in een strafkamp en veranderde van karakter: de bereidheid bewakers te gehoorzamen en mensen voor je ogen dood te laten slaan – het is een vernedering die je nooit kwijtraakt. Groot leed. Toch zijn de hoogbejaarde Maarten en Beppie sterk en in zekere zin gelukkig. WALTER VAN DER KOOI Meerdere regisseurs en researchers, Marja Ros (eindredactie), Na de bevrijding, NTR, zeven delen, vanaf 31 januari, Nederland 2. De proloog van Suzanne Raes, Jong en bevrijd (Andere Tijden), te zien op Uitzending gemist
Poppensoap & lichaamssappen Op de speelvloer van Frascati in Amsterdam staat een klein draaitoneel met drie ruimtes: woonkamer, hotellobby van onbeschilderd timmerhout, kleurig betegeld zaaltje. Op en (via schuifdeuren) tussen die plekken verplaatsen zich neutraal gemaskerde figuren, maximaal zes, dames én heren aanvankelijk. Ogen en lippen zijn in de maskers uitgespaard en bewegen. De teksten worden neutraal gesproken en lijken ingeblikt. Hun gestiek heeft iets weg van reuzenrobots. Ze dragen namen als Rocco, Angel en Brook. De ‘verhalen’ waarvan ze deel uitmaken klinken naar real life soap of boeketromans. Maar dan achterstevoren en ondersteboven verteld. Aan de zijkanten van de mensencarrousel hangen onzichtbare camera’s. Op twee schermen kunTONEEL Hideous (wo)men
Beppie Bosboom in Na de bevrijding, NTR; Hideous (wo)men
52 De Groene Amsterdammer 23.01.2013
Sanne Peper
NTR still
huwelijk’ maar de schade bleef. Op ons plein waren ‘moffenhoeren’ onder gejuich mishandeld, geschoren en met menie van hakenkruis voorzien. ‘Het zijn de besten niet die dat doen’, zei mijn geschokte vader. Lang niet iedereen haalde de Canadezen binnen. Een kwart van de bevolking was als gevangene of dwangarbeider in Duitsland of Polen en moest zien terug te keren naar huis, als dat er nog was; en naar de hunnen, als die er nog waren. Toen Beppie Bosboom uit Birkenau bij Amsterdams CS aankwam, herkende iemand haar stomtoevallig en wist waar haar zus woonde. Die zat ook ’s nachts voor het raam, wachtend op alle weggehaalde gezinsleden. Beppie bleef de enige die terugkwam. Volksvrouw met hetzelfde verhaal als Durlacher en Primo Levi. Eva Roselaar naaide voor haar onderduik trouwjaponnen voor de Duitsers – leuk werk, zegt ze tot mijn verbazing – ik heb het dan ook verkeerd verstaan: rouwjaponnen. Zij vond helemaal niemand meer terug, kreeg van de ‘beheerders’ van haar mans piano te horen: ‘Verrek, ben jij niet vergast’, en kreeg het instrument niet terug. Onontwarbaar mengsel van onbegrensde vreugde (‘heel de wereld zoop en naaide’), onwaarschijnlijke bot- en slechtheid en niet verwoordbare rouw. Dat ik Yvonne, Beppie en Eva kan citeren dank ik aan Na de bevrijding, de ntr-reeks vol beelden en verhalen over ‘hoe de oorlog is verdwenen’ en wat erna kwam. Dat de eerste afleveringen me inderdaad tot Vromans ‘wenen’ brengen zal met leeftijd en eigen geschiedenis van doen hebben; maar dat het een indrukwekkend tv-document is staat buiten kijf. Veel bijzonder en vaak onbekend archiefmateriaal. Korte quotes van min of meer bekende Nederlanders als Ellen Vogel en Hofland. Langere interviews met onbekende, indrukwekkende getuigen als kampoverlevers, Engelandvaarders, dwangarbeiders, arme ajc’ers, rijke padvinders, nsb’ers, hun kampbewaarders, soldaten in Indië, enzovoort. Hun oorlogservaring was steeds de opmaat voor wat daarna kwam aan hemel, hel, verwachting, inlossing, teleurstelling. Zij illustreren de hoofdlijn van het gesproken commentaar met eigen lotgevallen en maken die daarmee invoelbaar. Thuiskeer, vergelding, verloren jeugd, de hoop op totale verandering, Koude Oorlog, koloniale oorlog, Wederopbouw vormen de zeven hoofdstukken van een bekend en tegelijk onbekend verhaal. Sommige afleveringen zijn dwingender dan andere, wat met thematiek en gevonden getuigen van doen heeft. Maar het is een standaardwerk in de tv-geschiedschrijving waar hooguit in details op af te dingen valt. In de Nijmeegse Vereeniging werden in ’44 en ’45 grote dansavonden georganiseerd. Toegang voor Nijmeegse meisjes en geallieerde militai-
nen we zo stukken van het stripverhaal zien aankomen en weer zien verdwijnen. Ergens vlak voor de helft raken de verkledingen op drift en raakt de draaimolen in een hogere versnelling. Kort daarop kotst iemand de vloer onder. Dat is het signaal voor het tweede deel van de gebeurtenis. Van ver horen we gedruis. Alsof achter de speelvloer iets lawaaierigs of feestelijks gaande is. Alle plekken worden met plastic afgedekt. Alle figuren in de ruimtes worden nu geleidelijk dames. Zwijgende dames. Dames die uit vrijwel alle lichaamsopeningen van alles beginnen uit te poepen, weg te doen vloeien of uit hun buitenste-binnenste te pulken. Ik ben opgegroeid op een kleine boerderij, waar het winterse stalleven van de koeien, en daarmee van ons, een mengeling was van stront, pis, bloed, geboorte en opgeslurpte moederkoeken. Ik ben dus wel wát gewend. Maar deze choreografie van opengesperde vulva’s en kolkend-bloedig golvende lichaamssappen, vermengd met condomige plastics, tissues en andere varianten van het duizend-dingen-doekje, was bij tijd en wijle ook voor mijn maag wat veel van het goeie. Het geheel vond plaats onder auspiciën van Toneelgroep Oostpool, inzonderheid de legendarische dames Boogaerdt & Van der Schoot, met enkele gastactrices (onder wie Nettie Blanken) en onder toezicht van regisseur Susanne Kennedy. In het programma wordt Het Tibetaanse boek van leven en sterven aangehaald. Waarmee ik maar zeggen wil: dit clubje is niet van de straat. Getuige ook het feit dat het erudiete deel van de critici, onder aanroeping van de Franse filosoof Baudrillard, de ‘consistentie van de verwarring’ in Hideous (afschuwwekkende) (wo) men op luide toon heeft aangeprezen. Het zal allemaal wel. Geen theatrale ontregeling is mij vreemd. Ik ken mijn Bataille. En ik ben verder op de hoogte van het feit dat op het toneel in principe alles mag & kan. Ik gun de toneelmakers in kwestie van ganser harte hun menstruele preoccupaties en met maandverbanden omwikkelde bloederigheden. Maar herhaling van ongemakkelijke blikvelden op de menselijke existentie als stijlfiguur, dat is echt nog wel iets anders dan de strontvervelende (excusez le mot in dit verband) repeterende breuken van het zoveelste kwakje doorgekookte andijvie en het zoveelste onsje rooie bietjes dat uit het zoveelste ravijn van een schaamstreek wordt gepulkt en in een pedaalemmer wordt gemikt. Ik vond de voorstelling vooral erg saai, de gedurfdheid vooral wouldbe en de betekenis vooral mager als een leeggekotste anorexiapatiënt. De meisjes kwamen (vanzelfsprekend) geen applaus halen. Dus hoefde ik gelukkig niet voor de tweede keer binnen één week hardop tegen kunstenaars te roepen: flikker toch op met je flauwekul! LOEK ZONNEVELD Hideous (wo)men, t/m 15 februari in het land, toneelgroepoostpool.nl
Links: Rembrandt van Rijn. Titus aan de lezenaar, 1655. Olie/doek, 77 x 63 cm;
Klaarheid
Het gaat om beschouwelijkheid, zowel in Rembrandts portret van zijn zoon Titus als in Dürers tekening van Erasmus. En om verstilde aandacht. door Rudi Fuchs Betreft Rembrandt: Titus aan de lezenaar. Voordat ik naar het kleine portret kijk (in heel zijn kunstige handschrift) zie ik eigenlijk eerst het plan ervan. Het hoofd van de veertienjarige jongen (in 1655), of beter zijn gezicht, verschijnt net boven de middellijn van het doek. Een groot deel van de onderste helft wordt door de rechthoekige houten voorkant van de lezenaar in beslag genomen. Achter zijn kleine hoofd met de grote ogen is verder schemerdonkere ruimte. Links bovenin, door een klein raam in een nis, valt nog wat gedempt licht naar binnen. Zo ongeveer ziet het plan van het schilderij eruit, of de inventie. Het was dat losse schema van een verdeling in het vlak die Rembrandt voor ogen had toen hij zijn zoon aan de lezenaar ging schilderen. Zonder een soort idee te hebben, nog niet eens definitief, van waar dwars over het doek de lijn van de rand van de lezenaar zou moeten komen, had hij het schilderij niet eens op gang kunnen brengen. Net zo kijkt een landschapsschilder, om te beginnen, eerst naar het nog lege doek om te bepalen waar de horizon moet komen die de ruimtelijke bouw van het schilderij zal dragen. Zonder dat soort houvast gaat het niet. Ik denk daarom dat het aangeven van de horizontale rand van de lezenaar de eerste beweging was die Rembrandt op het doek neerzette. Na dat plan volgde de uitvoering ervan – de aankleding met het eigenzinnige en mee
Rijksmuseum Amsterdam
Kijken
Studio Tromp / Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam
rechts: Albrecht Dürer, Erasmus, 1526. Gravure, 24,7 x 19 cm
slepende schilderen van de meester. Dat is vooral een proces van tasten dat gedeeltelijk ook gestuurd wordt door idioom in vormgeving waar de kunstenaar aan gewend was geraakt. Het lag dus voor de hand dat hij zijn zoon licht van voren gaf zodat het gezichtje, in zijn typische licht/donker-regie, in zacht licht tegen een achtergrond van schemerdonker kon verschijnen. Zo dromerig, fragiel als een bloem, wilde Rembrandt hem uitbeelden – en zo ook werd die mise-en-scène zorgvuldig uitgewerkt. Het gelaat is omgeven door donkerblond, krullend haar. De kin van de jongen rust in zijn rechterhand (met pen) die door de lezenaar gesteund wordt. Daar zien we ook een losse bundel papier waarvan het wit opvallend oplicht en dat sterke licht wisselt met het zachtere licht op het gezicht. De linkerhand, wat in schaduw, houdt pennenkoker en inktpotje vast die voorlangs het bruine vlak van de lezenaar omlaag bungelen. In de smalle ruimte tussen het gezicht en het blad van de lezenaar (en de donkere schaduw onderlangs zijn rand) is er in dit schilderij, waarin alles verder roerloos is, nog een soort stilleven gaande van handen en papier en licht. Het effect van de kleine beweeglijkheid daarvan is dat het gezicht van Titus (terwijl de hals verscholen blijft) des te zwevender kon verschijnen, en daardoor, wat Rembrandts bedoeling was, zo dromerig peinzend. In zijn meesterlijke portret van Erasmus van die andere grote portrettist, Albrecht Dürer, was het niet diens intentie hem als dromerig te laten
Rembrandt zie je met warmte naar zijn zoon kijken, Dürer keek naar een toen ware beroemdheid
zien. Wel ging het ook hier om een zorgvuldige mise-en-scène van de nadenkelijke atmosfeer die je verwacht in een portret van een geleerde. Om een ernstige werking te verbeelden van aandachtige beschouwelijkheid had Dürer een plan bedacht. Hij organiseerde de ruimte in het beeld, die bij Rembrandt in clair-obscur zweeft, door perspectivisch precies getekende voorwerpen – tafel, schrijfplank, boeken – bij elkaar als een stilleven te groeperen. Dat gaf een goed leesbare helderheid aan de compositie. Zo u wilt de klaarheid van de geest. Ondertussen bleef wat er aan achtergrond te zien was egaal grijs. Daartegenaan staat de grote humanist in de smalle ruimte die de beeldopbouw in die hoek hem laat. Zijn rijzige gestalte gaat tot aan de bovenrand van de gravure. In halfprofiel neigt daar zijn scherpe gelaat zich iets naar voren. Zijn ogen zijn licht geloken omdat hij aandachtig kijkt naar wat zijn hand daar op de lessenaar aan het schrijven is. Op zijn hoofd draagt Erasmus de doctorshoed. Zijn statige gestalte is ruim gehuld in een rijk en beweeglijk geplooide mantel – een fraaie en volumineuze vorm die als sokkel en contrast werkt voor de schrale gelaatstrekken van de ernstige, in gedachten verzonken Erasmus. Met precies het fijnzinnig balanceren van die verhouding tussen het stille hoofd hoog in beeld en het schrijven beneden op de tafel heeft Dürer dat beeld van beschouwelijkheid kunnen scheppen. Zo geconcentreerd verschijnt de geleerde dat hij het inktpotje nog maar achteloos verstrooid in zijn linkerhand houdt. Dürer heeft Erasmus enkele keren ontmoet, in 1521/22, en hem ook getekend. Maar zijn waarneming was vermoedelijk afstandelijk. Rembrandt zie je met warmte naar zijn zoon kijken, Dürer keek naar een toen ware beroemdheid. Zijn Erasmus, staat er, is naar het leven geportretteerd, in 1566. Maar voor een beter beeld van hem, staat er in het Grieks, moet je bij zijn geschriften terecht. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 53
Dichters&Denkers VSB Poëzieprijs 2014
Op weg naar houdbaarheid Michiel Hendrickx
Op 29 januari wordt in het stadhuis van Rotterdam de VSB Poëzieprijs 2014 uitgereikt. Van de vijf genomineerden slagen twee erin de lezer in trance te brengen. door Piet Gerbrandy Miriam Van hee Ook daar valt het licht
Waar acteur, danser en musicus zich op het hier en nu richten, omdat wat ze maken vluchtig en eenmalig is, trachten beeldend kunstenaar en schrijver iets vast te leggen, iets in materie te bestendigen. De componist en de choreograaf kunnen wel opschrijven hoe ze denken dat de muziek moet klinken en de danser moet bewegen, maar het uiteindelijke product is een onherhaalbare gebeurtenis in de tijd, hoe vaak je haar ook herneemt. Weliswaar zou men hetzelfde kunnen beweren over het zien van een kunstwerk en het lezen van een tekst, want de tweede lezing verschilt altijd van de eerste, toch denken we bij beelden, schilderijen en boeken doorgaans aan stabiele objecten. Misschien richt niet iedere schilder of schrijver de blik op de eeuwigheid, toch zal de meerderheid van de schrijvers en beeldend kunstenaars de stille hoop koesteren dat hun geesteskinderen het langer uithouden dan zijzelf. Helemaal onzinnig is dat verlangen niet. We lezen nog steeds Plato en Horatius, we kijken nog steeds naar sculpturen van Polykleitos en Bernini, maar de improvisaties van Homeros en Johann Sebastian Bach zijn restloos weggestorven. Gesteld al dat bestendigheid een na te streven kwaliteit is, hoe zou een dichter deze dan kunnen verwezenlijken? Zouden we, afgezien van het feit dat canonisering en overlevering onvoorspelbare processen zijn, kenmerken kunnen aanwijzen die de houdbaarheid van poëzie zo niet garanderen, dan toch bevorderen? De romanticus en de modernist zullen benadrukken dat een sterke persoonlijkheid en existentiële urgentie essentieel zijn. Classicisten en postmodernisten zullen eerder het belang van de vorm benadrukken, waarbij de dichter misschien gebruikmaakt van geijkte technieken, maar daarop een eigen stempel drukt. Waar echter iedereen het over eens zal zijn, is dat een gedicht een rijk betekenispotentieel moet hebben, een zekere raadselachtigheid ook, opdat de lezer iedere keer iets nieuws kan ontdekken en nooit het gevoel krijgt dat de mogelijkheden van de tekst zijn uitgeput, of dat de definitieve interpretatie is vastgesteld. Wat betekent dit in de praktijk, anders dan dat clichés taboe zijn? Het betekent in elk geval 54 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
Micha Hamel Bewegend doel
niet dat de dichter niet op zijn De Bezige Bij, Atlas Contact, eigen tijd betrokken mag zijn. Ver48 blz., € 16,50 64 blz., € 22,95 gilius’ Aeneis en Dante’s Divina Commedia blijven indringend juist doordat de dichters worstelen met eigentijdse problemen. We hebben misschien wat encyclopedisch Verreweg de zwakste bundel van de vijf is Ook commentaar nodig om hun verwijzingen naar de daar valt het licht van Miriam Van hee. Op een actualiteit te kunnen duiden, maar de authentionnadrukkelijke toon, die met enige goede wil citeit van hun zoektocht en de poëtische kracht voor subtiliteit kan doorgaan, vertelt ze over van hun beelden blijven, dat denken we althans, reizen naar Polen, Frankrijk en Mexico, haalt ze na al die eeuwen voelbaar. Dat geldt veel minherinneringen op aan het Gent van haar jeugd der voor dichters die om de haverklap refereren en probeert ze zintuiglijke ervaringen te regiaan contemporaine trivialiteiten. De satiren van streren en te duiden. Ze draagt gedichten op Persius en Vondel zijn onleesbaar omdat we geen aan Remco Campert en Leonard Nolens en heridee meer hebben van hun referentiekader. Om denkt Rutger Kopland, dus met haar netwerk zit die reden is een groot deel van de poëzie die in het wel goed, maar het gros van haar gedichten de jaren zestig van de vorige eeuw in de tijdblinkt vooral uit in quasi-diepzinnige vaagheid. schriften Gard Sivik en Barbarber verscheen Van een tenenkrommende nietsigheid is bijinmiddels totaal onbegrijpelijk geworden voor voorbeeld het verjaardagsgedicht voor Nolens, wie dat tijdvak niet bewust heeft meegemaakt. met regels als deze – let vooral op de mateloos Cees Buddingh’, Cornelis Bastiaan Vaandrager gewilde regelafbrekingen: en Riekus Waskowsky zijn, hoe prikkelend hun gedichten bij verschijning ook waren, onherroeje kunt je wel voorstellen hoe het hier is, het pelijk passé. Ik wil natuurlijk toe naar de vraag hoe licht maakt het landschap transparant, en houdbaar de bundels zijn die voor de VSB Poëonszelf, het verleden lijkt onbestemd als zieprijs 2014 werden genomineerd. Het gaat de toekomst, de winter eindigt hier laat, ver om vijf boeken van auteurs die al een tijdje op de wereld rondlopen; de jongste van hen is de in zee liggen heuvels veertig reeds gepasseerd, de oudste is pensioengerechtigd. Twee vrouwen staan tegenover drie Niet alles in deze bundel is zo slecht als dit, maar mannen. De slaviste Miriam Van hee (1952) is het lijkt me een veilige voorspelling dat dit werk de enige Vlaming in het gezelschap, Antoine niet tegen de tand des tijds bestand is. de Kom (1956), werkzaam als psychiater, heeft Welke van de andere vier boeken de grooteen Surinaamse achtergrond. Maria Barnas ste kanshebber voor de prijs is, valt, gezien de (1973) is tevens beeldend kunstenaar, terwijl onvergelijkbare verscheidenheid, niet uit te Micha Hamel (1970) furore maakt als compomaken, maar zeker is dat ze hun nominatie vernist en dirigent. Alleen F. van Dixhoorn (1948), dienen. Het meest eigentijds is Bewegend doel van huis uit onderwijzer, lijkt zich exclusief op van Micha Hamel, die heeft aangekondigd dat de poëzie toe te leggen. De bundels verschillen het zijn laatste bundel is. In het najaar werd aanzienlijk van elkaar, en bieden daardoor een hem voor dit boek al de Jan Campert-prijs toeinteressante dwarsdoorsnede van wat er in de gekend. De poëzie van Hamel kent in technisch Nederlandstalige poëzie gebeurt, zij het dat de opzicht een enorm bereik, van min of meer trajongste generatie niet vertegenwoordigd is. Dat ditionele versvormen tot proza, van klankdicht zou een bewuste keuze van de jury kunnen zijn: tot readymade, met een grote verscheidenheid laten de jongeren zich eerst nog maar een tijdje in typografie. Dit is een dichter die zich niet bewijzen.
Tineke de Lange
Tineke de Lange
Tineke de Lange
Tineke de Lange
F. van Dixhoorn De zon in de pan
Maria Barnas Jaja de oerknal
Antoine de Kom Ritmisch zonder string
De Bezige Bij, 24 + 24 blz., € 9,99
De Arbeiderspers, 52 blz., € 18,95
Querido, 112 blz., € 19,95
wil vastleggen. De bundel is herkenbaar 21steeeuws omdat er zoekmachines, burgerservicenummers en luizenmoeders in voorkomen, de toon varieert van jolig tot somber, maar bij alle experimenteerdrift verliest Hamel de existentiële thema’s niet uit het oog. Indrukwekkend is een reeks van zes kleine gedichten waarin de protagonist volledig aan de grond zit: Dan treurt er iemand ernstig, doch praat ook lief. Haar handmuis voelt als kipfilet. Met ontstoken hersenen staart hij droevig naar de muur van gelei die de toekomst is. De dagen van vraging zijn geheel voorbij. Evenals Hamel verwijst Maria Barnas naar biografische elementen. Beide dichters schrijven geregeld over hun jeugd en over de zegeningen en beproevingen van het ouderschap. In Jaja de oerknal speelt angst een opvallende rol. Maar liefst vier pagina’s zijn gevuld met een opsomming van verschijnselen waarvoor men bang kan zijn: ‘Baden, mijten, jeuk, zuurheid, alarmsystemen, open plekken,/ hoogten, van een (geringe) hoogte springen, vaagheid,/ lucht, tocht en wind in het algemeen, braken, krankzinnigheid’, enzovoort. Barnas is sterk in het oproepen van suggestieve beelden, waarin zowel verwondering als beklemming kan doorklinken: De bomen buigen zich naar ons toe. Zij wisten het al. Zij hebben het altijd geweten. Wij spreiden een laken uit over het gras waarin het al begonnen is. Openen een fles en doen visioenen klokken in een glas. De vraag waar men zich thuis kan voelen duikt
vaak op in het werk van Barnas, die nooit lang achtereen op één plek woont. Ze leest Dostojevski’s De dubbelganger in Parijs en Berlijn, en merkt op dat de lectuur de functie heeft van een brug ‘die rafels in ruimte en gebreken in mij zou dichten’. Het staat niet vast dat het helpt: ‘Ik sta in het midden van een verbijsterd heelal.’ Ook Antoine de Kom is een reiziger. De genereuze en swingende bundel Ritmisch zonder string voert de lezer mee op een zintuiglijk overweldigende tocht naar oorden die de meeste West-Europeanen exotisch zouden noemen. Behalve het Caribisch Gebied bezoekt de dichter onder meer Marokko, Zuid-Afrika, Hawaii en New Orleans, en overal is hij zich sterk bewust van de politieke omstandigheden. Binnen enkele decennia behoeft deze poëzie enige annotatie, want vermoedelijk weten we dan niet meer wie Desi Bouterse is en wat er in het voorjaar van 2011 in Syrië gebeurde, maar de rijkdom aan beelden staat ook los van de historische werkelijkheid garant voor een fysieke leeservaring: leegland. een korte tocht door de kille herfst voerde ons naar park en paleistuin waar een maserati te lang over zwarte billen sprak onder manen van marmer hielden lakeien de wacht. er waren spruitjes duif een montrachet en het strijkje peetvader.
Vermoedelijk weten we over enkele decennia niet meer wie Desi Bouterse is en wat er in 2011 in Syrië gebeurde
De meest gewaagde nominatie is die van het in twee losse boekjes uiteenvallende gedicht De zon in de pan van F. van Dixhoorn. Bijna dertig keer, en dat binnen in een bestek van nog geen veertig pagina’s, klinken deze intrigerende woorden: om de ene na de andere om Enkele malen wordt er een korte mededeling aan toegevoegd, zoals ‘nog mooier’ of ‘hoor je dan’, maar verder dan dat de ene na de andere ‘om’ is, reikt het betoog niet. Deze poëzie werkt alleen als je haar hardop voorleest, Van Dixhoorn zelf is daar een meester in, zodat de woorden zich als een mantra gaan gedragen, maar vreemd genoeg steeds meer betekenis krijgen. Dat het in deze poëzie op nuchtere wijze om vergankelijkheid gaat, ligt voor de hand. Niet alleen worden er, zou men zich kunnen voorstellen, mensen en bomen omgelegd, ook vliegen de jaren ‘om’ en worden bladzijden ‘om’ geslagen. Daarbij heeft het gedicht een muzikale structuur, in die zin dat het is ingedeeld in sequenties van wisselende lengte. De laatste twee strofen staan tussen haakjes, als was er sprake van een fadeout. Van Dixhoorn was eerder al een minimalist, maar zo radicaal als in De zon in de pan was hij nog nooit. Indien ik een winnaar van de Poëzieprijs zou moeten aanwijzen, zou ik kiezen voor een van de extremen. De erotische exuberantie van De Kom lijkt in vrijwel niets op de consistente kaalheid van Van Dixhoorn, maar allebei slagen ze erin de lezer in trance te brengen. Wie dat kan, mag aanspraak maken op eeuwige roem. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 55
HUMAN RIGHTS WATCH reporting from more than 90 countries around the world
H U M A N R I G H T S W A T C H
HUMAN RIGHTS WEEKEND Amsterdam | 31 jan–2 feb 2014 De Balie Kleine Gartmanplantsoen 10 1017 RR Amsterdam
www.debalie.nl
Meet HRW researchers from the field
Land Grabbing and Land Rights Voice of the Refugee Reporting Change in Egypt and Syria Pussy Riot-A Punk Prayer The Parade Dangerous Acts Starring the Unstable Elements of Belarus A World Not Ours Which Way Is the Front Line from Here? The Life and Times of Tim Hetherington Tickets are now on sale through www.debalie.nl
Pantservoertuig door Joost de Vries Marcel wil niets liever dan doelloos over straat zwerven, op zoek naar de lege lange dagen die hij als student had
Bart Koetsier
Het gevaar met realisme in literatuur is dat het voor heel veel genres uitstekend werkt – een roman over een zombie-Apocalyps werkt alleen als je die Apocalyps zo reëel mogelijk maakt; spionageromans gedijen op feitelijke informatie over kogelbanen – behalve voor realistische romans. Merijn de Boer Het reële reëel beschrijven De nacht Querido, 276 blz., werkt een soort van dagelijksheid in de hand, het € 19,95 maakt van literatuur iets dat de werkelijkheid hooguit onderstreept, in plaats van haar te overstijgen. Je leest geen romans, zullen we maar zeggen, om te weten hoe het is om bij de Albert Heijn in de rij te staan. En dus schrik je een beetje als je de openings hoofdstukken leest van Merijn de Boers nieuwe roman De nacht (zijn eerste roman; hij debuteerde eerder met een originele, hoogst literaire verhalenbundel, Nestvlieders, in 2011), over een stelletje dat tien jaar bij elkaar is en dat viert met een vakantietje op een warm eiland. Marcel heeft een wijnvlek, en Lidia is advocaat. We leren ze kennen als ze zich net naar Schiphol haasten. Het is een en al dagelijksheid die voorbij komt, koetjes en kalfjes: de kat blijft thuis, maar daar wordt voor gezorgd, de vlucht verloopt prima, er worden erg bekende films naverteld, er wordt een auto gehuurd, Marcel maakt triviale opmerkingen, bijvoorbeeld dat het eigenlijk maar vreemd is, ‘een mens gaat op vakantie om uit te rusten van de reis ernaartoe’. Die burgerlijke tuttigheid versterkt De Boer verder in zijn taalgebruik: Marcel, de ik-verteller, noemt hun kat een ‘salonleeuw’, hij zegt dingen als ‘ik visiteerde een vriend’ en gebruikt woorden als ‘eender’. Hoe oud is De Boer? denk je. Is hij echt van 1982? Maar later bekruipt je het idee dat tegen de tijd dat je je begint te ergeren aan De Boers trivialiteiten, na een bladzijde of vijftig, hij je precies heeft waar hij je wil hebben. Naarmate het verhaal vordert – het stelletje komt in het hotel in aanraking met een pedant bankiersechtpaar dat hen meteen claimt als beste vrienden – wordt de toon van Marcel steeds steiler, zozeer dat je het idee krijgt dat zijn steilheid juist spot is, dat hij zijn eigen verhalen zelf ook niet serieus neemt. Een anekdote over een wezel die zijn vriendin ooit als huisdier had geadopteerd wordt afgesloten met de opmerking: ‘Men moet weten dat er in de Pythagorasstraat, dus vlak bij De Nieuwe Ooster, een uitstekende dierenspeciaal-
De toon van Merijn de Boer is verraderlijk licht
zaak zit, gespecialiseerd in marterachtigen en korenwolven.’ Het is droog op droog. In een verhaal over twee vrouwelijke huisgenoten in zijn studententijd wordt verteld over ‘het andere (vaginistische) meisje’, zonder dat dat ‘(vaginistische)’ ooit wordt uitgelegd. Wat doet dat ertoe? En hoe weet hij dat? En als je de spot eenmaal voelt, dan is hij ook niet meer te missen, en ga je op elke pagina de humor zien. Dan zie je dat die burgerlijke correctheid die Marcel hanteert een satirisch pantser is dat zijn wereldbeeld moet camoufleren; namelijk dat hij al die zogenaamde nette dingen die ons bezighouden, relaties, carrières, een gezin stichten, naar de opera gaan, allemaal maar onzin vindt. De Boer laat heel behendig beetje voor beetje de teugels vieren, geeft steeds meer weg van Marcel, wiens drankgebruik een steeds grotere omvang aanneemt, wiens pre occupatie met seksuele geschiedenissen steeds alarmerender wordt en wiens omgang met de zestienjarige dochter van het bankiersechtpaar Van Mosselveld gek buiten zicht blijft. Wat gebeurt daar op haar hotelkamer? Op een bepaald niveau gaat De nacht over heel universele zaken: over het loslaten van je onbestemde studententijd en je durven richten op zoiets als een maatschappelijk bestaan. In alle gevallen is die ontwikkeling geforceerd – Marcel wil niets liever dan doelloos over straat
zwerven, op zoek naar de lege lange dagen die hij als student had, terwijl Lidia daarentegen hardnekkig efficiënt en correct probeert te zijn, zichzelf amper toestaat achterom te kijken naar het verleden. En dan zijn er nog de Van Mossel veldjes, die blasé vanuit hun sociale status neerkijken op alles wat nog niet zijn pad heeft gevonden, maar ondertussen nostalgisch terugverlangen naar hun eigen studententijd. Maar Merijn de Boer staat nooit toe dat het écht universeel wordt. Daarvoor is zijn Marcel te eigenzinnig, te raar. Hij lijkt een zweem van intelligentie met zich mee te dragen, met zijn Tristram Shandy en Satyricon, maar Lidia vraagt zich uiteindelijk hardop af of hij wel echt iets begrepen heeft van die boeken, aangezien hij er zo tergend lang over deed om ze te lezen. Marcel moet haar, zoals zo vaak, het antwoord schuldig blijven. De Boer laat het aan de lezer over, de conclusie in hoeverre de wereld nu gek is, of Marcel zelf. Hoe kan het dat de aanvankelijk keurige Marcel zo makkelijk aansluiting vindt bij de losers en outcasts die rond het chique hotel lopen? Als lezer heb je het antwoord op die vraag vanzelf door, en begrijp je dat De Boer met De nacht op een verraderlijk lichte toon een portret heeft geschetst van de meest primaire verlangens, slechts gecamoufleerd met een dun vernislaagje beschaving. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 57
Als je vindt dat je nooit nieuwsgierig genoeg kunt zijn...
... dan ga je nu naar humanisme.nu om te zien hoe wij die nieuwsgierigheid kunnen bevredigen. Met lezingen, publicaties en cursussen, voor een zinvol leven in het hier en nu.
HVad202_130.indd 3
19.01–23.03.2014
17-01-14 11:13
Mark Manders Acolyte Frena 06.04–09.06.2014
en
Pedro Cabrita Reis lifted gaze
19.01–23.03.2014
Kees Goudzwaard Between Red and a Transparent Plane 06.04–09.06.2014
Marc Nagtzaam Not Available
Mark Manders, Acolyte Frena
De Vleeshal, Markt De Kabinetten van De Vleeshal, Zusterstraat 7, Middelburg Centrum voor hedendaagse kunst Dinsdag t/m zondag 13–17 uur www.vleeshal.nl
De geest en het brein door Graa Boomsma Voor E.L. Doctorow (1931) is niet alleen het huis van de fictie een open ruimte waarin feit en fictie als vanzelfsprekend door elkaar lopen. Ook de Amerikaanse geschiedenis weet hij zo te herschrijven dat het tot zijn lezers doordringt dat zijn rampverhalen zijn geschreven uit liefde E.L. Doctorow voor zijn land. In Ragtime Andrew’s Brain (1975) gaat het om de turRandom House, bulente immigratiehistorie 200 blz., € 25,van Amerika, in Verhalen van een beter land (2005) blijft hij geobsedeerd door ‘het gangsterdom van de Amerikaanse geest’. De New Yorkse roman Homer & Langley (2010), over een straatjutters- en kluizenaarsduo dat van hun huis een pakhuis vol perfide historische voorvallen maakt, biedt provocerende woordkunst. ‘Kunst geeft eerst aanstoot en vindt dan ingang. Men (het politieke gangsterdom – gb) roept op tot kunstvernietiging en daarna begint het bieden.’ In Andrew’s Brain wil Doctorow nog dieper doordringen in de verwarde Amerikaanse geest die graag in eigen vlees snijdt. Andrew is een cognitiewetenschapper die geen opgewekt zelfbeeld heeft. ‘A killer is what I am.’ Hij zegt dat tegen een onbekende psychiater. Waarom Andrew in therapie is, blijft vooralsnog onduidelijk. Is hij in hechtenis genomen? Vertelt hij de waarheid, is hij een fantast of mengt hij feit en fictie? De tijd blijkt een tombola van gebeurtenissen die zich niets aantrekken van chronologie. En toch is Andrew’s Brain een glashelder boek over een veertiger die de brokstukken van zijn bestaan bespreekt en vaststelt dat hij er een puinhoop van heeft gemaakt. Zijn psychiater waarschuwt hem dat hij zichzelf niet de put in moet praten. Die waarschuwing verwijst naar een debat dat subtiel op de achtergrond speelt: de debatten tussen neurowetenschappers en filosofen over de vraag of de mens meer is dan de grijze hersenmassa in zijn hoofd. Wie Andrew’s Brain twee keer leest, weet waar Doctorow staat. Voor hem blijft de mens een mysterie. Andrew begint zijn monoloog, door korte vragen of opmerkingen onderbroken, met het vertellen van een wanhoopsdaad in november 2001, een datum die de lezer achteraf kan reconstrueren. Zijn jonge vrouw Briony is twee maanden daarvoor gestorven (het waarom blijft lang ongewis en blijkt een schok) en hij geeft zijn nuljarige dochtertje Willa af aan zijn ex-vrouw Martha. Waarom? Om haar terug te geven wat hij van haar ‘afgenomen’ had, name-
lijk het dochtertje dat hij het verkeerde medicijn gaf, waardoor het stierf? Waar het in deze roman om gaat is niet zozeer de precieze werking van de hersenen als wel het feit dat een mens kan veranderen, soms doet alsof en in nieuwe situaties ‘een ander mens’ blijkt te kunnen worden: een hopeloos verliefde man die zich louter richt op de ander (Briony), een docent biologie die zich afwijkend gedraagt in de klas. Andrew is een cognitiewetenschapper die zijn hersens pijnigt over wat het verschil is tussen geest en brein. Is hij slechts een genen- en genoomcomputer waarin de hele geschiedenis en ervaringswereld van de mensheid is opgeslagen? Populair gezegd: ik ben mijn brein, willoos object van het bestaan. Hoe kan Andrew over zijn hersenen nadenken als die zelf over zijn denken gaan? Zijn die hersenen dan zijn ik die erover nadenkt? Hij heeft het gevoel alsof hij, door zijn brein, in een gevangenis zit. Zou een toekomstige computer bewustzijn kunnen voortbrengen?
derij in Pennsylvania een tekening maakt maar die onder zijn blik vernietigt en dat hij daarna datzelfde meisje in net zo’n boerderij tegenkomt, lopen fictie en feit door elkaar. Het is juist dankzij Andrews speelse, reptielse geest vol nare feiten en verlangende fictie dat Doctorows vertelling nergens een voorspelbare vertelling wordt. Als hij al een mislukte wetenschapper is die na twaalf blunders en dertien ongelukken als docent korte tijd op een middelbare school mag lesgeven en daarna – o toeval, want de president was zijn kamergenoot op Yale – een paar weken regeringsadviseur neurowetenschappelijke ontwikkelingen mag zijn, is het een verrassing wat er vervolgens gebeurt. Andrew is en blijft een dwaas, maar wel een ‘Holy Fool’, een clown die een radslag maakt in de Oval Office van het Witte Huis en niet weet waarom. Maar de lezer die weet waar Briony vandaan komt, beseft dat die radslag een hommage is aan de ouders van haar, twee kleine mensen (lilliputters) die hun brood in het circus moesten verdienen.
In Andrew’s Brain waart de geest van een vernuftige en boze schrijver
‘Als het bewustzijn bestaat los van de wereld, stelt het niets voor, en als het de wereld nodig heeft om te kunnen bestaan, is het nog steeds niets.’ Dit is een visie die vooral de lage dunk weerspiegelt die Andrew van zichzelf heeft: hij, de onhandige en onnadenkende, voelt zich hoe dan ook schuldig aan de dood van zijn kind en van zijn tweede vrouw. Doctorow weet de lezer langzaam maar zeker op de plek van de scherp luisterende psychiater te krijgen. Andrew’s Brain slaat over wat in conventio nele romans vaak uitgebreid beschreven of, erger, uitgelegd wordt. De Doctorow-lezer moet het doen met de flarden uit het leven van Andrew die hij kwijt wil. Als hij aan het begin van zijn therapie vertelt dat hij zich een meisje heeft verbeeld dat ergens op een afgelegen boer-
Tegen zijn psychiater zegt Andrew dat hun werkterrein verschilt: de geest voor de psychiater, het brein voor hem, de cognitiewetenschapper. ‘Will the twain ever meet?’ In dit zinnetje zit niet toevallig een woord dat verwijst naar Mark Twain, en dan niet de schrijver van de beroemde jongensboeken over Huck Finn en Tom Sawyer of The Prince and the Pauper, waarin twee mensen van identiteit verwisselen, maar de latere Twain. Die schrijver die boos was op het imperialistische monster dat Amerika heette en die woedende teksten schreef (onder meer The War Prayer) die in de literatuurgeschiedenis zijn ondergesneeuwd. In Andrew’s Brain waart de geest van een vernuftige en boze schrijver. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 59
Verlangen naar mystiek
Gerard Reve in De Grote Gerard Reve Show, 1974
door Kees ’t Hart
60 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
aldus, onbedoeld, de weg vrij voor de leegloop. Toen de kerkelijke autoriteiten eind jaren zestig van de vorige eeuw de progressieve beweging de nek omdraaiden was de leegloop al vrijwel voltooid. Mous verbindt deze ontwikkeling met een toen veel ophef veroorzakende beweging in tegengestelde richting: de bekering tot het rooms-katholicisme van Gerard Reve. Waarom bekeerde deze schrijver die opgroeide in een weinig mystiek georiënteerd gezin zich tot het rooms-katholicisme? Hij meent dat Nop Maas in de recente Reve-biografie te weinig aandacht besteedt aan de context waarbinnen die bekering plaatsvond. Hij laat zien dat Reve heel goed op de hoogte was van het werk van destijds vooraanstaande theologen als Sierksma, Titus Brandsma en Schillebeeckx. Ook toont hij de grote invloed aan van Carl Jungs werk op Reve’s overwegingen. Maas bespreekt die invloed wel, meent Mous, maar hij geeft niet de context aan waarbinnen Jungs zeer invloedrijke opvattingen binnen het theologisch debat (onder meer over de rol van Maria) in de jaren vijftig functioneerden. Jung verweet de rooms-katholieke autoriteiten en theologen desinteresse in een symbolische en mystieke oriëntatie van de kerk. Volgens hem leidde dat tot een verplaatsing van religieuze gevoelens naar elders, naar buiten de kerk. En hij kreeg gelijk toen rond 1970 veel afvalligen zich plotseling tot allerlei eigenaardige Aquarius-achtige hippie-activiteiten aangetrokken voelden, met het daarbij horende ‘ietsisme’ (er moet wel ‘iets’ zijn) dat ook nu nog sterk in de belangstelling staat. De kerk liet het volgens hem afweten. Reve nam Jungs kritiek over. Ook hij pleitte, op zijn bekende bizar-ironische manier, in zijn bekenteniswerk en zijn poëzie voor een grotere rol binnen het rooms-katholicisme van Maria en een sterkere oriëntatie op de meer mystieke beleving van religie. Wat dit betreft hoort Reve’s bekering tot een voortzetting van de radicale Duitse Romantiek uit de vroegnegentiende eeuw. Ook toen pleitten jonge Romantici als de schrijver Friedrich Schlegel en de filosoof Schleiermacher voor een veel persoonlijker religieuze beleving. Literatuur moest religie vervangen, meenden ze. Religie zou zelfs opnieuw moeten worden uitgevonden, iedere autoriteit op kerkelijk gebied moest worden uitgebannen en de Oneindigheid zou in het Ein-
Reve’s bekering hoort tot een voortzetting van de radicale Duitse Romantiek uit de vroeg-negentiende eeuw
dige moeten worden gezocht, zeker niet daarbuiten. Vooral Reve’s poëzie legt van dit laatste voortdurend getuigenis af, Mous geeft er veel treffende voorbeelden van. Neem bijvoorbeeld het fraaie gedicht God in Friesland: ‘Gij hebt Douwe Altena geschapen/ En Sjoerd Brandsma/ En Abe Doper./ Geloofd weze Uw Naam in alle Eeuwigheid.’ Mous vraag zich overigens tegen het einde van zijn betoog af in hoeverre Reve nog wel rooms-katholiek was. Hij had zeker in zijn latere werk sterk de neiging een eigen religie uit te vinden, misschien begon hij de moed op te geven dat de kerk hem nog enig soelaas kon bieden. Mous’ persoonlijke achtergrond en inzet tillen deze studie uit boven wat op dit gebied gebruikelijk is. Hij verbindt Reve’s bekering en de razendsnelle secularisatie van de naoorlogse periode met zijn eigen ontwikkeling. Je proeft dat hij zich verbonden voelt met Reve, zonder dat hij vervalt in al te grote adoratie. Hij constateert op allerlei plaatsen bij zichzelf een nog steeds knagend gevoel van wat hij ‘nostalgie’ noemt naar het verleden van de rooms-katholieke kerk. Bestond het nog maar, een gevoel van religieuze beleving dat nooit meer terug zal keren maar toch steeds aanwezig blijft. Wat dit betreft sluit zijn boek aan bij veel Nederlandse literatuur waarbinnen schrijvers cirkelen rondom een bestaande Leegte die nooit meer opgevuld kan worden en waarnaar alleen nog kan worden verlangd. Zie werk van Franca Treur, Jacob Groot, P.F. Thomése, Thomas Heerma van Voss, Maartje Wortel en vele anderen. Mous benoemt deze ‘nostalgie’ in termen van een wond en een trauma. Juist deze persoonlijke inzet maakt zijn werk zo geloofwaardig en overtuigend. Je hebt het gevoel dat bij hem geen sprake is van een min of meer toevallige studie (zeg maar over postzegels verzamelen), maar van een sterk en nauwelijks bedwingbaar verlangen naar religiositeit. God bestaat niet, dat weten we nu wel, daar hoeven we het niet meer over te hebben, maar het verlangen blijft. Dit is de onder Spaarnestad Photo / HH
Hoe val je van je geloof af? Bij de een, zoals bij mij, loopt het vanzelf, je gaat als protestantse jongen niet meer naar de kerk omdat je iets anders te doen hebt (literatuur, liefde en sport). Bij de ander gaat het in schokken en kost het veel moeite, zie Huub Mous de in Nederland geliefde Modernisme in bekentenisliteratuur op Lourdes: Gerard dit gebied van Siebelink, Reve en de Wolkers, ’t Hart en recent secularisering Franca Treur. Het blijft Aspekt, 356 blz., overigens eigenaardig dat € 22,95 er voorzover ik weet geen recente afvallige literatuur uit de rooms-katholieke hoek is. Geloofsafval kan ook gepaard gaan met een aanval van godsdienstwaanzin, compleet met visioenen en hallucinaties. Huub Mous, schrijver van de studie Modernisme in Lourdes, belandde in 1966 in een godsdienstige psychose. In 2011 publiceerde hij samen met Egbert Tellegen en Daan Muntjewerf Tegen de tijdgeest: Terugzien op een psychose (2011) waarin hij terugblikt op wat hem toen als rooms-katholieke jongeman overkwam. Hij werd behandeld, kwam er weer bovenop, doorliep een succesvolle maatschappelijke carrière in de kunstwereld en schreef dus nu een zeer interessante studie over de secularisering van het rooms-katholicisme in de jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw. Waarom vielen mensen toen zo massaal en in zo’n korte tijd van hun rooms-katholieke geloof? Wat was er aan de hand, welke ontwikkelingen versnelden de secularisering, wie trokken aan de touwtjes? Mous maakt in een uitvoerig en met veel argumenten doorspekt betoog aannemelijk dat juist de progressieve beweging binnen de rooms-katholieke kerk, die al tussen de twee wereldoorlogen van de grond kwam en zich in de jaren vijftig verder ontwikkelde, uiteindelijk de wegbereider was van de leegloop. Ondanks alle goeie bedoelingen. De traditionele rooms-katholieke liturgie en godsdienstbeleving kwamen binnen deze beweging onder druk te staan, ratio en een overspannen gevoel van ‘maakbaarheid’ en utopisme begonnen te overheersen. Ook in het theologisch debat rondom symboliek en godsdienstoefening gingen deze ideeën een grote rol spelen. Daarmee samenhangend verdween bij de progressieve kerkelijke theologen en autoriteiten de belangstelling voor mystiek en een meer persoonlijke godsdienstervaring. Men wilde een weg zoeken in de al decennia gaande ‘onttovering’ van de maatschappij, en maakte
Marja Pruis Alsof het voorbij is
liggende teneur van zijn boek. En hoe ging het nu verder met de geloofsafval ligen in Nederland? Verdween de godsdienst zomaar? Zijn we allemaal atheïst geworden? Mous weigert zich neer te leggen bij het idee dat religie langzamerhand geen rol meer speelt in het voortdurende debat over het modernisme en het postmodernisme. Religie verdwijnt niet, stelt hij in navolging van Jung: zodra je denkt dat ze verdwijnt, duikt ze ergens anders weer op. Je kunt dit terugzien bij een hardnekkige afvallige als Jan Wolkers, die op zijn oude dag overging tot een hoogst merkwaardige pantheïstische natuurbeleving. En zelfs bij een gerenommeerd atheïst als Rudy Kousbroek duikt in sommige van zijn geschriften een eigenaardig type tedere mystiek op dat hij elders bij anderen met volle kracht bestreed. En je zou kunnen volhouden dat bij Maarten ’t Hart de muziek in zijn werk de plaats van religie heeft ingenomen. Mous eindigt zijn studie met een ingehouden maar juist daarom ontroerende beschrijving van een recent bezoek aan abdij ‘De Slangenburg’ vlak bij Doetinchem waar hij in 1966 tijdelijk in retraite ging. Ook Reve verbleef er verschillende keren. ‘In het gastenboek, dat hij (een van de paters daar – kth) voor mij heeft klaar gelegd op de datum 8 januari 1966, zie ik mijn eigen woorden terug, niet eens geschreven, eerder getekend, elk gevoel verhullend ook, met daaronder een handtekening die opvallend veel op die van mijn vader lijkt: “Hier heb ik begrepen dat de zin van het leven zinloosheid is.”’
Ik lig al een tijdje wakker als ik van verre de bezorger van de Volkskrant de straat in hoor komen. Ik slaap op zolder, met open raam, en alles wat op straatniveau aan geluid wordt geproduceerd, tinkelt haarscherp naar boven. Het is een rustige straat, dat scheelt. Het meest onrustwekkende geluid van de afgelopen jaren was het middernachtelijk uitblijven van het geluid van terugkerende kroegtijgers, feestgangers of hoe je ze maar moet noemen. Ik kon het geratel van hun fietsen uittekenen, wist precies wie van de twee het was die ik eindelijk de sleutel in het slot hoorde steken, en meestal was dan ook de ander wel in aantocht. Met hun vertrek uit huis hebben mijn oren een ander herkenningspunt gevonden. De krantenjongen dus, altijd fris uit de veren. Hij klinkt alsof hij samen met zijn broer van ver is gekomen. Ze hebben eerst het land bewerkt, cassaves geplukt, de hut aangeveegd, en daarna de zegen van de stamoudste meegekregen om de westerse mens van dienst te zijn bij diens ochtendritueel. Ik kan het niet verstaan wat ze tegen elkaar zeggen, maar ze hebben stof voor tien. Onafgebroken en ongestoord is hun dialoog, de hele straat door, op de achtergrond het geklepper van de brievenbussen. In werkelijkheid weet ik inmiddels dat hij een telefoon in zijn oren heeft, en handsfree aan het bellen is. Is hij niet aan het bellen, dan hoor ik zijn muziek schetteren. Niet dat er altijd een reden moet zijn om wakker te liggen, maar nu lig ik na te denken over La vie d’Adèle. Twaalfde week! adverteert de bioscoop, en de zaal zat gisteravond bomvol. Terwijl mijn dochter naast me in slaap stortte, wilde ik dat de film nooit ophield. En wilde ik vooral dat het weer goed kwam tussen Adèle en Emma. Ik wil altijd dat het goed komt, het liefst eigenlijk dat het goed blijft. ‘Ik snap niet wat ze in die chick met dat blauwe haar ziet’, gaapte mijn dochter in de pauze. ‘Ik vind die man van d’r werk leuker.’ Ik lig in mijn bed hardop te kreunen als ik denk aan de tweede helft, begeleid door de obsceen ronde klanken van de krantenjongen die door het slaapkamerraam naar binnen buitelen. Droevig eiland droevig volk, dichtte Cola Debrot over Curaçao, eind jaren zestig vorige eeuw, toen de opstand uitbrak en Willemstad afbrandde. Droevig eiland zonder tolk. Niet dat deze jongen van Curaçao komt, maar even zogoed zou ik hem willen troosten. Klep klep, doet de brievenbus. Klepperdeklepklep, die van de buren. ‘Ik mis het om je aan te raken’, zegt Adèle. ‘Ik weet dat jij het ook mist.’ Emma kijkt weg, laat haar hand pakken, zoenen, bijten, opslokken, binnen een paar seconden lijken ze weer in elkaar te willen verdwijnen, alleen zitten ze nu in een café en hebben ze hun
Mijn dochter vertrekt geen spier. ‘Ik vind het altijd wel interessant om te zien hoe het mis gaat’
kleren nog aan. Tot Emma zich terugtrekt. ‘Ik wil het niet’, zegt ze. ‘Hou je niet meer van me?’ Emma schudt het hoofd. ‘Weet je zeker dat je niet meer van me houdt?’ Emma zegt: ‘Ik voel een oneindige tederheid voor je, en dat zal altijd zo blijven.’ Oneindige tederheid! Dat is niet genoeg! (Dit zeg ik, terwijl Adèle in stilte haar verlies neemt.) Dat liefde kan ophouden, het is onverteerbaar, maar mijn dochter naast me in de bioscoopstoel vertrekt geen spier. ‘Ik vind het altijd wel interessant om te zien hoe het mis gaat.’ Vroeger was La notte van Antonioni mijn lievelingsfilm, maar ik geloof niet dat ik die nu nog zou willen zien. Het zijn fases, schrijft Julian Barnes in Alsof het voorbij is. Eerst wil je dat een film of boek je leven op z’n kop zet. Later wil je dat ze iets weldadigers doen, namelijk je vertellen dat alles in orde is. La vie d’Adèle heeft zo’n speciale kwaliteit dat de acteurs samenvallen met de personages die ze spelen. Ik wil nog steeds niet ophouden naar hun gezichten te kijken. Het is makkelijk om de regisseur te verdenken van de ‘male gaze’ die zich verlustigt in eindeloze seksscènes, zoals Lorrie Moore dat deed in The New York Review of Books, maar in retrospectief is de seks de voorbode van het verlies. Alleen zo kan de intensiteit worden begrepen. De vriendin die de film ook heeft gezien, mailt me. Of ik al wist dat ze siliconen nepvagina’s aanbrachten voor ze gingen draaien. Ik neem het voor kennisgeving aan, zoals ik over wel meer zaken die anderen uit hun doen brengen mijn schouders ophaal. Ik kies mijn eigen momenten van ontnuchtering. ’s Avonds staat de krantenjongen op de stoep. Dat wil zeggen: ik herken hem als hij mij de beste wensen namens zijn werkgever in de handen drukt. Eventjes kan ik mijn blijdschap niet op. Geef hem zoveel geld alsof er toch nog een broer is met wie hij het moet delen. ‘Ik hoor jou ’s ochtends’, zeg ik tegen hem. ‘Ik jou ook’, zegt hij, en verdwijnt weer in de nacht. Ik denk dat hij dacht dat ik hem gelukkig nieuwjaar wenste. 23.01.2014 De Groene Amsterdammer 61
amsterdamsuitburo.nl
KONINKLIJK THEATER CARRÉ
Amstel 115-125 Tel. 0900-25 25 255 ( € 1,30 p/g) / www.carre.nl
do 30 jan.
Oleta Adams - The Legacy Tour De voormalige Tears for Fears zangeres komt voor een jubileumconcert naar Carré
• 20.00 u.
CONCERTGEBOUW
Concertgebouwplein 10 Tel. 0900-671 83 45 (€ 1,- p/g) / concertgebouw.nl / @concertgebouw
za 25 jan. gr. zaal zo 26 jan. gr. zaal za 1 feb. gr. zaal
NTR ZaterdagMatinee: Le Concert des Nations o.l.v. Jordi Savall Werken van Praetorius, Brade, Philidor, Rosenmüller, Lully en Purcell; www.zaterdagmatinee.nl • 14.15 u. Serie Meesterpianisten: Maurizio Pollini speelt Chopin (o.a. Ballades nrs. 2 & 3 en Sonate nr. 2, op. 35 ‘Marche funèbre’ en Debussy (12 Preludes, boek I) Er zijn nog kaarten te verkrijgen! Meer informatie: www.meesterpianisten.nl 1e rang € 87,50; CJP/65+ € 74,50,-; 2e rang €7 0,-; CJP/65+ € 59,50 • 20.15 u. NTR ZaterdagMatinee Radio Filharmonisch Orkest o.l.v. Reinbert de Leeuw Stravinsky Monumentum pro Gesualdo Boogman Raving (wereldpremière) R. de Leeuw Der nächtliche Wanderer (wereldpremière) • 14.15 u. www.zaterdagmatinee.nl
ORGELPARK
Gerard Brandtstraat 26 Tel. 020-515 81 11 / www.orgelpark.nl / @orgelpark
vr 24 jan. za 25 jan. zo 26 jan. wo 29 jan.
Planetenweekend orgel & electronica: Constellations Michael Bonaventure op orgel Planetenweekend The Planets van Gustav Holst Hansjörg Albrecht op orgel Planetenweekend Tierkreis van Karl-Heinz Stockhausen Vocaal Max Reger Requiem
PROGRAMMERING 23 - 31 JANUARI 2014
do. 23 - 01 Oostenburg #4: Wrap Up Boekpresentatie: Stedelingen veranderen de stad ma. 27 - 01 Big, Open & Beautiful #4: We love data!
• 20.15 u.
Het weer in de stad
• 20.15 u. • 14.15 u. • 20.15 u.
Social Innovation Network Meetup #7: Geluk als economische groeikracht
DE ROODE BIOSCOOP
Haarlemmerplein 7 Tel. 020-625 75 00 / www.roodebioscoop.nl / @theatergroepflint
wo 29 jan.
’n Pikketanissie Flint brengt smakelijke ballades uit het verdorven en roemruchte Jordaanrepertoire. ’n Feessie! • 20.30 u.
di. 28 - 01
Urban Movies #6: Conversations in Milton Keynes
wo. 29 - 01 Amsterdam Transition Town #8: Biobased Economie Tegenlicht Meet Up #9: De biecht van de bankier
Webabonnement Nu een half jaar De Groene op proef voor maar € 36,inclusief iedere week gratis pdf en toegang tot het digitale archief groene.nl
do. 30 - 01 DoeDemocratie #1: Zorg en welzijn in de buurt Nederland van Boven vr. 31 - 01
Mayors Challenge Borrel
Informatie en aanmelden: www.dezwijger.nl mediapartner:
[email protected] | Piet Heinkade 179 | 1019 HC Amsterdam | 020 7884444
PLATFORM VOOR CREATIE EN INNOVATIE
NV Weekblad De Groene Amsterdammer Onafhankelijk weekblad sinds 1877 Postbus 353, 1000 AJ Amsterdam Singel 464, 1017 AW Amsterdam
[email protected] groene.nl Redactie 020.524 55 24 Administratie 020.524 55 55
Redactie Xandra Schutte (hoofdredacteur), Evert de Vos (redactiechef ), Hassan Bahara, Margreet Fogteloo, Koen Haegens, Rutger van der Hoeven, Irene van der Linde, Roos van der Lint, Marja Pruis (Dichters & Denkers), Aukje van Roessel, Monique Samuel, Casper Thomas, Joost de Vries (kunst), Trinette Koomen (secretariaat), Jakob Jan (stagiair), Liesbeth Beneder (secretariaat) Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Jorie Horsthuis Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp), Andrea Friedli Beeldredactie Simone Berghuys, Floor Koomen Webredactie Katrien Otten
Administratie Fatima Leeuwenberg (office manager), Heleen de Waard, Eva Weller, Leon Smits (abonnementen), Jacqueline Wolf, Anil Goksun (financiën) Advertentie-acquisitie Tiers Bakker, Igor Bijlsma, Hans Boot, Pieter Wolter, 020.524 55 11/12
[email protected] Abonnementenwerving Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar Abonnementenadministratie 020.524 55 55
[email protected] Abonnementsprijzen Nederland en België: per jaar € 181,-, per half jaar € 95,-, per kwartaal € 50,-, studenten abonnement per 4 weken € 10,-. Overige landen prijzen op aanvraag. Online abonnement per jaar € 68,-. Losse nummers € 4,50. Rekeningnummer abonnementen NL65TRIO0198496176 Druk Senefelder Misset, Doetinchem Gesproken en digitale versie Loket aangepast-lezen 070.3381500
jan rothuizen
Vertrouwelijke informatie kunt u ook naar ons sturen via publeaks.nl
suggereert hij ten onrechte dat Greenpeace de bijdragen van haar donateurs ongevraagd automatisch heeft verhoogd: geen enkele donatie is verhoogd zonder toestemming van de donateur. Greenpeace boekt grote vooruitgang ten aanzien van de bescherming van regenwouden, een overstap naar duurzame energie, het bannen van gif uit kleding, het behoeden van bijen voor schadelijke bestrijdingsmiddelen… En ja, van de Noordpool zouden wij Greenpeace graag een beschermd natuurgebied Het artikel ‘Waarom toch die actie maken, zoals ook is gelukt met de op de Petsjorazee’ (De Groene van 16 januari) van onze oud-medewer- Zuidpool. Word wakker? Greenpeace is ker Martijn Lodewijkx weerspiegelt zijn persoonlijke mening en behoeft klaarwakker! Wij zien dat een groene en vredelievende wereld mogedaarom enige toelichting. lijk is; vijf miljoen mensen zijn met Het besluit om te protesteren bij het Prirazlomnaya-olieplatform ons opgestaan en willen met ons het Noordpool-gebied bescheris door Greenpeace niet lichtvaarmen. Als Lodewijkx meent wat hij dig genomen. Dat de Russische schrijft, zou dat ook hém met trots regering vervolgens 26 buitenlanmoeten vervullen. ders voor ruim twee maanden in Martin Lloyd, Greenpeace de gevangenis zou stoppen was Nederland disproportioneel en buiten elke verwachting. Dat blijkt ook uit het feit dat de Nederlandse regering de Gemeenteraadsleden Russische federatie voor het VNAukje van Roessel vraagt zich af zeerechttribunaal heeft gedaagd: of er oplossingen zijn voor ‘betere’ Rusland had de onder Nederlandse gemeenteraadsleden (De Groene vlag varende Arctic Sunrise niet van 16 januari). Er zijn zeker oplosmogen enteren. singen. Nu is interactie tussen raad Met de actie in de Noordelijke en bestuur en binnen de raad erg IJszee heeft Greenpeace willen gericht op macht en belangen. Dat laten zien wat er aan onheilspelbetekent dat een discussie geen lends gebeurt op en rond de open debat is maar een spelletje ‘airco van de planeet’, net zoals ‘wiens mening wint?’. Technieken Lodewijkx zelf dat overigens in om het debat te openen zouden al 2000 in Rusland deed, toen hij de een enorme verbetering zijn. Debat olievervuiling ter plekke opzocht. op inhoud en niet op macht, belanNiet om gearresteerd te worden, gen en spelletjes. maar om de wereld te laten zien dat Er bestaat een kloof tussen wat bekende oliemaatschappijen olie er in de raadszaal gebeurt en wat er invoeren die op zeer vervuilende op straat gebeurt. Toch is het voor wijze gewonnen en geproduceerd politici nauwelijks mogelijk om die is. Lodewijkx heeft het mis waar hij kloof te zien. Eerst zien, dan pas schrijft dat kapitein Peter Willcox overbruggen. Democratie betekent door het hoofdkantoor in Amsterdat verschillende belangen gehoord dam gedwongen zou zijn terug te varen richting boorplatform. Ondertussen op groene.nl De manier waarop hij schrijft Woensdag Het nieuwe over het lot van de ijsbeer doet geen recht aan het werk dat Greenpeace nummer Donderdag verricht. Onderhandelingen over Cultuuragenda Economie handel in bedreigde diersoorten Vrijdag Column Jochem van zijn nooit zwart-wit. Er lag een te den Berg Long read Boek van vergaand voorstel, waarin geen de week Zaterdag Media rekening werd gehouden met de belangen van inheemse volkeren Marja Pruis leest Zondag die voor hun voortbestaan afhanOpheffer In de Wereld kelijk zijn van de ijsberen in hun Maandag De 5 beste Column woongebied. Greenpeace heeft daar wel oog voor en acht de klimaatver- Martin Reints Dinsdag Joost andering veel bedreigender. Ook De Vries consumeert
De Groene Amsterdammer zoekt Directeur/ uitgever Zie: groene.nl en bekeken worden en dat dan een beslissing genomen wordt. Wederzijds respect en compassie zijn daarvoor onontbeerlijk. Beslissingen vallen echter vaak op haantjeseigenschappen en -gedrag. Wie het hardst schreeuwt, wordt het best gehoord. Wiens standpunt ongeschonden een meerderheid haalt, is winnaar. In plaats van te zoeken naar de beste beslissingen. Politiek is een smerig spel sinds mensenheugenis, horen we altijd. Macht is waar het om gaat. Maar macht is waar de kloof tussen burger en politiek van gemaakt is. Het wordt tijd dat men zich in raadszalen en bestuurderskamers realiseert dat in een louter op macht gericht politiek spel alleen maar verliezers zijn, terwijl een simpele verandering van omgangsvormen de beschikbare middelen en bronnen in dit land, in iedere gemeente, zo veel beter tot hun recht zou laten komen. Dus, wat moet er veranderen: het debat moet zo georganiseerd worden dat inhoud centraal staat, vragen moeten serieus beantwoord worden, besluitvorming moet erop gericht zijn om zo integraal mogelijke beslissingen te nemen en om zo veel mogelijk belangen en standpunten recht te doen. Een andere verandering is dat bewoners in staat gesteld worden om zelf beslissingen te nemen over zaken die hen aangaan. Ook dat besluitvormingsproces moet aan bovenstaande criteria voldoen. Er zijn al ‘participatieladders’ als hulpmiddel om te kijken op welk niveau een beslissing genomen kan worden. Dit vraagt om goede onafhankelijke ondersteuning, die ontwikkeld moet worden. Het kan, absoluut! Maar gaat het gebeuren? De vraag is niet zozeer welke oplossingen worden gekozen, maar of politici de moed hebben om hun eigen functioneren onder ogen te zien en vastgeroeste methodes in te ruilen voor democratischer methodes! Marit van der Riet U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar
[email protected] 23.01.2013 De Groene Amsterdammer 63
Sciencepalooza Bruin (of beige) is vet! Dat vet daar, ja, dat vetweefsel rond uw middel dat u tijdens de kerstdagen zo zorgvuldig hebt opgebouwd en nu graag wilt kwijtraken – beseft u wel dat u misschien op een andere plek ook vetweefsel heeft dat u absoluut niet kwijt wilt? Vetweefsel komt namelijk in verschillende soorten. Lang werd gedacht dat er twee soorten vetweefsel bestonden, wit en bruin. Wit vetweefsel is het soort dat u dik maakt. Bruin vetweefsel maakt echter niet dik, maar warm. Bruin vetweefsel kan vet dat in de cellen is opgeslagen omzetten in warmte. Dat klinkt aantrekkelijk, overtollige calorieën niet opslaan als vet maar ze gebruiken om warm te worden. Hoewel beide vetweefsel worden genoemd, verschillen wit en bruin sterk van elkaar. Bruin vetweefsel is nauw verwant aan spierweefsel en zit tjokvol mitochondriën. Mitochondriën produceren energie, normaal gesproken in de vorm van de energiedrager ATP. Bijzonder is dat de mitochondriën van bruin vetweefsel onder invloed van het eiwit UCP1 geen ATP maar warmte produceren. Recent is ook een derde soort vetweefsel ontdekt, beige vet, dit zit
tussen wit en bruin vetweefsel in. De Amerikaanse onderzoeker Bruce Spiegelman ontdekte dat in wit vetweefsel soms ook het eiwit UCP1 actief is. Net als bruin vetweefsel verbranden beige vetcellen vet en produceren warmte. Lang werd gedacht dat bruin vetweefsel alleen bij baby’s voorkwam. In de jaren tachtig werd echter ontdekt dat Finse houthakkers ook bruin vetweefsel hebben, vooral rond plekken in de nek. Pas in de jaren negentig werd met behulp van de PET-scan duidelijk dat alle volwassenen beschikken over bruin vetweefsel. Het bruin vetweefsel zit vooral in de gebieden rond onze ruggenwervels en schouders. Dit was lang onduidelijk omdat bruin vetweefsel op oude PET-scans niet altijd zichtbaar was. De Zweedse onderzoeker Jan Nedergaard ontdekte dat bruin vetweefsel vooral zichtbaar is op een PETscan als het actief is; dus wanneer het weefsel warmte produceert. Dergelijke activiteit vindt plaats wanneer lichamen voor een PET-scan eerst worden
blootgesteld aan milde kou. Pas dan wordt het bruin vetweefsel zichtbaar op een PET-scan. Vandaar ook dat het weefsel eerder wel gevonden werd bij de Finse houthakkers, die veel buiten in de kou hun werk deden. Deze ontdekking heeft het onderzoek verder gebracht. Zo werd bijvoorbeeld aangetoond dat bepaalde mensen meer bruin vet hebben dan anderen. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol: rond de twintig heeft bijna iedereen bruin vetweefsel terwijl het bij mensen boven de zestig weinig voorkomt. Ook ontdekten
onderzoekers dat bij mensen met obesitas bruin vet minder goed wordt geactiveerd in vergelijking met mensen die een gezond gewicht hebben. Onderzoek richt zich nu ook met nadruk op manieren om bruin en beige vetweefsel bij deze mensen te activeren. Een belangrijke stap daarin lijkt de ontdekking van het eiwit irisine door de eerder genoemde Spiegelman. Zijn onderzoeksteam ontdekte dit eiwit, dat vrijkomt na fysieke inspanning en de productie van UCP1 in witte vetcellen activeert. Irisine heeft sindsdien de warme belangstelling van de farmaceutische industrie als nieuw middel voor de behandeling van overgewicht en diabetes type 2. Voordat u een groot gat in de lucht springt, is het goed om te weten dat er vorig jaar verschillende studies zijn gepubliceerd die het gezondheidseffect van irisine in twijfel trekken. Toch blijven bruin en beige vetweefsel intrigeren en zullen ze wellicht bijdragen tot de ontwikkeling van manieren om obesitas aan te pakken. Of activeer uw bruin vetweefsel door de thermostaat wat lager te zetten.
Door André Boorsma Beeld Femke van Heerikhuizen (Door een vergissing is in de editie van 9 januari bij een tekst van Eva Teuling over genetisch gemodificeerd maïs de verkeerde illustratie geplaatst)
Cryptogram 3210
Henk Jongebloed
Horizontaal - 1. Het spreekt uit zijn houding: Louis van Gaal weet het allemaal (15) 9. Potentie om alles te overheersen (8) 10. Zo kan een thuisgevoel van de grond komen (6) 11. Buiten westen blijft de voorraad zo geheel intact (15) 13. Koeman zorgt op een boot voor nageslacht (8) 14. Zorgt voor de nodige ophef met zijn gevoelige snaren (4) 16. Levert plaatselijk minder goede erfelijke eigenschappen op (7) 17. Dan weer harde, dan weer zachte nootzaak (6) 19. Geeft vader wat pep om de smaak te pakken te krijgen (10) 21. Men spreekt een hoop af langs de lijn (4) 22. Steeds dezelfde woorden onder de gordel stoten! (14) Verticaal - 2. Ze worden gerund door de werknemers die ze betalen (15) 3. Zo’n lid betekent het einde van de Tros (4) 4. Geeft de hemel niet echt weer (15) 5. Met het nodige rekenwerk kunnen we die buitenlanders hier wel plaatsen (10) 6. Persistent timmerwerk (7) 7. Alsof er een luik voor de tekst zit (10) 8. Scheidt het kaf van het koren maar blijft je storen (8) 12. Die klieren doen het en wil men er niet meer bij hebben (10) 15. Zo moe, die oude stoel is klaar! (7) 18. Eigentijds stukje grond in Brabant (6) 20. Zeg eens, in het buitenland is hij een held! (4) 21. Leider in mooie kleren (4) Oplossing cryptogram 3209 Horizontaal - 6 afsluit-provisie, 8 hagel-nummer, 9 lid, 10 erop, 11 na-geslacht, 13 koppel-werkwoord, 15 af-staan, 17 Molière, 19 top-aas, 20 overmaat, 22 neermaaien, 23 rits. Verticaal - 1 Bloem-pap, 2 binnen-plaatsen, 3 trommel-rem, 4 overal(l), 5 veld-studie, 6 achter-kwartier, 7 Sol, 12 co-operatie, 14 wolf-raam, 16 trap-as, 18 lover, 21 tang. 64 De Groene Amsterdammer 23.01.2013
Perquin Genezing
Opheffer Kwijt
Een vluchtpoging richting de kunst, daar begint het mee. In mijn eentje door de zalen lopen. Er is iets wat mijn hoofd dreigt over te nemen, iets wat nodig afgeschud moet worden. Want hoe noem je dat, wanneer iemand ongewild dagenlang in je gedachten is? Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat? Iedere obsessie, ook een kortstondige, is in feite een benauwende vorm van doelgerichtheid. Van staren naar één punt. Van steeds weer uitkomen op dezelfde plek. Kunst kan in zulke gevallen afleiding bieden, de ruimte oprekken. Precies dat moest gebeuren, vond ik. Niets is onoplosbaar. En toen ik me eenmaal gerealiseerd had dat het museumbezoek het begin zou worden van een reeks bezwerings rituelen wist ik ook wat er moest volgen. Alsof ik ter plekke een lijstje in mijn hoofd opstelde waarop ik de onderdelen af zou kunnen vinken. Zie je, dacht ik, ik ben heus wel een overzichtelijk iemand. Ik laat me niet zomaar overweldigen. Na het museumbezoek zou ik een tijdlang veel buiten zijn. Ik zou lange wandelingen maken langs het water, een paar halve dagen in een boekhandel doorbrengen, veel fietsen. Vervolgens: lades of kasten opruimen. Dagenlang Otis Redding draaien. Ten slotte zou ik hooguit één sentimenteel gedicht schrijven over de obsessie in kwestie. Eentje maar. Een gedicht dat ik later, uiteraard, weg zal gooien. Waarna de genezing een feit is. Probleem opgelost. Gevoelens gladgestreken. Maar ik voelde me er, terwijl ik in een lege zaal naar een video-installatie stond te kijken, ineens een beetje beteuterd bij. Dat hevige schrikken van grote gevoelens. Dat bangige als iets zich al te nadrukkelijk mijn denken binnenwurmt – wilde ik niet altijd een soepele geest bezitten, bereid om plaats te maken waar nodig? Mee te gaan in wat zich hevig aandient? Op de muur draaide intussen een film waarin veel speelgoedaapjes voorkwamen. Kleine speelgoedaapjes op een plank. Er werd ingezoomd op een harig klauwtje, een lachende mond, een plastic oog. Misschien moet dit anders, dacht ik. Niet verder weg maar dichterbij. Bevangen durven raken. Overweldigd zelfs, verdomme. Dan maar eens gloedvol en pathetisch, dan maar aan dromen ten onder.
beeld Milo Ik ben uitgelachen omdat ik de telefoonnummers die ik in mijn iPhone heb staan ook in een apart telefoonlijstje heb genoteerd. Voor het geval ik ze kwijtraak. ‘Maar ze staan ook in je laptop.’ ‘Dat kan zijn, maar als ik ze heb opgeschreven, voel ik me veiliger.’ Ik zie zelf ook wel in dat het misschien overdreven is, want dat telefoonlijstje heb ik al jaren niet gebruikt, anders dan om er telefoonnummers in te schrijven. Maar het is een extra back-up, een extra verzekering. Ik ben al mijn hele leven bang dat ik kwijtraak ‘waar het om gaat’. Ik ben ook veel dingen verloren ‘waarom het ging’. Telefoon, computers, boeken, zelf geschreven aantekeningen van boeken. Sindsdien wil ik van alles twee. Twee computers, twee telefoons, twee gironummers, twee – altijd een reserve. Ik heb ook twee memory-keys met dezelfde data. Het boek met het mooiste omslag vind ik de eerste druk van In de bovenkooi van J.M.A. Biesheuvel. De inhoud komt mij iedere keer ook weer magistraal voor. Nu vond ik laatst weer een eerste druk. Die heb ik meteen gekocht. Die andere kan ik namelijk een keer verliezen. In dat geval gaat het om ‘mooi’. Met mensen is het anders. Door eigen schuld ben ik veel liefdes kwijtgeraakt. En heb ik maar één dochter – ik had er best twee willen hebben. Maar een dochter extra neem je niet om een eventueel verlies te dekken. Dat zou ik eng vinden. ‘Als je van alles twee wilt’, zei mijn dochter, ‘waarom wil je er dan niet drie? Drie is nog beter.’ We voerden een gesprek over mijn verliesangst. Ze vervolgde: ‘Als je van iets twee hebt, zet je die ook nog eens naast elkaar. Je hebt zoveel dubbele boeken naast elkaar staan dat de kans dat je er twee kwijtraakt bijna net zo groot is als dat je er één kwijtraakt. Als je echt bang bent voor verlies, dan moet je ze op aparte plekken bewaren.’ Daar had ze me. Ik vertelde haar niet dat ik ook nog een harde schijf met al mijn werk bij een vriendin had. Wat is voor jezelf van waarde? Waar gaat het om? Het is een vraag naar het wezen van de angst. Bij mij is dat onbeheersbaarheid. Verlies van controle. Wat zou er gebeuren als ik alle telefoonnummers die ik heb opeens kwijt zou zijn?
Het woord reserve vind ik net zo mooi als vrijheid
Niets natuurlijk. Maar ik ben dan onthand. Ik voel me onveilig. Ik schiet te kort. Ik kan niet bellen. Ik kan niet aan verplichtingen voldoen. Er worden verkeerde oordelen over mij geveld. ‘Hij belt niet terug, hij zou terugbellen.’ Allemaal korte kleine angstjes. En wat maakt het uit? Ik bel zo vaak niet terug. Met grote regelmaat gooi ik e-mails weg zonder ze te hebben geopend. Ik ben een slecht mens. Ik geniet van ondernemersverhalen. In die verhalen is er altijd een moment waarop de ondernemer een risico nam. Hij had geen verzekering. Geen leuning om vast te houden. Ik ken dat gevoel. Ik ben daarmee opgevoed, en ik hou ervan. Het is geen thrillseeking. Het is iets anders; het is de mogelijkheid dat er iets groots kan gebeuren, en je weet dat je daarvoor gevaar moet lopen. Maar paradoxaal genoeg kun je alleen maar iets ondernemen, risico lopen, als je controle hebt. Als je het zelf veroorzaakt. Toen ik mijn aantekeningen voor een boek was verloren, was ik houvast kwijt. Houvast die ik nodig had om een nieuw boek te publiceren. Denk je maar eens in wat er gebeurt als je je huis niet in kunt wanneer je je sleutel bent verloren en je wéét dat er geen duplicaat is. Sterker: ik heb altijd twee sleutels bij me. Het woord reserve vind ik net zo mooi als vrijheid. 23.01.2013 De Groene Amsterdammer 65
Susana Vera / Reuters
Het einde
Tijdens het ontvangen van de Cervantesprijs in 2008
Juan Gelman 3 mei 1930 – 14 januari 2014 Hij was de dichter met de droeve ogen, en de poëzie stond getatoeëerd op zijn botten. Hij leefde in ballingschap nadat hij het Argentinië van de junta was ontvlucht. door Cees Zoon
66 De Groene Amsterdammer 23.01.2014
ontwikkelde Juan Gelman zich tot een van de Drie dagen nationale rouw met de vlaggen halfbelangrijkste dichters in het Spaanse taalgebied. stok, dat is niet iedere dichter gegeven, zeker Onvermijdelijk veroverde zijn obsessie een niet een die bijna veertig jaar lang weigerde hoofdrol in zijn werk. ‘De man die de woorden terug te keren naar zijn vaderland. En al heleliet spreken voorbij de dood’, is hij wel genoemd. maal niet een man die behalve een geroemd en Gelman leerde praten met de doden, net als geprezen dichter ook een vooraanstaand links de hoofdpersoon in de beroemde roman Pedro activist was. Páramo, en zette dat om in poëzie. Hij praatte Al in zijn jeugd werd Juan Gelman lid van de met zijn zoon en zijn schoondochter, en met verArgentijnse communistische partij, die hij later moorde vrienden-schrijvers als Rodolfo Walsh verruilde voor de Montoneros, de militante tak en Haroldo Conti. ‘De poëzie stond getatoeëerd van de peronistische partij die zich ontwikkelde op zijn botten’, schreef zijn landgenote Silvina tot een guerrillabeweging. De doodsbedreiginFriera. ‘Hij transformeerde wonden in memoragen van de terreurgroep aaa dwongen hem in bele verzen.’ 1975 Argentinië te verlaten en uit te wijken naar Gelman beschouwde zichzelf als een poliEuropa waar de staatsgreep van generaal Videla tiek zeer betrokken persoon, maar wenste zijn hem verraste en de weg naar huis afsneed. poëzie daar nadrukkelijk buiten te houden. Als Het was het begin van een ballingschap die, schrijver was hij ‘alleen getrouwd met de poëeerst gedwongen en later vrijwillig, de rest van zie, met zijn obsessies van rouw en ballingschap’. zijn leven zou duren. Vorige week overleed hij op Degenen die zijn poëzie politiek noemden ver83-jarige leeftijd in Mexico-Stad. gisten zich door te denken dat ‘ik 24 uur per dag Zelfs Clarín, de grootste krant van Argenverbonden ben met de werkelijkheid. Niet alles tinië die openlijk de kant van de dictatuur had wat er in de wereld gebeurt wekt de behoefte bij gekozen, ruimde nu de halve voorpagina in voor me er een gedicht over te schrijven. Alles wat Gelman en omschreef hem als ‘de man die verje schrijft, is een lange mislukte poging de poëdriet omzette in poëzie’. zie te vangen. Wanneer iemand volhardt in dit De gebeurtenis die van Juan Gelman de dichbrandende ambacht dat ter met de droeve ogen de poëzie is, is dat omdat maakte, was een huive‘Alles wat je schrijft, hij hoopt op het verschijringwekkende illustratie is een lange mislukte nen van het wonder, maar van de onmenselijkheid zoals Dylan Thomas zei, van het militaire bewind. poging de poëzie het wonderbaarlijke van Op 27 augustus 1976 verte vangen’ wonderen is dat ze zich dwenen zijn twintigjarige soms voordoen.’ zoon Marcelo en diens Het gedicht komt zoals het komt. Wanneer negentienjarige zwangere vrouw María Clauze hem vroegen waarom hij gedichten schreef, dia nadat ze waren opgepakt. Op dat moment vertelde hij altijd het verhaal, dat zijn moeder begon Gelmans decennia durende speurtocht hem zo vaak had verteld, over de spin die in het naar zijn verdwenen zoon en schoondochter en bos een duizendpoot tegenkwam. ‘Hoe doe je naar zijn kleindochter of kleinzoon. dat met lopen?’ vroeg de spin. ‘Beweeg je eerst De resten van Marcelo, met de sporen van een je vijftig linkerpoten en dan je vijftig rechter? nekschot, werden in 1989 gevonden, in een met Of twintig en dan twintig? Of tien en tien?’ De beton gevuld vat dat in een rivier was gedumpt. duizendpoot begon na te denken, en deed nooit María Claudia is nooit teruggevonden, al zou meer een stap. zij volgens een hoge Uruguayaanse militair verGelman dacht een beetje als die andere moord en begraven zijn op een terrein van een Dylan, Bob, die altijd om uitleg van zijn teksten kazerne in het buurland. wordt gevraagd en altijd antwoordt: ik kan mijn In 1995 publiceerde Juan Gelman een open eigen werk niet analyseren. brief aan zijn onbekende kleinzoon of kleinIn 2011 werd de moordenaar van zijn zoon dochter: ‘Misschien heb je de grijsgroene ogen Marcelo, een voormalige folteraar in een clanvan mijn zoon, of de bruine ogen van zijn vrouw, destien detentiecentrum, alsnog veroordeeld tot die een heel speciale schittering hadden, teder en levenslang. Juan Gelman zei dat hij daar niets schalks. Wie weet hoe je zal zijn als je een jongen bij voelde. Geen vreugde, geen haat, niets. En hij bent. Wie weet hoe je zal zijn als je een meisje vroeg zich af waarom. Het antwoord kwam in bent. Misschien kun je uit dat mysterie stappen Hoy, de laatste bundel die hij vorig jaar publiom een nieuw binnen te treden: dat van de ontceerde, met bijna driehonderd gedichten over de moeting met een grootvader die op je wacht.’ lange weg van de verwerking van de verdwijning Via-via hoorde hij dat het een meisje was, en dood van zijn zoon. Waarom de bundel Hoy en het spoor leidde eveneens naar Monte (Vandaag) heette, vroegen ze hem: ‘Ik dacht dat video, waar zij in gevangenschap was geboren jullie me dat konden vertellen.’ en cadeau werd gegeven aan een plaatselijke Juan Gelman stierf in Mexico, ver weg van politieman. Gelmans overmoeibare zoektocht huis, maar zonder enige rancune of verbittering: van bijna een kwart eeuw werd in 2000 beloond ‘Voor een dichter en schrijver is de taal het enige met de emotionele ontmoeting met kleinvaderland waarin je kunt wonen. Daarna kundochter María Macarena. Het maakte hem de nen ze je in ballingschap sturen of naar de hel, beroemdste opa van de wereld. dat doet er niet meer toe.’ Gedurende die jaren van intens verdriet
2014 goed koopjaar? T E KOOP
T H C O K R E V
Bespreek het met een NVM-aankoopmakelaar! Is het een goed moment om een huis te kopen? Hoe zit het met de prijsontwikkeling? Dalen de huizenprijzen nog in 2014? Of is er inmiddels sprake van prijsherstel? Allemaal vragen die u met een NVM-aankoopmakelaar kunt bespreken. Hij informeert u over de ontwikkeling van de huizenmarkt in de omgeving waar u graag wilt wonen en adviseert u over wat in uw situatie een verstandige keuze kan zijn. Zo kunt u straks weloverwogen beslissen of ook voor ú het moment is aangebroken om te verhuizen. Een NVM-aankoopmakelaar ontzorgt u graag en kan u daarbij tijd en geld besparen. Kijk op nvm.nl. Goed gevoel. NVM.