Socio-economisch belang van de Brusselse havenbedrijven
April 2002
Paul CLERBAUX Patricia VROMAN
We danken de bedrijven die door hun medewerking rechtstreeks hebben bijgedragen tot het tot stand komen van deze studie. Onze dank gaat eveneens naar de groep van enquêteurs die de nodige informatie verzameld hebben.
Het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties is opgericht in 1995 en wordt gecofinanicierd door het Europees Sociaal Fonds in het kader van Doelstelling 3. Het heeft tot doel de evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te volgen. Op basis van thematische analyses worden de vragen naar veranderingen en verschuivingen met betrekking tot jobs, beroepen en kwalificaties onderzocht.
Medewerkers : verantwoordelijke:
Stéphane THYS (fr) 02/505.14.54 e-mail :
[email protected] Amandine BERTRAND (fr) 02/505.78.76 e-mail :
[email protected] Paul CLERBAUX (fr) 02/505.14.14 e-mail :
[email protected] Bénédicte DECKER (fr) 02/505.16.07 e-mail :
[email protected] Mourad DE VILLERS (fr) 02/505.14.14 e-mail :
[email protected] Chantal JACQUEMART (fr) 02/505.16.07 e-mail :
[email protected] Jean-François ORIANNE (fr) 02/505.78.76 e-mail :
[email protected] Patricia VROMAN (nl) 02/505.14.56 e-mail :
[email protected]
secretariaat:
Alexandra DE WIT (nl) 02/505.14.53 e-mail :
[email protected]
lay-out : A. DE WIT / cover : B. REUMONT
Anspachlaan 65 - 1000 Brussel Tel. : 02/505.14.54 - Fax : 02/505.78.19 (e-mail
[email protected] - site Observatorium www.bgda.be)
Inhoudstafel
A.
INLEIDING ................................................................................................ 1
B.
METHODOLOGIE EN VERWEZENLIJKING VAN DE STUDIE...................................... 2
B.1. Methodologie van de enquête ......................................................................................2 B.1.1. Het studieobject........................................................................................................2 B.1.2. De structuur van de vragenlijst ..................................................................................3 B.1.3. De verwezenlijking van de enquête ............................................................................4 B.1.4. De methodiek van de enquête ...................................................................................4 B.1.5. De geënquêteerde steekproef ....................................................................................5
C.
BESCHRIJVENDE ANALYSE VAN HET HAVENGEBIED ............................................ 6
C.1. Eigenschappen van de bedrijven..................................................................................6 C.1.1. Juridische toestand van het bedrijf .............................................................................6 C.1.2. Juridische vorm van de bedrijven ...............................................................................7 C.1.3. Oprichtingsdatum van de bedrijven ............................................................................7 C.1.4. Is het beslissingscentrum gevestigd in het bezochte bedrijf?........................................7 C.2. Bedrijfsactiviteiten .......................................................................................................9 C.2.1. Indeling van de bedrijven volgens de voornaamste activiteit en de omvang van het personeelsbestand ....................................................................................................9 C.2.2. Gebruikers van de waterweg ...................................................................................11 C.3. Onderaanneming ........................................................................................................13 C.3.1. Onderaanneming van activiteiten die voorheen in het bedrijf zelf werden uitgevoerd ..13 C.4. Omvang en wijze van transport .................................................................................14 C.4.1. Verhouding ten opzichte van de transportwijze .........................................................14 C.4.2. Omvang van het transport .......................................................................................15 C.4.3. Het aantal bedrijven naargelang het uitvoerpercentage en de transportwijze ..............16 C.4.4. Het aantal bedrijven naargelang het invoerpercentage en de transportwijze ...............16 C.4.5. Gecombineerd transport ..........................................................................................17 C.4.6. Recente wijzigingen inzake transportwijze ................................................................17 C.4.7. Het voornemen om in de toekomst van transportwijze te veranderen.........................18 C.5. Oppervlakte ................................................................................................................19 C.5.1. De gebruikte oppervlakte.........................................................................................19 C.5.2. Behoefte aan bijkomende ruimte..............................................................................20 C.6. Omzet 21 C.6.1
Omzet ....................................................................................................................21
C.6.2. Omzet per sector ....................................................................................................22
C.7. Investeringen .............................................................................................................24 C.7.1. Investeringen .........................................................................................................24 C.7.2. Indeling van de investeringen volgens soort en sector...............................................25 C.7.3. Investeringplannen in het gebied .............................................................................26 C.8. Kenmerken van de vestigingsplaats in het havengebied...........................................27 C.8.1. Vestiging in de havenzone .......................................................................................27 C.8.2. Evaluatie van de huidige vestigingsplaats .................................................................30 C.8.3. Verhuisplannen .......................................................................................................32 C.9. Werkgelegenheid in het gebied..................................................................................34 C.9.1. De totale werkgelegenheid ......................................................................................34 C.9.2. Verdeling van de werkgelegenheid volgens sector.....................................................35 C.9.3. Dichtheid van de werkgelegenheid volgens het gebruikte oppervlak ...........................38 C.9.4. Indeling van de werkgelegenheid volgens bepaalde criteria (jaar 2000).....................39 C.10. Aanwerving en opleiding............................................................................................43 C.10.1 Type van overeenkomst ..........................................................................................43 C.10.2. Plannen om nieuw personeel aan te werven .............................................................44 C.10.3. Aanwervingsmoeilijkheden .......................................................................................44 C.10.4. Praktijken inzake beroepsopleiding ...........................................................................46
D.
HET BELANG EN DE INVLOED VAN DE HAVEN BINNEN HET GEWEST ...................... 48
D.1. Benadering van het economische belang van de haven van Brussel.........................48 D.1.1. Belang van de bedrijven en de werkgelegenheid in het havengebied..........................48 D.1.2. Belang van de omzet van het havengebied ...............................................................52 D.1.3. Belang van de toegevoegde waarde van het havengebied .........................................53 D.1.4. Omzet binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.....................................................54 D.2. Herkomst van leveranciers en klanten.......................................................................57 D.2.1. Herkomst van leveranciers.......................................................................................57 D.2.2. Herkomst van klanten .............................................................................................58 D.3. Schatting van de geïnduceerde omzet en de werkgelegenheid.................................59
E.
BESLUIT ................................................................................................. 60
BIJLAGE 1: DE HAVEN IN HET GEWEST ............................................................... 63 BIJLAGE 2 : METHODE EN BEREKENING VAN DE GEÏNDUCEERDE WERKGELEGENHEID..... 65 BIJLAGE 3 : BIBLIOGRAFIE ................................................................................ 69
A.
INLEIDING
Gelegen in het centrum van de Europese transportnetwerken en in de onmiddellijke nabijheid van het stadscentrum, vormt de Brusselse haven een belangrijk zwaartepunt in het economische leven van de hoofdstad. Door zijn infrastructuur en zijn bereikbaarheid, vooral via de waterweg, heeft de haven een belangrijk aandeel in de bevoorrading van de Brusselse handelsondernemingen en industrieën. In het bijzonder dankzij een waterweg van Europees formaat, die 365 dagen per jaar en 24 uur op 24 open is voor de binnen- en de zeevaart, is de Brusselse haven één van de weinige Europese binnenhavens waar schepen tot 4 500 ton kunnen aanmeren. Het transport over de waterweg vormt echter maar één onderdeel van de Brusselse havenactiviteiten. De Haven van Brussel heeft altijd gestreefd naar een optimale complementariteit van de verschillende transportwijzen: de waterweg, de weg (een makkelijke toegang tot de grote Europese autosnelwegen via de Ring), het spoor (het vormingsstation van Schaarbeek) en zelfs het intermodale transport, 1
dankzij de opening in juni 2001 van een quadrimodale containerterminal. Bovendien zijn in de haven een aantal industriële en economische bedrijven gevestigd die van groot belang zijn op gewestelijk niveau en zelfs onmisbaar zijn voor de stedelijke economie. Het gaat bijvoorbeeld om betoncentrales, entrepots voor bouwmaterialen, logistieke dienstverlening enz. De bedrijvigheid van de Brusselse havenbedrijven creëert, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks werkgelegenheid (die bovendien toegankelijk is voor de laaggeschoolde Brusselse beroepsbevolking), omzet en toegevoegde waarde. Aan dit economisch en sociaal potentieel wordt door de gewestelijke instanties heel wat aandacht besteed en dan vooral in het kader van het Europese project "Territoriaal pact voor de werkgelegenheid", die de havenactiviteiten als één van de "sectoren met groeiperspectieven" in Brussel beschouwt. In de Haven van Brussel lopen momenteel een hele reeks projecten: de modernisering en uitbreiding van het TIR-centrum, de vernieuwing van de kades die het dichtst bij het stadscentrum liggen en baggerwerken. Al deze werken dragen bij tot de integratie van de Brusselse havenvoorzieningen in de Trans-Europese transportnetwerken. In 1997 heeft het Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties op verzoek van de haven van Brussel de havenbedrijven in kaart gebracht. De huidige studie, met als titel "Socio-economisch belang van de Brusselse havenbedrijven", werd gerealiseerd in 2001 en is een update van de in 1997 verkregen resultaten. Deze studie is opgebouwd vanuit twee invalshoeken. In het eerste deel worden de kenmerkende eigenschappen beschreven van de bedrijven in het Brusselse havengebied2. Het tweede deel van de studie geeft een zicht op het belang en het aandeel van de havenbedrijven in de sociaal-economische structuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De resultaten van deze studie schetsen een beeld van de haven van Brussel aan het einde van het jaar 2000.
1 2
2 onderdelen: zeecontainers en mobiele laadkisten en 4 transportwijzen: binnenvaart, zeevaart, spoor, weg In 1997 werd ons overigens gevraagd de verkregen resultaten, voor zover mogelijk, te vergelijken met de studie "Les
entreprises en Région bruxelloise; l'espace du port de Bruxelles; photographie des activités, C. SCHAUT, UCLUSOC, 1990".
1
B.
METHODOLOGIE EN VERWEZENLIJKING VAN DE STUDIE
B.1.
Methodologie van de enquête
De "reproductie" van de resultaten van deze studie, die de waarde van een inventarisering van de havenbedrijven heeft, is niet zonder moeilijkheden verlopen. Een eerste moeilijkheid die zich voordeed (inventariseringlogica) heeft rechtstreeks te maken met het niet-dwingende karakter van de vragenlijst. Wij kunnen ondernemingen onmogelijk verplichten de vragenlijst in te vullen of een welbepaalde vraag te beantwoorden. Zo gebeurt het dat vragen om één of andere reden onbeantwoord blijven, wat belangrijke gevolgen kan hebben voor de cijfergegevens die wij verzamelen. Om dan toch zo volledig mogelijk te kunnen zijn, zijn wij verplicht andere informatiebronnen nauwkeurig te onderzoeken… Anderzijds werd de methodologie van de studie herbekeken met als doel de kwaliteit van de verzamelde gegevens nog te verhogen. Wij hebben getracht zo veel mogelijk "geschatte" gegevens (afkomstig van de Cd-rom van de BNB) te vervangen door gegevens afkomstig uit onderzoek. Hierdoor krijgen we een beeld dat beter aansluit bij de realiteit, maar kan de vergelijking met vorige enquêtes bemoeilijkt worden. Ten slotte wijzen wij erop dat tussen de beide enquêtes drie jaar zijn verlopen, wat in ieder geval een onvoldoende tijdspanne is om de grote tendensen te bepalen die het economische leven van de havenbedrijven definiëren of het werk te evalueren dat de in het havengebied bevoegde overheden hebben geleverd.
B.1.1. Het studieobject Teneinde de coherentie van onze inventarisering te garanderen en een diachronische analyse mogelijk te maken, werd voor de enquête 2000 hetzelfde referentiegebied3 onderzocht als in 1997. Als referentiegebied namen wij de ruimte die hoofdzakelijk overeenstemt met de "perimeters voor havenen vervoersactiviteiten"4 (PHVA) zoals vastgelegd in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan van 1995. Aan deze afbakening werden een aantal zijstraten toegevoegd, zoals de Picardstraat, en de bedrijven van de voorhaven (linkeroever) die stricto sensu niet gelegen zijn in de hierboven omschreven GOP-zone, maar die duidelijk in de onmiddellijke nabijheid van het kanaal liggen. Dit geldt ook voor het deel van het Béco-bassin dat niet is opgenomen in de PHVA. De ondernemingen op de site van de GOMB – Kemira zijn niet in het onderzoek opgenomen.
3 4
2
Zie plan in bijlage 1 Deze perimeters zijn hoofdzakelijk bestemd voor distributie- of vervoersactiviteiten die een opslagfunctie vereisen; voor nijverheids- of ambachtsbedrijven die ter plaatse roerende goederen produceren of bewerken; voor activiteiten die de verbetering van het leefmilieu beogen, zoals waterzuivering, sortering en recycling,...(voor een volledige definitie zie: de geschreven stedebouwkundige voorschriften van de verordenende kaart van de bodembestemming in het Gewestelijk Ontwikkelingsplan).
Enerzijds blijft de bestudeerde zone dus dezelfde (ruimtelijke benadering), maar anderzijds hebben wij ervoor gekozen ons onderzoek specifieker te richten op de notie van "economische havenactiviteit", m.a.w. transport, logistiek en goederenbehandeling, en de hiermee verbonden diensten. Dit heeft als onmiddellijk gevolg gehad dat een vijftiental ondernemingen werden uitgesloten die, hoewel ze in het havengebied gevestigd zijn, niet met de haven of met havenactiviteiten verbonden zijn. Een aantal grote ondernemingen, zoals bijvoorbeeld Electrabel, maken deel uit van deze groep uitgesloten bedrijven. Het effect op de algemene resultaten zal dan ook aanzienlijk zijn. Anders gezegd kunnen de algemene resultaten die in 1997 en in 2000 opgetekend werden soms moeilijk met elkaar vergeleken worden door de overgang van een ruimtelijke benadering (waarvan in 1997 werd uitgegaan om de vergelijking met de studie van Schaut mogelijk te maken) naar een benadering die meer gericht is op de eigenlijke economische activiteit. Om de vergelijking te vergemakkelijken zullen, daar waar nodig, drie indicatoren worden gegeven om de veranderingen die tussen 1997 en 2000 werden opgetekend weer te geven: 1. Een eenvoudige vergelijking van de databases (wat maar weinig zin heeft bij het vergelijken van cijfergegevens, bijvoorbeeld van het omzetcijfer). 2. Een vergelijking van de databases nadat in de studie van 1997 dezelfde ondernemingen werden uitgesloten als in die van 2000 (de meest gebruikte methode). 3. Een vergelijking van de databases ceteris paribus. De veranderingen worden enkel geanalyseerd bij die ondernemingen die in de gegevensbanken van beide studies voorkomen. We zullen zien dat deze indicator vooral relevant is voor de analyse van de
vragen m.b.t. de perceptie van de omgeving en de veranderingen daarin. We willen de lezer erop wijzen dat de hier gepresenteerde gegevens niet vergeleken kunnen worden met de cijfers die in 1998 gepubliceerd werden.
B.1.2. De structuur van de vragenlijst De vragenlijst is grotendeels geïnspireerd op die van 1997. Wel werden een aantal vragen anders geformuleerd rekening houdende met de resultaten die in 1997 werden bekomen. De vragenlijst telde 63 vragen over de volgende thema's • • • • • • • • • •
de eigenheid van het bedrijf; de bedrijfsactiviteiten in het gebied en hun eventuele uitbesteding; de afhankelijkheid van de waterweg; de omzet van de laatste jaren en de evolutie ervan, met aandacht voor het aandeel van de omzet dat gerealiseerd wordt in Brussel; de rol en de vestigingsplaats van de handelspartners; investeringen die in het gebied werden gedaan en eventuele toekomstige projecten; vestigingscriteria en evaluatie van het gebied door de bedrijven; eventuele verhuisplannen; omvang en wijze van het transport en de veranderingen die zich in deze materie (kunnen) voordoen; rechtstreekse tewerkstelling (evolutie, structuur, kenmerken, praktijken inzake aanwerving en opleiding).
3
B.1.3. De verwezenlijking van de enquête De eerste stap bestond uit een zo nauwkeurig mogelijke inventarisering van de ondernemingen in het gebied. Een eerste belangrijke bron van informatie was de adressenlijst van de vorige studie. Deze werd geüpdatet met andere gegevensbronnen, zoals de databank van de Havenmaatschappij, de Aramis-databank van de BGDA die Euro-Db5-gegevens bevat, de databank van de Balanscentrale van de Nationale Bank van België… Een eerste vergelijking van het materiaal uit de databanken met de gegevens die wij via de telefoon verzamelden, toonde de afwezigheid van een aantal bedrijven aan. Dit heeft ons ertoe aangezet de gegevens ter plaatse en via de telefoon aan te vullen. In realiteit blijkt immers dat vooral het aantal zeer kleine ondernemingen sterk fluctueert en dat een aantal ervan was verdwenen in de periode tussen het neerleggen van hun laatste handelsbalans en het tijdstip waarop wij onze enquête uitvoerden. De eigenlijke enquête werd uitgevoerd tussen april en juni 2001.
B.1.4. De methodiek van de enquête De methodiek die voor de enquête werd gekozen, hield in dat wij in de mate van het mogelijk probeerden om een afspraak te maken met de persoon die het best geplaatst was om de vragen van de enquête te beantwoorden. In de praktijk betekende dit vaak dat wij terechtkwamen bij de directeur van het bedrijf, of bij de financieel directeur of de personeelschef wanneer het een grotere onderneming betrof. De face-to-face-enquêtemethode genoot de voorkeur. Voor de zeer kleine ondernemingen, d.w.z. bedrijven die minder dan 5 personen tewerkstellen, besloten wij de enquête telefonisch af te nemen. Hierbij maakten wij gebruik van een lichtjes ingekorte vragenlijst (52 vragen), waaruit vooral vragen waren weggelaten over de handelspartners, de sectoren waarin de klanten actief zijn en de vragen met betrekking tot de beoordeling van de ligging werden weggelaten, aangezien deze te lang waren om telefonisch gesteld te kunnen worden. In een aantal gevallen, die wij echter tot een minimum probeerden te beperken, verklaarden de gecontacteerde personen dat zij de enquête liever per post beantwoordden omdat het hen wegens tijdgebrek onmogelijk was een enquêteur te woord te staan.
5
4
Leverancier van administratieve gegevens.
B.1.5. De geënquêteerde steekproef De resultaten van deze werkwijze laten zich als volgt samenvatten: •
326 bedrijven werden in het betreffende gebied geïnventariseerd. Zij kunnen als volgt worden onderverdeeld: •
174 bedrijven werden geënquêteerd, waarvan er 108 meer dan 5 personeelsleden telden;
•
44 bedrijven gebruiken een gebouw in de haven (bijvoorbeeld loges onder douanetoezicht) zonder dat zij er specifiek personeel tewerkstellen.
•
met 29 bedrijven mislukten de contacten, ondanks het hercontacteren…;
•
19 bedrijven weigerden categoriek mee te werken aan de enquête. Het betrof hier doorgaans zeer kleine bedrijven;
•
Een groep van 15 bedrijven werd uit de te analyseren steekproef verwijderd omdat hun activiteiten niets of bijna niets te maken hebben met de algemene havenactiviteit.
•
Om helemaal volledig te zijn, merken wij nog op dat 13 bedrijven uit onze lijsten het havengebied verlaten hadden, dat 21 andere niet meer bestonden op het ogenblik van het contact en dat wij voor een groep van een twintigtal bedrijven geen enkele informatie hebben kunnen verkrijgen.
Opdat onze gegevens over de bedrijven van het betreffende gebied zo volledig mogelijk zouden zijn, hebben wij vervolgens uit verschillende databanken bijkomende informatie gehaald over de bedrijven die wij niet hebben kunnen enquêteren. Op die manier zijn wij erin geslaagd voor 86 bedrijven gegevens te bekomen met betrekking tot de sector, de grootte van het personeelsbestand, de omzet en de toegevoegde waarde. De gegevens kunnen dus worden onderverdeeld in 3 groepen: 108 bedrijven beantwoordden de volledige bedrijvenlijst; 66 beantwoordden de lichtjes ingekorte versie van de vragenlijst en van 86 bedrijven beschikken wij slechts over gedeeltelijke gegevens. Afhankelijk van de vraag zal de steekproef van de respondenten bijgevolg verschillen en schommelt het aantal deelnemende bedrijven van 108 tot 260.
5
C. BESCHRIJVENDE ANALYSE VAN HET HAVENGEBIED Dit hoofdstuk wil een overzicht bieden van de karakteristieke eigenschappen van de bedrijven die wij in het havengebied hebben onderzocht. De grote thema's zijn de bedrijfsactiviteiten, de manier waarop de ondernemingen met de buitenwereld in contact treden, de kenmerken van het personeel dat er werkt; enz. Deze brede waaier vragen heeft tot doel om een zo gedetailleerd mogelijk beeld te vormen van één van de economische groeipolen van Brussel. Tenslotte wordt het belang van het havengebied voor het Brussels Gewest belicht aan de hand van de belangrijkste indicatoren van zowel het havengebied als het Gewest.
C.1. Eigenschappen van de bedrijven Wij beginnen deze analyse met een overzicht van een aantal algemene eigenschappen van de bedrijven in het havengebied. Hieruit blijkt dat de bedrijven uit de steekproef een uitgesproken Brusselse verankering kennen, aangezien het beslissingscentrum van drie bedrijven op vier in de haven gevestigd is. De belangrijkste eigenschappen van de havenbedrijven die uit de enquête van 1997 naar voren kwamen, vinden we ook hier terug.
C.1.1. Juridische toestand van het bedrijf Aantal Zelfstandig bedrijf Behorende tot een multinationale groep Zelfstandige dochteronderneming Afhankelijke eenheid Maatschappelijke zetel Andere Totaal
% 97 29 16 7 2 11
59,9 17,9 9,9 4,3 1,2 6,8
164
100,0
Voor zes bedrijven op tien geldt dat hun hoofdkantoor en hun voornaamste productie-eenheid in het havengebied gelegen is. 18% van de bedrijven verklaren dat zij tot een multinationale groep behoren. Een aantal ondernemingen zijn echter moeilijk te contacteren. Zo zijn er 44 bedrijven geïnventariseerd in het havengebied die slechts een opslagplaats gebruiken zonder dat zij ter plaatse vast personeel tewerkstellen. In welke mate deze bedrijven aan het Brussels Gewest verbonden zijn, is moeilijk te achterhalen en ongetwijfeld ligt het totale aantal van dergelijke houders van opslagplaatsen nog hoger. Ook de handelaars die actief zijn op de Vroegmarkt zijn moeilijk te contacteren, aangezien ze slechts tijdens de markt aanwezig zijn. Voor deze ondernemingen beschikken we niet over informatie over het aantal personeelsleden, de omzet en dergelijke meer, maar het staat buiten kijf dat zij ruimte in beslag nemen en bijdragen tot het transport in het gebied.
6
C.1.2. Juridische vorm van de bedrijven Aantal
%
NV BVBA VZW Natuurlijke persoon Openbaar Andere
155 71 13 3 5 13
59,6 27,3 5,0 1,2
Totaal
260
100,0
1,9 5,0
Deze cijfers spreken in feite voor zich. In vergelijking met de vorige studie is op dit gebied niks veranderd. Er is een duidelijk overwicht van de klassieke juridische vormen van bedrijven, zoals de NV en de BVBA. Vermeldenswaard is de aanwezigheid van vijf openbare instellingen van “openbare of paragewestelijke aard”, met name de Haven van Brussel, Net Brussel, NMBS – Tour en Taxis, de douaneadministratie en het gedecentraliseerd agentschap van de BGDA in de Haven.
C.1.3. Oprichtingsdatum van de bedrijven Aantal 1850-1969 1970-1979 1980-1989 1990-2001 Totaal
% 63 36 56 54
30,1 17,2 26,8 25,8
209
100,0
Opvallend is dat één bedrijf op vier in de jaren negentig werd opgericht. 17 bedrijven werden opgericht tussen 1997 en 2001. Dit is ongeveer 8% van de ondervraagde bedrijven die niet voorkwamen in de vorige studie.
C.1.4. Is het beslissingscentrum gevestigd in het bezochte bedrijf? Aantal
%
Ja Neen Gedeeltelijk
124 38 4
75,6 23,2 2,4
Totaal
166
100,0
Drie vierde van de bedrijven verklaart dat het beslissingscentrum in het havengebied gevestigd is. De vier bedrijven in de categorie "gedeeltelijk" zijn bedrijven die zeggen het advies van het moederbedrijf te vragen voor grote beslissingen zoals de langetermijnstrategie maar wel autonoom te beslissen voor praktische zaken. Ook in 1997 was het beslissingscentrum van drie vierde van de bedrijven in het havengebied gevestigd.
7
C.1.4.1.
Zo niet, waar bevindt het beslissingscentrum zich dan wel? Aantal
%
Elders te Brussel Vlaams Gewest Waals Gewest Buitenland
10 18 6 8
23,8 42,9 14,3 19,0
Totaal
42
100,0
Van de 42 bezochte bedrijven waar het beslissingscentrum niet of gedeeltelijk in het havengebied gevestigd is, volgt 43% de beslissingen van het moederbedrijf in het Vlaamse Gewest, 24% van de beslissingen komen uit de rest van het Brussels Gewest, 14% uit Wallonië en 19% uit het buitenland. In vergelijking met de vorige studie is het aantal bedrijven met een beslissingscentrum in de rest van het Brussels Gewest licht afgenomen ten voordele van bedrijven met een beslissingscentrum in Vlaanderen. Niettemin worden voor 138 van de 166 geënquêteerde bedrijven (dit is 83% van het totaal) de strategische beslissingen in het Brussels Gewest genomen en in de overgrote meerderheid van de gevallen in het havengebied zelf. De Brusselse verankering van de geënquêteerde bedrijven is niet fundamenteel veranderd sinds de vorige studie en blijft dan ook een zeer belangrijke variabele.
8
C.2. Bedrijfsactiviteiten Dit tweede deel geeft een beeld van de aanwezige sectoren in de havenzone, waarbij de diversiteit van de sectoren opvallend is. Ten slotte, wordt aandacht besteed aan een bijzondere groep bedrijven: de gebruikers van de waterweg.
C.2.1. Indeling van de bedrijven volgens de voornaamste activiteit en de omvang van het personeelsbestand Onderstaande tabel biedt een overzicht van de sectorale structuur van de geënquêteerde bedrijven. Deze indeling geeft de waaier van activiteiten die in de haven worden ontplooid beter weer dan de NACE-BEL-codificatie.
Transport en logistiek Transport Opslag Goederenbehandeling Douaneagentschappen Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Vaste brandstoffen Groothandel Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Diensten Recycling Bouwnijverheid Kleinhandel Openbare sector Andere Totaal
1 – 4 pers. Aant. % 17 38 5 22 3 75 1 50 6 46 2 67 2 12 1 25 1 50 0 0 0 0 0 0 0 0 42 35 8 44 0 0 11 28 1 25 17 36 5 45 22 59 3 38 1 20 12 55 1 20 0 0 100
38
5 - 49 pers. Aant. % 24 53 14 61 1 25 1 50 7 54 1 33 13 76 3 75 1 50 3 100 0 0 5 83 1 100 70 58 9 50 1 100 23 59 2 50 29 62 6 55 14 38 3 25 4 80 10 45 1 20 0 0 139
53
50 en + Aant. % 4 9 4 17 0 0 0 0 0 0 0 0 2 12 0 0 0 0 0 0 1 100 1 17 0 0 7 6 1 6 0 0 4 10 1 25 1 2 0 0 1 3 3 25 0 0 0 0 3 60 2 100 21
8
Aant. 45 23 4 2 13 3 17 4 2 3 1 6 1 120 18 1 39 4 47 11 37 8 5 22 5 2
Totaal % 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
%K 17 9 2 1 5 1 7 2 1 1 0 2 0 46 7 0 15 2 18 4 15 3 2 8 2 1
260
100
100
Het valt onmiddellijk op dat een groot en gediversifieerd aantal bedrijfsactiviteiten in het havengebied aanwezig zijn. Een aantal sectoren overheerst echter. De bedrijven die langs het kanaal liggen, zijn meestal actief in de groothandel 46% van de bedrijven, hoofdzakelijk groothandelimport van voedingsproducten (17%) en eindproducten (15%), transport en logistiek (17%) en kleinhandel (8%). Meer dan één onderneming op twee is dus rechtstreeks betrokken bij activiteiten van handelsverkeer, hetgeen bevestigt dat het gebied een draaischijf is voor koopwaar. Wanneer men het grote aantal bedrijven in aanmerking neemt dat hoofdzakelijk actief is in de transportsector, dan wordt het nog duidelijker dat het gebied een ware uitwisselingsplaats is voor koopwaar.
9
Wat ook opvalt is de sterke aanwezigheid van dienstverlenende bedrijven (15%). Het gaat in dit geval hoofdzakelijk om bedrijven in de vorm van een VZW die zich bezighouden met vrijetijdsbesteding, sectorale of werkgeversvertegenwoordiging, opleiding of management. Industriële productie- of verwerkingsactiviteiten komen weinig voor in het gebied. Het betreft hier slechts 17 bedrijven, die samen goed zijn voor 7%. Onder de rubriek "Andere" werden bedrijven ondergebracht die activiteiten uitoefenen die moeilijk elders zijn onder te brengen, namelijk de Vroegmarkt en "Elia", ook wel Regionaal Transportcentrum van Electrabel. Hun economische en ruimtelijke invloed in het gebied is aanzienlijk en wanneer men hen stricto sensu zou indelen bij een activiteitssector zou men het gevaar lopen een vertekend beeld op te roepen. De omvang van de bedrijven duidt met bijna 91% KMO’s (< 50 pers.) op een sterke aanwezigheid van kleine ondernemingen. Meer dan één op drie bedrijven (38%) is een zeer kleine onderneming (met minder dan 5 personen). Op dit punt van de analyse is het niet mogelijk fundamentele of betekenisvolle verschillen tussen de sectoren onderling te detecteren. Onder de transportbedrijven en groothandelsimportzaken treft men meer grote bedrijven aan, terwijl dienstverlenende bedrijven en kleinhandels doorgaans kleine ondernemingen zijn. De totale concentratie van KMO’s (91%) is in het havengebied een beetje lager dan in het geheel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar men 95% KMO’s aantreft6. Tenslotte dient te worden vastgesteld dat er opvallend sterke overeenkomsten zijn met de situatie zoals die tien jaar geleden werd beschreven (studie Schaut). Ook toen was het gebied polyfunctioneel, en lag de nadruk op transport en handel in voedingswaren. Proportioneel gezien lijkt het aantal transportbedrijven
gekrompen,
maar
dit
hoeft
niet
noodzakelijk
te
betekenen
dat
de
transportactiviteiten in het gebied aan het wegkwijnen zijn. Het klein aantal bedrijven in bepaalde sectoren houdt een risico in om de sectorale evolutie van de havenbedrijven sinds 1997 te evalueren. Wij zullen ons hier dan ook beperken tot het aangeven van wat volgens ons de grote tendensen van de sectorale evolutie zijn:
6
10
•
Stabilisatie van de transport- en logistieksector;
•
Daling van de productie;
•
Toename van de groothandel;
•
Toename van de diensten;
•
Stabilisatie van de recycling.
Jaarstatistieken BRES 1999.
C.2.2. Gebruikers van de waterweg C.2.2.1.
Afhankelijkheid ten opzichte van de waterweg Aantal
%
Neen Ja, gedeeltelijk Ja, volledig
121 28 16
73,2 17,1 9,8
Totaal
165
100,0
Deze variabele is belangrijk omdat zij aangeeft wat de relatie van de geënquêteerde bedrijven ten opzichte van de waterweg is. Wij inventariseerden 44 bedrijven die verklaren voor hun activiteiten gebruik te maken van de waterweg, hetgeen een verhouding is van één op vier. Van deze groep verklaren 16 bedrijven dat hun activiteiten volledig afhankelijk zijn van de waterweg. 28 bedrijven melden gedeeltelijk gebruik te maken van de waterweg. Dit zijn vaak bedrijven die materialen of koopwaar naar het Gewest vervoeren en deze vervolgens over de weg binnen het Gewest distribueren. Het gaat hierbij vooral om de invoer van zand, grind, olieproducten en dergelijke. Goederen waarbij het transport via de waterweg de ideale oplossing is of om het met de woorden van een bedrijfsleider te zeggen: "vervoer via vrachtwagens is veel te ingewikkeld, zeker aangezien het
om grote hoeveelheden gaat die in- en uitgevoerd worden." Een andere groep van gebruikers van de waterweg organiseren socioculturele activiteiten of sportactiviteiten. Het aantal gebruikers van de waterweg (44) is dus toegenomen in vergelijking met 1997, toen we 41 bedrijven telden. Herinneren we er voor de duidelijkheid aan dat een groot aantal van de hierboven vermelde bedrijven in het TIR-centrum of MABRU gevestigd zijn, waar ze geen toegang hebben tot de waterweg.
C.2.2.3.
Sectorale verdeling van de gebruikers van de waterweg Aantal bedrijven
Transport en logistiek Transport Goederenbehandeling Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Groothandel Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Voedingsproducten Bouwmaterialen Diensten Recycling Bouwnijverheid Kleinhandel Openbare sector Totaal
4 1 1 2 8 2 1 1 4 17 8 1 1 2 5 10 1 1 2 1 44
% van de bedrijven uit de sector 9% 4% 50% 67% 47% 50% 33% 100% 67% 15% 44% 100% 3% 4% 45% 26% 13% 20% 9% 20% 27%
Aantal banen 9 0 6 3 399 82 12 192 113 207 96 9 19 28 55 46 200 7 10 130 1 008
Het merendeel van de sectoren zijn aanwezig in de bovenstaande tabel. Het kanaal treedt naar voren als een middel dat bruikbaar is voor een brede waaier aan (handels)activiteiten.
11
Wat in deze context bijzondere aandacht verdient, is het grote aantal "klassieke" industriële productiebedrijven dat gebruikt maakt van de waterweg (47%), terwijl dit type bedrijven slechts 7,5% van het totaal uitmaakt. Ook bedrijven die actief zijn in de groothandel van aardolieproducten en bouwmaterialen maken veelvuldig gebruik van het kanaal. Het gaat hier om sectoren waar niet dagelijks omvangrijke transporten nodig zijn en die beschikken over grote opslagruimtes voor massagoederen. Dit bevestigt de belangrijke rol die de waterweg speelt (of zou kunnen spelen) om industriële bedrijven of ondernemingen die actief zijn in de zware tertiaire sector ertoe te brengen zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te vestigen of er te blijven.
De gebruikers van de waterweg vormen 27% van het totaal aantal bestudeerde bedrijven in de havenzone en creëren 18% van de totale werkgelegenheid in het gebied.
12
C.3. Onderaanneming In dit derde deel willen we een beeld schetsen van de activiteiten die bedrijven uitbesteden. Onderaanneming is een vorm van organisatorische flexibiliteit, die bedrijven toelaat om niet langer zelf in te staan voor een deel van de taken, waardoor de bedrijven een deel gaan vormen van een netwerk. Het gaat hierbij niet om het uitbesteden van het schoonmaken van de burelen of de veiligheid van de gebouwen, maar om activiteiten die verband houden met de productie of de dienstverlening.
C.3.1. Onderaanneming van activiteiten die voorheen in het bedrijf zelf werden uitgevoerd Aantal
%
Neen Ja
85 20
81,0 19,0
Totaal
105
100,0
19% van de geënquêteerde bedrijven verklaart in een recent verleden bepaalde activiteiten in onderaanneming te hebben gegeven. Bij de enquête in 1997 werd de hypothese naar voren geschoven dat de nabijheid van dienstverlenende en transportbedrijven in de kanaalzone ondernemingen er gemakkelijker toe brengt van deze diensten gebruik te maken. Zo verklaarden nogal wat havenbedrijven in 1997 hun transportactiviteiten en soms hun goederenbehandeling of opslag geheel of gedeeltelijk uitbesteed te hebben. Vandaag ligt deze verhouding iets lager (60%). Andere uitbestede activiteiten zijn de verkoop, de technische dienst na-verkoop, de voorbereiding van technische dossiers… Daarnaast zijn er activiteiten die uitbesteed worden die niks te zien hebben met de productie of dienstverlening, zoals het onderhoud van de gebouwen, de boekhouding en de veiligheid.
13
C.4. Omvang en wijze van transport In het vorig deel werd duidelijk dat transport een activiteit is die nogal wat bedrijven uitbesteden, dit deel wil hier dieper op in gaan door een beeld te schetsen van het gerealiseerde transport, zowel in het gewest als daarbuiten, en de transportwijze. Het is evenwel niet de bedoeling van deze studie om een gedetailleerd overzicht te geven van alle transport in het havengebied.
C.4.1. Verhouding ten opzichte van de transportwijze Aantal Afhankelijk van een transportbedrijf Transport voor rekening van een derde Transporteur van eigen productie Gemengd7 Niet van toepassing Totaal
% 47 19 22 40 33
24,4 9,8 11,4 20,7 17,1
193
100,0
De meeste bedrijven (29%) zijn afhankelijk van transportfirma’s voor de aan- en afvoer van hun koopwaar of producten. Dit lijkt een bevestiging van de hierboven ontvouwde hypothese over de
invloed van de aanwezigheid van transportbedrijven in het havengebied op de transportpraktijken van naburige ondernemingen. Belangrijk is ook dat deze vraag niet van toepassing is voor 13% van de bedrijven. Het gaat hier om bedrijven die louter aan dienstverlening doen en die strikt genomen nooit goederen vervoeren. Ten opzichte van de situatie in 1997 zijn een aantal wijzigingen te noteren in de verhoudingen. De verhouding bedrijven die voor hun transport volledig afhankelijk zijn van een transportbedrijf, is afgenomen van 36% in 1997 naar 29% in 2000, terwijl het aantal bedrijven in de categorie "gemengd" gestegen is van 11% naar 25%. Dit wijst op een trend in de dienstverlening van bedrijven, waarbij bepaalde klanten een dienstverlening op maat krijgen. Voor deze klanten gaan de bedrijven dan eerder zelf het transport voor hun rekening nemen.
7
14
De categorie gemengd bevat een combinatie van twee of zelfs drie verhoudingen t.o.v. transport die reeds in de tabel vermeld worden.
C.4.2. Omvang van het transport De werkwijze die voor dit aspect gehanteerd werd, werd lichtjes aangepast voor de enquête van 2000. In het bijzonder hebben wij geprobeerd meer rekening te houden met de bestemming van de goederenstroom (Brussel of buiten Brussel). Daarnaast hebben wij op een meer algemene manier samen met de bedrijven die hun gerealiseerde transportvolume niet kenden (vaak omdat dit geen pertinente beheersvariabele was), geprobeerd hier een schatting van te maken. Omvang transport binnen het Brussels Gewest Omvang uitvoer uit het Brussels Gewest Omvang invoer in het Brussels Gewest Totale omvang
5 124 035 ton 4 955 140 ton 6 562 257 ton 16 641 432 ton
De totale omvang van het transport dat gerealiseerd werd door de bedrijven van het havengebied kan voor het jaar 2000 geschat worden op meer dan 16,6 miljoen ton diverse goederen, waar 2,2 miljoen ton8 goederen in transit moet toegevoegd worden. Dit maakt dat het totaal aantal goederen op 18,8 miljoen ton komt, wat vergelijkbaar is met het transportvolume dat in 1997 werd opgetekend. Men kan de transportactiviteiten ruwweg opdelen in drie grote groepen: invoer, uitvoer uit het Brussels Gewest en het geheel van transportactiviteiten binnen het Gewest (of het nu gaat om goederen die het Gewest via de haven verlaten, zoals bij de recyclingactiviteiten, of omgekeerd). In 2000 werden meer dan 6,5 miljoen ton goederen in de zone ingevoerd. Vier grote sectoren importeren aanzienlijke hoeveelheden in het gebied, met op de eerste plaats de groothandelaars in voedingswaren, gevolgd door de invoerders van aardolieproducten (waarvan een zeer belangrijk deel via het water gebeurt), de producenten van bouwmaterialen en ten slotte de recycling. Bijna 5 miljoen ton goederen worden uitgevoerd uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stricto sensu. Ook hier springen vier grote sectoren in het oog: de transporteurs zelf, de invoerders van aardolieproducten, de groothandelsimporteurs van voedingsproducten en de producenten van voedingsproducten. Bepaalde havenbedrijven zijn gevestigd op de grenzen van het Gewest, vlakbij Vlaamse gemeenten zoals Vilvoorde. Bovendien weten we dat de invloed van het Brussels economisch bassin de gewestgrenzen ver overstijgt. Ten slotte worden bijna 5 miljoen ton goederen binnen het Brussels gewest zelf vervoerd. Weer zijn er vier sectoren bijzonder actief: de producenten van bouwmaterialen, de recyclingbedrijven en de groothandelsimporteurs van voedings- en aardolieproducten.
8
Gegevens van de Haven van Brussel: 2000.
15
C.4.2.1
Omvang van het transport per sector (x 1 000 ton) Import
Transport Productie en verwerking Groothandel
Export
652 1 658 3 627
Brussel
1 776 862 1 804
647 970 2 109
Tussen de sectoren is een verschil te noteren in import-exportverhouding. De transportsector exporteert bijna drie keer meer goederen dan ze importeert of vervoert in het Gewest. De producenten voeren dan weer meer in, net zoals de groothandelaars. Deze laatste nemen ook een aanzienlijk deel van het transport in het gewest voor hun rekening.
C.4.3. Het aantal bedrijven naargelang het uitvoerpercentage en de transportwijze Ter herinnering: hier wordt enkel de gebruikte transportwijze geanalyseerd en niet de omvang van de goederen die via deze of gene transportwijze werden vervoerd. De transportwijzen, de frequentie van het gebruik ervan en de combinaties liggen zeer dicht bij de situatie beschreven in 1997. Ondanks de bestaande infrastructuren, blijkt dat het spoor weinig wordt gebruikt. De onderstaande tabel geeft het aantal bedrijven weer volgens het percentage van hun invoer dat ze hebben gerealiseerd dankzij een bepaald transportmiddel. Bijvoorbeeld, het bedrijf x dat 17% invoert via de waterweg en 73% via de weg, zal twee keer geteld worden. % import
Aantal bedrijven Water
Weg
Spoor
0 tot 25%
5
4
5
25 tot 50%
6
5
1
50 tot 75%
5
7
0
75 tot 100%
11
101
2
Totaal
27
117
8
De invoer in de zone verloopt voornamelijk via de "weg". Daarna komen het water, het intermodale transport en ten slotte het spoor. We stellen vast dat bij het vervoer over de weg gewoonlijk alleen deze transportwijze wordt gebruikt, daar waar de gebruikers van de waterweg vaker variëren bij het vervoer van hun goederen.
C.4.4. Het aantal bedrijven naargelang het invoerpercentage en de transportwijze % export
Aantal bedrijven Water
Weg
Spoor
0 tot 25% 25 tot 50% 50 tot 75% 75 tot 100%
4 1 4 2
9 0 4 101
3 0 0 2
Totaal
11
114
5
De transportwijze die het meest in trek is voor uitvoer uit het havengebied is ongetwijfeld het vervoer over de weg. Hierop volgen in mindere mate het vervoer over het water en per spoor.
16
Deze tabellen brengen een interessant verschil aan het licht tussen de wijze waarop bedrijven in het havengebied goederen in- en uitvoeren. Dit valt vooral op wanneer men het vervoer over het water en per spoor vergelijkt. Het veelvoud van modale combinaties die in de bovenstaande tabellen naar voor komt tonen duidelijk het veelzijdige karakter van de havenzone inzake transport.
C.4.5. Gecombineerd transport Bij de bedrijven die in- en uitvoeren, is het gebruik van het wegtransport voor zowel de in- als de uitvoer de meest voorkomende combinatie van transportmiddelen (70% van de gevallen). Op de tweede plaats volgen de combinaties van water- en wegtransport (20% van de gevallen). Hierbij valt een sterke voorkeur op voor combinaties van water- en wegtransport voor de invoer, terwijl wegtransport enkel wordt aangewend voor de uitvoer. In 10% van de gevallen gebruiken bedrijven een combinatie van meerdere transportwijzen, namelijk water-, spoor- weg- en intermodaal transport.
C.4.6. Recente wijzigingen inzake transportwijze Aantal
%
Neen Ja
118 4
96,7 3,3
Totaal
122
100,0
De bedrijven uit het havengebied blijven over het algemeen trouw aan hun transportwijze, 97% van de bedrijven verklaart de laatste jaren geen wijzigingen te hebben doorgevoerd.
C.4.6.1.
Nieuwe transportwijze Aantal
%
Weg Water Spoor
0 4 0
100,0
Totaal
4
100,0
De 4 bedrijven die veranderd zijn van transportwijze sinds 1997, hebben gekozen voor transport over het water. De redenen om te kiezen voor vervoer over het water zijn voornamelijk op financieel vlak te situeren (men vermeldt de lage vervoerskosten). Daarnaast vermelden de bedrijfsverantwoordelijken ook de toenemende problemen op het vlak van vervoer per vrachtwagen in het Gewest, of om het te bereiken. Anderen maken melding van een herconcentratie van de activiteiten naar een sector die meer een beroep kan doen op invoer over het water. In tegenstelling tot 1997 wordt het spoorverkeer niet meer in overweging genomen.
17
C.4.7. Het voornemen om in veranderen
de
toekomst van transportwijze Aantal
te
%
Neen Ja, gedeeltelijk Ja, volledig Geen mening
104 15 0 4
84,6 12,2 0,0
Totaal
123
100,0
3,3
85% van de ondernemingen verklaart niet van plan te zijn om in de nabije toekomst van transportwijze te veranderen, 3% heeft geen mening en 12% verklaart gedeeltelijk te willen veranderen. Geen enkel bedrijf verklaart volledig van transportwijze te willen veranderen.
C.4.7.1.
Potentiële nieuwe transportwijze Aantal
%
Weg Water Intermodaal Spoor
0 10 4 1
0,0 66,7 26,7 6,7
Totaal
15
100,0
Van de 15 bedrijven die willen veranderen van transportwijze, willen er 10 de waterweg gebruiken, 4 willen "water - weg" of "water - spoor" combineren, 1 bedrijf wil overschakelen op het spoor. Het is opvallend dat de gebruikers van de waterweg niet van plan zijn over te schakelen op wegvervoer als zij in de nabije toekomst van transportwijze zouden moeten veranderen. De 10 bedrijven die verklaren gebruik te willen maken van vervoer over het water zijn hoofdzakelijk actief in de sectoren van de importeurs/groothandelaars (4), van de recuperatie van materialen (3) of van de producenten-verwerkers (4). Dit bevestigt de reeds vermelde aantrekkingskracht die deze transportwijze uitoefent op de zware industrie. Toch stellen we een stijging vast van het aantal bedrijven dat een verandering van hun transportwijze naar een veelvuldiger gebruik van het vervoer over water in overweging neemt (van 6 bedrijven in 1997 naar 10). De redenen die hiervoor worden aangehaald zijn uiteenlopend. Er wordt voornamelijk gesproken over de lagere kosten van dit type transport, maar men vermeldt ook de nabijheid van de waterweg, de kwaliteit van de bestaande infrastructuren en de makkelijke toegang tot het kanaal. Ook ecologische motieven spelen een rol. Sommige ondernemingen blijven niettemin sceptisch of stellen zich vragen over de rendabiliteit van watertransport. De bedrijven die reeds gedeeltelijk gebruik maken van de waterweg maken melding van het kanaal, van de installaties die ze gebruiken. De bedrijven die nog niet via het water vervoeren en die overwegen dit wel te doen, maken eerder gewag van financiële criteria, kosten, economische schaalvergroting, enz. Voor de sectoren waarbij vervoer over water economisch gezien plausibel of realiseerbaar is (grote hoeveelheden te vervoeren), blijken de ondernemers een overgang naar vervoer over water niet a priori af te keuren. Maar ze blijven sceptisch.
18
C.5. Oppervlakte De Brusselse haven is een zeehaven in het hart van de stad, of ook nog in het hart van een grote stedelijke markt die de gewestgrenzen overstijgt. Dit is een economisch belangrijke troef, maar houdt tegelijkertijd ook een aantal uitdagingen in. De economische logica van de haven kan botsen met de logica eigen aan een stad, waar wonen, recreatie, … belangrijke elementen vormen. Enkel door op een verantwoorde manier de ruimte te gebruiken kunnen deze twee verzoend worden, vandaar het belang van het in kaart brengen van de gebruikte ruimte in het havengebied, het onderwerp van dit vijfde deel. In een tweede deel wordt de behoefte aan bijkomende ruimte nagegaan.
C.5.1. De gebruikte oppervlakte Aantal Transport en logistiek Transport Opslag Goederenbehandeling Douaneagentschappen Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Vaste brandstoffen Groothandel Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Openbare sector Andere
32 14 4 2 9 3 16 4 2 2 1 6 1 82 12 1 29 3 26 11 29 7 3 15 3 2
Totaal (m²) 175 440 97 902 14 100 26 163 28 455 8 820 136 432 53 280 6 592 6 830 14 000 47 730 8 000 374 063 113 792 16 000 98 973 60 658 26 164 58 476 196 973 72 444 24 346 16 991 36 859 180 000
Gemiddelde 5 483 6 993 3 525 13 082 3 162 2 940 8 527 13 320 3 296 3 415 14 000 7 955 8 000 4 561 9 483 16 000 3 412 20 219 1 006 5 316 6 792 10 349 8 115 1 133 12 286 90 000
Gecorrigeerd gemiddelde* 3 831 3 115 3 300 *** 2 058 100 7 136 8 040 *** *** *** 6 845 *** 3 926 5 354 *** 2 924 550 875 4 412 1 738 8 868 350 665 3 259 ***
* Bij het berekenen van het gemiddelde worden de hoogste en laagste waarde weggelaten. *** Het is onmogelijk om voor deze sectoren een gecorrigeerd gemiddelde te berekenen ten gevolge van het te geringe aantal ondernemingen.
De bovenstaande tabel geeft het gewone en het gecorrigeerd gemiddelde weer van de totale oppervlakte (uitgedrukt in m²) die wordt ingenomen door de bedrijven, ingedeeld volgens hun voornaamste activiteitensector. De sectoren die gemiddeld de grootste oppervlakte nodig hebben zijn de recycling van materialen en productie en verwerking aangezien er voor deze activiteiten nu eenmaal grote oppervlakten nodig zijn. Hetzelfde geldt voor de import van aardolieproducten en het transport, twee sectoren die ruimte nodig hebben voor de opslag van goederen.
19
C.5.2. Behoefte aan bijkomende ruimte Naast de vraag hoeveel ruimte de bedrijven reeds in beslag nemen, werd ook geïnformeerd naar hun behoeften op dit vlak. Hoewel er moet op gewezen worden dat een behoefte aan bijkomende ruimte niet steeds betekent dat ze de oppervlakte van het bestaande bedrijfsterrein uitgebreid willen zien. In een aantal gevallen is de behoefte aan bijkomende ruimte eerder onder de vorm van een dochteronderneming waar een aantal activiteiten aan zullen toevertrouwd worden, vaak strategisch ingepland in functie van de klanten en/of leveranciers. Het is belangrijk hierbij op te merken dat het gaat om de behoefte van bedrijven die reeds in de haven gevestigd zijn. Daarnaast zijn er nog de zogenaamde externe kandidaten, bedrijven die overwegen om naar de Brusselse havenzone te verhuizen. Geen behoefte aan bijkomende ruimte
Aantal
Transport en logistiek Productie en verwerking Groothandel Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Andere Totaal
27 13 64 26 6 3 13 1 155
20 10 45 18 2 12 108
Behoefte aan bijkomende ruimte
Totaal m²
7 3 19 8 4 3 1 1
24 700 32 500 46 350 9 825 10 000 600 3 500 1 000
47
128 475
Uit de tabel blijkt dat bijna een derde (30%) van de ondervraagde bedrijven behoefte heeft aan extra ruimte. Hoewel voor nogal wat bedrijfsverantwoordelijken deze behoefte eerder vaag blijft, zijn er ook een aantal verantwoordelijken die deze behoefte heel concreet kunnen invullen in termen van grootte. 19 van de 47 bedrijven die te kampen hebben met een plaatsgebrek behoren tot de groothandelssector. Vier van de zes bedrijven in de recycling beweren behoefte aan extra ruimte te hebben. Ook in de groothandel van bouwmaterialen is deze behoefte groot; 7 van de 9 bedrijven willen extra ruimte. Als de behoefte aan extra ruimte volgens de grootte van het bedrijf bekeken wordt, scoren twee categorieën boven het algemeen gemiddelde. Zowel in de categorie 5 tot 9 personeelsleden en 20 tot 49 personeelsleden zeggen vier op tien bedrijven behoefte te hebben aan extra ruimte.
20
C.6. Omzet Het is moeilijk om de omzet van de havenbedrijven op een algemene manier te analyseren. Wij hebben er reeds op gewezen dat het gebied getypeerd wordt door een grote verscheidenheid, zowel in bedrijfsgrootte als in activiteiten. Deze verscheidenheid weerspiegelt zich uiteraard in de omzet, deze verschilt soms zeer sterk, zowel tussen de verschillende sectoren onderling als binnen dezelfde sector. Dit wordt geïllustreerd door een zeer aanzienlijke standaardafwijking, hetgeen wijst op grote onderlinge verschillen tussen de omzet van de bedrijven. Bovendien heeft het weinig zin een kleine fruithandelaar van het Europees centrum voor groenten en fruit te vergelijken met een groothandel in aardolieproducten met een omzet van verschillende miljarden. Een aantal dochterondernemingen kon niet aangeven welk deel van de omzet in de havenzone werd gerealiseerd, zodat zij ons de algemene omzet van het bedrijf meedeelden (waarin de activiteiten van verschillende vestigingen zaten verwerkt). Voor de inventaris van 2000 werd dit zoveel mogelijk vermeden en in vele gevallen opteerden we ervoor de directeur van het bedrijf een schatting te laten maken van het eigenlijke aandeel binnen de totale omzet.
C.6.1
Omzet 1997
Aantal bedrijven Totale som
2000 201
197
3 269,430
3 187,607
Gemiddelde
16,266
16,181
Gecorrigeerd gemiddelde
7,239 53,411
7,574 50,675
Standaardafwijking
Gegevens in miljoen euro. De gegevens voor 1997 werden gecorrigeerd op basis van de nieuwe methodologie.
In 2000 bedroeg het gecorrigeerd gemiddelde van de omzet per onderneming (berekend na uitsluiting van 10% van de minima en de maxima) circa 7,574 euro, en dit op een totale omzet van bijna 3 188 miljard euro. Afgaande op de tabel lijkt dit gemiddelde lichtjes te stijgen, maar de cijfers dienen met de nodige reserves te worden benaderd.
21
C.6.2. Omzet per sector In dalende volgorde zijn de groothandel (hetgeen vooral te wijten is aan de import van aardolieproducten), de recycling gevolgd door de sector van de producerende-verwerkende bedrijven en de transportsector de sectoren met de hoogste (gecorrigeerd) gemiddelde omzet. 1997
Aantal
Gecumuleerde som
Gecorrigeerd gemiddelde9
Transport en logistiek
37
270
5,7
Diensten
18
57
3,2
Recycling
7
41
4,4
Productie en verwerking
17
220
7,5
Groothandel
95
2 116
11,3
(gegevens in miljoen euro)
2000
Aantal
Gecumuleerde som
Gecorrigeerd gemiddelde10
Transport en logistiek
37
305
6,9
Diensten
23
61
1,7
Recycling
6
47
7,8
Productie en verwerking
15
247
7,6
Groothandel
92
2 044
12,0
(gegevens in miljoen euro)
Een vergelijking van de gegevens van 1997 en 2000 levert voor de voornaamste sectoren enkele interessante elementen op: •
Het gecorrigeerd gemiddelde stijgt lichtjes in alle sectoren (met uitzondering van de dienstensector, die relatief weinig representatief is en er niet echt bijhoort).
•
Er is een duidelijke wijziging merkbaar: de groothandel kent een duidelijke daling (-72 miljoen euro). Deze daling van de groothandel is voornamelijk te wijten aan een verminderde activiteit in de petroleumsector (-236,1 miljoen euro). De bestudeerde periode komt overeen met een aantal aanpassings- en renovatiewerken aan opslagruimtes in enkele grote bedrijven, waardoor de gerealiseerde omzet in 2000 sterk gedaald is. De effecten van deze werken zijn reeds merkbaar in 2001. Merken we ook nog de daling van de waarde van ruwe petroleum op, deze waarde speelt een onmiskenbare rol in de omzetcijfers van deze bedrijven.
Ten slotte is het om meer dan één reden interessant om een indicator te geven voor de invloed van de bedrijven uit het havengebied op de hele Brusselse economie. In het tweede deel van de studie zullen we hier nog uitvoerig op terugkomen. Op dit punt kunnen we al vermelden dat 25% van de bedrijven verklaren dat zij 100% van hun omzet in Brussel verwezenlijken en dat bijna één bedrijf op twee (44%) meer dan drievierde van zijn omzet in de hoofdstad realiseert. 22 bedrijven realiseren zo goed als hun hele omzet buiten het Gewest. Deze resultaten tonen aan hoe belangrijk het havengebied is voor de economie van het hele Gewest.
9
10
22
Voor sectoren met meer dan 20 bedrijven wordt gewerkt met een gecorrigeerd gemiddelde door 10% van de uiterste waarden weg te laten; voor sectoren met minder dan 20 bedrijven worden alleen de twee uiterste waarden weggelaten. Zie voetnoot 9.
C.6.2.1.
Evolutie van de omzet
De bovenvermelde brutocijfers worden hier vanuit een specifiek gezichtspunt bekeken. Uit een vergelijking van de cijfers van 1997 met die van 2000 kunnen we een vergelijking per bedrijf opmaken ceteris paribus. De resultaten van een dergelijke benadering nuanceren het status-quo van de globale cijfers (tabel C.6.2.). Van de 140 bedrijven waarover we gegevens hebben voor 1997 en 2000, kende 55% een stijging van de omzet, in 11% van de gevallen bleef de omzet gelijk en in 34% van de gevallen daalde de omzet.
Vergelijking van de omzet bedrijf per bedrijf (in %) Stijgende omzet Transport en logistiek Productie en verwerking Groothandel Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Totaal
Stabiele omzet
Dalende omzet
Totaal
62 43 53 50 67 100 57
14 7 9 17 0 0 14
24 50 38 33 33 0 29
100 100 100 100 100 100 100
55
11
34
100
Deze variabele is beperkt tot de bedrijven waarover we gegevens hebben voor beide referentiejaren. Bovendien is dit geen aanwijzing van de grootte van verlies of winst, maar duidt het op een relatief gezonde situatie van de havenbedrijven aangezien het merendeel van de bedrijven, uitgezonderd de productie- en verwerkingssector, een stijging van de omzet laat noteren.
C.6.2.2.
Beoordeling van de evolutie van de omzet Aantal Stijgend Stationair Schommelend Dalend Totaal
% 69 31 30 16
47,3 21,2 20,5 11,0
146
100,0
Een andere manier om de evolutie van de economische activiteit van de havenbedrijven te benaderen is de bedrijven confronteren met deze vraag. Hier dient echter te worden opgemerkt dat deze indicator subjectief is en gebaseerd is op het oordeel van de ondervraagde personen. Een omzet die als stijgend ervaren wordt, zou beschouwd kunnen worden een teken van de economische vitaliteit van het gebied. Interessant is dat één op twee in het havengebied gelegen bedrijven verklaart dat zijn omzet stijgt.
23
C.7. Investeringen Ongeveer 88 bedrijven, of iets meer dan de helft van de ondervraagde bedrijven verklaren dat zij in sinds 1998 (datum van de vorige enquête) geïnvesteerd hebben in het havengebied. Deze bedrijven investeerden in 133 projecten, voor een totaal bedrag van 79,079 miljoen euro. De verdeling van de verschillende investeringen toont aan dat 75% van de industriële bedrijven investeringen hebben verricht, net als 67% van de transportondernemingen en de helft van de bedrijven uit de groothandel.
C.7.1. Investeringen Aantal Aankoop en bouw van immobiliën Verbouwingen en renovatie van immobiliën Machines Rollend materiaal Materiaal voor goederenbehandeling Opslagmateriaal Informatica Varia Totaal
Bedrag
Bedrag/ invest.
Aantal 21
% 15,8
Aantal 38,642
% 48,9
34
25,6
26,334
33,3
0,775
9 27 12 3 20 7
6,8 20,3 9,0 2,3 15,0 5,3
3,651 5,656 1,673 0,938 1,851 0,334
4,6 7,2 2,1 1,2 2,3 0,4
0,406 0,209 0,139 0,313 0,093 0,048
133
100,0
79,079
100,0
0,595
1,840
(in miljoen euro)
De grootste bedragen worden besteed aan de aankoop en renovatie van immobiliën. Deze twee investeringsposten zijn samen goed voor meer dan 60 miljoen euro. Dit is meer dan 80% van alle investeringen die in het gebied werden verricht. Deze vaststelling werd ook in 1997 gedaan. Men kan hieruit afleiden dat de bedrijven hun aanwezigheid in de havenzone als stabiel en vrij van risisco’s ervaren, hetgeen betekent dat zij de toekomst van de haven vol vertrouwen tegemoet zien. De overige investeringen hebben vooral betrekking op de aankoop van materiaal. Het betreft hier rollend materiaal (7%), materiaal voor goederenbehandeling (2%) en opslagmateriaal (1%). We merken hierbij op dat de investeringen, net zoals in 1997, op het vlak van informatica eerder aan de lage kant liggen. Hoewel er sprake is van 20 verschillende projecten, is het bestede bedrag per project lager dan in andere categorieën. Men kan hieruit afleiden dat de investeringen in de informatica vooral gezien moeten worden als investeringen in software of pc’s als kantoormateriaal, eerder dan investeringen in volledig nieuwe systemen. We merken op dat het bedrag dat in 1998 door de havenbedrijven voorzien werd om te investeren gelijk is aan het bedrag dat tussen 1997 en 2001 werd geïnvesteerd.
24
C.7.2. Indeling van de investeringen volgens soort en sector In de onderstaande tabel wordt het aantal investeringen en het hieraan bestede bedrag uitgesplitst op
Transport en logistiek Productie en verwerking Groothandel Diensten Bouwnijverheid Kleinhandel Openbare sector Recycling Andere Totaal
1,237 2 3,594 3 7,256 8 0,434 2 0,446 1 0,211 2 15,493 1 2,533 1 7,437 1 38,612 21
1,934 6 0,260 3 9,205 12 3,924 8
0,104 3 10,907 2
26,334 34
1,520 3 1,611 1 0,397 2 0,087 1 0,032 1
0,988 4 1,413 2 1,539 11 0,075 4 0,149 1 0,068 1
0,347 4 0,372 1 0,954 6
0,273 2
1,424 2
1,673 9
5,656 27
0,337 10 1,239 1 0,238 4 0,027 3
0,010 1 X 1
X 1 0,005 1
0,074 1 0,012 2 0,186 1 0,062 1 X 2
0,665 1
1,673 12
0,938 3
1,851 20
Totaal
Varia
Informatica
Opslagmateriaal
Materiaal voor goederenbehand eling
Rollend materiaal
Machines
Verbouwing en renovatie van immobiliën
Bedrag in miljoen euro Aantal investeringen
Aankoop en bouw van immobiliën
basis van sector.
0,334 7
4,843 26 8,473 14 21,088 46 5,042 20 0,744 5 0,425 10 26,401 5 4,623 5 7,437 1 79,079 133
(in miljoen euro)
Dankzij deze uitsplitsing van de investeringen per sector kan men vaststellen dat het vooral de sector van de importeurs/groothandelaars die investeert. De groothandel investeerde 21,088 miljoen euro. Alleen overtroffen door de openbare sector met 26,401 miljoen euro, dit bedrag werd uitsluitend besteed aan aankoop en renovatie van immobiliën. Deze investeringen werden gedaan door de Haven van Brussel en hebben betrekking op het beheer van het havengebied: nieuwe kaaimuren, aankoop van terreinen voor de uitbreiding van het TIR-centrum en het opmaken van technische dossiers. Wie naar de soort investeringen kijkt, stelt vast dat de aankoop en renovatie van immobiliën het hoogst scoort bij alle sectoren. Investeringen in rollend materiaal worden vooral door vier sectoren gedaan: de groothandel, de recycling, de productie en verwerking en ten slotte ook de transportsector. Het is vooral de sector productie en verwerking die in informatica investeert.
25
C.7.3. Investeringplannen in het gebied Aantal
%
Neen Ja
102 60
63,0 37,0
Totaal
162
100,0
Deze tabel geeft weer dat meer dan een derde van de geënquêteerde bedrijven plannen heeft om in het gebied te investeren. Deze verhouding kwam ook al naar voren in de studie Schaut11 en in de vorige havenstudie van het Observatorium12. De helft van de klassieke industriële ondernemingen en de recycling-sector zeggen plannen te hebben om in het gebied te investeren.
C.7.3.1.
In het gebied geplande investeringen Aantal Aantal
Bedrag
Aankoop en bouw van immobiliën Verbouwingen en renovatie van immobiliën Machines Rollend materiaal Materiaal voor goederenbehandeling Opslagmateriaal Informatica Milieu Varia
30 29 6 6 2 1 5 3 6
% 34,1 33,0 6,8 6,8 2,3 1,1 5,7 3,4 6,8
Totaal
88
100,0
Aantal
0,283 0,992 2,665
% 25,7 66,4 0,9 1,1 0,1 0,0 0,4 1,5 3,9
67,772
100,0
17,390 45,030 0,620 0,731 0,062
Bedrag/ invest. 0,580 1,553 0,103 0,122 0,031 0,000 0,057 0,331 0,444 0,770
(in miljoen euro)
Twee derde van de geplande investeringen hebben te maken met de aankoop, bouw of renovatie van immobiliën. Het totale bedrag dat de bedrijven voorzien om te investeren wordt geraamd op bijna 68 miljoen euro. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat heel wat bedrijven wel investeringsplannen hebben maar nog niet uitgemaakt hebben hoeveel ze willen besteden. Het bedrag dat nu reeds voorzien is voor immobiliën kan verklaard worden door het feit dat investeringen in renovatie meer gepland worden en ook vaak over een langere periode gespreid worden. Een nieuwe categorie investeringen duikt op, namelijk investeringen in het milieu. Dit wijst er op dat bedrijven steeds meer belang hechten aan het milieu en daar ook in willen/moeten investeren.
11 12
26
C.Schaut, 1990. Brussels Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties, 1998.
C.8. Kenmerken van de vestigingsplaats in het havengebied C.8.1. Vestiging in de havenzone Dit onderdeel gaat in op de vestiging van de bedrijven in de havenzone. Kiezen bedrijven bij de oprichting van het bedrijf een lokatie in de zone, of vestigen ze er zich achteraf? Hoelang zijn de bedrijven er al gevestigd, wat was hun vorige lokatie en wat was de reden om zich in deze zone te vestigen?
C.8.1.1.
In het havengebied gevestigd sinds de oprichting
In 1997 was 59% van de bedrijven sinds hun oprichting in de havenzone gevestigd, waarbij het vooral opviel dat de klassieke productie-activiteiten, reeds geruime tijd en vaak vanaf het oprichten van het bedrijf in de havenzone aanwezig waren. In de sector van de groothandel viel de voorkeur van de groothandelaars in aardolie en bouwmaterialen om zich meteen in de haven te vestigen op. Aantal Transport en logistiek Transport Opslag Goederenbehandeling Douaneagentschappen Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Vaste brandstoffen Groothandel Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Openbare sector Totaal
Totaal
% Ja 31
64,5
9 2 1 5 3
14 4 1 9 3
64,3 50,0 100,0 55,6 100,0
14
16
87,5
4 1 2 1 5 1
4 2 2 1 6 1
100,0 50,0 100,0 100,0 83,3 100,0
41
80
51,3
7
11 1 25 3 29 11
63,6
20
14 1 13 6 17 3
56,0 33,3 44,8 54,5 63,0 42,9
11 3
27 7 2 15 3
73,3 100,0
109
164
66,5
In vergelijking met de vorige studies is niet veel veranderd. 60% van de bedrijven heeft zich gevestigd in de zone bij de oprichting. De meerderheid van de bedrijven uit de sector van de klassieke industrie heeft zich bij de oprichting in de zone gevestigd. De bedrijven uit de recycling hebben zich er vaker na de oprichting gevestigd.
27
C.8.1.2.
Vestigingstijdstip Aantal
Voor 1970 1970-1979 1980-1989 1990-1999 2000-2001 Totaal
% 35 24 50 53 10
20,3 14,0 29,1 30,8 5,8
172
100,0
Uit de tabel blijkt dat 63 bedrijven zich na 1990 in de zone hebben gevestigd, waarvan 22 na 1997. In deze tabel bevinden zich zowel de bedrijven die zich bij hun oprichting meteen in de havenzone hebben gevestigd, als de bedrijven die pas na hun oprichting naar de havenzone verhuisd zijn. Een derde van de huidige ondernemingen heeft zich in de periode 1980-’89 gevestigd, 31% in de periode 1990-’99 en 6% de laatste twee jaar.
Vestigingstijdstip volgens sector (in %) Voor 1960 10,7 14,3 11,4 30,8 0,0 0,0
Transport en logistiek Productie en verwerking Groothandel Diensten Kleinhandel Recycling
12,8
Totaal
1960-1969 1970-1979 1980-1989 1990-1999 2000-2001 10,7 7,1 35,7 32,1 3,6 28,6 14,3 28,6 14,3 0,0 6,3 17,7 32,9 25,3 6,3 0,0 15,4 7,7 34,6 11,5 6,7 6,7 26,7 60,0 0,0 0,0 16,7 50,0 33,3 0,0 7,6
14,0
29,1
30,8
5,8
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
De combinatie vestigingsperiode en sector levert enkele interessante vaststellingen op. Zo blijkt dat de transportsector gedurende de hele periode goed vertegenwoordigd was, maar vanaf de jaren ’80 en vooral in de periode 1990-’99 een opmars heeft gekend. De helft van de huidige bedrijven uit de klassieke industrie heeft zich voor 1980 gevestigd. De kleinhandel en de recycling hebben zich eerder recent in het gebied gevestigd.
C.8.1.3.
Herkomst Aantal
%
Brussels Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest Buitenland
55 11 2 1
79,7 15,9 2,9 1,4
Totaal
69
100,0
Het havengebied lijkt vooral een aantrekkingskracht uit te oefenen op de bedrijven die reeds in het Brussels Gewest gevestigd zijn, aangezien 55 van de 69 verhuisde bedrijven voordien in het Gewest gevestigd waren, verhuisd zijn naar de havenzone. Vooral in de periode 1980-2000 oefende de havenzone een aantrekkingskracht uit op bedrijven die elders gevestigd waren. Een groot deel van de bedrijven die voordien in Vlaanderen gevestigd waren, verhuisde in deze periode. Ook de Brusselse bedrijven "ontdekten" de havenzone, hoewel deze zone
28
reeds voordien een populaire bestemming was. Meer dan de helft van de bedrijven die uit het BHG naar de havenzone verhuisd zijn, zijn groothandelaars. In 1997 werd de hypothese van de aantrekkingskracht op intergewestelijk niveau naar voren geschoven en ook bevestigd. Toen kwam 81% van de bedrijven uit het Brussels Gewest, 18% uit Vlaanderen en 1% uit Wallonië.
C.8.1.4.
Voornaamste reden voor de vestiging in het gebied
Deze vraag peilt naar de aantrekkelijkheid van de havenzone als vestigingsplaats en vraagt specifiek wat de bedrijven heeft doen besluiten om zich in de havenzone te vestigen. In de praktijk kreeg de verantwoordelijke een lijst met een aantal criteria voorgelegd, waaruit hij of zij gevraagd werd om de drie belangrijkste redenen voor de vestiging van het bedrijf in de havenzone aan te halen. Deze vragenlijst werd niet gesteld aan de bedrijven met minder dan vijf personeelsleden. Eerste keuze Aantal
Gecumuleerde keuzes
"Wij zijn hier altijd gevestigd geweest" Nabijheid van waterweg
15 18
% 12,7 15,3
Nabijheid van belangrijke verkeersaders Nabijheid van klanten Nabijheid van andere bedrijven die in dezelfde sector actief zijn Nabijheid van diensten Nabijheid van stadscentrum Aanwezigheid van opslagfaciliteiten Redelijke huren en goedkope stukken grond
22 20 15 7 8 7 3
18,6 16,9 12,7 5,9 6,8 5,9 2,5
Andere
Aantal 32 32
% 10,4 10,4
56 44 23 19 27 34 22
18,2 14,3 7,5 6,2 8,8 11,0 7,1
3
2,5
19
6,2
118
100,0
308
100,0
De redenen om zich in het havengebied te vestigen zijn divers en vaak is het ook niet mogelijk om één duidelijke reden aan te halen, zelfs een beperking tot drie redenen levert voor een aantal bedrijven problemen op. Algemeen kan de nabijheid van belangrijke verkeersaders aangehaald worden. 19% van de bedrijven noemt dit de voornaamste reden om zich in het gebied te vestigen, voor 18% is dit één van de redenen. Andere vaak vernoemde redenen zijn de nabijheid van klanten (algemeen 14%, 17% vindt dit de belangrijkste reden) en de aanwezigheid van de waterweg. Voor 15% is dit de belangrijkste troef van het gebied. In 1997 waren de nabijheid van de belangrijke verkeersaders en de klanten de voornaamste redenen om zich in de havenzone te vestigen. We kunnen dus gerust stellen dat het belang dat gehecht wordt aan lage transportkosten en de stedelijke markt behouden is.
29
C.8.2. Evaluatie van de huidige vestigingsplaats De redenen waarom een bedrijf een bepaalde lokatie kiest zijn uiteenlopend en na verloop van tijd is het niet ondenkbaar dat ze deze redenen op een andere manier gaan evalueren en andere criteria belangrijker worden, zeker in een steeds veranderende omgeving. De volgende vraag peilt naar de evaluatie van bepaalde kenmerken van hun huidige vestigingsplaats, met in hun achterhoofd de ervaring van er reeds enkele of zelfs vele jaren gevestigd te zijn. Deze vraag werd aan alle bedrijven voorgelegd en voor elk kenmerk werd een mening (positief, negatief of onverschillig) gevraagd. Enkel bij de telefonische enquêtes werd deze vraag achterwege gelaten. De bedrijven kregen de ruimte om zelf één of meerdere kenmerken aan te brengen. Om het geheel wat levendiger te maken, zullen ook een aantal uitspraken van de ondervraagde personen opgenomen te worden. Dit zegt soms meer dan enkel de cijfers. Positief Transportsnelheid van de goederen Beschikbare oppervlakte Technische eigenschappen van de beschikbare ruimte Nabijheid van klanten Nabijheid van leveranciers Nabijheid van andere ondernemingen die in dezelfde sector actief zijn Nabijheid van diensten Nabijheid van het stadscentrum Kwaliteit van het milieu Overheidshulp en subsidies Redelijke huurprijzen Meertaligheid Permanente toegang tot de waterweg Toegang tot zeescheepvaart Openbaar vervoer Aanwezigheid van arbeidskrachten
79% 65% 56% 66% 46% 32% 44% 60% 27% 29% 36% 60% 31% 20% 44% 44%
Negatief 5% 22% 17% 7% 2% 12% 4% 10% 43% 26% 24% 10% 4% 4% 19% 22%
Geen mening 17% 13% 27% 27% 52% 57% 52% 31% 30% 44% 40% 30% 65% 76% 37% 36%
79% van de ondervraagde ondernemingen evalueert de transportsnelheid van de goederen op een positieve manier. Ook de nabijheid van klanten, de beschikbare oppervlakte, de technische kenmerken van de ruimte, de meertaligheid en de nabijheid van het stadscentrum worden uitgesproken positief beoordeeld. De ondernemingen staan daarentegen relatief onverschillig ten opzichte van de nabijheid van leveranciers, ondernemingen uit dezelfde sector en hulpverlenende diensten. De toegang tot de zeescheepvaart en de permanente toegang tot de waterweg lokken echter de meeste onverschillige reacties uit. Deze onverschilligheid moet echter gerelativeerd worden wanneer men rekening houdt met het aantal bedrijven dat gebruik maakt van de waterweg. Weinig factoren werden uitgesproken negatief beoordeeld, met uitzondering van de kwaliteit van het milieu. Deze wordt algemeen als negatief beoordeeld, waarbij de perceptie van de luchtvervuiling veroorzaakt door de verbrandingsoven en enkele bedrijven in het bijzonder aan bod komt. Daarnaast nemen enkele bedrijfsleiders ook de traagheid waarmee de administratie de nodige vergunningen aflevert op de korrel. In vergelijking met de vorige enquête hebben meer bedrijven een uitgesproken mening over de kwaliteit van het milieu, deze neigt ook meer naar de negatieve kant. Hoewel een meerderheid van de ondernemingen de aanwezigheid van het openbaar vervoer in het gebied wel positief beoordeelt, zijn hier toch een aantal kritische opmerkingen inzake de bereikbaarheid en het uurrooster van de bussen. 37% stelt onverschillig te zijn ten opzichte van de
30
aanwezigheid van het openbaar vervoer in het gebied, omdat ″het personeel toch met de wagen komt
werken″. ″In feite laat het huidige stratennet geen keuze: je moet de auto nemen. Het openbaar vervoer is onvoldoende en bedient niet de hele dag het gebied. De keuze is de volgende, men asfalteert en verbetert zo de staat van het wegdek, waardoor er snel gereden kan worden. Daarenboven, zijn er geen of te weinig verkeerslichten, noch zebrapaden!″ De bedrijven werd ook gevraagd of ze zelf nog een opmerking hadden in verband met hun vestigingsplaats. Hierbij komen verschillende criteria spontaan aan bod. Zo is er het ontbreken van parking voor klanten, het ontbreken van voldoende plaats om te laden en te lossen, problemen van veiligheid, verkeersproblemen, … Vooral deze laatste twee komen meerdere keren aan bod. Op gebied van veiligheid gaat het meer specifiek over diefstal in geparkeerde wagens, diefstal van wagens of vrachtwagens, vandalisme, … Onder de noemer verkeersproblemen schuilen zowel problemen van overlast veroorzaakt door autoverkeer, overdreven snelheid als staat van het wegdek, gebrek aan signalisatie, …
″Vooral tijdens de weekend en ’s avonds zijn de problemen van onveiligheid het grootst. Maar ook overdag zijn er inbraken in auto’s. De mensen die van het station komen, moeten in groep naar het bedrijf komen, omdat er reeds overvallen op hen gepleegd zijn.″ ″Wij zijn voortdurend in gevaar eens we het bedrijf verlaten en ons op de weg begeven. De wagens en vrachtwagens rijden aan een waanzinnige snelheid en we hebben reeds meerdere malen hulp verleend aan slachtoffers van auto-ongevallen.″
C.8.2.1. Evaluatie van de huidige vestigingsplaats volgens sector Tussen de verschillende sectoren bestaan bepaalde nuanceverschillen: -
De snelheid waarmee de goederen behandeld worden, evalueren de klassieke en recyclingindustrie positiever dan het geheel van de sectoren. Beide sectoren beoordelen de aanwezigheid van arbeidskrachten meer uitgesproken negatief dan de andere sectoren, die zich eerder positief uitlaten.
-
De beschikbare ruimte wordt positiever beoordeeld door de diensten, kleinhandel en openbare sector.
-
De kwaliteit van het milieu evalueert de recycling vaker positief. Deze sector staat ook meer uitgesproken positief tegenover de aanwezigheid van andere bedrijven die actief zijn in dezelfde sector, een mening die niet door de andere sectoren gedeeld wordt.
-
De nabijheid van het stadscentrum wordt vooral door de kleinhandel en de dienstverlenende bedrijven gewaardeerd. Deze twee sectoren zijn dan weer negatiever over de aanwezigheid van het openbaar vervoer in het kanaalgebied. Een kritiek die gedeeld wordt door de recycling.
-
Meertaligheid wordt door de openbare sector, de kleinhandel, de transport- en logistiek sector en de dienstverlenende bedrijven meer als positief beoordeeld. In deze sectoren wordt verwacht dat werknemers geregeld contact met klanten hebben, wat een mogelijke verklaring voor deze positieve evaluatie kan zijn.
31
C.8.2.2. Evaluatie van de huidige vestigingsplaats volgens grootte Aangezien we deze evaluatiecriteria niet aan de heel kleine ondernemingen hebben voorgelegd, groeperen we de bedrijven bij de analyse van deze criteria volgens grootte in ondernemingen met minder dan 50 personeelsleden en ondernemingen met 50 of meer werknemers. De verschillen zijn eerder te herleiden tot nuanceverschillen, in grote lijnen delen de bedrijven dezelfde mening. < 50 Positief Transportsnelheid van goederen Beschikbare ruimte Technische eigenschappen van de beschikbare ruimte Nabijheid van klanten Nabijheid van leveranciers Nabijheid van andere ondernemingen die actief zijn in dezelfde sector Nabijheid van diensten Nabijheid van stadscentrum Kwaliteit van het milieu Overheidshulp en subsidies Redelijke huurprijzen Meertaligheid Permanente toegang tot waterweg Toegang tot zeescheepvaart Openbaar vervoer Aanwezigheid van arbeidskrachten
> 50
Negatief
Onversch
Positief
Negatief
Onversch
81 % 62 %
4% 24 %
14 % 14 %
67 % 80 %
11 % 10 %
22 % 10 %
55 %
18 %
27 %
67 %
33 %
0%
64 % 44 %
8% 2%
29 % 53 %
89 % 56 %
0% 0%
11 % 44 %
30 %
11 %
59 %
33 %
22 %
44 %
48 59 26 28 38 61 33 22 46 46
3 9 43 28 25 9 3 3 15 19
49 33 31 44 37 30 64 75 39 35
30 70 40 22 22 50 22 11 30 10
0 0 30 22 22 30 0 0 40 50
70 30 30 56 56 20 78 89 30 40
% % % % % % % % % %
% % % % % % % % % %
% % % % % % % % % %
% % % % % % % % % %
% % % % % % % % % %
% % % % % % % % % %
Kleine bedrijven (< 50 werknemers) evalueren de snelheid van de goederenbehandeling, de aanwezigheid van hulpverlenende instellingen, de redelijke huurprijzen en de meertaligheid positiever. Grotere bedrijven (> 50 werknemers) staan dan weer positiever ten opzichte van de beschikbare ruimte, de nabijheid van klanten, leveranciers, de nabijheid van het stadscentrum. De kwaliteit van de omgeving wordt door kleine bedrijven meer negatief beoordeeld. De toegang tot de waterweg en de zeescheepvaart ontlokt de meeste onverschilligheid, vooral door de grote ondernemingen. De aanwezigheid van het openbaar vervoer wordt door ongeveer de helft van de kleine bedrijven positief onthaald, tegenover 30% van de grote. De Brusselse arbeidsmarkt wordt door bijna de helft van de kleine ondernemingen positief beoordeeld. Bij de grote ondernemingen daarentegen heeft de helft zich negatief uitgelaten over de aanwezige arbeidskrachten. Deze houding kan mogelijk verklaard worden door de middelen die grote bedrijven hebben om nationaal i.p.v. lokaal te rekruteren.
C.8.3. Verhuisplannen Aantal
%
Neen Ja
92 17
84,4 15,6
Totaal
109
100,0
Slechts 17 bedrijven hebben concrete verhuisplannen. De oorzaken die aan de basis van deze plannen liggen, zijn gevarieerd en hebben zowel te maken met de perceptie van de omgeving als met organisatorische redenen.
32
De volgende factoren worden aangehaald: de vermoedelijke onmogelijkheid tot uitbreiding, de gebrekkige kwaliteit van het gebouw, de kwaliteit van het terrein, herstructurering van het bedrijf (centralisatie), … 8 bedrijven die plannen hebben om te verhuizen, zeggen te kampen hebben met een gebrek aan ruimte. Een ander bedrijf stelt zelfs expliciet dat de beslissing om te verhuizen afhankelijk is van de beschikbare ruimte om uit te breiden. Dit onderstreept de beperking die de stad aan de haven opdringt, maar is zeker geen signaal aan de havenbedrijven zich bij deze beperking neerleggen. Het zoeken naar efficiëntere methoden om de ruimte te gebruiken kan immers een manier zijn om een succesvolle combinatie te maken tussen de beperking die de stad oplegt en de drang om uit te breiden.
C.8.3.1.
Geplande bestemming Aantal
%
Elders in het havengebied Elders in het Brussels Gewest Vlaanderen
7 5 2
41,2 29,4 11,8
Wallonië
1
Weet nog niet
2
5,9 11,8
17
100,0
Totaal
Van de 17 bedrijven die concrete verhuisplannen hebben is de meerderheid van plan om binnen het Brussels Gewest te blijven, 7 zijn zelfs van plan om binnen het havengebied te blijven. In aantal arbeidsplaatsen uitgedrukt zouden 234 werknemers in de havenzone blijven werken, 59 zouden in het BHG blijven, terwijl 31 in Vlaanderen en 15 in Wallonië tewerkgesteld zouden worden. De invloed op de werkgelegenheid zou dus miniem zijn.
C.8.3.2.
Wat bent u van plan met uw huidige installatie te doen? Aantal
In zijn huidige toestand laten Uitbreiden Herstructureren Uitbreiden en herstructureren Inkrimpen Opheffen Weet het niet Totaal
% 64 30 5 2 2 1 3
59,8 28,0 4,7 1,9 1,9 0,9 2,8
107
100,0
Op de meer algemene vraag wat de bedrijven van plan zijn met hun huidige installaties antwoordt de meerderheid van de bedrijven (60%) de installatie in zijn huidige toestand te willen laten, terwijl iets meer dan één op vier ondernemingen (28%) zou willen uitbreiden. Bedrijven in de recycling geven meer te kennen dat ze willen uitbreiden. Het zal wellicht niet verbazen dat drie vierde van de zeer kleine bedrijven hun installatie zoals die nu bestaat wil behouden. 40% van de kleine bedrijven (5-19 personeelsleden) wil de huidige installaties uitbreiden, iets meer dan de helft wil ze behouden. De kruising met de variabele "behoefte aan extra ruimte" toont dat drie vierde van de bedrijven die hun installaties willen uitbreiden, een behoefte aan extra ruimte zou hebben.
33
C.9. Werkgelegenheid in het gebied Bij het begin van onze analyse willen we er de nadruk op leggen dat het moeilijk is om de in 1997 gepubliceerde werkgelegenheidscijfers te vergelijken met de huidige cijfers. Door de aanpassingen aan de doelstellingen van de studie (m.a.w. de overgang van een zuiver ruimtelijke benadering naar een ruimtelijke en economische benadering) werden we verplicht onze onderzoeksmethodologie te verfijnen. We wijzen er ook op dat de twee studies betrekkelijk snel op elkaar volgen (3 jaar). Ten slotte is met deze verfijnde aanpak de steekproef waarmee we werken ook dermate kleiner geworden dat de resultaten gevoeliger zijn voor conjuncturele schokken (we denken aan het faillissement van een onderneming, of aan de weigering van een onderneming om deel te nemen aan de enquête). De wijzigingen die aan het licht komen, hebben dus geen definitieve betekenis maar zijn slechts illustratief voor waargenomen tendensen. We herinneren er nog aan dat wat werkgelegenheid betreft, het jaar 2000 een uitzonderlijk jaar was voor het Gewest.
C.9.1. De totale werkgelegenheid Werkgelegenheid in de zone Werkgelegenheid in de havenbedrijven* waarvan privé waarvan openbaar
1997
2000
± 9 500
± 9 500
5 971
5 736
4 926 1 045
4 991 745
Var N
-235 +65 -300
Var %
-3,9% +1,3% -28,7%
* waaronder 45 dokwerkers
Bij het opmeten van de werkgelegenheid in de zone werd rekening gehouden met alle geïnventariseerde arbeidsplaatsen van de betrokken zone 13. Al deze eenheden zijn ruimtelijk (wat nabijheid betreft) in verband te brengen met het kanaal. Deze ruimtelijke samenhang heeft uiteraard rechtstreeks invloed op het beheer van het havengebied en van de infrastructuren langs het kanaal. We denken aan de stijging van het verkeer, de aantrekkingskracht die uitgaat van nabije opslagplaatsen. Hun industriële activiteiten hebben weinig te maken met de haven. In de analyses wordt met deze ondernemingen dan ook geen rekening gehouden. … bijvoorbeeld het onderzoekscentrum Solvay (1 000 arbeidsplaatsen), les Agences de Messageries de Presse (620), Electrabel (1000), Travail et Vie (410), de hoofdzetel van Michelin (270), … Bij het opmeten van de werkgelegenheid in de havenbedrijven werden alle bedrijven van de zone in acht genomen die een nauwe band hebben met activiteiten inzake transport, stockage of groothandel, evenals de bedrijven die intellectuele en fysieke diensten leveren aan de voornoemde bedrijven. Uit bovenstaande tabel kunnen drie belangrijke tendensen worden waargenomen: Eerst en vooral is de algemene werkgelegenheid in de zone sinds 199714 grosso modo gelijk gebleven. Ze schommelt rond 10 000 arbeidsplaatsen. Ten tweede, in 2000 zijn de havenbedrijven goed voor bijna 5 800 arbeidsplaatsen. Ten slotte constateren we gedurende deze tijdsspanne een daling van de openbare tewerkstelling die bijna geheel gecompenseerd wordt door een stijging van de privé-tewerkstelling. 13 14
34
Zie kaart in bijlage 1. C. Schaut telde 9 900 arbeidsplaatsen in de zone in 1990.
C.9.2. Verdeling van de werkgelegenheid volgens sector Aantal banen Transport en logistiek Transport Opslag Goederenbehandeling Douaneagentschappen Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Vaste brandstoffen Groothandel Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Openbaar Andere Totaal
Aantal bedrijven
809
14,2
45
17,3
Banen per bedrijf 18,0
679 17 9 92 12
11,9 0,3 0,2 1,6 0,2
23 4 2 13 3
8,8 1,5 0,8 5,0 1,2
29,5 4,3 4,5 7,1 4,0
%
%
509
8,9
17
6,5
29,9
101 26 52 192 130 8
1,8 0,5 0,9 3,4 2,3 0,1
4 2 3 1 6 1
1,5 0,8 1,2 0,4 2,3 0,4
25,3 13,0 17,3 *** 21,7 8,0
2 070
36,4
119
45,8
17,4
166 9 1 008 147 643 97
2,9 0,2 17,7 2,6 11,3 1,7
18 1 38 4 47 11
6,9 0,4 14,6 1,5 18,1 4,2
9,2 *** 26,5 36,8 13,7 8,8
336 175 59 118 745 870
5,9 3,1 1,0 2,1 13,1 15,3
37 8 5 22 5 2
14,2 3,1 1,9 8,5 1,9 0,8
9,1 21,9 11,8 5,4 149,0 ***
5 691
100,0
260
100,0
21,9
*** Voor deze sectoren was het gezien het beperkte aantal bedrijven weinig zinvol om de ratio te berekenen.
De sectoren die de meeste werkgelegenheid creëren zijn in orde van belangrijkheid: de groothandel in eindproducten met 1 008 banen, de openbare sector met 745, de transportsector met 679 en de import van voedingsproducten met 643 banen. Zoals eerder vastgesteld, vertegenwoordigen de groothandelsactiviteiten 46% van het aantal bedrijven, transport en logistiek 17% en de klassieke industriële activiteiten maken slechts 7% van het totaal aantal bedrijven uit. Vergeleken met de enquête uit ’97 verstevigen zowel de groothandel als de transportsector en logistiek hun positie als belangrijkste werkgevers in het havengebied. De laatste indicator geeft het aantal banen per bedrijf weer. Het algemene gemiddelde bedraagt 22 banen per bedrijf, een lichte daling ten opzichte van het gemiddelde van 1997 (24). In het Brussels Gewest telt een bedrijf gemiddeld 17,6 werknemers. Algemeen stellen de klassieke industrieën 30 personen per bedrijf te werk. De transportbedrijven tellen eveneens 30 banen per onderneming. De categorie "andere" groepeert bedrijven die moeilijk in een categorie onder te brengen zijn, zoals de Vroegmarkt15 en "Elia"16. Ten slotte is er de categorie "openbaar" die 149 bedrijven per bedrijf telt, en de vijf ondervraagde administraties in de zone groepeert: het kantoor van Net Brussel (472 15
16
Drie dagen in de week wordt daar een grote markt georganiseerd waar 1 000 personen aanwezig zijn, ongeveer de helft is aanwezig op de georganiseerde kleine markten. Naar schatting gaat het gemiddeld om ongeveer 800 personen. Ook wel het Regionaal Transportcentrum van Electrabel genoemd, die 70 personen tewerkstelt.
35
personen), de Haven van Brussel (130 personen), de douane-administratie (125 personen), de NMBS (15 personen) en het gedecentraliseerd agentschap van de BGDA (3 personen).
C.9.2.1.
Evolutie van de tewerkstelling volgens sector
Zowel de transport- en logistieksector als de klassieke industrie verliezen arbeidsplaatsen in de periode 1997-2000. Enkel de groothandel kent een stijging met 296 arbeidsplaatsen of 11,5%, een stijging die het verlies aan arbeidsplaatsen in de twee andere sectoren compenseert. 1997 Transport en logistiek (1) Productie en verwerking Groothandel (2)
855 549 2 574
2000 854 509 2 870
Var -1 - 40 + 296
Var in % - 0,2 % - 7,3 % + 11,5 %
(1) waaronder 45 dokwerkers (1997 en 2000) (2) waaronder de Vroegmarkt (700 personen in 1997 en 800 personen in 2000)
Als we deze evoluties vergelijken met de evoluties in het hele Gewest merken we op: •
Voor de groothandel een iets gunstigere situatie in de Haven. De stijging in de haven (+11%) staat tegenover een gewestelijke status-quo (-1%).
•
In de transport een relatief ongewijzigde situatie. De status-quo in de haven (-0,2%) moet worden vergeleken met een stijging in het Gewest (+10%)17.
•
Een verschil in de productiesector daarentegen. De daling in de haven (-7%) contrasteert met de meer stabiele situatie in het Gewest (+1%).
In hoofdstuk D.1.1. zal een meer gedetailleerde analyse worden gemaakt van deze evoluties.
C.9.2.2.
Evolutie van de tewerkstelling volgens de bedrijven
De bovenvermelde ruwe cijfers kunnen op een speciale manier worden toegelicht. Een vergelijking van de databases, 1997 en 2000, maakt het mogelijk een vergelijking te maken bedrijf per bedrijf ceteris paribus. Deze indicator kan slechts worden aangewend voor de bedrijven waarvan we gegevens hebben voor de beide referentiejaren. Hij houdt bovendien geen rekening met het aantal verloren of bijgekomen banen, noch met de omvang van de bedrijven. De resultaten van deze benadering bevestigen de status-quo die werd opgemerkt voor de totale werkgelegenheid. Van de 177 firma’s waarvan we gegevens hebben voor 1997 en 2000, hebben er 76 (41%) een stabiel werkgelegenheidscijfer, bij 54 (30%) firma’s is de werkgelegenheid gestegen en bij 52 (29%) firma’s werd een daling van de werkgelegenheid vastgesteld.
17
36
Op basis van de Nace-codering stijgt de transportsector met 4% tussen 1997 en 2000 (zie D.1.1.).
Vergelijking van de werkgelegenheid bedrijf per bedrijf Aantal Transport en logistiek Productie en verwerking Groothandel Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Totaal
% stijgend
% stabiel
% dalend
Totaal
29 15 78 28 7 4 16
41 29 32 18 14 50 25
21 57 40 39 57 25 38
38 14 28 43 29 25 38
100 100 100 100 100 100 100
177
30
41
29
100
De sectorale verdeling geeft een status-quo weer voor de transportsector, een daling bij de producenten, een lichte stijging bij de groothandel en grotere dalingen bij de kleinhandel en de recycling. Merken we nog op dat het kruisen met de bedrijfsgrootte een extra dimensie aan de analyse geeft. De grootste ondernemingen laten bijna allemaal een verlies aan arbeidsplaatsen optekenen, terwijl de situatie bij de kleinere ondernemingen meer in evenwicht is.
C.9.2.3.
Beoordeling van de evolutie van de werkgelegenheid in het gebied
Ten slotte kunnen we nog een laatste indicator geven m.b.t. de evolutie van de werkgelegenheid in een bedrijf. Deze laatste peilt naar de mening van de geënquêteerden over de evolutie van de werkgelegenheid binnen hun bedrijf gedurende de laatste drie jaar. Aantal bedrijven
%
Stabiel personeelsbestand Groeiend personeelsbestand Krimpend personeelsbestand Fluctuerend personeelsbestand
100 34 13 11
63,3 21,5 8,2 7,0
Totaal
158
100,0
In het algemeen stelt men vast dat zes op tien bedrijven over een stabiel personeelsbestand meent te beschikken. Het aantal bedrijven dat zegt over een groeiend personeelsbestand te beschikken is bijna drie keer zo groot als het aantal bedrijven dat verklaart over een krimpend personeelsbestand te beschikken.
37
C.9.3. Dichtheid van de werkgelegenheid volgens het gebruikte oppervlak Onderstaande tabel geeft per sector de werkgelegenheid weer volgens het gebruikte oppervlak (in hectare). Aangezien het aantal arbeidsplaatsen binnen een sector sterk uiteenlopend kan zijn, hebben we ervoor gekozen om het gecorrigeerd gemiddelde weer te geven, wat betekent dat bij de berekening van het gemiddelde geen rekening werd gehouden met de hoogste en de laagste waarde, met uitzondering van de sectoren waar slechts twee of drie bedrijven de sector vertegenwoordigen. Aantal pers./ha Gecorrigeerd gemiddelde* Transport en logistiek Transport Opslag Goederenbehandeling Douaneagenstschappen Maritieme agentschappen Productie en verwerking Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen Vaste brandstoffen Groothandel
Aantal
181
31
231 11 *** 135 100
13 4 2 9 3
69
16
20 *** *** *** 35 10
4 2 2 1 6 1
153
75
87 *** 128 109 203 38
10 1 28 3 23 10
Diensten Recycling Bouw Kleinhandel Andere Openbaar
168 38 338 177 *** 300
26 7 3 15 2 3
Totaal
166
178
Aardolieproducten Metaalproducten Eindproducten Chemische producten Voedingsproducten Bouwmaterialen
* ***
Bij het berekenen van het gemiddelde worden de hoogste en laagste waarde weggelaten. Het is onmogelijk om voor deze sectoren een gecorrigeerd gemiddelde te berekenen ten gevolge van het te geringe aantal ondernemingen.
Algemeen worden in de havenzone 166 personen tewerkgesteld per hectare. Koploper is bouwnijverheid met 338 personen per hectare, gevolgd door de openbare sector met 300 en de transportbedrijven met 231 tewerkgestelde personen per hectare. We merken duidelijk dat de dichtheid van de werkgelegenheid sterk afhangt van het type bedrijfsactiviteit; een sector als de opslag heeft veel ruimte nodig om goederen op te slaan, maar slechts een beperkt aantal personen om dit te beheren, terwijl maritieme agentschappen eerder een beperkte ruimte nodig hebben per persoon. De transportsector heeft dan weer beide nodig; ruimte om de goederen al dan niet tijdelijk op te slaan en personeel om deze te vervoeren. Hetzelfde kan gezegd worden van de groothandel in aardolieproducten. Ze beschikken over een enorme opslagruimte, maar aangezien ze hoofdzakelijk zelf het transport organiseren stellen ze ook meer personen per hectare tewerk dan het gemiddelde.
38
C.9.4. Indeling van (jaar 2000)
de
werkgelegenheid
volgens
bepaalde
criteria
Dit deel beschrijft het personeel van de havenbedrijven volgens een aantal kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, socio-professionele categorie en woonplaats. Deze kenmerken werden ook beschreven in 1997 en vanzelfsprekend wordt de evolutie van deze kenmerken bekeken. Algemeen kan wel gesteld worden dat de werknemers in de havenzone nog steeds hoofdzakelijk mannelijk en arbeiders zijn. We hebben eerder al gezien dat de tewerkstelling in de Haven stabiel blijft.
C.9.4.1.
Indeling volgens geslacht Aantal
Mannen Vrouwen
% 3 416 804
80,9 19,1
4 220
100,0
Net zoals in 1997 wordt slechts één baan op vijf uitgeoefend door een vrouw.
C.9.4.2.
Indeling volgens socioprofessionele categorie Aantal
Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders
% 395 2 019 2 090
8,8 44,8 46,4
4 504
100,0
Er zijn vandaag twee keer zoveel arbeiders tewerkgesteld in de Haven als in het Gewest. 46% van de werknemers in de havenbedrijven is tewerkgesteld onder het statuut van "arbeider", in het Gewest bedraagt het aandeel arbeiders slechts 21% van de totale werkgelegenheid. Deze resultaten werden ook reeds in 1997 opgetekend.
C.9.4.3.
Indeling volgens studieniveau Aantal
Lager onderwijs Lager secundair Hoger secundair Hoger niet-universitair Universitair
% 655 738 834 372 258
22,9 25,8 29,2 13,0 9,0
2 857
100,0
De sterke aanwezigheid van arbeiders in het kanaalgebied verklaart de concentratie van laaggeschoolden in deze zone (49% heeft hoogstens een diploma lager secundair). Ter vergelijking: 30% van de tewerkgestelde werknemers in het Brussels Gewest heeft een diploma van hoogstens lager secundair18, 43% heeft een diploma hoger onderwijs (universitair of hoger niet-universitair), terwijl dit in het kanaalgebied 23% is. Dit bewijst het belang van de havenzone voor de tewerkstelling van de laaggeschoolde arbeiders in het Brussels Gewest. 18
Bron : NIS - EAK.
39
Deze gegevens worden op een grafische manier weergegeven in de volgende figuur waar het studieniveau van het personeel tewerkgesteld in de havenbedrijven vergeleken wordt met het studieniveau van de werknemers en de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in het Brussels Gewest. Verdeling volgens studieniveau (in %) 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Jobs in de haven
Jobs in Brussel Laaggeschoold
C.9.4.4.
Hooggeschoold
Indeling volgens leeftijd en socioprofessionele categorie < 25 jaar AW
Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders
Gemiddeld
NWWZ
25 - 45 jaar
45 en +
Totaal
3 86 122
% 0,8 6,8 7,9
AW 190 809 1 034
% 51,8 63,6 66,5
AW 174 378 398
% 47,4 29,7 25,6
AW 367 1 273 1 554
% 100,0 100,0 100,0
211
6,6
2 033
63,7
950
29,7
3 194
100,0
De indeling van de werknemers volgens leeftijd wijst op een sterke aanwezigheid van vijfenveertigplussers (30%) en weinig jongeren (7%). Op gewestelijk niveau maken de jongeren 7% van de tewerkgestelde beroepsbevolking uit. De combinatie van de variabelen “leeftijd” en “socioprofessionele categorie” toont aan dat het leidinggevend personeel in het havengebied vooral terug te vinden is in de hoogste leeftijdsklasse. Meer dan één leidinggevende persoon op twee is immers ouder dan 45 jaar. Een sectorale analyse van deze variabele toont aan dat de sector van de transport en logistiek proportioneel meer jongeren tewerkstelt dan het gemiddelde. 10% van de tewerkgestelden in deze sector is jonger dan 25. De openbare sector heeft het grootste percentage 45-plussers, namelijk 38%. De sector van de recycling wijkt het meest af van de gemiddelden en dit in alle categorieën, 13% jongeren, 81% 25-45-jarigen en slechts 7% oudere werknemers. Heel kleine bedrijven (<5 pers.) onderscheiden zich door minder jongere en meer oudere werknemers onder hun personeel te tellen, 3% jongeren en 41% 45-plussers.
40
C.9.4.5.
Woonplaats van het personeel Brussel
Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders
Vlaanderen
Wallonië
Totaal
AW 156 481 915
% 40,6 35,8 58,7
AW 152 547 448
% 39,6 40,8 28,8
AW 76 314 195
% 19,8 23,4 12,5
AW 384 1 342 1 558
% 100,0 100,0 100,0
1552
47,3
1 147
34,9
585
17,8
3 284
100,0
Bijna de helft van de werknemers in het havengebied woont in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De pendelaars komen hoofdzakelijk uit Vlaanderen (35%). Dit is iets lager dan de rest van het Gewest waar 56% van de arbeidsplaatsen in 1999 ingenomen werd door pendelaars19. De indeling in socioprofessionele categorieën illustreert een gekend principe volgens hetwelk de mobiliteit van de personeelsleden toeneemt naargelang hun scholingsgraad. Zo ziet men dat 60% van de arbeiders in het BHG wonen (58% op gewestelijk niveau). Dit principe dient nochtans te worden gerelativeerd, want inzake mobiliteit spelen nog andere factoren een rol20.
C.9.4.5.1. Woonplaats van het personeel per sector (in %) De volgende tabel biedt een overzicht van het percentage Brusselse werknemers dat actief is in de verschillende sectoren die vertegenwoordigd zijn in het havengebied. Gezien voor sommige sectoren slechts een klein aantal bedrijven geantwoord heeft op de vraag naar de woonplaats van de werknemers volgens statuut, hebben we de sectoren gehergroepeerd in bredere categorieën. Brussel
Vlaanderen
Wallonië
Transport - logistiek Productie - verwerking Groothandel Diensten Recycling Kleinhandel Openbaar
60 32 40 45 94 87 56
32 51 38 43 5 7 25
7 17 22 12 2 7 18
Totaal
47
35
18
Meteen wordt duidelijk dat het aandeel van de Brusselaars sterk verschilt van sector tot sector. De Brusselse werknemers zijn vooral actief in bepaalde sectoren: recycling (94% van het personeel woont in BHG), de kleinhandel (87%) en transport en logistiek (60%). Het relatief hoge aantal Brusselaars in de openbare sector is te wijten aan Net Brussel, dat veel Brusselse arbeiders tewerkstelt. Deze sectoren kenden in 1997 ook reeds een sterkere vertegenwoordiging van het aantal Brusselse werknemers. Opvallend minder Brusselaars zijn actief in de productie-verwerking en de groothandel.
19 20
Bron : NIS- EAK 1999. “Evolutie van de werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds de uitvoering van het gewestelijk ontwikkelingsplan”, Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties, 1998.
41
C.9.4.5.2. Woonplaats van het personeel volgens grootte (in %) In een gewest zoals het Brusselse waar het aantal pendelaars jaar na jaar toeneemt, is de vraag of de bedrijfsgrootte een invloed heeft op de neiging om gebruik te maken van lokale arbeidskrachten niet zonder belang. De volgende tabel geeft de procentuele verdeling van de woonplaats van de personeelsleden volgens de grootte van de onderneming waar ze tewerkgesteld zijn. Brussel
*
Vlaanderen
Wallonië
1–4 5–9 10 – 19 20 – 49 50 – 99 100 – 199 200 – 499*
67 58 55 46 36 27 33
23 32 35 38 44 45 33
11 11 10 16 20 28 33
Totaal
47
35
18
Net Brussel werd niet opgenomen in deze tabel aangezien het te specifiek is.
Uit de tabel blijkt dat bedrijven met minder dan 20 personeelsleden inderdaad meer personen uit het Brussels gewest tewerkstellen.
C.9.4.6
Indeling van het personeel: concessiehouders en niet-concessiehouders
De variabele "concessiehouders van de Haven"21 kan toegevoegd worden aan de analyse. Aangezien het eerder een variabele is die van belang is voor het intern beleid van de Haven is deze variabele niet gebruikt in de rest van de studie. Bij wijze van voorbeeld geven we twee tabellen. Deze tonen aan dat de concessiehouders proportioneel gezien meer arbeiders en Brusselaars tewerkstellen. Het totaal aantal geïnventariseerde werknemers bij de concessiehouders bedraagt 1 817 en 3 874 bij de niet-concessiehouders.
C.9.4.6.1. Indeling volgens socioprofessionele categorie (in %) Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders Totaal
Concessiehouders (1) 8,5 26,3 65,2
Niet-concessiehouders (2) 14,8 54,9 30,3
100,0
100,0
(1) Het totaal aantal antwoorden op deze vraag betrof 1 610 arbeidsplaatsen. (2) Het totaal aantal antwoorden op deze vraag betrof 1 674 arbeidsplaatsen.
C.9.4.6.2. Woonplaats van de het personeel (in %) Brussel Vlaanderen Wallonië Totaal
21
42
Concessiehouders 54,8 31,1 14,2
Niet-concessiehouders 40,0 38,6 21,3
100,0
100,0
Concessiehouders zijn bedrijven die van de Haven van Brussel de concessie over hun terrein of gebouw (entrepot, bureau,…) gekregen hebben.
C.10. Aanwerving en opleiding We besluiten dit descriptieve deel met een aantal indicatoren die betrekking hebben op het personeelsbeleid zoals dat in het havengebied wordt gevoerd22. We zullen hierbij vooral oog hebben voor het soort arbeidsovereenkomsten dat wordt gebruikt en de praktijken inzake aanwerving en opleiding.
C.10.1 Type van overeenkomst Het gebruik van de zogenaamde atypische arbeidsovereenkomsten blijft in het havengebied relatief beperkt. De voornaamste reden hiervoor zijn de traditionele aanwervingspraktijken van een aantal sectoren.
C.10.1.1. Deeltijdse arbeid Aantal
%
Ja Nee
68 144
32,1 67,9
Totaal
212
100,0
Bijna één derde van de bedrijven verklaart in 2000 deeltijds personeel te hebben tewerkgesteld. Dit is een stijging in vergelijking met 1997 toen 26% van de bedrijven deeltijds personeel had. Het totaal aantal personen dat op deeltijdse basis werkt, ligt relatief laag(215 werknemers). Iets meer dan de helft van het personeel dat deeltijds tewerkgesteld is, is bediende. 46% is arbeider en slechts 2% is leidinggevend personeel. In vergelijking met 1997, is de proportie van de arbeiders onder de deeltijds werkenden gestegen.
C.10.1.2. Het gebruik van uitzendkrachten en contracten van bepaalde duur We weten dat bedrijven gebruik maken van uitzendkrachten en contracten van bepaalde duur bij een toename van het werk, seizoensgebonden werk of selectie voor de eigenlijke aanwerving. Aantal
%
Neen, nooit Ja, soms Ja, vaak
111 35 10
71,2 22,4 6,4
Totaal
156
100,0
Zoals blijkt uit de tabel, maakt 71% van de ondernemingen nooit gebruik van uitzendkrachten of arbeidscontracten van bepaalde duur, 22% maakt er soms gebruik van en 6% zet regelmatig uitzendkrachten in.
22
De geïnteresseerde lezer vindt een meer gedetailleerde beschrijving van deze problematiek in een studie van het Brussels Observatorium van de arbeidsmarkt en de kwalificaties: "Invloed van de sectorale veranderingen op de kwalificatieprofielen: gevalsstudie van de ondernemingen in de Brusselse havenzone", jan 2001.
43
Uitzendkrachten komen doorgaans in aanmerking voor twee soorten werk: in 46% van de gevallen gaat het om administratief werk (secretaressen, receptionisten, telefonisten), 48% is als arbeider betrokken bij goederenbehandeling (ongeschoolde arbeiders of magazijniers). De groothandel en de klassieke industrie zijn sterker vertegenwoordigd bij de bedrijven die zeggen soms gebruik te maken van uitzendkrachten en/of contracten van bepaalde duur. De openbare sector en de recycling zijn koplopers in het tewerkstellen van tijdelijke en uitzendarbeidskrachten. Bij de heel kleine bedrijven maakt slechts 13% van de ondernemingen gebruik van uitzendkrachten of tijdelijke contracten. Bij de bedrijven 5 tot 20 werknemers is dit 28% en 46% bij bedrijven met 20 tot 49 personeelsleden.
C.10.2. Plannen om nieuw personeel aan te werven Aantal
%
Ja Nee
52 102
33,8 66,2
Totaal
154
100,0
Een derde van de ondervraagde ondernemingen zegt van plan te zijn om nieuw personeel te rekruteren, vooral arbeiders en bedienden. Deze vraag laat echter niet toe om een duidelijk onderscheid te maken tussen het aanwerven van extra personeel of het aanwerven van personeel door personeelsverloop. Niettemin toont ze het belang dat de bedrijfsverantwoordelijken hechten aan deze fundamentele vraag in het personeelsbeleid. Een analyse van deze vraag volgens de grootte van de ondernemingen leert ons dat kleine bedrijven minder geneigd zijn om nieuw personeel aan te werven, bedrijven met meer dan 100 personeelsleden antwoorden dan weer vaker affirmatief op deze vraag. 42% van de bedrijven uit de transport en logistiek zijn van plan nieuw personeel aan te werven. Ook de openbare sector en de bouw antwoorden vaker positief dan gemiddeld.
C.10.3. Aanwervingsmoeilijkheden Het leek ons interessant om na te gaan met welke problemen een werkgever uit het havengebied eventueel kan worden geconfronteerd wanneer hij op de Brusselse arbeidsmarkt op zoek gaat naar geschikt personeel. In voorkomende gevallen zijn wij nagegaan onder welke vorm deze problemen zich voordoen.
C.10.3.1. Wordt u geconfronteerd met aanwervingsproblemen op de Brusselse arbeidsmarkt? Aantal Neen, nooit Ja, soms Ja, vaak Weet het niet Totaal
44
% 37 31 63 5
27,2 22,8 46,3 3,7
136
100,0
Meer dan twee derde van de ondervraagde ondernemingen zegt te maken te hebben met problemen bij het vinden van nieuw personeel. Bij een meerderheid is dit zelfs vaak. Dit is een stijging van het aantal bedrijven die verklaart moeilijkheden bij de rekrutering van nieuw personeel te ondervinden in vergelijking met de situatie in 1997. Onder de bedrijven die stellen nooit aanwervingsproblemen te hebben zijn de kleinhandel, de diensten en de recycling sterker vertegenwoordigd dan de andere sectoren. Bedrijven met problemen om geschikt personeel te vinden, situeren zich vaker in de transport- en logistieke sector, de groothandel en de klassieke industrie. Een aantal bedrijven stelt expliciet te rekruteren in functie van de arbeidsplaats zonder rekening te houden met de woonplaats van de kandidaat.
C.10.3.2. Aantal bedrijven met aanwervingsproblemen per categorie Aantal Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders Totaal
% 12 53 63
9,4 41,4 49,2
128
100,0
Wie kijkt naar de spreiding van de aanwervingsproblemen over de verschillende categorieën werknemers, stelt vast dat zij zich het vaakst situeren bij de aanwerving van arbeiders (49%) en bedienden (41%) en minder vaak bij leidinggevend personeel (9%). Onder de bedrijven die stellen problemen te hebben bij het zoeken naar bedienden scoren de groothandel en de recycling hoger dan de andere sectoren. De zoektocht naar geschikte arbeiders levert de grootste problemen voor de kleinhandel, de klassieke industrie en de bouwnijverheid.
C.10.3.3. Aard van de aanwervingsproblemen Talenkennis
Technische kennis
Gedragsproblemen
Leidinggevend personeel Bedienden Arbeiders
7 31 11
4 26 29
1 13 23
Totaal
49
59
37
Wanneer we de aard van de aanwervingsproblemen volgens categorie van naderbij beschouwen, stellen we vast dat in het havengebied een gebrek aan technische kennis (het gaat hierbij om vaardigheden die rechtstreeks te maken hebben met het vervullen van een bepaalde functie) het meest voorkomende probleem is. Onmiddellijk hierna volgen problemen inzake talenkennis, die doorgaans betrekking hebben op bedienden (ongetwijfeld omdat talenkennis één van de belangrijkste selectiecriteria bij de aanwerving van een bediende is). In vergelijking met de voorgaande enquête zijn een aantal nuances op te merken. Zo wordt het ontbreken van technische kennis bij de aanwerving van bedienden nu meer als een probleem ervaren. Bij de aanwerving van arbeiders wordt dit nu zelfs als het belangrijkste probleem gezien, waar in de vorige enquête gedragsproblemen als het meest problematisch werden ervaren.
45
We weten ook dat bepaalde aanwervingsproblemen verbonden zijn met het aangeboden werk, hoewel de
werkgevers
hier
zelden
gewag
van
maken.
Een
eerder
laag
salaris,
ongunstige
arbeidsomstandigheden, zoals het uurrooster, fysiek lastig werk, maar ook de bereikbaarheid van het bedrijf met het openbaar vervoer,… vormen een hinderpaal bij de rekrutering.
C.10.4. Praktijken inzake beroepsopleiding Nu permanente opleiding één van de voornaamste facetten van human resource management is geworden, leek het ons nuttig na te gaan hoe de havenbedrijven met deze evolutie omgaan.
C.10.4.1. Organisatie van de beroepsopleiding Aantal Geen enkele opleiding Er worden uitsluitend geschoolde werkkrachten aangeworven Geen formele opleiding (on the job) Externe opleiding Interne opleiding Externe en interne opleiding Totaal
% 24 8 69 13 5 29
16,2 5,4 46,6 8,8 3,4 19,6
148
100,0
Net als bij de vorige enquête verklaart bijna de helft van de ondervraagde ondernemingen enkel opleiding op de werkplek te organiseren. 16% van de ondernemingen verklaart geen opleiding te organiseren, 5% van de bedrijven verklaren geen behoefte aan opleiding te hebben aangezien zij veel aandacht besteden aan het rekruteren van reeds opgeleide werknemers. Bij de bedrijven die wel formele opleiding organiseren doet een meerderheid dit via een combinatie van interne en externe opleidingen. De bedrijven uit de kleinhandel en de recycling zijn sterker vertegenwoordigd bij de bedrijven die geen opleiding organiseren voor hun personeel. Proportioneel gezien laten de dienstverlenende bedrijven, de bouwnijverheid en de transport- en logistieksector hun personeel meer extern opleiding volgen. De openbare sector combineert interne en externe opleidingen. Het zal geen verbazing wekken dat kleine en middelgrote bedrijven hun personeel minder opleiden in vergelijking met de grote bedrijven. 75% van de zeer kleine en 60% van de bedrijven met 5-49 werknemers die een beleid inzake opleiding van het personeel hebben, organiseren enkel opleiding on the job.
46
C.10.4.2. Personeelscategorieën waarvoor het bedrijf beroepsopleidingen organiseert Leidinggevend personeel
Bedienden
Arbeiders
Geen formele opleiding (on the job)
50%
55%
62%
Externe en interne opleiding
50%
45%
38%
100%
100%
100%
Totaal
De helft van het leidinggevend personeel, 45% van de bedienden en 38% van de arbeiders volgt een interne en/of externe opleiding. Deze cijfers liggen in de lijn met de resultaten van in 1997. Toen reeds was het belang van permanente opleiding duidelijk geworden en waren de verhoudingen tussen de verschillende personeelscategorieën ook reeds aanwezig.
C.10.4.3. Opleidingsbehoeften Aantal
%
Ja Nee
13 125
9,4 90,6
Totaal
138
100,0
Negen op de tien bedrijven verklaart dat alle behoefte aan opleiding ingevuld is. Een op de 10 bedrijven verklaart dus een behoefte aan opleiding te hebben die ze niet kunnen invullen. Deze behoefte is erg verscheiden: nu eens wordt gesproken over informatica-opleidingen, dan weer gaat het om taalopleiding aangepast aan de sector (zowel Nederlands als Frans), lessen in wetgeving, milieunormen, management, specifieke technische kennis, … Al deze onderwerpen staan rechtstreeks in verband met de activiteiten van de havenbedrijven.
47
D. HET BELANG EN DE INVLOED VAN DE HAVEN BINNEN HET GEWEST D.1. Benadering van het economische belang van de haven van Brussel Nadat in het eerste deel van dit rapport verschillende descriptieve elementen van de Brusselse Havenbedrijven werden belicht, willen wij hier aan de hand van verschillende indicatoren een beeld schetsen van het belang van de Haven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Eerst bekijken wij de gegevens die betrekking hebben op het aantal bedrijven, de werkgelegenheid, de omzet en de toegevoegde waarde vanuit het perspectief van het Brussels Gewest. Dit zal ons in staat stellen ons een idee te vormen van het economische belang van het havengebied voor de hele economie van het Brussels Gewest. Er zal een vergelijking worden gemaakt met de resultaten van 1997 om zo de analyse in een tijdsperspectief te kunnen plaatsen en de grote evolutieve tendensen aan te duiden. Vervolgens zullen wij de invloed van de havenbedrijven op de Brusselse economie analyseren aan de hand van bepaalde variabelen uit de enquête. Een eerste benadering zal betrekking hebben op de omzet die de havenbedrijven in het Gewest realiseren. Daarna zullen wij stilstaan bij de herkomst van leveranciers en klanten, waarbij wij vooral oog zullen hebben voor het Brusselse deel hiervan. Tenslotte zullen wij ons buigen over de impact van de havenbedrijven op het Brussels Gewest in termen van de bij toeleveringsbedrijven en afnemers geïnduceerde werkgelegenheid en omzet.
D.1.1. Belang van de bedrijven en de werkgelegenheid in het havengebied Een eerste stap in het opmeten van de invloed die de havenbedrijven uitoefenen op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft te maken met een evaluatie van het aantal bedrijven en de hoeveelheid banen die hierbij betrokken zijn. Om de vergelijking te kunnen maken hebben we hier slechts die sectoren behouden waar economische activiteiten plaatsvinden. Dit verklaart dat het totale aantal bedrijven en banen hier lager ligt dan in het eerste deel van de studie. De benamingen van de verschillende sectoren verschillen eveneens van de benamingen die in het eerste deel werden gebruikt. Hier wordt namelijk de activiteitennomenclatuur NACEBEL gebruikt, zodat een vergelijking met verschillende variabelen binnen het Brussels Gewest mogelijk wordt23.
23
48
De gegevens m.b.t. het aantal bedrijven en de werkgelegenheidsgegevens zijn afkomstig van de Gedecentraliseerde Statistieken van de RSZ. Onderstaande tabellen geven deze gegevens weer volgens een uitsplitsing op basis van 2 NACEBEL-digits, behalve voor de sectoren groothandel en transport, die nog verder werden ingedeeld.
Belang van de bedrijven in de Haven en in het Gewest, evolutie 1997-2000 Aantal bedrijven Haven Var 97-00
Haven
1
0
Var in % 0,0
1 1
0 0
0,0 0,0
412 33
-51 1
-11,0 3,1
0,2 3,0
192 8
11 -4
1
0
0,0
3
0
0,0
33,3
16
3
1
50,0
86
-13
-13,1
3,5
3
0
0,0
50
-3
-5,7
6,0
2 2 4 7
1 0 1 -2
100,0 0,0 33,3 -22,2
13 187 21 1 624
-3 -15 4 56
-18,8 -7,4 23,5 3,6
15,4 1,1 19,0 0,4
23
-2
-8,0
869
-36
-4,0
113
7
6,6
3 227
-277
5 48 14 32 13
1 6 2 1 -3
25,0 14,3 16,7 3,2 -18,8
246 384 1 293 417 791
-83 -8 -157 -28 18
AW
Overige winning van delfstoffen Vervaardiging van voedingsmiddelen Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout Vervaardiging van cokes, geraffineerde aardolieprod., splijten kweekstoffen Chemische nijverheid Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie Vervaardiging van producten van metaal Recuperatie van recycleerbaar afval Bouwnijverheid Verkoop en reparatie van auto's en kleinhandel in motorbrandstoffen Groothandel en handelsbemiddeling Handelsbemiddeling GH in voedings- en genotmiddelen GH in huishoudelijke artikelen GH in intermediaire producten GH in machines, apparaten en toebehoren Overige groothandels Transport Stads- en wegvervoer Goederenbehandeling en opslag Overige vervoerondersteunende activiteiten Organisatie van het vrachtvervoer Overige zakelijke dienstverlening Afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging
Aantal arbeidsplaatsen Haven/ Brussel
Brussel AW 2
Var Var in % 97-00 -1 -33,3
50,0
Haven AW 12
Var 97-00 -1
Var in % -7,7
(in %)
Haven/ Brussel
Brussel Var 97-00
AW
Var in %
(in %)
51
3
6,3
23,5
6,1 -33,3
4 894 294
-210 -18
-4,1 -5,8
3,9 2,7
0
0,0
29
-83
-74,1
55,2
59
41
227,8
4 985
0
0,0
1,2
97
-84
-46,4
1 135
35
3,2
8,5
44 4 59 62
30 -27 -5 -9
214,3 -87,1 -7,8 -12,7
416 4 173 182 16 589
-35 644 61 -1 891
-7,8 18,2 50,4 -10,2
10,6 0,1 32,4 0,4
2,6
661
363
121,8
6 825
22
0,3
9,7
-7,9
3,5
1 551
-334
-17,7
38 011
-448
-1,2
4,1
-25,2 -2,0 -10,8 -6,3 2,3
2,0 12,5 1,1 7,7 1,6
39 648 183 458 220
31 -135 24 -232 -21
387,5 -17,2 15,1 -33,6 -8,7
-241 197 -1 135 -767 1 548
-18,1 5,7 -7,3 -14,0 12,5
3,6 17,8 1,3 9,7 1,6
1 3 14 4 13
088 642 326 721 905
1
0
0,0
96
-19
-16,5
1,0
3
-1
-25,0
329
-50
-13,2
0,9
44
4
10,0
344
7
2,1
12,8
999
40
4,2
4 002
363
10,0
25,0
18 2 2 22
-2 0 1 5
-10,0 0,0 100,0 29,4
218 22 35 69
10 -5 -8 10
4,8 -18,5 -18,6 16,9
8,3 9,1 5,7 31,9
605 9 130 255
-82 -9 -1 132
-11,9 -50,0 -0,8 107,3
2 316 371 760 555
424 -105 -18 62
22,4 -22,1 -2,3 12,6
26,1 2,4 17,1 45,9
15 4
3 1
25,0 33,3
4 533 44
-54 9
-1,2 25,7
0,3 9,1
217 725
34 187
18,6 34,8
66 105 2 252
3 344 202
5,3 9,9
0,3 32,2
TOTAAL
225
14
6,6
11 466
-373
-3,2
2,0
4 721
237
5,3 156 032
1 230
0,8
3,0
TOTAAL BRUSSEL ALLE SECTOREN
260
10
4.0
33 372
713
2,2
0,8
5 704
-213
-3,6 589 299
26 382
4,7
1,0
49
Een eerste vaststelling is dat de in het havengebied gelegen bedrijven 2% van het totale aantal bedrijven van het Brussels Gewest in de beschouwde sectoren vertegenwoordigen. Deze verhouding wordt nog belangrijker wanneer men kijkt naar de gegenereerde werkgelegenheid (3%)24. Het belang van de havenbedrijven binnen het geheel van het Brussels Gewest is dus groter in termen van werkgelegenheid dan in termen van aantal bedrijven. Dit is voornamelijk te wijten aan de economische structuur van de bestudeerde bedrijven. Zoals reeds eerder opgemerkt brengt de aard van de productie in de zone met zich mee dat de bedrijven groter zijn. Wat de evolutie betreft, zien we een lichte stijging (+6,6%) van de havenbedrijven tegenover een daling (-3,2%) bij het totale aantal bedrijven in het Gewest voor de economische sectoren. De werkgelegenheid van haar kant stijgt voor de sectoren in kwestie met 5,3% in de Haven en met 0,8% in het BHG. De sectoren die door de bedrijven van het havengebied het best worden vertegenwoordigd, met name transport en groothandel, zijn goed voor respectievelijk 12,8% en 3,5% van de Brusselse bedrijven, 25,0% en 4,1% van de totale tewerkstelling. Binnen de transportsector valt ons oog op het belang van de "organisatie van het vrachtvervoer" (31,9% van de bedrijven tegen 45,9% van de werkgelegenheid), het relatieve belang in termen van werkgelegenheid van het "stads- en wegvervoer" (8,3% van de bedrijven tegen 26,1% van de werkgelegenheid voor heel Brussel) en de "overige vervoerondersteunende activiteiten" (5,7% van de bedrijven tegen 17,1% van de werkgelegenheid). De sector “goederenbehandeling en opslag” vertegenwoordigt een belangrijk deel van de bedrijven in het havengebied (9,1%), maar is minder belangrijk qua werkgelegenheid (2,4%). Inzake groothandelsactiviteiten stelt men het overwicht vast van de "groothandel in voedings- en genotmiddelen" (12,5% van de bedrijven tegen 17,8% van de werkgelegenheid) en van de "groothandel
in
intermediaire
producten"
(7,7%
van
de
bedrijven
tegen
9,7%
van
de
werkgelegenheid). Wat de andere afdelingen van de groothandelssector betreft, is het aantal bedrijven evenredig met het aantal arbeidsplaatsen dat zij scheppen in het Brussels Gewest. Als we het relatieve belang van de werkgelegenheid bestuderen, valt in het algemeen op dat dezelfde sectoren die een belangrijk deel van het totaal van de Brusselse bedrijven vertegenwoordigen verhoudingsgewijs ook een aanzienlijk deel van de Brusselse werkgelegenheid voor hun rekening nemen. Anderzijds nemen ook andere, minder sterk in de haven vertegenwoordigde sectoren, een niet verwaarloosbaar deel van de Brusselse werkgelegenheid voor hun rekening. Dit geldt voor de sector "recuperatie van recycleerbaar afval" (19,0% van het totaal aantal ondernemingen en 32,4% van de Brusselse werkgelegenheid in deze sector bevindt zich in de haven). Dit is ook het geval voor "stadsen wegvervoer" (26,1% van de arbeidsplaatsen 8,3% van de bedrijven) en "verkoop en reparatie van auto's en kleinhandel in motorbrandstoffen" (2,6% van het aantal bedrijven en 9,7% van de totale Brusselse tewerkstelling). Ditzelfde fenomeen van oververtegenwoordiging kan men in mindere mate vaststellen bij de sectoren "vervaardiging van voedingsmiddelen" (0,2% van de bedrijven tegen 3,9% van de totale 24
50
Ook al heeft het weinig belang, toch vermelden we dat wanneer men het totaal van alle sectoren in Brussel bekijkt, men vaststelt dat de havenbedrijven goed zijn voor 0,8% van het totale aantal bedrijven en voor 1,0% van de werkgelegenheid.
werkgelegenheid) en "vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten"25 (6,0% van de bedrijven tegen 8,5% van de totale tewerkstelling). Ook
het
omgekeerde
verschijnsel,
namelijk
een
ondervertegenwoordiging
wat
betreft
werkgelegenheid ten opzichte van het aantal bedrijven, kan worden vastgesteld bij bepaalde sectoren zoals bijvoorbeeld de "metallurgie" (15,4% van de bedrijven genereren slechts 10,6% van de totale werkgelegenheid). Ten slotte brengt de bovenstaande tabel eveneens de verschillen in de sectorale evolutie van de werkgelegenheid en van de ondernemingen in de haven en in het Gewest aan het licht. We stellen vast dat bepaalde sectoren in de haven in vergelijking met het Gewest een minder gunstige evolutie hebben gekend. Dit was bijvoorbeeld het geval voor de "groothandel in voedingsmiddelen", waar het aantal arbeidsplaatsen in het havengebied met 17,2% is gedaald en in het Gewest met 5,7% is gestegen. Paradoxaal is het aantal bedrijven in deze sector in de haven toegenomen en in het Gewest is afgenomen. Over het algemeen echter stellen we voor de betrokken activiteitensectoren op het gebied van de werkgelegenheid ongeveer dezelfde tendensen vast in het Gewest als in de haven.
25
(o.a. de vervaardiging van cement en van beton-, cement- en plaasterproducten behoort tot deze categorie.)
51
D.1.2. Belang van de omzet van het havengebied De hieronder gebruikte gegevens in verband met de omzet en de toegevoegde waarde van het Brussels Gewest werden geput uit Balanscentrale van de Nationale Bank van België26. Onderstaande tabel vergelijkt de omzet per sector van het havengebied met de gegevens voor de overeenstemmende sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (omzet in miljoen euro, 31/12/2000).
Overige winning van delfstoffen Vervaardiging van voedingsmiddelen Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout Vervaardiging van cokes, geraffin. aardolieprod., splijt- en kweekstoffen Chemische nijverheid Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie Vervaardiging van producten van metaal Recuperatie van recycleerbaar afval Bouwnijverheid Verkoop en reparatie van auto's en kleinhandel in motorbrandstoffen Groothandel en handelsbemiddeling Handelsbemiddeling GH in voedings- en genotmiddelen GH in huishoudelijke artikelen GH in intermediaire producten GH in machines, apparaten en toebehoren Overige groothandels Transport Stads- en wegvervoer Goederenbehandeling en opslag Overige vervoerondersteunende activiteiten Organisatie van het vrachtvervoer Overige zakelijke dienstverlening Afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging
2,6 148,7 3,5 0,5 7,4 26,8 46,0 0,8 23,4 21,1 133,6 1 924,6 7,2 583,2 109,7 1 172,7 51,3 0,6 324,0 218,8 21,0 5,0 79,3 26,1 15,5
62,5 3 537,6 26,8 942,7 301,0 3 821,6 2 726,0 494,3 34,0 2 167,9 14 209,1 27 991,8 814,0 2 422,8 5 899,4 12 381,3 5 194,0 1 280,3 1 685,7 696,9 81,3 353,1 554,4 9 224,0 140,1
Haven/ Brussel (%) 4,1 4,2 13,0 0,1 2,5 0,7 1,7 0,2 68,9 1,0 0,9 6,9 0,9 24,1 1,9 9,5 1,0 0,0 19,2 31,4 25,8 1,4 14,3 0,3 11,1
TOTAAL
2 704,7
67 365,1
4,0
TOTAAL BRUSSEL ALLE SECTOREN
3 187,6
131 055,3
2,4
Haven
Brussel
Wat meteen opvalt is dat de bedrijven die in het havengebied gevestigd zijn en slechts 0,8% van het totale aantal bedrijven van het Gewest (alle sectoren samen) en 1% van de werkgelegenheid vertegenwoordigen, niettemin 2,4% van de totale omzet van Brussel realiseren. Wanneer men alleen die sectoren in aanmerking neemt die te maken hebben met de economische havenactiviteiten (en weergegeven zijn in de tabel), loopt het aandeel in de totale omzet op tot 4,0%. De tabel leert ons dat in bepaalde sectoren het relatieve belang van de Haven duidelijk groter is. De transportsector in zijn geheel vertegenwoordigt 19,2% van de totale omzet in Brussel, met een aanzienlijk aandeel voor het "stads- en wegvervoer" (31,4%) en de " goederenbehandeling en opslag" (25,8%).
26
52
Deze gegevens bieden het voordeel dat zij in hun geheel beschikbaar zijn met gedetailleerde NACEBEL-uitsplitsingen tot 5 digits, hetgeen ons in staat stelt een veel volledigere en preciezere vergelijking te maken met de havengegevens dan het cijfermateriaal van het NIS. Dit laatste materiaal is doorgaans vollediger omdat de gegevens afkomstig zijn van de BTW en werden gecorrigeerd met de gegevens van de RSZ, maar op ons niveau vertonen zij het nadeel dat zij slechts beschikbaar zijn met de oude NACE 70-activiteitennomenclatuur met ten hoogste 3 digits. Bovendien laat het NIS bepaalde categorieën weg en groepeert het andere om redenen van vertrouwelijkheid. Ter informatie vermelden wij nog dat er voor bepaalde categorieën waarvoor er wel een vergelijking kon worden gemaakt tussen de gegevens van de handelsbalans en het cijfermateriaal van het NIS, ondanks de moeilijk vergelijkbare activiteitennomenclatuur, een afwijking van 5 tot 15% ten opzichte van de handelsbalans kan worden vastgesteld.
Groothandelsactiviteiten zijn in hun geheel goed voor 6,9% van de Brusselse sector, en ook hier is de sterke aanwezigheid van "groothandel in voedings- en genotmiddelen" (24,1% van de totale Brusselse omzet van deze bedrijfstak wordt in de haven gerealiseerd) en de "groothandel in intermediaire producten" (9,5%) onmiskenbaar. Onder de overige sectoren neemt de sector van de "recuperatie van recycleerbaar afval" de grootste bijdrage van de havenbedrijven tot de totale Brusselse omzet voor zijn rekening, namelijk 68,9%. Hierna komen de sectoren van de "houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout" (13,0%), gevolgd in mindere mate, maar voor hogere bedragen, door de sector "afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging" (11,1%).
D.1.3. Belang van de toegevoegde waarde van het havengebied De invloed van de havenbedrijven is beduidend groter wanneer men kijkt naar de toegevoegde waarde. Ter herinnering: de toegevoegde waarde registreert de economische meerwaarde van een bedrijf door het verschil te maken tussen enerzijds de waarde van de geproduceerde goederen en diensten en anderzijds de waarde van de geconsumeerde goederen en diensten tijdens het productieproces. Onderstaande tabel vergelijkt de toegevoegde waarde die in de haven wordt gerealiseerd met die van het Brussels Gewest (toegevoegde waarde in miljoen euro, 31/12/2000). Haven
Brussel
Haven/ Brussel (%)
Overige winning van delfstoffen Vervaardiging van voedingsmiddelen Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout Vervaardiging van cokes, geraffin. aardolieprod., splijt- en kweekstoffen Chemische nijverheid Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie Vervaardiging van producten van metaal Recuperatie van recycleerbaar afval Bouwnijverheid Verkoop en reparatie van auto's en kleinhandel in motorbrandstoffen Groothandel en handelsbemiddeling Handelsbemiddeling GH in voedings- en genotmiddelen GH in huishoudelijke artikelen GH in intermediaire producten GH in machines, apparaten en toebehoren Overige groothandels Transport Stads- en wegvervoer Goederenbehandeling en opslag Overige vervoerondersteunende activiteiten Organisatie van het vrachtvervoer Overige zakelijke dienstverlening Afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging
0,6 11,0 0,5 3,8 317,3 144,4 1,0 0,2 3,1 1,7 19,2 142,4 0,7 27,7 10,9 91,4 11,6 0,1 107,5 85,2 0,4 8,1 13,7 13,5 0,1
35,0 1 151,4 11,5 118,4 1 156,8 488,1 420,0 243,1 11,4 786,7 708,5 4 368,5 128,4 195,4 1 096,6 1 669,8 1 210,4 67,9 727,1 416,6 22,8 223,7 64,0 4 388,4 40,6
1,8 1,0 4,0 3,2 27,4 29,6 0,2 0,1 27,4 0,2 2,7 3,3 0,5 14,2 1,0 5,5 1,0 0,2 14,8 20,5 1,9 3,6 21,4 0,3 0,2
TOTAAL
766,2
16 764,5
4,6
TOTAAL BRUSSEL ALLE SECTOREN
774,1
39 240,8
2,0
Wanneer we naar het geheel van alle sectoren van de Brusselse economie kijken, blijkt dat de havenbedrijven goed zijn voor 2% van de toegevoegde waarde, terwijl zij slechts 1% van het totale aantal banen vertegenwoordigen.
53
Wanneer alleen de sectoren in aanmerking worden genomen waar de havenbedrijven stricto sensu deel van uitmaken, dan stijgt het aandeel in de totale toegevoegde waarde van Brussel tot 4,6% (terwijl het aantal banen in de haven slechts 3% van de totale Brusselse werkgelegenheid uitmaakt). Wie opnieuw kijkt naar de twee sectoren die in het havengebied het best vertegenwoordigd zijn, stelt vast dat de transportsector in zijn geheel slechts 14,8% van de totale Brusselse toegevoegde waarde realiseert, maar dat bepaalde onderdelen ervan, zoals "organisatie van het vrachtvervoer" (21,4%) en "stads- en wegvervoer" (20,5%) belangrijk zijn. De groothandel is slechts goed voor 3,3% van de totale Brusselse toegevoegde waarde, maar de "groothandel in voedings- en genotmiddelen", die in de haven de voornaamste sector is, vertegenwoordigt 14,2% van de toegevoegde waarde van deze sector. Verder valt het grote aandeel van "vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten" op die 29,6% van de totale Brusselse toegevoegde waarde realiseert, gevolgd door de sector van de "chemische nijverheid" en de sector van de "recuperatie van recycleerbaar afval", die elk goed zijn voor 27,4% van de totale Brusselse toegevoegde waarde.
D.1.4. Omzet binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest In dit onderdeel zullen wij een aantal vragen van de enquête analyseren die ons bijkomende informatie
verschaffen
over
de
economische
relaties
tussen
de
havenbedrijven
en
hun
handelspartners. De vraag die betrekking heeft op het deel van de omzet dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt gerealiseerd, stelt ons in staat een beeld te schetsen van de Brusselse verankering van de havenbedrijven. Deze vraag versterkt het idee van de Brusselse verankering van de havenbedrijven.
D.1.4.1. Deel van de omzet die in Brussel wordt gerealiseerd 2000 Minder dan 10% 11 tot 25% 26 tot 50% 51 tot 75% 76 tot 99% 100% Totaal
Aantal
%
22 13 19 22 26 34
16% 10% 14% 16% 19% 25%
136
100%
% cum 16% 26% 40% 56% 75% 100%
Opvallend is dat één op vier bedrijven (25%) de totaliteit van zijn omzet in Brussel realiseert. Wanneer men de bedrijven die 76 tot 99% van hun omzet in het Gewest realiseren hierbij optellen, bereikt men een verhouding van bijna één bedrijf op twee (44%). Deze gegevens staven de gewestelijke oriëntering van de havenbedrijven. Wat ook onderstreept moet worden, is dat er betrekkelijk veel bedrijven zijn die in het Brussels Gewest slechts een geringe omzet laten noteren: minder dan 10% van de omzet (16%) of van 11 tot 25% (10%). Samen zijn deze groepen goed voor 26% van het geheel. In 1997 bedroeg dit percentage 28%.
54
In het algemeen constateert men dus een tweedeling onder de bedrijven wat hun omzet betreft, waarbij de ene groep de hoofdmoot en de andere groep slechts een miniem deel van zijn omzet in Brussel realiseert. Onderstaande tabel bevat de uitsplitsing volgens sector van de in Brussel gerealiseerde omzet. Op deze manier kan men zich een duidelijker beeld vormen van de bedrijven die deel uitmaken van één van beide groepen.
D.1.4.2. Deel van de omzet per sector die in Brussel wordt gerealiseerd Nacebel sectoren Aantal Lijn %
< 10%
10 tot 25%
25 tot 50%
50 tot 75%
76% tot 99%
1 100%
Overige winning van delfstoffen Vervaardiging van voedingsmiddelen Houtindustrie en vervaardiging van artikelen in hout
1 100% 1 100%
Uitgeverijen, drukkerijen en uitgeverijen van opgenomen media Vervaardiging van cokes, geraffineerde aardolieprod., splijt en kweekstoffen Chemische nijverheid
1 50%
Bouwnijverheid
Kleinhandel, behalve auto's
1 33% 1 100%
1 33%
2 67%
1 100%
Recuperatie van recycleerbaar afval
Verkoop en reparatie van auto's en kleinhandel in motorbrandstoffen Groothandel en handelsbemiddeling, behalve auto's
2 67%
1 50%
Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten Metallurgie
10 20% 1 25%
2 13% 6 12%
1 50% 2 40% 2 13% 6 12% 1 25%
1 7% 8 16% 1 25%
1 20% 5 33% 15 31%
Hotels en restaurants Vervoer te land Vervoersondersteunende activiteiten
2 29% 1 7%
2 14%
2 29% 2 14%
Post en telecommunicatie
2 29% 3 21% 1 100%
1 100%
Verhuur zonder bedieningspersoneel Informatica en aanverwante activiteiten 1 11%
Afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging Totaal Lijn %
1 50% 2 40% 5 33% 4 8% 1 25% 3 100% 1 14% 6 43%
1 100%
Verhuur en handel in onroerende goederen
Overige zakelijke dienstverlening
100%
20 15%
1 11% 1 33% 13 10%
3 33%
19 14%
2 100% 3 33%
22 17%
1 33% 26 20%
1 11% 1 33% 31 24%
Totaal 1 100% 1 100% 1 100% 3 100% 1 100% 2 100% 3 100% 1 100% 2 100% 5 100% 15 100% 49 100% 4 100% 3 100% 7 100% 14 100% 1 100% 1 100% 1 100% 2 100% 9 100% 3 100% 131 100%
55
Deze tabel toont bovendien drie tendensen in de verwezenlijking van de omzet in het Brussels Gewest. Wij stellen in de eerste plaats vast dat bepaalde sectoren een betrekkelijk homogeen gedrag vertonen. Ofwel realiseren zij het grootste deel van hun omzet in het Brussels Gewest (meer dan 75%), zoals "vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten" (100%) (een sector die hoofdzakelijk bestaat uit beton- en cementproducenten), "uitgeverijen, drukkerijen en uitgeverijen van opgenomen media" en "afvalwater- en afvalverzameling; straatreiniging". Ofwel wordt slechts een klein deel van de omzet in het Brussels Gewest verwezenlijkt (minder dan 25%), zoals het geval is voor
de
sectoren
"vervaardiging
van
voedingsmiddelen",
"metallurgie",
"houtindustrie
en
vervaardiging van artikelen van hout" en "chemische nijverheid". Andere sectoren vertonen daarentegen een grotere diversificatie in de spreiding van hun omzet. Ofwel zijn de bedrijven die ertoe behoren min of meer gelijkmatig verdeeld over de verschillende omzetschijven, zoals het geval is voor de "bouwnijverheid", ofwel is er in hun verdeling een concentratie in het ene of het andere uiterste of in beide. Tot deze klasse behoren de voornaamste sectoren van de haven, namelijk de "groothandel en handelsbemiddeling", waar één op drie bedrijven 75% van zijn omzet in Brussel realiseert en waar een zelfde verhouding ondernemingen voor minder dan 25% van zijn omzet is aangewezen op het Gewest, de sectoren "vervoer te land" en "overige vervoerondersteunende activiteiten" waar ongeveer de helft van de bedrijven de hoofdmoot van hun omzet in het Brussels Gewest realiseren. Hetzelfde geldt voor de "overige zakelijke dienstverlening" en de "verkoop en reparatie van auto’s; kleinhandel in motorbrandstoffen".
56
D.2. Herkomst van leveranciers en klanten Door de herkomst van leveranciers en klanten te bestuderen, kan men de bedrijven van het havengebied via economische netwerken in een geografische context plaatsen.
D.2.1. Herkomst van leveranciers In het algemeen verklaart bijna 60% van de havenbedrijven Brusselse leveranciers te hebben. Dit percentage bedraagt 55% voor de leveranciers die in Vlaanderen of in het buitenland gevestigd zijn en 43% voor de Waalse leveranciers. Vestiging
•
Brussel Aant. %
Vlaanderen Aant. %
Wallonië Aant. %
Buitenland. Aant. %
Zonder leveranciers
58
40,3
64
44,4
82
56,9
66
45,8
Leveranciers waarvan 1 tot 33 % 33 tot 66 % 66 tot 100%
86
59,7
80
55,6
62
43,1
78
54,2
Totaal
144
41 10 35
47,7 11,6 40,7 100,0
56 11 13 144
70,0 13,8 16,3 100,0
50 8 4 144
80,6 12,9 6,5 100,0
14 9 55 144
17,9 11,5 70,5 100,0
Brusselse leveranciers
Onder de bedrijven die met leveranciers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken, zijn er twee groepen te onderscheiden. Enerzijds is er de groep bedrijven (47,7%) waarvan minder dan 33% van hun leveranciers gevestigd zijn in Brussel en anderzijds is er de tweede groep bedrijven (41%) waarvan minstens 66% van hun leveranciers uit Brussel afkomstig zijn. De eerste groep bedrijven is voornamelijk actief als importeur van afgewerkte producten, voedingsmiddelen of bouwmaterialen. In de tweede groep vinden we de diensten, de kleinhandel, de recuperatie en de importeurs van brandstoffen.
•
Leveranciers in Vlaanderen en Wallonië
Het aantal leveranciers gevestigd in Vlaanderen en Wallonië ligt iets lager: bij respectievelijk 70% en 81% van de geënquêteerden gaat het om niet meer dan 33% van hun leveranciers. Het gaat voornamelijk om productiebedrijven, importeurs van afgewerkte goederen of bouwmaterialen.
•
Leveranciers in het buitenland
Bij bedrijven die verklaren leveranciers te hebben in het buitenland is het daarentegen zo dat deze laatsten een groot percentage uitmaken van het totale aantal leveranciers van deze bedrijven. Met andere woorden de intensiteit is groter. Hier gaat het ook om importeurs van afgewerkte producten en voedingsmiddelen die in rechtstreeks contact staan met het buitenland.
57
D.2.2. Herkomst van klanten
Onderstaande tabel toont de geografische spreiding van de klanten van de havenbedrijven en het procentuele aandeel dat zij in het gehele klantenbestand van deze bedrijven innemen. Meteen valt op dat weinig ondernemingen geen klanten hebben in het BHG (8%). Dit percentage stijgt naar meer dan 20% voor de ondernemingen die geen klanten hebben in Vlaanderen en Wallonië. Ten slotte heeft 60% van de bedrijven geen klanten in het buitenland, m.a.w. 4 van de 10 havenbedrijven hebben klanten in het buitenland. Vestiging Zonder klanten Klanten waarvan 1 tot 33 % 33 tot 66 % 66 tot 100% Totaal
•
Brussel Aant. % 13 8,2 134 91,8 56 27 51 147
Vlaanderen Aant. % 31 21,1 116 78,9
Wallonië Aant. % 38 25,8 109 74,2
Buitenland Aant. % 89 60,5 58 39,5
41,8 77 66,4 95 87,2 33 56,9 20,1 33 28,4 11 10,1 11 19,0 38,1 6 5,2 3 2,8 14 24,1 100,0 147 100,0 147 100,0 147 100,0
Brusselse klanten
Bij de ondernemingen met Brusselse klanten kunnen we twee groepen onderscheiden: een eerste groep met 56 bedrijven (42%) die minder dan 33% Brusselse klanten hebben. In deze eerste groep bevinden
zich
voornamelijk
importeurs
van
afgewerkte
producten,
voedingsmiddelen
of
bouwmaterialen, alsook douaneagentschappen. In de tweede groep zitten de ondernemingen met een hoge concentratie aan Brusselse klanten (meer dan 66%). Tot deze tweede groep behoren de diensten, de kleinhandel, de transporteurs en de producenten van bouwmaterialen.
•
Klanten in Vlaanderen en Wallonië
Gezien het hoge aantal Brusselse klanten is het normaal dat de proportie klanten die uit Vlaanderen en Wallonië afkomstig zijn minder hoog scoort. Het gaat hier voornamelijk om bedrijven actief op het vlak van transport, invoer van brandstoffen, bouwmaterialen, recuperatie en diensten.
•
Klanten in het buitenland
De bedrijven die we hier kunnen onderbrengen zijn uiteraard op export gericht. Het is dus normaal dat we in deze categorie bedrijven terugvinden die actief zijn op het vlak van transport en transportondersteunende diensten. 72,8% van de buitenlandse klanten komt uit de Europese Unie, 27,2% uit de rest van de wereld.
58
D.3. Schatting van de geïnduceerde omzet en de werkgelegenheid Teneinde de analyse van de invloed van de havenbedrijven op de gewestelijke economie te vervolledigen, leek het ons interessant ons te buigen over de impact die deze bedrijven hebben in termen van de bij toeleveringsbedrijven en afnemers geïnduceerde werkgelegenheid en omzet Om de structuur van dit verslag niet te verzwaren, wordt de gebruikte methode voorgesteld in de bijlage van dit document. U zal er eveneens een gedetailleerd overzicht van de resultaten vinden.
Werkgelegenheid en omzet geïnduceerd bij afnemers Onderstaande tabel bevat een samenvatting van de resultaten die betrekking hebben op de werkgelegenheid en de omzet die geïnduceerd worden bij afnemers. De resultaten slaan op het geheel van de grote sectoren waarvoor een berekening kon worden gemaakt (omzet in miljoen euro, 31/12/2000). Geïnduceerde omzet
Geïnduceerde werkgel.
Geïnduceerde werkgel.
21,1 46,8 148,7 324,00 23,4 1 759,60
15,78 23,34 28,22 115,67 12,33 1 232,30
62 48 192 999 59 1 053
111 5 212 401 66 2 056
2 324
1 518 64
2 413
2 820
Omzet Haven Bouwnijverheid en openbare werken/bouwmaterialen Vervaardiging van prod. van metaal/gieten van metaal Vervaardiging van voedings- en genotmiddelen Transport Recycling Groothandel TOTAAL
De werkgelegenheid die door de havenbedrijven wordt geïnduceerd bij afnemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt geschat op 2 820 banen. Daarenboven induceren de havenbedrijven bij hun afnemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor een totale omzet 1,519 miljard euro.
Werkgelegenheid geïnduceerd bij toeleveringsbedrijven Zoals wij uitvoerig uiteenzetten in onze methodologie in bijlage, zorgt het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor het berekenen van de bij toeleveringsbedrijven geïnduceerde werkgelegenheid voor problemen. Bepaalde statistische gegevens die nodig zijn voor de berekening bestaan niet op gewestelijk niveau, en indien wij deze gegevens via onze vragenlijst hadden willen verzamelen, dan had dit de enquête aanzienlijk vergroot. Omdat wij erin geslaagd zijn de geïnduceerde werkgelegenheid bij de afnemers te berekenen, kunnen wij ons echter ook wagen aan een ruwe schatting van de werkgelegenheid die bij de toeleveringsbedrijven wordt geïnduceerd. Deze schatting is rechtstreeks gebaseerd op een statistische relatie die in de bijlage wordt toegelicht.
Uiteindelijk kwamen wij uit op een getal van ongeveer 140 bij toeleveringsbedrijven geïnduceerde banen. Als we bij de 2 820 bij afnemers geïnduceerde banen de ongeveer 140 bij toeleveringsbedrijven geïnduceerde banen optellen, krijgen we een totaal van 2 960 door de Brusselse haven in het
Brussels Gewest geïnduceerde banen.
59
E. BESLUIT Het updaten van de studie, gerealiseerd in 2001, waarbij de zuiver geografische logica (studie van 1997) verfijnd werd tot een geografisch-economische logica, heeft het belang van de havenbedrijven voor het Gewest aangetoond. Wie aan een haven denkt, denkt in de eerste plaats aan het transport van goederen. Jaarlijks worden in de Brusselse havenzone meer dan 18,8 miljoen ton goederen vervoerd. Dit bewijst dat de Haven haar belangrijkste troef, de aanwezigheid van belangrijke verkeersaders, de waterweg, het spoor en de autowegen, goed uitspeelt. Deze waaier aan transportmogelijkheden is dan ook de voornaamste reden voor bedrijven om zich in de havenzone te vestigen. Het aantal getransporteerde goederen blijft op hetzelfde niveau als in 1997. Bemoedigend is de toename van het aantal bedrijven dat de waterweg gebruikt voor het transport en het aantal bedrijven die stelt te denken aan een (gedeeltelijke) verandering van transportmiddel, waarbij het vervoer over de weg ingeruild wordt voor vervoer via de waterweg, wat enkel de mobiliteit in het gebied ten goede kan komen. Maar de haven is meer dan alleen het transport van goederen. Elke dag verdienen ongeveer 5 800 mensen hun brood in bedrijven die nauw verbonden zijn met de havenactiviteiten. In de volledige zone gaat het om ongeveer 10 000 personen. In vergelijking met de vorige studie in 1997 hebben zowel de transport- en logistieksector en de groothandel hun positie als werkgever verstevigd. De groothandel vertegenwoordigt meer dan 2 000 jobs, de transport- en logistieksector 800 jobs. De transportbedrijven in de havenzone maken een vierde van alle Brusselse transportbedrijven uit. De dominantie van de transport-logistieksector en de groothandel belet niet dat de havenbedrijven tot een brede waaier van sectoren behoren. De diensten, de recycling, de klassieke industrieën, de bouwnijverheid… vinden allemaal hun thuis in het gebied. Naast de rechtstreekse werkgelegenheid schatten we dat de havenbedrijven ook zo'n 3 000 jobs bij afnemers en bij toeleveringsbedrijven in het Brussels Gewest creëren. Een heel belangrijke eigenschap van de haven is de sterke verankering met het Brusselse Gewest. Niet alleen heeft meer dan 80% van de havenbedrijven zijn beslissingscentrum in het Gewest (waarvan de meerderheid in de havenzone zelf), maar de helft van het tewerkgestelde personeel woont in het Gewest. Daarnaast realiseert 45% van de havenbedrijven meer dan drie vierde van zijn omzet in het Gewest. Van ongeveer 40% van de bedrijven is meer dan 2/3 van de leveranciers in het Gewest gevestigd. Daarnaast heeft 4 op 10 bedrijven meer dan 2/3 klanten uit het BHG. Naast de duidelijke verankering in het Gewest, creëert het havengebied ook een duidelijke meerwaarde voor het Brussels Gewest. De havenbedrijven vertegenwoordigen ongeveer 2% van het aantal bedrijven in het Gewest die actief zijn in de sectoren die vanuit een economische logica in de haven aangetroffen kunnen worden. Deze bedrijven creëren 3% van de Brusselse tewerkstelling in deze sectoren, vertegenwoordigen 4% van de gerealiseerde omzet en 5% van de toegevoegde waarde.
60
Ook op het gebied van tewerkstelling creëert de haven een meerwaarde voor het Gewest. De tewerkstelling die in de zone gegenereerd wordt is immers niet enkel belangrijk omwille van het aantal jobs, maar vooral omwille van het soort jobs. Een grote groep van voornamelijk mannelijke laaggeschoolde arbeiders die het op de Brusselse arbeidsmarkt hard te verduren heeft, vindt in de havenzone een job. Bijna de helft van het tewerkgestelde personeel in de haven behoort immers tot de beroepscategorie van de arbeiders, tegenover slechts 21% van alle in Brussel tewerkgestelde werknemers. Dit toont eens te meer aan dat de Haven een heel belangrijk bekken voor de werkgelegenheid binnen de Brusselse context is.
61
BIJLAGE 1: DE HAVEN IN HET GEWEST
geënquêteerde zone
63
BIJLAGE 2 : METHODE EN BEREKENING VAN DE GEÏNDUCEERDE WERKGELEGENHEID Inleiding Om een schatting te kunnen maken van de werkgelegenheid die de havenbedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest induceren, hebben wij, na het bestuderen van de weinige andere methodes voor het schatten van de geïnduceerde werkgelegenheid, besloten gebruik te maken van een studie die in opdracht van de Port Autonome de Paris27 werd uitgevoerd, en die het best geschikt leek om aan onze doelstellingen tegemoet te komen. Er bestonden verschillende redenen om van deze methode gebruik te maken. Enerzijds vertoont de haven van Parijs grote overeenkomsten met de activiteiten en het aantal bedrijven die in de haven van Brussel aanwezig zijn (hoewel de haven van Parijs een beduidend grotere oppervlakte beslaat). Ook de geografische inplanting in het centrum van het land maakte het mogelijk de eigenschappen van beide havens met elkaar te vergelijken. Anderzijds bevat de studie van de Parijse haven een bepaald aantal coëfficiënten die onmisbaar zijn bij de berekening van de geïnduceerde werkgelegenheid, wat niet het geval was in andere studies. Het grootste probleem van de Parijse studie was van gewestelijke aard. Het is immers onmogelijk de regio Ile-de-France met zijn 11 miljoen inwoners verdeeld over 12 000 km² te vergelijken met het Brussels Gewest met zijn 952 000 inwoners en een oppervlakte van 161 km². Dergelijke schaalverschillen maakten het onmogelijk een gewone wegingscoëfficiënt te gebruiken voor de bevolking en/of het grondgebied om de resultaten naar de Brusselse situatie te vertalen. Daarom hebben wij de geïnduceerde werkgelegenheid voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest helemaal herberekend door gebruik te maken van een deel van het materiaal over de haven van Parijs. Wij gingen hierbij uit van de volgens ons aannemelijke hypothese dat het verbruik van intermediaire producten dat werd vastgesteld bij de Parijse klanten en leveranciers vergelijkbaar is met de toestand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een aantal parameters die werden gebruikt voor de evaluatie van de geïnduceerde werkgelegenheid zijn afkomstig uit het cijfermateriaal over de haven van Parijs, maar waar mogelijk hebben wij gebruik gemaakt van cijfers over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die berekend werden op basis van de enquête en reeds gekende gewestelijke gegevens (omzet, werkgelegenheid,…).
Methode De Parijse methode berust op een bepaald aantal ratio’s waarover wij in België en dus ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest jammer genoeg niet kunnen beschikken. In de uiteenzetting over deze methode zullen wij stap voor stap toelichten hoe sommige van deze ratio’s konden worden aangepast. De methode die voor de haven van Parijs werd gebruikt, vertrekt vanuit de omzet en de werkgelegenheid van elke in het havengebied vertegenwoordigde sector. Dankzij onze enquête beschikken wij over deze gegevens voor de haven van Brussel. 27
BIPE CONSEIL, Incidence sur l’économie de l’Ile de France des activités implantées sur les sites du port autonome de Paris, août 1994.
65
Vervolgens dienden wij te weten hoe de verkoopsstructuur van de havenbedrijven eruit ziet, en meer bepaald het relatieve aandeel van het verbruik van intermediaire producten van de klanten en leveranciers van de in de haven aanwezige sectoren ten opzichte van hun omzet. Het verbruik van intermediaire goederen is een indicator voor het aandeel van de omzet dat gerealiseerd wordt dankzij de verkoop van goederen die andere bedrijven nodig hebben voor het uitoefenen van hun activiteit. Wij beschikken echter niet over deze gegevens, maar denken te mogen veronderstellen dat de toestand in de Brusselse haven min of meer overeenstemt met de in Parijs vastgestelde verhoudingen. Daarom
konden wij deze
gegevens gebruiken in onze
schatting
van
de
werkgelegenheid die het havengebied in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest induceert. Het aandeel van het verbruik van intermediaire producten werd vervolgens toegepast op de omzet van elke sector die in de haven aanwezig is. Op die manier kon worden berekend welk deel van de omzet van het havengebied voortkomt uit de verkoop aan andere bedrijven. Deze gegevens zijn te vinden in de enquête. Vervolgens wordt in beschouwing genomen welke sectoren aankopen verrichten bij
havenbedrijven en wat de respectieve percentages van hun aankopen bij de havenbedrijven zijn. Op basis van een vraag uit onze enquête m.b.t. de Brusselse sectorale afnemers en het omzetcijfer dat zij vertegenwoordigen, hebben wij de desbetreffende percentages voor de Brusselse havenbedrijven kunnen reconstrueren (wij gaan er hierbij van uit dat deze ratio ongewijzigd is gebleven sinds 1997 – de gebruikte ratio’s zijn dezelfde als diegene die in 1997 berekend werden). Deze percentages werden vervolgens toegepast op de omzetcijfers van de verschillende sectoren die in het havengebied actief zijn. Op deze manier konden wij achterhalen voor welke bedragen de Brusselse sectoren aankopen verrichten bij de sectoren die men in de haven aantreft. Voor het berekenen van de geïnduceerde werkgelegenheid is het tevens noodzakelijk te beschikken over de ratio het deel van de omzet dat de afnemers besteden aan de aankoop van een bepaald
type goederen verkocht door de havenbedrijven. Ook wat dit betreft, beschikken wij over geen gegevens voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar het lijkt ons plausibel om opnieuw uit te gaan van de veronderstelling dat het Parijse aankoopgedrag nauwelijks verschilt van dat in Brussel. In onze schatting van de geïnduceerde werkgelegenheid hebben wij bijgevolg gebruik gemaakt van de in Parijs vastgestelde verhoudingen. Vanaf dit moment wordt het mogelijk het aandeel te berekenen dat de aankoop van een bepaald product inneemt in het geheel van de aankopen van dit product die door een bepaalde sectorale afnemer worden verricht. Door deze laatste ratio toe te passen op het aandeel dat een door de haven verkocht product inneemt in de totale omzet van een sectorale afnemer, verkrijgt men het aandeel in de totale sectorale omzet dat door aankopen vanuit het havengebied wordt gevormd. Door deze laatste coëfficiënt te vermenigvuldigen met de totale omzet van de sectorale afnemer verkrijgt men de bij de afnemers geïnduceerde omzet. Door dezelfde coëfficiënt te vermenigvuldigen met de totale werkgelegenheid van de sector verkrijgt men de bij de afnemers geïnduceerde werkgelegenheid.
66
De gegevens met betrekking tot de sectorale omzet voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn afkomstig van de Balanscentrale van de Nationale Bank. De werkgelegenheidsgegevens zijn afkomstig van de Gedecentraliseerde Statistieken van de RSZ. Hierna berekenen wij de geïnduceerde werkgelegenheid en omzet voor het jaar 1999, het jaar waarvoor we alle gegevens die nodig zijn voor de schatting konden terugvinden.
Werkgelegenheid geïnduceerd bij afnemers Wij tonen hier de resultaten van de schatting van de werkgelegenheid die door een bepaald aantal sectoren, die zowel in het Brussels als het Parijs havengebied het meest aanwezig zijn, bij afnemers wordt geïnduceerd. De rechtstreekse werkgelegenheid die de geïnduceerde werkgelegenheid genereert, is de werkgelegenheid in de bedrijven die tot een bepaalde sector behoren, en is niet gelijk aan de totale werkgelegenheid in het hele havengebied. De 2 413 rechtstreekse banen in kwestie, die 36,1% van de totale werkgelegenheid in het havengebied uitmaken en die uitsluitend behoren tot de sectoren waarvoor de geïnduceerde
werkgelegenheid berekend werd in de studie over de haven van Parijs, induceren 2 820 banen bij afnemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bij wijze van voorbeeld zullen wij een gedetailleerd overzicht geven van de berekening van de geïnduceerde werkgelegenheid voor de "bouwnijverheid en openbare werken/bouwmaterialen".
Bouwnijverheid en openbare werken/bouwmaterialen In het havengebied zorgde deze sector voor een omzet van 21,1 miljoen euro en voor 62 rechtstreekse banen. De omzet van deze sector bestaat voor 88% uit de verkoop van intermediaire producten aan andere bedrijven. Dit aandeel vertegenwoordigt een bedrag van 18.568 miljoen euro (88% van 21,1 miljoen). De twee voornaamste sectorale afnemers zijn de sector bouwnijverheid en openbare werken zelf, die 70% van deze aankopen voor zijn rekening neemt, en de producenten/verwerkers van bouwmaterialen die goed zijn voor 15% van de aankopen. Deze aankopen van bouwmaterialen maken 11% uit van de omzet van de sector bouwnijverheid en openbare werken. De aankopen die deze sector in het havengebied verricht, beslaan 5,45% van het totale bedrag dat de hele sector bouwnijverheid en openbare werken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan aankopen spendeert. Het deel van de omzet van de sector bouwnijverheid en openbare werken dat bestaat uit aankopen in de haven is dus gelijk aan 5,45 % van de 11% van de omzet van de desbetreffende sector dat uit de aankoop van bouwmaterialen bestaat, wat gelijk is aan 0,6%.
De omzet die de haven in deze sector induceert, bedraagt dus 12,998 miljoen (0,6% * de totale Brusselse omzet van de sector bouwnijverheid en openbare werken).
67
De werkgelegenheid die de haven in deze sector induceert, bedraagt 0,6% van de totale Brusselse werkgelegenheid in de sector bouwnijverheid en openbare werken, wat neerkomt op 99 banen. De aankoop van bouwmateriaal vertegenwoordigt gemiddeld 19% van de omzet van de producenten/verwerkers van bouwmaterialen. De aankopen die in de haven verricht worden, zijn goed voor 8,47% van de totale aankopen van de sector, wat neerkomt op een geïnduceerde omzet van 2,785 miljoen en 12 geïnduceerde banen. In totaal induceert de verkoop van de havenbedrijven die tot één van beide sectoren behoren bij de twee voornaamste sectorale afnemers een omzet van 15,782 miljoen en werkgelegenheid voor 111 personen.
Werkgelegenheid geïnduceerd bij leveranciers Zoals wij reeds hebben aangegeven, beschikken wij niet over de gegevens die nodig zijn om rechtstreeks te berekenen hoeveel banen de haven van Brussel induceert. Omdat wij echter de omvang hebben kunnen berekenen van de werkgelegenheid die bij afnemers wordt geïnduceerd, kunnen wij ook een schatting maken van het aantal banen dat bij toeleveringsbedrijven wordt geïnduceerd. Deze schatting kwam in twee stappen tot stand. Eerst berekenden wij de coëfficiënt die voor de haven van Parijs de relatie tussen rechtstreekse werkgelegenheid en de bij leveranciers geïnduceerde werkgelegenheid
uitdrukt.
Deze
coëfficiënt
werd
vermenigvuldigd
met
de
rechtstreekse
werkgelegenheid in de haven van Brussel. Op die manier bekwamen wij een eerste raming van de werkgelegenheid die bij toeleveringsbedrijven wordt geïnduceerd. Vervolgens hoefden wij deze raming slechts te wegen door gebruik te maken van de coëfficiënt die het proportionele verschil uitdrukt dat tussen de Brusselse en de Parijse haven bestaat inzake bij afnemers geïnduceerde werkgelegenheid. Dit stelde ons in staat de eerste ruwe coëfficiënt aan te passen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze verhouding laat zich als volgt uitdrukken:
wgl ≅
(
wgaBrl rwBrl
wgaParijs rwParijs
) ∗ (w haven
∗
(
wglParijs rwParijs
))
wgl : werkgelegenheid geïnduceerd bij leveranciers wga Brl : werkgelegenheid geïnduceerd bij afnemers Brussel rw Brl : rechtstreekse werkgelegenheid Brussel wga Parijs : werkgelegenheid geïnduceerd bij afnemers Parijs w haven : totale werkgelegenheid in de haven van Brussel wgl Parijs : werkgelegenheid geïnduceerd bij leveranciers Parijs rw Parijs : rechtstreekse werkgelegenheid Parijs
Door van deze formule gebruik te maken, berekenden wij dat de bij toeleveringsbedrijven geïnduceerde werkgelegenheid 140 banen bedraagt. De bij leveranciers geïnduceerde omzet kunnen wij niet berekenen omdat wij niet beschikken over een absoluut noodzakelijk gegeven, namelijk de totale omzet die in de Parijse regio wordt geïnduceerd.
68
BIJLAGE 3 : BIBLIOGRAFIE BIPE CONSEIL, août 1994, Incidence sur l'économie de l'Ile de France des activités implantées sur les
sites du port autonome de Paris. BRUSSEL ECONOMISCH EN SOCIAAL, Brusselse Statistische Indicatoren, IRIS Uitgaven, BRES 1999. BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING,1995, Gewestelijk ontwikkelingsplan. HUYGENS C., Nos forces, nos faiblesses, notre démarche stratégique, colloquim "Et si le port de Bruxelles n'existait pas?", 20 februari 2001. NATIONAAL INSTITUUT VOOR DE STATISTIEK, 2001, Enquête naar de arbeidskrachten, Brusel. BRUSSELS OBSERVATORIUM VAN DE ARBEIDSMARKT EN DE KWALIFICATIES, februari 1998, Evolutie
van de werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sedert de invoering van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, Brussel. BRUSSELS OBSERVATORIUM VAN DE ARBEIDSMARKT EN DE KWALIFICATIES, mei 1998, Economisch
belang van de Brusselse havenbedrijven, Brussel. BRUSSELS OBSERVATORIUM VAN DE ARBEIDSMARKT EN DE KWALIFICATIES, januari 2001, Invloed
van de sectorale veranderingen op de kwalificatieprofielen : gevalsstudie van de bedrijven in de Brusselse havenzone, Brussel. BRUSSELS OBSERVATORIUM VAN DE ARBEIDSMARKT EN DE KWALIFICATIES, juni 2001, De
Brusselse arbeidsmarkt: Tendensen en diagnose van de jaren '90, Brussel. SCHAUT C., 1990, Les entreprises en région bruxelloise. L’espace du port de Bruxelles : photographie des activités, UCL-USOC.
69
Anspachlaan 65 - 1000 Brussel - http://www.bgda.be Verantwoordelijke uitgever : E. Courthéoux, Anspachlaan 65, 1000 Brussel
D/2002/57.47/2