‘Soms moet je gewoon stappen zetten’ Duurzaamste Nederlander Marjan Minnesma
thema: meten van duurzaamheid Meten is weten
Is er een automerk dat zich het groenst mag noemen? nummer 4 - herfst 2012
in beeld fotografie Dreamstime
Hoe duurzaam is duurzaam? Veel producenten claimen verantwoorde chocolade te maken. Daarbij reppen ze veelvuldig over het verlagen van de CO2-uitstoot, al ontbreken exacte gegevens daarover. Gebruik van groene en eerlijke grondstoffen speelt bovendien een belangrijke rol, maar ook daarover ontbreken feiten en cijfers. ‘Duurzaam’ klinkt natuurlijk wel lekker en die beleving voegt een extra dimensie toe. Maar of dat verantwoord is …
p02 - 95 herfst 2012
95
TESTEN EN METEN
p4 Marjan Minnesma, duurzaamste Nederlander volgens dagblad Trouw, over duurzame stappen durven zetten
p10 Het verantwoorde inkoopbeleid van de overheid p14 Duurzaamheidscan agrofoodsector: leren van een andere branche
p17 Dossier Duurzaamheid meten p29 Column Prof. Dr. Jan Jonker over nieuwe businessmodellen p30 Care Schadeservice: Grootschalige aanpak bedrijfsvoering p34 Welke fabrikant is het groenst? p38 Woordenlijst Duurzaamheid p40 Nieuws, media, gadgets
p42 95 kort
p44 Meten met de gaspenning
Ik ken maar weinig organisaties die geen belang hechten aan duurzaamheid. Toch is er nog vaak een kloof tussen denken en doen. Ik vind dat begrijpelijk. Rondom veel duurzaamheidsinitiatieven hangt nog steeds een zweem van idealisme. Het streven naar ecologisch rendement is dan lovenswaardig, maar er is geen aantrekkelijk economisch rendement. En dat gebrek aan economische opbrengst weerhoudt veel bedrijven ervan om de daad bij het woord te voegen. Immers, de salarissen en alle andere kosten moeten ook betaald worden. Duurzaamheid werkt daarom vooral als het ook economisch rendement oplevert. ARN zoekt daarvoor steeds de mogelijkheden. Een mooi voorbeeld vind ik de recycling van vezels uit bekledingsresten van auto’s. Deze vezels werden voorheen gebruikt om rioolwaterslib mee te drogen. Weliswaar een nuttige toepassing, maar niet de meest hoogstaande vorm van recycling. Dankzij onderzoek en ontwikkeling worden de vezels nu gecombineerd met restanten van poedercoating. Dat levert een uiterst bruikbare stof op waarvan plaatmaterialen worden gemaakt voor constructieve toepassingen. Een zelfde voorbeeld uit de praktijk van ARN betreft de toepassing van minerale fractie. Dit werd gebruikt als vulmateriaal, maar deze recyclingtoepassing was economisch niet zo gunstig. Nu worden ze toegepast in bakstenen en straatnaambordjes. Het wikken en wegen van economisch en ecologisch rendement luistert nauw bij dit soort ontwikkelingen. Telkens als een toepassing is bedacht, starten we met nieuw onderzoek naar nog rendabeler mogelijk heden. Om dan de beste optie te weten, moeten we goed testen en meten. Daarvoor hebben we als ARN diverse instrumenten in huis, zoals de Ecotest en de ARN-Milieuscan. Onze ambities op recyclinggebied staan of vallen bij de kwaliteit van dit soort instrumentarium. We zullen in het verder ontwikkelen daarvan dan ook veel aandacht en energie blijven steken. ir. Arie de Jong, CEO ARN
nummer 4 - herfst 2012 95 herfst 2012 - p03
marjan minnesma, urgenda
‘duurzaamheid is durven’
tekst Robbert Jan Sabel fotografie Maarten Corbijn
Niet praten maar poetsen. Dat is het motto van Marjan Minnesma, nummer 1 in de Duurzame 100 van dagblad Trouw.
p04 - 95 herfst 2012
marjan minnesma, urgenda
95 herfst 2012 - p05
marjan minnesma, urgenda
Duurzaamheid is volgens Marjan Minnesma vooral een kwestie van doen, waarbij niet alles controleerbaar en meetbaar hoeft te zijn. ‘Soms moet je gewoon stappen zetten. Anders gebeurt er nooit iets.’
M
et haar pragmatische instelling heeft Minnesma al veel duurzame successen geboekt. Sinds 2007 zet ze haar doenersmentaliteit in als directeur van Urgenda, een stichting die Nederland sneller wil verduurzamen via concrete acties van particulieren en het bedrijfsleven. Zo heeft zij in 2011 50.000 zonnepanelen verkocht aan particulieren, scholen, bedrijven en kerken, zonder subsidie van de overheid.
Tomeloze energie
Minnesma’s daadkracht en innovativiteit leidde eind 2011 tot de toppositie in de Duurzame 100, de Trouwlijst met invloedrijkste Nederlanders op het gebied van duurzaamheid. Volgens de jury steekt ze met kop en schouders uit boven de andere voorlopers, zoals Paul Polman, CEO van Unilever (nummer 2 op de lijst), en Wubbo Ockels, hoogleraar duurzame technologie (nummer 3). Minnesma verklaart haar succes zelf als volgt: “Ik zit al twintig jaar in de milieuwereld, daardoor ken ik heel veel mensen. Bovendien heb ik een energieoverschot en ben ik van het doen. Dat slaat nu aan.” De vechtstrategie van de ‘oude’ milieubeweging is niets voor Minnesma. Ze kiest niet voor de aanval maar voor openheid en altijd zeggen waar het op staat.
“Als iemand me vraagt voor de organisatie van een congres, laat ik direct weten dat ik liever iets actievers doe. Ik zeg het ook eerlijk als ik niet met partijen wil samenwerken omdat ik vind dat ze remmers zijn. Ik ga niet voor de lieve vrede of het poldermodel. Dat werkt alleen maar vertragend. Ik ben graag to the point, maar wel op een positieve manier. Ik houd van verleiden en verbinden en nieuwe coalities smeden. Op die manier krijg je mensen mee.”
Durven
Minnesma pleit voor passie en optimisme om een duurzame wereld te realiseren. De tijdgeest werkt echter niet mee. We leven volgens haar in een periode waarin we elkaar in een verstarrende greep houden met repressie, protocollen en controle. “Vanuit wantrouwen en angst proberen we grip op de samenleving te krijgen met regels en toezicht. En die regels en dat toezicht voeden vervolgens weer angst en wantrouwen.” Minnesma vindt dat we op dat punt te ver zijn doorgeslagen. “We moeten niet de illusie hebben dat alles meetbaar en regelbaar is. Die drang leidt tot starheid en bureaucratie. Ik hoop dat we de weg terugvinden naar hartstocht en daadkracht in plaats van regels en protocollen. Ik doe liever honderd
Marjan Minnesma in vogelvlucht Marjan Minnesma begint in 1993 aan een stage bij Novem (tegenwoordig Agentschap NL). Ze weet een EU-project van een paar miljoen binnen te halen dat als doel heeft Oost-Europa energiezuiniger te maken. Zo creëert ze haar eigen baan. In 1998 wordt ze campagneleider bij Greenpeace Nederland. Daar geeft ze onder meer leiding aan huidig PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom. Na drie jaar vertrekt ze naar de VU, waar ze CIMO opzet, een centrum voor innovatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. In 2004 wordt ze directeur van Drift, het Dutch Research Institute for Transitions, verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dit instituut, dat mensen en groepen helpt over te gaan naar een duurzame samenleving, zet Minnesma op samen met hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans. Met hem begint ze ook Urgenda. Sinds 2007 is ze directeur van deze stichting die Nederland sneller duurzaam wil maken.
p06 - 95 herfst 2012
Minnesma wordt geroemd om haar tomeloze energie en de vele duurzame initiatieven die ze een zet geeft door gebruik te maken van haar enorme netwerk. Op 4 september 2012 spreekt ze tijdens Duurzame Dinsdag haar eerste Duurzame Troonrede uit. De essentie van haar verhaal: ‘Om de huidige welvaart in stand te houden pleegt de mensheid roofbouw op natuurlijke voedsel- en energiebronnen. Dat leidt tot een ecologische ramp die onlosmakelijk verbonden is met de financiële crisis die de wereld sinds enkele jaren in zijn greep heeft. Om deze negatieve spiraal een halt toe te roepen, is het tijd voor een vergaande samenwerking op internationaal niveau. Als we nu in actie komen, zal de aarde ook voor volgende generaties leefbaar blijven.’ Bekijk de volledige Duurzame Troonrede op YouTube.
u
marjan minnesma, urgenda
‘ Ik zit al twintig jaar in de milieuwereld, daardoor ken ik heel veel mensen. Bovendien heb ik een energieoverschot en ben ik van het doen. Dat slaat nu aan.’
95 herfst 2012 - p07
marjan minnesma, urgenda
Urgenda Visie 2050: In de stad verplaatsen we ons vooral elektrisch; Achter brede energieopwekkende dijken vindt zilte landbouw plaats, erin ondergrondse vormen van vervoer.
p08 - 95 herfst 2012
marjan minnesma, urgenda
dingen mét de kans dat er in 98 gevallen iets fout gaat, dan slechts twee dingen waarvan ik zeker weet dat ze resultaat opleveren. Het is namelijk belangrijk om te leren van wat je doet. Je moet stappen durven te zetten, anders gebeurt er nooit iets.”
Siberische winter
Minnesma voelt zich met haar visie op de huidige tijdgeest verwant met Tom Kniesmeijer, auteur van De Seizoenen van de Tijdgeest. In dat boek beschrijft hij hoe onze cultuur elke vijf jaar een omslag maakt naar een nieuw seizoen. “We bevinden ons nu in de winter, gekenmerkt door begrenzing en pessimisme”, citeert ze. Het kabinet Rutte-I zag Minnesma als belangrijke exponent daarvan: “Je kunt het gerust een Siberische winter noemen. Deze regering had weinig met duurzaamheid en stelde bijvoorbeeld dat windmolens draaien op subsidie. Ze vergaten dan voor het gemak dat dit ook voor fossiele brandstoffen geldt. Bij lokale en regionale overheden zie ik echter wel veel enthousiasme voor duurzame initiatieven. Dat geldt ook voor particulieren. Het bruist van de ideeën. Bijvoorbeeld van consumenten die niet alleen bij zichzelf, maar ook bij de buurman zonne panelen willen aanbrengen om nog meer energie op te wekken. Helaas staat de regelgeving dat niet toe.”
Gezonde toekomst
Minnesma signaleert een kanteling: na de barre winter dient de lente zich aan. Van haar mag dat vlugger: “Met Urgenda willen we zorgen voor versnelling door met passie en energie acties op te zetten. We moeten zo snel mogelijk naar een economie op basis van groene in plaats van fossiele brandstoffen. En naar een circulaire economie, waarin alle grondstoffen worden hergebruikt. Hiervoor maakt Urgenda zich hard. Dat doen we op sympathieke wijze. Bedrijven die niet honderd procent duurzaam zijn, nagelen we niet aan de schandpaal. We gaan juist met ze praten om te kijken waar wij
kunnen helpen. We merken dat bedrijven daarvoor openstaan. Want veel mensen uit het bedrijfsleven willen gewoon hetzelfde wat wij willen: een gezonde toekomst voor onze kinderen.” Over de ontwikkelingen in de mobiliteitssector is Minnesma optimistisch: “Ik verwacht dat er nog veel meer initiatieven voor elektrische voertuigen komen. Niet elk concept zal even succesvol zijn, maar we gaan op termijn hoe dan ook over op elektrisch. Dat moet ook wel. Het is de enige oplossing voor de luchtvervuiling in steden wereldwijd. Bovendien raakt de olie op.”
Realist
De auto is de status van heilige koe in hoog tempo aan het verliezen, neemt Minnesma waar. Het autobezit zal op termijn halveren en plaatsmaken voor flexibel autogebruik. Nu betekent een auto voor velen nog steeds vrijheid. Maar er komen meer en meer mensen die autobezit juist als een beperking van hun vrijheid ervaren, bijvoorbeeld door gebrek aan ruimte om te parkeren. En als je dan een plek hebt gevonden, kost die al gauw dertig euro per dag. Ik voorzie een sterke toename van serviceconcepten die zorgen voor flexibele mobiliteit zonder dat je zelf een auto bezit.” Als voorvechter van duurzaamheid juicht Minnesma zulke concepten toe. Maar ze blijft ook een realist, met een hang naar kwaliteit. Bovendien is ze de dochter van een autodealer. Ze groeide op boven de showroom en heeft er alle begrip voor dat mensen niet makkelijk de auto uit te krijgen zijn: “Ik rijd elke dag vanuit mijn woonplaats Beemster met mijn elektrische auto in een halfuur naar Amsterdam. Met het openbaar vervoer ben ik 2,5 uur kwijt. Dat verschil is te groot. Maar als er een service komt met bijvoorbeeld een elektrische taxi die me snel naar Amsterdam brengt, vind ik dat het overwegen waard. Maar dan wil ik wel rustig kunnen zitten en een kop koffie kunnen drinken.” t
Over Urgenda Stichting Urgenda wil Nederland sneller duurzaam maken samen met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren. Daarvoor heeft Urgenda een langetermijn visie geformuleerd, samen met een agenda vol concrete acties van nu tot 2050. De stichting wil vooral producten of nieuwe technieken introduceren die anderen laten liggen. Door regiotours en de Dag van de Duurzaamheid te organiseren laat Urgenda zien hoeveel kop lopers in Nederland al actief zijn. Met icoonprojecten als de proeftuin Texel laat Urgenda zien wat duurzaamheid concreet inhoudt. Meer informatie: www.urgenda.nl. Scan de qr-code voor het boekje Samen sneller duurzaam, Urgenda visie 2050.
95 herfst 2012 - p09
overheid
toekomst gericht inkopen De overheid wil bijdragen aan een schoner milieu en koopt daarom sinds 2003 duurzaam in. Voor de aanschaf van dienstauto’s betekent dit bijvoorbeeld dat een auto onder meer schoon, zuinig en recyclebaar moet zijn. tekst Lisa Schonenberg illustratie Michel van den Boogaard
p10 - 95 herfst 2012
Overheid
95 herfst 2012 - p11
Overheid
Waarom koopt de overheid duurzaam in? Welke criteria hanteert zij hierbij? En hoe ziet het duurzaam inkoopbeleid er anno 2012 uit?
I
n 1998 besloot het toenmalige ministerie van VROM dat Nederlandse overheidsinstanties meer duurzaam moesten gaan inkopen. Ze schakelde een particulier adviesbureau in om hierover mee te denken. Vanaf 2003 werd het werk van dit bureau overgedragen aan Agentschap NL, toen nog Senter Novem. Deze organisatie ondersteunde vanaf dat moment de werkzaamheden van het ministerie op dit terrein. Henk Hortensius was jarenlang coördinator Duurzaam Inkopen bij Agentschap NL. “Duurzaam inkopen kwam in een stroomversnelling toen staats secretaris van Milieu Van Geel in 2004 doelstellingen vaststelde”, vertelt hij. “In 2010 moest meer dan de helft van de inkopen van de overheid aan criteria van duurzaamheid voldoen. De Tweede Kamer ging in 2005 nog verder. Die stelde dat de Rijksoverheid in 2010 voor honderd procent duurzaam moest inkopen, gemeenten voor 75 procent en provincies voor vijftig procent. Overheden kopen jaarlijks voor ruim vijftig miljard euro in. Door deze doelstellingen gaven we de markt voor duurzame producten dus een enorme impuls.”
45 criteriadocumenten
Om deze doelstellingen te kunnen toetsen, stelde het ministerie criteria op voor duurzame producten. Daarmee werd aangegeven wanneer een product duurzaam is, en aan welke eisen het dan moet voldoen. Hortensius: “Vanaf 2005 zijn we samen met het bedrijfsleven druk bezig geweest met het opstellen van criteriadocumenten voor verschillende productgroepen, zoals catering, transportdiensten, vaartuigen, verhuisdiensten en dienstauto’s inclusief onderhoud. In 2009 hadden we er 84 gereed. Toen heeft VNO-NCW op de rem getrapt, omdat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven hierdoor te zwaar werden. De productgroepen zijn toen teruggebracht naar 45, waardoor er voor een aantal productgroepen geen criteria meer bestaan. Alle documenten zijn
terug te vinden op de site van PIANOo, het expertisecentrum op het gebied van aanbesteden.” Naast productéisen staan er ook productwénsen in de documenten. “Overheden kunnen dus nog een stap verder gaan door ook naar de wensen te kijken als ze producten inkopen.”
Resultaten boven verwachting
Begin 2011 voerde het ministerie bij de verschillende overheden metingen uit om te onderzoeken of de doelstellingen voor duurzaam inkopen in 2010 waren behaald. De resultaten werden vastgelegd in de monitor Duurzaam Inkopen 2010. “Alle overheidsinstanties hadden het erg goed gedaan”, aldus Hortensius. “Het Rijk kocht voor 99,8 procent duurzaam in. De provincies voor 96 procent en overtroffen de doelstelling van vijftig procent dus ruimschoots. Ook de gemeenten deden het erg goed, zij kochten voor ongeveer negentig procent duurzaam in, ver boven de doelstelling van 75 procent.”
Bedrijfsleven ontevreden
Uit een rapport van Actal, het adviescollege toetsing regeldruk, bleek begin 2011 echter dat het bedrijfsleven ontevreden was over het duurzaam inkoopbeleid van de overheid. Hierin kwam naar voren dat door duurzaam inkopen de regeldruk en de kosten voor het bedrijfsleven enorm waren toegenomen, terwijl onzeker was in welke mate de eisen in de criteriadocumenten bijdroegen aan duurzaamheid. “Staatssecretaris Atsma nodigde VNO-NCW, MKB Nederland, MVO Nederland, de Groene Zaak en de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement daarom uit om met een advies te komen over hoe het duurzaam inkoopbeleid effectiever kan.” Midden 2011 was het advies klaar en presenteerden de vijf partijen het aan Atsma. “Atsma was zeer tevreden over het advies en neemt de aanbevelingen dan ook allemaal over.”
Samenwerken met de markt
Kees Clement zat tot 1 januari 2012 in de Programmadirectie Duurzaam Inkopen, die vervolgens opging in de Directie Duurzaamheid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hij is nauw betrokken bij de uitvoering van het advies van het bedrijfsleven om duurzaam inkopen effectiever te maken. “De eisen in de criteriadocumenten zijn niet erg ambitieus”, vindt Clement. “Als we ze ambitieuzer hadden gemaakt, zouden we te weinig leveranciers overhouden die eraan konden voldoen. We willen nu een ambitieuzer duurzaam inkoopbeleid vormgeven, dat het bedrijfsleven niet ontmoedigt en op kosten jaagt, maar juist samenwerkt en overlegt met bedrijven.”
Overheid
Van middelengericht naar functiegericht
Volgens Clement waren de criteria voor duurzaam inkopen tot nu toe vooral middelengericht. “We gaven aan bedrijven de opdracht om een specifiek product te leveren. Hoe het werd vervaardigd en of het wel de beste oplossing was, werd buiten beschouwing gelaten. We willen nu meer toe naar een inkoopbeleid dat gericht is op de gewenste resultaten van een product en dat marktpartijen betrekt bij het gehele inkoopproces. In plaats van dat we aan de markt vragen om bijvoorbeeld een brug te bouwen, vragen we hen een duurzame verbinding van a naar b te ver zorgen. De markt bepaalt wat het product wordt, want zij weten veel beter wat er mogelijk is dan wij. Zo voeren we duurzaamheid door in het hele inkoopproces, van begin tot einde.” Ook komt de nadruk meer te liggen op de nafase van het inkoopproces. “We willen beter gaan bijhouden of de gewenste resultaten ook echt worden behaald met het product.” Bedrijven ondervinden dat de huidige producteisen voor duurzaam inkopen creativiteit en innovatie remmen. “Door in het nieuwe beleid veel aan de markt over te laten, willen we innovatie juist stimuleren. Bedrijven kunnen zich beter profileren en specialiseren op het gebied van duurzaamheid. En vernieuwing van de economie is weer goed voor de BV Nederland.”
Zo verstandig mogelijk inkopen
Het komende jaar werkt het ministerie van Infrastructuur en Milieu hard aan het doorvoeren van het nieuwe beleid. “We passen alle criteriadocumenten hierop aan. In de loop van het jaar willen we dit afronden. Ook willen we de functie van inkoper sterker gaan invullen binnen de overheid. Tot nu toe zijn inkopers erg onzichtbaar, terwijl zij juist enorm belangrijk zijn. Een goed duurzaam inkoopbeleid hangt grotendeels van hen af. Zij moeten strategisch handelen.” Worden bij het nieuwe inkoopbeleid ook weer doelstellingen voor de toekomst geformuleerd? “Nee, eigenlijk niet. We willen dat overheden gewoon zo verstandig mogelijk inkopen. We gaan dit jaar ook aan de slag met het ontwikkelen van een nieuwe monitoringsmethodiek. Hoe kunnen we toetsen in hoeverre overheden duurzaamheid meenemen in hun inkoopproces?”
Toekomstgericht inkopen
Zorgt de economische crisis er niet voor dat de overheid toch weer meer naar goedkope producten grijpt in plaats van naar duurzame? Clement: “Het is wel zo dat overheden op dit moment bij alles wat ze aanschaffen eerst twee keer nadenken of het wel kan. Maar als ze het besluit hebben genomen iets in te kopen, zullen ze altijd voor de duurzame optie gaan. Op termijn is een duurzaam product altijd beter. Duurzaamheid is geen modeverschijnsel, het is nodig om onze planeet leefbaar te houden. Misschien kost het in eerste instantie meer geld, maar je moet kijken naar de total cost of ownership. Een gloeilamp is misschien goedkoper dan een led-lamp, maar een led-lamp gaat veel langer mee en is op de lange termijn dus goedkoper. Ik adviseer organisaties dan ook om bij het inkopen niet te kortzichtig te denken, maar juist toekomstgericht.” t
Criteriadocument Dienstauto’s inclusief onderhoud Met duurzaam inkopen wordt de aanschaf, lease en huur van duurzame voertuigen en duurzaam onderhoud gestimuleerd. Een duurzaam voertuig is: • Schoon (minimale emissie van luchtverontreinigende stoffen). • Zuinig (minimale uitstoot van CO2). • Klimaatvriendelijk (geschikt voor hernieuwbare brandstoffen of energie). • Stil (minimale geluidsemissie). • Recyclebaar (aandacht hiervoor onder andere bij de productie van de auto en onderdelen, zoals accu’s). Op dit moment zijn de gunningcriteria: • Dienstauto’s voldoen ten minste aan Euronorm 6, VI of EEV+. • Personenauto’s en bestelauto’s hebben een CO2-uitstoot die onder de maximale CO2-uitstoot ligt. • Dienstauto’s hebben een of meerdere brand stofbesparende opties om zuinig rijgedrag te bevorderen. • Dienstauto’s hebben een alternatieve aandrijving en/of kunnen rijden op een duurzame brandstof. • Reinigingsmethoden met een lager water- en energieverbruik worden extra gewaardeerd.
Recyclebaar
In de Europese richtlijn 2000/53/EG zijn maatregelen vastgelegd die gericht zijn op preventie, hergebruik, recycling en nuttig hergebruik van afvalstoffen van personen- en bestelwagens. Dit om de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen en de milieuprestatie van alle ondernemingen die betrokken zijn bij de levenscyclus van voertuigen te verbeteren. Ook staat in de richtlijn dat hergebruik en nuttige toepassing van autowrakken vanaf 2015 tenminste 95 procent moet zijn. Omdat demontage van autowrakken in Nederland goed is geregeld en dit buiten de invloed van een aanbestedende dienst ligt, zijn er voor dit onderwerp geen criteria opgenomen.
95 herfst 2012 - p13
productinformatie
Duurzaamheidscan
agrofoodsector
biedt handige methodiek
p14 - 95 herfst 2012
productinformatie
Hoe wordt ‘duurzaam’ structureel onderdeel van de bedrijfsprocessen? Een uitdgaging waar veel onder nemers mee worstelen. Ook in de autobranche. Een blik op de aanpak van andere sectoren kan leerzaam zijn. Zo biedt de Duurzaamheidscan voor de agrofoodsector bruikbare aanknopingspunten voor autobedrijven en autorecycling. tekst Remco Verhezen fotografie Hollandse Hoogte
V
an Max Havelaar-keurmerk tot MVO Prestatieladder: er bestaan talloze scans, onderzoeken en keurmerken op het gebied van duurzaamheid. De belangrijkste is de levenscyclusanalyse (LCA), die de milieu-impact van wieg tot graf in kaart brengt. Daarmee wordt vergeleken wat duurzamer is. Het wel of niet laten isoleren van een huis bijvoorbeeld. Wordt een huis níét geïsoleerd, dan wordt daarmee een milieubelastende bouwfase voorkomen. Bij de keuze om wel te isoleren, wordt brandstof bespaard. En dat laatste blijkt uiteindelijk zo veel te zijn dat wél isoleren de duurzaamste oplossing is. Soms wordt bij zo’n analyse alleen de CO2-uitstoot berekend. Deze afgeslankte vorm van de LCA staat bekend onder de naam carbon footprint ofwel de CO2-voetafdruk. De LCA is ook te gebruiken voor de autobranche. Zo’n LCA geeft echter wel héél veel informatie en niet direct praktische oplossingen om duurzamer aan de slag te gaan. Voor een optimaal inzicht is een scan of test nodig die is afgestemd op de branchespecifieke kenmerken. In het dossier op de volgende pagina’s beschrijven we onder andere de ARN-Milieuscan en de duurzaamheidscan Erkend Duurzaam Plus van BOVAG en ARN; beide scans die specifiek voor de autobranche zijn ontwikkeld. Ook andere sectoren maken dit soort branchespecifieke scans. Om bedrijven in de agrofoodsector te helpen hun bedrijfsvoering blijvend en doordacht te vergroenen, ontwikkelden het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELI) en het Landbouw Economisch Instituut Wageningen (LEI) een Duurzaamheidscan.
Systematische benadering
De Duurzaamheidscan houdt ondernemers een spiegel voor: wat doen ze aan duurzaamheid? Welke aspecten blijven onderbelicht? En waar liggen kansen om de organisatie verder te verduurzamen? Daarbij gaat de scan systematisch in op alle facetten van People, Planet en Profit. Branchespecifieke thema’s komen aan bod, zoals voedselveiligheid en gewassenbeschermingsmiddelen. Daarnaast belicht de scan ook algemene duurzaamheidthema’s. Denk aan arbeidsvoorwaarden, ketenafstemming en afvalbeheer. Ook onderdeel van de scan zijn een aantal good management practices die een bijdrage leveren aan duurzaam ondernemerschap. Het gaat bijvoorbeeld om gedragscodes, keurmerken en certificaten. Door de Duurzaamheidscan in te vullen, maken ondernemers in agrofood hun duurzame activiteiten meetbaar, net als het geval is bij de ARN-Milieuscan. Bovendien helpt de scan ondernemers ook de duurzaamheidthema’s te integreren in alle aspecten van de bedrijfsvoering. De cyclus omvat acht stappen die ondernemers stimuleert duurzame maatregelen te inventariseren, overdenken, uitvoeren, evalueren en communiceren.
Bent u benieuwd naar de opzet van de Duurzaamheidscan voor de agrofood sector en de thema’s die aan bod komen? Kijk op duurzaamheidscan.nl en laat u inspireren door de aanpak in een andere branche.
Breed inzetbare scan
De uitkomsten van de Duurzaamheidscan zijn niet alleen zinvol voor boeren en voedingsmiddelenproducenten, ook adviseurs, docenten, studenten en onderzoekers kunnen hem gebruiken. Bijvoorbeeld als onderdeel van colleges over duurzaamheid of bij de voorbereiding op een onderzoek. Los van branchespecifieke thema’s biedt de methodiek bovendien handige aanknopingspunten voor ondernemers in andere sectoren, zoals de autobranche. 95 herfst 2012 - p15
in beeld fotografie Getty Images
Elk jaar teren we verder in op ons natuurlijk kapitaal. De gevolgen zien we in klimaatverandering, de voedselcrisis, toenemende armoede, het verdwijnen van de regenwouden. Het is dus zeer belangrijk dat we duurzaam met ons natuurlijk kapitaal omgaan. Bewustwording van de problematiek is de eerste stap, een volgende stap ligt in het oppakken van duurzame initiatieven, door duurzaamheid meetbaar te maken en zodoende te bepalen hoe het beter kan. Dat zijn we eigenlijk ver plicht. Niet alleen uit idealistische overwegingen, maar ook uit economisch oogpunt. Duurzaam ondernemen leidt tot nieuwe inzichten, anders durven denken en simpelweg ook besparingen.
p16 - 95 herfst 2012
dossier
meten = weten DOSSIER: duurzaamheid meten 95 herfst 2012 - p017
dossier
Duurzaam beleid invoeren: hoe doe je dat? En wat zegt het als iets duurzaam wordt genoemd? Is het ene duurzame het andere wel? Gaat het om de minste CO2-uitstoot of om de beste recycling prestatie? Weegt het rendement van een duurzame maatregel eigenlijk wel op tegen de investering? Ofwel: hoe houden we fabels en feiten uit elkaar?
Mythes ontmaskerd an ieusc l i m ARN urz aam Erkend du plus ECOtest
Meten maakt dat duurzaamheid geen fabeltje meer is maar een keihard feit. p18 - 95 herfst 2012
D
uurzaamheid is niet alleen uit milieuoverwegingen een vast onderdeel van het beleid in de mobiliteitsbranche. Een duurzame bedrijfsvoering levert vaak ook financieel voordeel op en draagt bij aan continuïteit. ARN heeft zich als doel gesteld samen met alle partners duurzaamheid in de mobiliteitsketen op doordachte wijze naar een hoger plan te tillen. Met voor elk type onderneming de juiste instrumenten, zowel voor autobedrijven als voor productieprocessen als autorecycling. Het realiseren van duurzame doelen is daarbij een samenspel tussen wetgeving, economie en technologie.
Begripsverwarring
Om duurzaam te kunnen werken, moet allereerst duidelijk zijn wat onder duurzaamheid wordt verstaan. ARN onderschrijft de VN-definitie: ‘Duurzaamheid is gericht op het voorzien in de behoeften van nu, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’ Dat is op verschillende manieren te bereiken. Bijvoorbeeld door de CO2-uitstoot te verminderen of door minder grondstoffen te gebruiken. Vaak is echter niet helder om welke van deze aspecten het gaat bij een duurzaamheidsclaim. Neem de talloze rankings voor de duurzaamste organisatie. Volgens www.rankabrand.nl is Toyota het duurzaamste grote automerk in Nederland, terwijl SAM Group BMW Group heeft uitgeroepen tot duurzaamste autoproducent wereldwijd. Zo’n verkiezing zegt alleen iets als duidelijk is waarop de onderzoeksbureaus hun keuze hebben gebaseerd. Welke indicatoren gebruiken zij? Hergebruik van materialen? Vermindering van de CO2uitstoot? En aan welke van die indicatoren hechten zij het meeste belang? (Meer hierover in het artikel op pagina 34-37.)
dossier
Bij sommige producten en producenten die het stempel duurzaam hebben gekregen, is de vraag ook: zijn ze echt duurzaam? Het klinkt mooi als een product van gerecycled materiaal is gemaakt, maar als die recycling gepaard gaat met een grotere CO2-uitstoot, dan is het maar de vraag of dit een duurzame keuze is. Of neem sommige chocoladeproducenten die hun product duurzaam noemen. Zij gebruiken ‘duurzame cacao’, maar dat geldt slechts voor vier procent van de inkoop. Is er dan echt sprake van duurzaamheid of gaat het om greenwashing – iets als duurzaam voorstellen terwijl dat eigenlijk niet zo is?
Harde cijfers
Onduidelijkheid en begripsverwarring zijn te voorkomen door met harde cijfers te onderbouwen wat écht duurzaam is en op basis van welke indicatoren. De crux is dus om duurzaamheid meetbaar te maken. ARN wil daarin het voortouw nemen, als het gaat om duurzaamheid en recycling van voertuigen. Zodat iedereen in de mobiliteitsbranche weet waar hij staat, wat hij kan verbeteren en welke maatregelen effect hebben. Zodat de fabels van de feiten te scheiden zijn. Hoe is duurzaamheid te meten? Er bestaan diverse duurzaamheidscans. Een van de belangrijkste is de levenscyclusanalyse (LCA) voor de milieuimpact van wieg tot graf. LCA-studies hebben echter als groot nadeel dat ze een productieketen beoordelen aan de hand van zéér veel indicatoren. Dat maakt het moeilijk om verschillende effecten van de keten te wegen en de betekenis van deze effecten te interpreteren. Wat gebeurt er met de CO2-uitstoot als er meer afval wordt gerecycled? Hoeveel kost het om de CO2-uitstoot te verminderen? Het is heel complex om antwoord te krijgen op dit soort vragen met de huidige scans. Een ander nadeel van LCA-studies is dat ze gebruikmaken van standaardgegevens. De scan is daardoor niet optimaal afgestemd op de keten waarvoor hij wordt ingezet. Bovendien is een LCA een uitgebreide weergave van de duurzaamheid van een keten, maar biedt de studie geen concrete oplossingen voor verbetering.
Besparen met de ARN-Milieuscan
Voor ARN waren deze nadelen reden om zelf scans te ontwikkelen om duurzaamheid meetbaar te maken (zie ook vederop in dit dossier de uitleg van de door ARN ontwikkelde producten) én hierbij gebruik te maken van praktijkdata in plaats van standaardgegevens. Dat heeft geleid tot de Ecotest, die inzicht geeft in (recycling)ketens, en de ARNMilieuscan die specifiek gericht is op afvalscheiding en energiebesparing binnen autobedrijven. Er wordt al veel aan duurzaamheid gedaan in de branche, maar zeker op het gebied van energie en afval zijn er nog ver beterkansen. De ervaring is dat bedrijven de verbeterslag wel willen maken, maar vaak niet weten hóé. De ARN-Milieuscan biedt inzicht in de mogelijke verbeteringen met praktische tips en de besparing die ze opleveren. Zo kan het advies zijn om grotere vloeistofverpakkingen met een kraantje te gebruiken in plaats van verpakkingen van een halve of hele liter, zodat het verpakkingsafval afneemt. Of om conventionele tl-lampen te vervangen door hoogfrequente tl-lampen, die minder energie verbruiken. De ARN-Milieuscan is ook te combineren met de Erkend Duurzaam-scan van BOVAG, onder de naam Erkend Duurzaam Plus. ARN voert deze combinatiescan uit in opdracht van BOVAG. De Erkend Duurzaam-scan
bekijkt hoe duurzaam bedrijfsprocessen zijn ingericht, terwijl de ARN-Milieuscan zoals gezegd afval- en energiebeleid onder de loep neemt. Zo combineert de Erkend Duurzaam Plus-scan alle aspecten van duurzaam ondernemen en krijgen autobedrijven een nog breder beeld van hun milieu-inspanningen en de besparingen die nog te realiseren zijn. Bovendien levert de integratie een uniform certificaat op, zodat de branche één gezicht aan de buitenwereld kan tonen.
Inzicht via de Ecotest
Met de ARN-Milieuscan biedt ARN autobedrijven een houvast om duurzaam beleid in te voeren. Voor ondernemingen waarin productieprocessen centraal staan, heeft ARN in 2010 samen met adviesbureau FFact de Ecotest ontwikkeld. Deze scan maakt de milieuprestatie van een (recycling)keten inzichtelijk, van de delving van grondstoffen tot productie, gebruik en afdanking. Met de Ecotest wil ARN duurzaamheid op inzichtelijke en toegankelijke wijze kwantificeren. Het is geen verwetenschappelijkte methode, maar een praktisch toepasbaar instrument die inzicht geeft in alleen díé indicatoren die relevant zijn voor de analyse. Daarbij maakt de Ecotest gebruik van gegevens uit de industrie en niet van standaardgegevens. De Ecotest stelt de gebruiker in staat om een keten door te lichten op de volgende aspecten: de CO2-footprint, recycling en kosten. De test maakt de impact van de productketen transparant door deze drie elementen met elkaar te wegen. Zo zijn keten opties eenvoudig met elkaar te vergelijken. Overigens kunnen indicatoren die voor een bepaalde studie belangrijk zijn (zoals toxiciteit) – indien nodig – eenvoudig aan de analyse worden toegevoegd. De Ecotest is onder meer uitgevoerd voor de recycling van banden en autowrakken. Bij autorecycling zijn de ketenopties bijvoorbeeld het gebruik van shredderresidu om energie op te wekken en de verwerking van shredderresidu in de PST-fabriek (Post Shredder Technologie) van ARN. De Ecotest geeft voor de opties aan wat de CO2-uitstoot is, wat het recyclingpercentage is en wat de kosten zijn. Wat de beste ketenoptie is, is afhankelijk van het belang dat aan elk van deze drie factoren wordt gehecht. Opvallend aan de Ecotest is dat de ingevoerde gegevens aan te passen zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een ander gewenst recyclingpercentage in te voeren en dan te bekijken wat er met de CO2footprint gebeurt. De Ecotest werkt als het ware met een dashboard waarbij aan de knoppen kan worden gedraaid om meerdere ketenopties met elkaar te vergelijken.
Van fictie naar feit
Duurzaamheid op deze wijze meetbaar maken, ontmaskert mythes. Een van de mythes die de Ecotest onderuit heeft gehaald, is de algemene overtuiging dat gebruikte auto’s beter niet naar Afrika kunnen worden geëxporteerd omdat het transport zorgt voor veel extra CO2-uitstoot. De Ecotest laat zien dat dit genuanceerder ligt. Als deze auto’s in Afrika een procent langer doorrijden hoeven er voor de Afrikaanse markt minder nieuwe auto’s geproduceerd te worden. Dat levert een CO2-besparing op die dusdanig groot is dat het transport naar Afrika wordt gecompenseerd. Kortom, de instrumenten om duurzaamheid te meten in de mobiliteitsbranche zijn er. Nu is het zaak ze zo veel mogelijk toe te passen. Zodat voor iedereen duidelijk wordt waar kansen liggen om duurzamer te presteren. Met dit inzicht kan een belangrijke stap naar duurzaamheid worden gezet. Duurzaamheid is zo geen fabeltje meer, maar een keihard feit. 95 herfst 2012 - p19
DOSSIER
Wat is de 1 Klantvraag U wilt beslissingen op het gebied van duurzaamheid onderbouwen met op de praktijk gebaseerde feiten over de productketen.
2 Inventarisatie Gegevens worden verzameld over processen, logistiek, energie, grondstoffen, afval et cetera.
? 3 Procesmodel Met de geanalyseerde gegevens worden de ketenprocessen in een model gevisualiseerd.
Daarom bent u geïnteresseerd in de Ecotest. Uw wensen worden vastgesteld in een gesprek.
De Ecotest gaat uit van de klant en zijn probleem. Vaak is dit een behoefte om: • meer inzicht te verkrijgen in het eigen bedrijf en de eigen keten; • de eigen prestatie beter te kennen; • keuzes te kunnen afwegen om de juiste beslissing te maken.
Ecotest is geen academische studie, maar een praktische tool, gebaseerd op praktijkinformatie uit de keten.
p20 - 95 herfst 2012
Informatie wordt opgevraagd binnen uw bedrijf en bij bedrijven waarmee u samenwerkt.
Met uw kennis van de werkelijke situatie bent u als klant steeds volop betrokken bij het proces.
De Ecotest onderscheidt zich ten opzichte van een statische LCA-studie of CO2-berekening doordat het dynamisch is: er kunnen steeds nieuwe en toekomstige situaties worden nagebootst.
Het Ecotesttraject is zeer interactief, de klant wordt in alle fasen van het project betrokken om tot een zo’n goed mogelijk resultaat te komen.
DOSSIER
U denkt dat uw bedrijf duurzamer aan de slag kan. De Ecotest biedt handvatten om duurzamer te ondernemen door concreet inzicht te bieden in de processen van uw productketen. De test zorgt dat u kunt sturen op kosten, recycling en uitstoot en toxicologie. De stappen van de Ecotest:
4 Analyse Nu kan worden gekeken naar de duurzaamheid van alle processen in de keten. Verschillende scenario’s worden doorgerekend.
5 Presentatie U krijgt een heldere rapportage met daarin de systeemkeuzes overzichtelijk gepresenteerd. Waar kan duurzaamheid worden verbeterd? Waar kan kostenefficiënter worden gewerkt?
6 Implementatie Uw bedrijf krijgt een ‘dashboard’ met een helder overzicht van de belangrijkste indicatoren en u krijgt training in gebruik van benodigde software met databasetoegang*. Met het Ecotestmodel kan uw management direct sturen op nieuwe indicatoren naast traditionele zaken als kosten en return on investment.
In kaart gebrachte indicatoren: • CO2-effect • kosten • recycling • toxiciteit
Ecotest gebruikt alleen de essentiële indicatoren. U krijgt zo beter grip op de enorme hoeveelheid milieu-indicatoren die bij een LCA-studie gebruikelijk zijn.
Ecotest voldoet aan de ISO-standaarden voor soortgelijke studies.
Het model is uit te breiden tot benchmark tool. * Ecotest rekent op basis van LCA software SIMAPRO.
95 herfst 2012 - p21
dossier
‘We moeten ook de ‘zachte’ people-kant meten’ Bij het meten van duurzaamheid kun je spreken van zowel een harde als een zachte kant. Frans Kragten, senior adviseur bij BOVAG legt uit: “De harde kant is de zogeheten planet-kant, waaronder bijvoorbeeld afvalscheiding valt. Deze kant is goed te meten. Maar er is ook een zachte people-kant, die lastiger te meten is. Ook die aspecten moeten we in kaart brengen. Als je zowel de people- als de planet-kant op orde hebt, zit het ook wel goed met de derde p: profit.” De Erkend Duurzaam-scan die BOVAG heeft ontwikkeld voor autobedrijven, meet de harde en de zachte kant. BOVAG speelt met deze scan in op de wens van de autobedrijven. Zij merken dat de maatschappij erom vraagt dat zij duurzaam werken. Kragten: “Voor een autobedrijf is het ongeloofwaardig als je enerzijds auto’s in de showroom hebt staan die zo weinig mogelijk schadelijke gassen uitstoten terwijl je tegelijkertijd bijvoorbeeld afgedankte accu’s niet verantwoord laat verwerken.” Na Erkend Duurzaam Plus (Erkend Duurzaam in combinatie met de ARN-Milieuscan) is BOVAG nu bezig met de ontwikkeling van Erkend Duurzaam Premium, een scan waarin ISO-richtlijn 26000 centraal staat. Daarin zijn de uitgangspunten voor maatschappelijk verantwoord ondernemen samen gevat. De scan krijgt dezelfde structuur als de andere scans, maar de nadruk ligt meer op de eigen verantwoordelijkheid. Je moet zelf je plek binnen MVO bepalen en innemen. De vraag is niet meer zoals bij Erkend Duurzaam: hoe vaak doe je iets?, maar: wat doe je precies? Kragten: “We willen ARN vragen als een van partijen die beoordelingen gaat doen voor Erkend Duurzaam Premium. We hebben ARN ook gevraagd voor Erkend Duurzaam Plus omdat zij goed in de materie zitten en omdat ARN met besparingsmogelijkheden komt. Die maken duurzaamheid tastbaar en concreet.”
Frans Kragten
Senior beleidsmedewerker BOVAG
‘Weten waar je staat en wat er beter kan’ Als mobiliteitssector moet je weten waar je staat en wat er beter kan. Meten is daarom noodzakelijk, maar je moet ook iets met de meetresultaten doen: stappen zetten om de duurzaamheid te vergroten. Dat is de mening van Jaap Tuinstra, manager duurzaamheid en techniek bij RAI Vereniging. “Met die meetgegevens kun je bovendien aan de buitenwereld laten zien waar je mee bezig bent.” RAI Vereniging maakt elk jaar samen met BOVAG een duurzaamheidsmonitor die alle milieugegevens van auto’s in kaart brengt. “Zo kunnen we in één keer zien hoe de keten het doet”, legt Tuinstra uit. “Zoals ARN met de Ecotest het eindtraject van auto’s analyseert, zo doen wij dat voor auto’s die nog in bedrijf zijn. Wat zijn de duurzaamheidsvorderingen op de weg? Belangrijke aspecten zijn de luchtvervuilende stoffen en CO2-uitstoot. Die zijn de laatste jaren aanzienlijk afgenomen. Daarnaast brengt de duurzaamheidsmonitor gegevens samen over zaken als veiligheid, geluid, fileleed, mobiliteit, snelheid en bereikbaarheid.” Uiteindelijk wil RAI Vereniging in de monitor de hele keten beschrijven. Tuinstra denkt dat ARN daarin een rol kan spelen. “Bijvoorbeeld door te zorgen voor een eenvoudig schema van het auto recycledeel dat in de monitor kan worden opgenomen. Ook zouden we graag de Erkend Duurzaam Plus-scan van BOVAG en ARN opnemen. We moeten samenwerken om het hele palet af te dekken en te laten zien dat ook de autobranche zijn verantwoordelijkheid pakt.”
p22 - 95 herfst 2012
Jaap Tuinstra
Manager Duurzaamheid en Techniek RAI Vereniging
dossier
‘Er moet één uniforme scan komen’
Alfred Möller
Eigenaar Möller bedrijven en Autozone, oprichter Green Mobility en Elektrisch Vervoer Centrum
Alfred Möller is eigenaar van Möller Beheer BV, Möller Automotive BV, Möller Autoschade BV, Möller Inv. BV en Autozone, en oprichter van Green Mobility en het Elektrisch Vervoer Centrum Rotterdam. Hij vindt duurzaamheid meten in de mobiliteitsbranche een goede zaak. “Maar dat moet mijns inziens met één scan gebeuren. We moeten voorkomen dat er versnippering ontstaat met allerlei verschillende certificaten, zoals een apart BOVAG-label en een apart FOCWA-label. Dat is niet praktisch. Met één uniforme scan voor de gehele branche voorkomen we dat we steeds opnieuw het wiel uitvinden. Iedereen weet bovendien dan meteen wat er wordt bedoeld en men hoeft zich niet in verschillende certificaten te verdiepen.” Möller pleit niet alleen voor een gestandaardiseerde aanpak, maar vooral ook voor een haalbare. “Economisch rendement is dan minstens zo relevant. Dat is voor ondernemers toch hun eerste drive. Daarvoor zijn ze tenslotte ondernemer geworden.” Alfred Möller pleit voor een uniforme scan die FOCWA zou moeten ontwikkelen, samen met alle brancheverenigingen. “Dat zou in principe snel te realiseren moeten zijn. Je neemt een bestaande test als Erkend Duurzaam Plus van BOVAG en ARN en maakt die ook geschikt voor schadeherstelbedrijven, vrachtwagens en alle andere onderdelen van het mobiele spectrum waarvoor nog geen scan bestaat. Dat is niet zo ingewikkeld. Als je maar wel steeds duidelijk maakt: zoveel levert een duurzame maatregel op.”
‘Duurzaamheid moet vanzelfsprekend worden’
Jos van den Broek
Directeur IvDM
Het IvDM (Instituut voor Duurzame Mobiliteit) is zeer nauw betrokken bij het meten van duurzaamheid in de mobiliteitsbranche. “Vooral via het certificaat Erkend Duurzaam”, vertelt directeur Jos van den Broek. “Daarvan nemen wij de volledige coördinatie voor onze rekening.” Van den Broek wijst erop dat aan de productkant van de mobiliteitsbranche sprake is van een zeer innovatieve industrie. “Er is enorme progressie geboekt op het gebied van schone en zuinige motoren. We zien dat de bedrijven die die producten in huis hebben, zich meer en meer bewust worden van hun rol op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De branche is daar dus druk mee bezig en ook de klant verwacht anno 2012 dat die zaken bij de moderne mobiliteitsleverancier simpelweg goed geregeld zijn.” Van den Broek vindt Erkend Duurzaam daarvoor een goed meetinstrument. “Misschien keken sommige bedrijven in eerste instantie wat op tegen het verkrijgen van het Erkend Duurzaam-certificaat, maar tijdens de voorbereidingen zie je telkens weer dat het enthousiasme toeneemt en het bewust wordingsproces stevig in gang wordt gezet. Het concept heeft zich inmiddels dubbel en dwars bewezen en is volledig geaccepteerd in de automotive branche. Nu het enthousiasme voor duurzaamheid is opgewekt, kijken we waar we verdere stappen kunnen maken. Zo wordt binnenkort gestart met de ontwikkeling van Erkend Duurzaam voor revisiebedrijven, zodat we hergebruik van componenten, dat al dominant in Erkend Duurzaam aanwezig is, een nog duidelijkere plaats in het hele concept geven. Deze ontwikkelingen bevestigen nogmaals dat de automotive sector zeer innovatief is en snel weet in te springen op behoeften van zowel de zakelijke als de particuliere klant. We stemmen Erkend Duurzaam dan ook steeds nauwkeurig af op de eisen die binnen de verschillende sectoren leven; een truckdealer is een ander type bedrijf dan een wasstraat of een revisiebedrijf. We willen zo dicht mogelijk aansluiten bij de verschillende bedrijfstypen en daarmee behapbaar blijven voor ondernemers en hun medewerkers in de branche. Verder zal duurzaamheid zich blijven ontwikkelen en steeds meer vanzelfsprekend worden.”
95 herfst 2012 - p23
dossier
Afvalpreventie en -scheiding 2,8
Afvalopslag 6,1 Overige milieuaspecten 6,0
Energie- en waterverbruik 4,8
Afvoer van afval 7,8
DE ARN-MILIEUSCAN Wat is het?
De Ecotest is gericht op de hele (recyling)keten. Voor het doorlichten van een autobedrijf is er de ARN-Milieuscan. ARN heeft deze in 2009 ontwikkeld om autobedrijven te helpen hun duurzaamheid te vergroten, vooral op het gebied van afval en energie. De meeste autobedrijven hebben dit wel goed op orde, maar er bleek nog vaak een verbeterstap te maken. Veel bedrijven zijn zich daarvan niet bewust. Hoe is de milieudruk nog meer te verminderen? Met de milieuscan heeft ondernemer in één keer een goed overzicht van de besparingsmogelijkheden en de milieuwinst binnen het bedrijf.
Wat levert het op?
Een specialist van ARN beoordeeld het autobedrijf op vijf punten: afvalpreventie en –scheiding, afvalopslag, afvoer van afval, energie- en waterverbruik en de overige milieuaspecten in de bedrijfsvoering. ARN heeft een benchmark ontwikkeld zodat te zien is hoe een bedrijf op deze punten presteert in vergelijking met een ander bedrijf. Dat leidt tot een duidelijk beeld van waar duurzame verbeteringen in een autobedrijf mogelijk zijn. Bovendien geeft ARN direct aan hoe die verbeteringen praktisch te realiseren zijn en welke kosten en besparingen verwacht kunnen worden. Soms leiden ze onmiddellijk tot resultaat.
p24 - 95 herfst 2012
Het advies kan soms heel eenvoudig zijn: laat het licht niet branden op de werkplaats als er niemand is. Of vervang hoogfrequente door laag frequente lampen. Een ander voorbeeld: voor vloeistoffen die in werkplaatsen worden ververst, wordt vaak gewerkt met verpakkingen van een halve of hele liter. Dat is onnodig duur en leidt tot veel verpakkingsafval. Het advies is dan ook: kies voor een grootverpakking met een kraantje eraan. Een bedrijf dat alle adviezen voor bijvoorbeeld de afvalscheiding op de werkplek, hergebruik van water in wasstraten en slimmer gebruik van verlichting opvolgt, kan soms duizenden euro’s besparen.
Hoe werkt het?
Een bedrijf kan zich zelf bij ARN aanmelden voor een ARN-Milieuscan. Een specialist van ARN bezoekt het bedrijf dan voor een beoordeling. Samen met de ondernemer vult de specialist vragenlijsten in en maakt hij inspectieronde door bedrijf. De uitkomsten worden weergegeven in een spindiagram. Een bedrijf dat op minimaal vier van de vijf onderdelen voldoende scoort, ontvangt een certificaat, dat twee jaar geldig is. Bij twee of meer onvoldoendes moet het bedrijf eerst de aanbevelingen opvolgen. Daarna vindt een herbeoordeling plaats. Bij de beoordeling hoort tevens de bepaling van negen kengetallen. Bijvoorbeeld: x kilogram afval (stof x) per werkplaatsdoorgang of y kWh per m2. Op basis daarvan kan een bedrijf in de toekomst zijn prestaties eenvoudig vergelijken met branchegenoten. De ondernemer heeft er een dag werk aan, inclusief het invullen van vragenlijsten, het voorbereiden en begeleiden van een bedrijfsbezoek en het voeren van een eindgesprek. Inmiddels hebben al 150 bedrijven gebruikgemaakt van de ARN-Milieuscan.
DOSSIER
ERKEND DUURZAAM PLUS Wat is het?
Sinds 2011 is de ARN-Milieuscan ook uit toe voeren in combinatie met de Erkend Duurzaam-scan van BOVAG. Deze combinatie heeft de naam Erkend Duurzaam Plus gekregen. De Erkend Duurzaam-scan is in 2009 in het leven geroepen om tegemoet te komen aan de vraag van autodealers. Klanten verwachten meer en meer dat zij duurzamer werken. Erkend Duurzaam neemt de organisatie en de inspanningen op het gebied van duurzaamheid onder de loep.
Wat levert het op?
Erkend Duurzaam is breder dan de ARN-Milieuscan. Deze scan gaat in hoofdlijnen ook in op energie en afval, maar niet zo specifiek als de ARN-Milieuscan. Bij Erkend Duurzaam is de vraag: wat doe je aan besparing? Bij de ARN-Milieuscan draait het om de vraag: wat kan er worden bespaard? Door beide scans te combineren krijgt een autobedrijf een compleet beeld van alle aspecten van duurzaamheid. Dat het bijvoorbeeld bij energiebesparing niet alleen gaat om bewegingsmelders maar ook om de soort armaturen die je gebruikt. Het levert de ondernemer winst op in de vorm van tijd, geld, gemak en milieu, doordat alle kennis en expertise nu gebundeld is. Gemiddeld kan een bedrijf enkele duizenden euro’s per jaar besparen door de adviezen op te volgen.
Hoe werkt het?
BOVAG-autodealers kunnen via www.dealerplaza.nl een self-assessment invullen. Daarvoor beantwoorden ze 42 vragen over bedrijfsvoering, communicatie, financiën, verkoop en personeel. Bij een score hoger dan 96 punten kunnen ze het certificaat Erkend Duurzaam aanvragen. Vervolgens komt een expert op locatie onderzoek doen. Sinds 2011 is dit iemand van ARN. De expert bekijkt wat er nog aan besparingen te realiseren is. Het Erkend Duurzaam-certificaat is te verkrijgen sinds 2009. Inmiddels hebben al meer dan zeshonderd bedrijven de scan uitgevoerd. Erkend Duurzaam Plus is door ruim honderd bedrijven ingezet. Op dit moment wordt Erkend Duurzaam Plus-scan uitgevoerd bij de Nederlandse Volkswagen-, Volkswagen Bedrijfswagens- en Audi-dealerorganisatie. Dit is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen importeur Pon’s Automobielhandel, de Dealercouncil en BOVAG Autodealers. Het is voor het eerst dat Erkend Duurzaam Plus bij een complete dealerorganisatie wordt uitgerold.
In ontwikkeling: Erkend Duurzaam Premium
BOVAG is nu bezig een nog uitgebreidere versie te ontwikkelen: Erkend Duurzaam Premium. Deze is gericht op ISO-richtlijn 26000, de internationale norm voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Bij deze scan komt de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijf meer naar voren. Voor het certificaat moet een bedrijf zelf meer ondernemen en zelf zijn MVO-plek bepalen en innemen. De vraag is niet meer: hoe vaak doe je iets. Maar: wat doe je precies? BOVAG zal ARN vragen als een van de partijen die de beoordeling op zich neemt.
95 herfst 2012 - p25
dossier
DE ECOTEST Wat is het?
De Ecotest is een tool waarmee bedrijven inzicht krijgen in de milieuprestatie van hun productieproces. ARN heeft de Ecotest in 2010 ontwikkeld in samenwerking met adviesbureau FFact om de duurzaamheid van de autorecyclingketen door te lichten. ARN en FFact zochten naar een oplossing die overzichtelijker is dan de LCA. Veel LCA-studies beoordelen de keten aan de hand van scores van een grote hoeveelheid indicatoren. Dat maakt het lastig om effecten van een keten te wegen en de betekenis van de effecten te interpreteren. Bovendien wordt daarbij gebruikgemaakt van standaardgegevens in plaats van gegevens die uit de branche zelf afkomstig zijn. De Ecotest kent deze bezwaren niet.
Wat levert het op?
De Ecotest maakt de prestaties van de volledige keten en daarmee ook van alle ketenpartners inzichtelijk door de samenhang tussen drie aspecten te verduidelijken: • ecologie (CO2-footprint en andere indicatoren zoals toxicologie) • grondstoffenbehoud (recycling) • economie (kosten)
p26 - 95 herfst 2012
DOSSIER
INZICHT
80% 250 kg
70 60
200
50 150
40 30
100
20 5 '10
0
Huidig
€ Toekomst
-5
€
-10 -15 -20 -25 -30
50
10
€
0
'10
Huidig
Toekomst
0
'10
Huidig
Toekomst
De Ecotest geeft inzicht in de kosten, uitstoot en het recyclingpercentage van de processen in de productieketen. Vervolgens komt de Ecotest met een verbeterplan, waarbij nieuwe afzetgebieden worden gezocht en andere recyclingtechnieken worden aangedragen. Bovenstaande grafieken geven weer dat na de Ecotest en een verbeterplan de resultaten op alle drie de onderzoeksgebieden zijn verbeterd, en in de toekomst nog verder kunnen verbeteren. De cijfers zijn gebaseerd een recyclingproces waarbij 10.000 ton afval binnenkomt, waarvan 4.100 ton werd gerecycled, 1.500 ton verloren ging in het verwerkingsproces en 4.400 ton werd gestort of verbrand.
ARN heeft de Ecotest zelf gebruikt om de duurzaamheidsprestaties inzichtelijk te maken van de recyclingketen van auto’s en alle ketenpartners. Wat blijkt? Het ARN-recyclingsysteem levert volgens het rekenmodel per autowrak een besparing op van 1,7 ton aan CO2–emissies. Dat is gelijk aan de CO2-uitstoot van een gemiddelde auto over meer dan 12.000 kilometer. Een Ecotest kan ook berekenen waar kansen liggen om duurzamer te gaan presteren. Je krijgt antwoord op vragen als: Wat gebeurt er eigenlijk? Wat kunnen we sturen? Wat zijn de consequenties? Welke verwerking is het beste? En wat verandert er als we één aspect veranderen? Zo kan op basis van getallen de juiste afweging worden gemaakt.
Op ecotest.nu zijn diverse praktijk voorbeelden te vinden over wat de Ecotest oplevert.
Hoe werkt het?
De Ecotest gebruikt alleen de meest essentiële indicatoren om een beslissing te onderbouwen. Dat geeft beter grip op de enorme hoeveelheid milieu-indicatoren die bij een LCA-studie gebruikelijk zijn. Uiteraard voldoet de Ecotest aan de ISO-standaarden die gelden voor het uitvoeren van soortgelijke studies. En de Ecotest rekent op basis van LCAsoftware SIMAPRO 7. De test onderscheidt zich bovendien ten opzichte van een statische LCA-studie of een CO2berekening doordat het een dynamisch model is. Nadat alle gegevens van een productketen zijn ingevoerd in het model, kunnen nog veranderingen worden aangebracht om nieuwe situaties door te rekenen. Daarbij wordt gebruikgemaakt van cijfers uit de branche zelf in plaats van standaarddatabases. Zie ook: www.ecotest.nu. 95 herfst 2012 - p27
in beeld fotografie Getty Images
De term ecologische voetafdruk wordt gebruikt om de impact te meten van onze activiteiten op de aarde. Een CO2-voetafdruk of carbon footprint is een onderdeel van die ecologische voetafdruk en gaat specifiek over de hoeveel heid uitgestoten broeikas gassen: de uitstoot van CO2 als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen in het verkeer, luchtvaart, transport, productie van elektriciteit, verwarming enzovoorts. De CO2-voetafdruk weegt zwaar door in de ecologische voet afdruk: de CO2-voetafdruk is 2,78 ha (2003) per inwoner in Nederland; de ecologische voet afdruk 6,2 ha (2007). De eco logische voetafdruk wordt dus voor zo’n 45 procent bepaald door de CO2-voetafdruk. p28 - 95 herfst 2012
column
Verdienmodellen recyclen? H
et begrip recyclen leidt aan gebiedsuitbreiding. Dat is een goede zaak. Van origine heeft het betrekking op het opnieuw gebruiken van van alles en nog wat in de materiële zin. Begonnen met papier (wie heeft er niet in de vakantie een zakcentje bijverdiend met het huis-aan-huis inzamelen van kranten voor een extra zakcentje?) via metaal, naar glaswerk en plastic heroes. Maar soms lijkt het wel alsof we deze tak van sport nog maar ‘net’ ontdekt hebben. De nabije toekomst gaat over spannende zaken als ‘Urban Mining’ en ‘Ambient Energy Harvesting’ met tussendoor de doorbraak van koffiedik hergebruik voor champignonteelt of zaagsels voor palletisering (ja, dat is het juiste woord zo heb ik mij laten vertellen). Wat een spannende aanpalende ontwikkeling is, is dat we van een Life Cycle Analysis (zie bijvoorbeeld het Sustainable Living Plan van Unilever) toewerken naar een life-(re)cycle-use-analysis. Kortweg betekent dat dat we niet meer alleen kijken naar het maken, maar naar het levenscyclusgebruik in termen van onder andere grondstoffen, fabricage, energieverbruik en recyclewaarde. Sommigen (zie onder andere het project TurnToo) willen dat we helemaal geen producten meer kopen, maar alleen nog maar gaan betalen voor zaken als warmte, comfort of transport. Die aanpak markeert heel duidelijk de overgang van een lineaire (afval)economie naar een circulaire (hergebruik) economie. Toch is de vraag of bij aanstormende tekorten van zeldzame grondstoffen, maar ook van water of olie, deze vorm van recyclen wel voldoende is. Moet het allemaal niet veel radicaler, veel ingrijpender? Moeten
we niet ook de concepten waar ons economische denken op is gebaseerd, recyclen? Want als een lineaire economie leidt tot lineaire verdienmodellen, dan leidt een circulaire economie op z’n minst tot het herzien van de verdienmodellen die we hadden, toch? Kort gezegd: anders organiseren leidt ook tot anders ‘verdienen’. Voor die gedachte is wel wat steun te vinden. De huidige meervoudige crises laten terdege zien dat geld ook al niet meer is wat het geweest is. Geld wordt een kwetsbaar begrip, meer verdienen staat stil, over indexeren hebben we het niet meer en ons pensioen groeit al helemaal niet meer. Maar als we onze ideeën over wat waarde is loslaten en vertalen in een veel evenwichtiger ‘waardeportefeuille’, ontstaat er ruimte voor meer soorten vermogen. Waarom je dak niet verhuren voor zonnepanelen en de inkomsten omzetten in KWH’s die uitgekeerd worden als een vorm van pensioen? Waarom niet de tijd die vandaag over is, besteden aan zorg voor derden wat later terugkomt in de vorm van zorgflorijnen? Of, waarom niet mobiliteit verrekenen met fruit of groente? Is dat appels met peren vergelijken? Dat is nog maar de vraag. Want een echt andere economie – en daar zijn we naar op weg – vraagt ook om het recyclen van de verdienmodellen waar de oude op gebaseerd was. Dat is even wennen – toegegeven. Maar wel een hele spannende en uitdagende noodzaak in tijden waarin we met dringende noodzaak toch al heel veel gangbare praktijken grondig moeten herzien.
Prof. Dr. Jan Jonker is Hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Nijmegen School of Management van de Radboud Universiteit Nijmegen. Van zijn hand verscheen recent het onderzoeksrapport naar ‘Nieuwe Business Modellen: een exploratief onderzoek naar veranderende transacties die meervoudige waarde creëren’. Het rapport is gebaseerd op onderzoek in het voorjaar van 2012. Aan het onderzoek liggen 28 interviews met ‘nieuwe’ ondernemers ten grondslag. Het rapport is gratis te downloaden via: bit.ly/ NHdABn. Eerdere redigeerde Jonker met 450 mensen de ‘groene’ bestseller ‘Duurzaam Denken Doen’.
Prof. Dr. Jan Jonker
95 herfst 2012 - p29
relatie
tekst Jeroen Booij fotografie Marco Peters
p30 - 95 herfst 2012
relatie
‘Misschien is de automotive industrie nog niet zo groen als wij denken’ Met 65 vestigingen in Nederland en België is Care Schadeservice de grootste autoschadehersteller in de lage landen. Hierdoor kunnen plannen voor een duurzame bedrijfsvoering grootschalig worden aangepakt. En dat is dan ook precies wat er de afgelopen jaren is gebeurd. Algemeen directeur Johan van Klinken licht toe.
M
et de naam Care – met het ‘e-tje’ in een andere kleur zodat je het ook als car care kunt lezen – lijkt de autoschadehersteller eigenlijk al iets over het eigen beleid te zeggen. Care staat tenslotte voor aandacht, voor voorzichtigheid en voor zorg dragen. Een duurzaam beleid sluit naadloos aan op die waarden. En inderdaad: duurzaamheid is misschien wel een van de belangrijkste aandachtspunten van het bedrijf geworden, de afgelopen jaren. u
95 herfst 2012 - p31
relatie
Daarover laat algemeen directeur Johan van Klinken (50) geen twijfel bestaan. In het hoofdkantoor in Vianen legt hij uit hoe dat is gekomen: “We zijn in 2007/2008 begonnen met groen. Ik vond dat we dat moesten doen omdat het goed is voor het bedrijf. Omdat er een generatie opgroeit die dat gewoon wil. Maar inhoudelijk moet je daarbij ook echt groen denken en actief zijn, anders prikken mensen er gelijk doorheen. Doe je het plat en alleen als verkooppraatje, dan merken ze dat heus wel. Niet alleen een sticker op de deur dus, maar er écht aan werken.”
Hoe werd er vijf jaar geleden op uw groene plannen gereageerd?
“Ik merkte dat het gauw in het morele werd getrokken: ‘Je rijdt zelf in een grote auto, dus dat schiet alvast niet op’ – dat idee. Maar het gaat natuurlijk niet om mijn privémening. Ik zie het persoonlijk ook als een morele verplichting hoor, maar ik wil het aanpakken vanuit de zakelijkheid. In de energieslurpende business die wij zijn, kan er nog heel veel verbeterd worden. We hebben daarom gemeten wat er nou precies verbruikt wordt en kwamen tot de conclusie dat we gemiddeld zestig kilogram per schadegeval aan CO2 uitstoten. Dat staat gelijk aan een rit in een gemiddelde auto van hier naar Parijs. Als je weet dat we per jaar 120.000 schades doen – met België erbij 155.000 – dan gaat dat dus om een enorme hoeveelheid. Het komt neer op honderden auto’s die per dag naar Parijs rijden. Ik vond dat best wel schokkend. Vooral als je je een voorstelling probeert te maken van al die autoritten. Ik ben van mening dat we een zakelijke plicht hebben om daar mee om te gaan.”
Op welke manieren bent u vervolgens te werk gegaan?
“Na de uitkomst van het onderzoek hebben we contact gelegd met ARN en kort daarna is nog concreter in kaart gebracht hoe groot die vervuiling daadwerkelijk is. Er is vervolgens een plan gemaakt om een nulmeting te doen, een milieuscan. Aan de hand daarvan zie je: wie gaat er goed mee om en wie niet? Het verschilde namelijk nogal, en dus hebben we voor iedere vestiging separaat een actieplan gemaakt. De verschillen waren groot; dat zit ’m puur in gedrag. Heel kleine dingen kunnen daar al een verandering in brengen. Een automatische roldeur, een verklikker op het licht. Een hoop werkplaatsen hebben lichtkoepels, maar die worden in de loop van de tijd uiteraard vies. Door ze netjes schoon te houden, is er minder kunstlicht nodig. Het klinkt bijna té simpel, maar al die kleine dingen samen, helpen wel. Maar ook grotere zaken zoals de afvalverwerking zijn uitgelicht. Wordt het gescheiden? En hoe wordt het opgehaald? Is er een vaste periode of gewoon als de bak vol zit? Dat kan weer een vrachtwagenrit schelen. Per medewerker houden we nu nauwkeurig bij hoeveel hij verbruikt. Verf, maar ook tape. Folie, schuurpapier. We laten het daarbij aan de manager van de vestiging zelf over of iemand p32 - 95 zomer 2012
wordt beloond, maar het is uiteindelijk ook goed voor het resultaat. Het heeft natuurlijk ook allemaal een financieel aspect. Als je groen vertaalt in geld dan is dat ook een motivatie. Wat we bij de milieuscan trouwens niet hebben kunnen meten is de vervuiling die gepaard gaat met alles wat we inkopen, alles wat via toeleveranciers komt. Maar per spuiter weten we nu wel precies wat hij verbruikt.”
Duidelijk in kaart brengen wat er doorgaat dus. Maar wat zijn de doelstellingen voor een duurzamer beleid?
“We hadden de ambitie om de eerste drie jaar twintig procent te besparen op die zestig kilo CO2-uitstoot per schade, maar dat blijkt nog helemaal niet mee te vallen. In 2010 kwamen we tot een besparing van zes procent en de cijfers van het afgelopen jaar zijn nog niet bekend, maar we streven nog altijd naar de twintig procent. Wat we nu veel doen is vestigingen met elkaar vergelijken zodat ze onderling trucjes aan elkaar kunnen doorgeven en uitwisselen. Daarnaast willen we vooral ook aan onze klanten duidelijker maken dat ‘groen’ ook echt onderdeel van ons DNA is geworden. We hebben het project ‘Care Green’ genoemd, met een nieuwe daarop aangepaste receptie met een groene achtergrond en foldermateriaal.”
Daarmee lijkt u een voorsprong te willen nemen op de concurrentie?
“Onze concurrenten zijn er nagenoeg nog niet mee aan de slag gegaan. De meeste van hen zijn samenwerkende ondernemers en voor hen is het een stuk lastiger om een dergelijk programma uit te voeren. Het is het voordeel van onze grootte. Wij zijn echt anders dan anderen waardoor we dit soort dingen kunnen doen. Zelfs in het buitenland vind je een bedrijf als het onze amper. Nationwide in Engeland en Galloper in de Verenigde Staten zijn feitelijk de enige schadeherstelbedrijven die met ons zijn te vergelijken. Maar los daarvan lopen wij in Nederland sowieso voorop, en dat heeft alles te maken met de gestuurde markt. Wij kunnen zeggen waar de leasemaatschappijen en verzekeraars naartoe moeten voor hun schadeherstel. Er is geen markt die daar zo ver in is als de Nederlandse. Het gemiddelde schadebedrijf in Frankrijk heeft vijf medewerkers. Bij ons heeft de kleinste er al vijftien.”
En geldt die vooruitstrevendheid ook al voor de Nederlandse en Belgische consumenten?
“Ik sluit niet uit dat klanten van leasemaatschappijen op den duur gaan eisen dat er groen hersteld gaat worden. Dit project leidt tot energiebesparing, maar het is vooral ook zo dat het groene ons in de genen gaat zitten. Daarmee bouwen we een nog grotere voorsprong op op de concurrentie. We zitten nu in een crisis maar als we daar straks uit komen staan wij voorop. Gas en elektra gaan alleen maar duurder worden, dus het is een kwestie van
relatie
tijd voordat ons groene project echt gewaardeerd zal worden. Wat mij overigens is tegengevallen, is de reactie van de gemiddelde grote opdrachtgever. Die is erg laconiek. Terwijl we echt meer doen dan alleen maar die sticker op de deur plakken. Misschien is de automotive industrie nog niet zo groen als wij denken.”
U biedt inmiddels ook fietsen aan als vervangend vervoer. Een fiets die de klant mag houden, inderdaad?
“Ja. We hebben een deal gemaakt met de verzekeraars om onze klanten een fiets te geven. Een vervangende auto wordt gemiddeld een dag of vier uitgeleend. Dat blijkt net zo duur als het weggeven van een fiets. Kijk, als wij in staat zijn om tegen een vergelijkbare prijs een goede fiets te leveren in plaats van een leenauto, dan moeten we dat doen. Inmiddels hebben we 7.000 fietsen weggegeven, en dat zijn goede fietsen ook. Ik rijd er zelf op. We hadden gehoopt om ook elektrische auto’s in te zetten, maar dat is tot nu toe nog geen zinvolle oplossing gebleken. We hebben nu twee Opel Ampera’s, de rest van de vloot bestaat uit auto’s met een A- of B-label. De actieradius van die elektrische auto is gewoon nog te beperkt. Daarnaast is de vraag waar je ’m oplaadt en wie de oplaad kosten betaalt. We vergoeden de klant nu vijf euro wanneer hij het zelf doet. Maar het gaat nog altijd om een vloot van zevenhonderd auto’s, en daarmee kan dus zeker nog voor verbetering worden gezorgd.”
Kunt u op het eigenlijke schadeherstel ook nog verder besparen?
“Kostenbesparende reparatiemethoden, daar is het mee begonnen. Door slimmer te repareren. We repareren steeds meer dan we vervangen; dat is zakelijk aantrekkelijker en dus ook goed voor ons. Meer reparatie leidt in theorie altijd tot lagere schadekosten. Kleine deuken die
rond zijn, kunnen we terugduwen. Maar we kunnen bijvoorbeeld ook steeds grotere schades in kunststof delen repareren. Zelfs kunststof koplampen. Niet om het beste kindje van de klas te willen zijn, maar ook om een gezonde marge te hebben en om competitief te zijn. De beste hersteller wint, daar komt het toch op neer. Dat is ons bestaansrecht. Dat proberen we ook over te brengen op onze medewerkers. De Care Academy is wat dat betreft een droom van mij. Een eigen opleidingsinstituut dat nog maar een paar weken geleden geopend is. Als je een goede hersteller wilt zijn moet je de juiste spullen gebruiken en de juiste kennis hebben. Ik geloof in permanente educatie, ook voor dingen die specifiek voor Care zijn. Qua hersteltechniek lopen we voorop. Die tips en tricks kunnen we doorgeven aan onze mensen.”
Op de site careschadeservice.nl is een filmpje te vinden over de groene initiatieven van Care onder de noemer CareGreen.
Wat valt er voor u in de nabije toekomst nog verder te verbeteren op het gebied van duurzaamheid?
“We kijken naar nieuwe technieken. De spuitcabine vreet energie om de lak te laten drogen. Dat kan ook vele malen sneller met UV-straling, die de lak al na een minuut droog heeft. Maar het is lastig. De warmte moet recht op het object komen, en dus kun je bijvoorbeeld wel een zijkant van een auto doen, maar nog niet de hele auto. Je zou iets moeten hebben waarbij je, net zoals een wasstraat, de contouren van de auto kunt volgen. Daar wordt op dit moment nog onderzoek naar gedaan door BASF en AKZO. Maar de schadeherstelbranche zelf is ook aan een verbetering toe. Dealers waren vroeger kleine garagisten, maar daar is de afgelopen decennia enorm veel in veranderd. Het zijn heel serieuze bedrijven geworden. Die veranderingen zijn aan de schadewereld voorbijgegaan. Een autoschadeherstelbedrijf is nog altijd een ambachtelijk bedrijf. Natuurlijk – dat maakt het vak leuk, maar er zou eigenlijk een goede sanering plaats moeten vinden, want er zijn er gewoon te veel.” 95 herfst 2012 - p33
fabrikanten
Wil de duurzaamste fabrikant nu opstaan?
p34 - 95 herfst 2012
Fabrikanten
Als het op duurzaamheid aankomt, vinden nogal wat autofabrikanten dat zij beter presteren dan hun concurrenten. Onderzoek op dit gebied levert allerminst een eenduidig beeld op. Zo kregen BMW, Fiat en Toyota de afgelopen jaren van verschillende onderzoeksbureaus het predicaat van groenste automerk opgespeld. Maar wie is nu echt het groenst? tekst Rob de Boer fotografie Getty Images, Dreamstime
I
n de internationaal erkende Dow Jones Sustainability Index (DJSI) van 2011 kwam BMW voor het zevende achtereenvolgende jaar als duurzaamste autofabrikant uit de bus. Die titel moeten de Duitsers echter delen met Fiat, dat net als BMW een score van 94/100 haalde. Daarmee laten beide merken de concurrentie ver achter zich. Gemiddeld laat de automotivesector in deze duurzaamheidsindex namelijk een score van 72/100 noteren. Om tot die beoordeling te komen, hanteert de DJSI selectiecriteria die betrekking hebben op economische, ecologische en maatschappelijke prestaties van bedrijven. Voor de economische prestaties houden de onderzoekers zaken als bedrijfsbeheer, gedragscode en het innovatieproces tegen het licht. De milieutechnische analyse is uiteraard afhankelijk van het milieubeleid van de onderzochte bedrijven, maar
bijvoorbeeld ook van de moeite die een autofabrikant doet om energiezuinig te produceren en schadelijke emissies van auto’s te beperken. Juist op dit punt presteren Fiat en BMW bovengemiddeld; de auto’s van de Italianen hebben gemiddeld de laagste CO2-uitstoot van Europa, terwijl BMW met het eigen EfficientDynamics programma de grootste milieuwinst heeft geboekt. Op maatschappelijk gebied kunnen autoproducenten zich onderscheiden door te zorgen voor veilige en gezonde werkomstandig heden, opleidingsmogelijkheden voor het personeel en door actief betrokken te zijn bij de maatschappij in de regio’s waar de auto’s worden gemaakt. BMW presteert in dit opzicht iets beter dan Fiat en is bovendien de enige autofabrikant die sinds de eerste editie van de DJSI in 1999 onafgebroken in de lijst heeft gestaan. 95 herfst 2012 - p35
fabrikanten
Interbrand: Toyota als groenste merk
1 2
3
Gemiddeld brandstofverbruik volgens CAFE (l/100 km)* 1. Toyota 6,1 2. Honda 6,5 3. Nissan 6,9 4. Kia 7,1 5. Hyundai 7,1 6. GM 7,1 7. Suzuki 7,4 8. Mazda 7,4 9. Ford 7,6 10. Volkswagen 7,8 11. Mitsubishi 8,1 12. Subaru 8,1 13. Chrysler 8,4 14. BMW 8,7 *cijfers gebaseerd op modeljaar 2010
p36 - 95 herfst 2012
Opvallend afwezig in de jongste editie van de Dow Jones Sustainability Index is Toyota, dat tot 2010 steevast hooggeklasseerd was in dit onderzoek. Hoewel de onderzoekers van Dow Jones deze beslissing nooit hebben toegelicht, heeft deze stap waarschijnlijk te maken met het relatief grote aantal terugroepacties waarmee Toyota zich destijds geconfronteerd zag. Voor andere onderzoeksinstituten is dit kwaliteitsaspect kennelijk van minder belang. Volgens onderzoeksbureau Interbrand is Toyota zelfs het groenste merk ter wereld, nog voor bedrijven als 3M en Siemens. Interbrand noemt Toyota ‘een voorbeeld van een merk dat het milieu tot kernprioriteit heeft verheven, en daarbij bewust de dialoog zoekt met doelgroepen over de hele wereld’. Hiermee oogsten de Japanners waardering voor hun jarenlange pionierswerk op het gebied van hybride auto’s, terwijl ook het vermaarde Toyota Production System zowel binnen als buiten de auto-industrie steeds meer navolging krijgt. In de top-20 van Best Global Green Brands die Interbrand jaarlijks publiceert staan overigens niet minder dan zeven autoproducenten. Behalve Toyota zijn dat achtereenvolgens Honda (3) Volkswagen (4), BMW (10), Ford (15), Mercedes-Benz (16) en Hyundai (17). Volgens de onderzoekers heeft de auto-industrie deze opvallende prestatie te danken aan het vermogen om duurzame initiatieven bedrijfsbreed toe te passen en deze ook effectief te communiceren. Met die laatste opmerking geeft Interbrand aan dat ook de publieke perceptie een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming van deze ranglijst.
Zuinig in 2025
Het is in elk geval duidelijk dat duurzaamheid binnen de automotivebranche meer betekent dan alleen het produceren van zuinige, schone auto’s. Toch is het gecombineerde brandstofverbruik van alle verschillende modellen van een fabrikant ook een indicatie voor het milieubeleid dat het betreffende bedrijf nastreeft. Onder invloed van de eerste oliecrisis werd in de Verenigde Staten al in 1975 de Corporate Average Fuel Economy – CAFE – ingesteld om het brandstofverbruik van personenauto’s en lichte bedrijfswagens terug te brengen. Vorig jaar blies de Amerikaanse overheid deze regeling nieuw leven in, met dien verstande dat de berekeningen deze keer rekening houden met meer variabelen, zoals de grootte van een auto. Dat betekent dat binnen deze regeling strengere eisen worden gehanteerd voor kleine auto’s, dan voor grote auto’s. Voor de komende jaren hebben de dertien grootste autofabrikanten op de Amerikaanse markt zich akkoord verklaard om het gemiddelde verbruik van hun auto’s in 2025 te hebben teruggebracht tot 4,3 liter per 100 kilometer (1 op 23,2). Een vorig jaar uitgevoerd onderzoek leverde onderstaand klassement op, waarin vooral de lage klassering van een merk als BMW opvalt. Tegelijkertijd blijkt uit deze gegevens dat de gezamenlijke autofabrikanten nog behoorlijk wat huiswerk te verrichten hebben om aan de toekomstige eisen te voldoen.
fabrikanten
Zware klus voor Rank a Brand
Voor de Nederlandse markt waagde onderzoeksbureau Rank a Brand zich eind 2010 aan een analyse van de auto-industrie. “We kunnen met recht stellen dat de autosector veruit de meest gecompliceerde en uitgebreide sector is waar we ons ooit aan gewaagd hebben. Nog nooit eerder hebben wij meegemaakt dat álle merken in een sector online communiceren over hun beleid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. En ook hebben we nooit eerder gezien dat merken op verschillende websites verschillende stukjes informatie plaatsten”, aldus het eigen commentaar van de onderzoekers. Desondanks slaagden zij er na intensieve research en gesprekken met deskundigen binnen de sector in om een afgewogen vragenlijst op te stellen. Hiermee beoordeelde Rank a Brand de autofabrikanten zowel op hun productportfolio als op de bedrijfsvoering ten aanzien van milieu, klimaat en arbeidsomstandigheden. In de zodoende ontstane ranglijst van meest transparante, groene en eerlijke automerken van Nederland staat Toyota bovenaan, op korte afstand gevolgd door Peugeot, Citroën en Fiat. Ook Rank a Brand trekt naar aanleiding van dit onderzoek de conclusie dat de autosector nog een lange weg te gaan heeft als het aankomt op duurzaamheid en transparantie over dit onderwerp “Het verkopen van een hybride model maakt een merk nog niet groen. Het gaat om alle modellen die automerken verkopen en om de hele levenscyclus vanaf de grondstoffen naar fabriek, gebruik en uiteindelijk de recycling”, aldus Imke van Schaaijk, communicatiemanager van Rank a Brand.
Meest ethische autoproducent
Hoewel veel fabrikanten zich tot het uiterste inspannen om zowel hun productiemethodes als de auto’s minder milieubelastend te maken, blijft het onderwerp duurzaamheid een lastig dossier voor de gehele branche. Autofabrikanten hebben immers ook te maken met een mobiliteitswens die wereldwijd nog altijd toeneemt. Maar hoewel klanten zich steeds bewuster worden van de gevolgen die dit heeft, neemt het milieu in de agenda van veel aandeelhouders geen al te prominente plaats in. Daarbij is er ook nog het sociale aspect, aangezien de auto-industrie op heel veel plekken in de wereld voor werkgelegenheid zorgt. Ford is een van de weinige autofabrikanten die ruiterlijk toegeeft dat het belangrijk is om te streven naar duurzaamheid en om de uitstoot van CO2 terug te dringen, maar dat het bouwen van auto’s desondanks voorop staat. In de Verenigde Staten is Ford sinds jaar en dag marktleider in het segment van grote pick-up trucks. De F150 is met een gemiddeld verbruik van 13,8 l/100 km zelfs naar Amerikaanse maatstaven een grootverbruiker, maar tegelijkertijd heeft Ford het de afgelopen jaren gepresteerd om het energieverbruik van al haar fabrieken met dertig procent te verlagen. Wellicht verklaart dat waarom Ford van het Ethisphere Institute als enige autofabrikant een plaatsje heeft gekregen op de lijst van ’s werelds meest ethische bedrijven. Volgens de bedenkers van deze lijst heeft Ford die uitverkiezing te danken aan het feit dat het innovatiever en transparanter is dan de concurrentie en dat het beter presteert op het gebied van communicatie en maatschappelijke betrokkenheid. Maar daarmee is de vraag wie zich de duurzaamste autofabrikant mag noemen, nog altijd niet beantwoord.
1 2
3
Rank a Brand Top 20 Meest Duurzame Automerken (max. 24 punten) 1. Toyota (16) 2. Citroën (15) Peugeot (15) 4. Fiat (13) 5. Ford (11) Volkswagen (11) 7. Volvo (10) 8. BMW (9) Mercedes (9) Skoda (9) 11. Hyundai (8) Renault (8) 13. Nissan (7) 14. Audi (6) Kia (6) 16. Seat (5) 17. Honda (4) 18. Mitsubishi (3) Suzuki (3) 20. Opel (2) 95 herfst 2012 - p37
woordenlijst
Woordenlijst Duurzaamheid Wat verstaan we eigenlijk onder duurzaamheid? Wat is een carbon footprint nu precies? En welke rol heeft de Club van Rome? Lees het in deze beknopte woordenlijst. Van Brundtlandrapport tot triple bottom line: een verklaring van veelvoorkomende termen als het gaat om duurzaamheid.
p38 - 95 herfst 2012
woordenlijst
Brundtland-rapport Dit is de populaire naam van het rapport Our common future van de World Commission on Environment and Development, dat in 1987 verscheen. Deze commissie stond onder voorzitterschap van de toenmalige Noorse premier Brundtland. Het Brundtland-rapport riep als eerste op tot duurzame ontwikkeling. De definitie die het rapport hiervan geeft, wordt nog steeds veel gebruikt: “Development that meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.”
Industrial Ecology Dit is een integrale methode om een proces, bedrijf et cetera te verduurzamen. Daarbij komen niet alleen (milieu-) technische oplossingen aan de orde, maar ook sociale, economische en ecologische factoren. Deze methode is bijvoorbeeld toegepast bij ecoindustrieel park Kalundborg in Denemarken. De bedrijven in dit park werken samen met de lokale gemeenschap om afval en vervuiling te verminderen, water, energie, infrastructuur en andere voorzieningen te delen en duurzame ontwikkeling te realiseren.
Carbon footprint
Klimaatalarmisten Deze groep vindt dat het IPCC-rapport over
Deze methode is een afgeslankte vorm van de Life Cycle Assessment. De milieubelasting in de vorm van de uitstoot van broeikasgassen wordt in kaart gebracht. Dit wordt uiteindelijk terug gerekend naar de CO2-uitstoot: de CO2-voetafdruk.
Closed loop Hierbij worden binnen één bedrijf of een cluster van
bedrijven de materiaalstromen gesloten. Afval van de ene stroom wordt grondstof voor de andere stroom.
Club van Rome
Dit gezelschap werd in de jaren zestig van de vorige eeuw opgericht door Europese wetenschappers om hun bezorgdheid over de toekomst van de wereld te uiten. In 1971 publiceerden ze het rapport De grenzen aan de groei. Dit is het eerste rapport dat waarschuwt dat de voorraad grondstoffen niet oneindig is.
Cradle to Cradle Vertaald ‘van Wieg tot Wieg’, is net als Industrial Ecology en The Natural Step een methode voor verduurzaming. De gedachte is dat alle gebruikte materialen (afval) na hun leven nuttig kunnen worden ingezet in een ander product. Centraal staan het sluiten van ketens (afval is voedsel/afval bestaat niet) en het gebruik van hernieuwbare energie. Duurzaamheid De term duurzaamheid heeft in het Nederlands twee betekenissen. Het kan slaan op hoe lang iets meegaat (tijdsduur, in het Engels durability) én op de manier waarop iets is geproduceerd (zonder natuurlijke bronnen uit te putten, in het Engels sustainability). Dat kan voor verwarring en zelfs misbruik zorgen. Als iets duurzaam wordt genoemd, is de vraag: gaat het dan lang mee of is het echt geproduceerd met oog voor de drie P’s? Iets wat met kit wordt vastgezet bijvoorbeeld, kun je duurzaam noemen omdat het lang meegaat: het laat de komende dertig jaar niet meer los. Maar de vraag is waarvan de kit is gemaakt en hoe het goedje zich in het milieu gedraagt. Duurzaam hoeft dus niet altijd groen te zijn. Uiteraard heeft ARN het over de ‘groene’ betekenis van duurzaam. ARN onderschrijft daarbij de definitie van de VN (zie ook hierboven bij het Brundtland-rapport): “Duurzaamheid is gericht op het voorzien in de behoeften van nu, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen.” Duurzaam inkopen
De Nederlandse overheid koopt jaarlijks voor ruim 50 miljard in. De overheid wil dit bedrag duurzaam besteden en zo de markt voor duurzame producten en diensten stimuleren. Dat betekent dat bedrijven waarbij de overheid inkoopt, moeten voldoen aan richtlijnen op het gebied van het milieu en sociale omstandigheden bij de productie van producten of diensten.
Grondstofschaarste Deze term verwijst naar het opraken van natuurlijke bronnen als olie en erts.
klimaatverandering te mild is en de klimaatproblemen nog te veel afzwakt zijn (zie Klimaatverandering).
Klimaatverandering Bij klimaatverandering verandert het gemiddelde weertype of klimaat over een bepaalde periode. De VN-organi satie Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) publiceert ongeveer elke zes jaar een rapport over klimaatverandering. Daarin zijn de wetenschappelijke bevindingen van duizenden weten schappers opge nomen. Het IPCC-rapport wordt vaak gebruikt om aan te tonen dat klimaatverandering een feit is, dus dat bijvoorbeeld de aarde opwarmt en extremer weer vaker gaat voorkomen. Klimaatsceptici Deze sceptici twijfelen aan de juistheid van het IPCC-rapport over klimaatverandering (zie Klimaatverandering). Zij vinden dat bij veel waarnemingen of onderzoeken geen kritische kanttekeningen worden opgenomen. Ladder van Lansink
Dit is de standaard op het gebied van afvalbeheer. De ladder is vernoemd naar Ad Lansink, voormalig Tweede Kamerlid voor het CDA. Hij is een van de auteurs van de motie voor deze werkwijze, die in 1979 in de Tweede Kamer werd ingediend. Boven aan de Ladder van Lansink staan de meeste milieuvriendelijke afvalverwerkingswijzen. Het idee is dat we afval zo hoog mogelijk op de ladder moeten krijgen. De Ladder van Lansink wordt tegenwoordig ook vaak internationaal genoemd.
Life Cycle Assessment
Dit is een methode om de gebruikte materialen en energie en milieubelasting bij producten, processen et cetera in kaart te brengen. Van de wieg tot het graf wordt alles in kaart gebracht: het winnen van de grondstoffen, de productie, het gebruik en de afdankfase. Er zijn veel indicatoren waarop wordt beoordeeld.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) Deze manier van ondernemen slaat vooral op de sociale kant van duurzaamheid. Denk aan het investeren in een lokale voetbalclub of het in dienst hebben van mindervalide werknemers. The Natural Step
Deze non-profitorganisatie ontwikkelde een verduurzamingsmethode voor een ecologisch en economisch duurzame samenleving, net als Cradle to Cradle en Industrial Ecology.
Triple bottom line / 3P De triple bottom line bestaat uit drie P’s:
people, planet, profit. De gedachte erachter is dat een bedrijf niet alleen een economische afrekening moet maken (profit), maar ook oog moet hebben voor de mensen (people) en het milieu (planet).
95 herfst 2012 - p39
Nieuws, Media, Gadgets
Recyclingbijdragen ook na btw-verhoging gelijk Per 1 oktober is het Nederlandse btw-tarief verhoogd met 2%. Dit heeft voor wat betreft de verschillende recyclingbijdragen echter geen gevolgen. ARN heeft namelijk besloten de btw-verhoging niet door te laten werken in een verhoging van de bijdragen.
De bijdragen blijven dus allemaal gelijk. Dit besluit is genomen vanwege het feit dat ARN er continu naar streeft de kosten van autorecycling structureel verder te verlagen. Voor de duidelijkheid vindt u hieronder een overzicht van alle bijdragen:
Soort
Bedrag in euro
Verwijderingsbijdrage auto
45,–
(incl. 21% btw)
Beheerbijdrage Li-Ion-accu voor een accu <100 kg
90,–
(incl. 21 btw)
Beheerbijdrage Li-Ion-accu voor een accu >100 kg
180,–
(incl. 21% btw)
Beheerbijdrage voor auto(start)accu’s en -batterijen
0,05
(excl. btw)
Cleantech
De schone toekomst Cleantech is de verzamelterm voor alle technologische innovaties die bijdragen aan een schoner milieu en/of energiebesparing. Schoon produceren is niet langer een drempel, het is de basis van een nieuwe golf van innovatie en industriële groei. Overal ter wereld duiken Cleantechinnovaties in een ongekend tempo op. In april 2012 wijdde het VPRO-tvprogramma Tegenlicht een aflevering aan Cleantech. Tegenlicht laat zien
welke wereld in de komende decennia de onze zal worden. Dit doet het programma samen met Nick Parker, de geestelijk vader van het begrip Cleantech. Hij richtte in 2000 de investeringsmaatschappij Cleantech op, die investeert in start-ups op het gebied van schone technologie. Bekijk de aflevering van Tegenlicht van 23 april 2012 op tegenlicht.vpro.nl.
Energie besparen met de USB green button De USB green button werkt via de USBingang en schakelt met één druk op de knop een computer in slaapstand. Dat bespaart energie en onnodige slijtage als de computer even niet wordt gebruikt.
Blueroots op straat Straatnaamborden en ander straatmeubilair van gerecyclede kunststof, dat is sinds kort mogelijk met Blueroots. In samenwerking met composietenproducent NPSP ontwikkelde ARN Recycling dit nieuwe composietmateriaal, dat bestaat uit materialen uit gerecyclede auto’s en bio-based hars. Tezamen vormen deze een zeer stevige kunststof die geschikt is voor uiteenlopende toepassingen. De benodigde grondstoffen zijn afkomstig uit de nieuwe PST-fabriek van ARN Recycling. p40 - 95 zomer 2012
Nieuws, Media, Gadgets
Duurzame businessmodellen zorgen voor groei De Dutch Sustainable Growth Coalition (DSGC) is een groep Nederlandse multinationals (Akzo Nobel, DSM, FrieslandCampina, Heineken, KLM, Philips, Shell en Unilever) die actief wil bijdragen aan de verduurzaming van de wereld. VNO-NCW moedigt het initiatief aan, Ernst & Young faciliteert met Jan Peter Balkenende als voorzitter. De acht multinationals delen de visie dat financiële en economische groei samen gaan met het creëren van winst voor mens, milieu en maatschappij. Ze zijn ervan overtuigd dat het duurzame groeimodel hét business model is voor de toekomst. De leden hebben zich gecommitteerd om business modellen gericht op duurzame groei te bevorderen volgens het principe van Shape, Share en Stimulate: het ontwikkelen van duurzame bedrijfsstrategieën (Shape), het delen van goede voorbeelden (Share) en het aanjagen van het debat (Stimulate). Kijk op http://www.mt.nl/281/duurzaam voor een interview met Jan Peter Balkenende en zijn visie op DSCG en duurzame businessmodellen. Over die duurzame businessmodellen heeft de columnist van deze uitgave van 95 ook een Working Paper geschreven, wat via bit.ly/NHdABn is te lezen.
Meten in de praktijk Marc Epstein deelt in zijn boek Making Sustainability Work zijn ervaringen met het doorvoeren en meten van duurzaamheid binnen bedrijven. Het boek is een mix van Epsteins vele jaren van academische studie, het werk van andere denkers in het veld, veldonderzoek bij bedrijven en bijna honderd cases. In die cases worden dilemma’s en uitdagingen besproken waarmee managers te maken krijgen bij het doorvoeren van duurzaamheid. Ook bevat het boek een heleboel tools en een praktisch managementmodel voor het meten van duurzaamheidsinspanningen. Een praktische gids dus voor iedereen die ideeën over duurzaamheid in de praktijk wil brengen.
Titel: Making Sustainability Work Door: Marc Epstein Uitgever: Berrett-Koehler ISBN: 978-1576754863 288 pagina’s - prijs: € 32,99
Aziatische visie op duurzaamheid Door de economische crisis oefenen westerse economen en politici druk uit op Azië om meer te consumeren en zo de wereldeconomie te redden. Maar als de snelgroeiende Aziatische bevolkingsgroepen een voorbeeld nemen aan het westerse consumptiepatroon is dit rampzalig voor onze planeet. Dat stelt Chandran Nair in zijn boek Consumptionomics - Asia's role in reshaping capitalism and saving the planet. Hij is milieukundige en oprichter van de denktank Global Institute for Tomorrow (GIFT). Volgens Nair moet er niet alleen nagedacht worden over het milieu, maar ook over hoe we de samenleving organiseren. Hoe krijgen we politieke instituties die erop toezien dat de planeet eind deze eeuw door 15 miljard mensen eerlijk en duurzaam wordt gedeeld? Consumptionomics is een uniek Aziatisch perspectief op duurzaamheid en economie.
Titel: Consumptionomics (digitaal) Door: Chandran Nair Uitgever: Infinite Ideas ISBN: 978-0470828571 256 pagina’s - prijs: € 24,99 95 zomer 2012 - p41
95 kort
‘Duurzaamheid is durven’
4
“Met Urgenda willen we zorgen voor versnelling door met passie en energie acties op te zetten. We moeten zo snel mogelijk naar een economie op basis van groene in plaats van fossiele brandstoffen. En naar een circulaire economie, waarin alle grondstoffen worden hergebruikt. Hiervoor maakt Urgenda zich hard. Dat doen we op sympathieke wijze. Bedrijven die niet honderd procent duurzaam zijn, nagelen we niet aan de schandpaal. We gaan juist met ze praten om te kijken waar wij kunnen helpen. We merken dat bedrijven daarvoor openstaan. Want veel mensen uit het bedrijfsleven willen gewoon hetzelfde wat wij willen: een gezonde toekomst voor onze kinderen.” Over de ontwikkelingen in de mobiliteitssector is Minnesma optimistisch: “Ik verwacht dat er nog veel meer initiatieven voor elektrische voertuigen komen.”
Dossier: Duurzaamheid meten
17
Om duurzaam te kunnen werken, moet allereerst duidelijk zijn wat onder duurzaamheid wordt verstaan. ARN onderschrijft de VN-definitie: ‘Duurzaamheid is gericht op het voorzien in de behoeften van nu, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien in gevaar te brengen.’ Dat is op verschillende manieren te bereiken. Bijvoorbeeld door de CO2-uitstoot te verminderen of door minder grondstoffen te gebruiken. Vaak is echter niet helder om welke van deze aspecten het gaat bij een duurzaamheidsclaim.
p42 - 95 herfst 2012
Toekomstgericht inkopen
10
“We willen nu meer toe naar een inkoopbeleid dat gericht is op de gewenste resultaten van een product en dat marktpartijen betrekt bij het gehele inkoopproces. In plaats van dat we aan de markt vragen om bijvoorbeeld een brug te bouwen, vragen we hen een duurzame verbinding van a naar b te verzorgen. De markt bepaalt wat het product wordt, want zij weten veel beter wat er mogelijk is dan wij. Zo voeren we duurzaamheid door in het hele inkoopproces, van begin tot einde.”
‘Misschien is de automotive industrie nog niet zo groen als wij denken’
30
“Ik merkte dat het gauw in het morele werd getrokken: ‘Je rijdt zelf in een grote auto, dus dat schiet alvast niet op’ – dat idee. Maar het gaat natuurlijk niet om mijn privémening. Ik zie het persoonlijk ook als een morele verplichting hoor, maar ik wil het aanpakken vanuit de zakelijkheid. In de energieslurpende business die wij zijn, kan er nog heel veel verbeterd worden. We hebben daarom gemeten wat er nou precies verbruikt wordt en kwamen tot de conclusie dat we gemiddeld zestig kilogram per schadegeval aan CO2 uitstoten. Dat staat gelijk aan een rit in een gemiddelde auto van hier naar Parijs.”
95 kort
colofon
Duurzaamheidscan agrofoodsector biedt handige methodiek
14
De Duurzaamheidscan houdt ondernemers een spiegel voor: wat doen ze aan duurzaamheid? Welke aspecten blijven onderbelicht? En waar liggen kansen om de organisatie verder te verduurzamen? Daarbij gaat de scan systematisch in op alle facetten van People, Planet en Profit. Branchespecifieke thema’s komen aan bod, zoals voedselveiligheid en gewassen beschermingsmiddelen. Daarnaast belicht de scan ook algemene duurzaamheidthema’s. Denk aan arbeidsvoorwaarden, ketenafstemming en afvalbeheer. Ook onderdeel van de scan zijn een aantal good management practices die een bijdrage leveren aan duurzaam ondernemerschap.
ARN is het Nederlandse expertisecentrum voor recycling in de mobiliteitsbranche. Binnen deze branche voert zij al 15 jaar lang de regie over recyclingketens. Inmiddels is ARN uitgegroeid tot expertisecentrum op het gebied van recycling, ketenregie en kennis uitwisseling. ARN gebruikt haar expertise om bedrijven en overheden – nationaal en internationaal – te begeleiden en te adviseren bij duurzaamheidvraagstukken. 95 is een magazine voor relaties van ARN en verschijnt twee keer per jaar in een oplage van 9.250 exemplaren (8.750 Nederlandstalig en 500 Engelstalig). Uitgave ARN Postbus 12252 1100 AG Amsterdam ZO De Entree 258 1101 EE Amsterdam ZO Telefoon +31 (0)20 66 131 81
[email protected] www.arn.nl Concept en realisatie Móbile Rembrandtlaan 24 3723 BJ Bilthoven Telefoon +31 (0)88 227 22 80
[email protected] www.mobile-pr.nl Redactieraad ARN Arie de Jong, Janet Kes, Aarnout van Duuren, Femke Jacobs, Rob van der Linden Redactie en eindredactie Rob de Boer, Jeroen Booij, Jan Jonker, Robbert Jan Sabel, Lisa Schoonenberg, Laura Vening, Remco Verhezen, Femke Welvaart Projectmanagement Viona Nieuwenhuis Art-direction/vormgeving Michel Giezen (Sabel Design, Bilthoven)
Wil de duurzaamste fabrikant nu opstaan?
34
Opvallend afwezig in de jongste editie van de Dow Jones Sustainability Index is Toyota, dat tot 2010 steevast hooggeklasseerd was in dit onderzoek. Hoewel de onderzoekers van Dow Jones deze beslissing nooit hebben toegelicht, heeft deze stap waarschijnlijk te maken met het relatief grote aantal terugroepacties waarmee Toyota zich destijds geconfronteerd zag. Voor andere onderzoeksinstituten is dit kwaliteitsaspect kennelijk van minder belang. Volgens onderzoeksbureau Interbrand is Toyota zelfs het groenste merk ter wereld, nog voor bedrijven als 3M en Siemens. Interbrand noemt Toyota ‘een voorbeeld van een merk dat het milieu tot kernprioriteit heeft verheven, en daarbij bewust de dialoog zoekt met doelgroepen over de hele wereld’.
Fotografie, infographics en illustraties Maarten Corbijn (Corb!no), Michel van den Boogaard (Sabel Design), Marco Peters (fotograaf.nl), Thijs Unger (vof Unger-Kisman), Dreamstime, Getty Images, Hollandse Hoogte, beeldmateriaal betrokken organisaties Drukwerk Klomp Grafische Communicatie, Amersfoort Vertaling Engelse uitgave sbv anderetaal, Noordeloos © Móbile, Bilthoven 2012 Artikelen uit deze uitgave mogen worden overgenomen, zij het na voorafgaande toestemming van de uitgever en redactie. Alle informatie in dit magazine wordt met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Mochten er desondanks onjuistheden of onvolledigheden voorkomen, van welke aard dan ook, dan kunnen de betrokken partijen niet aansprakelijk worden gesteld. Aan de in dit magazine geboden informatie kunnen door de gebruiker geen rechten worden ontleend.
95 herfst 2012 - p43
Nederland op de penning In deze tijd van telebankieren en automatische incasso’s is het nauwelijks meer voor te stellen, maar rond het eind van de 19e eeuw betaalden vrijwel alle Nederlandse huishoudens hun energieverbruik contant. Zo waren drie munten van 2½ cent jarenlang voldoende voor 1m3 aardgas. Later werden de normale geldstukken vervangen door penningen voor zowel gas als elektriciteit. De Nederlandse bevolking kocht deze penningen, om die thuis in de gas- of elektriciteitsmeter te stoppen. Het doel van deze maatregel was niet zozeer het meten of beperken van het energieverbruik, maar om grote betalingsachterstanden bij de gas- en elektriciteitsbedrijven te voorkomen. Anno 2012 zou zo’n energiepenning consumenten bewust kunnen maken van hun energieverbruik, en zo duurzaamheid letterlijk in geld kunnen meten. In dat licht gezien waren de gasen elektriciteitspenning zo gek nog niet.