Scriptie Bestuurskunde - Universiteit van Tilburg
Lokaal populisme in Nederland Een onderzoek naar de invloed van - en op populistische partijen in de lokale politiek
Teun Groenen, 22 augustus 2011
Lokaal populisme in Nederland
Teun Groenen, 22 augustus 2011
INHOUDSOPGAVE
Inleiding .......................................................................................................................................................................1
1 Onderzoeksopzet ....................................................................................................................................................3 1.1 Aanleiding .........................................................................................................................................................3 1.2 Centrale vraagstelling ......................................................................................................................................5 1.3 Doelstelling en relevantie ................................................................................................................................5 1.4 Onderzoeksvragen ...........................................................................................................................................6 1.5 Populisme ..........................................................................................................................................................7 1.6 Discoursanalyse .............................................................................................................................................. 14 1.7 Case selectie .................................................................................................................................................... 17 1.8 Invloed ............................................................................................................................................................. 23 1.9 Onderzoeksmethoden.................................................................................................................................... 26 1.10 Leeswijzer ...................................................................................................................................................... 30
2 Populisme in Almere ........................................................................................................................................... 32 2.1 Opkomend populisme in Almere ................................................................................................................ 32 2.2 De opkomst van Leefbaar Almere ............................................................................................................... 34 2.3 De opkomst van de PVV Almere ................................................................................................................. 39 2.4 Analyse verkiezingsprogramma’s ............................................................................................................... 43 2.5 Analyse interviews ......................................................................................................................................... 50 2.6 Conclusie ......................................................................................................................................................... 56
3 Populisme in Utrecht ........................................................................................................................................... 61 3.1 De opkomst van Leefbaar Utrecht ............................................................................................................... 62 3.2 Analyse verkiezingsprogramma’s ............................................................................................................... 71 3.3 Analyse interviews ......................................................................................................................................... 79 3.4 Conclusie ......................................................................................................................................................... 82
4 Conclusie ............................................................................................................................................................... 87 4.1 Populisme ........................................................................................................................................................ 87 4.2 Beïnvloeding ................................................................................................................................................... 90 4.3 Ander onderzoek ............................................................................................................................................ 95 4.4 Tot slot ............................................................................................................................................................. 99
Bronnen .................................................................................................................................................................... 101
Bijlage 1: overige bronnen ..................................................................................................................................... 113 Bijlage 2: interviewvragen ..................................................................................................................................... 114
INLEIDING Premier Mark Rutte waarschuwde het Nederlandse volk op vrijdag 18 februari 2011: als de coalitiepartijen geen meerderheid zouden behalen in de Eerste Kamer, dan dreigden er ‚Belgische toestanden‛ in ons land te ontstaan (De Pers, 18 februari 2011). De premier waarschuwde voor een situatie waarin de politieke meerderheden in de Eerste en Tweede Kamer verschillen, waardoor het voor de uitvoerende macht erg moeilijk wordt om hun wetsvoorstellen door het gehele wetgevingsproces te loodsen. In internationaal perspectief zou deze gebeurtenis niet uniek zijn, zowel de Verenigde Staten als Frankrijk kennen een stelsel waarin de president soms te maken kan krijgen met een situatie waarin de meerderheid in het parlement een andere partijkleur heeft, ook wel cohabitation genoemd. Het is dan ook de vraag of deze waarschuwing terecht is: moeten mensen hun stemrecht tijdelijk beperkt opvatten omdat anders het land onbestuurbaar zou worden? Een interessantere vraag is die naar de oorzaak van de situatie die tot de uitspraak van Rutte heeft geleid: hoe komt het dat het Nederlandse politieke landschap in de afgelopen jaren zo diffuus en versnipperd is geraakt, dat het vormen van meerderheden een steeds grotere uitdaging vormt? Er zijn meer concurrerende partijen, meer zwevende kiezers en de machtsverhoudingen verschuiven constant. 1 De media zijn enorm gegroeid en hebben een grote invloed op de politiek, die volgens sommigen sneller en minder elitair moet om nog aan de moderne eisen van het volk tegemoet te komen. 2 Er lijkt een meer fundamenteel probleem te schuilen achter de situatie waar premier Rutte ons voor waarschuwt. Onze zuiderburen reageren dan ook laconiek op zijn uitlatingen: is het niet juist Nederland dat, gevoed door de eerder beschreven ontwikkelingen, de afgelopen tien tot vijftien jaar door een politieke en bestuurlijke crisis gaat? Vlaams Journalist Desmet spreekt dan ook eerder over ‘Nederlandse toestanden’: ‚Wat eens de consensusnatie bij uitstek was, is nu een vulgair scheldland geworden, waar alles wat gezegd kan worden, ook maar meteen gezegd moet worden, waar verkeerd begrepen assertiviteit en hufterigheid het hebben overgenomen van beschaafdheid en beleefdheid.‛ (De Morgen, 2 maart 2011). Alle bovenstaande verschuivingen in het politieke klimaat, de politieke cultuur van ons land, gaan gepaard met de opkomst van partijen die een geheel andere politieke stijl hanteren dan de traditionele partijen in Nederland: het populisme.
1
Zie bijvoorbeeld Beekink et al (red.) (2003:143) en Bovend’Eert & Kummeling (2010:105).
Voor een overzicht van de staat van de Nederlandse democratie in 2011 zie bijvoorbeeld de verschillende bijdragen in Andeweg & Thomassen (red.) (2011). 2
1
Deze scriptie onderzoekt dit populisme en concentreert zich hierbij op concrete en actuele verschijningsvormen. Het onderzoek speelt zich echter af tegen de achtergrond die in deze inleiding is geschetst: een veranderend Nederland waarin oude zekerheden zijn weggevallen en nieuwe standaarden worden gezocht.
2
1 ONDERZOEKSOPZET In dit hoofdstuk worden allereerst de aanleiding, relevantie en doelstelling van dit onderzoek beschreven. Vervolgens worden de begrippen die in dit onderzoek zijn gehanteerd uiteengezet en worden de keuzes voor de verschillende praktijkcases die geanalyseerd zijn gemotiveerd. Daarnaast wordt dieper ingegaan op de onderzoeksmethoden.
1.1 AANLEIDING
‚La Belgique et les Pays-Bas malades du populisme‛ (Le Monde, 4 september 2010). (..) ‚die dramatische Entwicklung vom liberalen Musterland zum fragwürdigen Paradies für erfolgreiche Populisten‚ (Die Zeit, 8 juni 2010). ‚The Return of the Bourgeoisie‛ (Spiegel, 6 augustus 2010). ‚De opkomst der populisten‛ (De Groene Amsterdammer, 16 juni 2010).
Bovenstaande is slechts een minieme greep uit de koppen van verschillende kranten uit heel Europa over de opkomst van het populisme in Nederland. Hoewel deze opkomst niet een typisch Nederlands verschijnsel is3, en tevens ook geen verschijnsel is dat uitsluitend voorkomt in de huidige tijd4, krijgt het op dit moment wel veel aandacht te krijgen in het publieke debat. De oorzaak voor de oplaaiende discussies over het populisme kan gevonden worden in het succes dat verschillende populistische partijen het afgelopen decennia boekten (Lange, 2011).
In Italië wordt de partij Lega Nord van Silvio Berlusconi vaak als populistisch gezien (Zaslove, 2005), Zwitserland kende de Freiheitliche Partei Österreichs (FPÖ) van de inmiddels overleden Jörg Haider (Spiegel, 13 oktober 2008), in Frankrijk had Le Penn lange tijd succes (Mayer, 2005) en in België kent men het Vlaams Belang (Lucardie, 2007:178). 3
Het begrip ‘populisme’ komt oorspronkelijk uit het Romeinse tijdperk. Nederland kende de afgelopen eeuw verschillende populistische uitingen, bijvoorbeeld door Arend ‘boer Braat’ in de jaren twintig, door Anton Mussert van de NSB in de jaren dertig en door ‘boer Koekoek’ van de Boerenpartij van 1963 tot 1981 (VPRO, 26 oktober 2007). Te Velde (2010) noemt ten minste drie populistische golven in de Nederlandse geschiedenis, beginnende in 1780. Overigens is te Velde van mening dat het hier gaat om aparte stromingen omdat de verschillende golven niet in contact met elkaar staan en geen ervaringen uitwisselen. Nederland zou volgens hem geen populistische traditie kennen. 4
3
Sinds het jaar 2000 zijn er in Nederland verschillende landelijke politieke partijen opgericht die zich keerden tegen wat zij zelf ‘het elitaire bestuur’ noemden. Als begin kan de verkiezingsoverwinning van Pim Fortuyn aangemerkt worden. De Lijst Pim Fortuyn (LPF) kenmerkte zich door een sterke ‘antiestablishment’ houding en een afkeer van ‘achterkamertjespolitiek’ (Chorus & Galan, 2002). De partij zocht grenzen op en voerde scherpe discussies met haar tegenstanders. Dit was een breuk met de consensusgerichte en door grote belangengroepen gerunde democratie van Nederland. 5 Na de moord op Pim Fortuyn volgden partijen die een soortgelijke stijl aannamen, bijvoorbeeld Trots Op Nederland (TON) en de Partij Voor de Vrijheid (PVV). De partijen in deze nieuwe stroming werden in de media, door de politiek en in het publieke debat vaak – terecht of onterecht – ‘populistisch’ genoemd.6 Het is minder bekend dat dit opkomend populisme al eerder in het lokale politieke landschap te ontdekken was. De algemene opkomst van lokale politieke groeperingen in de jaren negentig en de millenniumjaren is bijvoorbeeld ook als een opkomst van populisme te beschouwen: ‚Lokale partijen zouden de benodigde professionaliteit missen, cliëntelistisch met groepsbelangen omgaan en populistisch inspelen op ‘onderbuikgevoelens’ ‚ (Boogers, Lucardie & Voerman, 2006:36). De oprichting van Leefbaar Hilversum in 1993 was het begin van een protestgolf van leefbaarpartijen door het gehele land. Ook andere nieuwe lokale partijen voerden namen als ‘Onafhankelijk’ of ‚Belang’ en zetten zich af tegen de gevestigde orde (Hulshof & Verhey, 23 maart 2002). In de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 deden opnieuw verschillende partijen mee die zich kenmerkten door een populistische stijl van politiek bedrijven. Het ging om reeds bestaande of eerder verkozen partijen, maar ook om een aantal nieuwkomers in het politieke landschap. Het zijn lokale varianten van landelijke partijen, maar ook partijen die zijn gegroeid uit de lokale gemeenschap. De opkomst van deze partijen zorgt voor veel onrust in het bestuur: heeft de overheid niet naar het volk geluisterd? Of maken populistische partijen misbruik van de gevoelens van mensen door de werkelijkheid te simplificeren?
Lijphart (1999) beschrijft de Nederlandse consensusdemocratie in zijn boek ‚Patterns of democracy‛. Voor een voorbeeld van de spanning tussen dit model en de opkomst van de LPF zie Fieschi & Jones (2003). 5
Zie bijvoorbeeld artikelen in het NRC Handelsblad (24 maart 2009) of het Nederlands Dagblad (28 april 2009). Minister-president Balkenende haalde in 2009 uit naar Geert Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid en stelde: ‚Het Binnenhof is in de greep van het populisme‛ (NRC Handelsblad, 31 oktober 2009). Ook Alexander Pechtold beschuldigt Geert Wilders regelmatig van populisme: [het] ‚debat is nu gekaapt door populisten als Wilders, wat ertoe heeft geleid dat het probleem alleen maar groter is geworden‛ (Nu.nl, 2 juli 2008). Rouvoet gaat in 2008 nog verder en noemt niet alleen de PVV ‚plat en populistisch‛, maar ook Trots Op Nederland en de leiders van de VVD en D66 (Elsevier, 9 september 2008). 6
4
Hoewel populisme een eeuwenoud begrip is, zijn de discussies die hier beschreven worden actueel. Er is onzekerheid over de snelle groei van deze partijen en over hun rol in de toekomstige politiek. Het profiel van de verschillende lokale populistische partijen is vaak nog onbekend. Ook is het onduidelijk wat hun invloed is op gevestigde politieke partijen. Nemen deze de stijl van de populisten over, of laten zij zich niet beïnvloeden door deze opkomende stroming? En wat gebeurt er eigenlijk met het populisme van de nieuwe partijen, wanneer zij toetreden tot het bestuur?
1.2 CENTRALE VRAAGSTELLING ‘Welke invloed hebben relatief nieuwe populistische partijen en gevestigde partijen op elkaar in de lokale politiek?’
1.3 DOELSTELLING EN RELEVANTIE Dit onderzoek wil zowel maatschappelijk als wetenschappelijk gezien een bijdrage aan het debat leveren. Er is op een aantal manieren getracht een bijdrage te leveren aan een maatschappelijke ontwikkeling. Het populisme lijkt zowel lokaal, landelijk, Europees en internationaal in opkomst (Lange, 2011). Dit roept bij gevestigde partijen veel vragen op. Hoe moet met deze nieuwe stroming worden omgegaan? Is het een bedreiging of biedt het juist kansen om de kloof tussen burger en overheid te verkleinen? De beantwoording van deze vragen begint met een waardevrije en genuanceerde analyse van de nieuwe partijen die op dit moment als populistisch betiteld worden. Bovendien biedt dit onderzoek een kijk op de invloed die het opkomend populisme heeft binnen de politiek en de invloed die gevestigde partijen hebben op het opkomend populisme, een overzicht van de ontwikkeling van de hedendaagse politiek en een vooruitblik naar de toekomst. De wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek is op de eerste plaats gelegen in het verstevigen van de basis van het begrip populisme. Het begrip is vaak normatief geladen. Om een onpartijdige en praktijkgerichte definitie te formuleren is empirisch onderzoek naar de als populistisch gekenmerkte partijen noodzakelijk. Bovendien verschaft dit onderzoek informatie over beïnvloedingsmechanieken onder politieke partijen. Ook draagt dit onderzoek bij aan theorievorming over de ontwikkeling van de democratie: hoe manifesteren opkomende populistische partijen zich en hoe reageren de traditionele (elitaire) partijen hier op? Het onderzoek onderscheidt zich duidelijk van andere wetenschappelijke onderzoeken naar populisme. Er is weinig onderzoeken gedaan dat zich puur richten op de populistische stijl van partijen. Het wetenschappelijk onderzoek is vaak beperkt tot een focus op de beïnvloeding van politieke agenda’s en standpunten.
5
Daarnaast is ook het vrij uniek dat lokale populistische partijen worden geanalyseerd. Door de snelle opkomst van de PVV in de landelijke en Europese verkiezingen ligt de aandacht van onderzoekers voornamelijk op dat bestuursniveau. In de lokale politiek zijn echter meer en andere populistische invloeden te voelen die het waard zijn verder te analyseren. Gezien het bovenstaande is de doelstelling van dit onderzoek:
‘Een bijdrage leveren aan het maatschappelijke en wetenschappelijke debat over opkomende populistische partijen in de Nederlandse lokale politiek.’
1.4 ONDERZOEKSVRAGEN Een aantal (clusters van) onderzoeksvragen worden behandeld om een antwoord te geven op de centrale vraagstelling en daarmee de doelstelling van dit onderzoek te bereiken. Omdat het onmogelijk is alle lokale partijen te onderzoeken die enigszins als populistisch bestempeld kunnen worden is gekozen voor een casestudy onderzoek naar drie populistische partijen in twee steden: de Partij Voor de Vrijheid Almere (PVV) , Leefbaar Almere (LA) en Leefbaar Utrecht (LU). Zie voor een verdere motivatie voor de keuze van deze partijen de definitie van het begrip ‘populisme’ en de daaruit voorvloeiende motivatie voor de case selectie in paragraaf 1.5. De termen die in de onderstaande vragen worden gebruikt zullen in de volgende paragrafen worden beschreven. Verderop in deze onderzoeksopzet volgt ook nog een uitwerking van de vragen en de bijbehorende onderzoeksmethoden. De relevante onderzoeksvragen luiden als volgt:
Wat is de ontstaansgeschiedenis van de Partij Voor de Vrijheid Almere, Leefbaar Almere en Leefbaar Utrecht? Welke populistische elementen kennen deze partijen vanaf hun oprichting tot op heden? Welke populistische elementen kennen de gevestigde partijen de afgelopen tien jaar? Is er een verschuiving te zien in het populisme van de Partij Voor de Vrijheid Almere, Leefbaar Almere en Leefbaar Utrecht? Is er een verschuiving te zien in de mate van populisme bij de gevestigde partijen in de afgelopen tien jaar?
Is deze verschuiving ontstaan door invloedsuitoefening van respectievelijk de opkomende populistische partijen en de gevestigde partijen?
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er te zien tussen de verschillende case studies en waar worden deze door veroorzaakt?
Hoe verhouden de resultaten van dit onderzoek zich tot andere, soortgelijke onderzoeken en in hoeverre is dit onderzoek daarom relevant voor de gehele Nederlandse lokale politiek?
6
1.5 POPULISME Het onderzoek richt zich op lokale politieke partijen die zijn verkozen of zich kandidaat stellen op gemeentelijk niveau. Het gaat om relatief nieuwe partijen, dat wil zeggen dat zij niet meer dan vijftien jaar oud zijn. Er is een casestudy onderzoek gedaan naar een selectie van drie partijen in twee steden. Om de selectie voor deze partijen verder te motiveren is in deze paragraaf een definitie van het begrip ‚populisme‛ gegeven. De populistische partijen zullen worden vergeleken met de ‘gevestigde partijen’. Onder ‘gevestigde partijen’ worden de vijf partijen verstaan die in de afgelopen vijftien jaar gemiddeld de meeste zetels hebben gewonnen in de verkiezingen in de betreffende gemeenten: Utrecht en Almere. Het gaat zowel om partijen die daadwerkelijk bestuurd hebben als om partijen in de oppositie. In beide rollen is beïnvloeding immers mogelijk.
BETEKENISGEVING Het begrip populisme komt oorspronkelijk van het woord populus: het volk. In het oude Rome waren het voornamelijk de populares die hun invloed, anders dan de senaat, direct aan het volk ontleenden. ‚Vox populi, vox dei‛ oftewel ‚de stem van het volk is de stem van God‛ was de bekende Romeinse stelling die voor directe invloed van het volk pleitte (Europa-Nu, 2010) . Waar het begrip in de Romeinse tijd voor grote groepen een positieve bijklank had, wordt het begrip nu vaker in een negatieve context gebruikt. De Van Dale heeft lange tijd de volgende definitie gehanteerd: *populisme is een+ ‚populaire, oppervlakkige, enigszins demagogische betoogtrant‛. Demagogie is ‚ (altijd ongunstig) het in beweging brengen, opruien van de massa met retorische middelen, leugenachtige voorstellingen en valse leuzen. Synoniem: volksmisleiding.‛ Opvallend is dat de Van Dale haar definitie recentelijk heeft gewijzigd in een meer neutrale uitleg. Populisme is nu *de+ ‚neiging zich te richten naar de massa vd bevolking‛. De bovenstaande definities maken duidelijk dat het woord populisme vaak een normatieve betekenisgeving kent. Toch proberen wetenschappers de laatste decennia ook een neutraal antwoord te krijgen op de vraag naar definiëring, onder anderen door het uitvoeren van empirisch onderzoek. Lucardie (1989) beschrijft bijvoorbeeld verschillende opkomende partijen aan het einde van de achttiende eeuw in Oost-Europa en Noord-Amerika, die zich met een sterk afwijkend politiek programma wilden afzetten tegen een bepaalde elite. Clemens (1983) beschrijft populisme als ‚the importance and influence of public opinion, usually expressed through polls‛.
7
HET VOLK VERSUS DE ELITE Over één element in de definitie van het begrip ‘populisme’ lijkt in de wetenschap consensus te zijn bereikt: de tegenstelling tussen het volk en de elite. Albertazzi & McDonnell (2008) spreken over populisme als ‚an ideology which puts virtuous and homogeneous people against a set of elites and dangerous ‘others’ who are together depicted as depriving (or attempting to deprive) the sovereign people of their rights, values, prosperity, identity and voice‛. Ook Mudde (2007) spreekt over een tweedeling die populisten zouden aanbrengen in de samenleving. Van Rossem (2010:29) ziet populisme als een mentaliteit waarin het volk tegenover een elite geplaatst wordt die erop uit is ‚het volk te manipuleren en uit te buiten‛. Deze tegenstelling wordt door sommige wetenschappers samengevat in krachtige termen als ‚the people versus the powerful‛7(Judis & Teixeira, 2002:138) of ‚‘the pure people’ versus ‘the corrupt elite’ ‛ (Mudde, 2004). Deze tweedeling in twee vijandige groepen is een essentieel onderdeel van het populistische gedachtegoed. Deze tweedeling veronderstelt dat er zoiets bestaat als ‘het volk’ en ‘de elite’. Van Rossem (2010:28) stelt: ‚het warm kloppende hart van elke populistische beweging is de theorie dat het volk een werkelijk bestaand en levend organisme is, een en ondeelbaar‛. Bovendien zou de algemene wil van het volk het uitgangspunt moeten zijn in de politiek: ‚*populism+ argues that politics should be an expression of the [general will] of the people‛ (Mudde, 2007). Lucardie (1989) beschrijft verschillende opkomende partijen aan het einde van de achttiende eeuw in Oost-Europa en Noord-Amerika, die geïnspireerd zijn door het idee van de ‚volonté générale‛ van de Zwitsers-Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Waar Rousseau in zijn ‚Du contrat social‛ uit 1762 echter spreekt over de algemene wil samengevat in een algemeen belang, vatten populisten de volkswil op als een optelsom van individuele belangen: de wil van allen. 8 Over de betekenis van het gebruik van de term ‚het volk‛ door populisten bestaan ook verschillende opvattingen. Mudde (2004:545) onderscheidt ten eerste het gebruik van de term als puur retorisch instrument. Daarnaast haalt hij de schrijvers Tella (1997), Worsley in Krieger (red.) (1993) en Laclau (1977) aan om aan te geven dat er nog een tweede onderscheid is: met ‘het volk’ bedoelen populisten slechts een bepaald segment in de samenleving. Bijvoorbeeld de arbeidersklasse, of de westerse inwoners.
Naar een uitspraak van voormalig presidentskandidaat Gore (The International Herald Tribune, 5 augustus 2002): I believe Bill Clinton and I were right to maintain, during our 1992 campaign, that we should fight for "the forgotten middle class" against the "forces of greed." Standing up for "the people, not the powerful" was the right choice in 2000. 7
Of er zoiets bestaat als ‚de wil van allen‛ staat open ter discussie. Frissen (2009) pleit in zijn boek ‚Gevaar verplicht‛ bijvoorbeeld voor meer aristocratische politiek omdat er niet één volkswil zou bestaan. 8
8
De werkelijke betekenis van het begrip blijft in deze verklaringen echter vaag. Taggart (2000) komt daarom met een meer aannemelijke verklaringen voor het gebruik van de term ‘het volk’. De term wordt volgens hem gebruik als een soort mythische beschrijving, een fictieve voorstelling van een volk dat samen een eenheid vormt. Met ‘de elite’ wordt op verschillende groepen gedoeld. Ten eerste valt te denken aan de gevestigde partijen, politici die al langere tijd deel uitmaken van het bestuur. Zij zouden hun band met het volk zijn kwijtgeraakt. Ten tweede kan ook gedacht worden aan de media, als verdedigers van de politieke elite. Of aan de wetenschap, als verlengstuk van de politieke machthebbers. De hierboven beschreven tweedeling kan opgevat worden als een negatieve scheiding in de maatschappij. Van Rossem (2010:7) spreekt over de creatie van een ‚paranoide waanwereld (<) waarin het voor de hele westerse cultuur *voortdurend+ vijf voor twaalf is‛. Anderen, zoals Reybrouck (2008), zien in deze tweedeling echter een weerspiegeling van daadwerkelijke ontwikkelingen in onze maatschappij. Bovens spreekt in Swiersma en Tonkens (red., 2008:101) ook wel over ‚de diplomademocratie‛, waarin hogeropgeleiden oververtegenwoordigd zijn in het politieke landschap en steeds verder verwijderd raken van een groep lager opgeleide ‚verliezer*s+ (<) van de mondialisering en meritocratie‛ (Pels, 19 november 2008). Afgezien van de vraag of er in werkelijkheid sprake is van een tweedeling binnen de samenleving, kan dus gesteld worden dat het populisme ‘de elite’ en ‘het volk’ onderscheidt als al dan niet fictieve vijandige groepen waarbij de populisten opkomen voor het belang van de laatste groep.
BURGERPARTICIPATIE Om de volkswil uit te drukken pleiten veel populisten voor nieuwe vormen van directe democratie: meer burgerinspraak en referenda. Er zijn echter ook onderzoeken die aantonen dat populisten voornamelijk ontevreden zijn met het huidige systeem en niet zozeer op zoek zijn naar meer directe invloed voor de burger (Denemark et al, 2003). In ’t Veld (16 december 2009:8) ziet burgerparticipatie als bestrijdingsmiddel van het populisme: ‚uitbreiding van burgerparticipatie zou wel eens de beste tegenzet kunnen zijn tegen het opdringend populisme‛. Het is moeilijk de werkelijke intenties van populistische partijen bloot te leggen, de meesten komen in het openbaar echter op voor het volk en willen dit volk meer macht en invloed op de politieke besluitvorming geven. Deze openbare uiting tot meer burgerparticipatie is in dit onderzoek als kenmerk van populisme meegewogen. Of deze uiting slechts een ‘flirt met de burger’ is of ook een daadwerkelijke wil om deze meer invloed te geven uitdrukt is in dit onderzoek nader bekeken.
9
TAALGEBRUIK De eerder beschreven tweedeling in het volk en de elite raakt aan een ander kenmerk: een typerend taalgebruik onder populistische politici. Want de basisideeën over de tweedeling in de samenleving en de eenheid van het volk uiten zich in de praktijk in een bepaald taalgebruik, dat er op gericht is deze basis kenbaar te maken. Het is mogelijk populistische kenmerken te ontdekken in delen van het taalgebruik van bepaalde personen of groepen. Dat zagen we eerder in een speech van Al Gore (the people, not the powerful), maar ook in Nederland is volgens sommigen sprake van een toename in populistisch taalgebruik. 9 Canovan (1999:3) omschrijft populisme dan ook als een ‚stijl van politieke retoriek‛. De argumentatiestructuur wordt gevormd door de basisprincipes van het populistische gedachtegoed: wij (het volk) tegen zij (de elite). Mény& Surel (2001:11-13) beschrijven volgens Abts (2004:454) drie onderdelen die populisten gebruiken om hun pleidooi voor de volksdemocratie te uiten: ‚benadrukking van de fundamentele positie en rol van het monolithische volk; de stelling dat het volk verraden is of, alleszins, in de steek gelaten wordt door de gevestigde politiek; en tenslotte de eis dat het primaat van het volk hersteld moet worden‛. Deze drie onderdelen zullen dus in de mondelinge of tekstuele uitingen van populistische partijen moeten zijn te vinden. De discussies met populisten zouden gekenmerkt worden door het veelvuldig gebruik van ‚argumentum ad populum‛, die zowel de eenheid in de volkswil als de wij-zij tegenstelling uitdrukken. Sommigen zien dit als een drogredenering (zie bijvoorbeeld Dalton, 1980), waarin de spreker een voorstelling maakt waarin iedereen het met hem eens zou zijn: ‚iedereen weet toch dat..‛. Abts (2004:454) spreekt een belangrijke waarschuwing uit die aan de basis ligt van de discussie welke partijen nu daadwerkelijk als populistisch betiteld kunnen worden. Hij stelt dat populisme niet moet worden verward met het begrip ‚populaire politiek‛. Taalgebruik is immers een machtswapen en kan door alle politici ingezet worden om stemmers achter zich te scharen. Daarbij wordt veelvuldig gesproken over de mensen, de burger of het volk. Dat soort taalgebruik is noodzakelijk om mensen te mobiliseren. Het wordt echter populistisch wanneer dit taalgebruik een onderliggende dimensie heeft, wanneer er bepaalde kernprincipes onder liggen en het de algemene lijn van de partij overheerst. Populisme is dus: ‚een unieke mobilisatiestrategie, die gebruik maakt van een specifiek ideologisch referentiekader en een typische politieke stijl‛ (Abts, 2004:453).
Zie bijvoorbeeld de toespraak van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst (2009) bij de opening van het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam, waarin zij het volgende stelde: ‚in de politiek-maatschappelijke discussie in ons land voert in toenemende mate het populisme de boventoon.‛ 9
10
IDEOLOGIE Dit ideologisch referentiekader wordt door Stanley (2008) treffend aangeduid als een ‚thin ideology‛, in tegenstelling tot klassieke ‚thick ideologies‛ als het liberalisme en het socialisme. Daarnaast plakken sommige wetenschappers nog een toplaag op de basislaag van de definitie. Deze toplaag bestaat uit de inhoudelijke argumenten of ideologieën van de betreffende partijen. Mudde (2007) spreekt in dit verband over thema’s als anti-immigratie en anti-EU. Ook geeft hij aan dat deze partijen vaak nadruk leggen op het veiligheidsbeleid en de bestrijding van de bureaucratie. Mudde (ibidem:32-59) onderscheidt uiteindelijk drie vormen van populisme: rechts of nationaal-populisme, liberaal populisme en links populisme. Toch is het bijna onmogelijk populisme en ideologie als theoretische constructen met elkaar te verbinden, zonder daarbij het raakvlak met de realiteit kwijt te raken. Sommigen zullen populisme voornamelijk met extreem-rechts associeren. Davidović et al geven in Donselaar & Rodrigues (2008:170), hun onderzoek naar het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de PVV, een definitie die sterke overeenkomsten heeft met de definities die van het begrip populisme vaak worden geconstrueerd: ‚Men is in positieve zin georiënteerd op ‘het eigene’, heeft een afkeer van ‘het vreemde’, van politieke tegenstanders, van de gevestigde politiek in het algemeen, en men heeft een hang naar het autoritaire.‛ Populisme is echter ook te verbinden met de (linkse) communistische leer van Karl Marx, die de arbeidersklasse (het proletariaat) als afspiegeling van het volk afzette tegen de kapitalistische machthebbers. In Nederland wordt de Socialistische Partij (SP), vooral in haar vroegere jaren, soms als een illustratie van het links-populisme gezien (Voerman, 2009). De roep om meer democratie voor ‘het gewone volk’ kwam in de jaren zestig voornamelijk van de linkerkant en beperkte zich niet tot Nederland: ‚De New Left beweging was invloedrijk in vele westerse landen in de jaren zestig en zeventig. Het woord ‘regenten’ was dan wel typisch Nederlands, maar het afzetten tegen het establishment en de kritiek op de gering geachte mogelijkheden voor politieke participatie klonken overal‛ (Koole, 8 december 2006). Ook een verbinding met het liberalisme is te maken, geïllustreerd door de Deense politicus en rechter Mogens Glistrup die in 1972 op nationale televisie opriep om aan de hand van mazen in het systeem belastingen te ontwijken. Populisme kan ook gezien worden in de democratiseringsbewegingen in de jaren zestig, waarin D’66 als nieuwe politieke partij sprak over de devaluatie van de democratie.
11
Hoewel populisme dus te verbinden is met ideologie, kan het niet gelijkgesteld worden met een ideologie. Het is geen set van waarden, normen en ideeën over de samenleving maar een ‚beroep op het gezond verstand‛ (Akkerman, 2003:152). Er is zoals eerder gesteld sprake van een ‚thin ideology‛ in plaats van een ‚thick ideology‛ (Stanley, 2008). Toch lopen populisme en ideologie in de media, de wetenschap, de politiek en het maatschappelijke debat vaak door elkaar.10 Dit kan een verklaring zijn voor het feit dat er nog steeds geen overeenstemming is over de definiëring van het begrip. De theorievorming wordt vertraagd door de gepolitiseerde arena waarin het begrip zich momenteel bevindt. Door de opkomst van verschillende partijen die als populistisch bestempeld worden en de moderne communicatiemiddelen is het debat in een stroomversnelling gekomen en is er weinig plaats voor rationaliteit of reflectie.
SIMPLISME Populisme is dus geen ideologie en kent geen vaste standpunten. Wel kan gesteld worden dat populisme in sterkere mate voorkomt bij partijen aan de extreme zijden van het politieke spectrum. Zoals hiervoor beschreven is richten vele beschouwingen zich op populisme en extreem-rechts, of het populisme en (extreem-links) communisme. Deze extremen kennen minder ruimte voor nuance en werken daarom simplisme in de hand.‚Populismus ist einfach, Demokratie ist komplex‛ (Dahrendorf, 2003). Populisten geloven in eenvoudige oplossingen in een transparante wereld, die volgens sommigen in de werkelijkheid veel complexer is. ‚Populisten wantrouwen en veroordelen elke consensus, nuance en complexiteit: democratisch overleg tussen representatieve groepen en politieke compromissen worden sowieso verdachte producten van achterkamerpolitiek; wetenschappelijk expertise wordt afgedaan als misleidende mystificatie van de werkelijkheid‛(Abts, 2004:461). Het populisme zet zich dus af tegen typische kenmerken van de Nederlandse democratie als consensusoverleg met vele belangengroepen en experts, zoals Lijphart (1999) ons stelsel typeert. Complexiteit is voor populisten slechts een door de politieke elite in stand gehouden werkelijkheid, terwijl de werkelijke problemen onder ‚ordinary people‛ juist simpel zijn (Canovan, 1999:6).
Zie voor verbindingen met extreem-rechts in de wetenschap bijvoorbeeld Betz (2003), Lucardie (2007) en Mudde (2007). Overigens onderscheiden wetenschappers vaak wel verschillende soorten populisme, maar leggen zij in de uitwerking van hun onderzoek toch vaak de focus op een bepaalde ideologie. De media hebben volgens Albertazzi & McDonell invloed op de opkomst van populistische partijen, maar zijn niet altijd nauwkeurig in hun definitie van het begrip (Boef, 2008). 10
12
CHARISMATISCH LEIDERSCHAP Om de werkelijke problemen onder het ondeelbare volk te uiten zoekt het populisme vaak naar een leider met veel gezag en uitstraling. Hij treedt op als vertegenwoordiger van het volk en is de belichaming van de strijd tegen de gevestigde orde. Berting noemt het ‚charismatisch protestpopulisme van Fortuyn‛ in Houtman, Steijn & Male (red., 2003:26) als meest treffende voorbeeld van de typerende rol van leiders in het populisme. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen leiderschap bij de gevestigde politieke partijen en leiderschap onder populistische partijen. Het eerste type is, naar de gezagstheorie van Weber, voornamelijk gebaseerd op rationeel-legaal gezag , terwijl het populisme meer gebruik maakt van charisma of traditie (ibidem:31). Ook stellen de leiders van gevestigde partijen zich vaak verbindend op, terwijl de populistische leider de wij-zij tegenstellingen graag benadrukt.
DEFINITIE Vanuit de beschreven theorieën is populisme te zien als een gelaagd begrip met drie onderdelen. Het eerste onderdeel is het fundament: de dunne ideologie waar populistische partijen op steunen. Dit fundament bestaat uit een aantal elementen: het benadrukken van de rol van het volk in een democratie, de ondeelbaarheid van dit volk en de tegenstelling tussen het volk en de heersende elite. Uit dit fundament groeien een aantal kenmerken, uitingsvormen van de dunne ideologische basis. Het gaat om een kenmerkend discours, het pleiten voor bestuur met de burgers, het simplificeren van de complexe werkelijkheid en om een charismatisch leider die deze elementen uitdraagt. De derde laag vormt de daadwerkelijke ideologie, vaak rechts (nationaal), liberaal of links (Lucardie, 2007:178). Hoewel een populistische partij bestaat uit een verbinding van deze lagen, zal de derde laag slechts een minieme rol spelen in dit onderzoek. Deze laag is namelijk niet onderscheidend voor populistische partijen. Dat wil overigens niet zeggen dat de ideologie geen belangrijke rol kan spelen in de praktijk, in een onderzoek naar populisme is het echter belangrijk een theoretisch onderscheid te maken. Daarnaast wordt de ideologie van moderne populistische partijen grotendeels gevormd door hun populistische basis. Hun ideologie is dan ook vaak niet in te delen in de klassieke stromingen maar kan per beleidsthema verschillen, afhankelijk van de populaire wil van het volk. Om het onderscheid met andere partijen nog scherper te maken, moeten alle te onderzoeken partijen voldoen aan meerdere kenmerken binnen de twee lagen.
13
In onderstaand overzicht zijn alle kenmerken die genoemd zijn nogmaals schematisch weergegeven.
De ideologie •Combinaties van verschillende stromingen, vaak aan de extreme zijden.
De populistische uitingsvormen •Taal, burgerparticipatie, simplisme en charismatisch leiderschap.
De populistische basis •Het ondeelbare volk versus de elite. Afbeelding 1.5.1: De drie lagen van populisme. De twee donkere gekleurde lagen staan centraal in dit onderzoek, de lichte toplaag komt wel bij alle partijen voor maar wordt in dit onderzoek niet nader geanalyseerd. De pijl symboliseert de stelling dat de basis een sterke uitwerking heeft op de uitingsvormen en de ideologie.
1.6 DISCOURSANALYSE
Nu er een definitie is gegeven van het begrip ‘populisme’ is echter nog niet duidelijk waar in dit onderzoek nu precies naar gekeken is. De overkoepelende onderzoeksmethode is een discoursanalyse. In de verschillende bronnen en in de in het kader van dit onderzoek afgenomen interviews is gezocht naar populistische uitspraken. Maar een discoursanalyse gaat verder dan het lezen en analyseren van teksten en gesprekken. In de traditie van Foucault wordt een discours of vertoog gezien als een materieel verschijnsel. Dat wil zeggen dat mensen of groepen (politieke partijen) met hun taal en andere communicatieve gedragingen macht (of invloed) uitoefenen. Communicatie is nooit alleen maar het doorgeven van informatie, er liggen altijd bepaalde assumpties aan ten grondslag. Gee (1999:2) vat dit als volgt samen: ‚When we speak or write we always take a particular perspective on what the ‚world‛ is like. This involves us in taking perspectives on what is ‚normal‛ and not; what is ‚acceptable‛ and not; what is ‚right‛ and not; what is ‚real‛ and not; what is ‚the way things are‛ and not; what is ‚the way things ought to be‛ and not; what is ‚possible‛ and not; what ‚people like us‛ or ‚people like them‛ do and don’t do; and so on and so forth, again through a nearly endless list. But these are all, too, perspectives on how we believe, wish, or act as if potential ‚social goods‛ are, or ought to be, distributed.‛
14
Het populistische discours staat centraal in dit onderzoek. Dit discours wordt gekenmerkt door de elementen die eerder in de definiëring van het begrip ‘populisme’ zijn onderscheiden. De keuze om populisme als discours te zien heeft gevolgen voor de onderzoeksmethodiek. Zo is in documentenstudies, in interviews en in observatieonderzoek steeds gelet op uitingen die het populistische discours in zich dragen. De elementen in de definitie hoeven niet expliciet genoemd te worden, een discoursanalyse zoekt juist naar de betekenis achter de woorden. De keuze voor een ruime definitie van het begrip discours heeft als gevolg dat ook andere gedragingen dan taaluitingen zijn onderzocht. Er zijn in de politieke arena vele manieren om een boodschap te communiceren. Zo is bijvoorbeeld gekeken naar de opstelling van populistische- en gevestigde partijen in verkiezingstijd, tijdens coalitieonderhandelingen en in raadsvergaderingen. Zonderen de populistische partijen zich af van ‘het establishment’ of proberen zij juist actief tot het bestuur door te dringen? En sluiten de gevestigde partijen de nieuwkomers direct uit of proberen ze het populisme juist in te kapselen? Dergelijke gedragingen kunnen een uiting zijn van het discours van de betrokken partijen.
ANALYSEKADER De definitie van populisme en de keuze voor een discoursanalyse zijn op de volgende pagina samengebracht in een analysekader. In dit kader worden de kenmerken die in de definiëring zijn onderscheiden vertaald naar de praktijk. Het doel van dit kader is het verder expliciteren van de bril waarmee naar de werkelijkheid gekeken is. De elementen van het begrip ‘populisme’ worden in het kader in de linker kolom aangegeven. In de middelste kolom staan de uitspraken (geschreven of uitgesproken) waar in dit onderzoek naar gezocht zal worden. Het gaat in de meeste gevallen niet om letterlijke citaten, maar ze zijn wel geïnspireerd door werkelijk uitgesproken frasen. In de rechterkolom staan bijzonderheden of aanvullingen.
15
Element van populisme Het volk is één en ondeelbaar
Het volk versus de elite
Verwachte uiting ‚Nederlanders zijn het zat.‚ ‚Iedereen (honderden/duizenden) is (zijn) het er over eens dat...‛ ‚De zwijgende meerderheid verdient een stem. ‚
Burgerparticipatie
Simplisme
Charismatisch leiderschap
‚De burger is het (regenteske, elitaire) bestuur van deze stad zat.‛ ‚U heeft geen idee van de gevoelens die er op straat leven.‚ ‚De macht moet terug worden gegeven aan de burgers.‛ ‚Een stem op ons is een stem tegen de gevestigde orde.‛ ‚De gewone man gaat gebukt onder de regels uit Den Haag.‛ ‚Geen dure onderzoeken meer, geen eindeloos gepraat in achterkamertjes, maar luisteren naar de burger. ‚ ‚U moet uit uw ivoren toren komen en het volk niet langer als het plebs betitelen.‛ ‚De burger moet in een vroeg stadium kunnen meedenken over alle aspecten van het gemeentelijke beleid.‛ ‚Het wordt tijd dat beleid niet langer in achterkamertjes wordt vormgegeven, maar in de buurt dicht bij de mensen.‛ ‚De man op de straat voelt zich al lang niet meer betrokken bij de politiek in zijn stad.‛
‚Henk en Ingrid betalen voor Fatima en Achmed.‛ ‚Direct de grenzen dicht en alle criminele allochtonen het land uit.‛ ‚De crisis kwam van rechts.‛ ‚Wij staan voor minder bureaucratie.‛ ‚Zon- en windenergie zijn grote subsidieslurpers.‛ ‚At your service‛. (Pim Fortuyn) ‚Yes we can‛. (Barack Obama). ‚Ik ben een man van het volk‛.
Bijzonderheid Het gaat dus steeds om de voorstelling van een homogene groep als eenheid. Hoewel verschillende termen kunnen worden gebruikt gaat het in principe altijd om het Nederlandse volk in zijn geheel (minus een selecte elite of andere minderheid). De elite is meestal het zittende bestuur, maar kan ook de media of andere machthebbers zijn.
Burgerparticipatie is een principe dat veel partijen nastreven. Waar traditionele partijen echter streven naar samenwerking, waar de beslissingsbevoegdheid bij de politiek blijft liggen, streven populistische partijen soms naar gedelegeerde bevoegdheid voor burgers, bijvoorbeeld in de vorm van een bindend referendum. Het gaat hierbij voornamelijk om oneliners die aanstekelijk klinken maar voor nuance geen plaats over laten. Daarnaast is simplisme ook te vinden in het veelvuldig op de agenda zetten van kleine issues, die niet over de hoofdlijnen van een bepaald beleid gaan. De leider is één met het volk en moet het hebben van zijn uitstraling en verbale vaardigheden.
16
1.7 CASE SELECTIE
Aan de hand van de gegeven definitie en de uitwerking van deze definitie is een selectie gemaakt van te onderzoeken cases. Omdat het onmogelijk is alle lokale populistische partijen te onderzoeken is een selectie gemaakt van drie partijen in twee steden. Het gaat om twee partijen die relatief nieuw zijn in het bestuur en een partij die al meer dan tien jaar politiek actief is:
Leefbaar Almere;
Partij Voor de Vrijheid (PVV) Almere;
(Stadspartij) Leefbaar Utrecht (LU).
Er is gekozen voor partijen met een verschillende achtergrond. Leefbaar Almere is een partij die ontstaan is vanuit de lokale politiek maar heeft wel sterk geleund op de succesgolf van de landelijke Leefbaarbeweging. Leefbaar Utrecht is lokaal ontstaan en is van daaruit ook verder gegroeid. De PVV Almere is ontstaan uit de landelijke partij van Geert Wilders en heeft een lid van de Tweede Kamer als partijleider. Verder zijn het partijen die in een relatief korte tijd veel zetels hebben behaald en daarom ook in staat zijn geweest invloed uit te oefenen. De PVV Almere haalde in de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 negen van de zevenendertig zetels. Leefbaar Utrecht en Leefbaar Almere hadden op hun hoogtepunt, respectievelijk in het jaar 2000 en 2002, veertien van de vijfenveertig en negen van de zevenendertig zetels. Leefbaar Utrecht behaalde in de gemeenteraadsverkiezingen van 2011 nog één zetel en heeft inmiddels bekend gemaakt niet aan de volgende verkiezingen mee te doen. Hieronder zijn per partij uitingen weergegeven die te beschouwen zijn als indicatoren voor een sterke mate van populisme binnen de partijen. De verschillende elementen uit de definitie en het analysekader zijn hier vergeleken met de drie partijen, om aan te tonen dat ze geschikt zijn om in dit onderzoek als ‘populistische partijen’ te worden aangemerkt. Het gaat nadrukkelijk om indicatoren, hoe het populisme van de partijen er daadwerkelijk uit ziet is in het verdere onderzoek beschreven.
17
LEEFBAAR ALMERE Element Het volk is één en ondeelbaar
Uiting Meerdere malen spreekt Leefbaar Almere over ‘het volk’ als een ondeelbare entiteit.
Het volk versus de elite
Het afzetten tegen het elitaire bestuur is een wezenlijk onderdeel van Leefbaar Almere. Onderstaande citaten zijn slechts een greep uit de vele stukken op hun website over de rol van het establishment in de stad.
Burgerparticipatie
‚De stad is vanaf nu van ons.‛ [het volk] (Volkskrant, 6 april 2002). *Leefbaren zijn+ ‚sociaal bewogen mensen die de taal van het volk spreken‛ (Velde, 7 juli 2006). ‚De burger wordt al helemaal niet serieus genomen.‛ (Leefbaar Almere, 10 oktober 2008).
‚Het stadsbestuur, de gemeenteraad en het college van B&W, bedrijft de politiek hoofdzakelijk in de wandelgangen, de achterkamertjes en de restaurants. De besluitvorming komt zo volledig buiten het zicht van de burgers tot stand‛ (Leefbaar Almere, 2002:4). ‚Dit is een goede begroting< voor een slecht beleid. Dit is de wrange vrucht van regenten. Het compromisproduct van een in zichzelf gekeerde coalitie, die geen zicht heeft op de maatschappelijke buitenwereld. Of die dat zicht niet wil hebben, wat erger is.‛ (Leefbaar Almere, 10 oktober 2008). ‚Die walgelijk arrogante toon van de macht. Dat superioriteitsgevoel ten aanzien van mensen die in de politiek soms hun hart laten spreken. Die verhevenheid, die vanzelfsprekende claim op integriteit.‛(Leefbaar Almere, 24 april 2008).
Burgerparticipatie is geen prominent onderdeel van de beleidsagenda van Leefbaar Almere. Wel zeggen zij:
‚Inspraakgroepen voor wijkbelangen moeten met alle égards worden behandeld. Geen loze beloften, recht door zee, afspraak is afspraak.‛ (Leefbaar Almere, 2002:6). Om daar vervolgens aan toe te voegen: ‚Maar de gemeenteraad besluit‛ (ibidem).
In juni 2011 besluit de partij echter dat de gemeenteraad niet langer het belangrijkste platform is. Het politieke systeem in Almere zorgt er volgens Leefbaar voor dat er al jaren geen sprake is van dualisme, waardoor het college sterk de overhand heeft. Om de oppositie te versterken wil de partij meer direct contact met burgers gaan zoeken om hun initiatieven te steunen (Leefbaar Almere, 30 juni 2011). Simplisme
Leefbaar Almere spreekt voornamelijk over praktische oplossingen voor problemen, het bestuur kan volgens hen eenvoudiger en slagvaardiger.
18
Charismatisch leiderschap
‚Een van de kenmerken van het populisme is dat je de dingen niet ingewikkelder maakt dan ze zijn. Sterker nog, je probeert ingewikkelde zaken tot eenvoudige proporties terug te brengen. Daarom houd ik het er maar op dat de populist in mij rond het jaar 2000 tot leven is gekomen.‛ (Huis, niet gepubliceerd). ‚Een stortvloed van ideeën, regelingen en bureaucratisch activiteit vanuit Den Haag helpt zeker niet. Gemeentelijke ongehoorzaamheid [..] zouden we toejuichen.‛ (Leefbaar Almere, 2002:2).
Frits Huis is de bekendste politicus van Almere (Telegraaf, 20 mei 2010). Hij kwam landelijk in het nieuws toen hij door een jongen op straat bespuwd werd tijdens een interview met het tv-programma ‘Netwerk’. Daarnaast is hij bekend om zijn vlotte taalgebruik en zijn felle manier van debatteren, zo haalde hij alle media door te stellen dat discriminatie ‚als een bruine draad‛ door het programma van de PVV heen loopt (Factcheck, 21 maart 2010). Op de website van Leefbaar Almere (geen datum) wordt hij beschreven met de woorden ‚Charismatisch, staat dicht bij de mensen‛.
Leefbaar Almere scoort hoog op de verschillende elementen in de definitie van het begrip ‘populisme’. De anti-elitaire opvattingen liggen aan de basis van het ontstaan van de partij en vormen het fundament van haar beleidsagenda. De homogeniteit van het volk komt vaak ter sprake wanneer deze wordt afgezet tegen de overheersing door de elite. De partij is dan ook ontstaan als protestpartij, Leefbaar klaagde over de manier waarop het zittende bestuur om was gegaan met verschillende lokale issues. Goed bestuur kan volgens de partij bewerkstelligd worden door ‘dingen niet ingewikkelder te maken dan ze zijn’. Burgerparticipatie speelt geen grote rol in haar bestaan maar lijkt recentelijk wel een prominentere plaats in de visie van de partij te krijgen. Het charismatisch leiderschap van fractievoorzitter Huis en het simplisme van de partij uit zich in informeel en scherp taalgebruik. 11 De fractievoorzitter van Leefbaar Almere, Frits Huis, noemt zichzelf in zijn nog niet gepubliceerde memoires een populist. Hij doet dit echter met een knipoog. Hij beschrijft verschillende gebeurtenissen in zijn leven die hem tot populist hebben kunnen maken. Uiteindelijk sluit hij af met de volgende zinnen: ‚Wat ook nog zou kunnen, is dat populisten worden gemaakt en niet geboren. Ik bedoel, ze worden natuurlijk wel geboren, maar niet als populist. Dat etiket wordt hen later opgeplakt door mensen die alleen al daardoor zelf veel dichter bij het populisme staan dan zij zelf beseffen‛ (Huis, niet gepubliceerd).
Voormalig gemeenteraadslid van Leefbaar Almere, Marcel Roders, veroorzaakte veel ophef toen hij in 2006 stelde dat de toenmalige voorzitter leed aan hersenverweking. Andere partijen klaagden daarna over de ‘rellerige sfeer’ in de gemeenteraad (Almere Vandaag, 10 februari 2006). De huidige fractievoorzitter Frits Huis kwam meerdere malen in het nieuws door de manier waarop hij tegen de komst van de PVV ageerde (Factcheck, 21 maart 2010; Telegraaf, 6 maart 2010) 11
19
PARTIJ VOOR DE VRIJHEID ALMERE Element Het volk is één en ondeelbaar
Uiting In veel van haar persberichten en andere uitlatingen beschrijft de PVV Almere ‘de burger’ of ‘het volk’ in Almere als één entiteit.
‚ (..) er viel voor het eerst sinds jaren weer iets te kiezen. Dat hebben de burgers goed gezien.‛ (PVV Almere, 13 maart 2010). ‚Het afgelopen jaar is gebleken dat dit college weigert te luisteren naar de plannen van de oppositie en zich liever bezig houdt met pure machtspolitiek. Alles ten koste van de Almeerse burgers.‛ (PVV Almere, 28 maart 2011).
Ook de verschillende gemeenteraadsleden van de PVV laten diverse malen blijken ‘het volk’ als één en ondeelbaar te beschouwen.
‚De burger wil een veilige, leefbare stad, meer toezicht op straat en bovenal tuig van de straat‛( Bertram, 11 maart 2010) ‚De stad moet terug naar de burger‛ (Roon, 21 december 2009).
De PVV Almere benadrukt voornamelijk de eenheid en de consensus onder het volk als het gaat om de (on)veiligheid in de stad. Fractievoorzitter Raymond de Roon spreekt in dat kader over ‘de beleving van het volk’, die volgens hem zeer verschilt met de beleving van de gevestigde partijen (NOVA Politiek, 25 februari 2010). Het volk versus de elite
De PVV Almere zet zich wekelijks publiekelijk af tegen wat zij ‘de elite’ noemen (Zie bijvoorbeeld VK Blog, 3 januari 2011; PVV Almere 13 maart 2010 en 17 maart 2010). Soms richt de PVV zich specifiek op een bepaalde partij of persoon, zoals de PvdA of de burgemeester. Andere keren wordt er in algemene termen gesproken.
Burgerparticipatie
‚Ze [de burgers] hebben goed gezien, dat ze bij deze verkiezing in Almere niet veroordeeld waren tot een keus uit het Almeerse politieke establishment. Maar dat ze een ècht tegengeluid konden laten horen aan die politieke elite die al jarenlang alles ritselt in dit stadhuis. Een politieke elite, waarvan veel burgers vinden dat die nauwelijks luistert naar wat er onder de mensen leeft. Een elite die het allemaal beter denkt te weten. En veel burgers van Almere hebben dat tegengeluid afgegeven door op de PVV te stemmen.‛ (PVV Almere, 13 maart 2010). ‚De politieke elite die in Almere al jaren aan het roer staat heeft haar onvermogen om de problemen aan te pakken jarenlang kunnen etaleren met ambtelijke prietpraat en nepoplossingen‛ (Dijk, 11 maart 2010).
Burgerparticipatie is geen speerpunt van de PVV, over het algemeen stelt de partij juist al te weten wat ‘burgers’ willen. Wel heeft de PVV in Almere het initiatief genomen om een raadspanelonderzoek uit te voeren naar de groei van Almere (PVV Almere, 8 maart 2011). Verder benadrukt Geert Wilders tijdens een bezoek aan Almere dat politici altijd open moeten staan voor gesprekken met burgers en niet uitsluitend in de vorm van georganiseerde participatie, zoals blijkt uit volgend citaat.
20
Simplisme
‚Almere heeft (..) zijn eigen Dag van de Dialoog, ik wist niet wat ik hoorde. Duizenden jaren lang gingen mensen, als ze dat wilden, gewoon met elkaar in gesprek. Bijvoorbeeld bij een kopje koffie. Maar in de stad van Annemarie Jorritsma werkt dat anders. Daar gaat de subsidiekraan open en gaan mensen onder leiding van de gemeente met elkaar praten.‛ (PVV Almere, 25 februari 2010).
De PVV drukt zich op bepaalde beleidsthema’s ongenuanceerd uit en gebruikt daarbij harde bewoordingen (PVV Almere, 28 januari 2011). Wanneer tegenstanders beweren dat een voornemen van de PVV onmogelijk uit te voeren is verdedigt de partij zich vaak van machtspreuken. Zo stelt de Roon in een uitzending van NOVA Politiek (25 februari 201) dat een uitbreiding van de politiemacht met ‘stadscommando’s’ goed mogelijk is ondanks de voorgenomen berekende bezuinigingen, omdat ‚alle berekeningen immers theoretisch zijn‛. Verder spreken de gemeenteraadsleden van de PVV zich uit voor duidelijkheid en heldere taal.
Charismatisch leiderschap
‚Dat is wat de burger mag verwachten van de PVV: duidelijkheid en betere plannen.‛ (PVV Almere, 28 april 2011). ‚Geen politiek correct gewauwel, maar heldere, duidelijke taal. Geen geld meer over de balk smijten naar zinloze projecten, maar het uitgeven daar waar het hard nodig is!‛ (Zerfowski, 11 maart 2010). ‚De PVV laat een andere, duidelijke taal horen. Een taal die ik begrijp, een taal die vele Almeerders begrijpen.‛ (De Roon, 11 maart 2010).
De officiële fractievoorzitter, Raymond de Roon, staat niet bekend als charismatisch (zie bijvoorbeeld Huis, 26 februari 2010). In interviews en publieke optredens is hij vaak rustig en zakelijk. Door een journaliste die als stagiaire undercover gaat als beleidsmedewerker van de Roon in Den Haag wordt hij beschreven als een stijve en dogmatische man (Geurtsen en Geels, 2010). Hoewel hij dus niet charismatisch is, valt zijn strenge houding wel samen met het belangrijkste speerpunt van de PVV in Almere: het aanpakken van onveiligheid door meer strikte handhaving. Inmiddels heeft gemeenteraadslid Toon van Dijk de dagelijkse leiding bij de PVV Almere. Uit observaties tijdens gemeenteraadsvergaderingen die in het kader van dit onderzoek bezocht zijn blijkt dat hij sneller en informeler spreekt dan de Roon, maar niet buitengewoon charismatisch te noemen is.
De PVV ziet het volk bijna altijd als een homogene groep van ontevredenen, voornamelijk wanneer het gaat om de onveiligheid in de stad en de problemen met de islam. De partij zet zich wekelijks af tegen ‘de elite’ en laat ook in toespraken blijken dat ‘de strijd tegen het establishment’ centraal staat in haar visie. Het simplisme uit zich sterk in het scherpe taalgebruik van de partij, dat volgens de PVV helder moet zijn en gekenmerkt wordt door het veelvuldig gebruik van beeldspraak. Burgerparticipatie en charismatisch leiderschap zijn slechts minimaal aanwezig maar zijn gezien de hoge score op de andere elementen onvoldoende reden om niet aan te nemen dat hier sprake is van een populistische partij.
21
(STADSPARTIJ) LEEFBAAR UTRECHT Element Het volk is één en ondeelbaar
Uiting Leefbaar Utrecht spreekt in haar beginjaren vele malen over ‘het ontevreden Utrechtse volk’. Zo staat in het eerste verkiezingsprogramma na de oprichting (Leefbaar Utrecht, 1998) dat de stad toe is aan een nieuwe partij om de volgende redenen:
‚Omdat de bewoners van moeten gaan geloven dat hun stem weer telt. Omdat de Utrechtse politiek een Utrechts gezicht nodig heeft. Omdat bewoners van Utrecht zich niet meer herkennen in het stadsbestuur.‛
De partij neemt het op voor ‘de gewone burger’: ‚Vreemd genoeg was in die periode de economie op zijn top, maar de man in de straat zwaar ontevreden.‛ (Van Eeden, 2008:12). Het volk versus de elite
Leefbaar Utrecht is bij de oprichting een partij die tegen de huidige koers ingaat en tegengas biedt aan het geluid van ‚de gevestigde orde‛; een welgemeende ‚wij tegen de rest cultuur‛ (Eeden, 2008:37). Leefbaar Utrecht verzet zich bovendien tegen wat zij zelf ‚de regenteske manier van besturen in de eigen stad‛ noemt (Leefbaar Utrecht, 2006).
Burgerparticipatie
Meer burgerparticipatie in de ontwikkeling van de stad is de directe aanleiding voor het ontstaan van de partij. In het eerste verkiezingsprogramma schrijft Leefbaar Utrecht (1998):
‚De gemeenteraad beweert dat alle Utrechters mee hebben mogen praten over HOV, UCP en de autoluwe binnenstad. Als dat al zo zou zijn, dan heeft de gemeenteraad niet geluisterd. LEEFBAAR UTRECHT vindt dat over dit soort plannen, die de leefbaarheid van Utrecht kunnen aantasten, een stadsreferendum moet komen. Als uit dit referendum blijkt dat de Utrechtse bevolking andere wensen heeft, dan zal LEEFBAAR UTRECHT het standpunt van de bewoners overnemen. LEEFBAAR UTRECHT houdt vast aan democratische principes. En in een democratie krijg je nu eenmaal niet altijd je zin.‛ Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen pleit de partij ook voor wijkparlementen en het invoeren van verschillende referenda (Leefbaar Utrecht, 2000). Simplisme
De slogan van Leefbaar Utrecht lijkt typerend voor een partij die steunt op gezond verstand in plaats van een sterke ideologische basis: ‘niet links, niet rechts, maar Utrechts!’. Bovendien zegt de partij te staan voor ‚heldere woorden & duidelijke daden; nuchtere Utrechtse democratie (Leefbaar Utrecht, 1998). De partij gelooft er in dat de burger weet wat goed voor de stad is, ook bij grote complexe projecten: ‚Veel plannen zijn complex. Dat betekent dat niet ingehuurde adviesbureaus maar de gemeenteraad of de ambtenaren deze plannen beter moeten uitleggen. Uitleggen betekent dat je zegt wat je wilt gaan doen, wat de positieve en negatieve gevolgen zijn, welke alternatieven bestaan en wat het allemaal kost. Dan zijn de inwoners van Utrecht net zo goed als de bestuurders in staat om te zeggen wat zij willen.‛
22
Charismatisch leiderschap
Henk Westbroek is in de beginjaren de voorman van Leefbaar Utrecht en staat bekend als een begenadigd spreker, die geen blad voor de mond neemt in politieke discussies (Eeden, 2008:25) Hij wordt door medeoprichter Broos Schnetz dan ook wel het ‚verbale kanon‛ van de partij genoemd (Binnenlands Bestuur, 26 februari 2010).
Leefbaar Utrecht scoort hoog op alle elementen van de eerder gegeven definitie van het begrip ‘populisme’. Het lijkt in wezen een ideaaltypisch voorbeeld van een populistische partij. Geboren uit protest, opkomend voor een verder niet gedefinieerde ontevreden bevolking. Boos op het elitaire bestuur, dat de stad naar haar eigen hand vormgeeft, terwijl de burger dit beter zelf kan bepalen. Met op de voorgrond Westbroek, die de boosheid uit in ferme bewoordingen.
1.8 INVLOED
Nu duidelijk is wat populisme is en wat de populistische partijen zijn die in dit onderzoek centraal staan, is het tijd om te kijken naar een ander begrip in de eerder gegeven centrale vraagstelling: invloed. Het begrip invloed speelt in dit onderzoek een belangrijke rol, maar heeft ook een bepaalde lading en onduidelijkheid die het noodzakelijk maakt het begrip nader uit te werken. Een uitwerking van het begrip is bovendien noodzakelijk omdat het wetenschappelijk vaststellen van invloed van partij A op partij B onmogelijk is zonder een goede definitie van het begrip invloed. In de politieke praktijk kent het begrip invloed in samenhang met de opkomst van populistische partijen enkele uitwerkingen. Als populistische partijen aan de macht komen of aan de macht dreigen te komen wordt soms een cordon sanitaire opgeworpen door de ander partijen. Het bekendste voorbeeld is de uitsluiting van het Vlaams Blok (zie o.a. Damen, 2001) in België in het jaar 1989. Een meer recent geval van uitsluiting is bijvoorbeeld de Partij van de Arbeid die niet met de Partij Voor de Vrijheid in onderhandeling wenst te gaan (Noordhollands Dagblad, 22 februari 2010). Met deze acties pogen bestaande partijen de macht van nieuwe (populistische) partijen te beperken. Dat wil echter niet zeggen dat deze populistische partijen geen invloed uit kunnen oefenen. Politicoloog Sara de Lange promoveerde in 2008 op haar proefschrift ‚From pariah to power‛, waarin zij de opkomst van verschillende populistische partijen in Europa beschrijft. In de Volkskrant (6 maart 2010:33) spreekt zij over de invloed die populistische partijen kunnen hebben op de bestaande politiek: ‚Als een oppositiepartij erg groot wordt, kan zij niet meer genegeerd worden. (..) Ook als er een cordon sanitaire omheen gelegd wordt, zoals om het Vlaams Belang in Vlaanderen, worden populistische standpunten in zekere mate overgenomen door andere partijen.‛ En naast invloed op de standpunten, kan het ook gaan om de overname van een bepaalde politieke stijl en de uitwerking daarvan.
23
Bas van der Vlies, jarenlang leider van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP), waarschuwde bij zijn vertrek uit de Kamer voor de verruwing van het debat. ‚Politiek kan noch mag erop gericht zijn alleen de burgers te willen bezighouden als een soort volksvermaak. Politici moeten allure tonen, ook als de uitkomsten van het beleid soms tegen de wensen van burgers in gaan. Leiderschap, heet dat.‛ (Telegraaf, 27 maart 2010). Naar het begrip invloed is door wetenschappers veel onderzoek gedaan. Er is echter geen algemeen geaccepteerde kerndefinitie. Dit heeft te maken met wat Gallie (1956) de werking van een essentially contested concept noemt. Vanuit verschillende lagen in de samenleving zal (altijd) verschillend tegen het begrip invloed worden aangekeken. Om de verschillende denkwijzen over dit begrip te verkennen zal nu een overzicht worden gegeven van enkele definities. Devos (red., 2006) haalt in zijn boek verschillende wetenschappers aan die het begrip invloed proberen te verklaren door het af te zetten tegen het begrip ‘macht’. Hoewel in dit onderzoek de term invloed gebruikt is, is de vergelijking met het begrip macht waardevol omdat het de grenzen van de definiëring van invloed aangeeft. Aan macht ligt volgens Wrong (1995) een intentionaliteit ten grondslag, terwijl dit element bij invloed niet aanwezig hoeft te zijn. In de machtsverhoudingen tussen partij A en partij B kan macht door partij A gebruikt worden om partij B bewust tot iets te dwingen, terwijl er bij invloed ook sprake kan zijn van een eigen voorkeur van partij B. Zo kan gesteld worden dat het integratievraagstuk door Pim Fortuyn hoog op de politieke agenda is gezet en dat andere partijen dit onder zijn invloed ook als een belangrijk probleem zijn gaan zien. Van echte machtsuitoefening is echter geen sprake geweest, (de partij van) Pim Fortuyn heeft immers nooit dwang uit kunnen oefenen of effectief kunnen regeren. Peeters (2001) ziet invloed als het effect van macht. Macht is dan ‚het vermogen van een actor om een andere actor ertoe te bewegen iets te denken of te doen dat hij anders niet zou hebben gedacht of gedaan.‛ Invloed is ‚het effect dat de aanwending of de aanwezigheid van de macht van een actor heeft op het denken of doen van een andere actor.‛ De Nederlandse politicoloog Eijk (2001) stelt dat invloed ‚het vermogen van een actor om het gedrag of de keuze van andere (ten dele) te bepalen binnen een voor die actoren beschikbaar samenstel van gedrags- of keuzealternatieven‛. Macht draait dan om het bepalen van de keuzemogelijkheden van actoren, invloed op het bepalen van de keuze die actoren binnen de alternatieven maken. Politieke partijen hebben niet de mogelijkheid om de keuzevrijheid van andere partijen direct te beperken. Invloed is daarom een meer geschikt begrip voor dit onderzoek. Bachrach en Baratz (1963) menen dat het verschil tussen invloed en macht wordt gemaakt doordat er bij macht de openlijke of verborgen dreiging van een sanctie achter schuilt. Bij invloed is dit niet het geval. In een politieke arena zijn sanctiemiddelen niet direct voor handen. Hoogstens kan gedacht worden aan zetelverlies wanneer een partij niet met de opkomende populistische stroming meegaat.
24
Er zijn ook wetenschappers die zich puur en alleen richten op het begrip invloed. Van Schendelen (1990) haalt in zijn werk de bekende Amerikaanse politicoloog Dahl aan. Deze meent dat ‚A invloed heeft op B als B iets anders doet dan hij zonder A gedaan zou hebben‛. Deze definitie valt op door zijn eenvoud, maar verliest daardoor niet aan kracht. De definitie van Dahl laat ook ruimte over voor onintentionele invloed en maakt duidelijk dat er een verband moet zijn tussen A en B, omdat er ook externe factoren zijn die hun invloed hebben kunnen uitoefenen. Bij opkomend populisme onder gevestigde partijen kan bijvoorbeeld sprake zijn van een meer algemene trend, die voortkomt uit verdere individualisering en het steeds mondiger worden van de burger. Uit de schets van de praktijk en de verschillende definities vallen een aantal kernpunten op die in dit onderzoek zijn meegenomen:
Invloed kan zowel plaatsvinden op inhoudelijke standpunten als op politieke stijl. In dit onderzoek zal invloed op de politieke stijl centraal staan.
Invloed kan ook onintentioneel zijn.
Invloed hoeft dan ook niet (met sanctiemiddelen) afgedwongen te worden.
Invloed beperkt niet direct de keuzemogelijkheden voor andere partijen, maar wel de keuze tussen de verschillende alternatieven.
Invloed van partij A op partij B kan alleen worden geconcludeerd door het vaststellen van een causaal verband. Externe factoren kunnen partij B ook tot een verschuiving hebben beïnvloed.
25
1.9 ONDERZOEKSMETHODEN
Dit onderzoek maakt gebruik van verschillende casestudies om een centrale vraag te beantwoorden. De veronderstelling is dat de afzonderlijke cases bij elkaar voldoende materiaal vormen om een (voorlopig) antwoord te geven op de algemene centrale vraag. Verder onderzoek zal echter noodzakelijk zijn, omdat populisme wijdverspreid is en bovendien verschillende verschijningsvormen kent. Ook is het aannemelijk dat de lokale context invloed heeft op de werking die populisme heeft binnen het bestaande bestuur. Om de veralgemeniseerbaarheid van de onderzoeksresultaten te vergroten is naar de resultaten van andere vergelijkbare onderzoeken gekeken. Ook is met een andere populisme-onderzoeker gesproken over de resultaten van dit onderzoek. In het algemeen maakt dit onderzoek gebruik van de eerder gegeven definitie van het begrip populisme en het daaruit voortvloeiende analysekader om een discoursonderzoek te doen naar mogelijke beïnvloeding tussen partijen.
ONDERZOEKSMETHODEN PER DEELVRAAG Nu duidelijk is welke overkoepelende methode of ‘bril’ is gebruikt om de verschillende onderzoeksinstrumenten in te zetten zal per deelvraag worden aangegeven hoe deze beantwoord zijn. Bij de introductie van de deelvragen in deze onderzoeksopzet waren de deelvragen geclusterd naar thema: eerst een analyse naar de populistische partijen, dan een analyse naar de gevestigde partijen, om vervolgens een vergelijking te maken en mogelijke invloed te onderzoeken. Hieronder volgt echter een clustering naar onderzoeksmethoden.
Welke populistische elementen vertonen de populistische partijen vanaf hun oprichting tot op heden?
Welke populistische elementen vertonen de gevestigde partijen de afgelopen tien jaar?
Deze vragen zijn grotendeels beantwoord aan de hand van een analyse van partij- en verkiezingsprogramma’s, aangevuld met andere geschreven bronnen. Natuurlijk is niet alles op te maken uit de verkiezingsprogramma’s. Papier is vaak alles behalve werkelijkheid en het is ook bekend dat partijen zich na de verkiezingen lang niet altijd aan hun beloftes houden. Toch zijn de programma’s relevant om een eerste indruk te krijgen van de ontwikkeling die partijen hebben doorgemaakt.
26
Het zijn immers documenten waar vaak een groot aantal personen binnen de partij over hebben meegedacht en waar de partij op dat moment ook achter staat: dat maakt ze betrouwbaar. Het is een momentopname waarin de balans wordt opgemaakt en waarin vooruit wordt geblikt naar de komende jaren: dat maakt dat de programma’s een indruk geven van de tijdsgeest. Bovendien zijn het documenten die rechtstreeks gericht zijn op de kiezersgroep: dat maakt dat ze de stijl van de partij vastleggen op een moment dat vatbaar is voor populistische invloeden. De gevestigde partijen hebben vaak een compleet uitgeschreven verkiezingsprogramma dat ingaat op de aspecten die zij belangrijk vinden. Omdat zij al langer bestaan is gekozen het onderzoek af te bakenen naar een periode van tien jaar. De assumptie is dat dit een voldoende lange periode is om verschuivingen in de mate van populisme waar te nemen. Leefbaar Utrecht is als case bijzonder omdat deze partij al langer dan tien jaar bestaat. Daarom is een analyse uitgevoerd vanaf het jaar van oprichting (1998). De populistische partijen die in dit onderzoek centraal staan zijn echter nieuw en hebben vaak nog geen volledig programma. Daarom zal bij deze partijen de nadruk meer liggen op andere uitingen, bijvoorbeeld op de website, op bijeenkomsten of in vergaderingen. De PVV Almere bestaat pas een korte tijd en heeft in die tijd natuurlijk geen grote ontwikkeling doorgemaakt. Toch is het interessant om te zien hoe deze partij zich in haar eerste jaar opstelt, zeker in vergelijking met langer opererende partijen als Leefbaar Utrecht. De discoursmethode, het analysekader en de definitie van het begrip populisme dienen bij de beantwoording van deze deelvragen als richtlijn. Naast het analyseren van verkiezingsprogramma’s is een breed scala aan andere bronnen onderzocht, variërend van website- en krantenartikelen tot aan persoonlijke memoires van politici en tvdocumentaires. Met behulp van deze bronnen is een beeld geschetst van de opkomst en de ontwikkeling van de populistische partijen. Deze opkomst en ontwikkeling is beschreven aan de hand van de verschillende gemeenteraadsverkiezingen, omdat deze vaak een belangrijk punt in de geschiedenis van de partijen vormen. Er is speciaal de nadruk gelegd op momenten waarop beïnvloeding te verwachten is: voor- en vlak na de verkiezingstijd, bij de collegeonderhandelingen of bij de bespreking van belangrijke lokale agendapunten. Wederom is in deze bronnen gezocht naar populistische elementen.
Is er een verschuiving te zien in het populisme van Leefbaar Almere, de Partij Voor de Vrijheid Almere en Leefbaar Utrecht?
Is er een verschuiving te zien in de mate van populisme bij de gevestigde partijen in de afgelopen tien jaar?
Deze vragen bouwen verder op de informatie die in de vorige twee deelvragen is vergaard. Er is een beeld geschetst van de ontwikkeling van de partijen op het gebied van populisme. Deze vraag leidt tot een aantal veronderstellingen, die getoetst zullen moeten worden in interviews. Daarom is gesproken met een aantal fractieleden van ‘de gevestigde partijen’ in Almere en Utrecht.
27
Zoals al eerder is beschreven worden gevestigde partijen in dit onderzoek gezien als de vijf partijen die de meeste zetels behaalden in de verkiezingen van de afgelopen tien jaar. In Almere zijn in vergelijking met Utrecht meer interviews afgenomen. De reden hiervoor is tweeledig: in Almere is niet naar één maar naar twee partijen onderzoek gedaan en bovendien zijn de populistische partijen in Almere jonger dan in Utrecht. Dit laatste gegeven betekent dat er over de partij al veel geschreven is, o.a. in een boek door Eeden (2008) waarin hoofdrolspelers uit de hoogtijdagen van Leefbaar Utrecht aan het woord komen. De interviews in Utrecht hebben dan ook voornamelijk tot doel gehad te controleren of er na de val van Leefbaar Utrecht in 2006 van veertien naar drie zetels nog veel veranderd is en of - nu het stof is gaan liggen – er misschien anders tegen de rol van de partij wordt aangekeken.
Is deze verschuiving ontstaan door invloedsuitoefening van respectievelijk de opkomende populistische partijen en de gevestigde partijen?
Deze laatste deelvraag toetst de veronderstellingen die in de vorige deelvraag zijn opgesteld. Zijn de verschuivingen die te zien zijn in de verkiezingsprogramma’s ook waargenomen in de praktijk door politici? En zijn de verschuivingen in de mate van populisme toe te schrijven aan onderlinge beïnvloeding? Of zijn er externe factoren in het spel? Interviews zijn het middel geweest om deze vraag te beantwoorden. Er is gesproken met de fractievoorzitters en andere raadsleden van de betreffende partijen. In de interviews is het woord populisme zoveel mogelijk vermeden, omdat deze term erg beladen is en als negatief kan worden geïnterpreteerd. Het onderzoek is geïntroduceerd als een zoektocht naar de invloed van nieuwe opkomende lokale partijen op het gevestigde politieke landschap. Aan de gevestigde partijen is gevraagd een beeld te schetsen van wat volgens hen de invloed is geweest van de opkomende politieke partijen op het functioneren van andere gevestigde partijen en hun eigen partij. Vervolgens zijn de respondenten geconfronteerd met de resultaten uit de documentstudie: herkennen zij dit beeld en kunnen zij motiveren waarom de beschreven verschuiving is opgetreden? Lag dit aan de opkomst van populistische partijen of waren er andere factoren in het spel? Als laatste check is alle informatie uit de interviews en de documenten vergeleken met informatie uit eigen observaties. In totaal zijn zowel in Almere als in Utrecht verspreid over een jaar tijd tien raadsvergaderingen bijgewoond. Deze observaties hebben niet geleid tot nieuwe onderzoeksresultaten, ze zijn slechts gebruikt om te controleren of de informatie uit andere bronnen correct zijn. Politici geven vaak een gekleurd beeld van de werkelijkheid en hoewel het combineren van de woorden van verschillende politici van verschillende partijen de waarheidsgetrouwheid al ten goede komt, is eigen observatie noodzakelijk om de informatie nog betrouwbaarder te maken.
28
Welke overeenkomsten en verschillen zijn er te zien tussen de verschillende casestudies en waar worden deze door veroorzaakt?
Deze vraag is belangrijk om de lokale context en het specifieke profiel van de te onderzoeken partijen mee te nemen in het onderzoek. Misschien zijn er factoren te destilleren die een positief dan wel negatief effect hebben op opkomend populisme. Ook heeft de vraag bijgedragen aan de eindconclusies. Deze vraag is beantwoord door de reeds vergaarde data te analyseren.
Hoe verhouden de resultaten van dit onderzoek zich tot andere, soortgelijke onderzoeken en in hoeverre is dit onderzoek daarom relevant voor de gehele Nederlandse lokale politiek?
Deze laatste vraag geeft een beeld bij de veralgemeniseerbaarheid van het onderzoek. Zijn de resultaten die gevonden zijn in de twee steden vergelijkbaar met de resultaten in andere steden? Kan dus met behulp van de geselecteerde specifieke cases een antwoord worden gegeven op de algemeen geformuleerde centrale vraag? Om deze vraag te beantwoorden is een interview afgenomen met een populisme-onderzoeker en zijn de resultaten van vergelijkbare onderzoeken geanalyseerd. Het was onoverkomelijk om bij de inventarisatie een ruime marge te hanteren, er is immers weinig bestaand onderzoek dat zich specifiek richt op populisme en de beïnvloeding van stijl bij lokale partijen.
29
1.10 LEESWIJZER De verschillende onderzoeksvragen en –methoden leiden tot een bepaalde opbouw van deze scriptie.
HOOFDSTUK 2 EN 3: ALMERE EN UTRECHT Achtereenvolgens worden in hoofdstuk 2 en 3 de steden Almere en Utrecht behandeld. De hoofdstukken beginnen, na een korte inleiding, met een beschrijving van de opkomst en ontwikkeling van de populistische partijen. Aan de hand van documentonderzoek is gezocht naar aanwijzingen voor mogelijke beïnvloeding van en door populistische partijen. Omdat Almere een geschiedenis van populistische partijen kent, is voor deze stad ook een beschrijving gegeven van de mogelijke voedingsbodem voor dit feit. Vervolgens is in een paragraaf aan de hand van de verschillende elementen in de definitie van het begrip ‘populisme’ een analyse gemaakt van de verkiezingsprogramma’s van de populistische- en de gevestigde partijen. Daarna is in de hoofdstukken een analyse gemaakt van de verdiepende interviews met gemeenteraadsleden uit beide steden. De documentenstudie naar de ontwikkeling en opkomst van de partijen, de analyse van de verkiezingsprogramma’s en de interviews komen samen in een conclusie aan het einde van beide hoofdstukken.
HOOFDSTUK 4: CONCLUSIE In het laatste hoofdstuk zijn aan de hand van alle bevindingen in de hoofdstukken 2 en 3 conclusies getrokken. Daarbij is ook de gekozen definitie van het begrip ‘populisme’ kritisch bekeken en is de definitie van het begrip ‘invloed’ in verband gebracht met de onderzoeksresultaten. Daarna zijn de resultaten van dit onderzoek vergeleken met de resultaten van andere , vergelijkbare onderzoeken. Aan de hand daarvan is een uitspraak gedaan over de veralgemeniseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. Tot slot is in de laatste paragraaf in enkele korte zinnen de kern van het onderzoek weergegeven aan de hand van een combinatie van de conclusies uit Almere, Utrecht en de vergelijkbare andere onderzoeken.
30
31
2 POPULISME IN ALMERE Almere. Een gemeente in Flevoland met ruim 188.000 inwoners, die tot 2030 nog doorgroeit naar 350.000 inwoners. Een jonge gemeente met een relatief hoog percentage jongeren. Een gemeente waar veel oud inwoners van Amsterdam en het Gooi gevestigd zijn, maar ook een gemeente met een hoog percentage niet-westerse allochtonen. De lelijkste gemeente van Nederland (Volkskrant, 29 februari 2008). Maar ook een vernieuwende gemeente, een proeftuin voor innovatie (Almere Kennisstad, 2010). Almere. De gemeente waar de Centrumpartij in 1984 twee zetels behaald. De gemeente waar Leefbaar Almere in 2002 met negen zetels de grootste partij wordt. Eén van de twee gemeentes waar de Partij voor de Vrijheid in 2010 meedoet aan de lokale verkiezingen en forse winst boekt. Almere heeft dus al meerdere malen te maken gekregen met de snelle opkomst van protestpartijen met een sterk populistische inslag. In dit hoofdstuk staat de opkomst van Leefbaar Almere in 2002 en de PVV Almere in 2010 centraal. Welke strategieën hebben deze partijen gekozen en welk effect had dit op de invloed die zij konden uitoefenen op ‘het establishment’. En hoe werden zij als protestpartij door deze gevestigde orde beïnvloed?
2.1 OPKOMEND POPULISME IN ALMERE
‚Almere. Ach, Almere. Nieuwe stad van licht, lucht en groen. Het zou hier allemaal anders worden, beter dan in de vermaledijde, bedompte oude Amsterdamse wijken. In de Flevopolder werd de stad van de toekomst gebouwd. Iedereen z'n doorzonwoning, iedereen een paar vierkante meter tuin.‛ (Volkskrant, 6 april 2002) Uit een onderzoek van de gemeente Almere (juni 2010) onder inwoners, blijkt dat Almeerders vaak ontevreden zijn over de leefbaarheid en veiligheid in hun stad. Engbersen en Snel (2 november 2010), twee sociologen, beschrijven in een presentatie aan de gemeenteraad van Almere de problemen waar een snel groeiende gemeente als Almere mee te maken kan krijgen. Deze problemen kunnen volgens de twee leiden tot onrust onder de Almeerse burgers. Veel van de eerste inwoners zijn ontevreden Amsterdammers, die door de toenemende drukte en onveiligheid de hoofdstad uit zijn ‘gevlucht’. Zij zien nu dat Almere ook steeds meer te maken krijgt met ‘grote steden problematiek’. Onderzoeksbureau o+s stelt volgens de Volkskrant (6 april 2002) dat de oud-Amsterdammers uit de vroegere stadswijken nu naar buurgemeenten zijn verhuist en de hoofdstad nu ‚het windstille oog van de leefbaar-orkaan‛ is.
32
Maar ook nieuwkomers komen naar Almere voor de rust en veiligheid en zien de stad steeds groter en dynamischer worden. Almere moet voor 2030 immers nog doorgroeien naar de vierde stad van Nederland. Het gaat hier echter ook om een gevoel, dat niet gestaafd is op objectieve criminaliteitscijfers. Rovers, Moors, Bruinsma & Fijnaut concluderen in een cahier over integrale veiligheid onder redactie van Christiaensen en Bruggeman (2009:7) dat het niveau van criminaliteit in Almere 20 tot 25% lager ligt dan in steden van vergelijkbare omvang. Deben & van Ginkel van de Universiteit van Amsterdam spreken, volgens de Volkskrant (6 april 2002), over de lage tolerantiegrens van inwoners van relatief nieuwe steden: *een+ ‚verstikkend middenklasseconformisme, waarbij vanuit de burgerlijke idealen van onder meer zindelijkheid, ordelijkheid en huiselijkheid elke van de norm afwijkende gedragsvorm wordt veroordeeld. Eén hangroepjongere in de straat, één hondendrol in het zorgvuldig aangelegde voortuintje en de onvrede is compleet‛. Blijkbaar lukt het de politiek nog niet om dit gevoel bij burgers weg te nemen. Zit er dan ook een probleem in het vermogen van de gevestigde partijen om de burger aan zich te binden en vertrouwen uit te stralen? Beker (2003:48) onderzoekt de onvrede in Almere en laat o.a. een wijkwerker aan het woord: ‚Men ervaart de politiek niet als het gekozen platform dat iets doet aan wijkproblemen. Die afstand is te groot, het vertrouwen is minimaal.‛ Dit beeld komt in de interviews onder politici in Almere ook terug. Velen zijn bijvoorbeeld ontevreden over de manier waarop burgers betrokken worden bij de snelle groei van de stad. De inwoners van Almere voelen zich onzeker over deze toekomstige groei, de stad gaat tot 2030 namelijk nog groeien tot 350.000 inwoners en wordt daarmee waarschijnlijk de vijfde stad van Nederland. Bovendien wordt de politieke cultuur door sommige politici in de afgenomen interviews ook wel als elitair en afstandelijk beschreven. De VVD en de PvdA zijn al jaren de grootste partijen. Bovendien zijn ook politieke schandalen Almere niet vreemd, in 1993 waren ruzies in het bestuur in Almere landelijk nieuws. Later maakt de Vara (1994) hier een documentaire over genaamd ‚polderpolitiek‛. Of er een direct oorzakelijk verband bestaat tussen de bovengenoemde (oorzaken van) onvrede en de opkomst van populistische partijen is onduidelijk. Universitair docent en onderzoeker de Lange (2011) stelt zelfs het volgende: ‚de stem op populistische partijen is doorgaans ideologisch gemotiveerd en komt maar gedeeltelijk voort uit politieke onvrede en wantrouwen.‛ Feit blijft dat Almere al verschillende keren is opgeschrikt door grote verschuivingen in het kiesgedrag van haar inwoners. In dit onderzoek staat de opkomst van de PVV Almere en Leefbaar Almere als populistische partijen centraal. Het is echter belangrijk om te beseffen dat dit niet de enige partijen zijn die ontevredenheid over de ontwikkeling van de stad en het zittende bestuur uiten.
33
In een uitgave van ambtenaren van het team onderzoek en statistiek van de gemeente Almere (2007) worden de verschuivingen in het politieke landschap van Almere verzameld en geanalyseerd. Ten eerste is een daling in de verkiezingsopkomst te zien van 61% in 1994 naar 48% in 2006. Dit wordt door de onderzoekers geclassificeerd als ‚bijzonder laag‛, zeker gezien het landelijke gemiddelde opkomstpercentage van 58%. In 2010 is het opkomstpercentage overigens hoger: 58,99% (Kiesraad, 2010). Verklaringen hiervoor zijn nog niet statistisch aangetoond: zou de PVV Almere een gedeelte van de nietstemmers aanspreken? Ten tweede is ook een verschuiving in de keuze van de kiezers te zien, zo daalt het percentage liberale stemmers (D66 en de VVD) van 48% naar 20% en stijgt het aantal sociaaldemocratische stemmers (PvdA, Groenlinks en SP). Ook neemt het aandeel van lokale partijen in de verkiezingen toe. Bovendien wordt Almere de afgelopen decennia meerdere keren opgeschud door partijen die zich afzetten tegen de gevestigde politiek. De Centrum Democraten behalen in 1983 9% van de stemmen. Vanaf 1990 tot 2010 heeft de Almere Partij, die zich regelmatig afzet tegen het zittende en naar eigen zeggen elitaire bestuur, enkele zetels in de gemeenteraad. Leefbaar Almere behaald in 2002 vanuit het niets negen zetels. In 2006 doet de SP, de partij wiens landelijke afdeling door politiek historicus Voerman (2009) als populistisch wordt betiteld, voor het eerst mee in Almere en behaalt vier zetels. Deze ontwikkelingen leiden in 2010 tot een politiek landschap dat versnipperd genoemd kan worden. Tien partijen behalen in dat jaar zetels, waaronder een zetel voor nieuwkomer Trots Op Nederland (TON). De belangrijkste nieuwkomer is natuurlijk de PVV, die met negen zetels de Almeerse politiek binnen treedt. Almere is dus niet onbekend met verschuivende politieke verhoudingen en opkomend protest. Toch zullen in dit onderzoek maar twee partijen nader geanalyseerd worden: Leefbaar Almere en de PVV Almere. De reden hiervoor is dat dit de enige partijen zijn die in relatief korte tijd een grote zetelwinst wisten te boeken en dus tot veel opschudding in de lokale Almeerse politiek hebben geleid. Hieronder worden de opkomst van deze partijen en de reacties van bestaande partijen nader beschreven.
2.2 DE OPKOMST VAN LEEFBAAR ALMERE
In 2001 besluit een vast clubje bridgers in Almere dat zij hun politieke mening niet langer binnenshuis moeten houden. Zij nemen de naam aan van een opkomende stroming binnen de lokale politiek in Nederland: de Leefbaren. Deze naam heeft eerder al succes gehad in Hilversum en in Utrecht. Bovendien is 2002 het jaar waarin Leefbaar Rotterdam onder leiding van Pim Fortuyn veel media-aandacht geniet.
34
Het Dagblad van Almere neemt in 2002, het jaar van de gemeenteraadsverkiezingen, een enquête onder de inwoners van Almere af. Daarin behaalt Leefbaar Almere vijf zetels. De partij snoept voornamelijk zetels weg van oppositiepartijen als D66 en enkele lokale partijen. De Groene Amsterdammer (9 maart 2009), die verschijnt in de week van de verkiezingen, schrijft aan de hand van deze enquête: ‚In Almere breken de Leefbaren niet door, anders dan in de grote meerderheid van Nederlandse gemeenten‛. In datzelfde artikel worden enkele Almeerse politici aan het woord gelaten. ‚In Almere hebben de gevestigde partijen geen voedingsbodem voor protestpartijen laten ontstaan, zoals in andere steden‛, zegt een kandidaat van GroenLinks. Berdien Steunenberg van het CDA denkt dat Almere al leefbaar is en vindt dat Leefbaar Almere geen volwaardig verkiezingsprogramma heeft. Bovendien vraagt de verslaggever van De Groene Amsterdammer zich af of Leefbaar Almere wel mee wil regeren, nadat de partij eerder de VVD al op voorhand had uitgesloten. Het grote succes van Leefbaar Almere in de verkiezingen van 2002 komt dan ook – ondanks de oprukkende ‘leefbarisering’ - voor velen onverwacht. Leefbaar Almere behaalt 21,51% van de stemmen en krijgt daarmee negen van de in totaal vijfenveertig zetels in de raad. Dat betekent dat Leefbaar als grootste partij de leiding mag nemen in de formatie van een nieuw college. De partij stelt een – naar eigen zeggen – onafhankelijke informateur aan. Leefbaar Almere wil het betaald parkeren in de stad afschaffen en wil een grondig onderzoek naar de ophef die er in die tijd heerst over de uit de hand gelopen kosten van het ‘Omniworld sportcomplex’. Deze twee onderwerpen domineren de onderhandelingen en leiden tot een moeizaam formatieproces (Bosch & Franken, 19 maart 2002). De partij spreekt uiteindelijk toch ook met de VVD maar wil voornamelijk de PvdA in een nieuw college betrekken. Er is echter veel kritiek op deze mogelijkheid. De VVD is bang dat Leefbaar Almere een te grote informatieachterstand heeft en Groenlinks vraagt zich af wat er mis is met het herhalen van de vorige coalitie (ibidem). Vlak na de verkiezingen gaan er al geruchten rond dat de vorige coalitiepartijen de Leefbaren kosten wat kost buiten willen sluiten (Bosch, 8 maart 2002). Berdien Steunenberg van het CDA relativeert bovendien de impact van verkiezingsuitslag: ‚We worden nu plotseling echt niet anders hoor met die Leefbaren, we blijven onze eigen lijn volgen" (ibidem). Toch dringt bij sommigen ook een signaal door dat de kiezers af zouden willen geven: "Ik ben een klein regentje geworden", zo zegt Arie Willem Bijl van de PvdA in het radioprogramma ‘Het onderzoek’ van de NCRV (20 maart 2002). Op 18 maart 2002 geeft Leefbaar Almere het op en mag de VVD de leiding gaan nemen in de collegeformatie. Frits Huis, voorman van Leefbaar Almere, is teleurgesteld in de onmogelijkheid om veranderingen te bewerkstelligen binnen de oudere partijen: ‚Er is weinig inhoud vanuit de anderen naar voren gekomen. Geen enkele handreiking heeft LA kunnen bespeuren. (..) Het is allemaal weer meer van hetzelfde : Oude wijn in nieuwe zakken. Leefbaar Almere past ervoor om die zak te zijn‛ (ibidem). De verwachting is dan dat het oude college (VVD, CDA, PvdA en Groenlinks) hersteld zal worden. Bovendien heerst het idee dat de Leefbaren nooit mee hebben willen regeren (ibidem).
35
De weken daarna spreekt de PvdA echter meerdere malen haar steun uit voor een coalitie met Leefbaar Almere (Verduin, 1 november 2002). De VVD krijgt hierdoor geen grip op de formatie en moet uiteindelijk de taak weer overdragen aan Leefbaar en de PvdA. Deze slagen er in, samen met het CDA en Groenlinks, een compromis te vormen over de standpunten van Leefbaar over Omniworld en het betaald parkeren. Frits Huis start dan met het zoeken naar geschikte wethouders, die wil hij in verband met het na te streven dualisme, het liefst van buiten Almere halen. Uiteindelijk lukt hem dit niet geheel, hij neemt zelf plaats in het college maar weet later wel Jan Lankreijer, ambtenaar in Amsterdam en eigenaar van een adviesbureau, aan te trekken voor de portefeuilles ‘Financiën’ en ‘Stadshart’ (Bosch, 1 mei 2002). Bij de presentatie van het collegeprogramma krijgt Leefbaar Almere het zwaar te verduren, voornamelijk van de VVD, die nu in de oppositie zit. Nico van Duin van Leefbaar Almere noemt het programma echter ‚lekker simpel en duidelijk ‚ (Bosch, 17 april 2002). Hoewel Leefbaar Almere dus een groot electoraal succes behaald en bovendien onderdeel wordt van het college van B&W, is er ook kritiek van de Leefbaar-stemmers. In een politieke enquête uit november 2002 verliest Leefbaar Almere 2 zetels en blijkt bovendien dat 58,7% van de stemmers geen vertrouwen heeft in het zittende college (Almere Digitaal, datum onbekend). In opmerkingen bij de enquête komen voornamelijk teleurgestelde kiezers aan het woord die meer hadden verwacht van de nieuwe partij. In de coalitieonderhandelingen heeft de partij veel schade opgelopen. Zo zijn Frits Huis en Nico van Duin een in eerste instantie geheim ‘achterkamertjesoverleg’ aangegaan met de VVD en de PvdA. Belangrijker is echter dat over belangrijke speerpunten van hun programma zoals het stoppen van Omniworld en het betaald parkeren een oud bestuurlijk compromis is gevonden: er zal een onderzoek naar ingesteld worden. Ook is het niet gelukt alleen externe wethouders te regelen en vinden belangrijke overleggen over Omniworld in juni op verzoek van Leefbaar achter gesloten deuren plaats. In juli spreekt Nico van Duin zijn verlangen uit om meer zaken in besloten commissies te regelen en minder tijd te besteden aan het ‚geneuzel‛ van kleine partijen (Studio Almere & Omroep Flevoland, 6 juli 2002). Ook andere partijen, waaronder het CDA in Almere, valt het op dat de partij zich steeds verder distantieert van de nieuwe bestuursstijl die zij oorspronkelijk wilden introduceren (CDA Almere, 4 juni 2005). Is de partij in enkele maanden tijd veranderd van een protestpartij die staat voor een transparant bestuur naar een partij die meegaat in alle regels van het traditionele politieke spel (waar zij zich zo tegen hebben afgezet)? Maar Leefbaar Almere denkt zelf veel zaken op de agenda te zetten en invloed uit te oefenen, zo blijkt uit de jaarverslagen die de partij publiceert. De gevestigde partijen voelen volgens de Leefbaren dat er een vernieuwende partij aan de macht is: ‚We denken dat we een forse invloed hebben op de bestuurscultuur‛ (Leefbaar Almere, 2003). Het is niet uit documenten uit die tijd op te maken of de andere partijen het hier mee eens zijn. Binnen de partij bestaan volgens de memoires van Huis (niet gepubliceerd) grote spanningen tussen de verschillende fractieleden en bestuurders. Een aantal personen lijkt meer interesse te hebben in eigen belangen dan de belangen van de partij.
36
Anderen zijn grof en extreem in het debat en weten zich daardoor niet te handhaven in de politieke arena. De tegenvallende resultaten en negatieve berichtgeving in de media lijken hun tol te eisen, uit een enquête uitgevoerd door de gemeente Almere (23 november 2003) blijkt dat Leefbaar Almere driekwart jaar na de verkiezingen van 2002 al de helft van haar oorspronkelijke kiezers is kwijt geraakt. Het is het interessant om na te denken over de rol die de invoering van het duale stelsel binnen de gemeenten heeft vervuld bij de kloof die tussen de kiezers van Leefbaar Almere en de partij groeide. De Wet dualisering gemeenten, waar Leefbaar Almere overigens groot voorstander van was, werd op 7 maart 2002 ingevoerd en had tot voornaamste doel het bestuur (het college van B&W) en de controle (de gemeenteraad) te ontvlechten. Hierdoor kreeg Leefbaar Almere niet alleen binnen een zeer korte tijd bestuursverantwoordelijkheid, maar moest de partij ook intern een scheiding aanbrengen. De bestuurders van Leefbaar kwamen op grotere afstand te staan van hun partijgenoten en lieten zich daardoor misschien sneller verleiden tot het ‘regenteske’ bestuurlijk optreden dat zij zelf altijd zo veracht hadden. Hoewel de mate van invloed van de dualisering een kwestie van speculatie blijft, is het veilig om vast te stellen dat deze factor het behoud van het oppositionele karakter van Leefbaar Almere heeft bemoeilijkt. De negatieve lijn zet zich door in de verkiezingen van 2006, wanneer Leefbaar Almere van negen zetels zakt naar vier. In de campagne voor deze verkiezingen ondervindt Leefbaar Almere voor het eerst nadeel van hun connectie met de andere lokale en de landelijke Leefbaren. Huis (niet gepubliceerd) schrijft in zijn memoires: ‚Een spontaan tot stand gekomen mediacoalitie van links en rechts, progressief en conservatief, had zich de weken voor de gemeenteraadsverkiezingen op de definitieve ontmanteling van alle Leefbaarpartijen in den lande geworpen.‚ Of hij hier in gelijk heeft is onzeker. Over demonisering in de media in het tijdperk Fortuyn zijn verschillende onderzoeken gedaan 12 die elkaar tegenspreken of in ieder geval ruimte voor twijfel overlaten. Zelfs de stelling dat de media juist een platform hebben geboden voor de Leefbaren om in korte tijd een groot electoraat te vergaren is te verdedigen. Het staat echter buiten kijf dat Leefbaar Almere niet alleen maar profijt meer kan hebben gehad van haar bekende naam. Pim Fortuyn had zich inmiddels van de landelijke partij afgescheiden en had het grootste deel van de kiezers meegenomen naar de Lijst Pim Fortuyn (LPF). Na zijn dood bleef van Leefbaar Nederland weinig meer over en ook de lokale Leefbaren begonnen uit elkaar te vallen. Bestuurskundige Marcel Boogers voorspelt in een interview met de NOS (24 februari 2006) een verlies voor de Leefbaren: "De plaatselijke partijen die in 2002 nog zo goed scoorden, hebben na vier jaar maar weinig klaar weten te spelen."
Zie bijvoorbeeld Kaashoek (2002) die duidelijke signalen ziet voor demonisering in de media en Brands & Praag (red.) (2005:30, 31) die stellen dat Fortuyn veel vaker neutraal of positief is belicht dan negatief. 12
37
Leefbaar doet in 2006 wel mee aan de collegeonderhandelingen, maar wordt naar eigen zeggen al snel buitengesloten. Professor van Schendelen van de Erasmus Universiteit noemt de onderhandelingen volgens Leefbaar Almere (17 juni 2006) ‚een knap staaltje machtspolitiek‛. Leefbaar belandt na de verkiezingen van 2006 in de oppositie. Het verlies in de verkiezingen van 2006 betekent echter niet dat Leefbaar Almere verleden tijd is. Volgens een onderzoek door Almere Marktonderzoek Advies (2010) is Frits Huis voor de verkiezingen van dat jaar nog steeds de meest bekende politicus van Almere. Ook komt Huis in januari 2010 landelijk in het nieuws wanneer hij na een woordenwisseling in het oog van de camera van NCRV’s Netwerk op straat wordt bespuwd door een allochtone inwoner (Telegraaf, 26 januari 2010). Het is voornamelijk de welbespraakte voorman van Leefbaar die media-aandacht weet te mobiliseren en daarmee een factor blijft in de Almeerse politiek. De dalende lijn zet zich in 2010 echter wel door, de partij haalt bij deze verkiezingen nog maar drie zetels. Leefbaar heeft zich in de campagne voornamelijk afgezet tegen de PVV, die voor het eerst meedoet in de lokale verkiezingen. Daarbij heeft Frits Huis harde woorden gebruikt en is een ruzie ontstaan tussen zijn partij en die van de aanvoerder van de PVV in Almere, Raymond de Roon. De PVV sluit Leefbaar om die reden uit voor de coalitieonderhandelingen (De Pers, 6 maart 2010). Om nog een kans te maken toch in het college te komen wil Leefbaar een verbinding aan gaan met Groenlinks en D66 (Groenlinks Almere, 18 mei 2010). D66 wordt uiteindelijk echter verleid door de PvdA en de VVD om samen met deze partijen het college vorm te geven. De relatie tussen Leefbaar en D66 loopt hierdoor schade op. Later, nadat het nieuwe college van VVD, PvdA, D66 en CDA/CU is geïnstalleerd, zoekt Leefbaar Almere samenwerking met andere oppositiepartijen, waaronder ook de PVV. In juni 2011 kondigt Leefbaar Almere aan haar werkzaamheden voortaan meer buiten de raadszaal te laten plaatsvinden (Leefbaar Almere, 30 juni 2011). De partij wil meer steun geven aan burgerinitiatieven en meer de wijken in trekken. Het politieke systeem in Almere bestaat uit wekelijkse vergaderingen door afzonderlijke commissies in voor het publiek toegankelijke ruimten, om vervolgens gezamenlijk te stemmen in een plenaire afsluiting. Leefbaar geeft echter aan dat alle besluiten eigenlijk al zijn genomen voor er in de commissies wordt gesproken. Bovendien ziet de partij te weinig politiek debat, mede omdat er volgens Leefbaar nog steeds geen sprake is van dualisme: ‚Terwijl de coalitie applausvergaderingen houdt over collegevoorstellen waarvan het ene nog briljanter is dan het andere, gaan wij in gesprek met bewoners‛ (ibidem). Misschien is dit een voorteken van de terugkeer van Leefbaar Almere naar ‘een uit de samenleving gegroeide protestpartij’?
38
2.3 DE OPKOMST VAN DE PVV ALMERE ‚PVV in raad Almere‛, zo kopt de lokale krant ‘Almere Vandaag’ op 16 juli 2009. Eerder die maand haalde de landelijke PVV 27 procent van de stemmen in Almere bij de verkiezingen voor het Europees Parlement. De krant schrijft verder: ‚Het is volgens De Roon niet meer dan logisch dat de partij in Almere aan de slag wil. De draagkracht onder de Almeerse stemmers is heel groot‛. Toch is er ook kritiek omdat de PVV alleen in Almere en in Den Haag mee wilt doen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Wilders zegt hiermee ‘LPF-toestanden’ te willen voorkomen: ‚Dan zouden we te veel goodwill verliezen in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen'' (ANP, 18 augustus 2009). De Roon, zelf een aantal jaren woonachtig in Almere en op dat moment ook Tweede Kamerlid, is degene die verantwoordelijk is voor de zoektocht naar geschikte kandidaten voor op de lijst. Diezelfde dag nog lanceert de PVV enkele thema’s die zij willen gaan aanpakken in Almere. Zo zou er een algemeen messenverbod moeten komen om de veiligheid te bevorderen, is de vervoersproblematiek een belangrijk onderwerp en zou de groei van Almere en de effecten van deze groei op de bestaande stad aan de kaak moeten worden gesteld (Almere Vandaag, 16 juli 2009b). De rest van het verkiezingsprogramma moet volgens De Roon ontstaan door contact tussen de kandidaten en de bewoners van Almere: ‚Zodat zij weten wat er onder de bevolking leeft‛ (ibidem). Een dag later stromen de reacties van de andere partijen binnen. De SP en Leefbaar Almere, zelf relatief nieuw in de Almeerse politiek, spreken voornamelijk over het grote risico dat de partij neemt om binnen een half jaar een kandidatenlijst samen te stellen. De partijen zijn ook bang voor zetelverlies. Bob Fonhof, fractievoorzitter van de Almere Partij, laat duidelijk merken dat zijn partij dezelfde mentaliteit heeft als de PVV: ,‛Misschien zien zij kans om die arrogante zooi op het stadhuis eens de les te lezen. Gooi de knuppel maar in het hoenderhok. De arrogantie druppelt nu van de muren van het stadhuis.‛ (Almere Vandaag, 17 juli 2009). In de maanden die volgen kiest de PVV er diverse malen voor om landelijk aandacht te vragen voor thema’s die leven in Almere. Zo zetten zij de ‘taxi-bandieten’ (Almere Vandaag, 23 juli 2009), het aantal dakloze gezinnen (Almere Vandaag, 31 juli 2009), de ‘islamisering van Almere’ (Almere Vandaag, 23 december 2009) en een inkomensgrens voor nieuwe inwoners (Almere Vandaag, 29 januari 2010) op de politieke agenda. Op 21 december 2009 wordt bekend dat Raymond de Roon, justitiewoordvoerder van de PVV in de Tweede Kamer, lijsttrekker gaat worden in Almere. Dan wordt ook de nieuwe lijst van de PVV Almere gepresenteerd, met daarop verder geen bekenden uit de politieke wereld.
39
De kandidaten ondergaan op dat moment een training tot politicus, geleid door zittende PVV Kamerleden. In deze training leren zij hoe de PVV zich gedraagt in debatten en in de media. 13 Wanneer de verkiezingscampagne start voelen de bestaande politieke partijen zich al snel gedwongen te reageren op de PVV Almere. Arno Visser, lijsttrekker van de VVD, zegt samenwerking met de PVV niet uit te sluiten, maar plaats wel kanttekeningen bij de bereidheid van de partij om mee te regeren (NOS, 3 februari 2010). Ook het CDA zegt de PVV Almere niet uit te sluiten (ibidem). De overige partijen zien weinig tot niets in samenwerking met de PVV. Voornamelijk het ontbreken van ‘bestuursambities’ wordt door de partijen als een zwakte gezien (NRC, 6 maart 2010), maar ook de inhoudelijke verschillen worden door de fractievoorzitters benadrukt. De PVV geeft aan niemand uit te sluiten en spreekt een voorkeur uit voor de SP, omdat deze partij ook ‘anti-establishment’ zou zijn (ibidem). De SP geeft echter aan zich niet te herkennen in dit beeld. Leefbaar Almere opent de meest scherpe aanval op de PVV. Lijsttrekker Frits Huis geeft in een column in de krant Trouw aan dat de schaamteloze discriminatie van de PVV ‘als een bruine draad’ door het verkiezingsprogramma loopt, daarmee refererend aan de bruinhemden: de SA knokploegen van nazi Duitsland (Factcheck, 21 maart 2010). Eerder noemde de fractieleider van Leefbaar Almere De Roon in een debat al ‘prins carnaval’ omdat deze een ‘polonaiseprogramma’ zou hebben (Telegraaf, 6 maart 2010). Op woensdag 3 maart 2010 behaalt de PVV Almere 21,6 procent van de stemmen (negen zetels), vier procent meer dan de PvdA. Daarmee is het succes van de PVV in Almere nog groter dan in Den Haag, waar de PvdA wél de grootste partij blijft. ‚Almere verscheurd door PVV-overwinning‛ zo kopt de Telegraaf (5 maart 2010) een dag na de gemeenteraadsverkiezingen. Wanneer de coalitieonderhandelingen beginnen is het geplande hoofddoekjesverbod van de PVV meteen een belangrijk onderwerp. Daarnaast spelen ook de door de PVV Almere voorgenomen introductie van ‘stadscommando’s’ en de bezuiniging op ‘linkse hobby’s’ een grote rol. Al op 9 maart, na de eerste ronde van onderhandelingen, zeggen alle partijen geen mogelijkheden te zien tot samenwerking met de PVV. Alleen Leefbaar Almere is niet uitgenodigd aan de onderhandelingstafel. De Roon voelt zich gedemoniseerd door eerdere uitspraken van fractievoorzitter Frits Huis en eist excuses van Leefbaar Almere voordat deze aan de onderhandelingen mee zou mogen doen. Huis weigert echter en doet een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Later trekt de PVV zich terug uit de coalitieonderhandelingen omdat zij naar eigen zeggen ‚door de ‘politieke elite’ in een oppositierol worden gedrukt‛ (Almere Vandaag, 18 maart 2010). Het contact tussen de nieuwe partij en de gevestigde partijen is moeizaam.
Geurtsen beschrijft deze training meer gedetailleerd in haar undercoveractie als stagiaire bij de PVV voor het blad HP / De Tijd (Geurtsen & Geels, 2010). 13
40
‚Fractievoorzitters communiceren tegenwoordig vooral via de verschillende media en persoonlijk contact komt niet tot nauwelijks tot stand.‛ (Almere Vandaag, 25 maart 2010). In april komt de partij hier echter op terug. Er is inmiddels door de PvdA een informateur aangesteld. Bovendien lijkt de PVV Almere, na uitspraken van Geert Wilders in de landelijke media, het hoofddoekjesverbod niet langer als breekpunt te zien (Volkskrant, 2 april 2010). Toch verlopen de gesprekken met de PVV niet soepel en ook andere mogelijke coalities lopen vast. Uiteindelijk ontstaat een coalitie tussen PvdA, VVD, D66, en een lijstverbinding tussen CDA en de CU. De PVV Almere duikt dan volledig in de oppositierol. De partij stemt tegen bij bijna alle voorstellen. In de maanden die volgen stelt de partij een aantal issues aan de kaak waarmee de partij veel aandacht krijgt in de media. Zo laat een documentaire van Bromet (2010) zien hoe de partij de bouw van een zorginstelling wil tegenhouden, die volgens Toon van Dijk speciaal op moslims is gericht. Toon van Dijk lijkt het leiderschap van de PVV in Almere op zich te nemen, nu de Roon zich steeds minder laat zien. Ook wil de PVV Almere in deze eerste maanden 1400 euro subsidie intrekken, die is verstrekt aan een project waarin allochtone vrouwen samen een borduursel maken. Verder weet de PVV bewoners te organiseren in de wijk waar een hostel moet komen voor verslaafden. Bij al deze onderwerpen stuit de PVV op verzet, er is in debatten irritatie onder de bestaande partijen, maar de sfeer blijft rustig en rationeel, zo blijkt uit eigen observaties in het kader van dit onderzoek. In juni 2010 besluit de PVV het voortouw te nemen in een samenwerking tussen verschillende oppositiepartijen. De PVV, Leefbaar Almere, Groenlinks, de SP en Trots op Nederland besluiten vaker met elkaar om tafel te gaan zitten (Nu.nl, 2 juni 2010). Dit is opvallend omdat de partij zich eerst leek te isoleren en nu ineens zelf het initiatief neemt om een samenwerking aan te gaan. Blijkbaar is de partij er achter gekomen dat samenwerking onontbeerlijk is, wil men daadwerkelijk invloed uit kunnen oefenen op het beleid van de coalitie. In juli voeren de PVV en Leefbaar Almere samen de strijd aan tegen het feit dat Adri Duijvenstein als loco-burgemeester nog steeds niet in Almere woont. Zij dragen een vervanger, Arno Visser van de VVD, aan als loco-burgemeester. Zij weten de oppositiepartijen mee te krijgen, maar uiteindelijk haalt hun voorstel het niet omdat de coalitiepartijen in de raad tegen stemmen. De PVV en Leefbaar Almere lijken na de eerste maanden hun strijdbijl te hebben begraven en trekken in steeds meer dossiers met elkaar op. Leefbaar erkent dit ook maar is tegelijkertijd ook kritisch. In april 2011 publiceren zij een opiniestuk op hun website waarin zij de ideologie van de PVV in Almere als totalitair betitelen. Tegelijkertijd stellen ze echter ook dat ze op een aantal punten samenwerken met de PVV-fractie: ‚Want wij bestrijden niet de PVV, maar sommige ideeën van hen‛. Het is opvallend dat Leefbaar, die oorspronkelijk de slechtste verhouding met de PVV had, nu ineens juist het meeste contact met de partij lijkt te onderhouden.
41
Waar andere (oppositie)partijen zich blijven distantiëren van de PVV, daar vindt Leefbaar in die partij steeds meer een partner. Een verklaring hiervoor kan gezocht worden in het feit dat Leefbaar weet hoe het is om een buitenbeentje te zijn en zich tevens ook kan vinden in het anti-elitaire karakter van de PVV. Het populistische karakter van de PVV blijft in het eerste jaar in de oppositie sterk overeind. Voornamelijk de punten die zij zelf agenderen en het taalgebruik dat zij daar bij bezigen is duidelijk populistisch te noemen. Zo worden de mensen van de PvdA voor ‚plucheklevers‛ uitgemaakt en is de ‚liegende wethouder Arno Visser‛ lid van de partij ‚VeelVuldig Draaien‛ (PVV Almere, 3 december 2010). Verder ageert de partij meermaals tegen het ‘elitaire bestuur van de gemeente’ (zie o.a. PVV Almere, 5 januari 2011, 7 januari 2011, 18 januari 2011 en 4 februari 2011). In januari 2011 beginnen verschillende fracties zich steeds meer te irriteren aan het taalgebruik van de PVV. Daarom besluiten de fractievoorzitters dat woorden als ‘straattuig’, ‘geteisem’ en ‘schorriemorrie’ niet meer mogen worden gebruikt. Nico van Duijn van Leefbaar Almere en tevens lid van het raadspresidium stelt in de Almere Vandaag (28 januari 2011): ‚Hard taalgebruik is een uitvloeisel van de verruwing van de maatschappij en dat hoort niet thuis in de raadszaal‛. Een opmerkelijke uitspraak voor iemand die raadslid is van een partij die zelf ook niet vies is van ferm taalgebruik. Volgens de PVV Almere (28 januari 2011) is het echter voornamelijk burgemeester Jorritsma die wil dat de toon van het debat veranderd. De partij geeft echter aan zich niet de mond te laten snoeren en blijft met haar openbare uitlatingen een opvallende rol spelen op het politieke toneel van Almere. De traditioneel grootste partijen in Almere, de PvdA en de VVD verzetten zich fel tegen de manier van politiek bedrijven van de PVV in Almere. Duivesteijn & Visser (juni 2010:8), respectievelijk wethouder van de PvdA en de VVD, schrijven in een uitgave van Nieuwspoort nieuws: ‚De PVV heeft het populisme tot strategie verheven (..)Vanaf het moment dat de PVV haar Almeerse kandidaatstelling bekendmaakte, ging het niet langer om feiten, maar werd de politieke arena een politiek theater‛. In het artikel bekritiseren zij de toon van het debat en voornamelijk ook de manier waarop de PVV de media weet in te zetten om een schijnwerkelijkheid te creëren. Maanden later schrijft PvdA Wethouder Duivesteijn (22 februari 2011) in de Volkskrant: ‚Een jaar PVV in het Almeerse gemeentebestuur maakt duidelijk dat er definitief twee verschillende manieren van politiek bedrijven zijn ontstaan. Aan de ene kant een manier, waarin de schoonheid van de rede tot uitdrukking komt en waarin een onopgelegde plicht tot argumentatie leidt tot het overbruggen van (ideologische) tegenstellingen. Terwijl aan de andere kant zonder enige schroom wordt gekozen voor keiharde polarisatie. De PVV heeft het debat gereduceerd tot het enkelvoudig zenden van boodschappen.‛
Voorlopig lijken zowel de PVV als de gevestigde partijen zich niet te laten beïnvloeden, zij verdedigen hun eigen manier van politiek bedrijven en legitimeren hun gedrag aan de hand van hun eigen normatieve opvattingen.
42
2.4 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S Nu (de opkomst van) beide populistische partijen in Het volk is één en ondeelbaar
kaart zijn gebracht, is het tijd om verder te onderzoeken of de gevestigde partijen in Almere beïnvloed worden door de politieke stijl van deze partijen. Om deze vraag
Het volk versus de elite
te beantwoorden worden is in deze paragraaf het discours in de verkiezingsprogramma’s van de
Burgerparticipatie
populistische en gevestigde partijen geanalyseerd. Welke trends zijn hier in te ontdekken? De programma’s zijn
Simplisme
gescand aan de hand van de verschillende elementen uit de in paragraaf 1.5 gegeven definitie van het begrip
Charismatisch leiderschap
‘populisme’ en de uitwerking van deze elementen in het analysekader.
Gevestigde partijen zijn in dit onderzoek gedefinieerd als de vijf partijen die over een periode van vijf reguliere verkiezingen (dus vanaf 1994) de meeste zetels hebben behaald. Het onderstaande overzicht laat zien dat dit in Almere de VVD, de PvdA, D66, het CDA en Groenlinks zijn.
Partij
1994
1998
2002
2006
2010
Gemiddelde
VVD
10
12
8
7
7
8,8
PvdA
6
9
7
12
8
8,4
D66
10
5
2
1
3
4,2
CDA
3
3
4
3
2
3,6
Groenlinks
4
4
4
3
3
3,6
Leefbaar
/
/
9
4
3
3,2
PVV
/
/
/
/
9
1,8
Almere Partij
2
3
2
2
0
1,8
Ver Senioren
/
/
1
1
0
0,4
CU
?
?
?
?
1
0,2
GPV/RPF/SGP
/
1
/
/
/
0,2
TON
/
/
/
/
1
0,2
Afbeelding 2.4.1: Partijen en zetels in de gemeenteraadsverkiezingen in de periode 1994 tot en met 2010.
43
Eerst zijn de programma’s van de Leefbaar Almere en de PVV Almere geanalyseerd. Daarna zijn de verkiezingsprogramma’s van de vijf gevestigde partijen uit de jaren 2002, 2006 en 2010 gescand op populistische invloeden.
LEEFBAAR ALMERE Het verkiezingsprogramma van Leefbaar Almere (2002) , getiteld ‚het heft in eigen handen‛, beweert dat de partij het anders gaat doen dan de andere Almeerse politici. Het lijkt daarmee meteen een programma te worden dat voornamelijk de ontevreden burger aanspreekt. Al in de beschrijving van het eerste speerpunt over de inzet van de politie is echter een nuance te zien die niet past binnen het kenmerkende simplisme van populistische partijen. ‚Alleen maar roepen om meer blauw op straat lijkt ons onvoldoende‛ zo schrijft Leefbaar Almere (2002:2). Het programma kenmerkt zich verder wel door korte en heldere stellingnames. De partij pleit voornamelijk voor het binnen de grenzen houden van de besteding van gemeenschapsgeld als het gaat om grote projecten: ‚Gemeentegeld moet gaan naar losse stoeptegels en de dierenambulance. Gemeentegeld gaat niet naar opsmuk en communicatieve herrie, zoals marmer in het theater en een lichtgevende maquette van een bouwput‚ (ibidem:7). Als het gaat over het verbeteren van de kwaliteit van het bestuur laat de partij zien dat zij niet gediend is van de wijze waarop de stad op dit moment bestuurd wordt: ‚Het stadsbestuur, de gemeenteraad en het college van B&W, bedrijft de politiek hoofdzakelijk in de wandelgangen, de achterkamertjes en de restaurants. de besluitvorming komt zo volledig buiten het zicht van de burgers tot stand‛ (Leefbaar Almere, 2002:4). De oplossing is volgens de partij echter niet dat het volk weer aan de macht moet komen, maar juist een versterking van het bestuur: ‚Leefbaar Almere wil wethouders van buiten de gemeenteraad, bestuurders en managers die hun sporen reeds verdienden, vooral krachtige bestuurders‛ (ibidem:4). De partij pleit voor minder gesloten commissies, meer open debat in de gemeenteraad en voor een gekozen burgemeester. Opvallend is dat de partij een onderscheid maakt tussen het bestuur en de ambtenaren. Deze laatste groep mag van de partij zelfs groeien en meer taken krijgen, om de invloed van dure externe adviesbureaus te beperken. Het verkiezingsprogramma voor de periode 2010-2014 spreekt met geen woord meer over ‘elitaire bestuurders’ of het toegankelijker maken van het politieke debat voor burgers. Er zijn vanaf 2002 veranderingen opgetreden in het bestuurlijke stelsel in Almere. Zo streeft men naar duale verhoudingen tussen de raad en het college en is een alternatieve vergadervorm (de Politieke Markt) ingevoerd. Of deze veranderingen ten grondslag liggen aan de verminderde aandacht van Leefbaar Almere voor het functioneren van het overheidsbestuur, of dat er andere oorzaken aan te wijzen zijn, moet blijken uit het interview met partijleider Frits Huis. Het stokpaardje van de partij is in 2010 de financiële huishouding, daar zou de partij in het verleden veel successen op geboekt hebben.
44
Over het algemeen kan gesteld worden dat Leefbaar Almere aan de oppervlakte een populistische partij is. De partij zet zich openlijk af tegen het establishment en pleit voor een meer open en transparant bestuur. De verkiezingsprogramma’s bestaan uit simpele bewoordingen en heldere oplossingen. Er is echter als men meer de diepte in gaat op plaatsen ook ruimte voor twijfel en nuance. Is het populisme voor Leefbaar Almere dan slechts een manier (geweest) om de aandacht op zich te vestigen? Het populisme in de partijprogramma’s neemt sterk af in 2006 en 2010, nadat Leefbaar Almere onderdeel heeft uitgemaakt van het college. Of dit een bewuste keuze is en welke oorzaken hier aan ten grondslag liggen zal duidelijker worden in de later in dit hoofdstuk geanalyseerde interviews met raadsleden.
PVV ALMERE Het verkiezingsprogramma van de PVV Almere voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 is beperkt tot enkele korte uitspraken per beleidsterrein. Het gaat vaak om weinig gedetailleerde uitspraken die in heldere taal zijn uitgelegd: ‚Keiharde aanpak dierenbeulen (..), Onzinnige subsidies afschaffen ‛. Het programma kan dan ook, zonder hier verder een waardeoordeel aan te verbinden, als ‘simplistisch van aard’ betiteld worden. Verder zet de partij zich in haar programma af tegen ‚de doofpotcultuur‛ en de belangenverstrengelingen door de vele nevenfuncties van bestuurders. Hier is duidelijk de vijandigheid tegenover de zittende macht te zien, die voornamelijk geld zou uitgeven aan ‚linkse hobby’s‛. Ook zou er een referendum moeten worden gehouden bij belangrijke projecten, waaruit blijkt dat de PVV Almere de burger meer invloed wilt geven op het overheidsbeleid. Het verkiezingsprogramma drukt dus op meerdere facetten het populisme van de PVV Almere uit.
VVD ALMERE De VVD hecht grote waarde aan ‘fatsoenlijk bestuur’ dat, als het eenmaal gekozen is, relatief veel vrijheid heeft. Het bestuur moet dan ook aan strenge regels worden gebonden, maar nergens wordt uitgesproken dat het bestuur in het verleden ver van de burger verwijderd is geraakt. ‚De gemeente moet haar werk goed doen. Dat betekent dat de zaken op het stadhuis fatsoenlijk vastgelegd en georganiseerd zijn en spelregels en randvoorwaarden vooraf voor iedereen duidelijk zijn. De gemeente heeft de plicht inwoners tijdig en duidelijk te informeren. (..) Het primaat van de politiek behoort aan de raad. Wel dient het gemeentebestuur gemotiveerd aan te geven waarom suggesties van de burgers niet worden overgenomen‛ (VVD, 2002:3).
45
De VVD beziet het bestuur en de burger voornamelijk in economische termen. De burger is een klant die tijdig geïnformeerd moet worden maar daarnaast vooral met rust moet worden gelaten. Het bestuur moet effectief en efficiënt te werk gaan en hier verantwoording over afleggen. Verder is de VVD tegen directe vormen van inspraak zoals referenda en stadsdeelraden. Een ontwikkeling in stijl is in de verkiezingsprogramma’s van de partij nauwelijks te ontdekken.
PVDA ALMERE De PvdA Almere opent haar verkiezingsprogramma van 2002 met een inleidende visie op wat volgens de partij de kern van de politieke vertegenwoordiging is. De partij maakt duidelijk dat het gaat om het maken van keuzes, om het hebben van dromen, maar de PvdA Almere is ook realistisch: niet alles kan gerealiseerd worden. In het verdere programma staan ook steeds de afwegingen beschreven die tot een bepaalde beleidskeuze hebben geleid. De PvdA wil het beeld schetsen van een complexe samenleving en politieke arena, waar met wilskracht veel bereikt kan worden. Het programma kenmerkt zich dan ook meer door realisme dan door populistisch simplisme. Verder laat het programma geen kans onbenut om te benadrukken dat bewoners betrokken moeten worden bij het ontwikkelen van hun eigen wijk. Het programma voor de verkiezingen van 2006 is geschreven in de opmaak van een krant. Er staan interviews in en artikelen over aankomende ontwikkelingen. Opvallend is dat er regelmatig wordt gesproken over ‚De Almeerder‛, alsof dit een homogene groep is. Zo is ‚de Almeerder‛ bang voor de aankomende groei van de stad. Verderop in de ‘verkiezingskrant’ staat een interview met een medewerker van een ROC-school (niet PvdAer). Zij zegt: ‚Wat ik zou willen van de politiek? Dat de politiek hier kwam. Dat de politiek ging kijken door mijn ogen‛. Het programma lijkt de burger directer aan te spreken en bovendien wordt wederom benadrukt dat bewoners in hun wijk zelf een stem hebben. Het programma uit 2010 blikt voornamelijk terug op wat de PvdA de afgelopen jaren bereikt heeft. Maatregelen die de partij wilt nemen zijn ‚aandachtspunten‛. Wel is er wederom aandacht voor de relatie tussen het bestuur en de burger: ‚De PvdA wil dicht bij de mensen besturen – samen met bewoners die mee willen doen en zich verantwoordelijk voelen, ook buiten hun eigen directe leefomgeving‛. De programma’s van de PvdA kennen dus over het algemeen geen populistisch discours. Wel wordt bewonersparticipatie in de wijk gestimuleerd en lijkt de partij zich in 2006 meer direct op de burger te richten. In 2010 is het verhaal echter weer genuanceerder, de partij beschrijft in dat programma een complexe relatie tussen burger en bestuur, waarin eigen verantwoordelijkheid van burgers en een transparante overheid voorop staan.
46
D66 ALMERE De verkiezingsprogramma’s van D66 in 2002 en 2006 zijn over het algemeen zakelijk en praktisch van aard. Wel is in beide programma’s de betrokkenheid van de burger opgenomen. ‚Het Almeerse gemeentebestuur (college en gemeenteraad) en ambtenaren moet de burgers serieus nemen door werk te maken van een optimale communicatie.‛ (D66 Almere, 2006:5). D66 pleit voor bewonersplatforms (ibidem:11) en benadrukt bij een groot aantal maatregelen dat de burger betrokken moet worden. Wel wordt het betrekken van de burger in de programma’s bijna altijd gekoppeld aan een verantwoordelijk en goed functionerend bestuur. D66 Almere laat in 2002 en 2006 voornamelijk zien wat zij van plan is, niet waar zij op tegen is. Als er dan iets is waar de partij zich tegen afzet is het de politieke cultuur, die volgens de partij teveel gericht is op de waan van de dag. ‚Anno 2005 is de politieke discussie inefficiënt en verdwijnen vaak de hoofdlijnen en de visie‛ zo stelt de partij (ibidem: 8). In 2010 lijkt D66 voornamelijk te willen profiteren van landelijke trends. Het voorwoord van het verkiezingsprogramma is geschreven door landelijk partijleider Alexander Pechtold en ‚de vijf sociaalliberale richtingwijzers‛ komen aan bod. Opvallend is wel dat de partij relatief gezien meer nadruk legt op de punten waar zij op tegen zijn: ‚tegen alle vormen van betutteling‛ (D66 Almere, 2010: 19) en ‚wars van hokjesgeest en bekrompenheid. Integratie? Het is in onze ogen bijna een ouderwets woord‛ (ibidem). Daarmee lijkt D66 zich meer af te zetten tegen de andere partijen. Ook gaat de partij verder in het betrekken van burger. D66 Almere pleit in 2010 voor een correctief referendum en een burgerinitiatief (ibidem: 21). Er is dus een kleine ontwikkeling te zien in het taalgebruik en de stijl die D66 hanteert in haar verkiezingsprogramma’s. De partij gaat meer steunen op landelijke successen, anti-betutteling (een indirecte klacht tegen het CDA) en anti-bekrompenheid (een indirecte klacht tegen de PVV). Bovendien profileert de partij zich als de échte liberale partij (een indirecte klacht tegen de VVD). Het ontbreekt echter nog steeds aan een simplistische visie op zaken, de partij drukt zich veelvuldig genuanceerd uit. Populistisch is het dus nog niet te noemen, wel is de partij zich steeds meer gaan onderscheiden van de overige politieke orde.
CDA ALMERE De verkiezingsprogramma’s van het CDA in 2002 en 2006 zijn voornamelijk gericht op het promoten van de Christelijke traditie. Normen en waarden, het gezin en het geloof nemen een centrale plek in. Verder is de stijl zakelijk en is het qua taalgebruik formeel te noemen.
47
Deze conclusie wordt het best geïllustreerd door het hoofdstuk in het programma van 2002 dat de invulling van het bestuur behandelt: ‚Almere, een betrouwbare gemeente met een duidelijk beleid‛ (CDA Almere, 2002:9). In 2002 is wel voor het eerst ook een paragraaf over burgerparticipatie opgenomen, waarin het CDA pleit voor het vroegtijdig betrekken van burgers en maatschappelijke organisaties. In 2006 benadrukt het CDA meer dat burgers betrokken moeten worden bij het vormgeven van beleid en dat de relatie tussen burger en bestuur sterk moet blijven: ‚het kan niet vaak genoeg worden gezegd: het besturen van de stad is bedoeld voor de bewoners, bedrijven, instellingen, en gebeurt door bewoners van de stad‛ (CDA Almere, 2005:4). De nadruk blijft in het programma echter liggen op besturen voor de bewoners: dienstbaarheid staat centraal bij het CDA. Burgers meer invloed geven bestaat bij het CDA in dat jaar voornamelijk uit het betrekken van bewoners bij regels en handelingen die invloed hebben op hun eigen wijk. In het verkiezingsprogramma van 2010 is niets meer te vinden over het functioneren van het bestuur of de relatie met de burger. Het programma is korter en bondiger, maar nergens is het taalgebruik populistisch te noemen.
GROENLINKS ALMERE In de verkiezingsprogramma’s van Groenlinks uit de jaren 2002, 2006 en 2010 is weinig populisme terug te vinden. Nergens wordt een beroep gedaan op de eenheid van het volk of het falen van het overheidsbestuur. Het tegenovergestelde is vaker het geval: het volk wordt juist beschreven als een zeer diverse groep die onderling nog wel eens wil botsen. Groenlinks lijkt zijn legitimatie uit deze tegenstellingen af te leiden, terwijl populistische partijen juist de tegenstelling tussen het volk en het bestuur centraal stellen. Ook worden veel taken bij het bestuur neergelegd: zo is burgerschapsvorming een belangrijk punt in het programma van 2006. Wel komt in alle programma’s de participatie van burgers in de beleidsvorming terug. De overheid moet luisteren naar burgers en hen mee laten denken over nieuw beleid. Ook de kloof tussen burgers en het bestuur komt aan bod. ‚Vaak wordt verwijtend naar de burger gekeken en geconstateerd dat deze minder geïnteresseerd is in de politiek. Dat is een eenzijdig standpunt. Zeker zo belangrijk is het gebrek aan herkenbaarheid bij de partijen‚ (Groenlinks, 2002:54). De oplossing voor deze kloof zoekt Groenlinks voornamelijk in meer inspraak van burgers door middel van enquêtes, participatie en andere vormen van inspraak. Het niveau van de wijk staat bij Groenlinks centraal als het gaat om het betrekken van burgers.
48
CONCLUSIE Het is moeilijk een vaste lijn te ontdekken in de verschillende verkiezingsprogramma’s. Puur populisme, zoals in het verkiezingsprogramma van de PVV is aangetroffen, is nergens in de programma’s van de verschillende partijen over de verschillende jaren terug te vinden. De PVV heeft aan één verkiezing meegedaan en heeft dus ook één programma geschreven. Dit programma is relatief summier te noemen. Om die redenen kan er nog niet gesproken worden over een veranderend discours van deze partij. Bij Leefbaar Almere is het populisme in het eerste programma niet zeer overtuigend, maar wel herkenbaar. In vergelijking met dit eerste programma is het discours in de programma’s voor de verkiezingen in 2006 en 2010 minder populistisch. Bij de meeste van de gevestigde partijen is in 2006 in de programma’s meer aandacht besteed aan de relatie tussen burger en bestuur. Ook over burgerparticipatie wordt in dat jaar meer geschreven. Het is niet aan te tonen dat dit het directe gevolg is van de overwinning van Leefbaar in 2002. Toch is het veilig te stellen dat Leefbaar wel heeft bijgedragen aan de agendasetting. Veel partijen noemen het in de inleiding van hun programma en besteden er een apart hoofdstuk aan. Blijkbaar zien zij de relatie bestuur-burger nu als thema, naast de traditionele thema’s als werkgelegenheid, stadsontwikkeling, et cetera. De invulling van dit thema is echter nog steeds sterk bepaald door de traditionele opvattingen van de partijen. Zo zijn de VVD en het CDA behoudend en kiezen zij voor een krachtige en dienstbare overheid. Groenlinks en de PvdA zijn voornamelijk bezig met burgerparticipatie en denken op die manier het vertrouwen van de kiezer terug te winnen. D66 lijkt zich nog het meest in populistische richting te ontwikkelen, het is echter aannemelijk dat hun opstelling is ingegeven door landelijke invloeden. In de verkiezingsprogramma’s van 2010 is juist weer minder aandacht voor de rol van het bestuur ten opzichte van de bevolking. Ook andere elementen die op invloed van het populisme kunnen wijzen zijn in dat jaar niet of nauwelijks te ontdekken. Dat is opmerkelijk, gezien het feit dat de PVV dat jaar voor het eerst aan de verkiezingen mee doet. Een verklaring kan zijn dat de discussie rondom de PVV zich veel meer lijkt te focussen op inhoudelijke standpunten. Het valt buiten de analyse van dit onderzoek, maar het valt bijvoorbeeld wel op dat in de programma’s van 2010 het thema veiligheid een prominentere plaats heeft gekregen. Over het algemeen zijn geen harde conclusies te trekken op basis van de analyse van de verkiezingsprogramma’s. Hoewel er in 2006 een lichte piek lijkt te zijn in de mate van populisme, is deze in 2010 ook weer verdwenen. Deze golfbeweging is echter te miniem om van directe en stabiele invloed te spreken. De gevestigde partijen lijken zich dus, op basis van déze analyse, niet makkelijk te laten beïnvloeden door de nieuwe populistische bewegingen. Om deze hypothese verder te toetsen zijn interviews met raadsleden afgenomen, die in de volgende paragraaf geanalyseerd worden.
49
2.5 ANALYSE INTERVIEWS
Er zijn interviews afgenomen met politici van de gevestigde partijen: het CDA, D66, Groenlinks, de PvdA, en de VVD . Daarnaast is een interview afgenomen met de fractievoorzitter en oud-wethouder van Leefbaar Almere. Ondanks herhaalde verzoeken is de PVV Almere helaas niet bereid geweest aan dit onderzoek mee te werken. Toch is getracht, met de voorgaande documentenstudie in het achterhoofd en door de verschillende uitspraken van de verschillende politici te combineren, een objectief beeld te schetsen. De geïnterviewde personen zijn geconfronteerd met de uitkomst van de analyse van de verkiezingsprogramma’s, hen is o.a. gevraagd naar de opkomst en invloed van de PVV en Leefbaar in Almere.14
ONTSTAAN EN OPKOMST De winst van zowel Leefbaar Almere in 2002 als de PVV Almere in 2010 heeft een grote indruk gemaakt op de bestaande partijen in de Almeerse politiek. Beiden protesteerden tegen de huidige politiek en het huidige beleid, en hebben dan ook, zoals een raadslid van het CDA het uitdrukt ‚een zeker verwantschap‛. De opkomst van beide partijen kent echter een andere oorsprong. Leefbaar Almere boekte winst , zo verklaart partijleider Frits Huis, uit een combinatie van onvrede onder de bevolking, landelijke tendensen en lokale issues. Er heerste onvrede over de gevestigde politiek, zo bleek uit het succes van Pim Fortuyn. De leefbaar beweging had al succes geboekt in Hilversum en in Utrecht. Een groep ontevredenen besloot de naam ‘leefbaar’ aan te nemen, omdat deze naam een gegarandeerd succes zou betekenen: ‚met die naam zouden we zo drie zetels in de raad behalen‛, zo stelt Frits Huis. De onvrede onder burgers wordt door alle respondenten erkend en er wordt in de interviews ook aangegeven dat deze onvrede gebaseerd is op het onvoldoende transparant en vraaggericht werken door het bestuur. Leefbaar Almere greep deze onvrede aan en spitste het bovendien toe op dossiers waarover in de gevestigde Almeerse politiek consensus bestond, maar die onder de bevolking kon rekenen op protest. Het betaald parkeren en de ontwikkeling van Omniworld zorgden er voor dat het algemene protest van Leefbaar Almere tegen de gevestigde orde om kon worden gezet in concrete issues.
Zie bijlage 1 voor de volledige respondentenlijst en bijlage 2 voor een voorbeeld van de gehanteerde interview vragen. 14
50
Waar Leefbaar Almere zijn opkomst deels te danken heeft aan landelijke tendensen en deels aan lokale problemen, daar lijkt de PVV Almere voornamelijk mee te liften op landelijke successen. Wederom staat de onvrede onder burgers centraal. Daarnaast zijn veiligheid, lastenverlichting en de islam belangrijke thema’s. De respondenten noemen in verband met de opkomst van de PVV Almere echter voornamelijk de begrippen ‘angst’ en ‘media-invloed’. Angst zou er zijn voor andere culturen, voor het niet bekende. Veel Almeerders zijn jaren geleden uit Amsterdam ‘gevlucht’, op zoek naar een meer rustige woonomgeving. Inmiddels is Almere aan het groeien naar één van de grootste steden van Nederland. ‚Dan zit je in je veilige tuin met drie hekken en dan komt die boze buitenwereld toch nog naar binnen‛, zo verwoordt Ruud Pet, fractievoorzitter van Groenlinks, deze angst. Deze angst wordt versterkt door de mobilisatie van de media, die de werkelijkheid volgens enkele respondenten sterk vervormen. De onveiligheid van Almere is volgens sommigen een mythe, gecreëerd door de PVV en versterkt door de media. De VVD en Leefbaar Almere geven echter aan dat er wel degelijk problemen zijn op dit terrein en dat de PVV de vinger op de zere plek legt. Alle respondenten geven aan dat zowel Leefbaar en de PVV in de verkiezingscampagne geheel anders te werk gingen dan de bestaande partijen. Klaas Jongejan, raadslid van de VVD, geeft aan dat de partijen nauwelijks de straat op gingen om te flyeren of de buurten verkenden om met mensen in contact te komen. Beiden kozen enkele speerpunten, voor Leefbaar was dat Omniworld en het betaald parkeren, voor de PVV het hoofddoekjesverbod en de veiligheid. ‚Deze speerpunten werden vervolgens op een klein aantal zorgvuldig uitgekozen momenten geventileerd in de media‛. De schok in de Almeerse politiek leek bij de overwinning van de PVV kleiner te zijn dan bij de overwinning van Leefbaar in 2002. Reden hiervoor is volgens Henk Hasper, raadslid van het CDA, dat de PVV eerder al een flinke overwinning boekte bij de Europese verkiezingen. In Almere was het aantal PVV-stemmers bij die verkiezingen hoger dan het landelijk gemiddelde. Daardoor zagen veel lokale politici de overwinning al aankomen. Cocky Kuipers, fractievoorzitter van D66, stelt ook dat we in een tijd leven waarin zulke politieke verschuivingen beter opgevangen kunnen worden. Zij doelt daarmee zowel op landelijke politieke ontwikkelingen als op de opkomst van Leefbaar Almere in 2002.
51
DE EERSTE MAANDEN Leefbaar Almere voerde in 2002 een felle verkiezingsstrijd en had dan ook al veel vijanden toen de coalitiebesprekingen nog moesten beginnen. Frits Huis van Leefbaar geeft aan dat zijn partij vanaf het begin door andere partijen uit de nieuwe coalitie is gehouden. De oude coalitie moest hersteld worden en Leefbaar paste daar niet in. De andere partijen geven echter aan dat met Leefbaar Almere niet te praten viel, zij wilden geen water bij de wijn doen en waren er zelf op uit in de oppositie te blijven. Dan zou hun imago van een protestpartij behouden blijven door hun kritiek ‘vanaf de zijlijn’ te blijven uiten. Uiteindelijk heeft Leefbaar echter wel een compromis gesloten, waarin haar oorspronkelijke standpunten over Omniworld en het betaald parkeren sterk zijn afgezwakt. De wil om mee te besturen heeft in die tijd overheerst, zo stelt Huis. Het verhaal rondom de verkiezingen van 2010 volgt aanvankelijk een zelfde lijn. De PVV Almere voelt zich buitengesloten door ‘de zittende elite’ en deze zittende partijen denken dat de PVV geen serieuze compromissen wil sluiten. Over het afschaffen van hoofddoekjes in door de gemeente gesubsidieerde gelegenheden en het invoeren van ‘stadscommando’s’ valt niet te onderhandelen. De PVV Almere slaagt er echter niet in concessies te doen en gaat de oppositie in. Enkele respondenten (CDA, Groenlinks, D66 en Leefbaar Almere) geven aan het vermoeden te hebben dat Wilders De PVV in Almere expliciet de opdracht heeft gegeven om buiten de coalitie te blijven. Het optreden van de PVV in Almere zou een experiment zijn, dat de landelijke afdeling van de partij in ieder geval geen schade mag berokkenen. Hoewel Leefbaar en de PVV zich verdedigend opstellen wanneer zij de Almeerse politiek betreden, zien de respondenten ook duidelijke verschillen. De PVV Almere sluit zich de eerste weken zoveel mogelijk af van andere partijen, terwijl Leefbaar Almere zich meer open stelt. Na formele vergaderingen vertrekt de PVV meteen uit het stadhuis, waardoor informeel contact tijdens borrels of tijdens de lunch niet tot stand komt. Reden hiervoor is volgens de respondenten dat de PVV de eenheid binnen de fractie wil behouden en bovendien nog aan het aftasten is in een nieuwe omgeving. Er is kritiek op deze houding, maar er is ook begrip: de reacties van met name verontwaardigde burgers waren aanvankelijk zeer vijandig en agressief. De PVV Almere geeft aan niet mee te doen aan borrels en lunches omdat deze gefinancierd zijn met belastinggeld. Later is er echter een verschuiving te zien in de aanwezigheid van de fractie op informele momenten, zo stellen verschillende respondenten. PVVers lunchen gezamenlijk met leden van andere partijen en zo komt ook informeel contact tot stand. Het feit dat Raymond de Roon weinig meer aanwezig is in Almere vanwege zijn kamerlidmaatschap in Den Haag (De nummer twee op de lijst van de PVV Almere, Toon van Dijk, heeft volgens de respondenten nu feitelijk de leiding in handen) lijkt deze ontwikkeling te bevorderen.
52
De toonzetting van het debat was bij het aantreden van beide partijen fel en vijandig. Zowel de PVV als Leefbaar trokken fel van leer tegen de andere partijen. De reactie van de gevestigde partijen wordt door de respondenten echter getypeerd als ‚beheerst‛ en ‚rationeel‛. Toch zijn niet alle respondenten negatief over het optreden van de PVV. Zo geeft Ruud Pet van Groenlinks aan dat er, zeker achter de schermen, goed te praten is met de PVV en dat de mensen binnen de fractie ook zeker kwaliteiten hebben. In de documentaire ‚voet tussen de deur bij de PVV‛ van Bromet (2010) geeft hij ook aan dat deze felheid in het debat wel goed is, sommige partijen waren volgens hem in slaap gevallen. Over de kwaliteiten van de fractie van Leefbaar Almere in 2002 zijn de respondenten, waaronder partijleider Huis zelf, minder tevreden. De fractie wordt beschreven als een mengelmoes van ‚sociaal-betrokkenen, sympathisanten van extreem-rechts‛ en ‚psychiatrische patiënten‛. De selectie en trainingsprocedure van de PVV, aangevoerd door Geert Wilders in Den Haag, heeft waarschijnlijk zijn vruchten afgeworpen.
POPULISTISCHE INVLOED OP HET ESTABLISHMENT? Geen enkele respondent ziet directe invloed van Leefbaar Almere en de PVV Almere op het optreden van de andere partijen. De populistische stijl blijft voorbehouden aan deze minderheid in de Almeerse politiek. Natuurlijk doen politici van andere partijen wel eens populistische uitspraken, deze zijn echter niet structureel van aard en zijn niet toegenomen na de overwinning van Leefbaar in 2002 en de PVV in 2010. De partijleider van Leefbaar Almere, Frits Huis, erkent dit. Hij is voorstander van wat hij zelf, naar voorbeeld van bijzonder hoogleraar publiek management Harrie Adema, het openbreken van de grens tussen de onderstroom en de bovenstroom noemt. De bovenstroom bestaat uit publieke uitingen door politici, voornamelijk in de media. De onderstroom zijn de werkelijke gedachtes en beweegredenen. Huis ziet populisme als het transporteren van een stukje van de onderstroom naar de bovenstroom. Hij heeft dit vanaf 2002 in zijn tijd als wethouder en als raadslid proberen te bewerkstelligen, maar dit is hem naar eigen zeggen niet gelukt. Hij beschrijft bijvoorbeeld de collegeonderhandelingen van 2006 en 2010 wederom als ‚achterkamertjespolitiek‛ waarin de uitkomst van de onderhandelingen eigenlijk al vanaf het begin vast lag. Andere partijen, zoals Groenlinks en de PvdA, geven aan in reactie op de groeiende onvrede onder burgers en de daarmee gepaard gaande opkomst van protestpartijen wel meer te zijn gaan letten op een thema als burgerparticipatie. Het bestuur zou te technocratisch en naar binnen gekeerd zijn, de burger moet meer betrokken worden bij het vormen van zijn eigen leefomgeving. Door beide partijen wordt echter ook aangegeven dat er een groot verschil is tussen de wens om burgers te betrekken en de daadwerkelijke uitvoering. Participatieprojecten zijn vaak geen succes of trekken alleen de mensen aan met ‚de grootste mond‛. Bovendien wordt burgerparticipatie op verschillende manieren gedefinieerd.
53
Ruud Pet van Groenlinks vindt bijvoorbeeld dat je burgers beter moet uitleggen welke afwegingen je als politicus maakt en dat je duidelijk moet maken dat er naast een individueel belang ook een algemeen belang is. Het is echter de vraag of een dergelijke dialoog, die toch voornamelijk eenzijdig en informatief is, door anderen ook als burgerparticipatie wordt gezien. De VVD is het meest behoudend als het gaat om het betrekken van de burger: er is een volksvertegenwoordiging en daar kan men iedere vier jaar op stemmen, dat is de redenatie van de partij. Alle partijen geven aan: het primaat moet bij de politiek blijven liggen. Overigens maken Leefbaar Almere en de PVV Almere ook geen groot punt van burgerparticipatie, zij leggen de nadruk op een transparant en betrouwbaar bestuur. Wel pleit de PVV in haar verkiezingsprogramma voor een referendum voor de beslissing over belangrijke projecten. Hoewel de gevestigde partijen zich niet direct populistischer gaan gedragen, noemen de respondenten wel een belangrijk voordeel van de opkomst van de partijen. Het creëert een schok in de bestaande politiek en zorgt er voor dat de machtsverhoudingen weer even op scherp komen staan. ‚Als Leefbaar niet was opgekomen in 2002, dan had de PvdA in dat jaar wel zestien zetels gescoord‛ zegt Hasper van het CDA. Hetzelfde zou kunnen gelden voor de VVD in 2010. De opkomst van Leefbaar en de PVV zorgt er dus voor dat de partijen die toch al jaren aan de macht zijn, hun machtsbasis niet verder kunnen verbreden.
INVLOED OP POPULISTISCHE PARTIJEN? De respondenten zien wel verschuivingen in het discours van Leefbaar Almere en de PVV Almere. Leefbaar is inmiddels onderdeel geworden van de gevestigde politieke partijen. Meerdere malen wordt in de afgenomen interviews gesproken over ‚het Leefbaar van 2002 en het Leefbaar van nu‛. Frits Huis van Leefbaar Almere geeft ook toe dat zijn partij meer gematigd is gaan optreden: ‚daar ontkom je niet aan, wil je blijven overleven in de politieke werkelijkheid‛. Deze ‘politieke werkelijkheid’ wordt door anderen ook veelvuldig genoemd in de interviews. Om iets te bereiken in de politiek, om geen eendagsvlieg te zijn, zul je je moeten aanpassen. Compromissen sluiten, respect tonen en niet altijd ‘de onderstroom’ laten spreken horen volgens de respondenten bij die werkelijkheid. Hoewel de PVV Almere in de coalitieonderhandelingen op het gebied van standpunten niet heeft toegegeven aan andere partijen, zien de verschillende respondenten dat de partij zich achter de schermen meer gematigd gaat opstellen. ‚Het optreden van de PVV Almere in de media is niet hetzelfde als hun optreden achter de schermen‛ zegt Klaas Jongejan van de VVD. Hoewel de fractie onder leiding van Toon van Dijk in de debatten niet van zijn lijn afwijkt en bijna tegen alle voorstellen heeft gestemd, ontstaat er ook samenwerking. Zo hebben de PVV en Leefbaar, de partijen die hard botsten voor en vlak na de verkiezingen, samen verschillende moties ingediend en vonden zij elkaar in de strijd tegen de reisvergoeding van wethouder Adri Duivesteijn.
54
Leefbaar Almere heeft zich inmiddels al acht jaar weten te handhaven in de Almeerse politiek. De jaren dat Leefbaar twee wethouders mocht leveren hebben de partij echter geen goed gedaan. Zij zakte in 2006 en 2010 van negen naar respectievelijk vier en drie zetels. Zij kreeg veel kritiek, natuurlijk omdat zij compromissen moesten sluiten om een deel van haar standpunten te verwezenlijken, maar ook omdat zij zich volgens sommigen ineens ging gedragen als de ‘gevestigde elite’. Zo moest het dossier Omniworld, één van de speerpunten en één van de redenen van het grote succes van de partij, bijvoorbeeld ineens achter gesloten deuren besproken worden. Leefbaar Almere bestaat echter nog steeds en wordt door de partijleider Frits Huis gezien als een blijvende factor. Reden hiervoor is volgens Huis dat na de winst van de PVV in Almere, Leefbaar de enige overgebleven ‘lokale partij’ in Almere is. Hij rekent er op dat de trend van het ‘lokaal stemmen’ door gaat zetten en voordelig zal uitpakken voor zijn partij. Bovendien heeft Leefbaar, ondanks haar periode in de coalitie, haar imago als protestpartij proberen te behouden. Henk Hasper, raadslid van het CDA, geeft aan dat de partij duidelijk heeft geworsteld met haar positie na de verkiezingsnederlaag in 2006. Nu zou Huis zijn oude taalgebruik echter weer hebben opgepakt. Als voorbeeld geeft Hasper de reactie van Huis op de uitgestelde verdubbeling van een spoorbaan in Almere: ‚de manier waarop Huis daar reageert, met zeer fel taalgebruik en direct op de man spelen, is hoe Leefbaar zich voor haar bestuursperiode ook profileerde‛. Verder geeft raadslid Jongejan van de VVD in dit kader aan dat het typisch is hoe Leefbaar en de PVV zich uitlaten in de kwestie rondom wethouder Duivesteijn, die in zijn tweede bestuursperiode nog in Den Haag en niet in Almere woont. De meeste partijen geven aan inmiddels gewend te zijn geraakt aan de politieke stijl van Leefbaar Almere, maar ook te weten dat er met de partij goed samen te werken valt. Over de toekomst van de PVV Almere zijn de respondenten minder zeker. Zo verwachten Groenlinks en de PvdA dat de partij steeds meer los zal komen te staan van ‚de grote broer in Den Haag‛, waardoor de eenheid die er nu is in de fractie afneemt. Hoewel er in de fractie van de PVV Almere consensus lijkt te zijn over de speerpunten van de partij, is er nog wel discussie over beleidsterreinen waar de PVV Almere zich nog minder heeft georiënteerd. Hierdoor wordt interne discussie mogelijk en kan de partij uiteen vallen. Berdien Steunenberg, oud-fractievoorzitter en huidig wethouder van het CDA, geeft bovendien aan dat er al geprobeerd wordt leden van de PVV Almere ‘los te weken’ om ze te rekruteren voor een andere, gevestigde politieke partij. Toch kan het zelfstandiger worden van de partij volgens enkele respondenten ook kansen bieden. Over Toon van Dijk, de tweede man van de PVV Almere, wordt door de heer Huis van Leefbaar Almere bijvoorbeeld gezegd: ‚met hem kan je prima praten, maar het moet niet over de islam gaan. Dan lijkt het wel alsof hij van karakter veranderd, dan komt hij uit de ‘mal’ Wilders, dan is hij voorgebakken en volgt hij die typische manier van debatteren‛. Hoewel de meeste respondenten hier geen vertrouwen in hebben, kan het zelfstandiger opereren van de PVV Almere het voortbestaan van de partij dus beïnvloeden.
55
2.6 CONCLUSIE In de voorgaande paragrafen is het opkomend populisme in Almere van met name de PVV en Leefbaar op verschillende wijzen en methoden beschreven en geanalyseerd. In alle stukken stond de wisselwerking tussen de zittende partijen en de nieuwe – populistische – partijen centraal. Wanneer de verschillende paragrafen in hun samenhang worden bekeken vallen een aantal zaken op.
DE PVV- EN LEEFBAAR ALMERE VERGELEKEN Er zijn grote overeenkomsten te zien tussen de PVV- en Leefbaar Almere. Beide partijen zetten zich af tegen het zittende bestuur, tegen de achterkamertjespolitiek en voor ‘de man op straat’. Leefbaar Almere typeert zichzelf als ‘populisme met een knipoog’. De partij pleit voornamelijk, zonder een al te ‘dikke’ ideologie, voor het rationeel afwegen van alternatieven. Het kan in het kader van het zoeken naar een definitie van het begrip ‘populisme’ dan ook betiteld worden als pragmatisch populisme. Ook kent de partij een charismatisch leider, Frits Huis leidt de partij al vanaf het begin en doet dat met veel uitstraling. Hij is dan ook de meest bekende politicus van Almere (Almere Markt Onderzoek, 2010). De PVV Almere is populistisch in bijna al haar handelen. Kenmerkend aan de partij is, volgens de respondenten in dit onderzoek, haar aandachts-mobiliserende optreden. De PVV Almere heeft een behoorlijke controle over wat en wanneer de media over de partij schrijft. Zij weet goed hoe zij de moderne media kunnen bespelen, op een dergelijke manier dat de partij er positief in naar voren komt.15 Ook kunnen zij burgers mobiliseren om in actie te komen tegen bepaalde beleidsvoorstellen. Mobiliserend populisme is daarom een term die goed past bij de politieke stijl van de PVV Almere. Beide partijen lijken dus op elkaar als het gaat om hun politieke stijl. Zij spreken de ontevreden burger aan, die wil protesteren tegen de gevestigde orde. Het feit dat Leefbaar Almere zich in de verkiezingstijd zo heftig heeft verzet tegen de PVV Almere kan dan ook voortvloeien uit het feit dat zij beiden dezelfde kiezersgroep aanspreken en dus concurrenten zijn. Frits Huis heeft in de verkiezingstijd voornamelijk de verschillen tussen zijn partij en de PVV Almere benadrukt. Als het gaat om de standpunten die de partijen innemen zijn de verschillen dan ook groot.
Verschillende respondenten verwijzen in de in het kader van dit onderzoek afgenomen interviews naar het boek van de undercover-journaliste van HP/De Tijd (Geurtsen & Geels, 2010). Daarin wordt de manier waarop de PVV de media gebruikt in haar handelen helder geïllustreerd. Feiten worden aangedikt of met populair taalgebruik uiteengezet, wetend dat de media gevoelig is voor dergelijke uitingen. Zie ook Elchardus (2002) over het samenvallen van het wantrouwen in de politiek en de moderne media in de ‘dramademocratie’. 15
56
VERKIEZINGEN EN COALITIEVORMING De reacties van de gevestigde politiek wanneer de partijen bekendmaken dat zij meedoen aan de verkiezingen en wanneer de twee partijen een forse winst maken is verschillend. Waar Leefbaar de bestaande partijen verrast en schokt met hun grote winst, daar lijken de partijen in 2010 opvallend rustig. Frits Huis van Leefbaar antwoordt in een televisie-documentaire van Bromet (2010) op de vraag ‚de PVV wint in Almere, wat nu?‛ dat de meerderheid nog altijd niet op de PVV heeft gestemd en ook Ruud Pet van Groenlinks zegt niet geschokt te zijn. (Het succes van) de PVV was natuurlijk al langer bekend in de landelijke en Europese politiek. Bovendien richt de kritiek op de PVV zich veel meer op de inhoudelijke standpunten. Het populistische taalgebruik en de politieke stijl maken blijkbaar minder indruk. Misschien is men inmiddels wel wat gewend in Almere? De discussies rondom de coalitieonderhandelingen in 2002 en 2010 zijn zeer vergelijkbaar: willen deze populistische partijen nou mee regeren of niet, is de vraag die leeft onder de gevestigde partijen. Uiteindelijk heeft de uitkomst van de keuze die de populistische partijen hierin hebben gemaakt voor een deel hun toekomst bepaald.
INVLOED Leefbaar krijgt veel kritiek op haar handelen het eerste jaar dat zij twee wethouders leveren voor het college. Zij zou zich ineens net zo gedragen als de elite waar zij zich zo tegen heeft afgezet. Het blijkt moeilijk om het imago van protestpartij te blijven behouden, Leefbaar zakt in de verkiezingen in 2010 naar twee zetels. Een andere reden voor dit verlies kan zijn dat ook andere partijen met een populistische inslag (de Almere Partij, de SP, TON, de PVV) meedoen aan de verkiezingen, waardoor de concurrentie groter is. Leefbaar lijkt een deel van haar protest en populisme in te hebben geleverd in de regeerperiode vanaf 2002. In ruil daarvoor kon zij enkele van haar standpunten verwezenlijken, zoals de dossiers over Omniworld en het betaald parkeren. In de periode 2006-2010 worstelt de partij aanvankelijk met haar imago, maar uiteindelijk vindt ze haar kenmerkende proteststijl terug. De andere partijen zien Leefbaar inmiddels echter als een ‘gewone partij’, zo blijkt uit de interviews die zijn afgenomen in dit onderzoek. Hiermee is de toekomst van de partij onzeker geworden, zeker omdat Leefbaar zich op programmatisch gebied ook steeds minder kan onderscheiden. De PVV Almere weet zich voorlopig te handhaven in haar oppositierol. Een plek in de oppositie lijkt een populistische partij beter te passen. De aard van het populisme botst op een belangrijk facet met de aard van bestaande partijen: het pragmatisme of simplisme versus de ideologie. Maar de wezenlijke tegenstelling ligt besloten in de aard van onze democratie. Het populisme gaat uit van tegenstellingen, waar onze democratie uit gaat van consensus. Het populisme gaat uit van heldere en eenduidige besluitvorming, waar onze democratie uit gaat van complexe compromissen.
57
Het gaat om bepaalde historisch gegroeide instituties, waar Leefbaar Almere duidelijk mee heeft geworsteld in de periode dat zij deel uitmaakte van de coalitie. De partij wilde bijvoorbeeld graag alle overleggen openbaar voeren, maar kwam er al snel achter dat de achterkamertjes soms onvermijdelijk zijn. Zolang de partijen oppositie kunnen blijven voeren komt hun populistische aard het beste tot hun recht. Dan is het meest duidelijk te zien waarin zij zich onderscheiden van de traditionele partijen. In Almere is de controverse rondom wethouder Duivesteijn hier illustratief voor. Deze wethouder met veel ervaring in het Haagse circuit is, zo luidt de onofficiële maar algemeen erkende lezing, in 2006 naar Almere gehaald om er voor te zorgen dat de gemeente een goede onderhandelingspositie heeft in Den Haag bij het stellen van voorwaarden aan de groei van Almere naar de vijfde stad van Nederland. Hij staat bekend als een dominant politicus en iemand die de controle door de raad op zijn verantwoordelijkheden niet altijd als positief ervaart. Het is het prototype van wat Leefbaar en PVV ‘de achterkamertjespoliticus’ zouden noemen, een PvdA kopstuk dat een elitair bewind zou voeren. Er wordt door alle respondenten in dit onderzoek echter ook erkend dat hij zijn opdrachten goed heeft uitgevoerd. De meeste respondenten geven dan ook aan zijn soms arrogante houding en het feit dat hij na enkele jaren wethouderschap nog steeds niet in Almere woont te gedogen, zolang hij maar blijft presteren. Dit is nu net wat de PVV en in mindere mate Leefbaar Almere niet doen, zij blijven hameren op de principes van een transparant en dienstbaar bestuur. Duivesteijn is voor hen de belichaming van de gevestigde orde en dus de perfecte persoon om hun populistische stijl te etaleren. Zoals uit de analyse van de partijprogramma’s en uit de interviews blijkt is de beïnvloeding van de bestaande partijen door de PVV en door Leefbaar op de politieke stijl miniem. Er komt wel meer aandacht voor het betrekken van burgers bij de constructie van nieuw beleid. Of er in werkelijkheid ook echt meer wordt geluisterd naar burgers is echter de vraag. In de interviews die in het kader van dit onderzoek zijn afgenomen blijken de meeste politici in ieder geval terughoudend als het om burgerparticipatie gaat: een krachtig maar transparant bestuur staat voorop. Burgerparticipatie blijkt vaak een betrekkelijk holle term, die door verschillende partijen verschillend wordt geïnterpreteerd en zelden tot een succesvolle uitvoering komt. Wel werkt de opkomst van de partijen als een soort correctiemechanisme. Door het protest van Leefbaar en de PVV hebben de VVD en de PvdA in Almere hun machtsbasis niet kunnen uitbreiden. Het wordt door de respondenten in dit onderzoek als onwenselijk gezien dat één partij over een langere periode een groot overwicht heeft. Dit is typisch voor de Nederlandse consensustraditie waarin verschillende partijen op gelijke voet met elkaar onderhandelen.
58
Leefbaar heeft veel zetels moet inleveren en ook over de toekomst van de PVV zijn de respondenten in dit onderzoek negatief. Invloed op de gevestigde orde hebben zij nauwelijks gehad, zo lijkt het. Toch kan niet gesteld worden dat deze partijen geen enkele waarde hebben gehad. Ze hebben een signaal afgegeven en de politiek tijdelijk opgeschud. Hierdoor dempen zij de negatieve effecten van onze stijl van democratie. Zij zorgen ervoor dat consensus-politiek niet doorslaat in dichtgetimmerde achterkamertjesoverleggen en dat de verantwoording die politici moeten afleggen niet beperkt blijft tot één keer in de vier jaar. Dit doen de populistische partijen voornamelijk door er voor te zorgen dat de gevestigde partijen niet alle macht naar zich toe trekken en hierdoor afbreuk doen aan de veelzijdigheid van ons democratische systeem.
59
60
3 POPULISME IN UTRECHT Utrecht. Een gemeente in de provincie Utrecht met ruim 306.000 inwoners. Eén van de oudste steden van Nederland en momenteel een knooppunt van infrastructuur, waar de dienstensector het hardst groeit van de hele Randstad. Maar ook tot aan het begin van de jaren 90 een artikel 12-gemeente16, met in die jaren veel ruimtenood en economische achterstand. Wanneer deze artikel 12-status opgeheven wordt, komt de stad terecht in een groeistuip. De bouw van een groot aantal nieuwe woningen (vinex-locatie ‘de Leidsche Rijn’) en de ontwikkeling van de infrastructuur in het centrum waren noodzakelijk. Dat leidde tot ontwikkeling, beweging, maar ook tot tumult onder bewoners. Zij zagen hun omgeving in rap tempo veranderen en voelden zich volgens sommigen machteloze toeschouwers. Utrecht. De gemeente waar in 1997 in navolging van het Leefbaar Hilversum van Jan Nagel Leefbaar Utrecht17 werd opgericht. De gemeente waar in 1998 Leefbaar Utrecht onder leiding van Henk Westbroek en Broos Schnetz één van de grootste partijen in de verkiezingen wordt. De gemeente waar deze partij in 2010 nog één zetel behaalde in de gemeenteraadsverkiezingen, waarna in augustus 2010 het besluit volgt om te stoppen. Hoe kon Leefbaar Utrecht zo snel opklimmen naar respectievelijk negen en veertien zetels in 1998 en 2000? En welke invloed hebben zij de afgelopen twaalf jaar kunnen uitoefenen op het door hen zo verachte zittende bestuur? Heeft de partij in al die jaren haar identiteit kunnen bewaren of is Leefbaar Utrecht ,zoals Westbroek zelf inmiddels stelt, onderdeel geworden van het establishment?
Een artikel 12-gemeente is een gemeente die vanwege een structureel slechte financiële situatie onder curatele is gesteld door de Rijksoverheid (Rijksoverheid, 2010). 16
Inmiddels is de naam veranderd naar Stadspartij Leefbaar Utrecht. In dit onderzoek zal om misverstanden te voorkomen echter steeds over Leefbaar Utrecht gesproken worden. 17
61
3.1 DE OPKOMST VAN LEEFBAAR UTRECHT Leefbaar Utrecht kent een geschiedenis van ruim twaalf jaar, waarin het van een zeer succesvolle partij met op zijn hoogtepunt veertien zetels, naar een kleine partij met één zetel zakte. De meeste personen die betrokken waren bij de oprichting van de partij zijn inmiddels weer vertrokken. Westbroek heeft wel eens aangegeven dat als Leefbaar Utrecht zetels verliest, de partij opgeheven moet worden omdat de overige partijen het dan blijkbaar goed doen. Daarmee toont Leefbaar Utrecht zich een echte protestpartij: het doel is het opschudden van de gevestigde orde. In deze paragraaf wordt beschreven welke ontwikkelingen de partij heeft doorgemaakt van 1998 tot aan nu. De focus ligt in deze beschrijving op de verhoudingen tussen Leefbaar Utrecht en de gevestigde partijen en de invloed die Leefbaar heeft kunnen uitoefenen.
1998-2000 Leefbaar Utrecht is in 1998 opgericht door Henk Westbroek (partijleider) en Broos Schnetz (partijvoorzitter). Westbroek was op dat moment columnist van het Utrechts Nieuwsblad en was medeeigenaar van een horecaonderneming. In zijn columns uit hij regelmatig de onvrede die leeft over de ontwikkelingen in de stad en hoe de politiek faalt deze ontwikkeling met steun van de bevolking vorm te geven. Schnetz is een goede vriend van Westbroek en net als hij een ‘teleurgestelde sociaal-democraat’ (Eeden, 2008: 11). Hij spoort Westbroek aan hun gezamenlijke onvrede om te zetten in actie. Beiden zien een ‘gat op de kiezersmarkt’: ‚Vreemd genoeg was in die periode de economie op zijn top, maar de man in de straat zwaar ontevreden (ibidem:12). Het tweetal spoort nog meer bekenden aan zich aan te sluiten bij hun beweging, die uit zal groeien tot de tweede Leefbaar-partij in Nederland. ‚Het moet anders, want het kan beter!‛ wordt de slogan waarmee de partij zich duidelijk buiten de gevestigde orde plaatst. De belangrijkste reden voor de oprichting van de partij is dus de ontevredenheid met het handelen van het toenmalige stadsbestuur. Die onvrede richtte zich op de aanpak van een aantal grote infrastructurele projecten zoals het Utrecht City Project (UCP) en de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)- lijn (ibidem:11,12). Daarnaast is de ‘Winkel van Sinkel’ een belangrijk issue. Deze horecaonderneming is door een ondernemer met financiële steun van de gemeente voor een symbolisch bedrag overgenomen, met de belofte er culturele activiteiten te ontplooien. Westbroek is hier niet van overtuigd en vindt dat de politiek zich heeft laten verleiden door de mooie praatjes van een ondernemer, die contact heeft met diverse politieke partijen. Deze case raakt ook aan een punt van kritiek op Leefbaar Utrecht in haar beginjaren. In Eeden (2008:20) wordt beschreven hoe iedere betrokkene om zijn of haar eigen persoonlijke reden mee heeft geholpen aan het succes van Leefbaar Utrecht. Henk Westbroek was zelf horecaondernemer en voelde zich mogelijk achtergesteld door de gemeente.
62
De verkiezingsoverwinning van 1998, waarin Leefbaar Utrecht negen zetels kreeg, kwam voor de gevestigde partijen onverwacht. Het Utrechts Nieuwsblad had immers in opiniepeilingen een winst van één tot vier zetels voorspeld en bovendien kwam de partij in de voorlopige verkiezingsuitslag uit op vijf zetels (Volkskrant, 1 maart 2006; Eeden, 2008:25) Een zeer felle campagne was aan de overwinning vooraf gegaan, waarin Westbroek werd afgeschilderd als domme muzikant en cafébaas, die bovendien een veel te grote mond had (Eeden, 2008:24,25). Toen de partij het stadhuis in liep na de overwinning, werden zij uitgejoeld door de aanwezige politici. Toch zijn er ook zittende politici die begrijpen waar de partij tegen ageert. Hans Spekman 18 was één van deze politici. In 2010 zegt hij: ‚Zij [Leefbaar Utrecht] hebben met een andere manier van politiek bedrijven er voor gezorgd dat de mensen centraler kwamen te staan in de besluitvorming van het lokaal bestuur‛ (Binnenlands Bestuur, 20 augustus 2010). De collegeonderhandelingen van 1998 verlopen niet soepel. Al na twee dagen mag Leefbaar Utrecht niet meer mee doen. De partij heeft enkele punten waarover zij niet onderhandelen, zoals het UCP en het referendum over de HOV-lijn. Leefbaar voelt zich echter buitenspel gezet wanneer de andere partijen al snel aangeven de onderhandelingen zonder de nieuwkomer voort te willen zetten. ‚De ‘oude politiek’ had al vrij snel de conclusie getrokken dat ze ons niet nodig had, waarna ze ons buitenspel manoeuvreerde. De arrogantie van de oude macht op zijn hoogtepunt‛, zo stelt Schnetz in Eeden (2008:31). Vertegenwoordigers van andere partijen geven in Eeden (2008) echter aan dat Leefbaar Utrecht helemaal niet de intentie had om in de coalitie terecht te komen. Vanwege een gemeentelijke herindeling zouden de verkiezingen al weer over twee jaar zijn, waardoor Leefbaar de tijd zou hebben om in de tussentijd de politieke werkelijkheid te leren kennen. De waarheid zal ergens in het midden liggen, maar een toenmalig bestuurslid van Leefbaar Utrecht geeft in het NRC Handelsblad (6 november 2000) wel toe dat de partij de ruimte nodig had om ervaring op te doen: ‚We hebben er in het begin bewust voor gekozen oppositie te voeren. (..) We moesten het politieke vak nog leren. Raadsleden volgden cursussen en we haalden onze jarenlange beleidsachterstand in‛. De eerste twee jaren van Leefbaar Utrecht kenmerken zich door een felle strijd tegen de gevestigde partijen, met Westbroek als belangrijkste roerganger. Hij wordt door Schnetz in Eeden (2008:36) beschreven als ‚het verbale kanon, de meester van de polemiek‛. Westbroek staat niet bekend om zijn inhoudelijke kennis, maar voornamelijk om de retorische middelen die hij in ieder debat tegen zijn opponenten gebruikt. Maar ook zijn fractiegenoten Yet van den Bergh en Walter Lenting weten aandacht te genereren door hun felle optreden.
Hans Spekman was PvdA-gemeenteraadslid in Utrecht in 1995, fractievoorzitter PvdA Utrecht in 1997, wethouder in Utrecht van 2001 tot 2006 en is momenteel lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. 18
63
De reactie van de gevestigde partijen worden door de betrokkenen uit die tijd beschreven als panisch en angstig. ‚Ze waren bang voor ons‛ zegt fractielid Rob Kok (ibidem:41). Hoewel niet alle betrokkenen positief zijn over de soms beledigende uitingen van Westbroek, lijkt er toch een doel mee te worden bereikt. Het zaaien van angst in het zittende bestuur lijkt echter niet een doel an sich te zijn. Het gaat volgens de raadsleden van die tijd om het wakker schudden van de macht, zowel in- als buiten de raad. En hoewel de partijen niet direct lijken te luisteren, reageren ze wel feller dan ooit tevoren. VVD fractievoorzitter Albert van den Bosch en D66 fractievoorzitter Jos Lemaier namen hier volgens Annie Brouwer, burgemeester van 1999 tot en met 2008, het voortouw in. De sfeer in de Utrechtse politiek lijkt in deze jaren te veranderen, zo erkennen verschillende raadsleden in die tijd. De raad leek in de jaren voor 1998 enigszins ingedut, het college kreeg veel ruimte om haar eigen plannen door te voeren. Alice van Rooij van D66 beschrijft bijvoorbeeld hoe Leefbaar ook buiten de raadszaal vijandig tegen andere partijen was, iets dat zij niet gewend was: ‚Ik zie de mensen in de raad vaker dan mijn eigen familie, dus wil ik wel prettig met hen om kunnen gaan‛ (ibidem:44). ‚De aloude strategie ‘als je in het college zit, beweeg dan niet, houd je stil en houd dat vol’ werkte niet meer‛ zegt oud gemeenteraadslid voor de VVD Jan van Zanen (ibidem:44). Het poldermodel wordt door Leefbaar Utrecht onderuit gehaald en de bestuurscultuur die inhoud prefereert boven werkwijze is aan verandering onderhevig. Op een gegeven moment spreken coalitiepartijen zelfs af Leefbaar-politicus Yet van den Bergh in een debat stelselmatig te interpelleren om haar zo van haar stuk af te brengen en ‘een koekje van eigen deeg’ te geven. Westbroek slaat enkele dagen hierna terug door de begrotingsbehandeling voortdurend te onderbreken met vragen (ibidem:51). De verandering in de Utrechtse politiek gaat echter verder dan alleen het afzetten tegen de gevestigde orde. In een debat over een plaatselijke discotheek komt Westbroek terug op zijn oorspronkelijke standpunt en trekt Leefbaar een motie over het onderwerp in. Een dergelijke actie wordt in de politiek al snel als ‘draaien’ gezien en gaat dan ook recht in tegen de bestaande politieke traditie. Het politieke debat kenmerkt zich voornamelijk door stellingnames en de uitwisseling daarvan. Het is een redelijk statisch proces, met afgebakende spreektijden en afgesproken omgangsvormen. De partijen komen niet nader tot elkaar in de raadszaal, dat gebeurt vaak achter gesloten deuren in wat populistische partijen ‘de achterkamertjes’ zouden noemen. Hoe het compromis uiteindelijk tot stand komt is niet altijd duidelijk, de transparantie is dan ook gering. De stijl van Leefbaar Utrecht in de periode 1998 tot 2000 lijkt discussie te introduceren in de politieke werkelijkheid. In het discussie gaat het meer om het uitwisselen van standpunten, met als doel elkaar te overtuigen. Discussie is een dynamisch proces, waarin de uitkomst onzeker is en partijen van standpunt kunnen veranderen. Er kan nog steeds een compromis worden gevormd, deze is dan echter het product van een volledig open uitwisseling van argumenten.
64
Er is binnen Leefbaar Utrecht echter ook vanaf het begin kritiek op deze werkwijze, eenheid is in de fractie ver te zoeken. Fractiemedewerker Vincent Oldenborg, die in 2010 als enige raadslid voor Leefbaar Utrecht overbleef, werd in 1998 al gezien als ‚compromismens‛ (ibidem:49). ‚Er woedt een guerrilla-oorlog in de vierde stad van Nederland. Sinds de komst van Leefbaar Utrecht de nieuwe raadsleden werden een jaar geleden beëdigd - gaat er geen gemeentelijke vergadering zonder stemverheffing voorbij‛ zo schrijft de Volkskrant (10 april 1999) in een artikel over het functioneren van Leefbaar Utrecht. Het artikel beschrijft echter ook dat de spanningen tussen de idealen die Leefbaar Utrecht voorstaat en de gevestigde politieke traditie verder gaan dan het taalgebruik. Wanneer Leefbaar – in reactie op de constatering dat oppositiepartijen die vertegenwoordigd zijn in het college stelselmatig meestemmen met het zittende bestuur – aankondigt de focus meer te leggen op oppositie buiten de raadszaal stuiten zij op veel protest. Deze uitspraak wordt zelfs getypeerd als ‚buitenparlementair‛, een term die impliceert dat een dergelijke naar buiten gerichte visie niet democratisch zou zijn. De raadszaal is voor veel partijen dan ook nog steeds de plek waar politiek wordt bedreven. Na een jaar Leefbaar Utrecht zijn er misschien veranderingen waarneembaar, de gevestigde politiek heeft de nieuwe partij en haar politieke stijl allerminst geaccepteerd. ‚De kunst is als oppositiepartij constructief en creatief te zijn‛ zegt VVDer Jan Van Zanen, ‚gemeentepolitiek is compromissen sluiten‛ zegt SPer Bob Ruers en Roel Freeke noemt de bijdrage van Westbroek aan de algemene beschouwingen ‚inhoudsloos‛ (Volkskrant, 10 april 1999). Bovendien is één van de Leefbaar Utrecht leden in die tijd al opgestapt omdat Westbroek te vaak de persoonlijke aanval kiest boven de inhoudelijke discussie. Er is buiten maar ook zeker binnen de fractie van Leefbaar Utrecht dan ook veel twijfel over deze ‚boer Koekoek-mentaliteit‛19 van de partijleider. Ondertussen spelen verschillende thema’s die het nieuws halen en waarmee Leefbaar Utrecht zich opmaakt voor de verkiezingen van 2000. Zo spreekt de partij in tijdschrift Binnenlands Bestuur over een zogenaamde ‘schraplijst’ die het ambtenarenapparaat fors moet beperken (Binnenlands Bestuur, 26 februari 2010). Verder loopt de publiek-private samenwerking rondom het Utrecht Centrum Plan, één van de dingen waar Leefbaar Utrecht sterk tegen ageert, compleet vast waardoor de uitvoering van het project uiteindelijk niet door gaat (Volkskrant, 7 maart 2000). Ook weet de partij veel kiezers te mobiliseren bij het protest tegen de aanstaande gemeentelijke herindeling, waarin Vleuten en De Meern samengaan met Utrecht.
Boer Koekoek was de bijnaam voor Henrik Koekoek, lid van de Tweede Kamer van 1963 tot 1981. Zijn Boerenpartij kan gezien worden als één van de bekendste Nederlandse protestpartijen van na de Tweede Wereldoorlog. 19
65
De partij heeft voornamelijk in haar eerste jaren een gespannen verhouding gehad met de media. De media lijken in deze jaren kritisch: de partij zou inspelen op onderbuikgevoelens, het NRC Handelsblad(6 november 2000) spreekt over ‚de politiek van kut en godverdomme‛. In de bestuursperiode zijn de media naar de mening van de betrokkenen zelf positiever ingesteld (Eeden, 2008: 153-161). De grootste moeite heeft de partij met het Utrechts Nieuwsblad, een krant waarmee Westbroek en andere leden diverse malen mee in conflict komt. De partij vervalt hiermee in oordelen die kenmerkend zijn voor de visie van populistische partijen. De media zijn in deze visie niets meer dan een spreekbuis van de zittende macht, die zelf ook slecht tegen veranderingen kunnen. Anderzijds heeft Leefbaar een deel van haar succes misschien juist te danken aan die zelfde media. De stijl van de optredens van Westbroek, een stijl van korte en krachtige citaten, sluit goed aan bij de stijl van de media die op zoek zijn naar snelle en opvallende soundbites.
2000-2006 Leefbaar wil bij de verkiezingen in 2000 niet meer bekend staan als one-issuepartij en schrijft daarom een uitgebreid programma over alle beleidsdomeinen (Eeden, 2008: 60). Deze verschuiving is opvallend: hoewel de partij goed scoorde door zich op een beperkt aantal thema’s af te zetten tegen andere partijen, kiezen zij in 2000 voor een meer inhoudelijke campagne. Daarnaast hanteert de partij echter ook een strategie waarin andere partijen of personen in de media hard aangevallen worden. Net als in 1998 worden de kansen van de partij om veel zetels te winnen door velen als miniem ingeschat. Trouw (4 november 2000) schrijft vlak voor de verkiezingen over de kans op succes voor Leefbaar Utrecht: ‚Of het woensdag nu acht, negen of tien zetels worden, voor de partij zijn de marges inmiddels net zo smal als voor de gevestigde partijen‛. Uiteindelijk wint Leefbaar Utrecht de verkiezingen van 2000 met veertien zetels. Robert Giesberts van Groenlinks verwoordt deze overwinning in Eeden (2008:63) als volgt: ‚Ik was teleurgesteld omdat het makkelijk populariseren van Leefbaar zo’n rijke oogst opleverde. Maar tegelijkertijd besefte ik: nu moeten ze gaan besturen‛. De veronderstelling die achter deze uitspraak schuilt is dat de partij snel minder populistisch zal worden, als eenmaal bestuursverantwoordelijk moet worden genomen. Hoewel de overwinning veel gevestigde partijen schokt, verlopen de onderhandelingen soepel. Daar zijn verschillende redenen voor te noemen. Ten eerste zijn veel kopstukken uit de voorgaande periodes naar de achtergrond verdwenen en vervangen door nieuwe namen. Daarnaast is Leefbaar dit keer de grootste partij waardoor zij niet meer genegeerd kan worden. Ook wordt de rol van Broos Schnetz als leider van de onderhandelingen door velen gewaardeerd: ‚Anders dan Henk kan hij ook ergens vóór vechten‛ (ibidem:70). De SP, Groenlinks en D66 worden wel vrij snel uitgesloten op basis van de slechte verstandhouding tussen personen binnen deze partijen en personen binnen Leefbaar Utrecht.
66
Uiteindelijk wordt een college gevormd bestaande uit Leefbaar Utrecht, de PvdA, de VVD en de lokale partij Burger en Gemeenschap. Leefbaar Utrecht heeft, zo beamen betrokkenen van diverse partijen, een grote invloed op de inhoud van het collegeprogramma (ibidem: 64-80). Na de collegevorming is er enige tijd sprake van een controverse rondom het ontslag van enkele topambtenaren in de gemeentelijke organisatie. Het feit dat ‘de schraplijst’ van Leefbaar Utrecht eerder in de verkiezingen is gebruikt leidt nu tot de aanname dat Leefbaar zijn nieuwe macht direct heeft gebruikt om zich van enkele ambtenaren te ontdoen. Schnetz blikt daar op terug in een artikel in Binnenlands Bestuur (26 februari 2010): ‚Wij waren nieuw, we waren schreeuwlelijks, we gebruikten grote woorden en veel tromgeroffel. Volgens ons moest alles anders. Veel mensen werden daar nerveus van.‛ Anderen geven in dat artikel aan dat het opstappen van de ambtenaren slechts toeval is, de verkiezingsoverwinning van Leefbaar Utrecht was een politieke verschuiving, geen ambtelijke. Het is echter de vraag hoe ver de loyaliteit van ambtenaren reikt, wanneer zij een beleid moeten uitvoeren dat totaal verschillend is van het beleid waar zij jaren aan hebben gewerkt. De ambtenarij kan gezien worden als een vierde macht (Reussing, 1996) naast de bekende machten van de trias politica en het is duidelijk dat Leefbaar Utrecht hier een strijd mee is aangegaan na haar overwinning in 2000. Één van de hoofdrolspelers in de botsing tussen de nieuwe bestuurders en de zittende ambtenarij, toenmalig directeur stadsontwikkeling Guus Verduijn, geeft in een terugblik aan waarom veel mensen toch zonder opwinding terug kunnen kijken op die tijd: ‚Binnen de kortste keren werden de Leefbaar-wethouders goede bestuurders die zich in niets onderscheidden van de andere wethouders die ik in 22 jaar als ambtenaar in Utrecht heb meegemaakt.‛(Binnenlands Bestuur, 26 februari 2010). In de coalitieonderhandelingen is afgesproken dat het Utrecht City Project (UCP), waar Leefbaar Utrecht zich altijd sterk tegen heeft verzet, geschrapt moet worden. In plaats daarvan wordt, anderhalf jaar na het aantreden van de coalitie, een referendum over het stationsgebied gehouden. Hiermee wil Leefbaar Utrecht duidelijk maken dat het volk een belangrijke stem heeft in de ontwikkeling van de stad. Het gaat om een raadgevend referendum, waarin twee alternatieven centraal staan. Het referendum wordt gekoppeld aan de provinciale verkiezingen en na protest van een actiegroep is er ook de mogelijkheid om blanco te stemmen. Er is echter in die tijd, maar ook na het referendum, veel kritiek op het verloop er van. Zo zouden de keuzemogelijkheden in het referendum nog niet ver genoeg uitgewerkt zijn, waardoor er geen sprake zou zijn van een echte keuze (Eeden, 2008: 91-97). Leefbaar zou met het referendum mensen valse hoop geven op daadwerkelijke invloed op de ontwikkeling van de stad. Verduijn, de ambtenaar waar eerder over gesproken is, geeft in Eeden (2008:95) aan dat Leefbaar er door middel van het referendum voornamelijk voor gezorgd heeft dat het UCP (in een aangepaste, minder sterke vorm) meer maatschappelijk draagvlak heeft verkregen.
67
In de vijfenhalf jaar durende collegeperiode kiest Leefbaar Utrecht er voor om haar doelen transparant neer te zetten. Schnetz wil naar eigen zeggen een ‚betrouwbare bestuurspartij neer(..)zetten‛ die transparant te werk gaat. De partij uit dit door na het coalitieakkoord per post een lijst met tien doelen bij de Utrechtse burgers te bezorgen. In de bestuursperiode ontbreken twee hoofdpersonen die in de verkiezingen nadrukkelijk aanwezig zijn geweest. Henk Westbroek kiest voor de oppositie omdat zijn talenten daar beter tot zijn recht komen. Zijn typisch populistische stijl van afzetten en aanvallen lijkt zich hier moeilijk te kunnen verenigen met de houding die van een bestuurder wordt verwacht. Verschillende personen beschrijven in Eeden (2008: 99-101) hoe hij worstelt met de nieuwe situatie. Broos Schnetz blijft buiten de coalitie en de oppositie maar staat leden van Leefbaar met raad bij als ‘mentor van de partij’. Één van de belangrijkste doelstellingen die Leefbaar Utrecht, bezien vanuit het streven de bevolking meer invloed te geven op haar omgeving, weet te realiseren is de invoering van de wijkraden. Hoewel de inhoudelijke invulling samen met andere partijen wordt verzorgd, is het Leefbaar die het betrekken van de burgers in de wijk bovenaan de politieke agenda heeft gezet. Het idee van wijkgericht werken leefde binnen de ambtenarij en de politieke partijen (ibidem:125) en leunde bovendien op landelijke trends als ‘interactieve beleidsvorming’ en ‘burgerparticipatie’20. Desalniettemin noemt de toenmalig PvdAwethouder Hans Spekman het vraaggericht opereren nu nog als hét belangrijkste resultaat van Leefbaar Utrecht (Binnenlands Bestuur, 20 augustus 2010). Later worden de wijkraden nog versterkt met de invoering van leefbaarheidsbudgetten, waarmee volgens Leefbaar-wethouder Toon Gispen van vraaggericht naar vraaggestuurd werken wordt omgeschakeld (Eeden, 2008:128). Het hostelbeleid is een ander belangrijk dossier waarin Leefbaar burgerparticipatie een centrale plek geeft. Wanneer door het college het plan wordt geopperd één hostel voor drugsverslaafden te bouwen in de binnenstad dient de Leefbaar-fractie een motie in waarin wordt gepleit voor meerdere hostels, verspreid over de hele stad. De motie wordt aangenomen en de precieze locatie en inrichting wordt mede bepaald door de bewoners van de betreffende gebieden. In de bestuursperiode komt Leefbaar Utrecht, meer dan daarvoor, bloot te staan aan de kritische blik van de media, burgers en andere partijen. De eenheid die de partij uitstraalt blijft daardoor niet lang zo stabiel als zij was in de oppositieperiode. Het dualisme wordt door de partij op een dergelijk strenge manier uitgevoerd dat de Leefbaar-oppositie en de Leefbaar-wethouders tegenover elkaar komen te staan. Zo noemt Westbroek een parkeernota van wethouder en partijgenoot Yet van den Bergh ‚broddelwerk‛ (Trouw, 24 november 2001). Ook zouden er plannen zijn geweest om nauwer samen te werken met de PvdA of zelfs met deze partij te fuseren (Eeden, 2008: 164-166). In 2001 ontstaat ook de landelijke partij Leefbaar Nederland uit de lokale partijen Leefbaar Utrecht en Leefbaar Hilversum.
Zie bijvoorbeeld de Graaf (2007) voor een beschrijving van de ontwikkeling van deze begrippen in de wetenschap en de praktijk. 20
68
De steun die Schnetz en Westbroek bij de oprichting van deze partij geven stuit binnen Leefbaar Utrecht op verzet, zeker na diverse controversiële uitspraken van Pim Fortuyn. In juni 2002 ondergaat Leefbaar Utrecht een grote klap: Henk Westbroek vertrekt uit de partij. Hij verklaart zelf dat hij niet meer kan leven met de bedreigingen die hij moet ondergaan, zeker na de moord van Pim Fortuyn: ‚Ik heb geen zin om in dit politieke klimaat te opereren‛ (Westbroek, 8 mei 2002). Anderen geven in Eeden (2008:177-179) aan dat Westbroek niet goed kon functioneren in de nieuwe rol die hij moest innemen. Zijn partij was onderdeel geworden van het bestuur en hij kon dus niets anders dan zich matigen in zijn toon. Zijn vertrek wordt door sommige betrokkenen in laatstgenoemde bron ook wel het einde van Leefbaar Utrecht genoemd. Groenlinks Utrecht (10 maart 2003) schrijft in haar jaarverslag van 2002: ‚De grootste partij, Leefbaar Utrecht, is zeker na het vertrek van Henk Westbroek veranderd in een bestuurspartij pur sang die alles doet om haar wethouders overeind te houden.‛ Leefbaar Utrecht wilde in de periode 2000-2006 een cultuuromslag binnen de gemeente Utrecht bewerkstelligen. Het bestuur moest anders gaan opereren: meer transparant, naar buiten gericht en wars van politieke spelletjes. Aanvankelijk leek de partij de politieke spelregels drastisch te veranderen. Leefbaar voerde felle oppositie en communiceerde duidelijk naar en met de bevolking van Utrecht. De integriteit van ambtenaren werd ter discussie gesteld en de ambtseed werd opnieuw ingevoerd. Ook stond de partij open voor bestuurlijke vernieuwing. Zo was Leefbaar één van de enige partijen die direct dualistisch ging werken. ‚We vonden het wel stoer om onze eigen wethouders voor hun poten te schoppen‛ zegt Rob Kok in Eeden (2008:142), die op dat moment in de oppositie zit. Wethouder Walter Lenting merkt in een stuk over het dualisme in 2004 op: ‚Zelf denk ik dat de gemeentelijke politiek er een stuk democratischer op is geworden. Gezamenlijk targets zetten en erop afgerekend worden. Dat maakt dit werk nu net zo leuk‛ (Nepro, 2004:30). Snoepreisjes werden afgeschaft, wijkgericht werken en later leefbaarheidsbudgetten werden ingevoerd. Ambtenaren erkennen dat de wethouders goed, gedreven en met open vizier te werk gingen (ibidem, 2008: 142). Leefbaar Utrecht heeft in de jaren 2000-2006 een informele en direct toegankelijke bestuursstijl (ibidem: 122), de vraag is of de partij dit na haar eerste bestuursperiode vast kan houden?
69
2006-HEDEN ‚Van de door Leefbaar Utrecht vernieuwingen is helaas bitter weinig overgebleven. ‘Oude tijden’ herleven en regenteske gewoonten zijn weer helemaal terug in het stadhuis‛(Leefbaar Utrecht, 2010). In de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 krijgt Leefbaar Utrecht een enorme klap te verwerken: de partij zakt van veertien naar drie zetels. De partij kan met drie zetels natuurlijk minder geluid maken dan in de vorige periode, er zijn echter nog wel thema’s waar Leefbaar duidelijk in haar element is. Zo is er in 2007 een burgemeestersreferendum dat door Leefbaar fel wordt bekritiseerd. De kiezer zou geen daadwerkelijke keuze hebben aangezien beide kandidaten door de PvdA worden geleverd en één van de kandidaten bovendien in de media heeft aangegeven het niet erg te zullen vinden wanneer hij niet wordt gekozen. Raadslid Oldenborg noemt het referendum ‚één grote democratische fopspeen‛ en zijn collega Willemsen schrijft op de website van Leefbaar Utrecht: ‚Er moet een nieuwe sollicitatieronde uitgeschreven worden om zo die voorgekookte PvdA-shit af te schieten‛ (Elsevier, 21 september 2007). Ook de invloed van burgers blijft een belangrijk punt voor Leefbaar. In 2009 roept de partij bijvoorbeeld op om ook digitale petities standaard te accepteren bij het accepteren van burgerinitiatieven en het aanvragen van referenda (petities.nl, 30 november 2009). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 behaalt de partij nog één zetel in de raad. Later dat jaar besluit de partij na deze periode te stoppen of, na een draagvlak-onderzoek, door te gaan onder een andere naam. Over de reden om te stoppen zegt enig overgebleven raadslid Oldenborg het volgende: ‚we moeten nog steeds uitleggen dat we niet verbonden zijn aan Leefbaar Rotterdam, want mensen associëren ons daarmee''. Of dit ook daadwerkelijk de reden is valt te betwijfelen, in Rotterdam is Leefbaar immers nog vrij populair en behaalt de naamgenoot in 2010 nog veertien zetels. Het lijkt er op dat Leefbaar zich na haar bestuursperiode onvoldoende heeft weten te onderscheiden van de andere partijen en daarmee haar bestaansrecht en succes in snel tempo heeft verloren.
70
3.3 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S Het volk is één en ondeelbaar
In deze paragraaf worden de verkiezingsprogramma’s van Leefbaar Utrecht en de gevestigde partijen geanalyseerd. Is er
Het volk versus de elite
sprake van een toenemende of afnemende populistisch discours in de documenten of zijn er weinig veranderingen te
Burgerparticipatie
ontdekken? De programma’s zijn gescand aan de hand van
Simplisme
de verschillende elementen uit de in paragraaf 1.5 gegeven definitie van het begrip ‘populisme’ en de uitwerking van
Charismatisch leiderschap
deze elementen in het analysekader. Gevestigde partijen zijn in dit onderzoek gedefinieerd als de vijf partijen die over een periode van vijf reguliere verkiezingen vóór de opkomst van Leefbaar Utrecht (vanaf 1982) de meeste zetels hebben behaald. Het gemiddelde van de periode 1982 tot 2000 (inclusief de verkiezingen van 1998) laten zien dat de gevestigde partijen in dit onderzoek dus de PvdA, CDA, Groenlinks, de VVD en D66 zijn. Daarnaast is in afbeelding 3.2.1 het gemiddelde weergegeven van de periode na de opkomst van Leefbaar Utrecht (de verkiezingen van 2000 tot en met die van 2010).
Partij
1982
1986
1990
1994
1998
2000
2006
2010
Gemiddelde 1982-2000
Gemiddelde 2000-2010
PvdA
15
19
12
9
9
7
14
9
12,8
10
CDA
12
10
10
6
4
4
4
4
8,4
4
Groenlinks
6
5
8
9
9
8
8
10
7,4
8,66
VVD
10
7
5
6
6
5
5
7
6,8
5,66
D66
2
2
8
9
3
1
3
9
4,8
4,33
Leefbaar Utrecht
-
-
-
-
9
14
3
1
1,8
6
SP
-
1
1
2
3
3
5
3
1,4
3,66
CP(86)/CD/NB
-
-
1
4
1
-
-
-
1,2
-
TON
-
-
-
-
-
-
-
1
-
0,33
Overige
-
2
-
-
-
-
-
-
0,4
-
CU
-
-
-
-
1
1
2
1
0,2
1,33
Burger & Gemeenschap
-
-
-
-
-
2
1
-
-
1
Afbeelding 3.2.1: Partijen en aantal zetels in de Utrechtse gemeenteraadsverkiezingen in de periode 1982 tot en met 2010.
71
De verkiezingsprogramma’s uit de jaren 1998, 2000, 2006 en 2010 zijn gescand op populistische invloeden, de analyse van deze scan is hier weergegeven.
LEEFBAAR UTRECHT Volgens het verkiezingsprogramma van Leefbaar Utrecht in 1998 is Utrecht toe aan een nieuwe lokale partij om de volgende redenen:
‚Omdat de bewoners van Utrecht moeten gaan geloven dat hun stem weer telt.
Omdat de Utrechtse politiek een Utrechts gezicht nodig heeft.
Omdat bewoners van Utrecht zich niet meer herkennen in het stadsbestuur.
Omdat Leefbaar Utrecht niet gebonden is aan landelijke politieke partijen en opkomt voor lokale belangen.‛
Uit het verkiezingsprogramma valt verder af te leiden dat Leefbaar Utrecht de Utrechters een belangrijke stem (terug) wil geven en de partij maakt burgerparticipatie daarom tot een belangrijk thema. Leefbaar Utrecht beschuldigt de huidige gevestigde politieke partijen ervan niet te luisteren naar de burger en wil hier verandering in brengen door burgers meer zeggenschap te geven. Leefbaar Utrecht vindt dat bewoners door middel van een referendum betrokken moeten worden bij besluiten die de leefbaarheid van de Utrechters kunnen aantasten. In 2000 worden er vervroegde verkiezingen uitgeschreven vanwege de uitbreiding van Utrecht met Vleuten-de Meern. Het verkiezingsprogramma van 2000 beschrijft de volgende doelen:
‚Wijkparlementen invoeren
Het bestaande correctief referendum aanpassen
Een besluitvormend referendum invoeren
Een raadplegend referendum invoeren‛
Deze doelen zijn opvallend concreter dan in het vorige programma. Waar de partij in 1998 de verkiezingen in ging met abstracte slogans om een bepaalde visie te vertolken, zet de partij dit in 2000 om in concrete instrumenten om deze visie te realiseren. Westbroek voert als reden aan dat Leefbaar Utrecht met het eerste verkiezingsprogramma werd weggezet als ´one-issuepartij’. Om deze kritiek tegen te gaan en om de kiezer plannen te presenteren waarop Leefbaar Utrecht afgerekend zou kunnen worden, wordt bij het tweede programma volgens hem daarom veel concreter aangegeven wat Leefbaar Utrecht wil bereiken (Eeden, 2008:60). Uit het verkiezingsprogramma van 2006 blijkt dat de partij de lijn van de voorgaande periode wil continueren door plannen op het gebied van wijkinrichting in samenwerking met bewoners door te zetten. Dit wil Leefbaar Utrecht onder andere stimuleren door flexibel met wijkbudgetten om te gaan.
72
Doel van deze maatregel is om de bewoners meer zeggenschap te geven over hun eigen buurt/wijk. Daarnaast moet de zeggenschap van de bewoners vergroot worden via de wijkraden. Opvallend aan dit programma is dat er helemaal niets meer in terug te vinden is over de verschillende referenda waar Leefbaar Utrecht zich in 2000 nog hard voor maakte. In 2010 geeft lijsttrekker Vincent Oldenborg in het voorwoord van het verkiezingsprogramma aan dat Leefbaar nog steeds bestaansrecht heeft in de stad: ‚In de aanloop naar de verkiezingen van 2006 dachten velen dat de partij zichzelf overbodig had gemaakt, dat de vernieuwing bereikt was. De gemeenteraad en de gemeentepolitiek leken echt veranderd. Zij hadden ongelijk, want wat is er nu, vier jaar later, van die vernieuwde bestuurscultuur overgebleven? Bitter weinig. Goede ideeën en gerechtvaardigde kritiek vanuit de bewoners van de stad of van de oppositie waren niet welkom, en liepen stuk op coalitiedwang en machtspolitiek van de grootste partij. Het debat met de bevolking en in de raad werd ontlopen en doodgeslagen. Verantwoording afleggen aan de bevolking is er niet bij.‛ In dit programma wijdt de partij een hoofdstuk aan burgerparticipatie door middel van interactieve beleidsvorming, referenda en leefbaarheidsbudgetten.
PVDA UTRECHT In 1998 wil de PvdA in Utrecht voornamelijk benadrukken dat het goed gaat met Utrecht, mede door het bestuur van de PvdA wethouders. De PvdA doet dit in zakelijk, maar toegankelijk taalgebruik. Nergens lijkt de partij zich tot een populistisch discours te wenden. Het verkiezingsprogramma probeert verder voornamelijk de eenheid van de samenleving te benadrukken: ‚De PvdA accepteert niet dat de samenleving in delen uiteenvalt‛ (PvdA Utrecht, 1998:3). Nergens wordt deze eenheid echter afgezet tegen een andere eenheid en al zeker niet tegen het stadsbestuur. Het betrekken van de burger bij het besturen van de stad wordt in enkele zinnen genoemd, zo schrijft de partij: ‚De PvdA wil buurtbewoners betrekken bij specifieke onderwerpen in een pril stadium van de politieke besluitvorming‛ (ibidem:10). Nergens worden deze beloften echter uitgewerkt in concrete maatregelen. In het programma van 2000 wordt burgerparticipatie veel explicieter genoemd. Het begrip staat centraal in de inleiding van de tekst en wordt vervolgens nader gedefinieerd en uitgewerkt. Ook laat de partij duidelijk zien dat zij veel waarde aan burgerparticipatie hecht. Het kan volgens de PvdA leiden tot een beter en meer gedragen beleid.
73
Maar ook in de tekst over de verschillende beleidsthema’s komt het betrekken van burgers uitgebreid aan de orde. De partij wil burgers niet alleen betrekken bij reeds bestaande processen, maar hen ook de kans geven om zelf het initiatief te nemen. Verder wordt gemeld dat de partij spijt heeft dat ze niet eerder op een dergelijke manier oog heeft gehad voor burgerparticipatie omdat dit de afstand tussen de politiek en de burgers vergroot heeft (PvdA Utrecht, 2000:3). Dat wil echter niet zeggen dat de PvdA het de afgelopen jaren niet goed gedaan heeft, de partij opent het programma immers met de constatering dat het (nog steeds) goed gaat met Utrecht en dat de PvdA ‚ (..) hier de afgelopen jaren behoorlijk aan (heeft) bijgedragen‛ (ibidem:2). Het verkiezingsprogramma van 2006 begint met de woorden: ‚Dit programma is geschreven voor en door Utrecht. Mensen uit de hele stad hebben meegedacht en meegeschreven aan het programma‛ (PvdA Utrecht, 2005:1). Het gaat twee pagina’s verder met: ‚de Partij van de Arbeid (..) bedrijft politiek graag samen met de Utrechtse burgers. Open. Toegankelijk. Duidelijk‛ (ibidem:3). In het gehele programma wordt de burger van Utrecht veel directer aangesproken en is het taalgebruiker veel informeler, populairder. Het betrekken van burgers bij het besturen van de stad heeft een centrale plek gekregen in het programma en alle thema’s zijn met dit principe doorvlochten. In 2010 lijkt de PvdA het over een andere boeg te gooien: ‚Wij kunnen het niet verdragen als mensen in onze stad bang zijn, en daarom boos‛. De PvdA schetst vervolgens een beeld van onzekerheid in de samenleving en geeft aan dat de partij hier een oplossing voor heeft. Hier profileert de partij zich dus weer als sterke bestuurspartij. Er wordt nog wel incidenteel gesproken over de verhouding tussen burger en bestuur maar de nadrukt ligt veel sterker op een leidende overheid.
CDA UTRECHT Zowel in 1998 als in 2000 zijn nauwelijks populistische kenmerken te ontdekken in het programma van het CDA Utrecht. Het taalgebruik is zakelijk en het volk wordt beschreven als een ‚gelaagde entiteit met vele culturen‛ (CDA Utrecht, 1998:3). Sporadisch wordt gesproken over het betrekken van de burger bij het maken van beleid. Waar dit in 1998 een uitzondering is, worden in 2000 al meer concrete plannen voorgesteld om de burger meer invloed te geven. In de inleiding van het verkiezingsprogramma van 2006 staat: ‚Het CDA Utrecht kiest voor de Utrechtse samenleving zelf en neemt afstand van het meer technocratisch ‘overheids-denken’ ‚ (CDA Utrecht, 2006:5). Wanneer verder wordt gelezen blijkt echter dat het CDA het hier heeft over een betrouwbaar bestuur in de vorm van de vier uitgangspunten die de partij ook landelijk hanteert: gespreide verantwoordelijkheid, publieke gerechtigheid, solidariteit en rentmeesterschap. In het programma van 2006 wordt herhaaldelijk gesproken over een betrouwbare en transparante overheid die regelmatig verantwoording af legt.
74
Ook spreekt het programma expliciet over burgerparticipatie, de partij heeft daar in de voorgaande collegeperiode ook een mening over ontwikkeld: ‚Het is niet de bedoeling van het CDA dat de beleidsmakers de insprekers bij deze gelegenheden niet meer serieus nemen of dat steeds dezelfde mensen bij dergelijke bijeenkomsten komen opdagen‛ (ibidem:11). In 2010 zijn nauwelijks nog populistische kenmerken te onderscheiden. Het CDA wil in dat jaar de burger steeds meer eigen verantwoordelijkheid geven. Dat doe zij vanuit haar visie als ‘ondersteunend bestuur’. In lijn met de landelijke ontwikkeling van de partij wil het CDA in Utrecht een dienstbare overheid en een samenleving die zoveel mogelijk ruimte heeft om zichzelf te sturen. Nergens wordt echter een tegenstelling tussen het bestuur en het volk gecreëerd, deze vullen elkaar volgens de partij juist aan.
De CDA blijft in al haar programma’s relatief formeel en legt de nadruk op haar uitgangspunten. De meest opvallende verschuiving die het CDA maakt is die in 2006, waar burgerparticipatie een meer centrale rol krijgt en waar zelfs enige kritiek op het bestuur wordt geuit. In 2010 lijkt de partij deze verschuiving een plaats te hebben gegeven binnen haar eigen gedachtegoed.
GROENLINKS UTRECHT De programma’s van Groenlinks Utrecht van 1998 en 2000 zijn beiden zeer praktisch van aard en tonen geen sporen van populistisch taalgebruik. Telkens wordt een probleem geschetst en vervolgens wordt de volgens Groenlinks best mogelijk oplossing gegeven. Waar in het programma van 1998 slechts sporadisch over het betrekken van burgers wordt gesproken, wordt in 2000 een heel hoofdstuk aan dit onderwerp gewijd. ‚Het stadsbestuur moet meer open staan voor geluiden van burgers. De huidige bestuurscultuur is zo gesloten dat Utrechters te moeilijk greep krijgen op de besluitvorming‛ (Groenlinks Utrecht, 2000:32). Een opvallende uitspraak voor een partij die op dat moment al jarenlang een stabiele factor is in de Utrechtse politiek. In 2006 blijft Groenlinks kiezen voor een praktische opbouw van haar verkiezingsprogramma. Zowel in de inleiding als in het inhoudelijk gedeelte van het verkiezingsprogramma is echter duidelijk te merken dat de partij ontevreden is over de relatie tussen burger en bestuur in de stad. ‚Het stadsbestuur dat ons voor ogen staat stelt zich niet op boven de bevolking maar begeeft zich ertussen‛ (Groenlinks Utrecht, 2005:2). In een afzonderlijk hoofdstuk schrijft de partij over ‘de mondige burger’ die serieus moet worden genomen en schrijft de partij dat ze: ‚de introverte bestuurscultuur (wil) openbreken‛ (ibidem:26).
75
In 2010 ontbreken leuzen als in het verkiezingsprogramma van 2006. Wel wordt benadrukt dat Groenlinks het beleid graag samen met de burger vorm geeft en dat invloed van bewoners op hun wijk moet blijven. De bestuurscultuur is echter geen topic meer en de partij schetst voornamelijk een positief beeld van de ontwikkeling van de stad. 2000 en 2006 zijn opvallend jaren wanneer de verkiezingsprogramma’s van Groenlinks worden vergeleken. De bestuurscultuur is dan een belangrijk topic en hoewel de partij al jaren één van de grootste is in Utrecht, geeft het toch toe dat de cultuur introvert is en open gebroken moet worden. Dat is een opvallende keuze na het programma van 1998. In 2010 is het echter geen topic meer en is er van eventuele populistische invloed geen spoor meer.
VVD UTRECHT In 1998 zijn weinig populistische elementen in het programma van de VVD te constateren. Wel zinspeelt de partij enkele keren op het informeren of spreken met de bevolking als het gaat om hun eigen wijk. De VVD Utrecht richt zich in haar programma van 2000 op vele beleidsterreinen en werkt haar voorstellen uitgebreid uit. Simplisme, of het direct aanspreken van het volk of het zittende bestuur is nergens in het programma te ontdekken. Wel roept de partij tot tweemaal toe op om burgers te betrekken bij het construeren van beleid. Daarin is de partij echter behoudend: ‚Uitgangspunt voor de VVD blijft dat de gemeenteraad beslist over de besteding van belastinggeld en niet een zelfbenoemde bewonersvertegenwoordiging‛ (VVD Utrecht, 1998). In 2006 is veel meer opgenomen over de relatie tussen burger en bestuur. Zo moeten volgens de VVD volksvertegenwoordiging en raad in contact blijven om de kloof tussen deze twee partijen aan te pakken. ‚Burgerinitiatief moet voorrang krijgen in de uitvoering van alle beleid‛ (VVD Utrecht, 2006:5). De VVD leidt het programma ook in met het statement dat de hele Utrechtse samenleving bij heeft gedragen aan de uiteindelijke inhoud. In 2010 valt voornamelijk op hoe de VVD eenvoudige bewoordingen gebruikt om haar standpunten duidelijk te maken. ‚Tuig van de straat‛ en ‚Voor de winkelier, tegen de winkeldief‛ zijn bijvoorbeeld koppen die de inhoud van de maatregelen van de partij samenvatten. Het leefbaarheidsbudget dat burgers de mogelijkheid geeft zelf initiatieven te ontplooien mag van de partij afgeschaft worden: ‚de gemeente is geen cadeaumachine‛. Één keer wordt gesteld dat plannen zoveel mogelijk tot stand moeten komen met bewonersparticipatie. Het beeld dat achterblijft is echter de VVD als krachtige bestuurspartij, die wel open en transparant te werk gaat.
76
D66 UTRECHT De stijl van het programma van D66 in 1998 is nergens populistisch te noemen. De partij is in de twee vorige verkiezingen gegroeid van twee naar negen zetels en wil deze lijn waarschijnlijk doorzetten door zich als betrouwbare partij te profileren. In 2000 wordt opvallend meer aandacht besteed aan de relatie tussen burger en bestuur. Het bestuur in Utrecht zou ‚te teruggetrokken‛ zijn (D66 Utrecht, 2000:3) en bovendien niet weten wat er ‚op straat speelt‛ (ibidem:2000:4). De partij is in 1998 teruggezakt van negen naar drie zetels en wil zich duidelijk opnieuw als vernieuwende partij aanprijzen. In 2006 zet de partij deze lijn door: ‚D66 wil de kloof tussen politiek en burgers overbruggen‛ (D66 Utrecht, 2006:2). De partij noemt zichzelf ‚radicaal democratisch‛ (ibidem:2) en daarmee anders dan de andere partijen. Verder is opvallend dat het verkiezingsprogramma van 2006 in korte en heldere zinnen geschreven is en meerdere malen de rol van de burger bij het maken van beleid benadrukt. D66 is overigens geen voorstander van de huidige wijkraden, die niet democratisch genoeg zouden zijn. Ook geeft de partij aan te staan voor het oplossen van problemen, anders dan het huidige hiërarchische systeem: ‚D66 maakt het aantal regels kleiner, de bureaucratie minder ingewikkeld en staat voor een oplossingsgerichte overheid‛. De tekst is pragmatisch en bij vlagen simplistisch van aard. Vele malen worden ook de beperkingen van het bestuur genoemd: ‚De stad kan niet alleen vanuit het stadhuis bestuurd worden. Daar is te weinig zicht op wat er allemaal speelt en leeft.‛ (ibidem:11).
Landelijk partijleider Alexander Pechtold schrijft in het verkiezingsprogramma van 2010: ‚Wij durven te kiezen, en inderdaad, daarmee zetten wij ons af tegen het grijze gemiddelde en de huidige politiek van stilstand‛ (D66 Utrecht, 2010:3). Daarmee beweert de partij dat het zittende bestuur te weinig daadkracht toont en te weinig progressief is. Het programma zet zich, nog meer dan in 2000 en 2006, af tegen de heersende bestuursstijl: ‚We zien macht zonder tegenmacht. Een overheid die uitbreidt, opschuift en binnendringt. Maar niet doet wat ze belooft. Er zijn nieuwe regenten. Mensen die met regeltjes komen die uitgaan van wantrouwen in plaats van vertrouwen, die onze burgerlijke vrijheden onder druk zetten, regels die ontplooiing van mensen in de weg staan.‛ (ibidem:4).
D66 gaat zich steeds populistischer te gaan gedragen naar mate de jaren vorderen. Met name in 2010 en in mindere mate in 2006 is ook een sterke invloed van de landelijke partijlijn te ontdekken. Hoewel de mate van populisme dus stijgend is, is het de vraag of deze door de lokale omstandigheden is beïnvloed.
77
CONCLUSIE Er is een duidelijke lijn te ontdekken in de programma’s van de verschillende partijen. De programma’s van Leefbaar Utrecht uit de verschillende verkiezingsjaren verschillen van elkaar maar vertonen steeds dezelfde populistische basis. Het verzet tegen het zittende bestuur is het meest hevig in 1998: het programma lijkt dan op een revolutionair pamflet of betoog tegen de gevestigde orde. In 2000 is het programma uitgebreider en concreter: er staat in beschreven hoe de macht dan terug aan het volk kan worden gegeven. In 2006 is de toon minder vijandig naar de bestaande politiek, maar blijft de aandacht voor burgerparticipatie. In 2010 wil de partij voornamelijk aantonen dat zij nog steeds bestaansrecht heeft. In 1998 is nog bij geen enkele gevestigde partij aandacht voor de bestuurscultuur, burgerparticipatie of andere kenmerken die op populistische invloed kunnen wijzen. De verkiezingsprogramma’s zijn gedetailleerd, genuanceerd en formeel. Daar komt bij een aantal partijen in 2000 al verandering in. Burgerparticipatie wordt dan hoog op de agenda gezet. In 2006 zet deze lijn verder door en wordt er ook steeds meer geschreven over de relatie tussen de burger en het bestuur. Voornamelijk de PvdA en Groenlinks willen de bestuurscultuur in de stad veranderen. Over burgerparticipatie wordt in dat jaar ook door bijna alle partijen geschreven, alleen de invulling van dit begrip is verschillend. De VVD is het meest behoudend en ziet de gemeenteraad nog steeds als het meest essentiële onderdeel van de democratie. De PvdA, D66 en Groenlinks schrijven dat jaar genuanceerder over burgerparticipatie, zij willen wel wijkraden maar dan in een meer democratische vorm. Over het algemeen lijkt het alsof de partijen de aandacht die zij besteden aan de relatie tussen burger en bestuur vorm proberen te geven binnen de kaders van hun bestaande partij. In de verkiezingsprogramma’s van 2010 is bij bijna alle partijen geen populistische stijl meer te vinden. De VVD gaat wel, voornamelijk op het gebied van veiligheid, simplistische taal gebruiken. D66 lijkt zich steeds meer populistisch te gaan gedragen, maar gezien de opbouw en vormgeving van het programma is het waarschijnlijk dat dit is gebeurd onder invloed van de landelijke ontwikkeling van de partij. Er is dus een populistische golfbeweging te zien, die bij de meeste partijen zijn hoogtepunt kent in 2006 en dan in 2010 al snel weer gaat liggen. Wanneer deze golf onder invloed van de opkomst van Leefbaar Utrecht is ontstaan, zou dat betekenen dat de partijen geschrokken zijn van de verkiezingsoverwinningen in 1998 en 2000 en daardoor zijn gaan nadenken over het bestuur en de positie van het volk. Overigens zijn de antwoorden van de gevestigde partijen in 2006 vaak anders dan die van Leefbaar, zij denken na over de thema’s die Leefbaar aankaart maar geven daar hun eigen invulling aan. Of er sprake is van daadwerkelijke beïnvloeding wordt in de volgende paragraaf aan de hand van een analyse van de afgenomen interviews onderzocht.
78
3.2 ANALYSE INTERVIEWS
Er zijn interviews afgenomen met oud-politici van een aantal gevestigde partijen: de PvdA, Groenlinks en de VVD. Bij de analyse van het standpunt van de PvdA en de VVD is gebruik gemaakt van eerder afgenomen interviews in het kader van een onderzoek naar de opkomst van Leefbaar Utrecht en hun invloed op het beleid omtrent burgerparticipatie, door Groenen, Harmes & Sheikhi (niet gepubliceerd). De interviews in dit gedeelte van het onderzoek fungeren voornamelijk als aanvulling van de reeds vergaarde informatie. Eeden (2008) heeft reeds een groot aantal interviews met betrokkenen uit die tijd afgenomen en deze zonder eigen interpretaties geplaatst in zijn boek. Om ook de actuele positie van Leefbaar Utrecht in beeld te brengen zijn verschillende raadsvergaderingen bijgewoond en is kort gesproken met een aantal huidige politici in Utrecht. Helaas was Leefbaar Utrecht niet bereid aan dit onderzoek mee te werken, maar door de reeds beschikbare informatie is er voldoende draagvlak om een betrouwbaar beeld te schetsen. De geïnterviewde personen zijn geconfronteerd met de uitkomst van de analyse van de verkiezingsprogramma’s, hen is o.a. gevraagd naar de opkomst en invloed van de Leefbaar-beweging in Utrecht.21
ONTSTAAN EN OPKOMST De verkiezingscampagne van Leefbaar was hard en feller dan men in Utrecht gewend was. De respondenten geven aan dat dit geluid door de bestaande politiek niet serieus werd genomen: een man als Westbroek zou toch nooit in de gemeenteraad komen? De winst van Leefbaar Utrecht kwam voor alle respondenten als een schok. Zowel de oud-raadsleden van de PvdA als van de VVD spreken over het positieve gevoel binnen de Utrechtse politiek voor 1998. Het ging economisch voorspoedig en er leek geen reden om ontevreden te zijn. Beiden geven wel toe dat zij achteraf een verkeerde inschatting hebben gemaakt. Er was wel degelijk veel ontevredenheid onder de bevolking over de invloed die burgers konden uitoefenen op de uitvoering van grote ontwikkelingen in de stad, zoals het Utrecht City Project (UCP). ‚Het ging economisch goed, maar de burger had het idee hier geen enkel aandeel in te hebben‛ zegt een oud-raadslid van Groenlinks. Daniëlle van den Broek, oud-raadslid en huidig bestuursvoorzitter van de VVD, denkt echter dat het ook landelijke sentimenten zijn die in de verkiezingen hebben meegespeeld: ‚Het ging met de landelijke partijen niet zo goed, waardoor Leefbaar als lokale protestpartij zoveel stemmen kon winnen‛.
Zie bijlage 1 voor de volledige respondentenlijst en bijlage 2 voor een voorbeeld van de gehanteerde interview vragen. 21
79
De overwinning van Leefbaar in 1998 zorgde voor veel ophef in de anders zo rustige Utrechtse politiek. ‚De bestaande kaders die we gewend waren werden ineens omgegooid‛ zo stelt oud-raadslid van de PvdA Bert van der Roest. Maar de respondenten laten ook blijken het signaal dat de Utrechtse burger wilde geven onderschat te hebben. Pas in 2000, bij de volgende verkiezingen, werd duidelijk dat de ontevredenheid niet kon worden weggenomen met woorden, maar alleen door een daadwerkelijke verandering. ‚In 1998 dachten veel partijen dat de Leefbaar-golf wel weer snel zou verdwijnen, er werden beloftes gedaan over burgerparticipatie die in werkelijkheid weinig voorstelden‛ zegt oudraadslid Daniëlle van den Broek van de VVD. In 2000 werd echter duidelijk dat er echt iets zou moeten veranderen.
DE EERSTE TWEE JAAR Geen van de respondenten denkt dat Leefbaar Utrecht na de grote winst in de verkiezingen van 1998 is buitengesloten door de ‘gevestigde partijen’. Zij geven aan dat Leefbaar nog niet klaar was om mee te besturen en juist heeft willen profiteren van de korte periode tot de volgende verkiezingen. Zo kon de nieuwe partij ervaring opdoen en tegelijkertijd felle oppositie blijven voeren. In 2000 konden de partijen niets anders dan Leefbaar betrekken bij het formatieproces, gezien de grote winst voor de partij dat jaar. Het is de vraag of de stelling dat Leefbaar helemaal zelf heeft gekozen nog twee jaar oppositie te voeren de volledige waarheid is. De respondenten geven daarnaast namelijk aan, zoals ook in Eeden (2008) wordt gesteld, dat de sfeer onder de gevestigde partijen na de verkiezingsoverwinning vrij agressief was. ‚Verontwaardigd‛, ‚boos‛ en ‚teleurgesteld‛ zijn woorden die in de afgenomen interviews vallen. Hoe kan het toch dat ‚een schreeuwlelijk als Westbroek‛ zoveel stemmers trekt? De partijen lijken dan ook nog niet geaccepteerd te hebben dat Leefbaar een stem vertolkt die wel degelijk leeft onder de lokale bevolking. Daarom is het de vraag of de partij wel serieus is genomen bij het vormgeven van het nieuwe college van B&W. De toon van Leefbaar wordt de eerste twee jaar steeds heftiger. De respondenten van de PvdA en de VVD geven aan zich hier ook aan gestoord te hebben. Het is voornamelijk Westbroek die de meeste irritatie opwekt, ook binnen zijn eigen partij, zo stelt een oud-raadslid van Groenlinks. Er is weinig contact tussen de gevestigde partijen en Leefbaar. Met de VVD is enig contact, maar echte compromissen worden niet gesloten. Groenlinks en de PvdA zijn de natuurlijke vijanden van Leefbaar en zijn dan ook voortdurend het doelwit van ‚de tirades van Westbroek‛. Leefbaar is verder ook op informele momenten een gesloten fractie, borrels worden alleen ver buiten het stadhuis gehouden en slechts bezocht door leden van de fractie.
80
POPULISTISCHE INVLOED OP HET ESTABLISHMENT? De respondenten zien allen een kleine verandering in de stijl van politiek bedrijven in de gemeente Utrecht. ‚Dat gebeurde echter pas na enkele jaren en was slechts van korte duur‛ zo stelt een oudraadslid van Groenlinks. In 1998 lijken de gevestigde partijen zich af te sluiten van het verbale geweld van Leefbaar. Zij nemen steeds publiekelijk afstand van de toon die Leefbaar voert in het debat. Wel geven de ex-raadsleden van de PvdA en VVD aan voor de verkiezingen van 2000 meer te hebben nagedacht over burgerparticipatie. Het echte besef kwam pas in de bestuursperiode van Leefbaar, toen allerlei democratische ‘experimenten’ werden gehouden. De respondenten geven echter expliciet aan dat bijvoorbeeld Groenlinks en de PvdA een ander antwoord hadden op de kloof tussen burger en bestuur. Zo werden de wijkraden die door Leefbaar werden ingesteld volgens hen geregeerd door een klein elitegroepje. Ook was er te weinig keus in het referendum over het stationsgebied. De beide partijen kozen daarom voor een andere invulling van de wijkraden en het referendum. ‚Leefbaar bepaalde misschien de agenda op een groot aantal terreinen, maar de invulling werd op de lange termijn bepaald door de traditionele partijen‛, zo stelt van den Broek. Volgens de respondenten had dit te maken met het feit dat deze partijen meer ervaring hadden en daardoor wisten dat het enkel instellen van wijkraden geen garantie is voor een meer democratisch bestuur. Over het algemeen geven de partijen aan wel te zijn gaan nadenken over de punten die Leefbaar Utrecht op de agenda zette. Daar hebben de partijen echter uiteindelijk een ander antwoord op geformuleerd en na 2006 is deze periode ook voorgoed afgesloten. De VVD lijkt het minst in de stroom van Leefbaar te zijn meegegaan, voor de partij zijn de wijkraden ‚voor een kleine stad als Utrecht overbodig extra bestuur‛. Het primaat moet volgens de partij blijven liggen bij de politiek en het is alleen een versterking van het bestuur zelf dat de relatie tussen volk en politiek kan bevorderen. Wanneer de respondenten wordt gevraagd wat er nu nog merkbaar is van de ‘Leefbaar-revolutie’ dan zijn zij eenduidig: weinig tot niets. Natuurlijk zijn er de sporen van de beleidsmaatregelen die Leefbaar heeft achtergelaten, maar van een cultuurverandering binnen de gemeenteraad of het bestuur is geen sprake.
INVLOED OP POPULISTISCHE PARTIJEN? Waar de verandering van gevestigde partijen subtiel en langzaam is, daar is de verandering die Leefbaar Utrecht doormaakt hard en snel te noemen.
81
In de twee jaren na de eerste verkiezingsoverwinning lijkt Leefbaar op geen enkele wijze beïnvloed te worden. Zoals al eerder is gesteld groeit hun populistische discours juist in de oppositietijd. In de bestuursperiode zagen alle respondenten de partij echter transformeren. ‚Ineens werden er allerlei deals gesloten achter de schermen‛, stelt een oud-raadslid van Groenlinks. Ook spreken de respondenten over de wethouders, die zo hard werkten aan hun inhoudelijke dossiers, dat er te weinig tijd werd gestoken in het informeren van de raad. Aan de ene kant leeft er bij de respondenten respect voor deze inzet: ‚voor het eerst in jaren merkte je dat er echt dingen aan het veranderen waren, er heerste een gezonde spanning‛. Aan de andere kant hanteerden de Leefbaar-wethouders een gesloten bestuursstijl, iets waar zij voorheen juist tegen ageerden. De oppositiefractie van Leefbaar bleef wel lange tijd haar populistische discours gebruiken. ‚Het was in die tijd ongekend dat een oppositielid iemand van zijn of haar eigen partij zo hard aanviel‛, zegt oudraadslid van de VVD Daniëlle van den Broek. Na het vertrek van Westbroek nam dit echter af en ging de partij zich steeds conventioneler gedragen. Uiteindelijk zien alle partijen Leefbaar Utrecht nu ‚gewoon als een gevestigde partij‛. De laatste jaren is de partij zich wel weer meer aan het afzetten tegen ‘het establishment’. ‚Nu Leefbaar Utrecht nog maar één zetel over heeft is de toon weer verharden de enige manier om boven de massa uit te komen‛, zo verklaart een oud-raadslid van Groenlinks. Leefbaar heeft haar geloofwaardigheid echter verloren en daarom begrijpen alle respondenten ook dat de partij er mee stopt..
3.3 CONCLUSIE
‚Wij wilden nieuwe dingen doen in onze oude stad en oude dingen nieuw doen. Of wij daarin geslaagd zijn? Dat zullen historici en politicologen van een volgende generatie moeten beoordelen‛, zo schrijven oud-voorzitter en oprichter van Leefbaar Utrecht Broos Schnetz en oud-wethouder Toon Gispen in Eeden (2008:9). Of Leefbaar Utrecht ook echt nieuwe dingen is gaan doen en vernieuwing heeft gebracht, of al snel ‘opgeslokt is door de weerbarstige bestuurlijke werkelijkheid’ is in het voorgaande onderzocht. Van de literatuurstudie, de analyse van de verkiezingsprogramma’s en de interviews met direct betrokkenen zal nu een samenvatting worden gegeven en door de resultaten van deze methoden te combineren zullen conclusies worden getrokken.
82
HET POPULISME VAN LEEFBAAR UTRECHT Hoewel er veel ex-PvdAers betrokken zijn geweest in de beginjaren van Leefbaar Utrecht en enkele ook weer naar deze partij zijn teruggekeerd, is het toch te kortzichtig om te stellen dat de Leefbaren in Utrecht allemaal ontevreden sociaal-democraten waren. Ook het feit dat zij net als Groenlinks, overigens de partij waar zij zich veelvuldig tegen hebben afgezet, progressief genoemd kunnen worden doet geen eer aan de unieke identiteit van de partij. Later, na de snelle groei van Leefbaar-partijen in Nederland en de opkomst van Fortuyn, werd de term ‘Leefbaar’ meer en meer geïdentificeerd met een rechts imago. Dat was één van de redenen om de partij in 2006 om te dopen tot ‘Stadspartij Leefbaar Utrecht’ en volgens de partij ook de reden om er in 2010 mee te stoppen (NOS, 12 augustus 2010). Het is dus niet makkelijk de partij binnen één ideologie te plaatsen, wat hen uniek maakt is een pragmatische kijk op vraagstukken: wat is (voor de burgers van Utrecht) de beste oplossing? Het populisme van Leefbaar Utrecht bestaat uit protest: tegen de gevestigde politiek, tegen de plannen om van Utrecht ‘een metropool’ te maken. Het is emotionele politiek, met veel boosheid en verontwaardiging. Het is populisme dat gevormd is door het verleden: na jaren economische tegenspoed, gaat het weer beter met de stad, maar de burger komt in de nieuwe ontwikkelingen niet aan het woord. Deze burger moet de macht dan ook terug krijgen. Waar dat in 1998 nog voornamelijk een verkiezingsslogan is, daar is het in 2000 al uitgewerkt in concrete maatregelen. Westbroek is met zijn charismatische uitstraling het gezicht van de partij. Leefbaar kent in 1998 ook andere personen die aandacht genereren, maar Westbroek is de enige die het gevoel dat achter het ontstaan van de partij ligt perfect kan bewoorden. Daarmee is hij de belichaming van de partij zelf, hij en Leefbaar Utrecht zijn in die tijd onlosmakelijk met elkaar verbonden. De pragmatische stijl van Leefbaar vervalt onder zijn leiding soms ook tot simplisme en populair taalgebruik. De naaste collega’s van Westbroek uit de tijd dat hij de voorman was van de partij prijzen hem om het feit dat hij snel in staat is de problemen die Leefbaar Utrecht aan de kaak wilde stellen om te zetten in pakkende woorden (Eeden, 2008). Maar hij krijgt ook kritiek van zijn oud-collega’s vanwege zijn agressiviteit en roekeloosheid in debatten. In een uitgewerkt interview met medeoprichter Broos Schnetz (ibidem:25) beschrijft de ex-voorzitter hoe hij de debatten tussen Westbroek en de andere partijen soms ervoer: ‚Ik heb Henk in zijn bijdrage blauwe schenen moeten schoppen, omdat hij behoorlijk te keer ging tegen de andere partijen. (..) Vaak heb ik mij zo gevoeld: gedreven door boosheid, maar pragmatisch ingesteld en gericht op resultaat‛. Misschien beschrijft Schnetz hiermee wel de grens tussen pragmatisme en populisme: is het gericht op praktisch resultaat of is het slechts een uiting van frustratie? Is het een ideologie-vrij debat of is het slechts een makkelijke manier om kiezers te winnen?
83
INVLOED De verkiezingsoverwinning van Leefbaar Utrecht in 1998 komt voor velen onverwacht. De economie doet het goed, het bestuur is tevreden en denkt dat de burger dat ook is. Leefbaar Utrecht bewijst echter dat er inderdaad een ‘gat in de kiezersmarkt’ is, een gedeelte van de bevolking is ontevreden en voelt zich niet gehoord. Bij de overwinning in 1998 lijkt Leefbaar er bewust voor te kiezen om nog geen plaats te nemen in het college van B&W. De overige partijen laten echter ook duidelijk merken niet gecharmeerd te zijn van de nieuwkomer. Er is weerstand en de partij wordt door ‘de gevestigde orde’ buitengesloten. Leefbaar heeft het geluk dat zij in een periode van twee jaar felle oppositie kan voeren. Hierdoor kan de partij gewend raken aan haar nieuwe verantwoordelijkheid en is er tevens in korte tijd de mogelijkheid om nog meer zetels te behalen. In deze periode is het populisme van de partij dan ook op zijn hoogtepunt. De andere partijen lijken echter niet van plan te zijn de bestuurscultuur in Utrecht te gaan veranderen. Uit de analyse van kranten en de verkiezingsprogramma’s uit 2000 is op te merken dat de gevestigde partijen weinig veranderen in hun discours. De partijen lijken er van uit te gaan dat het succes van Leefbaar eenmalig is en dat de rust in hun stad snel weer terug zal keren. De klap van de verkiezingen van 1998 is dan ook van korte duur en weet nog weinig te veranderen in de stijl van de andere partijen. Zij distantiëren zich keer op keer van het taalgebruik van Leefbaar. Wel lijken zij meer te gaan nadenken over de verhouding tussen burger en bestuur. In de verkiezingen van 2000 schrikt de Utrechtse politiek opnieuw op als Leefbaar de grootste partij wordt. Dit keer stellen de overige partijen zich minder agressief op, zij accepteren de overwinning van Leefbaar en laten de partij dan ook het formatieproces leiden. Maar hoewel de partijen beseffen dat er iets zal moeten veranderen willen zij het vertrouwen van de burger terugwinnen, leeft ook de hoop dat door het nemen van bestuursverantwoordelijkheid de partij van Westbroek wel in de bestaande cultuur ingekapseld zal worden. En daar krijgen zij grotendeels gelijk in. Wanneer Leefbaar onderdeel uit gaat maken van het bestuur van de stad komen beginnen delen van hun populistische discours af te brokkelen of te transformeren. Het pragmatisme is vanaf de oprichting één van de belangrijkste kenmerken van de partij. Leefbaar wil gedreven uit rationaliteit, niet uit ideologie, oplossingen bieden voor de belangrijkste problemen in de stad. Wanneer zij in het bestuur terecht komen slaat dit pragmatisme door in een technocratische bestuursstijl, waarin de Leefbaar-wethouders alle details in de hand willen houden. Kenmerkend hiervoor is een citaat van één van de projectleden van de ontwikkeling van het stationsgebied in Eeden (2008:122). Zij vraagt zich af of alle dossierkennis die een Leefbaar-wethouder beheerst van haar niet meer een ambtenaar maakt in plaats van een politiek bestuurder. In een ander geval wordt gesproken over een Leefbaar-wethouder die zover gaat dat hij zelf bouwplannen tekent in zijn kantoor.
84
Het is opmerkelijk dat Leefbaar Utrecht, de partij die de stem wil teruggeven aan het volk, de partij van de simpele oplossingen, zich nu zo sterk in deze materie gaat mengen. Waar het pragmatisme van Leefbaar zich in de oppositieperiode soms nog doorsloeg naar populistisch simplisme, daar slaat het in de bestuursperiode door naar technocratisme. Het nemen van bestuursverantwoordelijkheid en het behouden van de populistische identiteit blijken hier niet te kunnen worden gecombineerd. En zonder ‘protest’ blijkt Leefbaar Utrecht ineens ook maar gewoon één van de vele partijen te zijn. De partij worstelt in de bestuursperiode met haar eigen identiteit. Voornamelijk Henk Westbroek lijkt zich niet langer gelukkig te voelen in de partij. Hij is altijd de persoon geweest die staat voor het protest van Leefbaar Utrecht, hij was ‘de ster’ tijdens de oppositieperiode, hij is de belichaming van het populisme van de partij. Partij en persoon vallen hier samen, één van de kenmerken van populisme zoals dit in dit onderzoek eerder is gedefinieerd. Met zijn vertrek is het protest en het populisme grotendeels vertrokken uit de partij en is Leefbaar Utrecht dus eigenlijk al tot zijn einde gekomen. De partij bestaat immers omdat het zich afzet tegen anderen, tegen de zittende macht, tegen de huidige bestuursstijl. Wanneer dit element wordt weggenomen blijken kiezers de partij ook niet meer interessant te vinden: bij de verkiezingen van 2006 behaalt de partij nog maar drie zetels. De gevestigde partijen leggen in hun verkiezingsprogramma’s van 2006 wel veel meer de nadruk op de bestuurscultuur en het betrekken van burgers bij het bestuur van de stad. Er lijkt hier sprake van invloed van Leefbaar Utrecht op de traditionele partijen. Uit de interviews blijkt echter dat het meer gaat om ‘mooie woorden’ dan om daadwerkelijke actie. Bovendien blijken papier en praktijk hier verschillende werkelijkheden. De partijen zijn duidelijk opgeschrikt door de overwinning van Leefbaar Utrecht. In werkelijkheid verandert er echter weinig in de politieke cultuur, zo blijven debatten in de raad vrij oppervlakkig en verandert het taalgebruik van partijen niet. Er worden door invloed van Leefbaar initiatieven ontplooid om burgers bij de beleidsconstructie te betrekken, maar deze initiatieven worden inhoudelijk sterk ingekleurd door de gevestigde partijen. Zowel uit de verkiezingsprogramma’s als uit de interviews blijkt dat burgerparticipatie hoger op de politieke agenda komt te staan, maar door elke partij vanuit haar eigen visie wordt benaderd. Er ontstaan wijkraden die weinig draagvlak hebben en zo dichter bij het bestuur dan bij de bevolking komen te staan. In 2010 is het thema al weer grotendeels van de agenda verdwenen en lijkt de invloed van Leefbaar verdwenen te zijn.
85
86
4 CONCLUSIE In dit afsluitende hoofdstuk zijn op basis van de onderzoeksresultaten conclusies getrokken. Daarbij zijn de definitie van het begrip populisme en de onderzoeksresultaten in de twee steden vergeleken en gecombineerd. Wat betekenen deze resultaten voor de theoretische lading van het begrip populisme? Is de definitie die in het eerste hoofdstuk is gegeven houdbaar of moet deze op basis van dit onderzoek worden aangepast en aangevuld? Hoofdzakelijk is in dit hoofdstuk echter een antwoord gegeven op de centrale vraag die in dit onderzoek centraal staat:
‚Welke invloed hebben relatief nieuwe populistische partijen en gevestigde partijen op elkaar in de lokale politiek?‛ Omdat slechts onderzoek is gedaan naar drie lokale partijen is aan het einde van dit hoofdstuk op basis van andere onderzoeken en een interview met een populisme-onderzoeker uitspraak gedaan over de veralgemeniseerbaarheid van de onderzoeksresultaten.
4.1 POPULISME
Zoals in de definiëring van het centrale begrip in dit onderzoek duidelijk is geworden, is populisme een populair begrip. Het staat bloot aan invloeden vanuit de politiek, de wetenschap en de samenleving. Het is opvallend dat deze domeinen zich ten opzichte van dit begrip steeds meer lijken te vermengen. Zo worden in kranten en tijdschriften steeds vaker wetenschappelijke definities aangehaald om te bewijzen dat een bepaalde partij populistisch genoemd kan worden. In principe is dit een positieve ontwikkeling. Populisme als stijl werd in de media vaak verward met de inhoudelijke ideologieën van partijen. Zo zouden populisten anti-immigratie en anti-Europa zijn. Dit onderzoek heeft, met de Leefbaarbewegingen in Utrecht en Almere, al aangetoond dat dit de waarheid tekort doet. Omgekeerd heeft deze vermenging van domeinen echter ook een negatieve invloed. Wetenschappers verbinden het concept vaak met een ideologie, veelal extreem-rechts, en mengen zich steeds vaker in het openbare debat, om daar bijna politieke statements te maken. 22 Een neutrale en heldere wetenschappelijke definitie van het begrip populisme lijkt daarmee verder weg dan ooit.
Zie bijvoorbeeld de anti-PVV toespraak die cultuurhistoricus von der Dunk zou houden in gelegenheid van de Willem Arondéus Lezing, voordat deze door toedoen van de VVD en het CDA werd afgeblazen (Volkskrant, 22 april 2011). Zie ook de talloze bijdragen die historicus van Rossem maakt aangaande dit thema. 22
87
Anderzijds zal een definitie van het begrip levend en flexibel moeten blijven, de invulling van populisme is vaak tijdsgebonden. Zo was het in het oude Rome een positief begrip, werd het later weer een negatief begrip en komen nu in toenemende mate ook weer pleidooien voor meer populisme op de voorgrond.23 De meeste definities die nu worden gehanteerd dekken de lading van moderne populistische partijen als de PVV en de Leefbaren echter slechts beperkt. Er ontbreek in de meeste definities ten eerste een belangrijk element, dat in dit onderzoek bij alle drie de onderzochte partijen een belangrijke rol heeft gespeeld: de relatie met de media. Populistische partijen blijken als geen ander in staat hun ideeën uit te dragen in de moderne massamedia. De korte en krachtige boodschappen lenen zich uitstekend voor de huidige verslaglegging, die tracht de korte aandachtsboog van mensen te bevredigen. De media lijken in hun relatie met populistische partijen steeds minder de controleur te zijn en steeds meer gecontroleerd te worden. Zo is de PVV in Almere voornamelijk in het nieuws als zij dat zelf willen, zij kiezen de onderwerpen die zij graag naar voren willen brengen: het hoofddoekjesverbod, de veiligheid of het elitaire bestuur. Wanneer een lokale krant dan kritisch is wordt deze meteen voor ‘systeempers’ uitgemaakt, waardoor het niet alleen het volk tegenover het ‘elitaire bestuur’, maar ook het volk tegenover de ‘corrupte media’ is. Westbroek wist deze strategie succesvol toe te passen in zijn strijd met het Utrechts Nieuwsblad. Populistische partijen zijn dus, anders dan de traditionele partijen, in staat druk uit te oefenen op de media door zich er enerzijds tegen af te zetten en hen te negeren en hen anderzijds te voeden met korte soundbites en hypes. Zo worden de media grotendeels afhankelijk van een kleine en gecontroleerde stroom van informatie die de populistische partij grotendeels zelf beheerst. Verder creëert de populistische partij in deze omgang met de media een eigen werkelijkheid. Dit is vaak een extreem doorgetrokken beeld van de werkelijkheid, zo stellen zij dat het hele bestuur zich niets aantrekt van de bevolking en alle besluiten in achterkamertjes neemt. Vaak is het ook een schijnwerkelijkheid, die niet wordt gestaafd door objectieve cijfers, zoals de door de PVV gepretendeerde onveiligheid in Almere. Gevoelens spelen een veel grotere rol dan in de gevestigde politiek, waar cijfers en statistieken noodzakelijk zijn om een standpunt te onderbouwen. Populistische partijen zijn daarbij in staat een deel van de bevolking te overtuigen van deze gecreëerde werkelijkheid. Daarmee is de populistische partij niet langer alleen een vertaler van de gevoelens van ontevreden burgers, maar draagt zij zelf ook bij aan het eigen gevoel van deze burgers. Dit laatste gedeelte is bij de PVV in grotere mate van toepassing dan bij de Leefbaren. Waar de Leefbaren floreerden op basis van door brede groepen erkende lokale knelpunten, daar wist de PVV landelijke gevoelens te transporteren naar de lokale praktijk.
Zie bijvoorbeeld van Reybrouck (2008) of Hoekstra (2008) voor een pleidooi voor populisme en Cuperus (2005) voor een uitleg over het onderscheid tussen positief en negatief populisme. 23
88
Het creëren van deze schijnwerkelijkheid gaat verder dan het ‘simplisme’ waar veel wetenschappers over spreken, het is een strategie om voornamelijk zwevende kiezers en niet-stemmers te overtuigen. Zoals ook eerder in de opzet van dit onderzoek is aangegeven is er discussie mogelijk over de vraag of ‘burgerparticipatie’ werkelijk een elementair onderdeel zou moeten zijn van het theoretisch construct van het begrip ‘populisme’. In de verkiezingsprogramma’s van de populistische partijen (voornamelijk bij de Leefbaren) wordt het betrekken van de burger wel veel genoemd, het is echter de vraag of hier ook serieuze intenties en concrete maatregelen achter zitten, of dat het slechts gaat om een ‘flirt met de burger’? In theorie zou populisme automatisch doorvloeien in uitingen van burgerparticipatie, populisten zouden immers het volk hun stem weer willen teruggeven en hoe kan dat beter dan door dit volk zelf te laten beslissen over het gemeentelijke beleid? In de praktijk kan burgerparticipatie echter juist een bedreiging vormen voor het populisme, omdat het de differentiatie laat zien binnen ‘het volk’, een entiteit die door populisten als eenheid wordt gepropageerd. In dit onderzoek besteden zowel de PVV als Leefbaar Almere minieme aandacht aan burgerparticipatie. Zij roepen wel op tot het betrekken van de burger, het luisteren naar het volk, maar dit leidt veelal niet tot concrete voorstellen. Wel mobiliseren zij kleine groepen opstandelingen die zich kunnen vinden in hun speerpunten. Zo wist de PVV in Almere burgers te mobiliseren bij het protesteren tegen de geplande bouw van een ‘islamitisch gezondheidscentrum’ en een moskee. Leefbaar Utrecht maakte daarentegen een groot punt van burgerparticipatie. De partij was dan ook voornamelijk ontevreden over de ontwikkeling van de stad, maar had zelf geen concrete plannen om dit aan te pakken: dat moest aan het volk worden overgelaten. Dit is dan ook een kenmerkend verschil tussen de eerder genoemde partijen en de Leefbaar-beweging in Utrecht: de eerste groep kent een sterke visie over de oplossing van problemen in hun stad, Leefbaar Utrecht had deze bewust niet. De eerste groep heeft behoefte aan het mobiliseren van protestgroepen, zij heeft belang bij het ontstaan van ‘participatie-elites’. Diegenen die het meeste geluid laten horen zijn dan in hun ogen ‘het volk’ en daar moet naar geluisterd worden. Leefbaar Utrecht streefde daadwerkelijk naar meer burgerinvloed, maar kwam er tijdens haar bestuursperiode ook achter dat het vormgeven van een democratisch burgerplatform met een brede basis in de samenleving in de praktijk moeilijk te realiseren is. Bij Leefbaar Utrecht is het streven naar burgerparticipatie dus eigenlijk een onderdeel van hun ideologie, terwijl het bij de andere twee partijen een uitvloeisel van hun populistische stijl is. Wanneer puur naar populisme als politieke stijl wordt gekeken, zijn er in dit onderzoek geen tekenen gevonden die wijzen op een daadwerkelijke wil bij populistische partijen om burgers meer bij de beleidsen besluitvorming te betrekken. Theoretisch gezien is dit ook verklaarbaar: een populistische partij is immers de vereenzelviging van het volk, het geluid van de burger is in hun ogen dus al bekend en participatietrajecten zijn dan overbodig. Wel is de populistische partij in staat mensen te mobiliseren door het aanwakkeren en vormgeven van protest.
89
Om verder te komen in de definiëring van het begrip populisme is het noodzakelijk dat het wetenschappelijke debat breder wordt gevoerd. Waar het debat zich nu vaak focust op ideologische aspecten, de gevaren voor de rechtsstaat, of de kansen voor de democratie, daar zou het ook weer terug moeten gaan naar de basis: waar hebben we het nou eigenlijk over? De bestuurskunde is de uitgelezen wetenschap om hier verder in te komen. Bestuurskunde analyseert begrippen namelijk vanuit verschillende disciplines: juridisch, beleidskundig, politicologisch, filosofisch, enzovoort. Wanneer deze disciplines worden gecombineerd in een empirisch onderzoek, kan de definitie van het begrip populisme veel preciezer uit de praktijk worden gedestilleerd. Huidige wetenschappers lijken voornamelijk een theoretische definitie te construeren, om deze vervolgens toe te passen op een bepaalde politieke partij. Zij vergeten daarbij echter dat de praktijk ook waarde kan toevoegen aan het theoretische concept. Er liggen dus kansen om het begrip in de toekomst fijner uiteen te zetten. Hoewel het niet het doel is van dit onderzoek om een nieuwe definitie van populisme te formuleren, kunnen wel een aantal opmerkingen worden geplaatst. Ten eerste is het aan te bevelen de eerder genoemde relatie met de moderne media, het creëren van de schijnwerkelijkheid en de mobiliserende rol van de populistische partij op te nemen in de definitie. Ten tweede toont dit en ander onderzoek aan dat ideologische elementen te ver uiteenlopen om hun plaats te vinden in een definitie. Daarnaast is het verstandig om het begrip populisme meer als ideaaltype te gaan beschouwen. De verscheidenheid aan populistische partijen moet worden gerespecteerd: er is geen partij die volledig populistisch kan worden genoemd. Reden daarvoor is dat de elementen in de definitie van het begrip ‘populisme’ allen elementen zijn die door bijna iedere partij worden gehanteerd. Populistische partijen onderscheiden zich door relatief ‘hoog te scoren’ op deze elementen en daardoor veel dichter bij het ideaaltype te komen dan traditionele partijen.
4.2 BEÏNVLOEDING
De centrale vraag in dit onderzoek gaat over de beïnvloeding van de gevestigde partijen door het populisme en de beïnvloeding van de populistische partijen door het establishment. In de onderstaande paragrafen wordt een antwoord op deze hoofdvraag gegeven.
DE CYCLUS Bij de opkomst van protestpartijen is in dit onderzoek een vast patroon te ontdekken. In de eerste fase, voor de verkiezingen, is er bij de gevestigde partijen ontkenning: deze nieuwe partij zal nooit een grote overwinning boeken en is dus geen bedreiging.
90
De verkiezingsoverwinningen van Leefbaar Utrecht, Almere en in mindere mate die van de PVV Almere werden door bijna niemand in het bestaande politieke landschap verwacht. Vervolgens, na de verkiezingsoverwinning, heerst er onder de gevestigde partijen een gevoel van onbegrip en uitsluiting. Onbegrip, omdat de gevestigde politiek niet begrijpt waarom zij zoveel zetels zijn verloren aan een protestpartij. Uitsluiting, omdat de huidige partijen proberen zo snel mogelijk een nieuw college te vormen zonder de nieuwe partij te betrekken. De oppositierol past echter uitstekend bij het elementaire stelsel van een populistische partij, de partij zal groeien door zich verder af te zetten tegen het gevestigde bestuur. Bovendien zal zij stellen dat zij in de onderhandelingen nooit serieus is genomen door de andere partijen en daarmee de tegenstelling vergroten, zoals in 2010 in Almere gebeurde. Het discours van een beginnende populistische partij leent zich dus uitermate goed voor een oppositierol. Vroeg of laat zal de partij echter zo groot zijn geworden, dat zij mee zal moeten gaan besturen. Dan ontstaat een tweede reactie van de gevestigde politiek, daarbij blijft het onbegrip bestaan, maar wordt uitsluiting vervangen door inkapseling. De nieuwe populistische partij wordt dan direct in de collegeonderhandelingen betrokken, omdat verwacht wordt dat deze zich dan wel snel naar de bestaande politieke omgangsvormen zal schikken. Dat gebeurt in de derde fase dan ook, de bestuurlijke praktijk blijkt weerbarstig en de partij gaat zich steeds meer als een ‘gevestigde partij’ gedragen. In deze fase is het opvallend hoe snel het simplisme van de populistische partijen kan omslaan in het tegenovergestelde, namelijk een bijna technocratische bestuursstijl, zoals bij Leefbaar Utrecht gebeurde. Omdat de partij gewend is in extremen te opereren en bovendien geen ervaring heeft in het besturen van een stad, ontstaat er een neiging zich af te sluiten van haar omgeving om zo de controle te behouden. De laatste fase is die van erkenning en herstel. De gevestigde partijen erkennen dat zij fouten hebben gemaakt, er is onvoldoende naar de burger geluisterd en de afstand tussen het volk en het bestuur is te groot geworden. Concrete maatregelen om herhaling van de voorgaande fasen te voorkomen worden echter niet genomen, waardoor zich weer een nieuwe populistische partij zal aandienen en er een cyclus ontstaat. Voor de cyclus wordt rondgemaakt volgt nog een laatste stap: herstel van de oude situatie, de oude politieke cultuur, waarin de gevestigde partijen het beste opereren.
91
Echte beïnvloeding van de gevestigde orde vindt in dit model dus niet plaats. Wel worden bestaande partijen even opgeschrikt. Dit wil niet zeggen dat zij daadwerkelijk iets aan hun functioneren of aan hun discours gaan veranderen, wel voorkomt het dat de bestaande politieke cultuur nog verder doorslaat en er te grote machtsconcentraties ontstaan. Onderstaande afbeelding laat nog eens schematisch zien hoe de cyclus werkt.
Afbeelding 4.2.1: De cyclus van populisme in de Nederlandse lokale politiek
FRACTIEDISCPLINE EN DISCOURS Deze cyclus bevat elementen die in alle casussen in dit onderzoek van toepassing zijn geweest. Populistische partijen zijn vaak ook bang dat zij in deze cyclus terecht zullen komen. Het is niet onbegrijpelijk dat de PVV in Almere op dit moment erg strak bij elkaar wordt gehouden. Zoals in het onderzoek naar voren is gekomen komt het vaak voor dat de PVV-fractieleden in afzonderlijke vergaderingen zeer meegaand zijn en open staan voor discussie, om vervolgens in de plenaire vergadering overal tegen te stemmen. Het streng controleren van de fractie is ook wel begrijpelijk, in een nieuwe omgeving bestaat de kans dat er fouten worden gemaakt en omringt door vijandige gevestigde partijen kan een fractielid van een populistische partij zich wel eens vergissen. Ook is er door de PVV duidelijk geleerd van de misstanden binnen de LPF, toen deze partij regeringsverantwoordelijkheid nam. Ook binnen Leefbaar Almere en Leefbaar Utrecht leidden interne strubbelingen in de eerste jaren bijna tot de ondergang van de partijen. De zeer strenge centrale aansturing van de fractie is echter niet houdbaar en waar zij in de oppositieperiode nog bruikbaar is, is zij in een bestuursperiode lastig te handhaven.
92
Het discours van de populistische partijen hangt nauw samen met deze fractiediscipline. Een populistische partij bestaat niet noodzakelijk uit populisten. Dat is alleen de strategie, de stijl van de partij. Er is een politiek leider: Henk Westbroek, Frits Huis of Toon van Dijk. Deze (charismatische) leider bewaakt het populisme van de partij. De leider praat met de media en de leider bepaalt wat er in plenaire vergaderingen gezegd wordt. Vandaar dat de leider ook wel als de belichaming van de partij wordt gezien. Zonder leider geen populisme en geen partij, zo illustreert het vertrek van Henk Westbroek bij Leefbaar Utrecht. Overigens is dit geen aanklacht tegen de kwaliteit van de partijleden, deze is in veel gevallen goed en dat wordt ook door de gevestigde partijen erkend. Ook kan de mate van individualiteit binnen populistische partijen verschillen. Zo waren er binnen Leefbaar Utrecht op haar hoogtepunt veel meer markante persoonlijkheden met een eigen status dan binnen de PVV in Almere op dit moment. Voornamelijk bij deze laatste partij lijkt het discours dat de leden gebruiken niet hun eigen discours te zijn: het wordt van boven af opgelegd en is bovendien dwingend: het hoort immers bij het populistische karakter van de partij. De populistische partijen, in dit onderzoek Leefbaar Almere en –Utrecht, verliezen hun populistische discours na het nemen van bestuursverantwoordelijkheid. Dit discours kan, zo laten beide partijen zien, wel weer opleven in een nieuwe oppositieperiode. De vraag is echter of het zijn geloofwaardigheid dan niet al verloren heeft.
DE NEDERLANDSE POLITIEKE CULTUUR De vraag die in dit onderzoek centraal stond ging over de beïnvloeding van partijen. In de bovenstaande paragrafen is getracht daar een antwoord op te geven. Dit antwoord leidt echter tot een nieuwe vraag: gaat het bij de beschreven cyclus wel om beïnvloeding van partij tot partij, of is de oorzaak gelegen op een abstracter niveau? Zoals Dahl al stelde, hoeft invloed niet intentioneel te zijn. Ook hoeft beïnvloeding niet dwingend te zijn, maar moet er sprake zijn van een beperking van de keuzemogelijkheden. De gevestigde politieke partijen zijn vaak niet actief en bewust bezig de populistische partijen ‘te bekeren’. Er lijkt een onzichtbare hand te zijn die dit proces in gang zet. Deze onzichtbare hand wordt gevormd door politieke instituties, tradities en gewoonten in de Nederlandse politiek24. Nederland is een consensusdemocratie, waarin zoveel mogelijk partijen betrokken worden in een meerderheid. Een wij-tegen-zij instelling past niet in deze traditie. Nederland kent een politieke cultuur waarin informeel overleg een belangrijke rol speelt, of ‘achterkamertjesoverleg’ zoals de populistische partijen het noemen. Dat verhoudt zich slecht tot de transparantie die populistische partijen nastreven. Nederlands bestuur is door de genoemde gewoonten vaak stroperig.
24
Voor een beschrijving van de Nederlandse consensusdemocratie zie bijvoorbeeld Lijphart (1999).
93
Het simplisme van de populistische partijen komt hier in gevaar. Bovendien is het, gezien de vorige punten, ook nog steeds een enigszins elitaire democratie. Dat kan zich slecht verhouden met de door populistische partijen nagestreefde burgerparticipatie of het verkleinen van de kloof tussen burger en bestuur. Nederland kent een ‘doe-maar-gewoon’ cultuur, een cultuur waarin extremen worden gemeden en altijd wordt gezocht naar consensus: een ideale mix van belangen. Populistische partijen zien dit als het verloochenen van je standpunten, alles verwordt in hun visie dan tot een grote grijze massa waarin alles blijft zoals het is. Botsende belangen komen in de ogen van populisten dan ook niet voor: er is immers maar één belang relevant en dat is het belang van het homogene volk. Populisten zijn in hun eerste jaren dan ook principieel: zij gaan hun rebelse identiteit niet veranderen om politiek te scoren. De werkelijkheid haalt hen echter al snel in: zonder overleg en compromissen is er geen directe invloed op het beleid mogelijk. Het behalen van politieke doeleinden wordt op dat moment boven het behoud van de identiteit geplaatst. Zowel Leefbaar Utrecht als –Almere hebben hier voor gekozen. Populisten zijn dromers: zij kijken geheel anders naar de wereld en zijn vaak niet gebonden door een traditionele ideologie of een historisch gegroeide partijdiscipline. Waar politici van traditionele partijen rekening moeten houden met de paden die hun voorgangers hebben bewandeld, daar kunnen populistische politici buiten de bestaande paden treden en dwars door bestaande verbanden snijden. Zelfs in het lokale bestuur, waar volgens sommigen slechts over ‘loszittende stoeptegels’ wordt gepraat, kunnen populisten terrein winnen. Ook in de lokale politiek spelen vraagstukken die burgers raken: denk aan de enorme groei van Almere en Utrecht en de gevolgen die dit zal hebben voor de bestaande bevolking. Al deze kenmerken zijn niet slechts tradities en gewoonten, zij vormen instituties, die zeer lastig te veranderen zijn. Een partij die de het bestuur van binnenuit wil veranderen zal al snel moeten concluderen dat wil zij resultaat boeken, zij de bestaande Nederlandse instituties in acht zal moeten nemen. Daarom moet het populisme ook altijd worden bekeken tegen de politieke achtergrond van het betreffende land. Het Verenigd Koninkrijk zal met haar tweepartijenstelsel misschien anders omgaan met populistische partijen dan Nederland met haar meerpartijenstelsel . En misschien is het feit dat Berlusconi, die vaak een populist wordt genoemd, al zolang aan de macht is in Italië ook wel grotendeels te danken of te wijten aan de politieke cultuur in dat land. De mate waarin een populistische partij invloed kan uitoefenen op de politieke stijl van traditionele partijen wordt hoe dan ook sterk begrensd door de bestaande instituties. Bekeken vanuit de definitie van het begrip invloed, zoals eerder geformuleerd, beperken de instituties de keuzemogelijkheden van populistische partijen.
94
Willen zij hun inhoudelijke beloftes aan de kiezer nakomen, dan kunnen zij dat alleen door hun populisme te matigen en dus hun identiteit te verloochenen. Kiezen zij er voor hun discours te behouden dan is het voor hen zeer moeilijk om op de lange termijn successen te behalen. Deze invloed is onintentioneel en komt niet voort uit een optelsom van de partijen, maar vanuit de instituties die de interacties tussen deze partijen in Nederland lijken te reguleren.
4.3 ANDER ONDERZOEK
In deze paragraaf wordt aan de hand van andere onderzoeken en een interview met een populismeonderzoeker een vergelijking gemaakt tussen de resultaten in deze scriptie en de resultaten in andere studies. Dit draagt bij aan de vraag naar veralgemeniseerbaarheid van de onderzoeksresultaten en brengt bovendien de nodige nuance in het verhaal aan. Vanuit het perspectief van een populistische partij is de voorgaande conclusie redelijk pessimistisch: waarom zou een partij immers nog proberen het politieke bestel te veranderen wanneer dit niet of nauwelijks mogelijk is? De eerste kanttekening bij deze stelling is al gemaakt: de populistische partijen zorgen wel degelijk voor opschudding en werken als een soort rem op een te ver doorschietende ‘elitaire bestuursstijl’. Zij dempen de zwaktes en gevaren die in de instituties van ons Nederlandse stelsel zitten ingebakken. Een andere belangrijke nuance hangt samen met de strikte afbakening van de scope van dit onderzoek. Er is slechts en alleen gekeken naar invloed op de stijl van besturen, nergens is gekeken naar invloed op standpunten. In een gesprek met dr. Julien van Ostaaijen, die veel ervaring heeft met populisme in zijn onderzoek naar lokaal bestuur en op partijgebied met name Leefbaar Rotterdam langdurig heeft gevolgd, wordt duidelijk dat populistische partijen wel degelijk toegevoegde waarde kunnen hebben. Zij kaarten onderwerpen aan die jarenlang onbespreekbaar zijn geweest. Met andere woorden: zij vormen de politieke agenda en dwingen andere partijen tot een reactie. In Almere geven verschillende gemeenteraadsleden aan dat zij sinds de overwinning van de PVV zijn gaan nadenken over een antwoord op het toenemende gevoel van onveiligheid in hun stad. In Utrecht is burgerparticipatie na de overwinning van Leefbaar lang een belangrijk onderwerp geweest. De invloed blijft in deze laatste twee steden echter beperkt tot de agendasetting, de inhoud van de beleidsvorming en uitvoering wordt uiteindelijk vaak bepaald door de meer ervaren gevestigde partijen. De invloed die van Ostaaijen in Rotterdam heeft geconstateerd mag echter niet onderschat worden, Leefbaar heeft daar grote invloed gehad op de invulling en uitwerking van het veiligheidsbeleid.
95
In een publicatie van Ostaaijen en Tops (2003) wordt dit nogmaals bevestigd en wordt bovendien aangegeven dat de belangrijkste gevestigde partij in Rotterdam, de PvdA, een proces van bezinning doormaakte. Populistische partijen mogen hun stijl dus misschien matigen wanneer zij bestuursverantwoordelijkheid nemen, daar kunnen zij wel inhoudelijke successen voor terug krijgen.
ANDER ONDERZOEK NAAR POPULISME EN INVLOED Onderzoek naar beïnvloeding van en door Nederlandse populistische partijen op het gebied van politieke stijl is zeldzaam. In België hebben Jagers en Walgrave (2007) onderzoek gedaan naar de populistische communicatiestijl van het Vlaams Blok in vergelijking met andere partijen. Zij deden dit met behulp van honderden minuten ‘zendtijd voor politieke partijen’ aan de hand van een methode om de mate van populisme kwantitatief te scoren. Zij concluderen dat de stijl van het Vlaams Blok nog allerminst is overgeslagen op andere partijen: ‚Vlaams Blok’s aggressive populist communication strategy constantly nurtures the distance between itself and the other parties‛ (ibidem:335). Zij constateren evenals in dit onderzoek dat het floreren van een populistische stijl nauw samenhangt met de positie van de partij: is deze onderdeel van de oppositie of staat toegang tot het bestuur open? Het Vlaams Blok is volgens dit onderzoek echter uniek, omdat het populisme van de partij sterk verbonden is met het ideologische streven ‘België te laten barsten’: ‚*Vlaams Blok+ will probably sustain its populist and corrosive discourse, even when it is in a position to take office‛ (ibidem:336). Een jaar eerder heeft Jagers (2006) zijn proefschrift afgerond waarin aan de hand van een uitgebreide documentenstudie benadrukt wordt dat het Vlaams Blok zeker een aparte positie inneemt in het politieke landschap. Dit proefschrift is weer gebaseerd op ervaring uit eerder onderzoek door Jagers en Walgrave (2003). Hoewel er in België geen specifiek onderzoek gedaan is naar wederzijdse beïnvloeding, lijken de conclusies van voorgaande studies erg op de resultaten van dit onderzoek. In Nederland hebben de Lange en Rooduijn in het kader van een democratic audit recentelijk een onderzoek uitgevoerd naar een ‘populistische tijdsgeest’ in Nederland. De resultaten van dit onderzoek zijn gepubliceerd in een boek over het functioneren van de Nederlandse democratie door Andeweg & Thomassen (red., 2011). Evenals dit afstudeeronderzoek in Almere en Utrecht maken de Lange en Rooduijn gebruik van een analyse van verkiezingsprogramma’s van populistische partijen (Centrum Democraten, LPF, de PVV en de SP) en gevestigde partijen (CDA, PvdA en VVD). Zij hanteren in dit landelijk gerichte onderzoek echter een kwantitatieve scoring van de relevante documenten, waarin deze scriptie voor een kwalitatieve benadering is gekozen. De resultaten lijken echter zeer op de uitkomsten in de twee steden die in dit onderzoek centraal stonden.
96
Zo wordt over de SP gezegd: ‚Het lijkt er op dat de SP zich meer en meer probeert te conformeren aan de regels van het politieke spel en daarom haar anti-elite retoriek tot een minimum heeft beperkt‛ (ibidem:324). De Lange en Rooduijn zien echter ook een ontwikkeling van de taal van gevestigde partijen, deze wordt ‚populairder‛: ‚Dit zou er op kunnen duiden dat de gevestigde partijen zich in beperkte mate hebben laten beïnvloeden door de opkomst van populistische partijen. We kunnen hier echter niet uit concluderen dat er sprake is van een populistische tijdsgeest‛ (ibidem:328). Ook deze uitkomst lijkt sterk op de ontwikkeling van de verkiezingsprogramma’s in Almere en Utrecht: de teksten werden directer, meer op het volk gericht en populairder, maar daarmee niet populistischer. Deze constatering heeft overeenkomsten met de resultaten van het onderzoek naar populistische partijen door Houtman & Achterberg (2010:17): ‚ook politici van niet-populistische partijen [zijn] zichzelf steeds nadrukkelijker (..) gaan distantiëren van wat in minder dan tien jaar tijd ‘de Haagse kaasstolp’ of ‘het Haagse gedoe’ is gaan heten.‛ Houtman & Achterberg doelen hier op een meer op de burger gerichte communicatie en verdere personalisering van de politiek. Van toenemend populisme is dus niet direct sprake, wel concluderen zij evenals de Lange en Rooduijn dat de politiek ‘populairder’ geworden is. De conclusie van de Lange en Rooduijn is dezelfde als die van deze scriptie, alleen dan vanuit een standpunt over de relatie tussen populisme en democratie, positiever geformuleerd: ‚Als dit [gegeven dat populistische partijen hun discours na verloop van tijd matigen] daadwerkelijk het geval is, bevestigt dit dat westerse democratieën een sterk absorberend vermogen hebben en niet direct bedreigd worden door de opkomst van populistische partijen‛ (Andeweg & Thomassen, red., 2011:331). Een laatste bron die aangehaald kan worden is een artikel uit ‘Lokaal bestuur’ door Verdel & Mast (juli 2011). In een interview met Jeltje van Nieuwenhoven, fractievoorzitter van de PvdA in de gemeenteraad van Den Haag, en Adri Duivesteijn, wethouder in Almere, komen enkele interessante uitspraken naar voren over de invloed van de lokale PVV. Zo stelt van Nieuwenhoven over de PVV in haar gemeente: ‚Vanaf het moment dat het landelijk gedoogakkoord werd getekend, zijn ze bij ons niet meer zo agressief. Af en toe gedragen ze zich zelfs salonfähig.‛ Duivesteijn geeft echter aan dat de PVV in Almere niet milder is geworden. Een verklaring voor dit verschil wordt door van Nieuwenhoven gezocht in het feit dat Den Haag dicht bij de landelijke macht ligt, verschillende raadsleden van de PVV Den Haag hebben ook al ervaring op het Binnenhof. Duivesteijn doet nog een opmerkelijke uitspraak: ‚Andere gemeenten mogen blij zijn dat Wilders alleen voor Almere en Den Haag heeft gekozen, want de politieke cultuur in onze gemeenteraad is echt dramatisch veranderd en dat zeg ik zonder enige vorm van overdrijving‛. Uit het artikel blijkt echter dat hij het hier specifiek over de PVV als grootste partij heeft en niet over de andere partijen.
97
ONDERZOEKSMETHODEN VERGELEKEN Opvallend is dat veel van de onderzoeken naar stijlontwikkeling voornamelijk gericht zijn op een documentstudie in combinatie met een kwantitatieve aanpak. Hoewel deze methodiek in genoemde onderzoeken zeer deskundig is uitgewerkt en ook interessant is in het kader van een toekomstige bredere studie naar populistische partijen, kleven er ook een aantal nadelen aan deze keuze. In deze scriptie is bewust gekozen voor een combinatie van documentonderzoek naar verkiezingsprogramma’s en andere relevante geschreven bronnen, aangevuld met interviews. Deze interviews zijn van grote waarde geweest en vertellen het verhaal achter de geschreven bronnen. Bovendien is uiteindelijk gekozen de analyse van de verkiezingsprogramma’s niet kwantitatief, door middel van scoren, aan te pakken. Dit bleek in de praktijk namelijk zeer lastig uitvoerbaar: soms zegt één sterke populistische uitspraak meer dan tien matig populistische uitspraken. Het kiezen van een kwantitatieve scorings-methodiek neemt bovendien een valkuil met zich mee: het kan als vluchtweg worden gebruikt om het onderzoek, ondanks de nog niet uitontwikkelde en diffuse definitie van populisme, toch ‘hard en wetenschappelijk’ te maken. Hoewel dergelijke onderzoeken dus zeker een toegevoegde waarden hebben pleit de ervaring in dit afstudeeronderzoek er voor het te combineren met meer diepgaand kwalitatief onderzoek. Bovendien laat dit onderzoek zien dat, hoewel de lokale context zeker een rol speelt in het scenario, belangrijke ontwikkelingen in de populistische stijl zich op het lokale niveau evengoed voordoen als op het landelijke niveau. Er is veel ervaring met snel groeiende (populistische) partijen op gemeentelijk niveau en deze bestuurslaag is voor onderzoek zeer toegankelijk. Waar landelijke partijen al in tientallen onderzoeken zijn geanalyseerd, daar blijft onderzoek naar lokale partijen achter. Het is dan ook aan te raden om in de toekomst meer aandacht te geven aan de invloed van het populisme in deze bestuurslaag.
VERALGEMENISEERBAARHEID VAN DIT ONDERZOEK Dit onderzoek is vrij uniek in zijn soort: het richt zich expliciet op populisme als politieke stijl in de lokale politiek. Toch is uit de voorgaande studie van soortgelijke onderzoeken wel op te maken of de onderzoeksresultaten uit Utrecht en Almere ook relevant zijn voor andere Nederlandse gemeenten. De resultaten van de andere onderzoeken lijken sterk op die van dit onderzoek: populistische partijen matigen hun discours naar mate de tijd verstrijkt en zij meer inhoudelijke invloed willen uitoefenen, gevestigde partijen laten zich slechts tijdelijk en miniem beïnvloeden door de populistische stijl. Wel kunnen lokale factoren meespelen in de ontwikkeling van populistische partijen: zo lijkt de PVV Den Haag zich sneller aan te passen aan het establishment en zou het Vlaams Blok haar basis vinden in een dergelijk unieke strijd dat zij ook in haar bestuursperiode nog populistisch zou kunnen optreden.
98
Ook is het relevant dat de gevestigde partijen wel een meer ‘populaire’ politiek gaan bedrijven, waarin de burger directer wordt aangesproken en de politicus als persoon belangrijker is geworden, maar dit is nog niet een meer populistische politiek. Abts (2004:454) waarschuwde al voor deze valkuil, de definitie van populisme en haar verschillende elementen moeten strak in de gaten worden gehouden wanneer onderzoek wordt gedaan naar de invloed van populisme op gevestigde partijen.
4.4 TOT SLOT
Wanneer de conclusie uit dit onderzoek vergeleken wordt met de conclusies uit andere onderzoeken kan een kort algemeen beeld worden geschetst van de beïnvloedingsprocessen tussen populistische- en gevestigde partijen. Populisme combineren met bestuursverantwoordelijkheid leidt tot een conflict tussen twee werelden met geheel eigen waarden en principes, populistische partijen zullen over een lange periode van tijd hun stijl dan ook matigen. Het populistische discours botst met andere woorden met de ‘spelregels’ in de Nederlandse politieke cultuur. De gevestigde partijen worden onder invloed van het opkomende populisme opgeschrikt: er breekt een tijd van bezinning aan. In deze tijd komt de relatie tussen burger en bestuur hoog op de politieke agenda, maar de gevestigde partijen geven hun eigen invulling aan dit vraagstuk. Na de tijd van bezinning verdwijnt de invloed op de agenda weer en op termijn – vaak na het nemen van bestuursverantwoordelijkheid - verdwijnt de populistische partij ook weer van het toneel. Wel gaan de gevestigde partijen op de langere termijn een meer populair discours hanteren, deze is echter niet populistischer. Populisme is door de gebreken in onze Nederlandse democratische rechtsstaat een blijvende factor in het politieke landschap maar zal evengoed altijd worden afgeremd door die zelfde democratische rechtsstaat.
99
100
BRONNEN 25 Abts, K. (2004). Het populistisch appel. Voorbij de populaire communicatiestijl en ordinaire democratiekritiek. Tijdschrift voor sociologie, 25(4), 451-476. Albertazzi, D. & McDonnell, D. (red.). (2008). Twenty-first century populism: The Spectre of Western European Democracy. Houndmills, Basingstoke, Hampshire & New York: Palgrave Macmillan. Almere Digitaal (datum onbekend). Internet onderzoek naar kiezersgedrag in Almere 2002/03. Verkregen op 14 juli 2010 van http://digitaal.almere.cc/verkiezingen/20021108-enquete.html. Almere Kennisstad (2010). Almere en innovatie. Verkregen op 21 juli 2010 van http://www.almerekennisstad.nl/de-aanleg-van-glasvezel/almere-de-verglaasde-stad. Almere Markt Onderzoek (2010). Peiling gemeenteraadsverkiezingen 2010. Almere Vandaag. Almere Vandaag (10 februari 2006). GL en PvdA: ‘klaar met LA’. Verkregen op 25 juni 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article376063.ece. Almere Vandaag (16 juli 2009). PVV in raad Almere. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article4935512.ece. Almere Vandaag (16 juli 2009b). PVV: ‘Algeheel messenverbod’. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article4935515.ece. Almere Vandaag (17 juli 2009). PVV schudt fracties uit zomerslaap. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article4941327.ece. Almere Vandaag (23 december 2009). ‘Stop islamisering Almere’. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl//eceRedirect?articleId=5610874&pubId=18629. Almere Vandaag (29 januari 2010). ‘Inkomenseis aan nieuwe inwoners Almere’. Verkregen op 2 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article5757769.ece. Almere Vandaag (18 maart 2010). ‘PVV maakt een schwalbe’. Verkregen op 3 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article5917982.ece. Almere Vandaag (25 maart 2010). De Roon schuift toch aan bij informateur PvdA. Verkregen op 3 juli 2010 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article5939644.ece. Almere Vandaag (28 januari 2011). ‘Tuig’ en ‘geteisem’ mag niet meer. Verkregen op 1 februari 2011 van http://www.almerevandaag.nl/nieuws/almere/article6094041.ece/'Tuig'-en-'geteisem'-mag-niet-meer.
Voor alle overige, niet geschreven bronnen zie bijlage 1. Alle digitale bronnen zijn op te vragen bij de auteur. 25
101
Andeweg, R. & Thomassen, J. (red.) (2011). Democratie doorgelicht. Het functioneren van de Nederlandse democratie. Leiden: Leiden University Press. ANP (15 augustus 2009). PVV wil Eerste Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden Almere en Den Haag in. Verkregen op 2 juli 2010 van http://www.pvv.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=2295&Itemid=1. Bachrach, P., Baratz, M.S., (1963). Decisions and Nondecisions: An Analytical Framework. In: American Political Science Review, 57. In: Scott, J. (red.), 1994, Power, critical concepts. London,:Routledge. Beekink, E., Boonstra, O., Engelen, T. & Knippenberg, H. (red.) (2003). Nederland in verandering: maatschappelijke ontwikkelingen in kaart gebracht, 1800-2000. Amsterdam: Aksant Benschop, L. (2 juli 2008). ‘Populisme? De methode-Pechtold werkt toch ook?’. Verkregen op 18 februari 2010 van http://www.nu.nl/algemeen/1637479/populisme-de-methode-pechtold-werkt-toch-ook.html. Berting, J. in Houtman, D.,Steijn, B.& Male, J. (red.) (2003). Cultuur telt: sociologische opstellen voor Leo d’Anjou. Maastricht: Shaker Publishing BV
.
Bertram, C. (11 maart 2010). Mevr. C. Bertram (PVV). Verkregen op 1 augustus 2011 van http://gemeenteraad.almere.nl/raadsinformatie/raadsleden/Colette_Bertram. Betz, H.G. (1993). The New Politics of Resentment: Radical Right-Wing Populist Parties in Western Europe. Comparative politics, 25(4), 413-427. Bild (6 augustus 2010). Buruma, I. The Return of the Bourgeoisie. Verkregen op 15 september 2010 van http://www.spiegel.de/international/europe/0,1518,699377-2,00.html. Binnenlands Bestuur (26 februari 2010). Hoeflaken, W. van. Leefbaar Utrecht jent machtige top. Verkregen op 1 augustus 2010 van http://www.binnenlandsbestuur.nl/leefbaar-utrecht-jent-machtigetop.150812.lynkx. Binnenlands Bestuur (20 augustus 2010). Bouwmans, H. Verdienste van Leefbaar Utrecht: burgerparticipatie. Verkregen op 1 november 2010 van http://www.binnenlandsbestuur.nl/verdienste-vanleefbaar-utrecht-burgerparticipatie.251994.lynkx. Boogers, M., Lucardie, P. & Voerman, G. (2006). Lokale politieke groeperingen. Belangenbehartiging, protest en lokalisme. Universiteit van Tilburg / Rijksuniversiteit Groningen. Bosch, R. van den (8 maart 2002). Verkiezingsavond Almere: the movie. Almere-City. Verkregen op 5 juli 2010 van: http://www.flevoland.to/incs/gn-hist.psi?jr=2002&ma=03. Bosch, R. van den (17 april 2002). College is geitenwollensokken-club. Almere city. Verkregen op 7 juli 2010 van http://www.flevoland.to/incs/gn-hist.psi?jr=2002&ma=04.
102
Bosch, R. van den (1 mei 2002). Jan Lankreijer: sociaal liberale Leefbaare wethouder. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://almere.flevoland.to/incs/arch-dag.php?i=480. Bosch, R. van den & Franken, R. (19 maart 2002). Leefbaar Almere geeft college-formatie op. Almere City. Verkregen op 5 juli 2010 van http://www.flevoland.to/incs/gn-hist.psi?jr=2002&ma=03. Bovend’Eert, P.P.T. & Kummeling, H.R.B.M.(2010). Het Nederlandse Parlement. Nijmegen/Utrecht: Kluwer. Brands, K. & Praag P. van (red.) (2005). Politiek en media in verwarring: de verkiezingscampagnes in het lange jaar 2002. Amsterdam: Het Spinhuis. Bromet, F. (2010). Voet tussen de deur bij de PVV. 2-delige televisie-documentaire. NCRV. Canovan, M. (1999). Trust the People! Populism and the Two Faces of Democracy. Political studies, 47(1), 2-16. CDA Almere (2002, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. CDA Almere (4 juni 2005). Het CDA is achterkamertjespolitiek zat. Verkregen op 3 maart 2011 van http://www.cda-almere.nl/archief.html. CDA Utrecht (1998, 2000, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Chorus, J. & Galan, M. de (2006). In de ban van Fortuyn, reconstructie van een politieke aardschok. Amsterdam: Olympus. Clemens, J. (1983). Polls, Politics and Populism. Aldershot: Gower. Cuperus, R. (2005). ‚Ik ben uw leider, dus ik volg u‛, de alarmerende lokroep van het populisme. Ons Erfdeel. 55(3), 349-357. D66 Almere. Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. D66 Utrecht. Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Dahrendorf, R. (2003). Acht Anmerkungen zum Populismus.Eurozine. Verkregen op 24 maart 2010 van: http://www.eurozine.com/pdf/2007-09-18-dahrendorf-de.pdf. Damen, S. (2001). Strategieën tegen extreem-recht. Het Cordon Sanitair onder de loep. Tijdschrift voor de sociologie. 22 (1), 89-110. Davidović, M., Donselaar, J. van, Rodrigues P.R. & Wagenaar, W., Het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de PVV, in Donselaar, J. van & Rodrigues, P.R. (red.) (2008). Monitor Racisme en Extremisme. Achtste Rapportage. Amsterdam: Anne Frank Stichting, Leiden: Universiteit Leiden. Dalton, D.N. (1980). Why is the ad populum a fallacy? Philosophy and Rhetoric, 13 (4), 264-278.
103
Denemark, D., Bowler, S. & Donovan, T. (2003).Populist Parties and Support for Direct Democracy. Refereed paper presented to the Australasian Political Studies Association Conference. University of Tasmania, Hobart. Verkregen op 1 december 2010 van http://parlinfo.aph.gov.au/parlInfo/download/media/pressrel/5OUA6/upload_binary/5oua64.pdf;fileType =application/pdf. De Pers (6 maart 2010). Leefbaar wil niet samen met PVV. Devos, C. (red.) (2006). De kleermakers van de keizer. Inleiding tot politiek en politieke wetenschappen. Gent: Academia Press. Dijk, A.J.A. van (11 maart 2010). Dhr. A.J.A. van Dijk (PVV). Raadsinformatie Almere. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://gemeenteraad.almere.nl/raadsinformatie/raadsleden/Toon_van_Dijk. Duivesteijn, A. & Visser, A. (juni 2010). Spindoctors van de PVV laten vals licht over Almere schijnen. Nieuwspoort nieuws, 48 (2), 8-10. Duivesteijn, A. (22 februari 2011). Discriminatie of bot taalgebruik. Volkskrant. Verkregen op 22 februari 2011 van http://opinie.volkskrant.nl/artikel/show/id/7907/Discriminatie_of_bot_taalgebruik%3F. Eeden,E. van (2008). Leefbaar Utrecht: acht jaar vernieuwing en beroering in de Utrechtse politiek (19982006).Vianen: Optima. Elchardus, M. (2002). De dramademocratie. Tielt: Lannoo. Elsevier (21 september 2007). Leefbaar Utrecht voelt zich belazerd door PvdA. Verkregen op 3 januari 2011 van http://www.elsevier.nl/web/10139739/Nieuws/Nederland/Leefbaar-Utrecht-voelt-zich-belazerd-doorPvdA.htm. Elsevier (9 september 2008). Dijkman, A. Rouvoet vindt debat in Kamer ‘plat en populistisch’. Verkregen op 26 maart 2010 van http://www.elsevier.nl/web/10202586/Nieuws/Politiek/Rouvoet-vindt-debat-in-Kamer-platen-populistisch.htm. Engbersen, G. & Snel, E. (2 november 2010). Fatale remedies en problemen van de grote stad. Lessen voor Almere. Presentatie aan de Almeerse gemeenteraad Eijk, C. van der, (2001). De kern van de politiek. Het spinhuis/Maklu. Europa-Nu (2010). Populisme als politiek drijfzand. Verkregen op 28 februari 2010 van http://www.europanu.nl/9353000/1/j9vvh6nf08temv0/vi349ec7kfzx?ctx=vhk6kiqw1uzk&v=1&start_tab1=28. Factcheck (21 maart 2010). De PVV en de bruinhemden. Verkregen op 2 juli 2010 van http://www.factcheck.nl/?p=437. Gallie, W.B.(1956). Essentially Contested Concepts. Proceedings of the Aristotelian Society, 56, 167-198. Gee, J.P. (1999). An introduction to Discourse Analysis. Theory and Method. London: Routledge.
104
Gemeente Almere. Concernstaf, steller: Huisman, M. (25 november 2003). Almere in de peiling 2002. Almere: gemeente Almere. Gemeente Almere (juni 2010). Veiligheidsmonitor, wijkpeiling 2009, Almeerders over hun wijk. Almere: gemeente Almere. Geurtsen, K. & Geels, B. (2010). Undercover bij de PVV. Den Haag: Sirene Graaf, L. de (2007). Gedragen beleid. Een bestuurskundig onderzoek naar interactief beleid en draagvlak in de stad Utrecht. Delft: Eburon. Groene Amsterdammer, De (9 maart 2002). Brouwer, A. De nieuwe ombudsmannen. Opmars der leefbaren. Verkregen op 10 juli 2010 van http://www.groene.nl/2002/10/de-nieuwe-ombudsmannen. Groene Amsterdammer, De (16 juni 2010). De opkomst der populisten. Verkregen op 20 mei 2011 van http://www.groene.nl/2010/24/de-opkomst-der-populisten. Groenen, T., Harmes, J.K. & Sheikhi, S. (niet gepubliceerd, 2008). De opkomst en invloed van Leefbaar Utrecht. Groenlinks Almere (2002, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. Groenlinks Almere (18 mei 2010). Groenlinks niet in het College Almere. Verkregen op 1 februari 2011 van http://almere.groenlinks.nl/oppositie. Groenlinks Utrecht (1998, 2000, 2006 en 2010). Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Groenlinks Utrecht (10 maart 2003). Jaarverslag 2002. Hoekstra,E. (2008). Leve het populisme, over regenten en hun critici. Leeuwarden: Elikser. Horst, G. ter (2009). Toespraak minister Ter Horst bij de opening van het academisch jaar aan de Universiteit van Amsterdam. Verkregen op 10 maart 2010 van http://www.minbzk.nl/@121520/nieuw. Houtman, D. & Achterberg, P. (2010). Populisme in de polder. Stemmen en mopperen in een postconfessionele politieke cultuur. Kritiek: Jaarboek voor socialistische discussie en analyse. Amsterdam: Aksant. Verkregen op 1 mei 2011 van http://repub.eur.nl/res/pub/20820/Jaarboek%20Kritiek%20%20Houtman%20en%20Achterberg%20FINAL.pdf. Huis, F. (niet gepubliceerd). Memoires. Huis, F. (26 februari 2010). Nader tot de Roon. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.fritshuis.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=164:nader-tot-deroon&catid=1:algemeen. Hulshof, M. & Verhey, E. (23 maart 2002). De zegetocht van de proteststemmers. Verkregen op 5 juli 2011 van http://www.michielhulshof.nl/?p=109.
105
Jager, J. (2006). De Stem van het Volk. Populisme als concept getest bij Vlaamse politieke partijen. Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad Doctor in de Politieke en Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Antwerpen. Antwerpen: Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, Departement Politieke Wetenschappen, Universiteit van Antwerpen. Jagers, J. & Walgrave, S. (2003). Politiek gaat over de mensen. Populistische retoriek bij de Vlaamse politieke partijen. Samenleving en Politiek, 10 (22). Jagers, J. & Walgrave, S. (2007). Populism as political communication style. An empirical study of political parties’ discourse in Belgium. European Journal of Political Science, 46 (3), 319-345. Judis, J.B. & Teixeira, R. (2002).The emerging Democratic Majority. New York: Scribner. Kaashoek, P. (2002). Demoniseren in de krant. Verkregen op 20 mei 2011 van http://www.pietkaashoek.com/demoniseren_in_de_krant.htm. Kazin, M. (1995).The populist persuasion: an American history. New York: Basic Books. Kiesraad (2010). Verkiezingsuitslagen Gemeenteraad 2010 – Almere. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.verkiezingsuitslagen.nl/Na1918/Verkiezingsuitslagen.aspx?VerkiezingsTypeId=3. Koole, R.A. (8 december 2006). Politiek en tegenpolitiek in de Nederlandse democratie. Politici, journalisten en wetenschappers in de ban van het populisme. Oratie uitgesproken door Prof. Dr. R.A. Koole bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de Politicologie, i.h.b. met betrekking tot de Nederlandse politiek en haar institutionele ontwikkeling aan de Universiteit Leiden op 8 december 2006. Leiden: Universiteit Leiden Laclau, E. (1977). Politics and Ideology in Marxist Theory.London: New Left Books. Lange, S. van (2011). De populistische Zeitgeist in West-Europa. Voordracht te houden tijdens de themabijeenkomst van de Afdeling Letterkunde der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op maandag 14 maart 2011. Verkregen op 1 april 2011 van: http://www.knaw.nl/Content/Internet_KNAW/publicaties/pdf/110314_Lange.pdf. Le Monde (4 september 2010). La Belgique et les Pays-Bas malades du populisme. Verkregen op 1 fenruari 2011 van http://www.lemonde.fr/europe/article/2010/09/04/la-belgique-et-les-pays-bas-malades-dupopulisme_1406652_3214.html. Leefbaar Almere (geen datum). Kandidaten. Verkregen op 1 juli 2011 van http://www.leefbaaralmere.nl/wp/kandidaten/. Leefbaar Almere (2002, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. Leefbaar Almere (6 april 2002). Onvrede in het paradijs. Volkskrant. Leefbaar Almere (2003). Jaarverslag maart 2002-2003.
106
Leefbaar Almere (24 april 2008). Leve het onbezonnen populisme. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.leefbaaralmere.nl/0610/index2.php?option=com_content&do_pdf=1&id=430. Leefbaar Almere (10 oktober 2008). Ziende blind horende doof. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.leefbaaralmere.nl/0610/index.php?option=com_content&task=view&id=466. Leefbaar Almere (30 juni 2011). Het roer gaat om. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.leefbaaralmere.nl/2010/index.php?option=com_content&view=article&id=95:het-roer-gaatom&catid=7:voorpagina. Leefbaar Utrecht (1998, 2000, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Lijphart, A. (1999). Patterns of Democracy .Government Forms and Performance in Thirty-Six Countries. New Haven: Yale University Press. Lucardie, A.P.M. (2007).Rechts-extremisme, populisme of democratisch patriotisme? Opmerkingen over de politieke plaatsbepaling van de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland. Jaarboek 2007. Groningen: Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen. Mayer, N. (2005). Radical Right Populism in France. How much of the 2002 Le Pen votes does populism explain? Symposium ‚Globalization and the radical right populism‛. Centre for the Study of European Politics and Society, Ben Gurion University of the Neguev. Mény, Y. & Surel, Y. (2001).The constitutive ambiguity of populism in Mény, Y. &Surel, Y. (red.) (2001). Democracies and the populist challenge. Morgen, de (2 maart 2011). Desmet, Y. Alles is beter dan ‘Hollandse toestanden’. Verkregen op 3 maart 2011 van http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1230025/2011/03/02/Alles-is-beter-danHollandse-toestanden.dhtml?sms_ss=facebook&at_xt=4d6f6c366502cac6%2C1. Mudde, C. (2004). The Populist Zeitgeist. Government and opposition, 39 (4), 542-563. Mudde, C. (2007). Populist Radical Right Parties in Europe. New York: Cambridge University Press. NCRV (20 maart 2002). Interview met Arie Willem Bijl. Het onderzoek. Nederlands Dagblad (18 april 2009). Jong, P.H. Zijderveld gruwt van populisme dat CDA besmet. Verkregen op 26 maart 2010 van http://www.nd.nl/artikelen/2009/april/28/zijderveld-gruwt-van-populisme-datcda-besmet. Neprom (2004). Vereniging Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen. Tussen vrijheid en gevangenschap. Pro Magazine, 2 (1), 30. Noordhollands Dagblad (22 februari 2010). CDA en PVV verwijten PvdA 'cordon sanitaire'. Verkregen op 10 maart 2010 van http://www.noordhollandsdagblad.nl/nieuws/thema/article5837889.ece/CDA-en-PVVverwijten-PvdA-'cordon-sanitaire'.
107
NOS (24 februari 2006). De Leefbaren, een tijdelijk verschijnsel? Verkregen op 1 maart 2011 van http://nos.nl/artikel/121395-de-leefbaren-een-tijdelijk-verschijnsel.html. NOS (3 februari 2010). CDA Almere sluit de PVV niet uit. Verkregen op 2 juli 2010 van http://nos.nl/artikel/133963-cda-almere-sluit-de-pvv-niet-uit.html. NOS (12 augustus 2010). Rechts imago nekt leefbaar-partijen. Verkregen op 1 november 2010 van http://nos.nl/artikel/178019-rechts-imago-nekt-leefbaarpartijen.html. NOVA Politiek (25 februari 2010). Almere. Tv-uitzending Nova. NPS/NOS. NRC Handelsblad (6 november 2000). De politiek van ‘kut’ en ‘godverdomme’. NRC Handelsblad (6 maart 2010). Hoofddoekjes en knieschot staan niet in collegeprogram. Verkregen op 2 juli 2010 van http://www.nrc.nl/binnenland/article2498395.ece/Hoofddoekjes_en_knieschot_staan_niet_in_collegeprogram. NRC Handelsblad (31 oktober 2009). Balkenende: Populisme heerst in Den Haag. Verkregen op 18 februari 2010 van http://www.nrc.nl/binnenland/article2402241.ece/Balkenende_populisme_heerst_in_Den_Haag. NRC Handelsblad (24 maart 2009). Vlasblom, D. Rechts populisme groeit tegen de recessie in. Sociologen schrijven de virtuele winst van Wilders toe aan groeiend wantrouwen jegens de verzorgingsstaat. Verkregen op 26 maart 2010 van http://www.nrc.nl/wetenschap/article2191198.ece/Rechts_populisme_groeit_tegen_de_recessie_in. Nu.nl (2 juni 2010). PVV Almere bundelt krachten in oppositie. Verkregen op 1 april 2011 van http://www.nu.nl/politiek/2260578/pvv-almere-bundelt-krachten-in-oppositie.html. Ostaaijen, J.J.C. & Tops, P.W. (2007). De erfenis van vier jaar Leefbaar Rotterdam. Justitiële verkenningen, 33 (2), 21-30. Peeters, K., (2001). Verdeelde macht. Een onderzoek naar invloed op Rijksbesluitvorming in Nederland. Amsterdam: Boom. Pels, D. (19 november 2008). Tjalling Swiersma, Populisme moet blijven. Verkregen op 10 maart 2010 van http://www.managementenliteratuur.nl/1104/populisme_moet_blijven. Pers, de (18 februari 2011). Rutte waarschuwt voor Belgische toestanden. Verkregen op 18 februari 2011 van http://www.depers.nl/binnenland/546512/Rutte-vreest-Belgische-toestanden.html. Petities.nl (30 november 2009). Leefbaar Utrecht vraagt in raad om petities via internet. Verkregen op 4 september 2010 van http://petities.nl/nieuws/leefbaar-utrecht-vraagt-in-raad-om-petities-via-internet. PvdA Almere (2002, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. PVV Almere (25 februari 2010). Speech Geert Wilders bij PVV-avond in Almere. Verkregen op 10 augustus 2011 van http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/55-edities/2630-speech-geert-wildersbij-pvv-avond-in-almere.html.
108
PVV Almere (13 maart 2010). PVV-fractie geïnstalleerd in de Almeerse gemeenteraad 11 maart 2010. Verkregen op 1 juli 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=60:pvv-fractie-geinstalleerd-in-dealmeerse-gemeenteraad-11-maart-2010&catid=2:algemeen-nieuws&Itemid=5. PVV Almere (17 maart 2010). PVV wordt in Almere in oppositierol gedrukt. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=61:pvv-wordt-in-almere-inoppositierol-gedrukt&catid=2:algemeen-nieuws&Itemid=5. PVV Almere (3 december 2010). Wethouder liegt 6,3 miljoen bij elkaar. Verkregen op 2 november 2010 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=65:wethouder-liegt-63-miljoen-bijelkaar&catid=1:persberichten&Itemid=9. PVV Almere (7 januari 2011). PVV wil duidelijkheid over declaraties wethouder Duivesteijn. Verkregen op 1 maart 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=74:pvv-wilduidelijkheid-over-declaraties-wethouder-duivesteijn. PVV Almere (18 januari 2011). Wethouder onderwijs moet terug naar school. Verkregen op 1 maart 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=78:wethouder-onderwijs-moetterug-naar-school. PVV Almere (28 januari 2011). PVV laat zich niet de mond snoeren. Verkregen op 1 februari 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=82:pvv-laat-zich-niet-de-mondsnoeren&catid=1:persberichten&Itemid=9. PVV Almere (4 februari 2011). Wethouder Scholten gaat gezellig doen met vastgoedpenose. Verkregen op 1 maart 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=84:wethouderscholten-gaat-gezellig-doen-met-vastgoedpenose&catid=1:persberichten&Itemid=9. PVV Almere (28 april 2011). PVV boycot aanbieden voorjaarsnota. Verkregen op 2 mei 2011 van http://www.pvvalmere.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=101:pvv-geenapplausmachine&catid=2:algemeen-nieuws&Itemid=5. PvdA Utrecht (1998, 2000, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Reussing, G.H. (1996). Politiek-ambtelijke betrekkingen en het beginsel van de machtenscheiding. Academisch proefschrift. Enschede: Twente University Press. Reybrouck, D. van. (2008). Pleidooi voor populisme. Amsterdam: Querido. Rijksoverheid (2010). Artikel 12-gemeenten. Verkregen op 16 juli 2010 van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/gemeentelijke-financien/artikel-12-gemeenten. Roon, R. de (21 december 2009). Ook PVV Almere krijgt Kamerlid als lijsttrekker. Laatste Nieuws. Verkregen op 2 augustus 2011 van http://www.laatstenieuws.nl/archives/6715/ook-pvv-almere-krijgt-kamerlidals-lijsttrekker.
109
Rovers, B., Moors, H., Bruinsma, M. & Fijnaut, C. (2009). Criminaliteit en veiligheid in New Town Almere (1984-2030): ontwikkelingen en opgaven, in: Christiaensen, S. & Bruggeman, W. (red.) (2009). Afdwingbaarheid integrale veiligheid; met zachte of harde hand, of helemaal niet. Cahier integrale veiligheid. Brussel: Politiea. Schendelen, M. van, (red) (1990). Kernthema’s van de politicologie. Meppel:Boom. Spiegel (13 oktober 2008). Mayr, W. Jörg Haider’s Legacy. The Death of a Right-Wing Populist. Verkregen op 1 juli 2010 van http://www.spiegel.de/international/europe/0,1518,583790,00.html. Stanley, B. (2008).The thin ideology of populism. .Journal of Political Ideologies, 13 (1), 95-110. Studio Almere & Omroep Flevoland (6 juli 2002). Televisie uitzending: politiek café. Telegraaf (26 januari 2010). Lijsttrekker Leefbaar Almere bespuwd. Verkregen op 1 maart 2010 van http://www.telegraaf.nl/binnenland/5886491/__Politicus_Almere_bespuwd__.html. Telegraaf (5 maart 2010). Almere verscheurd door PVV-overwinning. Verkregen op 1 juni 2010 van http://www.telegraaf.nl/binnenland/6211097/__Almere_verscheurd_door_PVV-overwinning__.html?cid=rss. Telegraaf, de (27 maart 2010). Van der Vlies waarschuwt voor populisme. Verkregen op 27 maart 2010 van http://www.telegraaf.nl/binnenland/6395016/___Populisme_bedreigt_ons_land___.html?p=11,2. Telegraaf (20 mei 2010). Stenberg wethouder Almere. Verkregen op 21 juli 2010 van http://www.telegraaf.nl/binnenland/6748227/__Stenberg_wethouder_Almere__.html?sn=binnenland,buitenland. Tella, T.S. Di (1997).‘Populism into the Twenty-First Century’. Government and Opposition, 32 (2), 187-200. The International Herald Tribune (5 augustus 2002). Gore, A. The people versus the powerful. Verkregen op 10 maart 2010 van http://www.uni-muenster.de/PeaCon/global-texte/g-w/n/gore-versuspowerful.htm. Trouw (4 november 2000). Marlet, G. Burgers van Utrecht winnaar. Trouw (24 november 2001). Boevink, W. Broddelwerk, broddelwerk. Vara (1994). Polderpolitiek. Televisiedocumentaire voor het programma Impact. Veld, R. in ‘t (16 december 2009). Ere wie ere toekomt. Lofrede, uitgesproken op 16 december 2006 te arnhem. Verkregen op 20 juni 2011 van http://www.vitalizingdemocracy.org/site/downloads/760_304_FEST_LofredeRoelInTVeld_161209.pdf. VK Blog (3 januari 2011). Nieuwjaarsreceptie, de PVV en Almere. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.vkblog.nl/bericht/363279/Nieuwjaarsreceptie,_de_PVV_en_Almere. Voerman, G. (2009). Van Mao tot marketing. Over het populisme van de SP. Socialisme en democratie , 66 (9), 26-32.
110
Volkskrant, De (10 april 1999). Kruijt, M. stairway to heaven van Leefbaar Utrecht. Verkregen op 1 augustus 2010 van http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article798259.ece/stairway_to_heaven_van_Leefbaar_Utrecht. Volkskrant, De (7 maart 2000). Centrumplan Utrecht lijkt te wankelen. Verkregen op 1 augustus 2010 van http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article836998.ece/Centrumplan_Utrecht_lijkt_te_wankelen. Volkskrant, De (1 maart 2006). Verlies lokale partijen ten onrechte voorspeld. Volkskrant, De (29 februari 2008). Almere lelijkste plek van Nederland. Verkregen op 18 juni 2010 van http://www.volkskrant.nl/binnenland/article508719.ece/Almere_lelijkste_plek_van_Nederland. Volkskrant, De (2 april 2010). Wilders: hoofddoekjesverbod geen breekpunt. Verkregen op 1 augustus 2011 van http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2788/Geert-Wilders/article/detail/989625/2010/04/02/Wildershoofddoekjesverbod-geen-breekpunt.dhtml. Volkskrant, De (22 april 2011). Giesen, P. PVV achter schrappen lezing von der Dunk. Verkregen op 22 april 2011 van http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/1878867/2011/04/22/PVV-achterschrappen-lezing-Von-der-Dunk.dhtml. VPRO (26 oktober 2007). Mussert, boer Braat en Boer Koekoek gingen Rita voor. Populisme is vooral een politieke stijl, leert de geschiedenis. VPRO Geschiedenis. Verkregen op 2 augustus 2010 van http://geschiedenis.vpro.nl/artikelen/37374887. VVD Almere (2002, 2006, 2010). Verkiezingsprogramma’s 2002, 2006 en 2010. VVD Utrecht (1998, 2000, 2006 en 2010). Verkiezingsprogramma’s 1998, 2000, 2006 en 2010. Westbroek, H. (8 mei 2002). Henk Westbroek stapt uit de politiek. Verkregen op 1 november 2010 van http://www.henkwestbroek.com/2002/henk-westbroek-stapt-uit-politiek. Worsley, P. in Krieger, J. (red.) (1977). The Oxford Companion to Politics of the World. Oxford: Oxford University Press. Wrong, D.H., (1995). Power. Its forms, bases and uses. New Brunswick:Transaction Publishers. Zeit, Die (8 juni 2010). Lebert, S. Populismus ist Käse. Verkregen op 1 augustus 2010 van http://www.zeit.de/2010/23/Niederlande-Populismus?page=1.
111
112
BIJLAGE 1: OVERIGE BRONNEN INTERVIEWLIJST Naam
Functie
Anoniem
Voormalig gemeenteraadslid Groenlinks Utrecht
Daniëlle van den Broek
Voormalig raadslid VVD Utrecht
Henk Hasper
Raadslid CDA Almere
Frits Huis
Fractievoorzitter Leefbaar Almere
Klaas Jongejan
Raadslid VVD Almere
Cocky Kuipers
Fractievoorzitter D66 Almere
Alphons Muurlink
Fractievoorzitter PvdA Almere
Dr. Julien van Ostaaijen
Onderzoeker Tilburge School voor Politiek en Bestuur (Universiteit van Tilburg)
Ruud Pet
Fractievoorzitter Groenlinks Almere
Bert van der Roest
Voormalig raadslid PvdA Utrecht
Berdien Steunenberg
Voormalig raadslid en huidig wethouder CDA Almere
CONGRESSEN, SYMPOSIA EN LEZINGEN Naam
Datum
Lokatie
De zegen van het populisme
23 maart 2011
Universiteit van Tilburg
Noam Chomsky, Contours of Global Order: Domination, Instability and Xenophobia in a Changing World.
13 maart 2011
Westerkerk, Amsterdam
Koen Vossen, Populisme in Nederland
27 april 2010
Rijksuniversiteit Groningen
Maarten van Rossem lezing
8 december 2010
Bibliotheek, Rosmalen
OBSERVATIE RAADSVERGADERINGEN Er zijn ongeveer tien raadsvergaderingen bijgewoond in de periode februari 2010 tot en met juni 2011 in zowel Utrecht als Almere. Een gedetailleerde lijst met data en onderwerpen is niet beschikbaar. De observaties zijn slechts gebruikt als controlemiddel voor uitspraken van politici en andere betrokkenen in documenten en in interviews.
113
BIJLAGE 2: INTERVIEWVRAGEN Deze vragen zijn per respondent aangepast en aangevuld. Zo zijn vragen gesteld over de specifieke houding van de betreffende partij en over recente uitlatingen van de betreffende persoon. Hieronder volgt een algemene lijst van interviewvragen. Inleidende vragen
Heeft u veel contact met de gevestigde / populistische partij X? Alleen in de raadsvergadering of ook daarbuiten?
Hoe probeert u gevestigde / populistische partij X te bereiken?
Hoe stelt de gevestigde / populistische partij X zich volgens u tot nu toe op in het debat?
Heeft gevestigde partij X er voor de verkiezingen voor gekozen populistische partij X direct te veroordelen of heeft de partij eerst afgewacht? Waarom en op welke manier?
Kernvragen
Merkt u enige veranderingen in de stijl van vergaderen? Is het debat scherper? Zet populistische partij X zich af tegen de andere partijen (gevestigde orde) en zo ja, in welke mate? Heeft dat ook invloed op de manier waarop andere partijen elkaar benaderen?
Hoe uiten deze nieuwe verhoudingen zich concreet?
Wij-zij tegenstelling? Simplisme? Het volk is een en ondeelbaar?
Op welke manier oefent de populistische / gevestigde partij X invloed uit op andere partijen? Heeft u daar voor/na de verkiezingen iets van gemerkt? En ziet u al verschuivingen binnen de populistische partij X nu zij een tijd onderdeel uitmaken van het bestuur?
Is samenwerking tussen gevestigde partij X en de populistische partij X in de oppositie altijd uitgesloten? Is dat niet schadelijk voor de rol van de oppositie als controleur van het college? (de eenheid ontbreekt dan immers binnen de oppositie).
Almere
In hoeverre lijkt de opkomst van de PVV nu op de opkomst van Leefbaar Almere in 2002? En welke verschillen ziet u? Hoe komt dat?
Op welke manier heeft Leefbaar Almere zich in de loop der tijd ontwikkelt? Nog steeds protestpartij of nu onderdeel van de gevestigde partijen?
Is de PVV concurrentie voor Leefbaar Almere? Is dat een belangrijke reden voor Leefbaar Almere om zich tegen deze partij af te zetten?
Populisme: positief of negatief?
Hoe komt het volgens u dat er in Almere (of eventueel Utrecht) al diverse keren zogenaamde ‚protestpartijen‛ forse winst maken in de verkiezingen?
Hoe benadert u de kiezersgroep die op dit moment populistische partij X stemt? Wat is dit voor groep volgens u en hoe denkt u deze het beste te bereiken?
114
Welke strategie gebruiken populistische partijen volgens u voornamelijk? (mobiliseren van mensen, media-aandacht genereren?)
Wat is volgens u populisme en in waarom kan partij X niet populistisch genoemd worden?
Ziet u de politieke stijl van de populistische partij X voornamelijk als een bedreiging of ziet u er ook kansen in?
Op welke manier uit het zich op dit moment en uitte dit zich in het verleden in Almere/Utrecht? Welke voordelen? Welke nadelen?
Toekomst
Hoe ziet u de toekomst van de populistische partij X in Utrecht/Almere? Zullen zij bepaalde dingen voorgoed veranderen binnen het bestuur? Zullen zij meer naar het bestuur toegroeien? Zullen zij als partij blijven bestaan? ?
Ziet u populisme als een trend die vanzelf weer zal afnemen? Of zal het de politiek van de komende decennia sterk gaan bepalen? Wat kunt u hier zelf aan doen?
115
Lokaal populisme in Nederland. Scriptie Bestuurskunde, Teun Groenen, Universiteit van Tilburg, 22 augustus 2011.
116