Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Early birds cán fly!
Masterscriptie Femke Boon Studentnummer: 0289183 Scriptiebegeleidster UvA: Floor van Rooij Tweede beoordelaar: Henny Bos Scriptiebegeleider Opvoedpoli: Pim Pelupessy
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Een baby maakt de nachten korter, de dagen langer, het banksaldo kleiner, het huis vrolijker, de kleren sjofeler, het verleden vergeten, en de toekomst waard om voor te leven!
Gedicht van Laura (17 jaar), moeder van Sander (11 maanden)
2
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Voorwoord Voor u ligt een scriptie die het resultaat is van mijn onderzoek naar sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders. Met deze scriptie hoop ik het mastertraject Opvoedingsondersteuning van de opleiding Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam af te ronden. Dat sociale steun zeer belangrijk is in het leven van jonge ouders zal blijken uit deze scriptie. Maar dat sociale steun voor anderen ook cruciaal kan zijn, is gebleken bij het uitvoeren van dit onderzoek. Zonder de sociale steun van de mensen uit mijn omgeving had deze scriptie hier niet gelegen. Daarom wil ik bij deze een aantal mensen bedanken die mij enorm gesteund hebben. Allereerst wil ik alle jonge ouders die bereid waren deel te nemen aan dit onderzoek bedanken voor hun tijd, openheid en enthousiasme. Zonder hen was mijn onderzoek nooit van de grond gekomen. In het bijzonder wil ik Sascha, Rachel en Remco bedanken voor hun medewerking aan de filmportretten als aanvulling op mijn onderzoek. Daarnaast verdient mijn vriend Auke zeker een woord van dank voor zijn geduld, steun en begrip voor mijn ‘onderzoeksverslaving’ en in het bijzonder voor zijn medewerking aan het filmen en (af)monteren van de filmportretten. Verder wil ik mijn ouders bedanken, zonder wiens emotionele en financiële steun het voor mij niet eens mogelijk was deze (tweede) studie te volgen. Uiteraard is deze scriptie in deze vorm en grootte ook niet mogelijk geweest zonder de steun van mijn begeleider van de Universiteit van Amsterdam: Floor van Rooij. Ik wil haar bedanken voor haar nuttige feedback, fijne, persoonlijke begeleiding en de enorme hoeveelheid tijd die zij in mij(n afstudeeronderzoek) heeft gestoken.
3
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Mijn tweede begeleider, Henny Bos, wil ik bedanken voor het feit dat zij vanuit Amerika op zeer korte termijn mijn scriptie wilde beoordelen en mij daarmee de mogelijkheid gaf per 1 augustus te beginnen met mijn nieuwe baan. Daarnaast wil ik Pim, mijn begeleider vanuit de Opvoedpoli, bedanken voor zijn vertrouwen in mij en de vrijheid die hij mij gaf in het kiezen van een onderwerp dat mij interesseerde en later in het schrijven van mijn scriptie. Ook gezinscoach Petra Moerkerken van De Opvoedpoli wil ik bedanken voor de mogelijkheid die zij mij gaf om een kijkje te nemen in de gezinnen die door haar begeleid worden. Tot slot wil ik alle instellingen en personen bedanken die mee hebben geholpen met de werving van de respondenten, waaronder Olivier Bangi, Ria Ceelen (Thuiszorg Pantein) en Corina Vredebregt (ROC van Amsterdam).
Femke Boon 27 juli 2011
4
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Inhoudsopgave
Abstract
7
Hoofdstuk 1 - Inleiding § 1.1 Jonge ouders in Nederland – cijfers en vergelijkingen
8 - 11
§ 1.2 Beeldvorming & onderzoek
12 - 25
§ 1.3 Wetenschappelijke relevantie
26 - 27
§ 1.4 Maatschappelijke relevantie
28 - 29
§ 1.5 Beschrijving Opvoedpoli
30 - 31
§ 1.6 Onderzoeksvragen
32
Hoofdstuk 2 - Methode § 2.1 Procedure
33 - 36
§ 2.2 Respondenten
36
§ 2.3 Materialen
37 – 42
§ 2.4 Statistische analyse
43
Hoofdstuk 3 - Resultaten § 3.1 Demografische en sociaaleconomische gegevens
44 - 54
§ 3.2 Problemen, vragen en/of twijfels en (onvervulde) steunbehoefte per domein
55 - 71
§ 3.3 Sociale steun
72 - 93
§ 3.4 Sociale spanning
93 - 103
§ 3.5 Relatie aantal problemen, vragen en/of twijfels en mate van sociale steun en spanning
103 - 109
§ 3.6 (On)tevredenheid over de formele hulpverlening
110 - 116
§ 3.7 Tips, ideeën en suggesties
117 - 124 5
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Hoofdstuk 4 – Conclusie en discussie
125 - 138
Hoofdstuk 5 – Aanbevelingen voor de Opvoedpoli
139 - 142
Literatuurlijst
143 - 151
Bijlagen 1)
Formulier voor testpersonen
152 - 153
2)
Voorbeeld wervingsposter
154
3)
Voorbeeldbrief naar instanties
155
4)
Vragenlijst
156 - 187
5)
Tabellen
187 - 217
6
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Abstract
The present study shows which problems, questions and/or doubts are experienced by young parents and the degree of social support and social stress they experience in their daily life. Three hundred and thirty young parents who had their (first) child before their 23rd year answered an online questionnaire. The relationship between the number of domains in which parents experienced problems, questions and/or doubts, the burden they experienced in these areas and the number of unmet support needs and the degree of social support and social strain is studied statistically. Hierarchical regression analyses were conducted for these study measures. Furthermore the group with the 25% lowest score on these measures are compared with the group with the 25% highest scores. Young parents experienced the most stressful problems, questions and/or doubts in their income, relationships, debt and housing. Many respondents reported getting help from their partners, parents and their parents-in-law and also many respondents expressed satisfaction with this help. This study found significant relationships between the number of (stressful) problems, questions and/or doubts and the degree of social strain. Futhermore, respondents who indicate a relatively high tension, experienced more domains with (stressful) problems, questions and/or concerns and more unmet support needs. Hierarchical regression analyses did not reveale the relationship between the degree of stress as perceived by the parent and the number of areas where parents problems, questions and /or doubts or unmet support needs and the burden experienced by parents is affected by the degree of social support. The satisfaction of social work as well as opportunities to strengthen support for young parents are discussed. Finally, limitations of using this approach are discussed, as well as
implications for future research.
7
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoofdstuk 1 – Inleiding
Dit onderzoek richt zich op sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders. Dit zijn vaders en moeders die voor hun 23e jaar hun kind hebben gekregen. Allereerst wordt in paragraaf 1.1 een algemeen beeld geschetst van jonge ouders in Nederland. Tevens wordt een vergelijking gemaakt met andere geïndustrialiseerde landen. Paragraaf 1.2 richt zich op de (negatieve) beeldvorming rond jong ouderschap en plaatst deze in het licht van wetenschappelijk onderzoek. In paragraaf 1.3 en 1.4 wordt ingegaan op de wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van dit onderzoek. In paragraaf 1.5 wordt een beschrijving gegeven van de Opvoedpoli, de instelling waar vanuit dit onderzoek wordt gedaan en tot slot worden in paragraaf 1.6 de onderzoeksvragen uiteen gezet.
§ 1.1 Jonge ouders in Nederland – cijfers en vergelijkingen
In Nederland worden jaarlijks bijna 2000 vrouwen jonger dan 20 jaar moeder. Daarnaast zijn er nog zo’n 7000 vrouwen die op hun 20e , 21e of 22e jaar moeder worden (CBS, 2011). Over het aantal jonge vaders in Nederland is veel minder bekend. In 2003 waren er in Nederland 450 officiële vaders die hun kind voor hun 20e jaar hadden gekregen. In werkelijkheid is het aantal jonge vaders hoger, maar over deze vaders zijn geen gegevens beschikbaar of ze bemoeien zich niet met of worden niet betrokken bij de opvoeding (Garssen & Harmsen, 2005; Raap & Van Coblijn, 2009). Veel van de vaders van wie wel gegevens beschikbaar zijn, zijn bij de geboorte van hun kind ouder dan 20 jaar. Naar schattig hoort maar bij één op de zeven moeders van onder de 20 jaar een vader die jonger dan 20 jaar was bij de geboorte van zijn kind(eren) (Garssen & Harmsen, 2005).
8
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Alhoewel het aantal jonge moeders in Nederland de laatste decennia flink is afgenomen, was er tussen 1995 en 2005 weer sprake van een lichte groei (CBS, 2009; Garssen, 2008). Deze groei is echter alleen een absolute groei en geen relatieve groei aangezien het aantal meisjes in dezelfde periode ook flink is gestegen. In figuur 1 en 2 is te zien hoeveel levendgeborenen er in de periode 1950-2008 geboren zijn van moeders jonger dan 20 jaar. Ook is goed te zien dat de stijging van het aantal levendgeborenen onder moeders jonger dan 20 jaar eind jaren ’50 en begin jaren ’60 samen is gegaan met een stijging van het aantal meisjes in die leeftijd.
Figuur 1. Aantal levendgeborenen naar leeftijd van de moeder, 1950-2002 (Garssen, 2004). Figuur 2. Aantal meisjes van 15-19 jaar, 1950-2020 (Garssen, 2004).
Tussen 2000 en 2009 daalde het geboortecijfer van bijna negen per 1000 in 2000 naar ruim zes in 2009. Deze dalende trend lijkt specifiek op moeders jonger dan 20 jaar van toepassing, en niet voor het aantal moeders van begin twintig jaar (NJI, 2011).
9
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Niet alleen in de media, maar ook in de wetenschappelijke literatuur wordt vaak een verband gelegd tussen jong ouderschap en de herkomst van de moeder en dan met name niet-westers allochtone meisjes (Garssen & Harmsen 2005; Wijsen & Van Lee, 2006). Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat allochtone vrouwen van 15-19 jaar inderdaad hogere vruchtbaarheidscijfers hebben dan autochtone vrouwen. In figuur 3 worden westers allochtone vrouwen vergeleken met niet-westers allochtone vrouwen. Het geboortecijfer van niet-westers allochtone vrouwen is hoger dan dat van westers allochtone vrouwen en dat van allochtone vrouwen die niet in Nederland geboren zijn (de tweede generatie) hoger dan dat van allochtone vrouwen die zelf in Nederland geboren zijn (de eerste generatie) (Garssen, 2008).
Figuur 3. Aandeel levendgeborenen uit tienermoeders per 1000 meisjes van 15-19 jaar naar herkomstgroep, 2007 (Garssen, 2008).
Met name onder niet-westers allochtone vrouwen daalt het geboortecijfer de laatste jaren. Vooral de geboortecijfers van Marokkaanse en Turkse vrouwen beweegt zich steeds meer in de richting van die van autochtone vrouwen.
10
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Alhoewel zich onder vrouwen van Antilliaanse en Arubaanse afkomst ook een daling heeft voorgedaan, scoren zij nog relatief hoog: ongeveer twintig geboorten per duizend meisjes van 15-19 jaar (SCP, 2009). Bij autochtone meisjes is geen sprake van een dergelijke daling. Wanneer wordt gekeken naar de spreiding van het aantal jonge moeders in Nederland, dan valt op dat het aandeel pasgeborenen met een moeder onder de 20 jaar hoger is in de grote steden en in een aantal regio's, zoals Flevoland, Zeeland en Groningen en in regio's met een strengchristelijke bevolkingsgroep (NJI, 2011). Vergeleken met andere geïndustrialiseerde landen heeft Nederland, samen met Zwitserland, Denemarken en Zweden, relatief gezien het laagste aantal geboorten onder jonge moeders (Eurostat, 2010; De Graaf, 2009). Het geboortecijfer van Duitse en Spaanse tieners is twee keer zo hoog als dat van Nederlandse tieners, het cijfer voor het Verenigd Koninkrijk ruim vier keer zo hoog en het cijfer voor de Verenigde Staten ongeveer acht tot negen keer zo hoog als in ons land (Garssen, 2010; Treffers, 2003). Een mogelijke verklaring voor het grote verschil tussen de Verenigde Staten en Nederland, kan liggen in het feit dat Nederlandse vrouwen relatief laat moeder worden in vergelijking met Amerikaanse vrouwen (CBS, 2002; CBS, 2011). In Nederland krijgen vrouwen hun eerste kind als zij gemiddeld 29,4 jaar oud zijn (Beets, 2004; CBS, 2007; CBS, 2010). In de Verenigde Staten is dit 24,6 jaar oud (Mathews & Hamilton, 2002). Het verschil tussen een jonge moeder van 22 jaar en de gemiddelde leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen is in Amerika dus veel kleiner dan in Nederland. Dit kan invloed hebben op zowel het aantal jonge ouders als de manier waarop er tegen deze ouder wordt aangekeken. Een andere mogelijke verklaring voor het grote verschil tussen Angelsaksische landen als Engeland en de VS aan de ene kant en Nederland en Denemarken aan de andere kant zal worden besproken in de volgende paragraaf over (negatieve) beeldvorming. De verschillen in geboortecijfers van jonge vrouwen wordt hier in het licht geplaatst van de visie op jong ouderschap. 11
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 1.2 – Beeldvorming & onderzoek
Beeldvorming in de definitie In de Van Dale wordt beeldvorming gedefinieerd als de geleidelijk ontstaande opvatting over iets, in dit geval jong ouderschap. Smelik (199) noemt beeldvorming een proces waarbij er een wisselwerking plaatsvindt tussen de mentale beelden in de hoofden van mensen en materiële beelden in de werkelijkheid om ons heen. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de term ‘jonge vader’ en ‘jonge moeder’. Dit zijn vaders en moeders die voor hun 23e jaar hun kind hebben gekregen. Behalve dat deze leeftijdsgrens ook wordt aangehouden door hulpverleningsinstanties (NJI, 2011; Raap & Van Coblijn 2009), is de keuze voor deze term in dit onderzoek niet onbewust. Zoals zal blijken in deze paragraaf worden veel jonge ouders gestigmatiseerd en is er sprake van negatieve beeldvorming rond deze groep. Een deel van de negatieve beeldvorming van jonge ouders ligt al besloten in de veelgebruikte term ‘tienermoeder’ (of ‘tienervader’). Het benadrukt dat een moeder niet alleen moeder is, maar ook nog tiener, die nog niet voldoende emotionele, sociale en cognitieve vaardigheden heeft ontwikkeld om de rol van opvoeden op zich te kunnen nemen (Van Enk, Gorissen, & Van Enk, 2000). Een jonge ouder wordt door de omgeving vaak gezien als ‘een kind met een kind’. Ze zouden incompetent en onervaren zijn om een kind op te voeden en dit zou negatieve consequenties hebben voor hun kinderen. Veel jonge moeders geven aan de term ‘tienermoeder’ als kwetsend en denigrerend te ervaren (Van Dijk, Van Esveld & Schelling, 2005). Ook om deze reden wordt deze term in deze scriptie vermeden. Daarnaast wordt de term ‘tienermoeder’ (of ‘tienervader’) vaak verkeerd gebruikt, namelijk bij jonge ouders die ná hun 20e jaar hun kind hebben gekregen (NJI, 2011). Aangezien dit onderzoek zich ook richt op jonge ouders van begin twintig, wordt ook daarom gekozen voor de term ‘jonge ouders’. 12
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Invloed van cultuur, tijd en normen en waarden De visie op jong ouderschap is niet los te zien van de cultuur. Toch bestaat in de wetenschappelijke literatuur de tendens om jong ouderschap alleen te bekijken vanuit een Westers oogpunt. Door alleen door deze Westerse bril naar jong ouderschap te kijken, wordt vaak alleen gefocused op de negatieve kanten, terwijl jong ouderschap in bepaalde culturen een trotse identiteit inhoudt voor zowel jongens als meiden. In de Afro-Surinaamse en Antilliaanse cultuur verwerven meisjes als moeder een bepaalde status door eerder voor volwassen en onafhankelijk te worden aangezien en eerder in aanmerking te komen voor een eigen woning terwijl veel jongens het vaderschap zien als een teken van mannelijkheid (Marsiglio, 1993; Terpstra, 2002). De visie op jong ouderschap is overigens behalve cultureel bepaald ook tijdgebonden. In het verleden werd jong ouderschap niet geproblematiseerd maar was het een algemeen verschijnsel. Door de industrialisatie werden ook meisjes geacht om een opleiding te volgen en vervolgens aan het werk te gaan. De geboorte van een kind op jonge leeftijd zorgde er vaak voor dat deze norm werd doorbroken waardoor jong ouderschap als ‘ongewenst’ en ‘abnormaal’ werd gezien (SmithBattle, 2000). In de Angelsaksische landen (Verenigde Staten en Engeland) spelen morele normen en waarden (nog steeds) een belangrijke rol en probeert men te voorkomen dat jonge meisjes überhaupt seks hebben. Bij veel mensen leeft hier nog de gedachte dat seks voor het huwelijk taboe is (Schalet, 2004). Men is bang dat een pragmatische aanpak jongeren de verkeerde boodschap geeft waardoor zij eerder aan seks zullen beginnen. De voorlichting is hier vooral gericht op een ‘just say no’principe, zonder verder informatie over anticonceptie (Garssen, 2004; Sleegers, 2006). In Nederland en Zweden heeft men een meer pragmatische aanpak en ligt de nadruk meer op seksuele voorlichting en een consequent gebruik van voorbehoedmiddelen om een zwangerschap op jonge leeftijd te voorkomen (Garssen, 2004). In plaats van jongeren te verbieden om seks te hebben of het onderwerp seks te vermijden in gesprekken, worden 13
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon jongeren aangespoord hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Jongeren krijgen de boodschap mee dat seksualiteit ‘erbij hoort’ en worden gesteund bij het opbouwen van relaties (Coley, 1998). Volgens Furstenberg (1998) is deze niet-moraliserende aanpak in landen als Zweden en Nederland de belangrijkste factor die de snelle daling van het aantal tienergeboorten verklaart en die tevens verklaart waarom de ontwikkelingen in de Verenigde Staten een aanzienlijk minder gunstig verloop laten zien. De cultuur en de heersende waarden en normen hebben zo dus mogelijk een effect op de geboortecijfers van adolescenten en de visie op jong ouderschap. Aangezien dit onderzoek zich richt op de bestaande jonge ouders en niet het voorkomen van een (volgende) zwangerschap, wordt hier verder niet ingegaan op mogelijke andere oorzaken van jong ouderschap.
Beeldvorming & media Ondanks het feit dat het aantal jonge moeders in Nederland één van de laagste is in Europa en het aantal jonge moeders de laatste vijftig jaar flink is afgenomen, krijgt het thema jong ouderschap de laatste jaren toch veel aandacht (De Wilde, 2008). Dat blijkt onder andere uit de hoeveelheid krantenartikelen, boeken en real life televisieprogramma’s zoals Teen mom op MTV en Tienermoeders op SBS 6. De negatieve beeldvorming en stigmatisering wordt aangewakkerd door de media in krantenkoppen als: ‘Schouderophalend zwanger’ (NRC, 19 augustus 2000) en 'Tienermoeders veelal zonder onderwijs’ (Spits, 30 oktober 2010).
14
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Beeldvorming & wetenschap Niet alleen in de media is de laatste jaren veel aandacht voor jonge ouders. Ook onderzoekers en beleidsmakers richten zich in toenemende mate op jonge ouders - en dan met name jonge moeders - als een specifieke (onderzoeks)groep (Gesell & Van Dijk, 2010; Shaw, Lawlor, & Najman, 2006). Uit recent onderzoek blijkt dat jonge moeders vaak te maken hebben met uiteenlopende problematiek (Gesell & Van Dijk, 2010). In de wetenschappelijke literatuur wordt in dit verband veelvuldig gesproken over risicofactoren. Een risicofactor wordt gedefinieerd als een kenmerk van een kind of ouders, een omstandigheid of een gebeurtenis waarvan in goed opgezet onderzoek duidelijk is geworden dat er een verband bestaat met latere, minder wenselijke ontwikkelingsuitkomsten (Hermanns, 1998 in: Hermanns, 2007). In sommige gevallen is er sprake van een combinatie of opeenstapeling van risicofactoren, ook wel risicocumulatie genoemd. Wanneer risicofactoren de overhand krijgen, wordt statistisch gezien de kans vergroot dat het kind zich niet optimaal zal ontwikkelen (Asscher & Paulussen-Hoogeboom, 2005; Schaffer, 1996, in: Van der Zande, 2008). Uit onderzoek is gebleken dat het aantal risicofactoren vaak een betere voorspeller lijkt te zijn van problemen dan de aanwezigheid van één bepaalde risicofactor (Hermanns, 2007; Rutter, 1975; Rutter, 1979; Sameroff, 1985; Sameroff & Fiese 1992; Sameroff et al., 1993). De aanwezigheid van één risicofactor zorgt nog nauwelijks voor een grotere kans op problemen dan de aanwezigheid van geen enkele risicofactor. De kans op allerlei problemen stijgt vooral als er vier of meer risicofactoren aanwezig zijn (Hermanns, 2007; Hermanns, 2000).
15
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Risicocumulatie komt relatief vaak voor bij jonge ouders. Risicofactoren die genoemd worden, zijn: sociale isolatie, armoede en een lage opleiding (Visser & Buitelaar, 2003). De jonge moeders zijn vaak alleenstaand, hebben vaak een lage sociaal economische status en de geboorte van hun kind heeft daarop meestal een ongunstig effect (Spivak & Weitzman, 1987). Garssen en Harmsen (2005) vonden hiernaast dat moeders na de geboorte van hun kind in veel gevallen hun opleiding niet afmaken en terugvallen op een uitkering. Daarnaast lopen de jonge ouders volgens hen meer risico op eenzaamheid en depressie dan moeders die op latere leeftijd een kind krijgen en hebben zij een grotere kwetsbaarheid om psychische problemen te ontwikkelen (Garssen & Harmsen, 2005; Spivak & Weitzman, 1987). Uit onderzoek van Zeeman, Hermanns, Hoffenaar, Grootens-Tecla & Alberts (2007) blijkt dat door een opeenstapeling van risicofactoren zowel de opvoedbelasting als de onvervulde steunbehoefte van de ouder substantieel toenemen (zie figuur 4).
Figuur 4. Relatie aantal risicofactoren met opvoedingsbelasting (links) en onvervulde steunbehoefte (rechts) (Zeeman, Hermanns, Hoffenaar, Grootens-Tecla & Alberts, 2007)
16
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Voor vrijwel alle risicofactoren geldt echter dat er weliswaar een statistisch significante, maar zwakke relatie van één factor met ongunstige ontwikkelingsuitkomsten is (Hermanns, 2007). Er is geen sprake van determinisme. De dynamiek van de relaties binnen het gezin kan zowel een risicofactor als een protectieve (beschermende) factor zijn (Rutter, 1987). Onder een protectieve factor wordt een bepaalde factor verstaan die kan bijdragen aan een goede, gezonde ontwikkeling van een kind (Wenar & Kerig, 2006). Tevens kunnen deze factoren een buffer vormen tegen negatieve ontwikkelingsuitkomsten (Rutter, 1987; Schultz, Tharp-Taylor, Haviland, & Jaycox, 2009). Protectieve factoren zijn bijvoorbeeld een goede gezondheid, sociale vaardigheden en sociale steun van een netwerk van vrienden en familie (Aalbers-van Leeuwen, van Hees, & Hermanns, 2002; Blokland, 1996). Net als risicofactoren, kunnen protectieve factoren aanwezig zijn op het niveau van het kind, de ouder, het gezin en in de bredere sociale context (Deković, 1999). Overeenkomstig met het bio-ecologische model van Bronfenbrenner wordt er in dit onderzoek vanuit gegaan dat een jonge ouder niet los te zien is van zijn of haar omgeving. De invloed van deze bredere context, zoals de invloed van werk/studie, wordt ook meegenomen. Bronfenbrenner ziet de sociale context als een set van in elkaar passende structuren, zoals een Matroesjka (Miller, 2002). Hij onderscheidt vier systemen, te weten micro-, meso-, exo- en macrosystemen (zie figuur 5).
Figuur 5. Het bio-ecologische model van Bonfenbrenner (PsyWiki) 17
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Normaal gesproken wordt dit model toegepast op het kind, maar het kan ook worden toegepast op de ouder, waar dit onderzoek zich op richt. Wanneer dit model toegespitst wordt op de jonge ouder ziet het er als volgt uit: op het niveau van het microsysteem vindt directe, wederzijdse beïnvloeding plaats tussen de ouder (of het kind) en de omgeving. Het is een patroon van activiteiten, rollen en relaties die ervaren worden door de zich ontwikkelende persoon (in dit geval de ouder) in direct contact met zijn of haar omgeving (Miller, 2002). De jonge ouder beïnvloedt zijn of haar kind en het kind beïnvloedt op zijn of haar beurt ook weer de ouder. Daarnaast kan wederzijdse beïnvloeding plaatsvinden tussen de ouder en zijn of haar (ex-)partner of andere familieleden. Op het niveau van het mesosysteem vinden interacties plaats tussen microsystemen. Dit kan bijvoorbeeld de invloed van het sociale netwerk of de school/werksituatie van de ouder op de thuissituatie zijn. Het niveau van het exosysteem is het niveau waarin de ouder niet zelf aanwezig is, maar waardoor hij/zij wel indirect beïnvloed wordt. Voorbeeld hiervan is de invloed van het werk van de (schoon)moeder van de jonge ouder op de dagen waarop zij op kan passen. Tot slot is er het niveau van het macrosysteem. Dit systeem omvat de cultuur, de heersende ideologie, het economische systeem, de sociale voorzieningen en wetten van een samenleving (Bronfenbrenner, 1979). Een voorbeeld hiervan is de voogdijregeling bij minderjarige ouders, maar ook vooroordelen die in de maatschappij leven over jong ouderschap vallen hieronder. Alhoewel dit niveau abstract is en het verst van de ouder af lijkt te staan, heeft dit systeem een groot effect op de microsystemen. Deze vier systemen zijn onderling van elkaar afhankelijk en interacteren voortdurend. Als het gaat om jong ouderschap betekent dit dat jong ouderschap in een bredere context moet worden gezien dan alleen de jonge ouder. Belangrijk is dat er sprake is van een voortdurende wederzijdse beïnvloeding, waarbij ook het kind (van de jonge ouder) als participant veranderingen teweegbrengt (Bronfenbrenner, 1979). 18
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een model dat wordt gebruikt door medewerkers van de Opvoedpoli en lijkt op het bio-ecologische model van Bronfenbrenner, namelijk het levenswiel. Dit levenswiel wordt besproken in paragraaf 1.6.
Sociale steun en sociale spanning Sociale steun kan gedefinieerd worden als de interacties met familieleden, vrienden, collega’s en professionals die informatie, waardering, hulp en begrip geven. Het kan bestaan uit meerdere bronnen (bijvoorbeeld de familie of professionals), manieren (bijvoorbeeld één-opéén of in een groep), frequenties (bijvoorbeeld wekelijks of dagelijks), duur (bv., weken of maanden) en typen (Letourneau, Stewart, & Barnfather, 2004). De verschillende typen sociale steun zijn: emotionele steun, praktische/ instrumentele steun, informatie en advies, (positieve) feedback en sociale participatie. Bij emotionele steun gaat het om troostende gebaren die bedoeld zijn om onzekerheid, angst, stress, hopeloosheid en depressie te verminderen (Finfgeld-Connett, 2005). Een voorbeeld van emotionele steun is als een jonge moeder door haar moeder gerustgesteld wordt in haar zorgen om de gezondheid van haar kind. Praktisch/instrumentele steun bevat zowel financiële steun als het verlenen van onderdak, het geven of uitlenen van tastbare goederen (zoals uitzet en voeding) en het verlenen van hulp bij het uitvoeren van taken (zoals het huishouden) (Finfgeld-Connett, 2005). Een voorbeeld is het uitlenen van een auto als een jonge moeder met haar kind naar het consultatiebureau moet. Informatie, advies en feedback is een type steun die aansluit bij emotionele steun, maar dan vooral gericht is op het geven van gerichte begeleiding en het omgaan met bepaalde gebeurtenissen (Thompson, 1995, in: De Rijck, 2008). Terugkomend op het voorbeeld van emotionele steun over de jonge moeder met zorgen over de gezondheid van haar kind gaat het hier bijvoorbeeld om de moeder van de jonge moeder die advies geeft over de gezondheid van haar kleinkind. 19
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tot slot is er sociale participatie. Hierbij gaat het om sociale gedragingen met als doel plezier en ontspanning, zoals hobby’s en vrijetijdsbesteding zonder het kind (De Rijck, 2008). De verschillende soorten steun kunnen elk een specifiek effect hebben. Zo zou de instrumentele steun ervoor zorgen dat de jonge ouder vaker naar school of naar het werk kan gaan en betere opvoedingsvaardigheden zou ontwikkelen. Financiële steun zou vooral psychologische spanningen verminderen. Sociale participatie kan zeer belangrijk zijn voor jonge ouders die moeite hebben om sociale contacten te onderhouden (Toelen, 2003 in: De Rijck, 2008). Emotionele steun zou het meest cruciaal zijn en andere soorten steun aanwakkeren. Bovendien heeft het een positief effect op het zelfvertrouwen en de opvoedingsvaardigheden van de jonge moeder (Henly, 1997). Sociale steun is een niet te onderschatten onderdeel in het leven van jonge ouders (SmithBattle, 2000). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat sociale steun in het algemeen zowel een directe als een indirecte positieve invloed heeft op de opvoedvaardigheden van de jonge ouder en de ontwikkeling van het kind (Roye & Balk, 1996; Mitchell, Billings, & Moos, 1982; Unger & Wandersman, 1988). Zo heeft sociale steun een positieve invloed op het psychologisch welzijn van de moeder (Colletta & Lee, 1983). Daardoor wordt niet alleen de mentale gezondheid van de moeder maar ook de ontwikkeling van het kind positief beïnvloed (Stevenson, Maton, & Teti, 1999). Sociale steun heeft daarnaast een positieve invloed op de mate waarin jonge ouders beschikken over belangrijke opvoedcompetenties, zoals responsiviteit (Colletta & Lee, 1983; Unger & Wandersman, 1988). Dit heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van het kind. Daarnaast kan sociale steun de algemene tevredenheid over het leven verhogen en vermindert het de kans op angst en depressie (Barrera, 1981, in: Barrera, 1986; Turner, Grindstaff, & Phillips, 1990). Bovendien hebben jonge ouders die steun ontvangen van een sociaal netwerk meer kans om informatie te krijgen
20
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon over de opvoeding en zijn ze beter voorbereid op het ouderschap (Nath, Borkowski, Whitman, & Schellenbach, 1991). Ondanks de positieve invloed van sociale steun wordt de steun die jonge ouders krijgen wordt vaak uit het oog verloren (SmithBattle, 2000). Er wordt vaak van uitgegaan dat de ouders er alleen voor staan, terwijl veel ouders met goede informatie en praktische ondersteuning prima in staat zijn om al dan niet samen met de vader voor hun kind te zorgen en samen een toekomst op te bouwen (Van Dijk, Van Esveld, & Schelling, 2005). Er zijn verschillende theoretische modellen die de positieve associatie tussen sociale steun en welbevinden ondersteunen. In het hoofdeffect model wordt uitgegaan van een algemeen gunstig effect van steun en in het interactie-effect model (buffering model) gaat het om een proces van steun ter van bescherming van mogelijk negatieve gevolgen van stressvolle gebeurtenissen (Cohen & McKay, 1984; Cohen & Wills, 1985). Het hoofdeffect model is schematisch weergegeven in figuur 6A. In dit geval is er geen sprake van een interactieaffect tussen stress en steun. Het interactie-effect model is weergegeven in figuur 6B en 6C. In 6B vermindert sociale steun gedeeltelijk het effect van stress op de symptomatologie en in 5C verbetert sociale steun het effect van stress op de symptomatologie in zijn geheel. Onderzoek van Cohen en Wills (1985) wees uit dat voor beide modellen evidentie is.
21
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Figuur 6. Theoretische modellen over de interactie tussen steun, stress en symptomen van psychisch en/of fysiek leed (Cohen & Wills, 1985).
Als het gaat om sociale steun in relatie tot stress wordt ook wel gesproken over het stress prevention model en het support deterioration model (Barrera, 1986). Bij het eerste model voorkomt sociale steun het optreden van stressvolle omstandigheden of verkleint het de kans dat gebeurtenissen zouden worden gezien als zeer stressvol. Bij het tweede model hebben stressvolle gebeurtenissen een negatief effect op de sociale steun, die op zijn beurt weer gerelateerd is aan depressieve symptomen (zie figuur 7). Volgens vele onderzoekers heeft sociale steun echter een verscheidenheid aan verbindingen met stress (en verdriet) en interveniëren deze processen. Zij veronderstellen wederkerige relaties tussen sociale steun, stress en nood (McFarlane, Norman, Streiner, & Roy, 1983; Henderson, Byrne en Duncan-Jones, 1981, in: Barrera, 1986). Figuur 8 toont de wederkerige relatie tussen de ervaren sociale steun en stressvolle gebeurtenissen met nood (tegenspoed).
22
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Figuur 7 & 8. (Wederkerige) relaties tussen sociale steun, stress en nood (Barrera, 1986)
Sociale relaties kunnen dus ook spanningen en conflicten teweeg brengen (SmithBattle, 2000). Sociale steun is dan ook niet los te koppelen van sociale spanning. Sociale spanning kan gedefinieerd worden als de mate waarin de functies van sociale relaties emotionele en instrumentele spanning veroorzaken (Due et al., 1999). Sociale spanningen kunnen ontstaan door teleurstelling, bemoeizucht, kritiek en conflict en kunnen zorgen voor allerlei negatieve effecten op de jonge ouder en daarmee indirect op het kind (Gee & Rhodes, 2007). Sociale spanningen zouden zelfs de positieve effecten van sociale steun kunnen neutraliseren (Rhodes & Woods, 1995). Sociale spanningen hangen sterk samen met depressie (Gee & Rhodes, 2007). Depressie bij de jonge moeder hangt op haar beurt samen met minder competent moederschap. Cognitieve stoornissen en sociaal-emotionele problemen bij het kind kunnen hiervan het gevolg zijn (Gee & Rhodes, 2003). Maar ook sociale steun heeft niet alleen positieve invloeden. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de steun van een partner samenhangt met schooluitval (Unger & Cooley, 1992; Unger & Wandersman, 1988; Warrick, Christianson, Walruff, & Cook, 1993). 23
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Het lastige, maar interessante aspect aan sociale steun en sociale spanning is dat dezelfde persoon zowel een bron van steun als een bron van spanning kan zijn (Henly, 1997). In dit onderzoek worden beide vormen onderzocht omdat het onderzoeken van één van beide geen volledig beeld zal geven van de invloed van sociale contacten op de jonge ouder.
Ondanks de aanwezigheid van protectieve factoren, zoals sociale steun, wordt er als het gaat om jong ouderschap vaak alleen gesproken over de risicofactoren en is er nauwelijks aandacht voor de jonge ouders waarbij de opvoeding wél goed verloopt. Maar lang niet elke jonge moeder is problematisch. Met heel veel jonge moeders gaat het gewoon goed. Volgens Seamark en Lings (2004) kunnen jonge moeders veel obstakels overwinnen en zelfs psychologisch voordeel putten uit hun zwanger- en moederschap. Uit kwalitatief onderzoek dat in Nederland is uitgevoerd blijkt dat sommige jongens het vaderschap aangrijpen om hun opleiding of te maken of serieus gaan werken aan hun toekomst (Raap & Van Coblijn, 2009) of om op een andere manier hun leven te beteren en op het goede spoor te blijven (Chavoushi & Louwerse, 2009). Daarnaast kan worden gesteld dat een zwangerschap en bevalling op latere leeftijd meer risico’s voor de gezondheid met zich meebrengt dan een zwangerschap rond de leeftijd van 20 jaar. Uit onderzoek van Bekaert, Martens en Temmerman (2001) blijkt dat tieners vaker op een natuurlijke manier (vaginaal) bevallen en van een foetus in hoofdligging dan de leeftijdsgroep van 20 jaar en ouder. Dit verkleint de kans op geboortecomplicaties.
24
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Hoffman (1998) nuanceert in zijn literatuur review bovendien de bevinding van veel onderzoekers dat de geboorte van een kind een negatieve invloed heeft op de sociaaleconomische situatie van de moeder. Hij schrijft dat verschillende studies concluderen dat een geboorte de situatie van een jonge vrouw niet nog veel erger maakt en dat het zelfs een gunstig effect kan hebben op haar sociaaleconomische status. Deze uitspraken hebben voor veel commotie gezorgd onder onderzoekers en beleidsmakers omdat het in gaat tegen de heersende opvattingen in de maatschappij omtrent jong ouderschap. Recente onderzoeken hebben uitgewezen dat veel van de negatieve uitkomsten eerder het gevolg zijn van de socio-economische status van de meisjes dan van hun leeftijd. Hierbij gaat het om een verwarring tussen correlatie en causaliteit. Met andere woorden: bij jong ouderschap is er in de meeste gevallen geen sprake van een simpele oorzaak- en gevolgrelatie, maar bestonden de problemen, zoals armoede en schooluitval, al voordat het meisje zwanger werd (De Wilde, 2008; Maynard, 1995; Shaw, Lawlor, & Najman, 2006).
25
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 1.3 - Wetenschappelijke relevantie
Het afgelopen decennium zijn veel onderzoeksrapporten uitgekomen over jonge ouders. De rapporten zijn echter niet allemaal wetenschappelijk van aard. Een aantal rapporten heeft geen wetenschappelijke basis, zoals het rapport ‘Niet gepland, toch gewenst’ van Chavoushi en Louwerse (2009). Daarnaast zijn veel rapporten over jonge ouders die de laatste jaren in Nederland uit zijn gekomen kwalitatief van aard. Voorbeelden hiervan zijn ‘Gebrek aan regie’ (Van Berlo & Wijsen, 2005), ‘Kind van twee werelden’ (Wijsen & Van Lee, 2006) en ‘Jonge vaders’ (Gesell & Van Dijk, 2010). Ondanks het feit dat deze manier van data verzamelen veel informatie heeft opgeleverd, wordt in dit type onderzoek vaak gebruik gemaakt van kleine onderzoeksgroepen en is het vaak lastig om de onderzoeksresultaten te generaliseren (Everaert & Van Peet, 2005). Van IJzendoorn (1988) stelt dat voor een gedegen toetsing en verdere uitwerking van een theorie doorgaans kwantitatieve methoden nodig zijn. De kwantitatieve methoden zijn zo ingebed in een kwalitatieve benadering. De integratie optimaliseert zodoende de betrouwbaarheid en validiteit van theorievorming in de pedagogiek. Dit onderzoek is (voornamelijk) kwantitatief van aard. Afgezien van de onderzoeksmethoden zijn de hierboven beschreven rapporten voornamelijk gericht op de periode voor de geboorte van het kind. Er is veel aandacht voor anticonceptie. Dit wekt de indruk dat de zwangerschap iets is dat niet had mogen gebeuren of in ieder geval voorkomen had kunnen worden. De jongens en meiden die een kind hebben, kunnen hier niets mee. In dit onderzoek wordt het (jonge) vader – en moederschap als een gegeven gezien en niet iets wat voorkomen had moeten of kunnen worden. Een deel van het bestaande onderzoek is gericht op een bepaald deel van de jonge moeders, namelijk allochtone tieners (Wijsen & Van Lee, 2006). Dit onderzoek zal zich niet alleen op deze groep richten, maar ook op autochtone jongeren, vooral omdat uit cijfers van 26
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon het CBS is gebleken dat het aantal jonge moeders onder niet-westerse allochtone meisjes wel afneemt, maar het aantal jonge moeders onder autochtone meisjes niet. Daarnaast zullen de vaders in dit onderzoek niet uitgesloten worden aangezien tot nu toe nauwelijks onderzoek is gedaan naar (de behoeften van) jonge vaders. Zoals reeds besproken is de beeldvorming rond jong ouderschap sterk cultureel bepaald. Om deze reden zijn onderzoeken uit andere landen, zoals de Verenigde Staten en Engeland, niet zonder meer te generaliseren naar de Nederlandse situatie. Bovendien is de prevalentie jonge ouders in deze landen vele malen hoger. Dit kan onder andere invloed hebben op de manier waarop er tegen jonge ouders wordt aangekeken. In de wetenschappelijke literatuur is bovendien weinig aandacht voor de (informele) sociale steun die jonge ouders ontvangen (SmithBattle, 2000). In de schaarse onderzoeken op dit gebied betrof het in daarnaast vrijwel alle gevallen de eenzijdige kijk op sociale contacten, namelijk dat sociale contacten alleen positieve effecten hebben. Dit onderzoek zal zich zoals beschreven ook gaan richten op de spanningen die sociale contacten met zich mee kunnen brengen. Onderzoek naar sociale steun en sociale spanning waarin ook jonge vaders worden betrokken is echter geheel uniek. Alle onderzoeken die tot nu toe op dit gebied zijn uitgevoerd richten zich enkel op de moeders, terwijl een jonge vader net zo goed te maken heeft met sociale steun en sociale spanning. Daarnaast is deze studie uniek door een relatie te leggen tussen de mate waarin problemen, vragen en/of twijfels in de opvoeding worden ervaren aan de ene kant en het ervaren van sociale steun en spanning aan de andere kant.
27
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 1.4 - Maatschappelijke relevantie
Kinderen van jonge ouders hebben meer kans om op te groeien in een risicovolle omgeving. Opvoedingsondersteuning is een manier om de negatieve effecten van deze risicovolle omgeving terug te dringen. Het tijdig opsporen van (vroege signalen van) opvoed- en opgroeiproblemen is belangrijk. Door vroegtijdige steun te bieden aan ouders wordt de kans vergroot dat risicoprocessen die schadelijk zijn voor het kind gestopt kunnen worden (Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Diverse onderzoekers wijzen op het effect dat opvoedingsondersteuning eventuele problemen op langere termijn zou kunnen voorkomen (Beker, 2003; Staal, van den Brink, Hermanns, Schrijvers, & van Stel, 2011). Deze preventiegedachte ligt ook ten grondslag aan dit onderzoek. Jong ouderschap wordt vaak in verband gebracht met (een opeenstapeling van) risicofactoren (lage opleiding, laag inkomen, alleenstaand en uit een niet-westerse cultuur). De aanwezigheid van één of meer risicofactoren kan leiden tot een verhoogde behoefte aan opvoedingsondersteuning (Asscher, Hermanns & Dekovic, 1999). Gezinnen in meervoudige risicosituaties ervaren daarnaast een relatief grote onvervulde behoefte aan opvoedingsondersteuning (Bertrand, Hermanns, & Leseman, 1998, in: Hermanns, Öry, & Schrijvers, 2005). Volgens Zeeman, Hoffenaar en Hermanns (2007) is het ook daarom belangrijk om uit te gaan van en aan te sluiten bij de ervaring van ouders bij het signaleren van problemen. Niet in de laatste plaats omdat opvoedingsondersteuning over het algemeen is effectiever als aansluiting wordt gevonden bij de vragen en problemen zoals opvoeders die zelf ervaren. Het kennen van deze vragen en problemen is daarom van groot belang. Dit onderzoek richt zich naast de behoefte aan opvoedingsondersteuning ook op ondersteuning op andere gebieden, zoals materieel, financieel en emotioneel omdat uit 28
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon onderzoek blijkt dat jonge ouders vooral op deze gebieden behoeften hebben aan ondersteuning. Opvoedingsondersteunende programma’s proberen vaak het sociale netwerk van gezinnen te beïnvloeden of fungeren zelf als een vorm van sociale steun aangezien sociale steun als protectieve factor van buitenaf relatief eenvoudig te beïnvloeden is (Hermanns & Vergeer, 1996). Dit onderzoek richt zich op deze sociale steun in het leven van jonge ouders zodat hier een beter beeld van ontstaat en eventuele hulpverlening hier beter op in kan spelen. Een aantal onderzoeksrapporten over jonge vaders pleit ervoor dat jonge vaders meer betrokken zouden moeten worden bij de opvoeding van hun kind en de hulpverlening zich meer moeten gaan richten op deze groep (Chavoushi & Louwerse, 2009; Raap & Van Coblijn, 2009). Om dit voor elkaar te krijgen, is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de behoeften van jonge vaders. Dit onderzoek richt zich dan ook niet alleen op jonge moeders. Ondanks eerder genoemde positievere geluiden rondom jong ouderschap domineren de negatieve verhalen. Dit kan ervoor zorgen dat jonge ouders de weg naar de hulpverlening niet willen of durven nemen. Als jonge ouders wel vragen om hulp of ondersteuning is het uiteraard belangrijk aan te sluiten bij hun vragen en behoeften. Uit verschillende onderzoeken blijkt echter dat dit lang niet altijd het geval is (Chavoushi & Louwerse, 2009; Wijsen & Van Lee, 2006). Alhoewel de focus van dit onderzoek zal liggen op de informele steun, worden de jonge ouders ook gevraagd naar hun ervaringen met de professionele hulpverlening, de zogenaamde formele steun. Hieruit kunnen implicaties voor de praktijk voortvloeien waardoor de hulpverlening beter aansluit op de wensen en behoeften van de jonge ouders. In het laatste hoofdstuk zal specifiek worden ingegaan op de aanbevelingen voor De Opvoedpoli, van waaruit dit onderzoek is uitgevoerd.
29
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 1.5 - De Opvoedpoli
Dit onderzoek wordt uitgevoerd en deels begeleid vanuit De Opvoedpoli. De Opvoedpoli werd in 2008 gestart door Linda Bijl, in het souterrain van haar woning in de Amsterdamse binnenstad. Drie jaar later is de Opvoedpoli uitgegroeid tot een onderneming met zeven vestigingen in Noord-Holland en Utrecht en plannen voor forse uitbreiding en een landelijke dekking. De Opvoedpoli is er voor iedereen met vragen over ouderschap, opvoeding en de ontwikkeling van kinderen van 0-23 jaar. Ouders, kinderen en professionals kunnen direct terecht bij de Opvoedpoli. De Opvoedpoli biedt particuliere dienstverlening, jeugdzorg, onderwijsbegeleiding en tweedelijns-GGZ diagnostiek en behandeling. De Opvoedpoli geeft onder andere informatie, advies en consultatie, gezinscoaching, jongerencoaching, onderwijshulpverlening en therapie en behandeling voor kinderen. Er zijn op dit moment ruim 200 professionals verbonden aan de Opvoedpoli, in dienstverband en als freelancer. Bij de Opvoedpoli werken onder meer (ortho)pedagogen, (GZ-)psychologen, onderwijsbegeleiders, sociaalpedagogisch hulpverleners, maatschappelijk werkers, medisch specialisten en systeem- en speltherapeuten. De Opvoedpoli werkt vanuit de gedachte dat alle omstandigheden rond ouders, kinderen en jongeren belangrijk zijn voor het realiseren van optimale kansen. Het functioneren van het gezin en de familie hangt samen met allerlei andere leefgebieden, waaronder wonen, werk & inkomen, vrije tijd & plezier en onderwijs & opleiding. Er wordt gewerkt aan alle leefgebieden waar vragen of problemen zijn.
30
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Alle medewerkers binnen de Opvoedpoli werken volgens het levenswiel dat in figuur 9 staat afgebeeld. In dit onderzoek komen alle onderdelen van dit levenswiel terug.
Figuur 9. Het levenswiel (De Opvoedpoli, 2011)
Ondanks het feit dat de groep jonge ouders die bij De Opvoedpoli aanklopt (nog) relatief klein is, is er recent een projectleider ‘Tienerouders’ aangesteld die zorg draagt voor de hulpverlening aan jonge ouders vanuit de nieuwe vestiging van De Opvoedpoli in Amsterdam Zuidoost. Dit geeft aan dat De Opvoedpoli waarde hecht aan op maat gesneden hulpverlening voor jonge ouders. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de aanbevelingen voor de Opvoedpoli waardoor de hulpverlening die zij biedt (nog) beter kan worden en (nog) beter aansluit op de wensen en behoeften van jonge ouders.
31
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 1.6 - Onderzoeksvragen
1)
Ervaren jonge ouders problemen, vragen en/of twijfels rond of bij het opvoeden van hun kind(eren)? -
Zo ja, welke problemen, vragen en/of twijfels?
-
Zo ja, op welke leefgebieden/domeinen van het levenswiel?
-
Is er een verband tussen het aantal domeinen waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hebben, de belasting die zij op deze domeinen ervaren en het aantal onvervulde steunbehoeften enerzijds en sociaaldemografische achtergrondvariabelen 1 anderzijds?
2)
Welke soorten steun en van wie ervaren de jonge ouders steun?
3)
Hoe vaak krijgen jonge ouders daadwerkelijk steun en hoe tevreden zijn zij over deze steun?
4)
Welke soorten spanning ervaren jonge ouders en in welke relaties ervaren jonge ouders (de meeste) spanning?
5)
Is er een verschil tussen de mate van sociale steun en spanning als gekeken wordt naar sociaaldemografische achtergrondvariabelen ¹?
6)
Is er een relatie tussen de problemen, vragen en/of twijfels die ervaren worden door de jonge ouders en de mate van sociale steun en spanning?
7)
1
In hoeverre zijn de jonge ouders die formele steun krijgen hier tevreden over?
De sociaaldemografische achtergrondvariabelen waarnaar zal worden gekeken zijn: geslacht,
leeftijd van de respondenten (ten tijde van het invullen van de vragenlijst/ten tijde van de geboorte van het (eerste) kind), leeftijd van het (oudste) kind, aantal kinderen, relatiestatus, opleidingsniveau en dagbesteding. 32
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoofdstuk 2 – Methode
§ 2.1 Procedure
Werving De werving is grotendeels verlopen via internetsites als Babybytes en Hyves. Via Babybytes, één van de populairste zwangerschap- en babywebsites van Nederland en Vlaanderen, zijn 999 jonge moeders benaderd. Moeders die geen reactie gaven, kregen een herinnering. De response-rate was 23%. Via de sociale netwerksite Hyves zijn 124 jonge ouders benaderd (112 jonge moeders en 12 jonge vaders). De response-rate onder deze moeders was 36% en onder vaders 42%. Op verschillende andere sites en internetfora, waaronder tienermoeders.nl, zwangerschapspagina.nl en studerendemoeders.nl zijn oproepen geplaatst. Naast de werving via deze internetsites is de werving verlopen via sleutelfiguren binnen De Opvoedpoli en via sleutelfiguren van andere instellingen, zoals het ROC en medewerkers van een educatieve theatervoorstelling over tienermoeders. Zeven consultatiebureaus in Noord-Brabant die vallen onder Thuiszorg Pantein hebben hun medewerking verleend aan het onderzoek door hun cliënten telefonisch of faceto-face te benaderen, het opsturen van flyers en het ophangen van wervingsposters in de wachtkamers. Een voorbeeld van een wervingsposter en een flyer is te vinden in bijlage 2. Een voorbeeld van een brief naar een instelling is te vinden in bijlage 3. Tot slot is een belangrijk deel van de werving verlopen via de sneeuwbalmethode: jonge ouders die andere jonge ouders kenden en hebben benaderd. Vrijwel alle vaders zijn op deze manier (via de moeder van hun kind) geworven. Voor de werving is ook contact gezocht met diverse andere instanties die werken met jonge ouders, zoals VoorZorg, Spirit, Altra, Stichting ambulante FIOM en diverse opvangtehuizen. 33
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Wanneer zij een reactie gaven, gaven deze instanties aan het te druk te hebben, deelname aan (dit) onderzoek te belastend te vinden voor de jonge ouders en/of al medewerking te verlenen aan andere onderzoeken. Een algehele response rate van de respondenten kon niet worden berekend aangezien van een aantal wervingsmethoden, waaronder die via consultatiebureaus, niet bekend is hoeveel ouders er op die manier zijn benaderd. De redenen die non-respondenten hebben gegeven om niet mee te doen aan het onderzoek, waren: geen interesse, geen tijd, ‘ik heb er geen belang bij’, ‘mijn hoofd staat er niet naar’, ‘ik krijg er een negatief gevoel van’, ‘ik heb al te veel vragenlijsten ingevuld’ en ‘ik ben niet goed in vragenlijsten invullen’. Alle vaders die via de moeders zijn benaderd en niet mee wilden doen, gaven hiervoor als reden dat zij het te druk hadden of er niet van houden om vragenlijsten in te vullen. Tot slot waren er een aantal jonge ouders die aangaven niet mee te willen doen maar geen duidelijke reden aangaven. De rest van de benaderde personen gaf helemaal geen reactie. In totaal hebben 50 jonge vaders en 351 jonge moeders toegezegd mee te werken aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben 45 jonge vaders en 310 jonge moeders de vragenlijst ook daadwerkelijk ingevuld (in z’n geheel of voor meer dan 10%). De ouders die ondanks meerdere herinneringen minder dan 10% van de vragenlijst hadden ingevuld, werden uit het databestand verwijderd. Enkelen hiervan gaven hiervoor een reden: zij hadden geen tijd (meer) of hun hoofd stond er niet naar (door recente gebeurtenissen).
Beloning Gezien de moeilijkheid van de te bereiken doelgroep is gekozen voor een beloning voor de respondenten in de vorm van een VVV-bon/Irischeque. Uiteindelijk bleek de werving zo goed te verlopen, dat daarnaast respondenten zonder beloning zijn geworven. Uiteindelijk hebben 110 respondenten (30%) voor het invullen van de vragenlijst een cadeaubon ontvangen. 34
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon De overige respondenten zijn voldoende geïnformeerd en waren ervan op de hoogte dat zij geen cadeaubon kregen2. Voorts is gewerkt met een Active informed consent: de respondenten kregen van te voren alle informatie over het onderzoek die zij nodig hadden om de beslissing te kunnen maken om wel of niet deel te nemen aan het onderzoek (Bryman, 2008). Dit betekende tevens dat hun medewerking vrijwillig was, dat zij vrij waren om het beantwoorden van bepaalde vragen te weigeren en zij ten allen tijde hun medewerking aan het onderzoek konden staken.
Afname Voor de afname van de vragenlijsten werd gebruik gemaakt van het programma Qualtrics. Nadat ouders in een e-mailbericht aangaven mee te willen doen aan het onderzoek, kregen zij een persoonlijke link toegestuurd waarmee zij naar de online vragenlijst konden gaan. In twijfelgevallen werd daarvoor nog om (aanvullende) achtergrondgegevens (zoals leeftijd en leeftijd van de kinderen) gevraagd zodat de ouders die deelnamen ook echt aan de voorwaarden van de onderzoeksgroep voldeden. De persoonlijke link zorgde ervoor dat er meer controle was over de onderzoeksgroep en voorkwam dat respondenten de vragenlijst twee keer konden invullen. De respondenten konden de vragenlijst op een voor hen geschikt moment invullen en hadden na het openen van de link twee weken de tijd om de vragenlijst in te vullen. Respondenten die de vragenlijst niet volledig hadden ingevuld, kregen één of meerdere keren een herinnering. Na het invullen van de vragenlijst, is het grootste deel van de vragenlijsten gecontroleerd op onduidelijkheden en antwoorden die elkaar tegenspraken en werd in sommige gevallen via de mail nog om opheldering gevraagd. Dit leverde in een aantal gevallen extra informatie op, welke werd verwerkt in de gesloten en open vragen. 2
De gemiddeldes van de respondenten die met een cadeaubon zijn geworven verschilden niet significant van de respondenten die zonder cadeaubon zijn geworven op de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek.
35
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Voor ouders die aangaven niet over internet te beschikken of het fijner vonden om face-toface-contact te hebben met een onderzoeker tijdens het invullen van de vragenlijsten, werd de mogelijkheid geboden om de vragenlijst in te vullen tijdens een huisbezoek. Slechts één respondent heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Zowel het invullen van de online versie van de vragenlijst als de face-to-face afname duurden ongeveer een half uur.
§ 2.2 - Respondenten
De onderzoeksgroep bestaat uit vaders en moeders die voor hun 23e jaar hun (eerste) kind hebben gekregen. De leeftijd van hun kind(eren) bedraagt maximaal 6 jaar. Een verdere eis is dat de ouder tenminste één keer in de twee weken (bijvoorbeeld om het weekend) zorg draagt voor het kind of de kinderen. In totaal hebben 50 jonge vaders en 351 jonge moeders toegezegd mee te werken aan het onderzoek. 45 jonge vaders en 310 jonge moeders hebben de vragenlijst ook daadwerkelijk ingevuld (in z’n geheel of voor meer dan 10%). Respondenten die minder dan 10% van de vragenlijst hadden ingevuld werden verwijderd uit het databestand. Van de 45 jonge vaders bleken 4 jonge vaders achteraf niet te voldoen aan de voorwaarden waaraan de respondenten moesten voldoen. Zij werden eveneens uit de data verwijderd, evenals 21 (van de 310) jonge moeders die ook niet aan de voorwaarden voldeden. Zij waren bijvoorbeeld te oud ten tijde van de geboorte van hun (eerste) kind of bleken toch geen kinderen te hebben. Zodoende bleven er 330 respondenten over: 41 jonge vaders (12%) en 289 jonge moeders (88%). Verdere achtergrondgegevens van de ouders en hun kinderen worden gepresenteerd in het volgende hoofdstuk met resultaten.
36
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 2.3 - Materialen
Allereerst werden de jonge ouders gevraagd naar achtergrondinformatie, zoals sekse, leeftijd, burgerlijke staat, etnische/culturele achtergrond, godsdienst, opleidingsniveau, financiële situatie, dagbesteding, de leeftijd van het kind, contact met de biologische vader of moeder van het kind en aandeel in de opvoeding (zie bijlage 4 voor de exacte vragen). Op basis van de antwoorden op de achtergrondvragen werden de respondenten ingedeeld in zogenaamde ‘paden’. Dit onderzoek bestond uit 54 paden, wat inhoudt dat ouders verdeeld konden worden in 54 ‘typen’ die alleen de op hen toegespitste vragen kregen. Op basis van de eerste drie cijfers van het postcode werd berekend in welke regio de respondenten woonachtig waren. Het percentage autochtone 3, westerse allochtonen 4 en nietwesterse allochtonen 5 werd uitgerekend aan de hand van het geboorteland van de vader en de moeder. Daarnaast werd onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie) (Alders, 2003).
3
Definitie ‘autochtoon’: een persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren,
ongeacht het land waar men zelf is geboren (Alders, 2003). 4
Definitie ‘westerse allochtoon’: allochtoon met als herkomstgroepering één van de landen in
Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, of Indonesië of Japan (Alders, 2003). 5
Definitie ‘niet-westerse allochtoon’: allochtoon met als herkomstgroepering één van de
landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije (Alders, 2003). 37
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Naast de achtergrondvragen werd gebruik gemaakt van de Vragenlijst Onvervulde Behoeften aan Opvoedingsondersteuning (VOBO). Deze vragenlijst inventariseert of de ouder vragen heeft rond de opvoeding en behoefte heeft aan en gebruik maakt van enige vorm van opvoedingsondersteuning. Dit evidence-based instrument is ontwikkeld door Bertrand, Hermanns & Leseman (1998) en in meerdere onderzoeken getoetst en gebruikt (Bertrand, Hermanns, & Leseman, 1998). De VOBO werd eerder gebruikt onder verschillende populaties, waaronder Nederlandse gezinnen met een lage en hoog opgeleide achtergrond (Bertrand et al., 1998), Marokkaanse en Turkse immigranten (Leseman & Hermanns, 2002) en ouders op Curaçao (Zeeman et al., 2007). Deze empirische studies vonden significante resultaten tussen ouderlijke stress en lieten zien dat de constructvaliditeit van de VOBO in orde was. In tegenstelling tot deze onderzoeken, waar de VOBO mondeling werd afgenomen, is in het huidige onderzoek de VOBO door middel van een online vragenlijst afgenomen. Voor dit onderzoek is de versie van de VOBO gebruikt voor ouders van 0 tot 6 jarige kinderen. Deze vragenlijst is voor dit onderzoek systematisch uitgebreid met een aantal domeinen waarop jonge ouders mogelijk problemen, vragen en/of twijfel kunnen hebben zodat alle domeinen uit het eerder besproken levenswiel in deze vragenlijst terugkwamen. Daarnaast vielen een aantal domeinen weg met het oog op de doelgroep en de lengte van de vragenlijst. De oorspronkelijke domeinen samenvatting zuigelingenperiode, taalgebruik ouders, ontwikkelingsstimulering & vroeg/voorschoolse educatie, tijdsbesteding van het kind, zorgen aangegeven door anderen en gezinstaken zijn in deze versie van de VOBO weggelaten. Een aantal andere domeinen zijn ondergebracht onder andere domeinen of noemers, te weten: omgang van het kind met anderen werd ondergebracht in het domein ‘gedrag van het kind’ en motorische ontwikkeling, taal-spraak-denk ontwikkeling, emotionele ontwikkeling werden ondergebracht in het domein ’ontwikkeling van het kind’. Het oorspronkelijke domein woon- en leefsituatie werd uitgesplitst in huisvesting, inkomen, 38
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon vragen over belastingen en toeslagen en schulden. Het oorspronkelijke domein opvang van het kind werd weggelaten aangezien deze vraag verderop in de vragenlijst terugkeert. Toevoegde domeinen zijn: gezondheid van het kind, de eigen gezondheid, eigen verslaving, verslaving van de andere, biologische ouder, relatie, geloof en het combineren van de opvoeding met werk/studie. De in dit onderzoek aangepaste versie van de VOBO bevat uiteindelijk 15 domeinen (of thema’s) in de volgende volgorde: de opvoeding, gedrag van het kind, de ontwikkeling, de gezondheid van het kind, de eigen gezondheid, verslaving, verslaving van de biologische andere ouder, de relatie, onenigheid over de opvoeding, huisvesting, het inkomen (loon en uitkering), toeslagen en belastingen, schulden, het combineren van de opvoeding met werk/studie (voor de respondenten die eerder aangaven werk te hebben of een studie te volgen) en tenslotte geloof (voor de respondenten die eerder aangaven een specifieke levensof geloofsovertuiging te hebben). De ouders werden trapsgewijs gevraagd naar hun eventuele vragen, twijfels en/of problemen. Wanneer ouders aangaven dat zij op het desbetreffende domein problemen ervaren en/of vragen of twijfels hebben, werd doorgevraagd of er hulp is ingeschakeld, zo ja, bij wie en hoe effectief deze hulp was. Wanneer geen hulp was ingeschakeld, maar de ouder wel behoefte had aan ondersteuning, scoorde de ouder een punt op de schaal ‘Onvervulde Behoefte aan Opvoedingsondersteuning’. Wanneer de ouder wel hulp heeft gehad, maar aangaf hier niet (geheel) tevreden over te zijn geweest, scoorde deze ouder eveneens een punt op deze schaal. Als ouders geen probleem ervaren of het gevoel hebben goed geholpen te zijn door de gekregen hulp, werd niet doorgevraagd en scoorde de ouder nul punten. Voor deze vragenlijst werden een aantal somscores berekend. Allereerst werd een somscore berekend voor het aantal domeinen waarop ouders vragen, twijfels en/of problemen hebben, ongeacht of zij hiervoor wel of geen hulp hebben ingeschakeld. De minimale score 39
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon die behaald kon worden bedraagt 0 en de maximale score 15, waarbij de score 0 staat voor geen enkele vraag en score 15 voor vragen op alle 15 domeinen. Tevens werd een somscore berekend van de totale belasting van de vragen, twijfels en/of problemen die door de ouder werd ervaren. Deze score kan lopen van 0 (geen belasting) tot 75 (zeer belastende vragen op elk van de 15 domeinen). Tenslotte werd een somscore berekend van het aantal domeinen waarop de ouder een onvervulde steunbehoefte heeft. De scores kunnen uiteenlopen van 0 (geen enkele steunbehoefte) tot 15 (steunbehoefte op alle domeinen). Naast de VOBO wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van de Social Support Network Questionnaire (SSNQ, Gee & Rhodes, 2007). Het instrument is speciaal ontwikkeld voor jonge moeders en meet zowel de positieve als de negatieve aspecten van het sociale netwerk. De SSNQ onderzoekt verschillende soorten steun: emotionele steun, tastbare steun, informatie en advies, positieve feedback, sociale participatie en kinderopvang. Voor elke categorie van steun worden twee scores bepaald: de gepercipieerde aanwezigheid van steun en de tevredenheid over deze steun (Gee & Rhodes, 2007). De participanten kunnen op een 4punts Likertschaal aangeven hoe vaak ze de laatste maand contact gehad hebben met de genoemde persoon (1 = niet in de afgelopen maand tot 4 = meer dan één keer per week). De tevredenheid over deze steun wordt gemeten op een 5-puntsschaal (van 1 = slecht tot 5 = zeer goed) (Rhodes & Woods, 1995). Naast de sociale steun wordt ook de sociale spanning gemeten. Sociale spanning wordt opgedeeld in verschillende categorieën: teleurstelling, kritiek, indringendheid en conflict (Gee & Rhodes, 2007). De sociale spanning wordt eveneens gemeten op een 5-puntsschaal (van 1 = nooit tot 5 = altijd) (Gee, Nicholson, Osborne, & Rhodes, 2003). Gee en Rhodes (2007) concludeerden in hun onderzoek naar de validiteit van dit instrument dat het een goed en bruikbaar instrument is. Ondanks het feit dat dit instrument speciaal ontwikkeld is voor jonge moeders zal dit instrument in dit onderzoek ook worden 40
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon gebruikt voor jonge vaders. Bovendien zal de afname van het instrument niet mondeling gebeuren, maar schriftelijk (online). Daarnaast is de vragenlijst voor dit onderzoek vertaald in het Nederlands en licht aangepast door de toevoeging van enkele open vragen. Tevens zijn antwoordcategorieën in de vorm van type steunpersonen (zoals partner, moeder en een collega) toegevoegd in plaats van de mogelijkheid om vrij namen te noemen. De vragen over sociale spanning zijn hier ook op aangepast. Bij deze vragen krijgen de respondenten allereerst de gelegenheid om alle type personen aan te geven die bij hen enige vorm van spanning veroorzaken (in plaats van de namen van deze respondenten te noemen). In de originele versie van de SSNQ kregen respondenten de mogelijkheid om de vragen over de verschillende typen sociale spanning te beantwoorden voor alle personen die zij noemden. In de praktijk bleek dit echter te uitgebreid te zijn en weinig extra informatie op te leveren (De Rijck, 2008). In plaats daarvan is ervoor gekozen dat respondenten drie personen in gedachten kunnen nemen en over deze drie personen de vragen te beantwoorden over de verschillende soorten sociale spanning. Respondenten die al personen hebben aangegeven, kunnen deze personen (één voor één) in gedachten nemen. Respondenten die aangeven dat niemand bij hen enige vorm van spanning veroorzaakt, kunnen drie andere personen in gedachten nemen die zij eerder in de vragenlijst hebben genoemd. Voor respondenten die minder dan drie personen hebben genoemd in de volledige vragenlijst is er een optie ‘ik heb niemand (anders) in deze vragenlijst ingevuld.’ De respondenten die kiezen voor deze optie hoeven geen vervolgvragen over spanning te beantwoorden. De rest van de respondenten vult voor drie steunpersonen dezelfde vragen over de verschillende typen sociale spanning in. Op basis van de antwoorden op de vragen over sociale steun en sociale spanning worden eveneens een aantal somscores berekend. Allereerst wordt een somscore berekend voor het aantal steunpersonen die door de ouder worden genoemd. Daarnaast wordt een 41
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon somscore berekend voor de mate van spanning zoals deze door de ouder wordt ervaren. De minimale score die behaald kan worden is 20 (geen spanning) en de maximale score is 60 (zeer veel spanning). Naast het gebruik van de twee vragenlijsten, worden enkele open vragen gesteld waarmee de ouders hun ervaringen en tevredenheid aan kunnen geven over de formele hulpverlening wanneer zij hiermee in aanraking zijn gekomen. Voordat de vragenlijst beschikbaar was voor de respondenten, werd de complete vragenlijst nog getest door 12 testpersonen, waaronder vrouwen in dezelfde leeftijd als de respondenten. De vragenlijst werd getest op duur, behapbaarheid en duidelijkheid. De testpersonen vulden na afloop van het invullen een formulier in waarmee ze de vragenlijst beoordeelden. Dit formulier is te vinden in bijlage 1. Na de testperiode is de vragenlijst naar aanleiding van de opmerkingen van de testpersonen nog uitgebreid met een aantal antwoordmogelijkheden bij bepaalde vragen, simpeler taalgebruik en duidelijkere voorbeelden. De uiteindelijke vragenlijst is te vinden in bijlage 4.
42
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 2.4 Statistische analyse
Voor de verwerking van de data is gebruik gemaakt van beschrijvende en inductieve technieken van het programma SPSS. Voor de presentatie van de demografische gegevens en de beantwoording van de eerste vier vragen is gebruik gemaakt van frequentietabellen. Aangezien in dit onderzoek verschillende vergelijkingen werden gemaakt, bijvoorbeeld tussen jonge ouders die geen of weinig problemen ervaren bij of rond het opvoeden van hun kinderen en ouders die veel problemen ervaren, werden de ouders op basis van hun antwoorden verdeeld worden in twee groepen. Er werd onderscheid gemaakt tussen de 25% hoogst scorende respondenten en de 25% laagst scorende respondenten. Deze twee groepen werden met elkaar worden vergeleken door middel van een t-toets voor onafhankelijke groepen. Voor de beantwoording van de vragen over sociale steun en sociale spanning werden gemiddelden, standaarddeviaties en percentages berekend. Tevens werden correlaties berekend voor het verband tussen de verschillende variabelen, zoals met de Spearman Rangcorrelatie en de Chi-kwadraattoets. Daarnaast werden diverse variantie-analyses (One Way ANOVA) uitgevoerd. Tot slot is een regressieanalyse uitgevoerd waarin gekeken werd naar de modererende invloed van de grootte van het steunnetwerk. Ter illustratie van de bevindingen werden citaten gebruikt en tot slot werden de gegevens voor het beantwoorden van de laatste deelvraag gecodeerd per thema. De data werd gecategoriseerd, geturfd en vervolgens verwerkt in een tabel.
43
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoofdstuk 3 - Resultaten
In dit hoofdstuk zullen de resultaten worden besproken, te beginnen bij de demografische gegevens die verkregen zijn uit de achtergrondvragen. In de daarop volgende paragrafen zullen de deelvragen worden beantwoord.
§ 3.1 – Demografische en sociaaleconomische gegevens
Demografische gegevens In dit onderzoek participeerden 330 jonge ouders: 41 jonge vaders en 289 jonge moeders. De leeftijd van de vaders varieerde van 18 tot 27 jaar (M = 22,4, SD = 1,8). Bij de moeders varieerde de leeftijd van 15 tot 26 jaar (M = 21,7, SD = 2,0). De gemiddelde leeftijd waarop de mannelijke respondenten vader werden was bijna 21 jaar (SD = 1,69, minimum 16 jaar, maximum 23 jaar). Vrouwen kregen hun eerste kind gemiddeld net voor hun 20e verjaardag (SD = 1,77, minimum 15 jaar, maximum 23 jaar). In totaal kregen 153 respondenten (10 mannen en 143 vrouwen) hun eerste kind voor hun 20e jaar en 177 respondenten (31 mannen en 146 vrouwen) na hun 20e jaar. De meeste ouders hadden 1 kind (81%). Maar er waren ook ouders met 2 kinderen (17%), 3 kinderen (2%) en 4 kinderen (< 1%). De gemiddelde leeftijd van de kinderen (N = 324, 168 jongens (52%) en 156 meisjes (48%)) was 1,7 (SD = 1,37). In deze cijfers zijn ‘dubbele’ kinderen (van ouders die beiden aan het onderzoek deelnamen) maar één keer meegerekend. 44 jonge moeders waren op het moment van het invullen van de vragenlijst zwanger. Dat is 15% van het totaal aantal moeders. De meeste moeders waren zwanger van hun tweede kind (N = 39, 89%), maar sommigen ook van hun derde kind (N = 5, 11%). 44
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Van de vaders met meer dan één kind had één vader (17%, 2% van het totaal aantal vaders) kinderen bij verschillende moeders. De kinderen van de rest van de vaders met meerdere kinderen hadden dezelfde moeder. Bij de moeders hadden zeven van de 58 moeders met meerdere kinderen (12%, 2% van het totaal) kinderen bij verschillende vaders. Ongeveer 60% van de ouders gaf aan dat hun (eerste) kind niet gepland was en ongeveer 40% gaf aan dat dit wel het geval was. Een klein deel (< 1%) gaf aan het niet te willen zeggen. De cijfers van jonge vaders en jonge moeders verschilden nauwelijks. Voor de duidelijkheid ging het er hierbij om of het kind wel of niet gepland was en niet of het kind wel of niet gewenst was. In tabel 1 staat de relatiestatus van de jonge ouders op het moment dat zij de vragenlijst invulden. Uit de tabel is af te lezen dat 10% van de jonge ouders alleenstaand is en dat dit in alle gevallen moeders zijn. Meer dan de helft van de respondenten (60%) heeft een relatie (68% van de jonge vaders en 59% van de jonge moeders). Daarnaast is ongeveer een kwart van de ouders getrouwd (32% van de jonge vaders een 30% van de jonge moeders).
Tabel 1 Relatiestatus (N = 330) Mannen (N = 41)
Vrouwen (N = 289)
Totaal (N = 330)
Alleenstaand/vrijgezel/single
0
0%
33
11%
33
10%
Relatie
28
68%
170
59%
198
60%
Getrouwd
13
32%
86
30%
99
30%
Van de 170 moeders met een relatie, hebben 158 moeders (93%) een relatie met de biologische vader van hun kind(eren). Twaalf moeders (7%) hadden op het moment dat zij de vragenlijst invulden een relatie met een andere man dan de biologische vader van haar 45
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon kind(eren). Alle vaders met een relatie hadden op het moment dat zij de vragenlijst invulden een relatie met de biologische moeder van hun kind(eren). Wanneer gekeken wordt naar het moment van de eerste zwangerschap, dan kan gezegd worden dat bijna alle jonge moeders (97%) een relatie hadden (of getrouwd waren) met de biologische vader van het kind toen zij zwanger waren van hun eerste kind. Het percentage voor vader is iets lager: 93% van de jonge vaders had een relatie (of was getrouwd) met de biologische moeder van het kind toen zij zwanger was. Twee vaders (5%) hadden op dat moment geen relatie met de biologische moeder van het kind en één vader (2%) had met één van de moeders van zijn kinderen wel een relatie toen zij zwanger was en met de andere moeder niet. Van de 33 moeders die aangaven vrijgezel te zijn, geen relatie (of huwelijk) te hebben met de biologische vader van hun kinderen werd gevraagd of zij nog contact hadden met de vader. Ruim de helft van deze moeders (58%), gaf aan nog contact te hebben met de vader, 33% zei geen contact meer te hebben met de biologische vader en drie moeders (9%) gaven aan met tenminste één vader contact te hebben, maar met de andere vader niet meer. Aan de vrouwen die nog wel contact hebben met de vader werd vervolgens gevraagd hoe vaak zij contact hebben met de vader. Zeven moeders (26%) hebben nog dagelijks contact met de vader, ongeveer de helft van de moeders (N = 14) heeft één keer per week of vaker (maar niet dagelijks) contact, 22% van de moeders (N =6) heeft één keer per maand of vaker (maar niet wekelijks) contact met de vader en één moeder (4%) heeft minder dan één keer per maand contact met de vader. De redenen die vrouwen aangaven om geen contact meer te hebben met de biologische vader zijn: ‘hij wil geen contact met mij (en zijn kind)’ (N = 8, %), ‘ik wil geen contact met hem’ (N = 8, 35%), een combinatie van de voorgaande twee redenen (N = 2, 9%) ‘hij laat niks meer van zich horen’ (N = 1, 4%), ‘hij doet nooit moeite om contact te zoeken met zijn 46
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon zoon’ (N = 1, 4%, ‘wegens ruzie’ (N = 1, 4%), ‘daar is teveel voor gebeurd’ (N = 1, 4%) en ‘ik weet niet wie de vader is’ (N = 1, 4%) Als reden voor het feit dat een moeder geen contact meer wilde met de vader werd door twee moeders mishandeling genoemd. Als reden voor het feit dat een vader geen contact meer wilde met de moeder werd door een moeder genoemd dat de vader zegt dat ‘hij het moeilijk heeft, geen geld heeft om te komen, maar intussen volop aan het feesten is’. Een vader had een relatie met de ene biologische moeder en geen contact meer met de andere biologische moeder. Hiervoor gaf hij als reden dat zij in Suriname woont en dat hij niks met haar te maken wil hebben en zijn vriendin ook niet. Het gemiddelde leeftijdsverschil tussen vrouwelijke respondenten (jonge moeders) en hun partners (niet noodzakelijk de biologische vader van hun kind(eren)) was bijna 4 jaar, waarbij de partners vaker ouder zijn (SD = 3,69). Het grootste leeftijdsverschil was ruim 18 jaar. Dat gaat om een jonge moeder wiens partner 18 jaar ouder is. 7% van de vrouwen had een partner die meer dan 10 jaar ouder is. Alhoewel zwaar in de minderheid (7% t.o.v. 93%) waren er echter ook jonge moeders die een jongere partner hadden. Het grootste leeftijdsverschil in deze richting was 4,5 jaar. Het leeftijdsverschil tussen de mannelijke respondenten (jonge vaders) en hun partner was veel kleiner. Jonge vaders waren gemiddeld 1 jaar jonger dan hun partner (SD = 2,06). Het grootste verschil was -3,9 en +7,8. Dat betekent dat één jonge vader een bijna 4 jaar jongere partner had en één vader een bijna 8 jaar oudere partner. Wanneer deze laatste vader echter verwijderd wordt uit de data, blijkt dat het gemiddelde dusdanig verandert dat jonge vaders gemiddeld ruim 1 jaar ouder zijn dan hun partners (SD = 1,49). Van de 330 respondenten zijn 314 respondenten (95%, 38 mannen en 276 vrouwen) woonachtig in Nederland. Daarnaast zijn 15 respondenten (5%, 2 mannen en 13 vrouwen) woonachtig in België. Één jonge vader (van Nederlandse afkomst) woonde op het moment dat hij de vragenlijst invulde in Duitsland. 47
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Demografische gegevens over het geboorteland van de respondenten en hun ouders zijn te vinden in bijlage 5 en worden hier slechts kort beschreven. Een overgroot deel van de respondenten is geboren in Nederland (91%). Daarnaast zijn enkele respondenten geboren in België, Suriname, de Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten. De aantallen en percentages zijn te vinden in tabel 2 in bijlage 5. In (kruis)tabel 3 in bijlage 5 staat het geboorteland van de vader afgezet tegen het geboorteland van de moeder. Uit deze tabel blijkt dat van 77% van de respondenten beide ouders in Nederland zijn geboren. Van de rest van de respondenten is één of zijn beide ouders buiten Nederland geboren. Als de eerder gegeven definitie van het CBS wordt aangehouden, dan zijn 6 respondenten westers allochtoon van de eerste generatie (2%), 18 respondenten westers allochtoon van de tweede generatie (18%), 8 respondenten niet-westers allochtoon van de eerste generatie (3%) en 29 respondenten een niet-westerse allochtoon van de tweede generatie (9%). De respondenten die in België woonachtig zijn (N = 15) zijn buiten deze cijfers gelaten (zie tabel 4 voor meer cijfers). In tabel 5 staat de verdeling van de respondenten over de verschillende regio’s in Nederland. Alle regio’s zijn vertegenwoordigd in dit onderzoek. De woonsituatie van de respondenten wordt weergegeven in tabel 6. Drie kwart van de respondenten woont samen met hun partner. Dat is 83% van het aantal respondenten met een partner. Ongeveer 15% van de respondenten woont in bij zijn of haar vader en/of moeder of schoonfamilie. Daarnaast wonen een aantal respondenten begeleid of in een opvangtehuis.
48
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 6 Huidige woonsituatie (N = 330) Aantal mannen
Aantal
Totaal
(N = 41)
vrouwen
(N = 330)
(N = 289) Samenwonend met partner
32
78%
215
74%
247
75%
Zelfstandig
2
5%
23
8%
25
8%
Inwonend bij beide ouders
3
7%
11
4%
14
4%
Inwonend bij moeder
1
2%
14
5%
15
5%
Inwonend met partner bij eigen vader en/of moeder
2
5%
9
3%
11
3%
Inwonend met partner bij zijn/haar vader en/of moeder
1
2%
5
2%
6
2%
Begeleid
0
0%
5
2%
5
2%
In een opvanghuis/crisisopvang
0
0%
2
0,7%
2
0,6%
Inwonend bij de vader en/of moeder van partner
0
0%
2
0,7%
2
0,6%
Inwonend bij vader
0
0%
1
0,3%
1
0,3%
Overig (een combinatie van bovenstaande)
0
0%
2
0,7%
2
0,6%
Van ruim 95% van de respondenten woont het kind (of wonen de kinderen) alle dagen van de week bij hen in huis. Twaalf respondenten (3%) geven aan dat hun kind(eren) een deel van de week ergens anders woont/wonen. De meeste respondenten hiervan (N = 9) geven aan dat hun kind(eren) tenminste de helft van de week bij hen woont. Tot slot geven drie respondenten aan dat hun ene kind wel bij hen in huis woont, maar een ander kind niet. De gegevens die verkregen zijn uit de achtergrondvragen over wie voorziet in/betaalt voor het levensonderhoud van het kind of de kinderen en het aandeel in de opvoeding van het kind of de kinderen, zijn te vinden in de tabellen 7 en 8 in bijlage 5. 49
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Het gezin van herkomst is ook onderzocht op een aantal punten, waaronder het contact met de ouders en broers en zussen. Tevens werd de respondenten gevraagd naar het echtscheidingsverleden van hun ouders. Bijna de helft van de respondenten (45%, N = 147) gaf aan een ouderlijke scheiding te hebben meegemaakt. 136 jonge ouders (41%) waren op dat moment minderjarig (jonger dan 18 jaar). De respondenten met gescheiden ouders waren in dit onderzoek gemiddeld 8,8 jaar ten tijde van de scheiding. Ruim een derde van de respondenten was jonger dan 5 jaar toen hun ouders scheidden. Vrouwen gaven iets vaker aan een scheiding te hebben meegemaakt dan mannen (45% van de vrouwen tegenover 39% van de mannen). Naast de 45% van de respondenten die aangaven dat zij een ouderlijke scheiding hadden meegemaakt, gaf 7% aan dat hun ouders nooit getrouwd waren geweest. Van de overige 48% van de respondenten waren de ouders nog bij elkaar. Bijna een kwart van de respondenten (25%, N = 80) gaf aan geen contact (meer) te hebben met één of beide ouder(s). Uitgesplitst naar geslacht kwam dit neer op 16% van de mannen (N = 7) en 25% van de vrouwen (N = 73). In totaal had 18% van de respondenten alleen nog contact met de moeder, 3% alleen nog met de vader en 4% had geen contact met beide ouders. Op negen respondenten na had iedereen een broer of zus. Sommige respondenten rekenden ook een halfbroer of –zus mee. Ruim 10% van de respondenten had geen contact meer met tenminste één broer of zus. In de tabellen 9 t/m 13 in bijlage 5 staan deze en meer percentages en de redenen die respondenten hebben genoemd voor het ontbreken van het contact met (één van de) de ouders, broer(s) en/of zus(sen).
Sociaaleconomische gegevens Respondenten is gevraagd naar hun geloofs- of levensovertuiging. De meerderheid van de respondenten (68%) gaf aan geen specifieke geloofs- of levensovertuiging te hebben. Respondenten die deze wel hadden, gaven het vaakst aan dat zij Room-Katholiek (12%, N = 50
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon 40) of Islamitisch (6%, N = 20) waren. De rest van de genoemde geloofs- en levensovertuigingen zijn te vinden in tabel 14 in bijlage 5. In tabel 15 staan de gegevens over het hoogst voltooide opleidingsniveau en de dagbesteding van de respondenten. Bijna de helft van de respondenten is laag opgeleid. Dat betekent dat zij geen opleiding hebben afgerond of alleen basisschool of VMBO. Eveneens bijna de helft van de respondenten is middelbaar opgeleid wat wil zeggen dat zij minimaal een MBO opleiding hebben afgerond of een HAVO- of VWO-diploma hebben. Tot slot is een klein deel van de respondenten (3%) hoog opgeleid. Zij hebben een HBO-opleiding of WOopleiding afgerond.
Tabel 15 Opleidingsniveau (hoogst voltooide opleiding) (N = 330) en dagbesteding (N = 329) Aantal mannen Aantal vrouwen (N = 41) Opleidingsniveau Laag
Totaal
(N = 288-289)
(N = 329- 330)
18
44%
139
48%
157
48%
Midden
20
49%
136
47%
156
47%
Hoog
3
7%
8
3%
11
3%
Onbekend (niet in te delen/
0
0%
6
2%
6
2%
Werk
25
61%
118
41%
143
43%
Studie/school/opleiding
12
29%
73
25%
85
26%
Geen werk/studie
4
10%
97
34%
101
31%
Belgisch schoolsysteem) Dagbesteding
51
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Wat betreft de dagbesteding van de respondenten valt op dat mannen vaker werk hebben dan vrouwen (61% tegenover 43%). Het percentage mannen dat een opleiding volgt of naar school gaat, is ook hoger dan dat van vrouwen (29% tegenover 25%). Vrouwen geven vaker aan geen werk te hebben en ook geen studie te volgen (34% tegenover 10%). Van de jonge ouders die werken is gekeken naar het aantal uur dat zij werken. Jonge ouders die aangaven werk te hebben, werken gemiddeld 26 uur (SD = 10,89). Het minimum aantal uur dat genoemd werd is 3 uur per week (genoemd door 1 vrouwelijke respondent, < 1%), het maximum is 60 uur (genoemd door 1 mannelijke respondent en 2 vrouwelijke respondenten, 2%). Mannen werken met gemiddeld 40 uur per week (SD = 6,08) aanzienlijk meer dan vrouwen die gemiddeld 23 uur per week werken (SD = 9,41). Tevens is gevraagd naar het aantal uur dat deze ouders werkten voordat zij zwanger waren van hun eerste kind (voor vrouwen) of vader werden (voor mannen). Mannen gaven aan iets meer uur per week te werken sinds het vaderschap. Afgerond op hele uren kwam dit neer op 2 uur per week meer. Één mannelijke respondent gaf aan 12 uur minder te werken en één mannelijke respondent gaf aan 35 uur meer te werken sinds het vaderschap. Vrouwen gaven aan sinds hun zwangerschap gemiddeld 8 uur minder te werken. Één jonge moeder gaf aan 34 uur minder werken sinds haar eerste zwangerschap, maar er was ook een jonge moeder die aangaf dat zij 30 uur meer is gaan werken. In de genoemde gemiddeldes zijn de cijfers van ouders die voorheen niet werkten en pas na de zwangerschap of het vaderschap zijn gaan werken niet meegenomen. Dat was het geval voor 22 respondenten (4 mannen en 18 vrouwen). Van degenen die voorheen wel werkten, zijn 57% van de vrouwen (N = 67) en 16% van de mannen (N = 4) minder gaan werken, 13% van de vrouwen (N = 15) en 16% van de mannen (N = 4) zijn meer gaan werken en 15% van de vrouwen (N = 17) en 52% (N = 13) van de mannen zijn hetzelfde aantal uur per week blijven werken.
52
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Van de respondenten die ten tijde van het invullen van de vragenlijst op school zaten of een opleiding/studie volgden (N = 85), kan gezegd worden dat een groot deel van deze respondenten (59%) een MBO-opleiding volgt. Een heel klein deel volgt nog middelbaar onderwijs: 2 respondenten (2%) zitten op het VMBO en 1 respondent (1%) zit op het VWO. Daarnaast volgt bijna een kwart een HBO-studie en bijna 6% een WO-studie. Voor meer (seksespecifieke) cijfers over het huidige opleidingsniveau van respondenten wordt verwezen naar bijlage 5, tabel 16. Ook voor scholieren en studenten is gekeken naar het verschil voor en na de geboorte (of de zwangerschap) van het eerste kind. Van twee respondenten kan gezegd worden dat zij zijn afgleden naar een lager opleidingsniveau sinds de zwangerschap. Het gaat in beide gevallen om een jonge moeder. De ene jonge moeder deed voor de zwangerschap HAVO en na de zwangerschap VMBO-t. De andere jonge moeder volgde voor de zwangerschap een HBO-studie en na de zwangerschap een MBO-opleiding. Een deel van de respondenten is op doorgestroomd naar een hoger niveau (zoals van HAVO naar HBO en MBO naar HBO, N = 16, 14 jonge moeders en 2 jonge vaders). Daarnaast is een groot deel van de respondenten op hetzelfde niveau gebleven (N = 58, 50 jonge moeders en 8 jonge vaders). Het is niet bekend of zij door het (aanstaande) moeder- of vaderschap hebben gedoubleerd. Tot slot was van zeven respondenten geen vergelijking te maken aangezien het opleidingsniveau voor en/of na de zwangerschap/geboorte van het kind niet duidelijk was. Tevens is gevraagd naar de soort en duur van de opvang van het kind/de kinderen. 40% van de ouders (N = 132) gaf aan geen gebruik te maken van professionele kinderopvang en ook niet regelmatig een oppas te hebben. Bijna een derde van de respondenten (29%, N = 95) had regelmatig een oppas die op hun kind(eren) paste. 18% van de ouders (N = 60) zei gebruik te maken van professionele kinderopvang (een kinderdagverblijf op buitenschoolse opvang). Tot slot waren er nog 43 ouders (13%) die zeiden zowel regelmatig gebruik te 53
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon maken van een oppas als van de professionele kinderopvang. Als oppas werden moeder en schoonmoeder het meest genoemd. In paragraaf 3.3.7 zal dieper ingegaan worden op de personen die oppassen. Ouders die aangaven opvang te hebben voor hun kind(eren) (kinderdagverblijf of een oppas), maakten hier gemiddeld 21 uur per week gebruik van. Negen ouders gaven aan dat zij 5 uur per week of minder gebruik maakte van de opvang en drie ouders gaven aan dat zij meer dan 40 uur per week gebruik maakte van kinderopvang (één ouder maakte 60 uur per week opvang gebruik van opvang). De laatste achtergrondvraag ging over rondkomen. Bijna de helft van de respondenten (49% van het totaal; 44% van de mannen en 50% van de vrouwen) geeft aan moeite te hebben om rond te komen. Bijna de helft (46% van het totaal; 41% van de mannen en 47% van de vrouwen) zegt hier geen problemen mee te hebben en een klein percentage wil het niet zeggen (4%; 15% van de mannen tegenover 3% van de vrouwen).
54
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.2 – Problemen, vragen en/of twijfels en (onvervulde) steunbehoefte per domein
Bijna 90% van de opvoeders had op één of meer domeinen vragen, twijfels of problemen in de afgelopen 6 maanden. Het gemiddelde aantal domeinen met problemen, vragen en/of twijfels was 3,2 (SD = 2,33). In figuur 10 is daarnaast te zien dat het minimale aantal genoemde domeinen waarop ouders vragen, twijfels en problemen hebben 0 was en het maximale aantal genoemde domeinen 11. Het gemiddeld aantal domeinen met (zeer) belastende problemen, vragen en/of twijfels was 2,8 (SD = 2,23, min. 0 gebieden, max. 10 gebieden). Dit is eveneens terug te zien in figuur 10.
70
Frequentie
60 50 40 30 20 10 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Aantal domeinen Domeinen met problemen, vragen en/of twijfels Domeinen met belastende problemen, vragen en/of twijfels
Figuur 10. Aantal respondenten met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels op (geen) één of enkele domeinen.
55
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Figuur 11 en tabel 17 geven voor elk domein afzonderlijk het percentage jonge ouders weer dat vragen, twijfels en/of problemen heeft. Vragen ten aanzien van inkomen, gedrag van het kind en gezondheid van het kind worden het meest frequent genoemd. Hierbij horen echter ook vragen bij die ouders als niet of nauwelijks belastend ervaren. Wanneer enkel gekeken wordt naar de vragen die ouders als belastend of zeer belastend ervaren, dan verandert deze ‘top-3’ van domeinen. Vragen ten aanzien van schulden, verslaving van de biologische andere ouder van het kind en de relatie worden het meest frequent aangeduid als zijnde belastend of zeer belastend. Vragen, twijfels en/of problemen op de domeinen eigen verslaving en geloof worden door geen van de respondenten aangeduid als belastend of zeer belastend.
56
Opvoeding Gedrag kind Ontwikkeling kind Gezondheid kind Eigen gezondheid Verslaving
Verslaving partner Relatie Onenigheid bij de opvoeding Huisvesting Inkomen Toeslagen en belastingen Schulden Combineren opvoeding met werk/school Geloof 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Percentage respondenten met problemen, vragen en/of twijfels op dit domein Percentage respondenten met problemen, vragen en/of twijfels op dit domein die belastend zijn
Figuur 11. Percentage respondenten met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels op de verschillende domeinen.
90
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 17 – Vragen, belasting, steunbehoefte en onvervulde steunbehoefte per domein (N = 327-325) Vragen
Belastend/
Behoefte aan steun
zeer belastend
Onvervulde steunbehoefte
Onvervulde steunbehoefte
(wel steun gehad, maar niet
(nu nog behoefte aan steun)
(geheel) tevreden en/of niet (geheel) effectief)
Domeinen
N
% van
N
totaal
% van diegene met
N
vragen
% van diegene met
N
belastende vragen
% van diegene met
N
% van diegene met
belastende vragen en
belastende vragen en
behoefte aan steun
behoefte aan steun
Opvoeding
95
29%
20
21%
17
85%
1
6%
10
59%
Gedrag kind
102
31%
31
30%
29
93%
3
10%
19
66%
Ontwikkeling kind
44
13%
9
20%
8
89%
1
13%
5
63%
Gezondheid kind
102
31%
47
46%
46
98%
10
22%
10
22%
Eigen gezondheid
101
31%
51
50%
47
92%
21
45%
29
62%
Verslaving
4
1%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
Verslaving partner
22
7%
17
77%
15
88%
7
47%
8
53%
Relatie
91
28%*
60
66%
44
73%
17
39%
17
39%
30% ** Onenigheid bij de opvoeding
100
31%
40
40%
26
65%
7
27%
10
38%
Huisvesting
101
31%
54
53%
48
89%
18
38%
22
46%
58
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Vervolg tabel 17 Vragen, belasting, steunbehoefte en onvervulde behoefte per domein (N = 327-325) Vragen
Belastend/
Behoefte aan steun
Onvervulde steunbehoefte
Onvervulde steunbehoefte
N = 325
zeer belastend
N=
(wel steun gehad, maar niet
(nu nog behoefte aan steun)
(geheel) tevreden en/of niet
N=
(geheel) effectief)
Domeinen
N
N
% van diegene met
N
vragen
% van diegene met
N
belastende vragen
% van diegene met
N
% van diegene met
belastende vragen en
belastende vragen en
behoefte aan steun
behoefte aan steun
Inkomen
108
33%
69
64%
51
74%
15
29%
26
51%
Toeslagen en belastingen
40
12%
19
48%
12
63%
5
42%
10
83%
Schulden
70
21%
54
77%
40
74%
14
35%
23
58%
Combineren opvoeding met
72
22% *
32
44%
28
88%
10
36%
15
54%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
werk/school Geloof
29% *** 4
1% * 4% ****
Notitie: *) Percentage van het totaal. **) Percentage van het aantal respondenten die aangaven dat zij in de afgelopen 6 maanden een relatie gehad hebben. ***) Percentage van het aantal respondenten die aangaven werk te hebben of een studie (school of opleiding) te volgen. ***) Percentage van het aantal respondenten die aangaven een geloofsof levensovertuiging te hebben.
59
Uit de laatste twee kolommen van tabel 17 blijkt dat voor alle domeinen (met uitzondering van de twee domeinen waarop geen enkele respondent belastende problemen, vragen en/of twijfels had) geldt dat een deel van de opvoeders met belastende vragen, problemen en/of twijfels en behoefte aan steun, deze steun niet heeft gevonden, niet geheel tevreden was over de geboden steun of van mening was dat de geboden steun onvoldoende effectief was. 42% van de respondenten (N = 136) had op tenminste één domein een onvervulde steunbehoefte. Een groot deel van de respondenten met onvervulde steunbehoeften (42%, N = 58) gaven aan deze onvervulde steunbehoefte op één domein te hebben. Één ouder gaf aan op 9 domeinen een onvervulde steunbehoefte te hebben. Het aantal ouders met een onvervulde steunbehoefte op het moment van bevraging was relatief gezien verreweg het grootst voor het domein toeslagen en belastingen (83% van de ouders met belastende vragen en behoefte aan steun). Daarna volgden gedrag van het kind (66%), ontwikkeling van het kind (63%) en eigen gezondheid (62%). Absoluut gezien hadden de meeste ouders een onvervulde steunbehoefte op de domeinen eigen gezondheid (N = 29), inkomen (N = 26), schulden (N = 23) en huisvesting (N = 22). Het gemiddeld aantal domeinen waarop ouders op het moment van bevraging nog vragen (twijfels en/of problemen) hadden, is 0,9 (SD = 1,47, min. 0, max. 9). Dit kunnen zowel vragen zijn die ouders niet als belastend ervaren als vragen die ouders als (zeer) belastend ervaren en zowel ouders die de hulp niet hebben gevonden als ouders die wel hulp hebben gevonden, maar hier niet (geheel) tevreden over waren, bijvoorbeeld omdat zij hier niet (geheel) tevreden over waren en/of de geboden hulp niet voldoende effectief was. Meer dan de helft van de ouders (59%) geeft aan op geen enkel gebied (meer) een steunvraag te hebben op het moment van bevraging.
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Met de chi-kwadraattoets en de Fishers’s Exact Test is berekend of er een statistisch significant verband bestaat tussen twee partners die beide deelnamen aan het onderzoek en de domeinen waarop zij problemen, vragen en/of twijfels ervaren. In bijna alle gevallen werd niet voldaan aan de voorwaarden van de chi-kwadraattoets en moest het verband met een Fishers’s Exact Test worden aangetoond. Aangezien deze toets alleen te gebruiken is voor 2x2 tabellen, werden de (derde) categorieën ‘wil ik niet zeggen’ en ‘niet van toepassing’ (voor de domeinen verslaving (partner), relatie, schulden en combineren opvoeding met werk/studie) een missing value. Een significant verband tussen de partners is gevonden voor de domeinen relatie (p = .002) onenigheid (p = 0.000) en schulden (p = 0.001). Voor de overige domeinen werd geen significant verband gevonden. Dat betekent dat partners vaker hetzelfde antwoord geven op de vraag of zij wel of geen probleem, vraag of twijfel hebben (ervaren) op deze domeinen. Dit geldt echter niet voor de andere domeinen.
Invloed achtergrondvariabelen Nagegaan is in hoeverre er een verband is tussen het aantal domeinen waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hebben, de belasting die zij op deze domeinen ervaren en het aantal onvervulde steunbehoeften enerzijds en sociaaldemografische achtergrondvariabelen anderzijds.
Geslacht Het verschil tussen de gemiddeldes van mannelijke en vrouwelijke respondenten op het gebied van het aantal domeinen waarop zij (belastende) problemen, vragen en/of twijfels hadden, het aantal domeinen met onvervulde steunbehoeften en de totale belasting zoals deze door de ouders werd ervaren werd getoetst met een t-toets voor gepaarde waarnemingen aangezien vrijwel alle mannelijke respondenten gepaard zijn aan een vrouwelijke respondent 61
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon en alle mannelijke respondenten een relatie hebben (in tegenstelling tot de vrouwelijke respondenten). Bij deze berekening werden derhalve alleen de mannelijke en vrouwelijke respondenten meegenomen die aan elkaar gekoppeld zijn, met andere woorden: partners die beiden aan het onderzoek hebben deelgenomen. Zoals blijkt uit tabel 19 zijn de verschillen tussen partners op slechts één uitkomst van de VOBO significant, namelijk dat van het aantal domeinen met problemen, vragen en/of twijfels. Jonge moeders ervaren dus gemiddeld op meer domeinen een probleem, vraag en/of twijfel dan hun partner.
Tabel 19 Uitkomsten voor gepaarde t-toets voor het verschil in gemiddeldes tussen partners (N = 38)
Aantal domeinen met problemen, vragen
Mannen
M
SD
2,6
2,21
en/of twijfels
Vrouwen
3,3
2,62
Aantal domeinen met belastende
Mannen
2,2
2,07
problemen, vragen en/of twijfels
Vrouwen
2,8
2,29
Aantal domeinen met onvervulde
Mannen
,74
1,70
steunbehoeften
Vrouwen
,82
1,23
Ervaren belasting op alle gebieden
Mannen
8,9
9,44
Vrouwen 11,5
9,72
df
t
p
37
-2,01*
0,05
37
-1,68
0,10
37
-,22
0,83
37
-1,93
0,06
Notitie: * p = 0.05
62
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Leeftijd Zoals te zien is in tabel 20 in bijlage 5 werden geen significante samenhang gevonden tussen de belangrijkste uitkomsten van de VOBO en leeftijd ten tijde van het invullen van de vragenlijst of leeftijd ten tijde van de geboorte van het eerste kind. Leeftijd blijkt niet samen te hangen met het aantal domeinen waarop jonge ouders (belastende) problemen, vragen en/of twijfels hebben of de belasting of onvervulde steunbehoefte die zij ervaren. Een significante samenhang werd wel gevonden tussen het aantal gebieden waarop ouders onvervulde steunbehoeften hadden en de leeftijd waarop zij hun eerste kind kregen. Er is sprake van een negatief verband, dus ouders die ten tijde van de geboorte van hun (eerste) kind jonger waren, ervaren meer onvervulde steunbehoeften dan ouders die ouder waren. Daarnaast is ook op andere manieren gekeken naar de invloed van leeftijd op belangrijke uitkomsten van de VOBO. Zo werden de respondenten op basis van hun leeftijd in twee groepen verdeeld, namelijk een groep die jonger dan 20 jaar was toen zij de vragenlijst invulden (N = 73) en een groep die ouder dan 20 jaar was toen zij de vragenlijst invulden (N = 252). Tevens is gekeken naar de leeftijd waarop ouders hun eerste kind kregen en is op basis hiervan een soortgelijke verdeling gemaakt waarin 20 jaar als grens werd gebruikt (< 20 jaar: N = 151, > 20 jaar: N = 174). In tabel 21 en 22 staan de gemiddeldes en standaarddeviaties van deze groepen evenals de uitkomsten van de uitgevoerde t-toetsen. Hieruit blijkt dat de gemiddeldes van de genoemde groepen niet significant van elkaar verschillen. Ouders die jonger dan 20 jaar zijn, hebben niet op meer domeinen problemen, vragen en/of twijfels of onvervulde steunbehoeften en zij ervaren ook niet meer belasting over deze problemen, vragen en/of twijfels dan ouders die ouder dan 20 jaar zijn. Dat geldt ook voor ouders die voor of na hun 20e jaar hun kind hebben gekregen.
63
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 21 Verschil in gemiddeldes op belangrijke VOBO-uitkomsten voor respondenten die jonger dan 20 jaar en ouder dan 20 jaar waren ten tijde van het invullen van de vragenlijst (N = 325) N
M
SD
Aantal domeinen met problemen,
< 20 jaar
73
3,2
2,15
vragen en/of twijfels
> 20 jaar
252
3,2
2,39
Aantal domeinen met belastende
< 20 jaar
73
2,8
2,07
problemen, vragen en/of twijfels
> 20 jaar
252
2,8
2,29
Aantal domeinen met onvervulde
< 20 jaar
73
1,1
1,50
steunbehoeften
> 20 jaar
252
0,9
1,47
Ervaren belasting op alle gebieden
< 20 jaar
73
10,8 8,12
> 20 jaar
252
11,4 9,42
df
t
p
323
-,21
,84
323
-,06
,96
323
,87
,39
323
-,48
,60
Tabel 22 Verschil in gemiddeldes op belangrijke VOBO-uitkomsten voor respondenten die voor hun 20e en na hun 20e jaar hun (eerste) kind hebben gekregen (N = 325) N
M
SD
Aantal domeinen met problemen,
< 20 jaar
151
3,2
2,2
vragen en/of twijfels
> 20 jaar
174
3,2
2,4
Aantal domeinen met belastende
< 20 jaar
151
2,8
2,19
problemen, vragen en/of twijfels
> 20 jaar
174
2,8
2,28
Aantal domeinen met onvervulde
< 20 jaar
151
1,1
1,50
steunbehoeften
> 20 jaar
174
0,8
1,44
Ervaren belasting op alle gebieden
< 20 jaar
151
11,2 8,79
> 20 jaar
174
11,3 9,45
df
t
p
323
,08
,94
323
,02
,99
323
1,79
,77
323
-,02
,98
64
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Wel/geen partner Zoals ook te zien is in tabel 23 werden significante verschillen gevonden tussen de gemiddeldes van respondenten met en respondenten zonder partner als het gaat om het aantal domeinen waarop zij (belastende) problemen, vragen en/of twijfels hadden, het aantal domeinen met onvervulde steunbehoeften en de totale belasting zoals deze door de ouders werd ervaren. Ouders met een partner hadden op minder domeinen een (belastend) probleem, vraag, twijfel of onvervulde steunbehoefte en zij ervaren de problemen, vragen en/of twijfels als minder belastend.
Tabel 23 Verschil in gemiddeldes tussen respondenten met partner en zonder partner (N = 325) N
M
SD
Aantal domeinen met problemen,
Met
294
3,1
2,32
vragen en/of twijfels
Zonder
31
4,2
2,28
Aantal domeinen met belastende
Met
294
2,7
2,24
problemen, vragen en/of twijfels
Zonder
31
3,6
2,05
Aantal domeinen met onvervulde
Met
294
0,9
1,4
steunbehoeften
Zonder
31
1,5
1,8
Ervaren belasting op alle gebieden
Met
294
10,9 9,17
Zonder
31
14,5 8,20
df
t
p
323
-2,36*
0,02
323
-2,06*
0,04
323
-2,11*
0,04
323
-2,06*
0,04
Notitie: * p < 0.05
65
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Gezinskenmerken
Voor de samenhang van een aantal gezinskenmerken met de belangrijkste VOBO-uitkomsten (het aantal domeinen met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels, het aantal domeinen met onvervulde steunbehoeften en de totale belasting op alle gebieden zoals deze door de ouder werd ervaren) zijn correlatietoetsen uitgevoerd. Allereerst is gekeken naar de samenhang met het aantal kinderen. Er werden geen significante verbanden gevonden tussen de genoemde VOBO-uitkomsten en aantal kinderen. Datzelfde geldt voor het verband tussen de genoemde VOBO-uitkomsten en de leeftijd van het oudste kind. Aantal kinderen en leeftijd van het (oudste) kind hangen dus niet (significant) samen met het aantal domeinen waarop ouders (belastende) problemen, vragen en/of twijfels hebben, het aantal domeinen met onvervulde steunbehoeften en de totale belasting op alle gebieden zoals deze door de ouder werd ervaren. Tevens is gekeken naar de invloed van de leeftijdsfase (groep) van het (oudste) kind. De leeftijdsgroepen die worden onderscheiden, zijn: een baby (0-1 jaar), een dreumes (1-2 jaar), een peuter (2-3 jaar) en een kleuter (4-6 jaar). De verschillen tussen de ouders met kinderen in deze leeftijdsfasen en hun gemiddeldes op de eerder genoemde VOBO-uitkomsten werden getoetst met een ANOVA variantie-analyse. Uit de analyses bleken geen significante verschillen tussen de verschillende leeftijdsfases als het gaat om het gemiddelde aantal domeinen waarop ouders (belastende) problemen, vragen en/of twijfels hebben, de belasting die zij ervaren op deze gebieden en het gemiddeld aantal gebieden met onvervulde steunbehoeften. Hierbij worden echter ook domeinen gerekend die in principe los staan van de leeftijdsfase van het kind, zoals verslaving van de ouder en problemen, vragen en/of twijfels over inkomen en huisvesting.
66
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon In tabel 24 worden (daarom) de uitkomsten van de VOBO op de (kindgebonden) domeinen opvoeding, gedrag en ontwikkeling nader bekeken. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen de leeftijdsfases van de (oudste) kinderen.
Tabel 24 - Vragen, twijfels en problemen van ouders en de leeftijd van hun oudste kind (N = 325) Opvoeding
N
Gedrag
Ontwikkeling
%
% ouders
%
% ouders
%
% ouders
ouders
met
ouders
met
ouders
met
met
belastende
met
belastende
met
belastende
vragen
vragen
vragen
vragen
vragen
vragen
Ouders van een baby 0-1 jaar
138
16%
1%
17%
4%
14%
3%
Ouders van een dreumes 1-2 jaar
70
29%
7%
36%
6%
19%
3%
Ouders van een peuter 2-3 jaar
92
44%
11%
43%
18%
9%
1%
Ouders van een kleuter 4-6 jaar
25
48%
12%
52%
20%
12%
8%
Gekeken is of de aanwezigheid van wel of geen probleem, vraag of twijfel op elk van de bovenstaande domeinen, de ervaren belasting en onvervulde steunbehoefte significant verschilt als rekening gehouden wordt met de verschillende leeftijdsstadia van het (oudste) kind van de respondenten. Toetsing is gedaan middels ANOVA en ANCOVA variantieanalyses. Uit de toetsing bleken significante verschillen voor ouders met kinderen in de verschillende leeftijdsstadia als het gaat om: het hebben van wel/geen problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van opvoeding en gedrag, de onvervulde steunbehoefte op het gebied van gedrag en de belasting die ouders ervaren bij het probleem, de vraag en/of twijfel op het gebied van de ontwikkeling van hun kind (zie tabellen 25 t/m 37 in bijlage 5). 67
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Aangezien het hier gaat om leeftijdsfase van het oudste (of in sommige gevallen ook het enige) kind en de aanwezigheid van andere kinderen niet meegenomen wordt, is gecontroleerd voor de variabele ‘aantal kinderen’ (ANCOVA). Het is denkbaar dat ouders van wie het eerste kind een kleuter is, vaker nog een kind hebben (in de leeftijdsfase van baby, dreumes of peuter) dan voor een ouder van wie het (oudste of enige) kind een baby is. Nadat gecontroleerd was voor deze variabele bleven alle verschillen significant, behalve dat van de belasting op het gebied van ontwikkeling van het kind. Het aantal kinderen speelde dus mee in het eerder gevonden significante verschil tussen leeftijdsfase van het (oudste) kind en de belasting op het gebied van de ontwikkeling van het kind zoals de ouder dat ervaart. Hoe meer kinderen een ouder had, hoe vaker een ouder aangaf dat hij of zij het probleem of de vraag of twijfel op het gebied van de ontwikkeling van het kind belastend vond. De eerder genoemde significante verschillen die ook na controle voor aantal kinderen overeind zijn gebleven, zijn getest op significante verschillen tussen de soorten leeftijdsstadia. De aan- of afwezigheid van problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van opvoeding bleek significant te verschillen tussen ouders van baby’s en ouders van peuters (p < 0.05) en tussen ouders van baby’s en ouders van kleuters (p < 0.05). Ouders van baby’s hadden minder vaak problemen, vragen en/of twijfels op dit gebied dan ouders van een peuter of kleuter. De aan- of afwezigheid van problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van gedrag bleek significant te verschillen tussen ouders van baby’s en ouders van kinderen in alle overige leeftijdsstadia (dreumes p < 0.05, peuter p < 0.01 en kleuter p < 0.01). Ouders van baby’s hadden minder vaak problemen, vragen en/of twijfels op dit gebied dan ouders van een dreumes, peuter of kleuter. De aan- of afwezigheid van onvervulde steunbehoeften op het gebied van gedrag bleek significant te verschillen tussen ouders van baby’s en ouders van peuters (p < 0.01) en tussen ouders van baby’s en ouders van kleuters (p < 0.05). Ouders van 68
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon baby’s hadden minder vaak een onvervulde steunbehoefte op dit gebied dan ouders van een peuter of kleuter. De statistische gegevens zijn te vinden in de tabellen 25 t/m 37 in bijlage 5.
Sociaaleconomische kenmerken
Tevens is gekeken naar de invloed van opleidingsniveau en dagbesteding op belangrijke uitkomsten van de VOBO. In tabel 38 staan gemiddeldes en standaardafwijkingen vermeld voor het aantal domeinen met vragen/twijfels en/of problemen, de ervaren belasting over alle domeinen en het aantal domeinen met onvervulde steunbehoefte naar opleidingsniveau.
Tabel 38 Gemiddelde belasting over alle domeinen, gemiddeld aantal domeinen met vragen/twijfels en/of problemen en gemiddeld aantal domeinen met onvervulde steunbehoefte naar opleidingsniveau (N = 321) Gemiddelde
Gemiddeld aantal
Gemiddeld aantal
belasting over alle
domeinen met
domeinen met
domeinen
vragen/twijfels en/of
onvervulde
problemen
steunbehoefte
N
M
SD
M
SD
M
SD
Laag opgeleid
155
12,2
9,59
3,5
2,41
1,1
1,59
Middelbaar opgeleid
155
10,5
8,86
3,0
2,29
0,7
1,35
Hoog opgeleid
11
9,0
5,73
2,7
1,85
0,9
1,30
Het verband tussen het gemiddeld aantal (belastende) domeinen met vragen, twijfels en/of problemen en opleidingsniveau is getoetst met de Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt. Het 69
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon verschil bleek niet significant wanneer alleen werd gekeken naar belastende problemen, vragen en/of twijfels, maar wel significant wanneer werd gekeken naar alle domeinen waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hadden (onafhankelijk van de mate waarin deze problemen, vragen en/of twijfels als belastend werden ervaren). Het verschil was significant bij een overschrijdingskans van 0,05 (r(321) = -.115, p < 0,05). Jonge ouders die hoger opgeleid zijn, ervaren dus op significant minder domeinen een probleem, vraag of twijfel. Het verband tussen het gemiddeld aantal domeinen met onvervulde steunbehoefte en opleidingsniveau werd eveneens getoetst met de Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt en bleek ook significant bij een overschrijdingskans van 0,05 (r(321) = -.121, p < 0,05). Dit is echter een zwak significant verband. Het verband houdt in dat jonge ouders op meer domeinen onvervulde steunbehoeften hebben naarmate zij lager opgeleid zijn. Een significant verband werd niet gevonden voor de gemiddelde belasting over alle domeinen en opleidingsniveau (r(321) = -.099, p > 0,05). Dat betekent dat lager opgeleiden hun problemen, vragen en/of twijfels niet als meer of minder belastend ervaren dan hoger opgeleiden. In tabel 39 staat de gemiddelde belasting die ouders over alle domeinen ervaren, het gemiddeld aantal domeinen met vragen/twijfels en/of problemen en het gemiddeld aantal domeinen met onvervulde steunbehoefte evenals de bijbehorende standaarddeviaties naar dagbesteding (werk, studie of geen van beide).
70
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 39 Gemiddelde belasting over alle domeinen, gemiddeld aantal domeinen met vragen/twijfels en/of problemen en gemiddeld aantal domeinen met onvervulde steunbehoefte naar dagbesteding (N = 325) Gemiddelde belasting
Gemiddeld aantal
Gemiddeld aantal
over alle domeinen
domeinen met
domeinen met
vragen/twijfels en/of
onvervulde
problemen
steunbehoefte
N
M
SD
M
SD
M
SD
Werk
143
10,0
7,89
3,0
2,07
0,7
1,16
Studie
83
12,7
9,70
3,6
2,58
1,2
1,64
Geen werk of studie
99
11,8
10,06
3,3
2,46
1,0
1,68
Om te kijken of de gemiddeldes van respondenten die werken, studeren of geen van beide significant van elkaar verschillen voor wat betreft het aantal domeinen met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels, het aantal domeinen met onvervulde steunbehoeften en de totale belasting op alle gebieden zoals deze door de ouder werd ervaren zijn ANOVA variantie-analyses uitgevoerd. Uit deze analyses blijkt dat de gemiddeldes voor deze groepen niet significant van elkaar verschillen. Als de resultaten die zijn verkregen uit de Vragenlijst Onvervulde Behoeften aan Opvoedingsondersteuning worden gelinkt aan de verschillende leefgebieden van het eerder genoemde levenswiel, dan valt op dat een groot deel van de vragen, twijfels en/of problemen onder te brengen zijn in drie leefgebieden, namelijk: wonen, werk inkomen, gezondheid & beperking en gezin & familie. De leefgebieden netwerk, vrije tijd en plezier zullen worden behandeld in de nu volgende paragrafen (paragraaf 3.3 en 3.4).
71
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3 – Sociale steun
In deze paragraaf zullen de verschillende typen sociale steun worden besproken. Voor elke soort steun zal bekeken worden welke personen het meest genoemd worden als steunpersoon, hoe vaak deze personen hen daadwerkelijk steun hebben verleend en hoe deze steun door de ouder werd ervaren. Uit het oogpunt van lengte en overzichtelijkheid kunnen niet alle genoemde steunpersonen worden genoemd, maar worden alleen de steunpersonen genoemd die het meest worden genoemd. Allereerst zullen kort de resultaten worden besproken voor elk type sociale steun. De resultaten worden weergegeven in tabellen die te vinden zijn in bijlage 5. Tabel 40 bevat informatie over de top 10 van genoemde steunpersonen voor alle soorten steun met percentages. Tabel 41 geeft de top-5 weer van genoemde steunpersonen uitgesplitst naar geslacht. De tabellen 42 en 43 bevatten gegevens over de gemiddelde hoeveelheid ervaren geboden steun en de gemiddelde tevredenheid over de steun.
§ 3.3.1 - Emotionele steun
Aan de respondenten is gevraagd aan wie zij als eerst dachten als zij wilden praten over iets persoonlijks of als zij zich niet lekker/down voelden. De respondenten mochten eerst één persoon en daarna nog één persoon noemen aan wie zij dachten bij deze vorm van sociale steun. De respondenten kregen vervolgens de mogelijkheid om de rest van de personen op te noemen wie zij daarnaast zouden benaderen voor deze vorm van steun. Van de eerste en tweede persoon die werd genoemd werd vervolgens gevraagd hoe vaak er daadwerkelijk steun is verleend. De resultaten voor emotionele steun zijn samen met de resultaten van andere typen sociale steun te vinden in de tabellen 40 t/m 44 in bijlage 5.
72
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Als het gaat om emotionele steun dan noemden respondenten het vaakst hun partner, moeder, vriend(in), zus en/of vader. Alhoewel voor zowel mannen als vrouwen de moeder op de tweede plek staat, lijkt het erop dat mannen voor emotionele steun meer denken aan mannelijke steunpersonen, zoals hun vader en broer en vrouwen vaker vrouwelijke steunpersonen noemen zoals hun (schoon)moeder en zus. Emotionele steun van andere ouders en via internet lijken typisch te zijn voor vrouwen. Slechts één man gaf aan steun te hebben gekregen van één van deze personen, terwijl 33 vrouwen aangaven steun te hebben gehad van (iemand via) het internet en 33 vrouwen van andere ouders. Wanneer de gegevens worden geplaatst naast de achtergrondvariabele situatie, valt op dat van de 41 mannen met een partner 40 mannen (98%) voor deze vorm van steun naar hun partner zouden gaan (onafhankelijk van of ze dit daadwerkelijk gedaan hebben). Voor vrouwen was dit 249 van de 256 vrouwen met een partner (97%). Bijna driekwart van de respondenten (71%) zal naar zijn of haar moeder gaan voor emotionele hulp terwijl nog geen één vijfde van de respondenten (19%) naar zijn of haar vader zou gaan. Deze percentages veranderen nauwelijks als rekening wordt gehouden met vaders en moeders die zijn overleden. Van de 187 respondenten die eerder in de vragenlijst aangaven een zus te hebben, gaven 79 respondenten (42%) aan voor emotionele steun bij een zus aan te kloppen. Voor respondenten die eerder aangaven een broer te hebben, ging het om 27 van de 177 respondenten (15%). Een aanzienlijk deel van de respondenten geeft dus aan voor emotionele steun niet naar zijn of haar vader, broer of zus te gaan. Daarnaast klopt 42% van de respondenten voor deze steun niet aan bij een vriend of vriendin. Daarentegen kloppen, zoals bleek uit eerder genoemde cijfers, bijna alle respondenten met een partner voor emotionele steun aan bij zijn of haar partner.
73
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Naast de personen die voorkomen in de top-10 (zie tabel 40 in bijlage 5) werden genoemd: oma (N = 12), tante (N = 10), schoonvader (N = 10), kennis (N = 8), buurman of –vrouw (N = 7), opa (N = 6), ex-vriend(in) (N = 3), een docent (N = 3), iemand van de kerk, moskee of andere kerkelijke instantie (N = 3), stiefvader (N = 2), schoonzus (N = 2), zwager (N = 2), een (pedagogisch) medewerker van de kinderopvang (N = 2), nicht (N = 1), oom (N = 1), een mentor (N = 1), adoptiemoeder (N = 1) en een 2e moeder (N = 1). Tot slot waren er 4 personen die aangaven dat zij met niemand over persoonlijke dingen praten. Dit betrof in alle vier de gevallen mannen. Een aantal respondenten noemden mensen uit de formele hulpverlening. Dit waren: de huisarts (N = 22), een maatschappelijk werker (N = 15), de psycholoog (N = 14), een consultatiebureauarts (N = 5), een pedagoog (N = 1) en overige professionele hulpverlening (N = 4). In bijna alle gevallen (96%) betrof dit vrouwen. Een groot deel van de respondenten (89%) was tevreden over de kansen die zij de afgelopen maand hadden gehad om met iemand te praten over iets persoonlijks. Drie mannelijke respondenten (7%) en 29 vrouwelijke respondenten (10%) gaven aan dat zij meer behoefte hadden aan iemand om mee te praten. Één mannelijke respondent (2,4%) en twee vrouwelijke respondenten (0,7%) gaven aan dat zij graag minder kansen gehad hadden willen hebben om te praten met iemand over iets persoonlijks. Deze resultaten staan samen met de resultaten van andere typen steun in tabel 44 in bijlage 5. Tot werden respondenten in een open vraag gevraagd wat zij verwachten van mensen met wie zij over persoonlijke dingen praten. In tabel 45 in bijlage 5 staan de genoemde categorieën met percentages uitgesplitst naar geslacht. Ter illustratie zullen in de nu volgende beschrijving ook een aantal citaten worden gebruikt. Een meerderheid van de respondenten (52%) vindt het belangrijk dat mensen luisteren. Vooral vrouwen vinden dit belangrijk (59% van de vrouwen tegenover 5% van de mannen). 74
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Van alle categorieën wordt de categorie advies, tips, feedback, raad en oplossingen het meest genoemd door mannen (24% van de mannen, 29% van de vrouwen). Veel respondenten die aangeven dat zij tips of een oplossing zouden willen zeggen daar voorzichtig bij ‘eventueel’, ‘misschien’ of ‘als ik daar behoefte aan heb’. Bij emotionele steun is in eerste instantie voor veel respondenten het luisteraspect belangrijker dan het oplossen van problemen en/of het geven van tips en adviezen.
‘Ik verwacht dat ze naar me luisteren. Er hoeft niet altijd meteen een oplossing gezocht te worden. Het is soms al fijn om je ei kwijt te kunnen.’ ~ ‘Dat ze luisteren en alleen advies geven als ik aangeef daar behoefte aan te hebben.’ ~ ‘Dat ze het niet door vertellen als het echt gewoon geheim is en niet voor andermans oren is.’
Discretie, vertrouwelijkheid en geheimhouding wordt daarnaast vaak genoemd, maar meer door vrouwen (20%) dan door mannen (5%). Naast een luisterend oor en discretie verwachten vrouwen steun (19%), begrip (14%) en een mening of andere visie van degene met wie zij over persoonlijke dingen praten (6%). Mannen noemden ook begrip (10%), maar steun wordt door mannen minder vaak genoemd (2%), net als het geven van een mening of andere visie (eveneens 2%). Naast advies en begrip noemden mannen ook dat ze serieus genomen willen worden (5%). Drie mannelijke respondenten (7%) gaven aan ‘niets’ of ‘eigenlijk niet zo veel’ te verwachten van de mensen met wie zij over persoonlijke dingen praten. Één respondent voegde daaraan toe ‘dat doe je gewoon zonder er iets terug voor te verwachten.’
75
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon De antwoorden van 6 mannen en 14 vrouwen vallen onder de categorie ‘overig’. Voor mannen ging het hier om: ‘stimuleren om verder te gaan’, ‘dat ze het met me eens zijn’, ‘delen van ervaringen’, ‘mij bijstaan‘, ‘ik hou er niet van om met mensen over mijn problemen te praten’ en tot slot was er één man die aangaf ‘veel’ te verwachten zonder dit te verduidelijken. Vrouwen noemden: ‘aandacht’, ‘back-up’, ‘vertrouwen in mij’ (2x), ‘vriendelijkheid’, ‘dat ze openstaan voor mij’, ‘dat ze er voor mij zijn’, ‘relativeren (van mijn gedachten)’, ‘helpen dingen in het juiste licht te zien’, ‘interactie’, ‘herkenning’, ‘erkenning’, ‘een objectieve/neutrale blik’ en dat anderen haar ‘laten uitpraten’. Als het gaat om emotionele steun noemden respondenten ook dingen die mensen in hun omgeving beter niet kunnen doen, zoals het probleem wegwuiven, verwijten maken, veroordelen en (te)veel kritiek hebben. Andere respondenten geven aan het niet te waarderen als mensen met hun eigen verhaal komen of hun situatie gaan vergelijken met die van een ander of zichzelf. Onbruikbaar en ongevraagd advies iets waar sommige respondenten een hekel aan hebben. Een aantal respondenten geeft aan dat anderen hun problemen niet kunnen oplossen (en dat ook niet moeten proberen).
‘Dat ze vooral luisteren, niet te veel zeggen hoe ik het moet oplossen. Dan geeft iedereen weer een ander advies.’ ~ ‘Dat ze de tijd nemen om naar mij te luisteren, niet meteen naar een oplossing willen zoeken voor mij en vooral; dat ze mijn situatie niet gaan vergelijken met dat van een ander of zichzelf.’
76
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.2 - Instrumentele/praktische steun
Bij de vragen over instrumentele/praktische steun werden de respondenten allereerst gevraagd een persoon te noemen aan wie zij als eerst dachten als zij iemand moesten noemen die hen zou helpen als zij dingen nodig zouden hebben of zouden helpen/inspringen bij dingen die zij moeten doen. Zowel vrouwelijke als mannelijke respondenten noemden het vaakst hun partner, moeder, vader en vriend(en). Mannen noemden daarnaast hun schoonvader terwijl vrouwen daarnaast vooral hun schoonmoeder noemden. Naast de top-10 van genoemde steunpersonen die te zien is in de tabel 40 in bijlage 5 noemden een aantal respondenten ook mensen uit de formele hulpverlening, zoals de consultatiebureauarts (N = 5), huisarts (N = 7), een maatschappelijk werker (N = 3) en een psycholoog (N = 3). In de tabellen 42 en 43 in bijlage 5 staat de gemiddelde hoeveelheid ervaren steun en de gemiddelde tevredenheid over de geboden steun. De (on)tevredenheid over de frequentie van de geboden hulp is terug te vinden in tabel 44 in bijlage 5. Uit deze tabel is af te lezen dat een groot deel van de respondenten (91%) was tevreden over de hoeveelheid praktische hulp die zij de afgelopen maand hadden gehad. Vier mannen (10%) en 18 vrouwen (6%) gaven aan dat zij de afgelopen maand behoefte hebben gehad aan meer praktische steun. Zes respondenten (2%) gaven aan dat zij graag minder praktische hulp gehad hadden willen hebben. Dit waren allen vrouwen. Het onderstaande citaat uit een open vraag die hierna behandeld wordt sluit hier goed bij aan.
‘Soms is het me teveel, probeert iedereen zo z’n best te doen, maar heb ik het idee dat ze alles van me afpakken, dat maakt het af en toe erg lastig, al die aardige hulpbiedende ‘handen'’.
77
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Respondenten werden in een open vraag gevraagd aan welke praktische hulp zij het meest behoefte hebben. In tabel 46 in bijlage 5 staan de genoemde categorieën met percentages uitgesplitst naar geslacht. Ter illustratie zullen hier ook een aantal citaten worden gebruikt. Van alle soorten praktische steun wordt vervoer het vaakst genoemd, gevolgd door financiële steun. Onder financiële steun valt bijvoorbeeld geld dat respondenten lenen of krijgen voor het betalen van de huur van hun huis, vervoer en luiers.
‘Ik heb behoefte aan vervoer. Mijn partner heeft in februari de auto verkocht, omdat we deze op dat moment niet konden betalen.’ ~ ‘Ik heb geen rijbewijs dus vervoer heb ik vaak nodig met mijn tweeling. Even naar het consultatiebureau of fysiotherapie noem maar op. Een bus of tram lukt niet helaas. Dus staat vaak mijn vader, moeder of schoonvader klaar.’
Een deel van de ouders gaf aan ook aan nergens behoefte aan te hebben en het zelf prima te redden.
‘Ik heb nergens behoefte aan eigenlijk. Mijn man en ik werken allebei, wonen in een mooi huisje, we komen niets te kort.’ ~ ‘Wij redden ons prima.. Voldoende inkomen, twee auto's, dus ook voldoende vervoer.. We kunnen prima nieuwe kleding kopen voor ons zelf en de kleine meid.. Boodschappen is geen probleem, dus eigenlijk weinig behoefte aan praktische hulp.’ ~
78
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ‘Er zijn genoeg mensen die zouden helpen, maar het is niet nodig. We hebben voldoende geld om van rond te komen en ook hebben we een auto.’
Daarnaast werden genoemd: een oppas/opvang voor het kind/de kinderen, hulp in de huishouding (o.a. schoonmaken, wassen), koken, boodschappen doen en de verzorging van het kind/de kinderen (zoals het geven van een fles). Sommige respondenten gaven aan hier (extra) behoefte aan te hebben vanwege hun zwangerschap of de zwangerschap van hun partner.
‘Eigenlijk heb ik vooral hulp nodig bij de opvang van de kinderen als het met mij lichamelijk/psychisch even niet wil. Verder doen mijn ouders een enkele keer een boodschapje ofzo voor ons, wat erg fijn is. Maar er is natuurlijk niets verplicht, het zijn immers onze kinderen.’ ~ ‘Even een boodschap doen. Met twee kinderen is het zo’n gedoe om ze in de jassen te hijsen en ik heb geen auto bij de deur, dus vandaar.’ ~ ‘Eten koken i.v.m. bevalling en zwangerschap van mijn vrouw want ik kan niet koken helaas.’ ~ ‘Dat af en toe iemand helpt met mijn tweeling, vooral mijn vriend, dat we samen 's avonds of ’s nachts allebei een fles geven’. ~ ‘Hulp bij boodschappen en het in bad doen van onze zoon. Ik ben 32 weken zwanger en ben niet meer zo heel mobiel.’
79
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Vier respondenten hadden behoefte aan hulp en advies in het omgaan met geld(zaken) en twee respondenten hadden behoefte aan advies over toekomstmogelijkheden voor werk en/of opleiding.
‘Niet zo zeer geld maar meer helpen met omgaan met geld zodat wij de maand ruim door kunnen komen.’ ~ Ik werk nu maar heb geen diploma , ben gezakt in 6 vwo en twijfel soms om terug naar school te gaan, maar ben bang om de zekerheid van me werk en inkomen te missen en zou graag advies hulp daarin willen want het is heel veel.’
Twee (vrouwelijke) respondenten gaven aan behoefte te hebben aan onderdak.
‘Onderdak en eten voor mijzelf. Ik wil namelijk nog niet uit huis en mijn moeder heeft mij onderdak aangeboden, voor mij en de kleine voor onbepaalde tijd.’
Over het algemeen genomen lijken mannen meer praktische steun te willen op het gebied van klusjes in en om het huis en vrouwen meer op het gebied van het huishouden en de verzorging van de kinderen. Ondanks het feit dat mannen en vrouwen wel grotendeels dezelfde steunbehoeften noemden, noemden vrouwen ook steunbehoeften die mannen niet noemden. Vrouwelijke respondenten noemden naast de categorieën die in tabel 46 staan ook nog: overleggen over opvoeding, eten voor zichzelf, speelgoed, hulp met verhuizen, hond uitlaten, helpen bij het regelen/verwerken van de miskraam, uitlenen van spullen, hulp met dingen uitzoeken, afleiding/uitstapjes, behulpzaamheid en ‘dat ik niet alleen ben bij afspraken op het consultatiebureau’. 80
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.3 - Informatie en advies
De meeste respondenten gaven aan dat zij voor informatie of advies naar hun partner, moeder, vriend(in) of vader zouden gaan. De volledige top-10 van genoemde steunpersonen, inclusief de bijbehorende percentages, is te zien in tabel 40 in bijlage 5. Naast deze top-10 noemden een aantal respondenten ook andere personen zoals hun broer(s) (7%, N = 22), oma (6%, N = 20), (iemand via) het internet (4%, N = 13), tante(‘s) (4%, N = 12), collega(‘s) (4%, N = 12), hun opa (3%, N = 11) en kennis(sen) (3%, N = 10). Elf respondenten gaven aan dat zij niemand zouden vragen om informatie of advies. Tot slot konden een aantal respondenten (<1%, N = 3) niet aangeven naar wie zij zouden gaan voor informatie en advies aangezien dat afhankelijk was van het soort informatie of advies dat zij wensten. In de tabellen 42 en 43 staat de gemiddelde hoeveelheid ervaren steun en de gemiddelde tevredenheid over de geboden steun. Een overgroot deel van de respondenten (94%) was tevreden over de hoeveelheid informatie en advies dat zij de afgelopen maand hadden gehad. Een aantal respondenten gaf aan dat zij de afgelopen maand behoefte hebben gehad aan meer informatie en advies (5% van de vrouwen en 2% van de mannen). In totaal gaven vier respondenten (drie vrouwen en één man) aan dat zij liever minder informatie en advies gehad hadden willen hebben. Deze resultaten staan samen met de resultaten van andere typen steun in tabel 44 in bijlage 5.
81
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.4 – (Positieve) feedback
Respondenten konden aangeven van welke mensen zij positieve feedback zouden krijgen, bijvoorbeeld op hun ideeën of de dingen die zij doen. In de top-10 van genoemde steunpersonen in tabel 40 in bijlage 5 is te zien dat respondenten het vaakst hun partner, moeder, vriend(en), vader en zus(sen) noemden. Naast de top-10 werden nog een aantal andere personen genoemd, zowel uit het informele netwerk (zoals hun opa, oma, oom of tante) als het formele netwerk (zoals de consultatiebureauarts, huisarts en een maatschappelijk medewerker). Tien respondenten (3%) gaven aan dat niemand hen (positieve) feedback zou geven. Een ruime meerderheid van de respondenten (82%) gaf aan tevreden te zijn over de hoeveelheid feedback die zij de afgelopen maand hadden gehad. Ongeveer 1 op de 6 respondenten gaf aan dat zij de afgelopen maand behoefte hebben gehad aan meer feedback. In de resultaten die samen met de resultaten van andere typen steun in tabel 44 in bijlage 5 staan is te zien dat zowel mannen als vrouwen op dit punt procentueel vaker meer kansen hadden gewild dan op andere typen sociale steun als emotionele en praktische steun en informatie en advies.
‘Het doet ons goed als mensen om ons heen zeggen dat we alles goed voor elkaar hebben. En dat we het toch maar even geflikt hebben!’ ~ ‘Ik vind het heel erg belangrijk. Vaak hoor je alleen wat je fout doet en ik heb het juist nodig om te horen wat ik goed doe. Dat geeft mij een goed gevoel en ik word er zelfverzekerd door.’ ~ 82
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ‘Vrij belangrijk, ik ben net een weekje moeder dus alles is nog heel erg nieuw en eng. Dan is het altijd fijn om te horen dat je dingen goed doet.’
Geen enkele mannelijke respondent gaf aan dat hij de afgelopen maand minder feedback gehad had willen hebben tegenover zes vrouwelijke respondenten (2%). Deze bevinding komt ook terug in de beantwoording van de open vraag over dit type sociale steun.
‘Soms is het wel vermoeiend om steeds maar te moeten horen dat ze het zo knap vinden dat ik en huishouden/school/werk en een kind weet te combineren.’ ~ ‘Het loopt gewoon zo en ook ik loop tegen dingen aan. Ben niet opeens superwoman ofzo dus soms komt het wel mijn strot uit.’
§ 3.3.5 - Sociale participatie/ontspannen (vrije tijd en plezier)
De sociale participatie van respondenten en de beleving van ontspannende activiteiten in hun vrije tijd is ook onderzocht met een aantal vragen. Voor de top-10 van genoemde steunpersonen en gegevens over hoeveelheid en tevredenheid van de steun wordt verwezen naar de tabellen 42 en 43 in bijlage 5. Uit deze tabellen blijkt dat 80% van de respondenten hun partner noemt als zij aangeven met wie zij samenkomen om te ontspannen. Dat is 86% van het totaal aantal respondenten met een partner. Van alle typen steun is dit de enige type waar moeder niet op de eerste of tweede plaats staat. Ook schoonmoeders en -vaders staan lager in vergelijking met de andere typen sociale steun. Vrienden (en kennissen) worden daarentegen wel vaker genoemd als het gaat om sociale participatie. In tegenstelling tot
83
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon andere typen sociale steun staan in de top-10 van sociale participatie kennissen als bron van steun (ontspanning). Naast de personen die in de top-10 werden genoemd, noemden de respondenten oma(‘s) (N = 34), buren (N = 33), collega(‘s) (N = 31), tante(‘s) (N = 25), opa (N = 21), oom (N = 13), iemand van de kerk, moskee of kerkelijke instantie (N = 9), schoonzus(sen) (N = 5) en overige familieleden (o.a. ex-partner, nicht, zwager, N = 15). Vijf respondenten gaven aan dat zij met niemand samen komen om te ontspannen en plezier te hebben. In tabel 41 in bijlage 5 is de top-10 uitgesplitst naar geslacht. Net als emotionele steun lijken de personen die genoemd worden bij sociale participatie seksespecifieker dan bij de rest van de soorten steun. In de top-5 van mannen komt hun vader op nummer 3 terwijl de vader voor vrouwen op plaats 5 staat. Daarnaast komen zussen alleen voor in de top-5 van vrouwen terwijl broers alleen voorkomen in de top-5 van mannen. Een meerderheid van de respondenten (71%) was tevreden over de frequentie van het samenzijn met familie, vrienden en bekenden voor ontspanning en plezier. Als dit percentage wordt vergeleken met de percentages van andere typen steun (zie tabel 44 in bijlage 5) dan lijken respondenten iets minder tevreden zijn op dit punt. Bijna 1/3e van de respondenten gaf aan in de afgelopen maand liever vaker samengekomen te zijn voor plezier en ontspanning dan het geval was. In totaal gaven drie respondenten (< 1%, twee vrouwen en één man) aan dat zij liever minder vaak samenkomen dan het geval was in de afgelopen maand. Respondenten is tevens gevraagd naar het verschil in frequentie van ontspannende activiteiten voor en na het vaderschap (voor mannen) en voor en na de zwangerschap (voor vrouwen). Een meerderheid van de mannen (58%, N = 24) gaf aan dat zij minder ontspannende activiteiten doen sinds de geboorte van hun (eerste) kind. Drie mannen (7%) geven aan dat zij juist meer ontspannende activiteiten doen en 14 mannen (34%) geven aan dat de frequentie van ontspannende activiteiten (ongeveer) gelijk is gebleven. 84
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Eveneens een meerderheid van de vrouwen (61%, N = 171) gaf aan dat zij minder ontspannende activiteiten doen sinds hun (eerste) zwangerschap. Bijna 10% van de vrouwen (N = 28) geeft aan dat zij meer ontspannende activiteiten doen en voor ongeveer 30% van de vrouwen (N = 83) is de frequentie van ontspannende activiteiten (ongeveer) gelijk gebleven. Aan alle ouders die aangaven dat zij na hun (eerste) zwangerschap of na de geboorte van hun (eerste) kind minder vaak ontspannende activiteiten deden, is gevraagd of zij (de frequentie van) deze activiteiten missen. Een meerderheid (62%) van deze ouders gaf aan dat zij dit misten. Ruim 30% misten dit niet en bijna 7% van de respondenten kon of wilde niet aangeven of zij dit wel of niet misten. Precies de helft van de mannen (N = 12) en 63% van de vrouwen (N = 108) gaf aan dat zij het doen of de frequentie van de activiteiten misten. In het verlengde hiervan gaf 38% van de mannen (N = 9) aan dat zij deze activiteiten niet misten tegenover 31% van de vrouwen (N = 53).
§ 3.3.6 - Steun tijdens de zwangerschap
Vrouwen die eerder in de vragenlijst aangaven zwanger te zijn, kregen de vraag naar wie zij zouden gaan voor hulp en advies tijdens de zwangerschap. Bijvoorbeeld als ze met iemand zouden willen praten over de zwangerschap of als ze hulp nodig zouden hebben voor dingen die te maken hebben met de zwangerschap, zoals het vervoer naar de verloskundige en het kopen van spullen en kleding voor de baby. Van de 44 vrouwen die aan het begin van de vragenlijst aangaven zwanger te zijn, hebben 43 vrouwen de vragen over zwangerschap ingevuld. De meeste vrouwen (60%, N = 24) gaven aan voor hulp en advies naar hun partner te gaan (84%, N = 36). Daarna gaven vrouwen aan naar hun moeder (70%, N = 30), één of meerdere vriend(in)(en) (40%, N = 17), hun schoonmoeder (28%, N = 12) en naar de verloskundige (26%, N = 11) te gaan. Daarna 85
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon volgen ook mannelijke steunpersonen zoals de vader (23%, N = 10) en schoonvader (19%, N = 8). Voor de rest noemden de vrouwen andere ouders (19%, N = 8), hun zus(sen) (16%, N = 7), broer(s) (9%, N = 4), kennis(sen) (9%, N = 4), tante(‘s) (7%, N = 3), oma (7%, N = 3), opa (2%, N = 1), een buurman of –vrouw (2%, N = 1) of de formele hulpverlening zoals de verloskundige (26%, N = 11), (iemand via) een zwangerschapscursus (5%, N = 2), huisarts (5%, N = 2) en de consultatiebureauarts (2%, N = 1). Drie respondenten gaven aan dat ze niemand zouden vragen om hulp en advies. Een ruime meerderheid van de zwangere respondenten (86%) was tevreden over de hoeveelheid hulp tijdens de zwangerschap. Zes vrouwen (14%) gaven aan dat zij de afgelopen maand graag meer hulp gehad hadden willen hebben. Er waren geen vrouwen die aangaven dat zij minder hulp hadden gewild.
§ 3.3.7 - Hulp bij de opvang/oppassen
In de top-10 van steunpersonen die de respondenten zouden vragen te helpen bij de opvang van hun kinderen staat hun moeder bovenaan (80%, N = 257), daarna worden genoemd: de partner (56%, N = 181), schoonmoeder (54%, N = 169), vader (39%, N = 124) en (een) zus(sen) (36%, N = 114). Acht respondenten (3%) geven aan dat zij niemand zullen vragen om te helpen bij de opvang van hun kind(eren). Als het gaat om hulp bij de opvang worden schoonmoeders en andere ouders vaker genoemd in vergelijking met andere soorten sociale steun. In tegenstelling tot de top-10 van andere soorten steun komt in dit rijtje tante(’s) voor als bron van steun. Verder werden door de respondenten genoemd: oma (N = 35), kennis(sen) (N = 33), buren (N = 27), opa (N = 18), oom(s) (N = 18), collega(‘s) (N = 18), schoonzus(sen) (N = 8), iemand van de kerk, moskee of kerkelijke instantie (N = 7), ex-partner (N = 5) en overige familieleden (N = 15) – onder andere: nichtjes, zwager, schoonopa en –oma. 86
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Respondenten kregen ook hier de vraag of zij de afgelopen maand graag meer hulp gehad zouden willen hebben bij de opvang van hun kind(eren). Een overgroot deel van de respondenten (89%) was tevreden over de frequentie van de hulp die zij hebben gekregen wat betreft de opvang van hun kind(eren). Vijf mannen (12%) en 16 vrouwen (6%) gaven aan dat zij meer hulp (opvang) gehad hadden willen hebben. Daarnaast gaven enkele respondenten (twaalf vrouwen en twee mannen, 4%) aan minder vaak hulp gehad te willen hebben bij de opvang.
§ 3.3.8 - Hoeveelheid ervaren geboden steun per type steun
Respondenten konden van elk type steun aangeven hoe vaak zij deze steun daadwerkelijk hebben gekregen in de afgelopen maand. In tabel 42 in bijlage 5 staat de gemiddelde hoeveelheid ervaren geboden steun uitgesplitst naar geslacht en type steun. Als gekeken wordt naar de gemiddelde hoeveelheid ervaren geboden steun, valt op dat ontspanning hier gemiddeld de hoogste score heeft, namelijk 3,1. Dit betekent dat respondenten gemiddeld één keer per week iets leuks (een ontspannende activiteit) doen met één of meerdere personen die zij noemden. Respondenten geven aan minder vaak gebruik te hebben gemaakt van een oppas en praktische steun. De gemiddelde score van 2,3 op deze typen steun komt neer op ongeveer twee keer per maand. De verschillen tussen de soorten steun zijn echter niet groot aangezien de gemiddelde hoeveelheid ervaren steun voor alle soorten steun tussen de 2,1 (één of twee keer per maand) en 3,2 (ongeveer één keer per week) ligt.
87
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.9 Gemiddelde tevredenheid over de steun per type steun
Wanneer respondenten hadden aangegeven dat zij in de gegeven periode tenminste één keer steun hadden gekregen van een persoon die zij aangaven, dan kregen zij een vervolgvraag waarin zij konden aangeven in hoeverre zij tevreden waren over de geboden steun. In tabel 43 in bijlage 5 zijn de resultaten te zien, uitgesplitst naar geslacht en type steun. Respondenten scoren op alle typen steun tussen de 4,0 en 4,5. Dit betekent dat respondenten over het algemeen tevreden (tot zeer tevreden) zijn over de hulp die zij krijgen. Respondenten waren gemiddeld het meest tevreden over de steun voor wat betreft oppassen. Minder tevreden waren zij over de geboden emotionele steun en het advies en de feedback die zij kregen. Hier moet echter meteen bij worden gezet dat het hier gaat om een minimaal verschil en dat respondenten evengoed tevreden zijn over de steun voor deze drie soorten steun.
§ 3.3.10 - Steun – totaal over alle soorten steun
Wanneer alle soorten steun bij elkaar worden genomen en gekeken wordt welke personen tenminste één keer genoemd zijn, dan noemen respondenten het vaakst hun partner (95%, N = 306). Daarna volgen moeder (89%, N = 287), vriend(in)(en) (84%, N = 270), vader (71%, N = 228), schoonmoeder (62%, N = 199) en schoonvader (46%, N = 148). In bijlage 5 (tabel 47 en 48) staan deze cijfers, samen met de cijfers van de overige genoemde personen uitgesplitst naar geslacht weergegeven in een tabel. Deze cijfers zijn onafhankelijk van het feit of deze personen daadwerkelijk steun hebben verleend.
88
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Wat opvalt is dat alle mannen hun partner noemen als steunpersoon tegenover ‘maar’ 94% van de vrouwen. Dit is echter niet verwonderlijk aangezien alle mannen een partner hebben en 11% van de vrouwen vrijgezel is. Een aantal vrouwen die geen partner heeft, heeft toch ingevuld steun te hebben gekregen van hun partner, maar bedoelden daar wellicht hun expartner mee. In tegenstelling tot de resultaten van emotionele steun noemen mannelijke respondenten over alle soorten steun genomen niet vaker mannelijke steunpersonen en vrouwen niet vaker vrouwelijke steunpersonen. Mannen blijken hun broer(s) bijvoorbeeld niet vaker te noemen dan vrouwen en ook voor zussen is het eerder gevonden verband niet terug te zien. Schoonouders (zowel schoonvader als –moeder) worden door mannen vaker genoemd. Kanttekening hierbij is echter weer dat mannen in alle gevallen een relatie hadden en dus vaak ook officiële of onofficiële schoonouders hebben.
§ 3.3.11 - Grootte steunnetwerk
Het gemiddelde steunnetwerk (het aantal genoemde steunpersonen) is 8,5 (SD = 3,42). Het kleinste netwerk bestaat uit 2 personen, het grootste netwerk uit 18 personen. Hierbij moet gezegd worden dat het hier gaat om een minimale netwerkgrootte aangezien hulp van meerdere personen onder dezelfde noemen zoals vriend(inn)en gelijk staat aan hulp van één vriend(in). Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor hulp van meerdere broers, zussen, ooms en tantes. Voor de leesbaarheid van dit stuk wordt echter toch gebruikt gemaakt van de term ‘grootte steunnetwerk’, met de zojuist genoemde opmerking als kanttekening.
89
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.12 - Invloed van achtergrondvariabelen
De invloed van diverse achtergrondvariabelen op de grootte van het steunnetwerk is onderzocht. Allereerst is gekeken naar de invloed van geslacht. Mannen geven gemiddeld 8,3 type steunpersonen aan (N = 41, SD = 4,04) en vrouwen gemiddeld 8,5 (N = 282, SD = 3,33). Om het verschil te berekenen tussen de grootte van het steunnetwerk voor mannen en vrouwen werd alleen gekeken naar partners die beide aan het onderzoek hebben deelgenomen. Aangezien het hier gaat om paren werd getoetst met een t-toets voor gepaarde waarnemingen (zie tabel 49 in bijlage 5). De gemiddelde grootte van het steunnetwerk van mannen verschilt niet significant van dat van hun partner (t(37) = -,25, p > 0.05). Daarnaast kan gekeken worden naar de invloed van leeftijd op de grootte van het steunnetwerk. Respondenten kunnen op basis van leeftijd ingedeeld worden in twee groepen: een groep respondenten die ten tijde van de geboorte van hun eerste kind nog geen 20 jaar was en een groep respondenten die dat wel was. Het verschil tussen respondenten die tijde van het invullen van de vragenlijst nog geen 20 jaar waren en de respondenten die dat wel waren, was niet significant (zie tabel 50). Datzelfde geldt voor het verschil tussen respondenten die hun kind voor hun 20e jaar kregen en respondenten die hun kind na hun 20e jaar kregen en voor respondenten met een partner en respondenten zonder partner (zie tabel 49 voor de gemiddeldes, standaarddeviaties en bijbehorende t-waarden). Leeftijd (ten tijde van het invullen van de vragenlijst en ten tijde van de geboorte van het (eerste) kind) en het al dan niet hebben van een partner heeft dus geen invloed op het gemiddeld aantal steunpersonen.
90
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 49 Verschil in gemiddeldes voor wat betreft de grootte van het steunnetwerk en diverse sociaaldemografische achtergrondvariabelen N
M
SD
< 20 jaar
73
8,4
3,55
invullen van de vragenlijst > 20 jaar
250
8,5
3,39
Leeftijd bij de geboorte
< 20 jaar
150
8,2
3,46
van het eerste kind
> 20 jaar
173
8,7
3,38
Relatiestatus
Partner
292
8,5
3,49
Geen partner
31
8,6
2,79
Werk of studie
225
8,8
3,50
Geen van beiden
98
7,9
3,17
Leeftijd ten tijde van het
Dagbesteding
df
T
p
321
-,31
,76
321
-1,40
,16
40,65
-,21
,86
321
2,17
,03*
* p < 0.05
Gezinskenmerken zoals leeftijd van het (oudste) kind en aantal kinderen vertonen eveneens geen significante samenhang met de grootte van het steunnetwerk. Ouders met meer kinderen en ouders met oudere kinderen hadden dus geen groter steunnetwerk dan ouders met minder kinderen en ouders met jongere kinderen (zie tabel 20 in bijlage 5). Verder valt op dat respondenten met een lage (afgeronde) opleiding (geen, basisschool of VMBO) gemiddeld 8 type steunpersonen noemden terwijl respondenten die hoog opgeleid zijn (HBO, WO) gemiddeld 11,4 type steunpersonen noemden. De gemiddeldes en standaardafwijkingen evenals het minimaal en maximaal aantal genoemde type steunpersonen zijn te vinden in tabel 50.
91
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 50 Gemiddelde grootte steunnetwerk (N = 319) N
Min.
Max.
M
SD
Laag opgeleid
155
2
18
8,0
3,42
Middelbaar opgeleid
153
2
17
8,8
3,33
Hoog opgeleid
11
7
14
11,4
2,06
Het verband tussen opleidingsniveau en het gemiddelde aantal genoemde type steunpersonen is getoetst met de Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt en bleek significant bij een overschrijdingskans van 0,01 (r(319) = .188, p = 0,01). Dit betekent dus dat de grootte van het steunnetwerk significant toeneemt naarmate het opleidingsniveau stijgt. Wanneer gekeken wordt naar de dagbesteding van de respondenten en hun gemiddelde netwerkgrootte, valt op dat respondenten die werk hebben of een opleiding volgen allebei gemiddeld 8,8 type steunpersonen noemen (respectievelijk SD = 3,60 en SD = 3,34). Respondenten die geen werk hebben en ook geen opleiding/studie volgen, geven gemiddeld 7,9 type steunpersonen aan (SD = 3,17). Dit verband is getoetst met ANOVA en bleek niet significant. In tabel 49 is te zien dat de gemiddelde netwerkgrootte voor respondenten die werk hebben en/of op school zitten significant verschilt van die van respondenten die geen werk hebben en ook niet op school zitten. Het steunnetwerk van respondenten die werk hebben en/of een opleiding volgen is groter dan dat van respondenten die geen werk hebben en ook geen opleiding volgen.
92
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.3.13 - Tevredenheid over alle soorten steun bij elkaar
Nadat respondenten vragen hadden gekregen over alle soorten steun apart, werden respondenten gevraagd naar hun tevredenheid over alle soorten steun bij elkaar. Ruim de helft van de respondenten (61,5%, N = 198) gaf aan (zeer) tevreden te zijn over de steun die zij de afgelopen maand had gekregen. 38% van de respondenten (N = 122) vond de steun ‘oké’ en 0,5% van de respondenten (N = 2) vond de steun niet (zo) goed.
§ 3.3.14 - Het belang van steun in het algemeen
Tevens werd gevraagd hoe belangrijk de steun die respondenten hebben gekregen over het algemeen was. Meer dan de helft van de respondenten (N = 55%, N = 177) vond de verschillende soorten steun die zij hadden gekregen zeer belangrijk. 44% van de respondenten (N = 140) vond de steun belangrijk en tot slot waren er 4 respondenten (1%) die aangaven dat zij de steun niet zo belangrijk vonden.
§ 3.4 – Sociale spanning
Bij de vragen over sociale spanning gaf bijna een kwart van de respondenten aan dat niemand bij hen enige vorm van spanning veroorzaakt. De rest van de respondenten gaf aan dat minimaal één persoon bij hen spanning veroorzaakt. In de tabel 51 is de top-10 te zien van personen die het meest genoemd worden als bron van spanning. De partner blijkt voor ruim één derde van de respondenten een bron van spanning te zijn (iets meer voor mannen dan voor vrouwen). Moeders veroorzaken vaker spanning bij vrouwen terwijl vaders vaker spanning veroorzaken bij mannen. 24% van de 93
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon mannen geeft aan dat niemand spanning veroorzaakt tegenover 19% van de vrouwen. Opvallend is verder dat mannen hun schoonvader en –moeder minder vaak noemen als bron van spanning dan vrouwen. De schoonvader komt voor mannen zelfs niet voor in de top-10. Ex-partners komen bij mannen ook niet terug in de top-10 in tegenstelling tot de top-10 van vrouwen. Het feit dat 11% van de vrouwen vrijgezel is tegenover 0% van de mannen kan hier debet aan zijn. Ooms en buren zijn personen die wel voorkomen in de top-10 van mannen maar niet in die van vrouwen.
Tabel 51 Top 10 – aantal en percentage genoemde personen die enige vorm van spanning veroorzaken uitgesplitst naar geslacht (N = 320) Mannen (N = 41)
Vrouwen (N = 279)
Totaal (N = 320)
1
Partner
15 37%
Moeder
101
36%
Moeder
111
35%
2
Vader
12 29%
Partner
95
34%
Partner
110
34%
3
Moeder
10 24%
Schoonmoeder
87
31%
Schoonmoeder
94
29%
4
Niemand
10 24%
Vader
63
23%
Vader
75
23%
5
Vriend(en)
8
20%
Schoonvader
55
20%
Niemand
61
19%
6
Schoonmoeder
7
17%
Niemand
51
18%
Schoonvader
58
18%
7
Zus(sen)
6
15%
Vriend(in)
50
18%
Vriend(in)
58
18%
8
Broer(s)
6
15%
Zus(sen)
41
15%
Zus(sen)
47
15%
9
Oom(s)
4
10%
Ex-partner
33
12%
Broer(s)
38
12%
10
Buren
4
10%
Broer(s)
32
11%
Ex-partner
34
11%
94
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Nadat respondenten alle personen hadden genoemd die spanning zouden kunnen veroorzaken, werd gevraagd of de respondenten één persoon die hij of zij hadden genoemd in gedachten te nemen. Voor die persoon werd gevraagd naar de mate waarin deze personen verschillende soorten spanning veroorzaakt. Respondenten beantwoordden deze vragen uiteindelijk voor drie verschillende personen die zij in gedachten namen.
§ 3.4.1 – Invloed van achtergrondkenmerken
Nagegaan is in hoeverre achtergrondkenmerken als geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, aantal kinderen en leeftijd van de kinderen van invloed waren op de mate van sociale steun en sociale spanning.
Geslacht Aangezien een groot deel van de mannelijke respondenten gepaard is aan een vrouwelijke respondent, is een gepaarde t-toets uitgevoerd waarin alleen de gepaarde respondenten werden meegenomen. Het verschil in gemiddeldes van mannelijke partners (N = 38, M = 29,0, SD = 8,51) en vrouwelijke partners (N = 38, M = 29,8, SD = 7,6) bleek niet significant. Jonge vaders en jonge moeders die beiden aan het onderzoek hebben deelgenomen verschillen dus niet significant van elkaar als het gaat om de gemiddelde spanning die zij ervaren (zie tabel 52 voor de toetsingsresultaten).
95
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Leeftijd Er werden geen significante verbanden gevonden tussen de mate van spanning zoals deze door de ouder wordt ervaren en de leeftijd ten tijde van het invullen van de vragenlijst en tussen de mate van spanning en de leeftijd ten tijde van de geboorte van het eerste kind. Leeftijd lijkt dus niet samen te hangen met de mate van spanning die ervaren wordt door jonge ouders.
Wel/geen partner De gemiddeldes voor wat betreft spanning voor respondenten met een partner (N = 290, M = 28,6, SD = 8,09) en respondenten zonder partner (N = 30, M = 33,3, SD = 10,27) werden vergeleken door middel van een t-toets voor onafhankelijke groepen. Uit de toetsing bleek een significant verschil tussen deze gemiddeldes (t(318) = =2,96, p = ,003). Respondenten met een partner ervaren gemiddeld minder spanning dan respondenten zonder partner.
Kindkenmerken Kindkenmerken zoals leeftijd van het (oudste) kind en aantal kinderen vertonen geen significante samenhang met de mate van spanning zoals deze door de ouder wordt ervaren. Ouders met meer kinderen of oudere kinderen ervaren dus niet meer spanning dan ouders met minder kinderen of jongere kinderen. Met een one way ANOVA is daarnaast getoetst of er significante verschillen zijn tussen de verschillende leeftijdsstadia van het (oudste) kind. Dit was ook niet het geval. Ouders van een baby, dreumes, peuter en kleuter verschillen dus niet significant van elkaar voor wat betreft de mate waarin zij spanning ervaren.
96
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Sociaaleconomische kenmerken Het verband tussen de mate van sociale spanning zoals deze door de ouder werd ervaren en opleidingsniveau werd getoetst met de Spearman’s rangcorrelatiecoëfficiënt. Dit verband bleek niet significant (r(316) = -.066, p > ,05). Dat betekent dat de hoeveelheid spanning niet toe- of afneemt naarmate het opleidingsniveau stijgt. In tabel 52 in bijlage 5 staat de mate van spanning afgezet tegen het opleidingsniveau van de ouder. Tot slot is de gemiddelde ervaren spanning van respondenten die werk hebben (N = 140), een studie volgen (N = 83) en geen van beide (N = 97) met elkaar vergeleken middels variantie-analyse (Oneway ANOVA). De gemiddeldes voor de drie groepen bleken niet significant van elkaar te verschillen. Respondenten die werkloos zijn ervaren dus gemiddeld niet meer of minder spanning dan respondenten die studeren of werken. Gemiddeldes en standaardafwijkingen zijn te vinden in tabel 53 in bijlage 5.
§ 3.4.2 – Vooroordelen en reacties vanuit de omgeving Naast de genoemde typen sociale spanning kunnen vooroordelen en reacties vanuit de omgeving ook een vorm van sociale spanning zijn. Deze deelparagraaf zal een antwoord proberen te geven op de vraag in hoeverre jonge ouders te maken hebben met vooroordelen en reacties vanuit de omgeving. Er zal kort worden besproken hoe respondenten hebben geantwoord op de open vraag die hierover gesteld werd aan het einde van de vragenlijst (zie bijlage 4). De mening van de respondenten over verschillende thema’s die aan het licht kwamen, zullen worden geïllustreerd door middel van een aantal citaten. Allereerst kan opgemerkt worden dat ruim 60% van de mannen en ruim 40% van de vrouwen geen antwoord heeft gegeven op deze vraag of geantwoord hebben met ‘nvt’. Het is niet duidelijk of deze respondenten daarmee bedoelden dat zij geen vooroordelen ervaren of 97
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon dat zij verder geen opmerkingen hadden over de vragenlijst (waar in deze vraag ook naar gevraagd werd). Minder dan 1% van de respondenten geeft duidelijk aan geen last te hebben van vooroordelen. De opmerkingen van overige respondenten zullen worden ondergebracht in een aantal thema’s, te beginnen bij de vooroordelen over jong ouderschap die de omgeving zou hebben.
Vooroordelen Veel respondenten (voornamelijk vrouwen) gaven aan te maken te hebben met vooroordelen vanuit hun omgeving. Jonge moeders krijgen dikwijls de reactie uit de omgeving dat zij ‘vast niet meer samen zijn met de vader’ of er wordt vanuit gegaan dat jonge ouders ‘asociale mensen’ zijn.
‘Mensen denken dat omdat je jong ouder bent, je wel alleenstaand zal zijn.’ ~ ‘Bijna iedereen, vooral familie en vrienden van mijn ouders, dacht dat ik ging stoppen met school omdat ik zwanger was. Ik wil graag het tegendeel bewijzen en studeer nog steeds met veel plezier en met een 3 maanden oud zoontje erbij.’ ~ ‘Vooroordeel over jonge ouders vind ik dat veel mensen denken dat je met iedereen naar bed gaat, dat je zielig bent en dat je geen leven meer hebt nu je een kind hebt.’ ~ ‘Vooroordeel dat jonge ouders altijd meteen gezien worden als mensen met een laag IQ, buitenlands zijn en/of een slechte jeugd hebben gehad of dan wel asocialen zijn. Dit is namelijk niet zo van wat ik zie aan jonge ouders in mijn omgeving.’ 98
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ~ ‘Jonge ouders zijn geen asociale mensen. En hebben niet altijd een slechte jeugd gehad.’ ‘Of je nu jong of oud bent, op ouderschap mag GEEN leeftijd staan, het draait om de persoon zelf, en niet om de leeftijd om te zeggen of ze in staat is om een kind goed te kunnen opvoeden of niet.’ ~ ‘Ik ervaar dat mensen jong ouderschap met één kind nog redelijk accepteren maar zodra er meer kinderen zijn wordt je echt nagestaard en non-stop bekritiseerd.’ ~ ‘De media heeft het beeld van tienermoeders zwaar verstoord. Veel mensen denken dat tienermoeders niet goed voor hun kinderen zorgen.’ ~ ‘Alle vooroordelen de deur uit!! Die zijn vreselijk en kunnen heel kwetsend zijn voor de jonge ouders!’
In sommige gevallen geven respondenten aan dat zij vooral opmerkingen krijgen van mensen die hen niet goed kennen (zoals mensen op straat).
‘Als ik in het winkelcentrum loop, dan hebben alle oudere mensen wel iets te zeggen. (…) Waarom ik haar in de maxi cosi doe als ik toch geen auto heb, waarom ik haar in een draagzak meeneem, waarom ze zo warm/koud gekleed is!’ ~ ‘Als jonge ouder wordt je vanuit de maatschappij sterk veroordeeld. Dit merk je als je op straat loopt met je kinderen. Het lijkt wel alsof het opeens geoorloofd is om de jonge ouder even te vertellen 'hoe het wel moet'.’ 99
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Een enkeling gaf aan het eens te zijn met de bestaande vooroordelen of te snappen waar deze vandaan komen.
‘Ik denk dat helaas dat vele vooroordelen waar zijn. Veel jonge moeders zijn nu eenmaal nog niet klaar met school, werkloos en alleenstaand. Ik vind het alleen zeer jammer dat er daarom vanuit word gegaan dat elke jonge moeder zo is. Ik weet dat een groot gedeelte zo wel is, maar ik ben zelf niet zo.’ ~ ‘Ik vind soms het vooroordeel terecht, want er zijn zat meiden/jongens van 15/20 jaar die altijd hun ouders op laten draaien voor de zorg van hun kind.’
Een aantal jonge ouders maakte de vergelijking met ‘oudere (nieuwbakken) ouders’.
‘Jonge ouders worden meer in de gaten gehouden en gecontroleerd terwijl oudere ouders er een veel grotere puinhoop van kunnen maken.’ ~ ‘Ik krijg soms de vraag of ik het niet erg wennen vind om nu moeder te zijn. Dit vind ik echt een super irritante vraag, tuurlijk is het wennen en tuurlijk is mijn leven veranderd maar toen jullie zelf moeder werden op wat voor leeftijd dan ook vonden jullie dat zelf toch ook?’ ~ ‘Tuurlijk word je wel eens aangekeken van ‘zo, die is jong’ maar hey.. weten zij veel hoe goed wij het hebben? Ik ben fulltime moeder met een eigen zaakje aan huis waar ik 2 uur per dag tijd aan besteed als ons zoontje slaapt. Mijn vriend heeft een goeie baan en we komen niets te kort kortom huisje boompje beestje kindje. Ik vind niet dat je iemand mag oordelen op zijn of haar leeftijd. We hebben het net zo goed als iemand van in de 30.’ 100
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ~ ‘Ik ben gewoon de moeder van onze kindjes, ongeacht welke leeftijd ik heb. (…) Ik vind niet dat je iemand mag beoordelen op leeftijd. Iemand van bijv. 20 kan soms een 'betere' moeder zijn dan iemand van 40: het is maar net hoe je het treft en wat je 'goed' vindt en wat je 'niet goed' vindt.’ ~ ‘Ik heb een sterke relatie en een geweldig kind en ik denk niet dat als ik tien jaar later mijn eerste kind had gekregen dat ik dan een betere opvoeder was geweest.’
Vriendschap
Een aantal respondenten gaf aan door het ouderschap vrienden te hebben verloren. Sommigen gaven aan dat dit was vanwege gebrek aan tijd, anderen gaven aan dat het te maken had met onbegrip vanuit de vrienden.
‘Je raakt als jonge moeder snel vriendinnen kwijt, ze begrijpen je niet. Dat jij met je kind bezig bent en wil zijn en niet meer denkt aan stappen en jongens.’ ~ ‘Als je jong ouder word, kom je erachter wie je echte vrienden zijn. Eerst had ik twintig vriendinnen, nu nog maar twee.’ Onbegrip
Een aantal respondenten gaf aan op onbegrip te stuiten vanuit de omgeving, bijvoorbeeld vanuit school.
101
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ‘Vind het vervelend dat scholen en/of vrienden er soms niet 100% bij stilstaan dat mijn leven veranderd is. School wimpelt het soms af als "je moet prioriteiten stellen", naja het is heel simpel als mijn dochtertje ziek is, gaat zij voor, klaar.’
Voor- en nadelen van jong ouderschap
Enkele respondenten noemden de voor- en nadelen die het jonge ouderschap heeft ten opzichte van ouders die later kinderen krijgen.
‘Ik merk dat jonge ouders juist veel meer instinctief handelen en veel minder onzekerheid ervaren. Ik ken ook een aantal oudere moeders (30-36 jaar) en zij zijn onzeker/zenuwachtig en stellen overal vragen bij. Ik denk dat het te maken heeft met de levensfase waarin wij zitten en zij zitten.’
~
‘Het voordeel van jong moeder worden vind ik dat je optimaal kan genieten van de kleine! Je hebt energie voor 10! En kan dus ook alles doen met de kleine.’ ~ ‘Het nadeel van jonge ouders is dat we nog zo weinig verdienen waardoor het heel moeilijk is een kind op te voeden.’
Voorzichtig kan worden geconcludeerd dat veel jonge ouders te maken hebben met reacties vanuit de omgeving en dat deze reacties meestal negatief zijn. Vooral de vele vooroordleen worden door de jonge ouders als (zeer) vervelend ervaren. Sommige jonge ouders schieten hierdoor in de verdediging en willen graag laten zien dat zij het als jonge ouder wel goed doen. Goed ouderschap is geen kwestie van leeftijd, zo blijkt uit de argumenten van veel
102
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon jonge ouders. Over het algemeen zijn zij (zeer) tevreden over hun ouderschapscompetenties ook al geeft een aantal respondenten aan dat zij het ouderschap (soms) als zwaar ervaren. Desondanks zeggen veel respondenten geen spijt te hebben van de keuzes die zij gemaakt hebben en zijn zij tevreden over hun leven.
§ 3.5 – Relatie aantal problemen/vragen/twijfels en mate van sociale steun en spanning
Om de relatie te onderzoeken tussen het aantal gebieden waarop ouders (belastende) problemen ervaren en/of vragen of twijfels hebben enerzijds en de mate van sociale steun en spanning anderzijds zijn zowel t-testen voor onafhankelijke groepen als correlatietests uitgevoerd.
§ 3.5.1 - Aantal gebieden met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels
De respondenten werden allereerst verdeeld in twee groepen: een groep respondenten met de +/- 25% laagst scorende respondenten die op geen enkele of slechts één domein een probleem had ervaren en/of vragen/twijfels had (N = 89) en een groep met de +/- 25% hoogst scorende respondenten die op 5 of meer domeinen problemen had ervaren en/of vragen/twijfels had (N = 89). Deze twee groepen werden met elkaar vergeleken voor wat betreft de grootte van het steunnetwerk. Het verschil tussen de eerste groep (één of geen domeinen met problemen/vragen/twijfels, N = 89, M = 8,3, SD = 3,51) en de tweede groep (vijf domeinen of meer domeinen met problemen, vragen en/of twijfels, N = 91, M = 8,9, SD = 3,44) was niet significant. Dat betekent dat jonge ouders met weinig problemen, vragen en/of twijfels gemiddeld gezien geen groter steunnetwerk hebben dan jonge ouders met (relatief) veel problemen, vragen en/of twijfels. Dat was het geval als alle genoemde probleemgebieden 103
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon werden meegeteld (t(178) = -1,11, p > .0.05), maar ook als alleen de belastende probleemgebieden werden meegeteld (t(179) = -1,06, p > ,05). Het verschil tussen de twee groepen met (relatief) veel (de (+/-) 25% hoogst scorende respondenten) en (relatief) weinig problemen, vragen en/of twijfels (de (+/-) 25% laagst scorende respondenten) en de mate van sociale spanning werd eveneens getest door middel van een t-test voor twee onafhankelijke groepen. Het verschil tussen eerste groep (één of geen domeinen met problemen/vragen/twijfels, N = 89, M = 25,5, SD = 7,53) en de tweede groep (vijf domeinen of meer domeinen met problemen, vragen en/of twijfels, N = 91, M = 33,6, SD = 7,80) was significant (t(176) = -7,13, p < ,01). Dat betekent dat jonge ouders met (relatief) weinig problemen, vragen en/of twijfels gemiddeld minder spanning ervaren dan jonge ouders met (relatief) veel problemen, vragen en/of twijfels. Wanneer alleen werd gekeken naar het aantal domeinen waarop ouders belastende problemen, vragen en/of twijfels hadden ervaren, was het verschil tussen de groep met één of geen belastende problemen, vragen en/of twijfels (N = 109, M = 26,2, SD = 7,6) en de groep met vijf of meer belastende problemen, vragen en/of twijfels (N = 70, M = 33,8, SD = 8,4) eveneens significant (t(177) = -6,31, p < ,01). Het eventuele verband tussen aantal (belastende) problemen, vragen en/of twijfels en de mate van sociale steun en sociale spanning werd tevens getoetst met een correlatietoets. Hiervoor werden de gegevens van alle respondenten gebruikt. Er bleek een significant verband te zijn tussen het aantal problemen, vragen en/of twijfels en mate van sociale spanning (r(319) = ,417, p < 0,01) en ook een significant verband tussen aantal belastende problemen, vragen en/of twijfels en mate van sociale spanning (r(319) = ,391, p < ,01). Dat betekent dus dat naarmate jonge ouders meer (belastende) problemen ervaren (en/of vragen/twijfels hebben), zij ook meer spanning ervaren.
104
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.5.2 - Grootte steunnetwerk
Respondenten werden op basis van het aantal type steunpersonen die zij noemden ingedeeld. Alleen de 25% laagst scorende respondenten (die 5 steunpersonen of minder noemden, N = 77) en de 25% hoogst scorende respondenten (die 12 of meer type steunpersonen noemden, N = 73) werden vervolgens met elkaar vergeleken door middel van een t-toets. In tabel 55 staan de uitkomsten van de t-toetsen die zijn uitgevoerd om te testen of het verschil tussen de groep respondenten met een (relatief) klein steunnetwerk (M = 2,9, SD = 2,2) en de groep respondenten met een (relatief) groot steunnetwerk (M = 3,3, SD = 2,4) significant van elkaar verschillen voor wat betreft de belangrijkste VOBO-uitkomsten. Er werden geen statistisch significante verschillen tussen beide groepen gevonden. Jonge ouders met een (relatief) klein steunnetwerk hebben dus niet op meer gebieden een (belastend) probleem, vraag of twijfel. Bovendien ervaren zij niet meer belasting op alle domeinen bij elkaar en hebben zij ook niet meer onvervulde steunbehoeften. Het verschil in gemiddelde voor wat betreft de mate van spanning tussen de groep die relatief weinig type steunpersonen noemden (N = 75, M = 30,1, SD = 9,04) en de groep die relatief veel type steunpersonen noemden (N = 73, M = 27,6, SD = 7,59) was eveneens niet significant (t(142,92) = 1,768), p > ,05). Ouders die minder type steunpersonen noemden, ervaren dus niet meer of minder spanning dan ouders die meer type steunpersonen benoemden. Daarnaast zijn verbanden getoetst door middel van een correlatietoets. Het verband tussen de grootte van het steunnetwerk en het aantal (belastende) gebieden met problemen, vragen en/of twijfels was niet statistisch significant. Een (negatief) verband tussen de grootte van het steunnetwerk en de mate van spanning zoals die door jonge ouders worden ervaren werd ook niet statistisch aangetoond (voor statistische gegevens zie tabel 54 in bijlage 5). 105
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.5.3 - Spanning
Voor wat betreft spanning werden de gemiddeldes van de groep met de (+/-) 25% laagst scorende respondenten (somscore van 22 of minder, N = 76) vergeleken met de (+/-) 25% hoogst scorende respondenten (somscore van 36 of meer, N = 77) op de belangrijkste uitkomsten van de VOBO (zie tabel 55). Significante verschillen voor de twee groepen zijn door middel van een t-toets zowel aangetoond voor het gemiddeld aantal domeinen met problemen, vragen en/of twijfels (zie tabel 39) (t(131,21) = -7,06, p < ,01) als het gemiddeld aantal domeinen waarop ouders belastende problemen ervaren (en/of vragen of twijfels hebben) (t(127,51) = -6,56, p < ,01). Respondenten die aangeven relatief veel spanning te hebben ervaren, hadden dus ook op meer gebieden (belastende) problemen, vragen en/of twijfels. Een significant verschil tussen beide groepen is ook aangetoond voor de totale belasting die respondenten ervaren (t(122,62) = 6,89, p < ,01) en het aantal domeinen waarop ouders onvervulde steunbehoeften hebben (t(115,33) = -3,80, p > ,01) (zie ook tabel 55). Dit betekent dat respondenten die relatief veel spanning ervaren, de problemen, vragen en/of twijfels die zij hebben als meer belastend ervaren en daarnaast op meer domeinen een onvervulde steunbehoeften te hebben. De gemiddeldes van het aantal type steunpersonen die beide groepen benoemden werden ook met elkaar vergeleken. De twee groepen bleken significant te verschillen (t(151) = 2,353, p = 0,02). Dat betekent dat jonge ouders die relatief veel spanning ervaren minder steunpersonen hebben benoemd dan de ouders die relatief weinig spanning ervaren.
106
Tabel 55 Uitkomsten van uitgevoerde t-toetsen voor het verschil tussen de 25% laagst scorende en 25% hoogst scorende respondenten voor wat betreft de grootte van het steunnetwerk/de mate van spanning zoals door de ouders ervaren en de belangrijkste VOBO-uitkomsten
N Grootte
Klein 75-
steunnetwerk
Spanning zoals ervaren door de ouder Notitie: *) p < 0.01
Aantal gebieden met
Aantal gebieden met
Ervaren belasting over alle
Aantal gebieden met
problemen, vragen en/of
belastende problemen,
gebieden
onvervulde steunbehoeften
twijfels
vragen en/of twijfels
M
SD
df
t
2,9 2,25
77
M
SD
df
t
2,5 2,20 148
-1,22
148
M
SD
10,1
9,36
-1,05
df
148
t
M
SD
0,7
1,41
-1,02
Groot
73
3,3 3,36
2,9 2,27
11,7
9,38
1,1
1,49
Laag
76
1,9 1,73
1,6 1,64
6,2
6,42
0,5
1,04
Hoog
77
4,5 2,64
1,4
1,98
131,21 -7,06 *
3,9 2,63
127,51 -6,56 *
16,3 11,02
122,6
-6,89
2
*
df
t
148
-1,78
115,33 -3,80 *
De correlaties voor wat betreft sociale spanning met de belangrijkste uitkomsten van de VOBO en de grootte van het sociale steunnetwerk zijn te vinden in tabel 54. Hieruit blijken significante verbanden tussen sociale steun en alle belangrijke VOBO-uitkomsten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat naarmate jonge ouders meer spanning ervaren, zij op meer domeinen (belastende) problemen, vragen en/of twijfels ervaren en deze problemen, vragen en/of twijfels als meer belastend ervaren. Daarnaast hebben respondenten meer onvervulde steunbehoeften naarmate zij meer spanning ervaren. Er werd geen significant verband gevonden tussen sociale steun en de grootte van het steunnetwerk. Voor de statistische gegevens wordt verwezen naar tabel 54.
§ 3.5.4 - Modererende invloed van grootte steunnetwerk
Tot slot zijn regressieanalyses uitgevoerd waarin gekeken werd naar de modererende invloed van de grootte van het steunnetwerk in relatie tot drie belangrijke uitkomsten van dit onderzoek en de mate van spanning zoals ouders deze ervaren. Allereerst werd gekeken naar de relatie tussen het aantal gebieden waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hebben en spanning. In stap 1 verscheen een significant model (β = , 42, < 0.01). Spanning bleek wel een significante predictor en verklaart 17% van de variantie (zie tabel 56 in bijlage 5). Toevoeging van stap 2 waar naast spanning ook de grootte van het steunnetwerk en de interactie tussen steun en spanning werden meegenomen, leidde niet tot een significante verbetering van het model (zie tabel 56 in bijlage 5). De grootte van het steunnetwerk is dus geen predictor en ook geen moderator.
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Vervolgens werden op dezelfde wijze ook de relatie tussen spanning en de totale belasting die ouders ervaren en tussen spanning en het aantal gebieden waarop ouders onvervulde steunbehoeften getoetst. Ook hieruit bleek geen significante modererende invloed van de grootte van het steunnetwerk (zie tabel 56 in bijlage 5). Spanning was in beide gevallen een significante predictor en verklaart 17% van de totale belasting die ouders ervaren en 7% van het aantal gebieden waarop ouders een onvervulde steunbehoefte hebben. Dit betekent dat de relatie tussen de mate van spanning zoals deze door de ouder wordt ervaren en het aantal gebieden waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels of onvervulde steunbehoeften hebben en de totale belasting die ouders ervaren niet beïnvloedt wordt door de grootte van het steunnetwerk. De uitkomsten staan in tabel 56 in bijlage 5.
109
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.6 – (On)tevredenheid over de formele hulpverlening
Het laatste deel van de vragenlijst ging over de professionele hulpverleningsinstanties (voor de vragen zie bijlage 4). Respondenten werden gevraagd of zij op het moment van het invullen van de vragenlijst hulp kregen van een professionele hulpverleningsinstantie of in een hulpverleningsproces zaten. Van de 280 respondenten die deze vraag beantwoorden, gaven 49 respondenten (18%, 2 mannen en 47 vrouwen) aan dat zij op het moment dat zij de vragenlijst invulden hulp ontvingen. De overige 231 respondenten kregen de vraag of zij in het verleden hulp hadden gehad van een professionele hulpverleningsinstantie en zo ja, hoe lang geleden dat was. Negen mannen en 60 vrouwen (22% en 21% van het totaal aantal mannen en vrouwen) gaven aan dat zij in het verleden hulp hadden gehad. Een ruime meerderheid (74%, N = 51) hiervan had meer dan een jaar geleden contact gehad met de hulpverleningsinstantie. Vier respondenten gaven aan minder dan een maand geleden nog contact te hebben gehad met de instantie, acht respondenten hadden tussen een maand en een half jaar geleden contact gehad en zes respondenten hadden tussen een half jaar en een jaar geleden voor het laatst contact gehad met de instantie Respondenten die zowel recent als in het verleden geen hulp hadden gehad van een professionele hulpverleningsinstantie, kregen de vraag of zij wel contact zouden zoeken met instanties als zij anders te werk zouden gaan. Van de 29 mannen gaf slechts één man (3%) aan dan wel contact te zoeken. De rest van de mannen (97%, N = 28) gaf aan ook dan geen contact te zoeken. Vrouwen gaven iets vaker aan wel contact te zoeken met een professionele hulpverleningsinstantie als zij anders te werk zouden gaan (9%, N = 15). De rest van de vrouwen (91%, N = 160) gaven aan ook dan geen contact te zoeken.
110
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Uit deze cijfers blijkt dat een groot deel van de respondenten (58% van het totaal) geen professionele hulp willen of nodig achten en dat dit ook niet afhankelijk is van de werkwijze van deze professionals. Zowel de respondenten die op het moment dat zij de vragenlijst invulden hulp ontvingen als de respondenten die in het verleden hulp hadden gehad (N = 118), kregen de vraag hoe zij deze hulp (hadden) ervaren. Zij kregen de mogelijkheid om vrij antwoord te geven op deze open vraag. De tevredenheid over de hulpverleners van de in totaal 118 respondenten zijn ondergebracht onder de categorieën positief, gematigd positief, neutraal, gematigd negatief, negatief, wisselend en geen antwoord/geen mening of niet in te delen. Aangezien sommige respondenten hulp hebben gehad van meerdere instanties en hier hun mening over gegeven hebben, komen de afzonderlijke aantallen bij elkaar opgeteld hoger uit dan het totale aantal respondenten.
Tabel 57 – Tevredenheid over de professionele hulpverlening (N = 118) Mannen (N = 11)
Vrouwen (N = 107)
Totaal (N = 118)
Positief
5
45%
46
43%
51
43%
Gematigd positief
2
18%
9
8%
11
9%
Neutraal
0
0%
3
3%
3
3%
Gematigd negatief
1
9%
8
7%
9
8%
Negatief
4
36%
30
28%
34
29%
Wisselend
1
9%
2
2%
3
3%
Geen antwoord/geen mening/ niet in te delen
2
18%
19
18%
21
18%
111
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Uit tabel 57 blijkt dat iets meer dan de helft van de respondenten positief of gematigd positief is over de hulpverlening. Mannen zijn aan de ene kant positiever (63% is positief of gematigd positief) dan vrouwen (51%), maar aan de andere kant ook negatiever (45% van de mannen is negatief of gematigd negatief tegenover 36% van de vrouwen). Als gekeken wordt naar de redenen/argumenten van respondenten voor hun tevredenheid, dan noemden de jonge ouders onder andere dat er goed naar hen (en hun behoeften) geluisterd wordt, dat er bruikbare tips worden gegeven, dat hulpverleners vertrouwen in hun hebben en niet bevooroordeeld zijn. Redenen voor ontevredenheid die genoemd werden, zijn: slecht luisteren, het verhaal heel vaak opnieuw moeten vertellen, hulp krijgen van veel verschillende hulpverleners, niet serieus genomen worden, langdurige procedures, rapportages die niet kloppen, rapportages met onwaarheden en hulpverleners die bevooroordeeld zijn. De tevredenheid over de hulpverlening kan ook worden bekeken per instelling. Hieronder volgen de instellingen die het vaakst door respondenten zijn genoemd. Ter illustratie en verduidelijking van de resultaten zullen een aantal citaten worden gebruikt.
Bureau Jeugdzorg Van de 29 respondenten die hulp hebben (gehad) van Bureau Jeugdzorg, waren 19 respondenten (66%) (zeer) negatief over deze hulp. Zes respondenten (21%) waren (zeer) positief. Verder hadden drie respondenten geen mening en één respondent had wisselende ervaringen.
‘Bureau Jeugdzorg vond ik in het begin niet zo geweldig, ze kwamen wat "agressief" en ongeïnteresseerd over, maar dit trok wel bij.’ (wisselende ervaringen) ~
112
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ‘Letterlijk K.U.T. Ik heb tijdens mijn opleiding SPW/SCW geleerd dat ik mensen in hun waarden moet laten en mensen niet in hokjes moet zetten. Iets waar zij nog wat van kunnen leren. Rapportages die nergens op sloegen, woorden die uit mijn mond zouden zijn gekomen waar geen woord van waar was. En alleen maar dieper de grond in getrapt dan dat ik al was.’ (negatief) ~ ‘Ik ben blij dat ik er vanaf ben want ze hebben me meer in de put geholpen dan mij eruit gehaald. Ze wilden nooit echt luisteren naar wat ik wilde moest altijd maar doen wat zij zeiden.’ (negatief) ~ ‘Ontzettend goed! Ik heb nu nog voogdij over mijn zoon van Jeugdzorg, puur omdat ik destijds minderjarig was. Ik heb geen last van ze, en ik weet als ik ze nodig heb dat ik ze kan bellen. Dat is een erg fijn gevoel, maar gelukkig is dat in deze 2 jaar nog niet nodig geweest!’ (positief)
FIOM De ervaringen van respondenten over het FIOM lopen erg uiteen. Vier respondenten (40%) hebben een negatieve ervaring met het FIOM en zes respondenten (60%) hebben een positieve ervaring.
Over het FIOM ben ik niet zo te spreken. (…) die vrouw zei eigenlijk alleen maar ‘ja ja ja ja’ en trok conclusies die niet van toepassing waren op mij. En het eindrapport zat vol met fouten. Of dingen die er helemaal niet toe deden.’ (negatief) ~ 113
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ‘Het FIOM heeft uitgelegd wat van belang was destijds, wat goed was om vast te leggen voor mijn zoon en voor mij. Dit heb ik als zeer prettig ervaren.’ (positief)
Hulp van een maatschappelijk werk (niet nader gespecificeerd) Van de 14 respondenten die aangaven hulp die hebben (gehad) van een maatschappelijk werker, gaf bijna de helft (43%) aan dat zij daarmee (zeer) tevreden waren. Twee respondenten (14%) waren ontevreden.
Dit gesprek heeft mij juist niet geholpen, ik werd niet serieus genomen. Er werd alleen maar gezegd dat mijn leven voorbij was na de bevalling en dat het eigenlijk mijn eigen fout is.’ (negatief) ~ ‘Ze luisteren gewoon heel goed. En geven tips geen grote dingen maar gewoon kleine dingen waar je op kan letten en dat werkt heel goed. Het geeft je vertrouwen.’ (positief)
Hulp van een psycholoog/psychiater (niet nader gespecificeerd) Twintig respondenten hebben aangegeven hulp te krijgen of hulp te hebben gekregen van een psycholoog of psychiater. Zes respondenten (30%) hebben een negatieve ervaring met het hun psycholoog of psychiater en zeven respondenten (35%) hebben een positieve ervaring.
‘Ik vond het prima, een luisterend oor, goede adviezen en ik voelde me gehoord.’
Consultatiebureau/wijkverpleegkundige Alhoewel alle kinderen in Nederland in principe naar het consultatiebureau gaan, gaven maar drie respondenten aan hulp te hebben gekregen van het consultatiebureau (of een 114
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon wijkverpleegkundige van het consultatiebureau). Twee respondenten waren hier (zeer) tevreden over en één respondent had wisselende ervaringen.
‘Ik ben erg tevreden over mijn "eigen" wijkverpleegkundige. Zij is vaak erg enthousiast en kan me goed adviseren. Echter, mijn kraamverzorgster en andere wijkverpleegkundige hebben mij regelmatig verkeerde adviezen gegeven en geven ook tegenstrijdige informatie.’
Opvoedpoli Vijf respondenten gaven aan hulp te hebben (gehad) van de Opvoedpoli. Alle respondenten waren (zeer) tevreden over de hulp die zij kregen. Aangezien dit onderzoek wordt uitgevoerd vanuit de Opvoedpoli, volgen nu de meningen van al deze respondenten.
‘Opvoedpoli erg goed, heb erg fijne begeleiding gekregen van deze instantie.’ ~ ‘Met de ovp zijn we heel blij. (...) doet wonderen en neemt goed de tijd voor ons gezin. Ik vind de poli echt een uitvinding als deze eerder bestond hadden er veel minder gezinnen bij Jeugdzorg gezeten!’ ~ ‘Mijn contactpersoon heeft altijd naar me geluisterd in de tijden dat ik nodig had. Zij steunt me enorm!’ ~ ‘Ik vind dit één van de beste uitvindingen ooit! Ik vind dat de opvoedpoli meer voor een gezin doet dan dat Spirit, jeugdzorg of de kinderbescherming doet!’
115
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon In hoofdstuk 5 wordt verder ingegaan op de hulp van de Opvoedpoli en hoe de Opvoedpoli (nog) beter in zou kunnen springen op de wensen van jonge ouders.
Overige instellingen Behalve de hierboven genoemde instellingen, werden een aantal instellingen door één of enkele respondenten genoemd. Abrona (1x positief), Altra (1x positief), CKG (België) (1x positief), Dichterbij (1x gematigd positief), Dienst Wonen (1x negatief), DWI (1x negatief), GGD (1x positief), GGNet (1x gematigd positief), Integrale Vroeghulp (1x gematigd negatief), Jeugdhulp (1x gematigd negatief), Jongerenloket (1x positief), Karakter (1x negatief), Ketenzorg de Linge (1x positief), Kompaan/de Bocht (1x positief), Leger des Heils (2x (gematigd) positief), Lentis (1x gematigd negatief), Lindenhout (1x positief), Mijn zicht (1x positief), ondersteunende begeleiding (1x positief), Opvoedburo/Babylon (1x gematigd positief), Parlan (1x negatief), PSYQ (2x positief), reclassering (2x (gematigd) positief), Riagg (2x positief, 1x negatief), Room 4 you (1x positief), schuldhulpverlening (1x gematigd negatief), slachtofferhulp (1x gematigd positief, 1x negatief), sociaal pedagoge (1x positief), Streetcornerwork (2x positief), de Wering (1x positief) en de William Schrikker Groep (1x negatief). Tot slot werden een aantal instellingen genoemd zonder dat respondenten een duidelijke mening hadden of zonder dat respondenten deze mening deelden.
116
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.7 - Tips, ideeën en suggesties
Respondenten die een hulpverleningsgeschiedenis hadden en respondenten die geen hulpverleningsgeschiedenis hadden maar wel aangaven hulp te willen aanvaarden als de hulpverlening anders georganiseerd zou zijn, werden gevraagd naar tips, suggesties en/of ideeën die de hulp aan jonge ouders zouden kunnen verbeteren. Uit de enorme hoeveelheid data zijn een aantal in het oog springende, bruikbare tips geselecteerd. De tips kunnen verdeeld worden in tips voor de hulpverlening, overheid en maatschappij en tips voor jonge ouders door jonge ouders.
§ 3.7.1 - 10 tips, ideeën en suggesties voor de hulpverlening/overheid
1) Meer en duidelijke(re) informatie over waar je recht op hebt als jonge ouder – zowel qua financiën (uitkeringen) als qua huisvesting. -
‘Ik ben alleenstaand moeder en het blijft een lastig om te weten waar je allemaal recht op hebt, m.b.t. bijv. financiële tegemoetkoming.‘
-
‘Meer en betere informatie over mogelijkheden m.b.t. uitkering.’
-
‘Dat er meer duidelijkheid moet zijn vanuit de gemeente/regering waar een tienermoeder recht op heeft.’
-
‘Duidelijkere informatie niet te ingewikkeld maar simpel.’
117
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon 2) Mogelijkheid tot contact met andere jonge ouders/delen van ervaringen (zoals een ‘Nationaal jonge ouderdag’ of een dagje weg). -
‘In België heb je vanuit het CRZ tienermoeder-weekenden. Zo komen allemaal tienermoeders een weekend bij elkaar om ervaringen enzo te delen. Dit is jammer genoeg maar 1 keer per jaar. Zulk soort dingen zouden vaker georganiseerd moeten worden.’
-
‘Het zou leuk zijn als er in elke gemeente eens in de zoveel tijd een bijeenkomst is voor moeders onder de 25. Zo kun je met elkaar je ervaringen delen en dingen bespreken.’
-
‘Dagje weg met jonge moeders en hun kinderen om te kunnen overleggen en elkaar tips te geven.’
-
Als jonge ouder heb ik meer behoefte met contact met andere jonge ouders, Maar er is weinig te doen in de omgeving voor jonge ouders met een baby.’
3) Hulpverleners moeten zich anders gedragen t.o.v. jonge ouders. a. Hulpverleners moeten minder bevooroordeeld zijn over jonge ouders. -
‘Niet altijd een oordeel klaar hebben.’
-
‘Op het consultatiebureau krijg ik steevast de vraag 'Zwaar hè, een kind zo jong?!'. Ten eerste heb ik er al meerdere en op het moment dat ik toegeef dat ik het zwaar vind krijg ik een preek over ‘Sterk Ouderschap’ en als ik het ontken zeggen ze 'Oh, dus je vind het niet heel erg zwaar ook al ben je nog zo jong?' Dit schept gelijk een ongelijkwaardige sfeer. Kan me niet voorstellen dat ze dit bij oudere ouders ook doet. Mijn vriendinnen (ook jonge ouder) ervaren hetzelfde bij het consultatiebureau.’
118
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon b. Hulpverleners moeten positiever/minder negatief worden over jonge ouders. -
‘Dat ze positiever worden over jonge ouders, je hoort altijd alleen de negatieve en slechte dingen.’
-
‘Er moet minder neerbuigend en negatief gedaan worden tegen jonge ouders. Jonge ouders kunnen het namelijk net zo goed doen als "oudere" ouders.’
c. Hulpverleners moeten meer begrip tonen/hebben voor jonge ouders. -
‘Meer begrip tonen, niet alle jonge ouders hebben zelf gekozen om zwanger te worden. Er verandert dan een hoop in je leven en als je iemand hebt om daar over te praten maakt dat het een stuk makkelijker.’
d. Hulpverleners moeten goed luisteren. e. Hulpverleners moeten jonge ouders serieus nemen. -
‘Neem jonge ouders serieus... Niet iedereen is laks in de opvoeding van zijn/haar kinderen.’
-
‘Een jonge ouder is ook een ouder die het beste voor zijn kind(eren) wil, ik voel mij vaak niet serieus genomen.’
-
‘Dat ze je meer serieus nemen en niet zomaar afwimpelen.’
f. Hulpverleners moeten niet teveel pushen. -
‘Niet te veel pushen. Als ze hulp nodig hebben komen ze het wel vragen.
g. Hulpverleners moeten meer samenwerken. -
‘Meer onderlinge contacten/verbindingen tussen instanties (bijvoorbeeld verloskundige - andere instanties).’
119
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon 4) Hulpverleners moeten soms ook aandacht geven aan en ondersteuning bieden bij de privésituatie (zoals gezinsrelaties). -
‘Betere ondersteuning in het privé (familie) leven.’
-
‘Meer luisterende oren bieden en adviesgroepen voor verbeteringen van de relaties van de ouders.’
5) Hulpverleners moeten helpen met praktische zaken a. Financiële hulp (o.a. advies in omgaan met geld, het toeleiden naar werk en/of opleiding (voorkeur) of het zo nodig hulp bij het aanvragen van uitkeringen). -
‘Als ze er niet uit komen helpen met het regelen van bijvoorbeeld kwijtscheldingen en dergelijke.’
-
‘Meer instanties die je helpen als je het allemaal niet kan betalen want dan kom je gewoon in de schulden te zitten en heb je niks meer en je kind moet toch eten.’
-
‘Hoe je het beste rond kan komen in je eentje met een kind.’
b. Hulp bij het vinden van een huis (het verlenen van urgentie/een snelle mogelijkheid voor een woning). -
‘Ik zou graag willen dat jonge ouders ook urgentie krijgen. Ik zit nu al 10,5 maanden met mijn vriend en dochtertje thuis en het is al regelmatig mis gegaan. Nooit meer dan ruzie maar het brengt toch spanningen met zich mee. Ik zou het super vinden als jonge ouders (mits ze het kunnen betalen) sneller een huis toegewezen krijgen.’
120
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon 6) Het vergemakkelijken van het combineren van kind(eren) en studie/werk (o.a. financieel, betere/toegankelijkere voorzieningen voor ouders die naar school gaan en het bieden van een mogelijkheid om zelf voor het kind te zorgen). -
‘Hoe je weer terug kan komen op school.’
-
‘Scholen speciaal voor tienermoeders net als in Amerika, inclusief kinderopvang.’
-
‘Aangepaste opleidingen.’
-
‘Subsidies voor opleidingen.’
-
‘Ik zou het wel ideaal vinden als er een opleidingsinstituut zou zijn waar meisjes/vrouwen hun kinderen mee naar toe kunnen nemen en waar dan een opvang voor de kinderen is. Dan kun je in je pauze even naar de kinderen kijken en neem je ze na schooltijd weer mee naar huis.’
-
‘Minder dwingen om te gaan werken.. Je kindje is nog zo klein en kwetsbaar, daar wil ik liever (tot zijn eerste jaar) zelf voor zorgen en niet naar een creche/kdv sturen.’
-
‘Meer tijd voor jonge ouder om door te brengen met je kind.’
7) Betaalbare kinderopvang. -
‘De kosten van Kdv zijn echt belachelijk. Als ik meer dagen opvang zou hebben zou praktisch mijn complete salaris naar de opvang gaan.’
8) De hulpverlening moet toegankelijker (bijvoorbeeld toegankelijke opvoedcursussen). -
‘Toegankelijker maken. Dat je makkelijk binnen kan wandelen of telefonisch voor vragen zonder verdere verplichtingen.
-
‘Ik denk dat er wat meer opvoedcursussen moeten komen. Zodat ouders hier gebruik van kunnen maken zonder zich hiervoor te hoeven schamen.’
121
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon -
‘Op het consultatiebureau kun je moeilijk je twijfels over opvoeding uiten. In plaats van een tip kwamen zij gelijk over de brug met dat we misschien beter naar een hulpverleningsinstantie moesten gaan.‘
9) Frequenter (mogelijkheid tot) contact met het consultatiebureau -
‘Ik vind persoonlijk dat de bezoeken aan het consultatiebureau best wat vaker mogen, vooral in het begin, als je alles nog niet zo goed weet, dan is 3 weken ofzo best lang.’
-
Vanaf 1,5 jaar wordt de zorg vanuit het consultatiebureau minder. Ik zou dat minstens elk half jaar willen, al is het maar als ze maar in 3 minuten vragen hoe het gaat.’
10) Hulpverlening moet zich (meer) richten op voorlichting en preventie. -
Iets diepere gesprekken , niet alleen maar ‘hoe gaat het, het gaat goed’gesprekken, want iedereen zegt het gaat goed tot het helemaal niet meer gaat en dan is het al te laat.’
-
‘Eerder inspelen op problematiek.’
a. Meer voorlichting tijdens de zwangerschap. b. Betere voorlichting over borstvoeding. -
Meer wetenschap over borstvoeding op een hele hoop consultatiebureaus zou niet misstaan zou ik denken, vaak geven ze 'foute' adviezen waardoor ouders voor niets stoppen met het geven van borstvoeding, wat ik dus persoonlijk erg jammer vind als het jammer vind als het heel simpel te voorkomen was geweest door goede voorlichting.’
122
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon § 3.7.2 - 10 tips, ideeën en suggesties voor jonge ouders door jonge ouders
1)
Geloof in jezelf -
‘Geen gezeur van allerlei instanties/personen dat je het niet kunt!!! Wij (tienermoeders/tienerouder) kunnen het wel!!!’
-
‘We zijn dan jonge ouder(s) maar we kunnen het wel! Ook al zien ''ouderen'' dat misschien niet zo.’
2)
Luister naar je eigen gevoel/instinct -
‘Niemand kan een volmaakte moeder/vader zijn, maar DOE het als moeder/vader op je eigen manier, in je eigen omstandigheden! Zo lang je je hart en verstand volgt komt het ALTIJD goed!’
3)
4)
Zoek hulp of pak de hulp aan die je kunt krijgen. Dan sta je er niet alleen voor! -
‘Alle hulp aanvaarden.’
-
‘Vraag zo veel mogelijk hulp als dat nodig is.’
-
‘Zoek hulp als je het nodig hebt, er zijn genoeg mensen…’
Vraag als je iets niet weet (en schaam je niet!). -
‘Als je het zelf niet meer weet of onzeker bent, vraag om hulp dat is het beste wat je kan doen.’
5)
Waardeer de mensen om je heen die je willen helpen. -
‘Ouder zijn is moeilijk zeker als je nog jong bent dan is het fijn als je mensen om je heen heb die er voor je zijn.’
6)
Blijf in contact/praten met de mensen om je heen. -
‘Als je een partner hebt: Blijf met hem/haar praten. Over alles. Dat voorkomt problemen of lost ze op als ze er al zijn.’
-
‘Werk goed samen met je partner. Sta voor elkaar open en klaar.’ 123
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon 7)
8)
Probeer je niks aan te trekken van vooroordelen. -
‘Trek niks aan van de vooroordelen.’
-
‘Trek je niks aan van ‘jij bent er ook jong bij’.’
Bedenk waar je het voor doet: de toekomst van jou en je kind(eren). -
‘Blijf je kind altijd zoveel liefhebben en koesteren als je kan, en zorg er voor dat je altijd een doel hebt voor ogen, zodat je dit allemaal kan meegeven aan je kind en voor een goede toekomst kan zorgen.’
-
‘Vecht voor je kind en doe er alles aan dat je kind een goeie toekomst en opvoeding krijgt.’
9)
Geef nooit op! -
‘Als je vriend je in de steek laat, ga dan door met je leven ook al is het moeilijk.’
10)
En… geniet van de kleine dingen van het ouderschap! -
‘Geloof in jezelf en over 10 jaar heb je meer vrijheid geniet maar van wat je hebt .’
-
‘Waardeer de kleine dingen van het ouderschap, ze maken je een ander mens. Ik ben 20 met 2 kinderen en ik geniet elke dag als ik wakker word van het leven dat ik leid. Zo doe je dat! ’
124
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoofdstuk 4 – Conclusie en discussie
In de media en wetenschappelijke literatuur wordt vaak in negatieve zin gesproken over jong ouderschap. In dit onderzoek werd getracht een licht te werpen op een positiever thema rond jonge ouders, namelijk sociale steun. Daarnaast werd ook sociale spanning bekeken omdat deze niet los te koppelen zijn van elkaar. Sociale steun en sociale spanning werden in dit onderzoek onderzocht in relatie tot de (belasting van de) problemen, vragen en/of twijfels die ouders ervaren en hun behoefte aan ondersteuning op dit gebied. De onderzoeksgroep bestond uit 330 respondenten: 41 jonge vaders en 289 jonge moeders. Zij hadden allen hun (eerste) kind voor hun 23e jaar gekregen. Allereerst werd bekeken of en zo ja welke problemen, vragen en/of twijfels spelen bij jonge ouders. Bijna 90% van de jonge ouders (N = 288) gaf aan op één of enkele domeinen een probleem, vraag en/of twijfel te hebben (gehad) in de afgelopen zes maanden en 82% van de jonge ouders (N = 266) had op tenminste één domein belastende problemen, vragen en/of twijfels (gehad) in de afgelopen zes maanden. Daarnaast had 42% van de respondenten op tenminste één domein een onvervulde steunbehoefte. De meeste problemen, vragen en/of twijfels werden ervaren op het gebied van het inkomen, gedrag van het kind, de gezondheid van het kind, de eigen gezondheid en huisvesting. Belastende problemen werden het meest ervaren op het gebied van inkomen, relatie, schulden en huisvesting. Als gekeken wordt naar het aantal respondenten dat onvervulde steunbehoefte had op de verschillende domeinen, dan kan geconcludeerd worden dat de meeste onvervulde steunbehoeften van ouders te maken hadden met de eigen gezondheid, het inkomen, schulden en huisvesting. Deze domeinen vallen allen onder de leefgebieden wonen, werk inkomen, gezondheid en beperking en gezin en familie van het levenswiel. 125
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Het verband tussen het aantal domeinen waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hebben, de belasting die zij op deze domeinen ervaren en het aantal onvervulde steunbehoeften enerzijds en sociaaldemografische achtergrondvariabelen anderzijds is getoetst. Er is gekeken naar de invloed van geslacht, leeftijd van de respondenten (ten tijde van het invullen van de vragenlijst/ten tijde van de geboorte van het (eerste) kind), leeftijd van het (oudste) kind, aantal kinderen, relatiestatus (wel/geen partner), opleidingsniveau en dagbesteding. Significante resultaten zijn gevonden voor geslacht, de relatiestatus en opleidingsniveau. Jonge moeders ervaren gemiddeld op meer domeinen een probleem, vraag en/of twijfel dan hun partner. Daarnaast hadden jonge ouders met een partner op minder domeinen een (belastend) probleem, vraag, twijfel of onvervulde steunbehoefte en zij ervaren de problemen, vragen en/of twijfels als minder belastend dan respondenten zonder partner. Tot slot ervaren jonge ouders die hoger opgeleid zijn op minder domeinen een probleem, vraag of twijfel dan laag opgeleide ouders en hebben jonge ouders op meer domeinen onvervulde steunbehoeften naarmate zij lager opgeleid zijn. Vrijwel alle respondenten gaven aan dat zij steun ervaren voor alle typen sociale steun, namelijk: emotionele steun, praktische/instrumentele steun, informatie en advies, (positieve) feedback, ontspanning (vrije tijd en plezier) en hulp bij de opvang van de kinderen. Daarnaast gaven vrijwel alle zwangere vrouwen aan voor steun of hulp bij de zwangerschap terug te (kunnen) vallen op hun omgeving. Personen die vaak genoemd werden als (mogelijke) steunpersoon waren de partner, moeder, vriend(inn)en, vader, schoonmoeder en schoonvader. Niet alle ouders die aangaven dat zij steun zouden kunnen vragen van bepaalde personen, hebben uiteindelijk hun hulp gekregen of gevraagd in de afgelopen maand. Gemiddeld hielpen de steunpersonen hen 2x per maand met de verschillende soorten sociale steun. Respondenten waren over het algemeen tevreden (tot zeer tevreden) over de hulp die zij kregen. Enkele respondenten gaven aan soms meer hulp gehad te hebben gewild, terwijl ook 126
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon een aantal respondenten aangaf liever iets minder hulp gehad te hebben. Dit waren slechts kleine percentages. De gemiddelde grootte van het steunnetwerk werd vergeleken voor wat betreft de eerder genoemde sociaaldemografische achtergrondvariabelen. Significante verschillen voor wat betreft de grootte van het steunnetwerk werden alleen gevonden als gekeken werd naar het opleidingsniveau. Respondenten die hoog opgeleid zijn hebben gemiddeld een groter steunnetwerk dan respondenten die laag opgeleid zijn. Vrijwel alle respondenten gaven aan dat zij enige vorm van spanning ervaren in het contact met hun omgeving. Alle soorten spanning kwamen voor: teleurgesteld worden, bemoeizucht, kritiek en conflict. De moeder, partner, vader en schoonmoeder werden het meest genoemd als bron van sociale spanning. Daarnaast zeiden veel respondenten te maken te hebben met vooroordelen vanuit de omgeving als aparte vorm van spanning. De mate waarin ouders spanning ervaren werd ook vergeleken voor wat betreft de eerder genoemde sociaaldemografische achtergrondvariabelen. Significante verschillen werden gevonden voor de relatiestatus. Respondenten met een partner ervaren gemiddeld minder spanning dan respondenten zonder partner. De relatie tussen het aantal gebieden waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels of onvervulde steunbehoeften hebben, de totale belasting die ouders ervaren en de mate van sociale steun en spanning is eveneens onderzocht. Significante verbanden werden gevonden tussen het aantal (belastende) problemen, vragen en/of twijfels en de mate van sociale spanning. Significante verschillen zijn gevonden tussen de mate van sociale spanning en het gemiddeld aantal domeinen met (belastende) problemen, vragen en/of twijfels en onvervulde steunbehoeften. Respondenten die aangeven relatief veel spanning te hebben ervaren, hadden op meer domeinen (belastende) problemen, vragen en/of twijfels en meer onvervulde steunbehoeften. Tevens is gekeken naar de modererende invloed van de grootte van het steunnetwerk. Hieruit bleek dat de relatie tussen de mate van spanning zoals deze door de 127
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon ouder wordt ervaren en het aantal gebieden waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels of onvervulde steunbehoeften hebben en de totale belasting die ouders ervaren niet beïnvloedt wordt door de grootte van het steunnetwerk. Tot slot is gekeken in hoeverre de jonge ouders die formele steun krijgen hier tevreden over zijn. Iets meer dan de helft van de respondenten die aangaven hulp te hebben (gekregen) gaf aan dat zij tevreden tot zeer tevreden zijn over de hulpverlening. Ruim een kwart van de respondenten was (zeer) ontevreden. Een hulpverlener die slecht luistert was voor veel van deze respondenten een reden tot ontevredenheid. Respondenten gaven tot slot aan behoefte te hebben aan duidelijke informatie waar zij recht op hebben, hulp bij praktische zaken, toegankelijkere hulp en een positievere, minder bevooroordeelde houding van hulpverleners.
Discussie Ondanks de omvang van de onderzoeksgroep zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij dit onderzoek. Allereerst zijn er aanwijzingen dat de onderzoeksgroep geen goede afspiegeling is van de algehele populatie jonge ouders. In dit onderzoek participeerden relatief weinig allochtone respondenten. Zij maken slechts 20% van het totale aantal respondenten uit, terwijl uit cijfers van het CBS blijkt dat meer dan de helft van de jonge ouders onder de 20 jaar van allochtone afkomst is (Garssen & Harmsen, 2005). Een kanttekening bij deze cijfers is echter wel dat het hier gaat om moeders van onder de 20 jaar. Naast het feit dat in dit onderzoek relatief weinig allochtone respondenten participeerden, hadden in dit onderzoek relatief veel respondenten een relatie, namelijk 90%. Uit cijfers van het CBS blijkt echter dat één op de drie jonge moeders een alleenstaande ouder is (Garssen & Harmsen, 2005). Ook bij deze cijfers moet de kanttekening gemaakt worden dat het hier gaat om moeders van onder de 20 jaar.
128
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Van de mannelijke respondenten had zelfs iedereen een relatie. Alle mannelijke respondenten waren bovendien gepaard aan een vrouwelijke respondent. Dit onderzoek is er dan ook niet in geslaagd om een goede vergelijking te maken tussen mannen en vrouwen. Deze onderzoeksgroep is wellicht ook geen goede afspiegeling van de van de algehele populatie jonge ouders vanwege het feit dat een groot deel van de werving is verlopen via de internetsite Babybytes. Dit is een site waar vrouwen een profiel kunnen aanmaken waarop ze foto’s en verhalen van hun kind(eren) kunnen uploaden en waar zij tevens kunnen aangeven of zij zwanger willen worden of hoe lang een eventuele zwangerschap nog duurt. Het is aannemelijk dat vrouwen die op deze site actief zijn, meer bezig zijn met zwangerschap en het moederschap en hier wellicht ook positiever tegenover staan dan vrouwen die niet op een soortgelijke site actief zijn. Het percentage respondenten dat aangeeft dat de zwangerschap gepland was wijst inderdaad in die richting omdat blijkt dat dit percentage hoger is in vergelijking met andere onderzoeken (De Rijck, 2008). Een eerste verklaring daarvoor kan liggen in het zojuist genoemde punt. Een andere mogelijke verklaring heeft te maken met het hoge percentage respondenten met een partner. Vrouwelijke respondenten hebben in veel gevallen een oudere partner. Zij schelen gemiddeld 4 jaar met hun partner, maar uitschieters naar boven (tot 18 jaar leeftijdsverschil) zijn ook aangetroffen. Het feit dat veel respondenten een oudere partner hebben, kan van invloed zijn geweest op het percentage respondenten dat de zwangerschap van hun eerste kindje gepland had. Bovendien ligt de bovengrens van de leeftijd van respondenten waarop zij hun (eerste) kind kregen in dit onderzoek redelijk hoog in vergelijking met andere onderzoeken. Geen verklaring voor het verschil met andere onderzoeken, maar wel een verklaring voor het hoge percentage respondenten die aangaf dat het eerste kind gepland was, kan zijn
129
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon dat deze respondenten een sociaal wenselijk antwoord wilden geven, ook al werd er uitdrukkelijk bij gezegd dat het er niet om ging of het kind wel of niet gewenst was. De afname van de vragenlijst duurde ongeveer een half uur. Respondenten die aangaven veel problemen, vragen en/of twijfels te hebben ervaren, kregen veel vervolgvragen die andere respondenten niet kregen. Hierdoor duurde de afname voor een kleine groep respondenten nog langer. Alhoewel respondenten de mogelijkheid hadden om de vragenlijst in delen in te vullen, hebben slechts weinigen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Vermoeidheid en een gebrek aan motivatie (verveling) doordat sommige vragen steeds terugkeerden zouden van invloed kunnen zijn geweest op de resultaten. Een aantal respondenten heeft de vragenlijst echter veel sneller ingevuld, namelijk in een kwartier. Het is de vraag of dit dezelfde respondenten zijn als de respondenten die bij de VOBO-vragen aangaven op geen enkel gebied problemen, vragen en/of twijfels te ervaren om vervolgvragen te vermijden en zodoende sneller met de vragenlijst klaar te zijn. Daarnaast waren de respondenten die snel klaar waren met het invullen van de vragenlijst wellicht dezelfde respondenten die geen enkele open vraag invulden. Zodoende zijn deze open vragen wellicht voornamelijk door de meer gemotiveerde respondenten beantwoord, wat een vertekend beeld kan geven van de resultaten. Dergelijke relaties kunnen echter niet worden getoetst aangezien gegevens over de exacte tijd die respondenten hebben besteed aan het invullen van de vragenlijst niet voorhanden is. Een kritische kanttekening is ook op z’n plek voor de vragenlijsten die in dit onderzoek zijn gebruikt. Beide vragenlijsten die in dit onderzoek zijn gebruikt, zijn bedoeld voor mondelinge afname. In dit onderzoek werden deze vragenlijsten online afgenomen. Alhoewel er veel aan is gedaan om de vragen duidelijk te formuleren (waaronder het testen van de vragenlijst onder testpersonen) waren niet alle vragen voor alle respondenten duidelijk. Dit kan van invloed zijn geweest op de resultaten. 130
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Met name de wijze waarop sociale spanning in dit onderzoek is onderzocht had simpeler gemoeten en gekund. Een aantal respondenten gaf ook aan dat zij de vragen die gingen over sociale spanning onduidelijk vond. Daarnaast is aan de antwoorden van de respondenten te zien dat een aantal van hen de vragen niet snapten. Veel respondenten kozen voor de optie ‘ik heb de hele vragenlijst niemand (anders) genoemd/aangevinkt’ terwijl zij wel degelijk meer personen in hun vragenlijst hadden genoemd of aangevinkt. Er waren slechts vier respondenten die minder dan drie personen hadden genoemd in hun vragenlijst terwijl 96 respondenten geen drie personen benoemden. Daarnaast behaalde slechts 2,5% van de respondenten de minimale score van 12 terwijl 23% in eerste instantie aangaf van niemand spanning te ervaren. Het lijkt erop dat respondenten in eerste instantie hun eigen invulling gaven aan het begrip ‘sociale spanning’ en op basis daarvan besloten om te zeggen dat zij geen spanning ervaren terwijl uit hun antwoorden op de typen steun later bleek dat zij wel degelijk spanning ervaren. Wellicht hadden zij bij sociale spanning niet gedacht aan alle typen (teleurstelling, bemoeizucht, kritiek en conflict). Het feit dat respondenten die geen drie steunpersonen benoemden een minimale score kregen op de afzonderlijke delen, kan de resultaten voor somscore ‘totale spanning’ hebben beïnvloed. Wellicht was het beter geweest als de resultaten van deze respondenten buiten de data zouden worden gehouden. Ondanks het feit dat dit veel missing values zou betekenen, zou het wellicht wel een beter beeld geven van de werkelijke somscores voor sociale spanning. De vragenlijsten hadden ook een aantal beperkingen. Op basis van de antwoorden van de respondenten was het niet mogelijk een exact cijfer te geven van de grootte van hun steunnetwerk. Zoals eerder al kort beschreven is het in dit onderzoek uitgerekende netwerkgrootte geen werkelijke netwerkgrootte maar gaat het om het aantal type steunpersonen die genoemd werden door de respondent en geeft het een idee van de minimale 131
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon netwerkgrootte. Een respondent met veel vrienden had niet per definitie een groot steunnetwerk als hij of zij niet veel andere type steunpersonen (zoals vader, moeder, opa, oma) noemde. Het feit dat er in tegenstelling tot andere somscores (zoals de mate van spanning zoals deze door de ouder werd ervaren) voor het steunnetwerk nauwelijks significante resultaten werden gevonden zou hiervan een gevolg kunnen zijn/zou hiermee samen kunnen hangen. Tabellen waarin percentages werden gegeven van het aantal respondenten dat een bepaalde steunpersoon noemde, zoals in de top-10, bevatten alleen het percentage van het totaal aantal respondenten in plaats van het percentage van het aantal respondenten die deze betreffende steunpersoon in de omgeving heeft. Niet iedereen heeft een partner, broer of zus. Hetzelfde geldt voor een opa of oma. De steunpersonen die door de respondenten genoemd werden in de vragen over sociale steun zijn wellicht niet per definitie de mensen die hen daadwerkelijk steun verlenen. Sommige respondenten noemen hun partner wel als het gaat om hulp bij de opvang (oppassen) terwijl andere respondenten dit vanzelfsprekend vinden en er daarom niet snel aan denken om deze persoon als steunpersoon te noteren. Dit zou ook zo kunnen zijn voor andere soorten steun. Ondanks de hoeveelheid achtergrondvragen die in de vragenlijst zijn opgenomen, waren een aantal achtergrondgegevens niet beschikbaar terwijl deze wel interessant zouden zijn. Allereerst gaat het om het ontbreken van antwoordcategorieën. Veel respondenten gaven aan VMBO als huidige of hoogste opleidingsniveau te hebben. Er zijn echter vier typen VMBO-opleidingen te onderscheiden. Dit onderscheid kan met de huidige vragenlijst niet worden gemaakt terwijl er wel degelijk een verschil is tussen de opleidingen. Daarnaast ontbrak bij de vraag over dagbesteding de mogelijkheid voor respondenten om aan te geven dat zij werk en studie/school combineren. Respondenten moesten kiezen uit werk, 132
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon studie/school of geen van beiden. Sommige respondenten moesten daarom dus kiezen tussen twee categorieën die beide op hen van toepassing waren. Dit zou de resultaten voor wat betreft dagbesteding beïnvloed kunnen hebben. In dit onderzoek werd geen vergelijking gemaakt tussen de resultaten van deze onderzoeksgroep en leeftijdsgenoten of ‘oudere jonge ouders’. De vraag is dan ook of de resultaten niet eerder het gevolg zijn van de leeftijd van de respondenten of van het prille ouderschap dan van het jonge ouderschap an sich. Slechts een paar resultaten kunnen worden vergeleken met dat van leeftijdsgenoten of ‘oudere jonge ouders’. De in dit onderzoek gebruikte vragenlijst over sociale steun en sociale spanning is speciaal ontwikkeld voor jonge ouders en daarom niet eerder gebruikt voor een andere doelgroep. De Vragenlijst Onvervulde Behoefte aan Opvoedingsondersteuning is weliswaar eerder voor oudere ouders gebruikt, maar is voor dit onderzoek aangepast. Een één op één vergelijking is dus niet te maken. Sommige achtergrondvariabelen, kunnen wel worden vergeleken. Zoals het opleidingsniveau, de dagbesteding en het percentage respondenten dat een scheiding van zijn of haar ouders heeft meegemaakt. Zo is bijna de helft van de respondenten van dit onderzoek laag opgeleid. Dit is echter niet zo verwonderlijk als gekeken wordt naar de leeftijd van de respondenten en het percentage dat nog op school zit. Een groot deel van de respondenten die VMBO noteerde als hoogst voltooide opleiding (= laag opgeleid) volgde op het moment van ondervraging een MBO-opleiding. Wanneer deze respondenten dit zouden afronden, zijn zij middelbaar opgeleid. De cijfers van het hoogst voltooide opleiding moeten daarom iets anders bekeken worden dan hoe er doorgaans naar wordt gekeken (omdat het dan gaat om volwassenen). Statistische gegevens over het percentage jongeren dat een scheiding van zijn of haar ouders meemaakt zijn voorhanden en kunnen worden vergeleken met de cijfers die in dit 133
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon onderzoek naar voren zijn gekomen. In dit onderzoek gaven 147 jonge ouders (45%) aan een scheiding te hebben meegemaakt. 136 jonge ouders (41%) waren op dat moment minderjarig (jonger dan 18 jaar). Het CBS rapporteerde in 2001 dat één op de zes kinderen in ons land een scheiding meemaakt (CBS, 2001). Dat is dus aanzienlijk minder dan het percentage gescheiden ouders van jonge ouders. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat echtscheiding verschillende negatieve gevolgen kan hebben voor het kind, vooral als het kind de ouderlijke scheiding op jonge leeftijd meegemaakt (De Graaf, 1993; Steenhof & Prins, 2005). De respondenten met gescheiden ouders waren in dit onderzoek gemiddeld 8 jaar ten tijde van de scheiding. Ruim een derde van de respondenten was jonger dan 5 jaar toen hun ouders scheidden. Dit percentage is aanzienlijk hoger dan het percentage dat het CBS heeft berekend, namelijk 17% (Sprangers & Steenbrink, 2010). Resultaten als de mate van spanning die door de jonge ouders worden ervaren kunnen samenhangen met het feit dat deze ouders een ouderlijke scheiding hebben meegemaakt en niet zozeer vanwege het feit dat zij op relatief jonge leeftijd ouder zijn geworden. Een andere achtergrondvariabele die kan worden vergeleken met leeftijdsgenoten is de mate waarin jongeren moeite hebben om rond te komen. Uit dit onderzoek bleek dat bijna de helft van de respondenten (49%) aangeeft moeite te hebben om rond te komen. Het Nibud, dat onderzoek doet onder scholieren van 12 tot 18 jaar, onderzoekt elk jaar de financiële situatie van deze groep. Uit dit onderzoek blijkt dat 33% van de scholieren soms geld te kort komt en 7% vaak. Meer dan de helft (60%) gaf aan nooit geld te kort te komen (Nibud, 2011). In vergelijking met deze groep scholieren hebben jonge ouders dus vaker moeite om rond te komen. Wel moet hierbij de kanttekening worden geplaatst dat de groep die het Nibud onderzocht jonger is dan de onderzoeksgroep van dit onderzoek. Bovendien blijkt uit ander onderzoek van het Nibud dat bijvoorbeeld schulden en de moeite om rond te komen toeneemt als jongeren op zichzelf gaan wonen. Zo staan uitwonende jongeren vaker rood dan 134
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon thuiswonende jongeren (56% tegenover 33%) (Nibud, 2010). Rood staan staat echter niet gelijk aan ‘moeite hebben om rond te komen’. Een vergelijking maken van een op het eerste gezicht simpele achtergrondvariabele tussen twee groepen is dus lang niet altijd even makkelijk. Het blijft discutabel om alle onderzoeksresultaten te zien als een gevolg van het jonge ouderschap. Ook statistisch gezien zitten er haken en ogen aan dit onderzoek. In dit onderzoek werd een significant (positief) verband gevonden tussen het aantal domeinen waarop ouders problemen, vragen en/of twijfels hebben en de mate waarin zij spanning ervaren. De vraag is of er daadwerkelijk sprake is van een verband of dat respondenten die aangeven dat zij problemen, vragen en/of twijfels hebben bij/rond het opvoeden ook eerder zullen aangeven dat zij problemen ervaren in sociale relaties. In dat geval zorgt de openheid en eerlijkheid van de respondenten ervoor dat een dergelijk verband gevonden wordt en niet zozeer het werkelijke verschil. In dit onderzoek is nauwelijks gecontroleerd voor achtergrondvariabelen. Sommige resultaten kunnen echter toch beïnvloed zijn door achtergrondvariabelen als de leeftijd van de kinderen. Bijna de helft van de kinderen (42%) was jonger dan 1 jaar was toen hun vader of moeder de vragenlijst invulde. Een kwart van de kinderen was zelfs onder de 6 maanden. Sommige moeders gaven aan nog geen oppas te hebben voor hun kind of niet te werken omdat zij nog kraamverlof hadden. Wellicht heeft dit de cijfers voor opvang en dagbesteding iets beïnvloed. Daarnaast geven (relatief) weinig ouders geven aan problemen, vragen of twijfels te hebben over het gedrag van het kind. Een reden hiervoor kan zijn dat de meeste problemen, vragen en twijfels op dit gebied rond de leeftijd van twee jaar (tijdens de zogenaamde ‘peuterpuberteit’) en dat veel kinderen die leeftijd nog niet hadden bereikt. Het feit dat veel ouders deze periode nog niet hebben meegemaakt, kan invloed hebben gehad op de resultaten. Dit is onderzocht en bleek het geval. Slechts 4% van de ouders van een baby 135
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon van 0-1 jaar had belastende vragen over opvoeding in tegenstelling tot 18% van de ouders van een peuter van 2-3 jaar. Alhoewel dit verband statistisch is getoetst en significant bleek, kan de leeftijd van het kind ook invloed hebben gehad op andere variabelen die niet zijn gecontroleerd voor deze variabele. Wanneer dit onderzoek tegen het licht wordt gehouden van de onderzoeken die zijn besproken in de inleiding, dan kan, in overeenstemming met bevindingen van Van Dijk, Van Esveld en Schelling (2005) geconcludeerd worden dat veel jonge ouders met goede informatie en praktische ondersteuning prima in staat zijn om al dan niet samen met de vader voor hun kind te zorgen en samen een toekomst op te bouwen . Een grote groep respondenten gaf aan nauwelijks problemen, vragen en/of twijfels te hebben en als deze er wel waren, werden deze meestal niet als erg belastend ervaren. Bovendien hadden velen met steun uit de omgeving nauwelijks ondervulde steunbehoeften. Garssen en Harmsen (2005) vonden dat moeders na de geboorte van hun kind in veel gevallen hun opleiding niet afmaken en terugvallen op een uitkering. In dit onderzoek werd deze bevinding deels bevestigd. 35 vrouwelijke respondenten (11% van het totaal aantal respondenten) hadden op het moment dat zij de vragenlijst invulden geen werk en zij zaten ook niet op school terwijl zij voor hun zwangerschap wel op school zaten. In totaal had bijna een kwart van de respondenten geen werk en volgden zij ook geen studie (10% van de mannen en 34% van de vrouwen). Dat zijn forse cijfers in vergelijking met de cijfers van leeftijdsgenoten. In het eerste kwartaal van 2011 bedroeg het percentage jongeren van 15-25 jaar zonder werk en opleiding in Nederland 7,4% (Souren, 2011). Een verklaring voor het hoge percentage (vrouwelijke) respondenten dat geen werk heeft en geen opleiding volgt zou kunnen zijn dat een aantal vrouwelijke respondenten net is bevallen of nog zwanger is. Het zou kunnen dat zij tijdelijk zijn gestopt met hun werk en/of studie en het op een later moment weer oppakken. Toch lijkt het erop dat er meer aan de hand is. Uit verschillende onderzoeken 136
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon is gebleken dat de steun van een partner samenhangt met schooluitval (Unger & Cooley, 1992; Unger & Wandersman, 1988; Warrick, Christianson, Walruff, & Cook, 1993). Of dat in dit onderzoek ook het geval is, zou nog moeten worden onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat respondenten die een opleiding volgden of werkten een groter steunnetwerk hadden dan respondenten zonder werk en opleiding. Aangezien uit onderzoek blijkt dat steun een belangrijke protectieve factor is, verdient het dan ook zeker een aanbeveling dat er (meer) aandacht komt voor de toe leiding naar werk en/of studie vanuit de overheid maar ook vanuit de hulpverlening. Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner en het daaraan verwante levenswiel waren uitstekende uitgangspunten voor dit onderzoek. Door de ouder te plaatsen in een bredere context dan alleen de opvoed- of thuissituatie is veel duidelijk geworden over de domeinen om de ouder (en het kind) heen die meer aandacht vragen. Dit onderzoek is er niet in geslaagd om evidentie te vinden voor ofwel het stress prevention model ofwel het support deterioration model. Longitudinaal onderzoek is nodig om verbanden tussen stressvolle gebeurtenissen, steun en spanning te onderzoeken. Ondanks de grote hoeveelheid uitgevoerde toetsen zijn er nog tal van verbanden en verschillen te toetsen, ook met de data die met dit onderzoek is verzameld. Er moest echter een keuze gemaakt worden uit de enorme dataschat die dit onderzoek heeft opgeleverd. De focus van dit onderzoek lag op een positief thema binnen jong ouderschap, namelijk sociale steun. Toch is het ook interessant om te kijken naar bijvoorbeeld de modererende invloed van spanning en risicocumulatie van jonge ouders, al dan niet in relatie tot sociale steun en sociale spanning. Dit is dan ook een aanbeveling voor vervolgonderzoek. Daarnaast zou het interessant zijn om meer jonge vaders te betrekken bij vervolgonderzoek. Deze vaders moeten geworven worden via andere methoden dan via de moeder van hun kind zodat verschillen kunnen worden getoetst tussen mannen en vrouwen in 137
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon plaats van tussen partners. Dit onderzoek is er niet in geslaagd om een goede vergelijking te maken tussen mannen en vrouwen omdat alle mannelijke respondenten gepaard waren aan een vrouwelijke respondent, namelijk hun partner. Tevens zou het interessant zijn in vervolgonderzoek te kijken naar partners van jonge ouders die niet noodzakelijkerwijs de ouder van het kind zijn. Uit dit hoofdstuk bleek onder andere dat respondenten wisselende ervaringen hebben met de hulpverlening. Respondenten die hulp krijgen of hebben gekregen van de Opvoedpoli waren hier allemaal (zeer) positief over. Het gaat hier echter om een klein aantal respondenten (in het geval van de Opvoedpoli om vijf respondenten). Het is dan ook niet mogelijk om op dit gebied generaliserende uitspraken te doen. De resultaten moeten voorzichtig geïnterpreteerd worden. Ondanks het feit dat jonge ouders één ding met elkaar gemeen hebben, namelijk dat zij op (relatief) jonge leeftijd een kind hebben gekregen, moet benadrukt worden dat het gaat om een gevarieerde groep. Hun levens verschilt op tal van punten van elkaar. Sommige respondenten hebben een stabiel gezinsleven met hun partner, anderen bevinden zich in een fase waarin ze moeten wennen aan het ouderschap en de relatie met de andere ouder op de proef wordt gesteld. Jonge ouders kunnen en mogen niet over één kam geschoren worden. De aanbevelingen die gedaan zijn in dit onderzoek naar aanleiding van wat respondenten hebben aangegeven gelden dan ook niet per definitie voor alle jonge ouders. Elke jonge ouder vraagt om een eigen benadering. Binnen de hulpverlening moet dan ook rekening gehouden worden met deze diversiteit. Desondanks zijn de aanbevelingen gedaan omdat er een rode draad liep in de antwoorden die veel respondenten gaven. In het volgende en laatste hoofdstuk zullen aanbevelingen worden gedaan die specifiek van toepassing zijn op de Opvoedpoli.
138
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoofdstuk 5 - Aanbevelingen voor de Opvoedpoli
Uit de eerder beschreven resultaten van de ervaringen van respondenten met de hulpverlening bleek dat respondenten die hulp hebben (gehad) van de Opvoedpoli hier allemaal (zonder uitzondering!) tevreden over waren. Dit is een heel goed resultaat, vooral omdat respondenten lang niet allemaal tevreden zijn over de hulpverlening in het algemeen. Ondanks het feit dat de cliënten van de Opvoedpoli die meededen aan dit onderzoek tevreden zijn, is er altijd ruimte voor verbetering (kwaliteit) en uitbreiding (kwantiteit). Jonge ouders maken nog geen groot deel uit van het cliëntenbestand van De Opvoedpoli. Enerzijds zou dit kunnen liggen aan het feit dat De Opvoedpoli deze groep ouders nog niet voldoende bereikt en anderzijds zou dit kunnen liggen aan het feit dat jonge ouders geen behoefte hebben aan hulp in het algemeen of de hulp die De Opvoedpoli biedt in het bijzonder. De vraag is of dit erg is. Een groot deel van de jonge ouders gaf in dit onderzoek tenslotte aan geen behoefte te hebben aan hulp. Daarentegen gaf een kleiner deel aan wel hulp te willen hebben als de hulpverlening anders georganiseerd zou zijn. De uitdaging is dan ook om de hulpverlening zo te organiseren dat deze aantrekkelijk is voor (met name deze groep) jonge ouders. Wellicht zijn bepaalde vormen van hulp dan ook interessant voor ouders die eerder aangaven geen hulp te willen. Hulpverlening moet dan wel gezien worden in de breedste zin van het woord en kan er ook uit bestaan jonge ouders bij elkaar te brengen om elkaar een luisterend (en begrijpend!) oor te bieden en ervaringen uit te wisselen. Wellicht kan ‘hulpverlening’ in dat geval ook een waardevolle toevoeging zijn in het leven van die ouders die aangeven ‘helemaal klaar te zijn’ met de hulpverlening of geen hulp nodig zeggen te hebben maar daarbij niet denken aan deze vorm van hulp.
139
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Hierna volgt een korte opsomming van de punten waarop De Opvoedpoli zich zou kunnen richten om de hulpverlening aan jonge ouders te verbeteren en uit te breiden.
1) Voortzetting van de huidige benadering waarin gefocused wordt op de positieve aspecten. 2) Voortzetting van huidige benadering waarin de cliënt niet los wordt gezien van de omgeving en opvoeding in een bredere context worden geplaatst. Bij opvoed- en opgroeiproblemen moet ook aandacht worden besteed aan basisbehoeften (voldoende inkomen, goede huisvestiging). Cliënten die dat nodig hebben, moeten hierbij geholpen worden zonder doorverwijzing. Bijvoorbeeld hulp bij praktische zaken zoals het regelen van huisvesting, kinderopvang, het toeleiden naar werk of opleiding en het aanvragen van een urgentieverklaring. 3) Voldoende aandacht voor het informele netwerk van de jonge ouder en voor de spanningen waarmee de contacten gepaard kunnen gaan. 4) Het opzetten van een (informatieve) internetpagina met: a. Belangrijke informatie over praktische zaken als huisvesting, inkomen. b. De mogelijkheid om ervaringen uit te wisselen met andere jonge ouders. c. De mogelijkheid om te chatten of mailen met een professional van de Opvoedpoli. Toegankelijkheid (een lage drempel) en vrijheid (geen verplichtingen) zijn daarbij de sleutelwoorden. Wel zou er een mogelijkheid moeten zijn om doorverwezen te worden naar een gezinscoach als blijkt dat de jonge ouder hier behoefte aan heeft. d. Nuttige tips voor en door jonge ouders (zoals: waar koop je goedkope en leuke kleding voor je kinderen?).
140
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon e. ‘Marktplaats’ voor het verkopen en ruilen van spullen (zoals kinderkleding en speelgoed) en het aanbieden van diensten (zoals oppas en vervoer). 5) Het organiseren van (thema-)bijeenkomsten voor jonge ouders met als belangrijkste doel het contact tussen jonge ouders bevorderen en het uitwisselen van ervaringen. Daarnaast zou bij elke bijeenkomst een thema dat leeft onder jonge ouders centraal kunnen staan. Dat thema zou aangedragen kunnen worden door de ouders zelf zodat ingespeeld wordt op de zaken die bij hen spelen en hen aanspreken.
In deze aanbevelingen is rekening gehouden met de actuele situatie van bezuinigingen in de zorg en het snijden in de eigen bijdrage van cliënten waardoor cliënten mogelijk meer zelf moeten gaan betalen. Het opzetten van de internetsite voor jonge ouders is een reële ambitie aangezien dit relatief weinig geld hoef te kosten en de diensten gratis beschikbaar zijn voor jonge ouders. Dit is een vereiste gezien de gewenste toegankelijkheid en de financiële situatie van sommige jonge ouders. Dit onderzoek heeft tevens laten zien dat een groot deel van de jonge ouders uitstekend te bereiken is via het internet. Mocht de Opvoedpoli haar reikwijdte onder jonge ouders willen verbreden, dan is het een optie om dit via internet te bewerkstelligen. De bovenstaande aanbevelingen zijn tot stand gekomen naar aanleiding van voorafgaand literatuuronderzoek en uiteraard dit onderzoek. Met name de antwoorden op de open vragen en het (e-mail)contact met de jonge ouders hebben veel inzicht gegeven in het leven van jonge ouders. Met dit onderzoek hoop ik daar een waardevolle bijdrage aan te hebben geleverd.
141
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Leuke reacties van respondenten
‘Ik wil nog wel even kwijt dat ik dit één van de weinige enquêtes vond over jongmoederschap (en geloof me, ik heb er heel wat ingevuld) waar werd geprobeerd om op een respectvolle manier, zonder ál te veel vooroordelen, de zaken correct uiteen te zetten.’ ~ ‘Het was een leuke en confronterende enquête, maar leuk om in te vullen!’ ~ '(…) verder wil ik opmerken dat ik het erg goed vind dat u hier onderzoek naar doet, want ik heb gemerkt dat heel veel mensen geen idee hebben hoe zwaar het wel niet is/kan zijn wanneer je op jonge leeftijd moeder/vader word. omdat de meesten mensen ervan uit gaan dat het precies hetzelfde is dan als je bijvoorbeeld op je 27e moeder of vader word. dus dit onderzoek vind ik naar mijn mening zeer waardevol en ik ben blij dat er aandacht aan dit onderwerp wordt besteed.' ~ ‘Leuke vragenlijst!’ ~ ‘Graag wil ik je nog mijn complimenten geven over de goede manier van vraagstelling in tegenstelling tot de enquêtes van marktonderzoeken die vaak vaag en onduidelijk geformuleerd zijn. Ik hoop dat je je onderzoek op een goede manier kunt voortzetten en over enkele tijd kan afsluiten. Ik zie graag de uitkomsten tegen die tijd tegemoet!'
142
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Literatuurlijst
Aalbers-van Leeuwen, M., Hees, van L., & Hermanns, J. (2002). Risico- en protectieve factoren in moderne gezinnen: reden tot optimisme of reden tot pessimisme? Pedagogiek, 22, 41-54. Alders, M. (2003). Allochtonenprognose 2002–2050: bijna twee miljoen niet-westerse allochtonen in 2010. Bevolkingstrends, 1, 34-41. Asscher, J. J., & Paulussen-Hoogeboom, M. C. (2005). De invloed van protectieve en risicofactoren op de ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Kind en adolescent, 26, 56-69. Barrera, M. (1986). Distinctions between social support concepts, measures and models, American Journal of Community Psychology, 14, 413-445. Beets, G. (2004). De timing van het eerste kind: een overzicht. Bevolking en Gezin, 33, 115142. Bekaert, A., Martens, G., & Temmerman, M. (2001) Invloed van de maternale leeftijd op de uitkomst van de zwangerschap. Geraadpleegd op 4 januari 2011 op: http://www.vvog.be/artikel?id=31165001,c=68,sectie=browse. Beker, M. (2003). Opvoedingsondersteuning en ontwikkelingstimulering: preventieve gezinsgerichte programma’s. In: E. Zeijl (red.), Rapportage Jeugd 2002. 151-173. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Berlo, W. van, Wijsen C., Vanwesenbeeck I. (2005). Gebrek aan regie: een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht, Rutgers Nisso Groep.
143
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bertrand, R., Hermanns, J. & Leseman, P. (1998). Behoefte aan opvoedingsondersteuning in Nederlandse, Marokkaanse en Turkse gezinnen met kinderen van 0-6 jaar. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 14, 50-71. Bijl, L. (2009). Het kastje en de muur: het referentiekader van de Opvoedpoli. Opvoedpoli: Amsterdam. Blokland, G. C. (2008). Over opvoeden gesproken. Methodiekboek pedagogisch adviseren. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Bronfenbrenner, U. (1979). The ecology of human development: Experiments by nature and design. Cambridge, MA: Harvard University Press. Bronfenbrenner, U. (1986). The ecology of the family as a context for human development. Developmental Psychology, 22, 723-742. Bryman, A. (2008). Social Research Methods. New York: Oxford University Press. Chavoushi, M. & Louwerse, P. (2009). Niet gepland, toch gewenst. Over de ambities van jonge moeders en de uitdagingen van hulpverleners. Rotterdam: me & society. Verkregen op 12 november 2010 op: http://www.meandsociety.com/binnenwerk.pdf CBS (2001). Een op de zes kinderen maakt echtscheiding mee. Persbericht 31 januari 2001. CBS (2002). Uitstelouders. Index, 2, 6-7. CBS (2007). Moederschap niet verder uitgesteld. Geraadpleegd op 6 juli 2011 op: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/ 2007/2007-90041-wk.htm CBS (2009). Demografische informatie verkregen uit Statline. Geraadpleegd op 12 november 2010. CBS (2010). Niet-westerse vrouwen steeds later moeder. Geraadpleegd op 6 juli 2011 op: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/ 2010/2010-3019-wm.htm 144
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon CBS (2011). Demografische informatie verkregen uit Statline. Geraadpleegd op 22 mei 2011. Cohen, S., & McKay, G. (1984). Social support, stress and the buffering hypothesis: a theoretical analysis. In A. Baum, S. E, Taylor & J. E. Singer (Eds.), Handbook of Psychology and Health, 253-264. Hillsdale, NJ: Erlbaum. Cohen, S., & Wills, T. A. (1985). Stress, social support, and the buffering hypothesis. Psychological Bulletin, 98, 310-357. Coley, R. & Chase-Lansdale, L. (1998). Adolescent pregnancy and parenthood: recent evidence and future directions. American Psychologist, 53,152-166 Colletta, N. D. & Lee, D. (1983). The impact of support for black adolescent mothers. Journal of Family Issues, 4, 127-143. Deković, M. (1999). Risk and Protective Factors in the Development of Problem Behavior During Adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 28(6), 667-685. De Wilde, M. (2008). Recente Evoluties in de Perceptie van Tienerouderschap. Tijdschrift voor Seksuologie, 32. Dijk, M. van, Esveld, M. van, & Schelling, F. (2005). Onderzoeksverslag Project jonge moeders in Zuid-Holland. Gouda: JSO expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding. Due, P., Holstein, B., Lund, R., Modvig, J. & Avlund, K. (1999). Social relations: network, support and relational strain. Social Science & Medicine, 48, 661-673. Enk, W.J.J. van, Gorissen, W.H.M. & Enk, A. van (2000). Teenage Pregnancy and Ethnicity in the Netherlands: Frequency and Obstetric Outcome. The European Journal of Contraception and Reproductive Health Care, 5, 77-84. Eurostat (2010). Demografische informatie verkregen uit Statline. Geraadpleegd op 21 november 2010.
145
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Everaert, H., & Peet, A. van (2005). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Utrecht: Hogeschool Utrecht. Kenniskring Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk. Finfgeld-Connett, D. (2005). Clarification of Social Support. Journal of Nursing Scholarship, 37, 4-9 FIOM (2011). Geraadpleegd op 26 juni 2011 op: http://www.infoportaaltienermoeders.nl/. Furstenberg, F. F. (1998). When will teenage childbearing become a problem? The implications of western experience for developing countries. Studies in Family Planning, 29, 246–253. Garssen, J. (2004). Tienermoeders: recente trends en mogelijke verklaringen. Bevolkingstrends 52(1), 13-22. Garssen, J. (2008). Sterke daling geboortecijfer niet-westers allochtone tieners. Bevolkingstrends 56(4), 14-21. Garssen, J. (2010). Veel Antilliaanse en Surinaamse tienermoeders. CBS Webmagazine, 8 december 2010. Verkregen op 28 juni 2011 op: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/allochtonen/publicaties/artikelen/archief/2010/2010-3276wm.htm Garssen, J. & Harmsen, C. (2005). Tienermoeders vaak langdurig alleenstaand. CBS Webmagazine, 19 september 2005. Verkregen op 21 november 2010 op: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2005/20 05-1778-wm.htm. Gee, C. B., Nicholson, M. J., Osborne, L. N., Rhodes, J. E. (2003). Support and Strain in Pregnant and Parenting Adolescents’ Sibling Relationships. Journal of Adolescent Research, 18, 25-35.
146
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Gee, C. B., Rhodes, J. E.(2003). Adolescent Mothers’ Relationship With Their Children’s Biological Fathers: Social Support, Social Strain, and Relationship Continuity. Journal of Family Psychology, 17, 370-383. Gesell, S., & Dijk, L. Van (2010). Jonge vaders. Een kwalitatief onderzoek naar de achtergrond en rol van jongens bij ongeplande zwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Graaf, A. De (2009). Geboorteregeling in 2008. Bevolkingstrends 57(1), 54-59. Henly, J. R. (1997). The Complexity of Support: The Impact of Family Structure and Provisional Support on African American and White Adolescent Mothers' Well-Being. American Journal of Community Psychology, 25, 629-655. Hermanns, J. (2007). Opvoeden en opgroeien: een visie achter het beleid. In P. v. Lieshout, M. v.d. Meij & J. De Pree (Eds.), Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid (pp. 21-49). Amsterdam: Wetenschappelijke Raad voor het Jeugdbeleid/Amsterdam University Press. Hoffman, S. D. (1998). Teenage Childbearing Is Not So Bad After All... Or Is It? A Review of the New Literature. Family Planning Perspectives, 30, 236-243. IJzendoorn, M. H. van & Miedema, S. (1986) De kwaliteit van kwalitatief onderzoek. Pedagogische Studien, 63, 498-505 IJzendoorn, M. H. (1988). De navolgbaarheid van kwalitatief onderzoek: methodologische uitgangspunten. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 4(5), 280-288. Letourneau, N. L., Stewart M. J., Barnfather, A. K.(2004). Adolescent Mothers: Support Needs, Resources, and Support-Education Interventions. Journal of adolescent health, 35, 509-525.
147
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Marsiglio, W. (1993). Adolescent Males’ Orientation Towards Paternity and Contraception. Family Planning Perspectives, 25, 22-31. Maslow, A. (1962). Toward a psychology of being. New York: Van Nostrand. Mathews, T. J. & Hamilton, B. E. (2002). Mean Age of Mother, 1970–2000. National vital statistics reports, 51(1), 1-13. Maynard, R. (1995). Teenage childbearing and welfare reform: lessons from a decade of demonstration and evaluation research. Children and Youth Services Review, 17, 309332. McFarlane, A. H., Norman, G. R., Streiner, D. L., & Roy, R. G. (1983). The process of social stress: Stable, reciprocal, and mediating Relationships, Journal of Health and Social Behavior, 24, 160-173. Mitchell, R. E., Billings, A. G., & Moos, R. H. (1982). Social support and well-being. Implications for prevention programs. Journal of Primary Prevention, 3, 77-98. Nibud (2011). Nibud Scholierenonderzoek 2010-2011. Utrecht: Nibud. Nibud (2010). Meer inkomen, meer uitgaven, meer schulden. Nieuwsbrief Nibud, maart 2010. Utrecht: Nibud. Nijland, D. & Abbink, J. (1997). Visuele etnografie. Theorie, methoden en mogelijkheden. Facta, 5(4), 16-19. Nath, P. S., Borkowski, J. G., Whitman, T. L., & Schellenbach, C. J. (1991). Understanding Adolescent Parenting : the Dimensions and Functions of Social Support. Family relations, 40, 411-420. Raap, S. & Coblijn, M. van (2009). Tienervaders! Een vergeten groep. Rotterdam: Scala. Rhodes, J. E., Woods, M. (1995). Comfort and Conflict in the Relationship of Pregnant, Minority Adolescents: Social Support as a Moderator of Social Strain. Journal of Community Psychology, 23, 74-83. 148
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Roye, C. F., & Balk, S. J. (1996). The relationship of partner support to outcomes for teenage Mothers their children: A Review. Journal of Adolescent Health, 19, 86-93. Rutter, M. (1979). Protective factors in children’s responses to stress and disadvantage. In Kent M. W. & Rolf, J. E. (eds.). Social competence in children: primary prevention of psychopathology. Hanover, N. H.: University press of new England. Rutter, M. (1987). Psychosocial resilience and protective mechanisms. American Journal of Orthopsychiatry, 57, 316 – 331. Schalet, A. (2004). Must We Fear Adolescent Sexuality? Medscape General Medicine, 6(4). Geraadpleegd op 6 januari 2011 op: http://works.bepress.com/cgi/viewcontent.cgi?article=1003&context=amy_schalet Schultz, D., Tharp-Taylor, S., Haviland, A., & Jaycox, L. (2009). The relationship between protective factors and outcomes for children investigated for maltreatment. Child Abuse & Neglect, 33, 684–698. Seamark, C. J., Lings, P.(2004). Positive Experiences of Teenage Motherhood: a Qualitative Study. British Journal of General Practice, 54, 813-818 Shaw, M., Lawlor, D.A., & Najman, J.M. (2006). Teenage children of teenage mothers: Psychological, behavioural and health outcomes from an Australian prospective longitudinal study. Social Science & Medicine, 62, 2526-2539. Sleegers, I. (2006). Seksualiteit bij Jonge Tieners. Antwerpen: Universiteit Antwerpen, faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen. Smeets, (2007). Versterking van kwetsbare jonge moeders. Wat kunnen lokale voorzieningen betekenen? Roermond: Service.JZ. Smelik, A (1999). Effectief beeldvormen: theorie, analyse en praktijk van Beeldvormingsprocessen. Assen: Van Gorcum.
149
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon SmithBattle, L. (2000). The Vulnerabilities of Teenage Mothers: Challenging Prevailing Assumptions. Advances in Nursing Science, 23, 29-40 Souren, M. (2001). Jeugdwerkloosheid in Nederland laagste van de Europese Unie. Webmagazine CBS, CBS Spivak, H., & Weitzman, M. (1987). Social barriers faced by adolescent parents and their children. Journal of the American Medical Association, 258, 1500-1504. Sprangers, A., & Steenbrink, N. (2010). In 2009 tijdelijk minder echtscheidingen via Nederlandse rechter. Demos, 26, 8, 1-4. Staal, I. I. E., van den Brink, H. A. G., Hermanns, J. M. A., Schrijvers, A. J. P., & van Stel, H. F. (2011). Assessment of parenting and developmental problems in toddlers: development and feasibility of structured interview. Child: Care, Health and Development, 37, 503–511. Steenhof, L., & Prins, K. (2005). Intergenerationele overdracht van echtscheidingskansen. Bevolkingstrends, 53, 47 – 52. Stevenson, W., Maton, K. I. & Teti, D. M.(1999). Social support, relationship quality, and well-being among pregnant adolescents. Journal of Adolescence, 22, 109-121. Tavecchio, L. (2003). Artikel uit NRC Handelsblad. Geraadpleegd op 29 juni 2011, http://www.pedagogenplatform.nl/index.php/artikel-uit-nrc-handelsblad Terpstra, F. (2002). De Pil, ofzo. Determinanten van pilgebruik bij Afro-Surinaamse en Antilliaanse meisjes. Maastricht: Universiteit van Maastricht. Treffers, P. E. (2003). Tienerzwangerschappen, een mondiaal probleem. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 147, 2320-2325. Turner, R. J., Grindstaff, C. F., & Phillips, N. (1990). Social support and outcome in teenage pregnancy. Journal of Health and Social Behavior, 31, 33-57. 150
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Unger D. G., & Cooley M. (1992). Partner and grandmother contact in black and white teen parent families. Journal of Adolescent Health, 13, 546-52. Unger, D. G., & Wandersman, L. P. (1988). The relation of family and partner support to the adjustment of adolescent mothers. Child development, 59, 1056-1060. Visser, J. C., & Buitelaar, J. K. (2003). Psychopathologie bij jonge kinderen. In: Verhulst, F. C., Verheij, F., & Ferdinand, R. F. (eds). Kinder- en jeugdpsychiatrie. Assen: Van Gorcum. Warrick L, Christianson J. B., Walruff J., & Cook, P. C. (1993). Educational outcomes in teenage pregnancy and parenting programs: Results from a demonstration. Family Planning Perspectives, 25, 148-155. Wenar, C., & Kerig, P. (2006). Developmental Psychopathology. New York: McGraw-Hill. Wijsen, C. & L. Lee, van (2005). Landelijke Abortus Registratie 2004. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Zande, I. A. van der (2008). Een gezin, een plan: een quick scan. Ontwikkeling van een bruikbaar instrument voor de gezinssituatie van risicojongeren bij het Centrum Jeugd en Gezin Eindhoven. Geraadpleegd op 27 juni 2011, http://igitur-archive.library.uu.nl/ student-theses/2009-0130-200835/Masterthesis%20Zande,%20IA%20van%20der0373915.pdf Zeeman, M., Hermanns, J. M. A., Hoffenaar, P., Grootens-Tecla, M, & Alberts, J. (2007). De behoefte aan opvoedingsondersteuning op Curaçao. Een onderzoek onder opvoeders met kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar. Pedagogiek, 27(2), 119-134. Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S., & Reijneveld, M. (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag-Leiden: Sociaal en Cultureel Planbureau - TNO Kwaliteit van Leven.
151
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bijlage 1 - Formulier voor testpersonen
Pilot/test onderzoek ‘sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders’ Bedankt dat je mij wilt helpen met het testen van het instrument van mijn onderzoek: de online vragenlijst! Even in het kort… Het onderzoek gaat over sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders. De onderzoeksgroep bestaat uit ouders (vaders én moeders) die voor hun 23e jaar hun kind(eren) hebben gekregen. De leeftijd van het (oudste) kind is maximaal 5 jaar. Instructie Neem een (fictieve) jonge ouder in je gedachten. Bijvoorbeeld een meisje van 15 jaar met 1 kind, zonder relatie, dat nog bij haar ouders woont. Of: een jongen van 21 met een kind van 4 en een kind van 2 bij 2 verschillende moeders. Of: een streng gelovig meisje van 23 met 2 kinderen (en zwanger van de 3e) dat getrouwd is met de vader van de kinderen. Je mag ook bepalen of de ouder veel of weinig problemen heeft met/rond de opvoeding. Heb je heel weinig tijd? Kies dan voor een ouder die weinig problemen ervaart. Je ontloopt dan veel vervolgvragen. Het gaat erom of je op basis van wat je hebt ingevuld (man/vrouw, 1 of meerdere kinderen, wel/geen relatie) wordt doorverwezen naar de juiste vragen. Onthoud daarom wat je hebt ingevuld om te kijken of dit klopt! Op de volgende bladzijde vind je vragen over de beoordeling van de vragenlijst. Deze kun je alvast lezen zodat je weet waar je op moet letten! Een tip: pak er een notitieblokje bij en noteer wat je opvalt. Mocht je de vragenlijst niet in één keer in kunnen vullen, dan zou het mogelijk moeten zijn om de vragenlijst in delen in te vullen. Je kan dan dus tussendoor iets anders doen en later weer verder gaan met de vragenlijst waar je gebleven bent. Mocht dat niet werken, noteer dat dan ook op de volgende bladzijde! Verdwijnen tijdens het invullen van de vragenlijst de pijltjes om verder te gaan naar de volgende vraag? Probeer dan de enter-toets. Tot slot wil ik je vragen om de tijd bij te houden die je nodig hebt om de vragenlijst in z’n geheel in te vullen. Succes en alvast bedankt!! Femke
152
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Vragen Zijn de vragen duidelijk? (Snap je meteen wat er gevraagd wordt?) Zijn de vragen lekker leesbaar en niet te moeilijk geformuleerd? (Dat je bijvoorbeeld niet 3x moet lezen voordat je snapt wat er staat?) Zijn de antwoordcategorieën ook duidelijk? Kun je je antwoord kwijt? (Met name in het geval van meerkeuzevragen zonder de categorie ‘anders, namelijk…’) Is de opbouw van de vragenlijst logisch? (Met name de volgorde van de thema’s die aan bod komen) Kloppen de vragen die je krijgt bij wat je hebt ingevuld? Bijvoorbeeld: vragen over zwangerschap alleen als je hebt ingevuld dat je zwanger was en vragen voor vaders als je hebt aangegeven dat je een man bent. Zo nee, wat klopte er niet? (Wat heb je ingevuld en wat klopte niet?) Vind je bepaalde vragen (té) privé of ongepast? (Ook al is er een optie ‘wil ik niet zeggen’) Vond je de vragenlijst te lang? Zo ja, waar/op welke punten vond je de vragenlijst te lang? (Wat zou korter moeten?) Mis je iets? (Bepaalde thema’s/vragen) Waren bepaalde vragen voor je gevoel dubbelop? Hoe lang was je (in totaal – van begin tot eind) bezig met de vragenlijst?
153
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bijlage 2 – Voorbeeld wervingsposter
154
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bijlage 3 – Voorbeeldbrief naar instanties
Amsterdam, 4 maart 2011
Geachte heer/mevrouw,
Naar aanleiding van ons telefoongesprek van vrijdag 4 maart stuur ik u de flyers en meer informatie over het onderzoek zoals ik u heb beloofd. Het onderzoek wordt uitgevoerd vanuit de Universiteit van Amsterdam en de Opvoedpoli en gaat om sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders. Hiervoor ben ik op zoek naar jonge ouders die mijn (online) vragenlijst in willen vullen!
Onder jonge ouders wordt in mijn onderzoek verstaan: ouders die voor hun 23e jaar hun kind hebben gekregen. De leeftijd van het oudste kind mag maximaal 5 jaar zijn. Het gaat om zowel vaders als moeders en zowel alleenstaande jonge ouders als ouders die een relatie hebben (al dan niet met de biologische vader of moeder van het kind/de kinderen). Voor het invullen van de vragenlijst ontvangen de ouders een beloning in de vorm van een cadeaubon, die zij kunnen besteden bij verschillende winkels, waaronder warenhuizen, babywinkels, drogisterijen en speelgoedwinkels.
Voor de werving van de ouders vraag ik uw hulp! Zou u de jonge ouders die contact hebben met (naam instelling) een flyer willen geven? Bij voorkeur in combinatie met een inleidend praatje? Gebruiken jullie daarnaast nog andere media voor de communicatie met de ouders (bijvoorbeeld een nieuwsbrief of iets dergelijks)? Dan zou dat misschien ook een mogelijkheid zijn om te werven.
Op de flyers staat ook een korte uitleg over het onderzoek en mijn e-mailadres en telefoonnummer zodat de ouders contact met mij op kunnen nemen. Als jullie daar prijs op stellen ontvangen jullie de onderzoeksresultaten van mijn onderzoek als dank voor jullie hulp. Mochten er een aantal respondenten via uw organisatie worden geworven, is het eventueel ook nog mogelijk om een onderzoeksverslag te ontvangen waarin staat hoe respondenten de hulp van uw instelling ervaren. Zo kan mijn onderzoek ook voor uw organisatie iets betekenen!
Ik hoop van u te horen! Alvast bedankt!
Met vriendelijke groet,
Femke Boon Masterstudente Pedagogische Wetenschappen
155
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bijlage 4 – Vragenlijst (inclusief achtergrondvragen, aangepaste versie VOBO en aangepaste en vertaalde versie SSNQ)
Onderzoek naar sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Welkom bij de vragenlijst voor het onderzoek naar sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders! Heel erg fijn dat je mee wilt werken aan dit onderzoek! Lees goed de tekst door die steeds boven de vraag staat. Hierin staat waar de vraag over gaat. Denk niet te lang na bij een vraag, maar ga op de eerste indruk af. De gegevens worden vertrouwelijk behandeld. Je hoeft in deze vragenlijst nergens je naam in te vullen en je naam wordt ook nergens vermeld. Je zit nergens aan vast en kan altijd besluiten om, tijdens het invullen van de vragenlijst, toch niet mee te werken. Je sluit dan het scherm. De gegevens die je tot dan toe hebt ingevuld, worden gebruikt voor het onderzoek tenzij jij aangeeft dat je dat niet wilt. Mijn e-mailadres staat in het mailtje waarin de link naar het onderzoek stond. Bij sommige vragen krijg je de optie 'wil ik niet zeggen', die optie kun je gebruiken als je ergens liever niets over zegt. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 30 minuten. Het is mogelijk om de vragenlijst in delen in te vullen. Bijvoorbeeld als je niet genoeg tijd hebt om het in één keer in te vullen. Wil je tussentijds stoppen? Sluit dan gewoon het scherm. Als je binnen een week terugkeert naar de vragenlijst (met dezelfde link), blijven jouw antwoorden gewoon bewaard!
Als dank voor het invullen van de vragenlijst ontvang je een cadeaubon ter waarde van 10 euro die je kunt besteden bij verschillende winkels, waaronder warenhuizen, babywinkels, drogisterijen en speelgoedwinkels. Na het invullen van de vragenlijst ontvang je hierover een mailtje. Alvast bedankt voor het invullen van de vragen! Femke Boon Masterstudente Pedagogische Wetenschappen 156
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Ik stem toe tot deelname aan dit onderzoek en heb alle informatie gekregen die ik nodig had om de beslissing te maken om mee te doen aan het onderzoek: O O
Ja Nee ~
Je hebt ervoor gekozen niet deel te nemen aan dit onderzoek. Weet je zeker dat je wil stoppen? Je krijgt dan geen cadeaubon. O O
Ik wil stoppen Ik wil toch deelnemen ~
Wat is de reden dat je wilt stoppen? O O O
Ik heb nu geen tijd Wil ik niet zeggen Anders, namelijk... ~
Je kunt de vragenlijst ook op een ander moment invullen. De link die je hebt gekregen blijft één week werkzaam. Wil je een andere keer verder gaan met de vragenlijst?
Klik dan 'ja' en sluit het scherm. De volgende keer kun je verder met het invullen van de vragenlijst! Wil je echt stoppen? Klik dan 'nee', je bent dan aan het einde van de vragenlijst. O O
Ja, ik wil de vragenlijst een andere keer invullen Nee, ik wil echt stoppen ~
Jammer dat je niet mee wilt werken! Nog een fijne dag!
157
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon (Indien de respondent wel mee wilde werken) Dan volgen nu eerst een aantal achtergrondvragen. ~ (N.B. Deze vragenlijst bevat meer dan 50 verschillende paden die elk passen bij een groep jonge ouders die een aantal kenmerken (o.a. geslacht aantal kinderen en relatiestatus) met elkaar gemeen heeft. Voor de leesbaarheid en duidelijkheid van de vragenlijst is gekozen voor één van deze paden.)
~ Ik ben een... O O
Man Vrouw ~
Wat is je geboortedatum? (vul in: dd/mm/jj – datum/maand/jaar) ~ Waar ben je geboren? O O O O
Nederland Nederlandse Antillen Suriname Anders, namelijk… ~
Waar is je (biologische) vader geboren? O O O O
Nederland Nederlandse Antillen Suriname Anders, namelijk...
158
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Waar is je (biologische) moeder geboren? O O O O
Nederland Nederlandse Antillen Suriname Anders, namelijk... ~
In welk land woon je nu? O O O O
Nederland België Duitsland Anders, namelijk... ~
Wat zijn de eerste drie cijfers van je postcode? O O
Dat is... Wil ik niet zeggen ~
Wat is jouw situatie op dit moment? O O O
Ik ben vrijgezel/single Ik heb een relatie Ik ben getrouwd ~
159
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat is jouw levens-of geloofsovertuiging? o o o o o o o o o
Ik ben niet gelovig/ik heb geen specifieke overtuiging Rooms Katholiek Gereformeerd Hervormd Islamitisch Hindoe Joods Humanistisch Anders, namelijk: ~
(Indien anders dan de eerste optie 1 bij de vorige vraag) In welke mate is geloof belangrijk voor jou?
o o o o
Helemaal niet belangrijk Niet belangrijk Belangrijk Heel erg belangrijk ~
Hoeveel (eigen, biologische) kinderen heb je? o o o o o
1 2 3 4 5 of meer
~ Is jouw kind een jongen of een meisje? O O
Jongen Meisje ~ 160
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat is de geboortedatum van jouw kind? (vul in: dd/mm/jjjj, dag, maand, jaar)
Was je eerste zwangerschap gepland? (het gaat er hierbij niet om of je kind gewenst was of niet) O O O
Ja Nee Wil ik niet zeggen ~
Ben je op dit moment zwanger? O O
Ja Nee ~
Had je een relatie met de vader van je kind op het moment dat je erachter kwam dat je zwanger was?
O O
Ja Nee
~ Heb je nu een relatie met de (biologische) vader van jouw kind(eren)?
O O
Ja Nee ~
Zijn jouw (biologische) ouders gescheiden? O O O
Ja Nee Mijn ouders zijn nooit getrouwd geweest ~ 161
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe oud was je toen je ouders gingen scheiden? ~ Heb je nu nog contact met je (biologische) vader en moeder? O O O O
Ja, ik heb contact met mijn vader en moeder Nee, ik heb alleen nog contact met mijn moeder Nee, ik heb alleen nog contact met mijn vader Nee, ik heb geen contact meer met mijn vader én moeder ~
Wil je zeggen waarom je geen contact meer hebt met (één van) je ouder(s)? O O
Ja, omdat Dat wil ik niet zeggen. ~
Heb je (een) broer(s) en/of zus(sen)? O O
Ja, namelijk... Nee ~
Heb je nu nog contact met je broer(s) en/of zus(sen)? O O O
Ja, met iedereen Nee, met sommigen niet Nee, ik heb geen contact (meer) met mijn broer(s) en/of zus(sen) ~
162
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat is je woonsituatie op dit moment? O O O O O O O O O O O
Ik woon zelfstandig Ik woon samen met mijn partner (relatie/vriendje of vriendin/echtgenoot of echtgenote) Ik woon samen met mijn partner bij mijn vader en/of moeder Ik woon samen met mijn partner bij zijn/haar vader en/of moeder Ik woon bij mijn beide ouders Ik woon bij mijn moeder Ik woon bij mijn vader Ik woon bij de vader en/of moeder van mijn partner/vriend(in) Ik woon begeleid Ik woon in een opvanghuis, namelijk... Anders, namelijk... ~
Woont jouw kind alle dagen in de week in hetzelfde huis als jij? O O
Ja Nee ~
Hoe vaak woont jouw kind in hetzelfde huis als jij? O O O O
Het grootste deel van de week (5, 6 of 7 dagen per week) Ongeveer de helft van de week (3 of 4 dagen per week) Één of twee dagen in week (bijvoorbeeld elk weekend) Minder dan één dag in de week (bijvoorbeeld om de week een dag) ~
Wat is jouw aandeel in de opvoeding van jouw kind? // Wie zorgt er voor jouw kind? O O O O
Ik zorg (voor het grootste deel) in mijn eentje voor mijn kind Ik zorg samen met de (biologische) vader van het kind voor ons kind Ik zorg samen met iemand anders voor mijn kind Ik zorg niet/nooit zelf voor mijn kind
163
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Betaal jij (mee aan) de kosten van het onderhoud van jouw kind(eren)? (zoals eten, kleding en luiers) O O O
Ja, ik betaal in mijn eentje de kosten van het onderhoud van mijn kind(eren). Ja, ik betaal samen met iemand anders de kosten van het onderhoud van mijn kind(eren). Nee, iemand anders betaalt alle kosten van het onderhoud van mijn kind(eren). Ik betaal niet mee. ~
Wie betaalt (er mee aan) de kosten van het onderhoud van jouw kind(eren)? (zoals eten, kleding, luiers) (meerdere antwoorden mogelijk) O O O O
De biologische vader van het kind/de kinderen Mijn vader en/of moeder Zijn vader en/of moeder Iemand anders, namelijk... ~
Maak je gebruik van kinderopvang of heb je iemand die regelmatig op je kind past? O O O O
Ja, mijn kind zit op een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang. Ja, iemand past regelmatig op mijn kind, namelijk... Ja, mijn kind zit op een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang én ik heb O iemand die regelmatig op mijn kind past, namelijk... Nee, ik maak geen gebruik van kinderopvang of een oppas. ~
Hoeveel uur per week maak je gebruik van deze vorm van opvang? ~ Heb je op dit moment werk, zit je op school of volg je een opleiding? O O O
Ik werk momenteel Ik zit op school of studeer (leerwerkplekken vallen hier ook onder) Geen van beide. Ik werk niet en ik volg geen opleiding (school of studie)
164
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Ben je op dit moment op zoek naar werk? O O
Ja Nee ~
Hoe was je situatie vóór je zwangerschap?
O O O
Toen werkte ik Toen zat ik op school of deed ik een opleiding Mijn situatie is hetzelfde gebleven ~
Wat is je hoogst afgeronde opleiding? O O O O O O O O O O O O O O
Geen Basisschool VMBO-B (einddiploma) VMBO-K (einddiploma) VMBO-T (einddiploma) HAVO (einddiploma) VWO (einddiploma) MBO (einddiploma) HBO-propedeuse HBO-bachelor WO-propedeuse WO-bachelor WO-master Anders, namelijk... ~
Heb je weleens moeite om rond te komen? O O O
Ja Nee Wil ik niet zeggen
165
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Dit waren de achtergrondvragen. De volgende vragen gaan over problemen die je zou kunnen ervaren bij de opvoeding van jouw kind(eren) en vragen of twijfels die je hierbij kunt hebben. Er zijn geen goede of foute antwoorden; het gaat erom wat jíj voelt en denkt. Als je meerdere kinderen hebt, bedenk dan of je de genoemde problemen hebt ervaren of vragen of twijfels hebt gehad bij tenminste één van jouw kinderen. ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over de opvoeding van je kind? (zoals het stellen van regels en grenzen en straffen en belonen) O O
Ja Nee ~
Hoe belastend heb je deze problemen, vragen of twijfels ervaren? (belastend -> hoe zwaar of moeilijk je het vond)
O O O O O
Helemaal niet belastend Niet belastend Een beetje belastend Belastend Zeer belastend ~
Heb je gebruik gemaakt van steun van anderen voor dit probleem of deze vragen en/of twijfels? O O O
Ja Nee, maar daar had ik wel behoefte aan Nee, maar daar had ik ook geen behoefte aan ~
166
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Bij wie heb je steun gevonden? (meerdere antwoorden mogelijk) O O O O O O O O O O O O O O O O
O O O O O
Mijn partner/vriend(in) Mijn moeder Mijn vader Mijn zus Mijn broer Mijn opa Mijn oma Mijn tante Mijn oom Mijn ex-partner/ex-vriend(in) Mijn schoonmoeder of exschoonmoeder (ook onofficieel) Mijn schoonvader of exschoonvader (ook onofficieel) Een vriend(in) Het internet (zoals websites, fora) Andere (jonge) ouders Een collega
O O O O O O O O O
Een buurman of -vrouw Een kennis Een docent/leraar/lerares Een mentor Iemand anders van school (bijvoorbeeld een decaan of vertrouwenspersoon) Huisarts Consultatiebureau-arts Een pedagoog Een psycholoog Een maatschappelijk werker Een (pedagogisch) medewerker van de kinderopvang/crèche Iemand van de kerk, moskee of andere kerkelijke instantie Een cursus (zoals Positief Opvoeden) Anders, namelijk...
~ Ben je tevreden over de steun die je hebt gekregen? O O O
Ja Een beetje/min of meer Nee ~
Heeft de steun jou geholpen om beter met het probleem om te gaan en/of heeft de steun jouw vragen beantwoord en/of twijfels weggehaald?
O O O
Ja Een beetje/min of meer Nee ~
167
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Heb je op dit moment nog behoefte aan steun op dit gebied?
O O
Ja Nee ~
(De bovenste dikgedrukte vragen komen terug in de vragen van alle 15 domeinen. Gezien de lengte van de vragenlijst worden deze vragen niet steeds herhaald, maar wordt alleen de vraag waarin het domein wordt beschreven, genoemd)
Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over het gedrag van je kind? (hieronder vallen bijvoorbeeld eet-en slaapproblemen, maar ook agressief gedrag, koppigheid, brutaliteit en bedplassen) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over de ontwikkeling van je kind? (hieronder valt bijvoorbeeld motorische ontwikkeling (lopen, staan, rennen), sociaal-emotionele ontwikkeling (omgaan met eigen gevoelens en dat van anderen) en de taalontwikkeling (praten)). ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over de gezondheid van je kind? (zoals groei, ziektes en koorts) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over je eigen gezondheid? ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over een verslaving van jezelf? (alcohol, drugs, gokken) ~
168
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over een verslaving van de (biologische) vader of moeder van je kind(eren)? (alcohol, drugs, gokken) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of twijfels gehad over je relatie? Heb je de afgelopen 6 maanden onenigheid ervaren in de aanpak van de opvoeding van jouw kind(eren) met andere mensen? (zoas de (biologische) vader of moeder van jouw kind(eren) en jouw of zijn of haar ouders) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over huisvesting (wonen)? ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over je inkomen? (loon en uitkeringen) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen gehad over toeslagen en belastingen? (zoals het invullen van je belastingaangifte en het aanvragen van huur- of zorgtoeslag) ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over schulden? ~ Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over het combineren van de opvoeding van je kind(eren) en je werk of school/studie? (bijvoorbeeld door afwezigheid/het missen van lessen/colleges) ~
169
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Heb je de afgelopen 6 maanden problemen ervaren en/of vragen of twijfels gehad over je geloof? (Alleen voor respondenten die aangaven een geloofs- of levensovertuiging te hebben.) ~ (Per vraag/domein: herhaling van de vet gedrukte tekst.) ~ Je hebt al een groot deel van de vragenlijst ingevuld! Misschien wil je even pauzeren? Wil je later verdergaan met het invullen? Sluit dan dit scherm en vul de rest binnen een week in! Wil je doorgaan? Klik dan op de pijltjes naar rechts! Nu wil ik graag een paar vragen stellen over mensen die voor jou belangrijk zijn op verschillende manieren. Om te beginnen wil ik het hebben over de mensen waar jij naar toe gaat als je verschillende soorten hulp of steun nodig hebt. De mensen die je noemt kunnen vrienden, partner, familie, leraren, dokters, etc. zijn. Bij sommige vragen mag je maar één persoon noemen en bij andere vragen mag je verschillende mensen noemen. Dan staat er: 'meerdere antwoorden mogelijk'. Iedereen mag verschillende keren genoemd worden. ~ Stel: je wilt met iemand praten over iets persoonlijks, bijvoorbeeld als je je zorgen maakt over iets of als je je niet lekker/down voelt. Aan wie denk je dan als eerst? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…’~ ~ Hoe vaak heb je in de afgelopen maand werkelijk gepraat over iets persoonlijks met deze persoon? O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Minder dan 1x per week Één of meerdere keren per week Dagelijks 170
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat vind je van de manier waarop deze gesprekken met deze persoon over persoonlijke dingen gingen de afgelopen maand? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed
Aan wie denk je nog meer als je met iemand zou willen praten over iets persoonlijks? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak heb je in de afgelopen maand werkelijk gepraat over iets persoonlijks met deze persoon?
O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Minder dan 1x per week Één of meerdere keren per week Dagelijks ~
Wat vind je van de manier waarop deze gesprekken met deze persoon over persoonlijke dingen gingen de afgelopen maand?
O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
171
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
En aan wie denk je nog meer als je met iemand zou willen praten over iets persoonlijks? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Zou je de afgelopen maand meer kansen gehad willen hebben om met iemand over persoonlijke dingen te praten, minder kansen of was het goed zo? O O
Meer kansen Minder kansen Het was (ongeveer) goed zo ~
Wat verwacht je van de mensen waarmee je over persoonlijke dingen praat?
(Open vraag) ~ Wie van de mensen die je kent zou jou dingen geven die je nodig hebt of zou jou helpen/inspringen bij dingen die je moet doen? Dit zijn mensen die bijvoorbeeld boodschappen voor je zouden doen, je geld lenen, eten of kleding geven of je ergens naartoe brengen. Aan wie denk je dan als eerst? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak heeft deze persoon je de afgelopen maand werkelijk geholpen? (Bijvoorbeeld met dingen als boodschappen doen, geld lenen of je ergens naartoe brengen) O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week 172
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe was de hulp die deze persoon je aanbood gedurende de laatste maand? Hoe goed paste het bij je behoefte aan hulp? (Was het wat je nodig had/waar je behoefte aan had?) O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zijn er nog meer mensen die jou zouden helpen? (meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand anders’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak heeft deze persoon of hebben deze personen je de afgelopen maand werkelijk geholpen? (Als je meerdere personen hebt ingevuld: neem dan het totaal) O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
Hoe was de hulp die deze mensen je aanboden gedurende de laatste maand? Hoe goed paste het bij je behoefte aan hulp? (Was het wat je nodig had/waar je behoefte aan had?) - Als je meerdere personen hebt ingevuld: neem dan een gemiddelde. O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
173
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Zou je de afgelopen maand meer praktische hulp gehad willen hebben, minder of was het (ongeveer) goed zo? O O O
Meer praktische hulp Minder praktische hulp Het was (ongeveer) goed zo ~
Aan welke praktische hulp heb je het meest (behoefte)? (open vraag) ~ Stel: je hebt advies of informatie nodig, bijvoorbeeld omdat je niet weet hoe je bepaalde dingen moet doen. Naar wie zou je dan als eerst gaan? (Onthoud dat je mensen mag noemen die je al genoemd hebt maar ook mensen die je nog niet hebt genoemd) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak heeft deze persoon je de afgelopen maand werkelijk advies of informatie gegeven? O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
174
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Wat vind je van de informatie en het advies dat je de afgelopen maand van deze persoon hebt gekregen? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Naar wie zou je nog meer gaan voor advies of informatie? (meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand anders’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Wat vind je, over het algemeen genomen, van de informatie en het advies dat je de afgelopen maand hebt gekregen? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zou je de afgelopen maand meer informatie en advies gehad willen hebben, minder of was het (ongeveer) goed zo? O O O
Meer informatie en advies Minder informatie en advies Het was (ongeveer) goed zo ~
Van welke mensen kun je verwachten dat ze je zeggen dat ze je ideeën of dingen die je doet goed vinden? (meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ 175
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe vaak heeft deze persoon of hebben deze personen de afgelopen maand werkelijk gezegd dat ze je ideeën of de dingen die je doet goed vinden? (Als je meerdere personen hebt ingevuld: neem dan het totaal) O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
Wat vind je, over het algemeen, van de manier waarop deze personen de laatste maand gezegd hebben dat ze je ideeën of de dingen die je doet goed vinden? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zou je de afgelopen maand gewild hebben dat (deze) mensen vaker zeiden dat ze je ideeën of de dingen die je deed goed vinden, minder vaak of was het goed zo? O O O
Vaker Minder vaak Het was (ongeveer) goed zo ~
Hoe belangrijk is het voor je dat mensen zeggen dat je dingen goed doet? En waarom is dit wel/niet belangrijk? (Open vraag) ~ Met welke mensen kom je samen om plezier te hebben en te ontspannen? (meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ 176
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe vaak ben je met deze mensen de laatste maand samengekomen om te ontspannen of iets leuks te doen? (heb je meerdere personen ingevuld, neem dan het totaal aantal keren dat je bent samengekomen) O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
Hoe voel je je bij de momenten dat je de laatste maand samengekomen bent met deze mensen om te ontspannen? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zou je de afgelopen maand graag meer samen gekomen zijn om te ontspannen en plezier te hebben, minder of was het goed zo? O O O
Meer Minder Het was (ongeveer) goed zo ~
Is het doen van ontspannende activiteiten met vrienden en familie veranderd sinds je eerste zwangerschap? O O O
Ja, ik doe minder ontspannende activiteiten Ja, ik doe meer ontspannende activiteiten Nee, het is (ongeveer) hetzelfde gebleven ~ 177
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Mis je dit? O O O
Ja Nee Kan ik niet zeggen ~
Als je met iemand zou willen praten over de zwangerschap of als je hulp nodig hebt voor dingen die te maken hebben met je zwangerschap, zoals het vervoer naar de verloskundige, en het kopen van spullen en kleding voor de baby. Naar wie zou je dan als eerst gaan? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Naar wie zou je nog meer gaan voor deze hulp of advies over je zwangerschap?
~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand anders’ en ‘anders, namelijk…~ ~
Hoe vaak hebben deze mensen je de afgelopen maand werkelijk geholpen of hoe vaak heb je met deze personen werkelijk gepraat over je zwangerschap? O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
178
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat vind je van de manier waarop je deze hulp kreeg van deze mensen gedurende de laatste maand? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zou je de afgelopen maand graag meer hulp gekregen willen hebben bij je zwangerschap, minder of was het goed zo? O O O
Meer hulp Minder hulp Het was (ongeveer) goed zo ~
Naar welke personen zou je kunnen gaan om op je kind(eren) te passen? Bijvoorbeeld als je dringend ergens naartoe moet of wanneer je er even tussenuit wil? (naast de eventuele kinderopvang in een crèche of Buitenschoolse opvang) (Meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak hebben deze personen je de laatste maand werkelijk geholpen bij de opvang van je kind (eren)? O O O O
Niet (in de afgelopen maand) Één of twee keer per maand Ongeveer één keer per week Meer dan één keer per week ~
179
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Wat vind je van de hulp die je de afgelopen maand hebt gekregen bij de opvang van kind(eren)? O O O O O
Slecht Niet zo goed OK Goed Zeer goed ~
Zou je de afgelopen maand graag meer hulp gekregen hebben van deze personen bij de opvang van je kinderen, minder of was het goed zo? O O O
Meer hulp Minder hulp Het was (ongeveer) goed zo ~
Wat is de belangrijkste reden dat je anderen vraagt om op je kinderen te passen? (bijvoorbeeld school, werk, ontspanning of sporten) (Open vraag) ~ Voor alle soorten steun bij elkaar: hoe voel je je in het algemeen over de manier waarop de mensen die jij hebt genoemd je probeerden te helpen de afgelopen maand? O O O
Niet (zo) goed OK Zeer goed
Voor alle soorten steun bij elkaar: hoe belangrijk is deze steun van de mensen die jij hebt genoemd over het algemeen? O O O
Niet zo belangrijk Belangrijk Zeer belangrijk 180
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon We hebben het nu gehad over de manier waarop je vrienden, familie en andere personen die je kent je geholpen hebben. Maar soms kunnen juist deze mensen ook dingen doen die je kwetsen, ook al is dat niet hun bedoeling. In het volgende gaan we het hebben over de manier waarop deze mensen soms problemen kunnen veroorzaken. Van welke mensen kun je verwachten dat ze je kwaad maken, teleurstellen of je op één of andere manier kwetsen? (meerdere antwoorden mogelijk) ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~ Neem nu één van de personen die je net aangevinkt hebt in je gedachten. Wie neem je in je gedachten? ~ Rij met typen steunpersonen en categorie ‘niemand’ en ‘anders, namelijk…~ ~
OF:
~
Bij de vorige vraag heb je 'niemand' ingevuld. Bij de volgende vragen neem je steeds iemand in gedachten die je eerder in deze vragenlijst hebt genoemd. Wie neem je in je gedachten? ~ Rij met typen personen en categorie ‘Ik heb de hele vragenlijst niemand genoemd/aangevinkt ‘ en ‘anders, namelijk…~ ~
181
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Hoe vaak kan je verwachten dat deze persoon je teleurstelt? (Bijvoorbeeld afspraken niet nakomt, niet komt opdagen wanneer je deze persoon het meeste nodig hebt of je op een andere manier teleurstelt?) o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak mengt deze persoon zich in je zaken, waakt deze over de dingen die je doet, speelt deze de baas over jou of doet hij/zij alsof zij het best weten wat goed voor je is? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak heeft deze persoon kritiek op je? Vernedert hij/zij je of laat hij/zij je dom voelen? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak heb je ruzies of sterke onenigheden met deze persoon? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd
182
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Neem nu nog een persoon die je net aangevinkt hebt in de gedachten. Had je 'niemand' of maar één persoon aangevinkt? Kies dan iemand anders die je eerder in deze vragenlijst hebt genoemd. Wie neem je in je gedachten? ~ Rij met typen personen en categorie ‘Ik heb de hele vragenlijst niemand anders genoemd/aangevinkt ‘ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak kan je verwachten dat deze persoon je teleurstelt? (Bijvoorbeeld afspraken niet nakomt, niet komt opdagen wanneer je deze persoon het meeste nodig hebt of je op een andere manier teleurstelt?) o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak mengt deze persoon zich in je zaken, waakt deze over de dingen die je doet, speelt deze de baas over jou of doet hij/zij alsof zij het best weten wat goed voor je is? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
183
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe vaak heeft deze persoon kritiek op je? Vernedert hij/zij je of laat hij/zij je dom voelen? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak heb je ruzies of sterke onenigheden met deze persoon? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Neem tot slot nog een laatste persoon die je net aangevinkt hebt in de gedachten. Had je minder drie personen aangevinkt? Kies dan iemand anders die je eerder in deze vragenlijst hebt genoemd. Wie neem je in je gedachten?
~ Rij met typen personen en categorie ‘Ik heb de hele vragenlijst niemand anders genoemd/aangevinkt ‘ en ‘anders, namelijk…~ ~ Hoe vaak kan je verwachten dat deze persoon je teleurstelt? (Bijvoorbeeld afspraken niet nakomt, niet komt opdagen wanneer je deze persoon het meeste nodig hebt of je op een andere manier teleurstelt?) o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~ 184
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Hoe vaak mengt deze persoon zich in je zaken, waakt deze over de dingen die je doet, speelt deze de baas over jou of doet hij/zij alsof zij het best weten wat goed voor je is? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak heeft deze persoon kritiek op je? Vernedert hij/zij je of laat hij/zij je dom voelen? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Hoe vaak heb je ruzies of sterke onenigheden met deze persoon? o o o o o
Nooit Zelden Soms Vaak Altijd ~
Je bent bijna aan het einde van de vragenlijst gekomen! Nu volgt het laatste deel van deze vragenlijst! Deze vragen gaan over professionele (hulpverlenings)instanties, zoals het Ouder & Kindcentrum, het Jongerenloket, Bureau Jeugdzorg, Altra, Spirit en het Fiom. ~
185
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Ontvang je momenteel/nu hulp van een professionele hulpverleningsinstantie? (dit kan zijn voor vragen/twijfels over de opvoeding van de kind(eren), maar ook voor vragen/twijfels over jezelf, zoals je toekomst) o Ja, namelijk van... o Nee ~ Heb je vroeger/in het verleden hulp gehad van een professionele hulpverleningsinstantie? o Ja, namelijk van... o Nee ~ Wanneer had je voor het laatst contact met deze instantie? o o o o
Minder dan een maand geleden. Tussen één maand en zes maanden geleden. Tussen zes maanden en twaalf maanden geleden. Meer dan een jaar geleden. ~
Wil je iets zeggen over hoe je de steun van deze instanties/voorzieningen ervaart of hebt ervaren, vul dat dan hier in. (Open vraag) ~ Zou je wel contact zoeken met instanties als zij anders te werk zouden gaan? o Ja, dan wel. o Nee, dan nog steeds niet. ~
186
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Heb je tips, suggesties of ideeën die de hulp aan jou als jonge ouder kunnen verbeteren, vul die dan hier in. (Open vraag) ~ Is er nog iets anders dat je graag kwijt wil? Iets dat je niet hebt kunnen zeggen of kwijt hebt gekund in de vragenlijst? Iets waar je tegenaan loopt als jonge ouder of een vooroordeel over jonge ouders dat je graag uit de weg wilt ruimen?
(Open vraag) ~ Je bent aan het einde van de vragenlijst gekomen!!! Bedankt voor het invullen van de vragen! Je hebt mij hiermee erg geholpen! Mocht je nog andere jonge ouders kennen die (misschien) mee willen doen aan het onderzoek, dan kunnen zij een mail sturen naar:
[email protected]. Je ontvangt zo spoedig mogelijk een mailtje over de beloning/cadeaubon. Is jouw e-mailadres nog niet bekend, vul jouw e-mailadres dan hier in:
Helaas voldoe je niet aan de criteria om mee te doen aan het onderzoek. Aangezien je wel een deel van de vragenlijst hebt ingevuld, ontvang je wel een beloning. Mocht je nog andere jonge ouders kennen die (misschien) mee willen doen aan het onderzoek, dan kunnen zij een mailtje sturen naar:
[email protected]. Je ontvangt zo spoedig mogelijk een mailtje over de beloning/cadeaubon. Is jouw e-mailadres nog niet bekend, vul jouw e-mailadres dan hier in:
Einde van de vragenlijst... Druk op de pijltjes naar rechts om je gegevens te verzenden!
187
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Bijlage 5 – Tabellen
Tabel 1 is opgenomen in de tekst.
Tabel 2 Geboorteland (N = 330) Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 289)
(N = 330)
Nederland
36
88%
263
91%
299
91%
België
2
5%
14
5%
16
5%
Suriname
1
2%
2
,7%
3
,9%
Nederlandse Antillen
0
0%
2
,7%
2
,6%
Verenigde Staten
0
0%
2
,7%
2
,6%
Colombia
0
0%
1
,3%
1
,3%
Engeland
1
2%
0
0%
1
,3%
Estland
0
0%
1
,3%
1
,3%
Polen
0
0%
1
,3%
1
,3%
Roemenië
0
0%
1
,3%
1
,3%
Spanje
0
0%
1
,3%
1
,3%
Tunesië
0
0%
1
,3%
1
,3%
Turkije
1
2%
0
0%
1
,3%
188
(Kruis)tabel 3 Geboorteland vader * geboorteland moeder (N =330) Geboorteland moeder Geboorteland vader
Nederland
Nederland
België
Suriname
Nederlandse
Indonesië/
Antillen/
Nederlands
Aruba
Indië
Totaal Turkije
Marokko
Overig
250 (76%)
1
2
1
2
1
0
7
264
België
1
13
0
0
0
0
0
0
14
Suriname
1
0
8
0
0
0
0
1
10
Nederlandse Antillen
1
0
2
3
0
0
0
0
6
Indonesië/
4
0
0
0
0
0
0
0
4
Turkije
0
0
0
0
0
7
0
0
7
Marokko
0
0
0
0
0
0
3
0
3
Overig
12
1
1
0
0
1
0
7
22
Totaal
269
15
13
4
2
9
3
15
330
Nederlands Indië
Tabel 4 Percentages (niet-)westers allochtonen van alle Nederlandse respondenten (N = 315)
Autochtoon Westerse allochtoon
Niet-westerse allochtoon
Onbekend
Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
(N = 39)
(N = 276)
(N = 315)
31
79%
220
80%
251
80%
1e generatie
1
3%
6
2%
7
2%
2e generatie
0
0%
18
7%
18
6%
1e generatie
2
5%
6
2%
8
3%
2e generatie
5
13%
24
9%
29
9%
2e generatie
0
0%
2
< 1%
2
< 1%
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 5 Woonland/regio (N = 330) Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
N = 41
N = 289
N = 330
Nederland - totaal
38
93%
276
96%
16
95%
Regio’s en Den-Haag e.o.
1
2%
27
9%
28
9%
provincies
Amsterdam e.o.
3
7%
22
8%
25
8%
Rotterdam e.o.
1
2%
19
7%
20
6%
Brabant
2
5%
38
13%
40
12%
Utrecht
5
12%
28
10%
33
10%
Noord-Holland
4
10%
22
8%
26
8%
Overijssel
5
12%
18
6%
23
7%
Groningen/Drenthe
5
12%
16
6%
21
6%
Gelderland
3
7%
15
5%
18
6%
Friesland
3
7%
14
5%
17
5%
Limburg
2
5%
12
4%
14
4%
Zeeland
0
0%
2
<1%
2
<1%
Wil ik niet zeggen
4
10%
43
15%
47
14%
België
2
5%
13
5%
15
5%
Duitsland
1
2%
0
0%
1
<1%
191
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 7 Wie betaalt (mee) voor het levensonderhoud van jouw kind(eren)? (N = 329) Totaal (N = 329) Ik betaal alleen
88
27%
Iemand anders betaalt alles
7
2%
234
71%
De biologische andere ouder
230
70%
Mijn vader en/of moeder
28
9%
Mijn schoonouder(s)
14
4%
Mijn huidige partner
4
1%
Iemand anders (overig)
8
2%
Ik betaal samen met iemand anders, namelijk:
Tabel 8 Aandeel opvoeding kind(eren) (N = 328) Aantal mannen Aantal vrouwen (N = 41)
Totaal
(N = 288)
(N = 329)
Alleen (voor het grootste deel)
0
0%
64
22%
64
19%
Samen met de biologische vader/moeder
41
100%
215
75%
256
78%
Samen met mijn huidige partner
0
0%
6
2%
6
2%
Samen met mijn moeder
0
0%
3
1%
3
1%
192
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 9 Contact met biologische ouders (N = 330) Aantal mannen Aantal vrouwen (N = 41)
(N = 289)
Totaal (N = 330)
Contact met beide (biologische) ouders
34
83%
216
75%
250
76%
Geen contact (meer) met (biologische) vader
5
12%
53
18%
58
18%
Geen contact (meer) met (biologische) moeder
1
2%
8
3%
9
3%
Geen contact (meer) met beide (biologische) ouders
1
2%
12
4%
13
4%
Tabel 10 Redenen geen contact met (eigen) biologische moeder (N = 9) Mannen
Vrouwen
Totaal
(N = 2)
(N = 20)
(N = 22)
Zij is overleden
0
5
5
23%
Ik ben geadopteerd/weggegeven
0
4
4
18%
Mijn moeder kijkt/keek nooit naar mij om *
0
2
2
9%
Ik heb ruzie met mijn moeder
0
1
1
5%
Mijn moeder en ik hebben geen enkele band met elkaar
0
1
1
5%
We kunnen het niet eens worden over bepaalde dingen
0
1
1
5%
Wil ik niet zeggen
2
6
8
36%
*) Toevoeging van respondenten: ‘Zij heeft mij aan mijn lot overgelaten in mijn zwangerschap.’ En: ‘Vanwege mijn jeugd en de nalatigheid van mijn ouders. Ze kozen voor zichzelf en niet voor de kinderen.’
193
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 11 Redenen geen contact met (eigen) biologische vader (N = 58) Mannen
Vrouwen
Totaal
(N = 6)
(N = 65)
(N = 71)
Mijn vader is overleden
0
14
14
20%
Mijn vader wil/zoekt geen contact (meer) met mij
0
10
10
14%
Mijn vader is een kneus/zak/alcoholist/zwerver
0
4
4
6%
Mijn vader kijkt/keek nooit naar mij om *
0
4
4
6%
Ik ben geadopteerd/weggegeven
0
3
3
4%
Mijn vader is weggegaan toen ik nog klein was
0
3
3
4%
Ik heb mijn vader nooit (echt) gezien/gekend
0
3
3
4%
Geen behoefte (meer) aan **
0
2
2
3%
Ernstige gebeurtenissen in het verleden (mishandeling)
0
2
2
3%
Dat mag niet van zijn nieuwe vrouw/
0
2
2
3%
Er is nooit een sterke band tussen ons geweest ***
0
1
1
1%
Hij accepteerde mijn zwangerschap niet
0
1
1
1%
Mijn vader accepteert niet dat mijn vriend geen moslim
0
1
1
1%
Hij mocht mijn vriendin niet
1
0
1
1%
We kunnen het niet eens zijn over bepaalde dingen
0
1
1
1%
Wil ik niet zeggen
5
14
19
27%
zijn nieuwe vrouw zit ertussen
is/wil zijn
*) Toevoeging van één respondent: ‘…hij heeft mij aan mijn lot overgelaten in mijn zwangerschap.’ *) Toevoeging van één respondent: ‘…vanwege desinteresse van mijn vader’. **) Toevoeging van één respondent: ‘ ...en door wat miscommunicaties is het fout gelopen’. 194
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 12 Contact met (half)broers en/of zussen (N = 321) Mannen
Vrouwen
(N = 40) (N = 281)
Totaal (N = 321)
Contact met alle broers en/of zussen
36
251
287
89%
Geen contact (meer) met één of enkelen broer(s) en/of zus(sen)
3
22
25
8%
Geen contact (meer) met alle broers en/of zussen
1
8
9
3%
Mannen
Vrouwen
Totaal
(N = 4)
(N = 30)
(N = 34)
Ik weet niet wie/waar ze zijn
0
4
4
12%
Een ander familielid verbiedt het/wil niet dat wij contact hebben
0
4
4
12%
Iedereen heeft het te druk met zijn eigen leven
1
0
1
3%
Vanwege (familie)ruzie
0
4
4
12%
Ik heb er geen behoefte aan/vind het niet boeiend
0
2
2
6%
Ze wonen ver weg
0
1
1
3%
Ik wil geen contact *
0
2
2
6%
Hij zoekt geen contact
0
1
1
3%
Zij accepteren mijn partner niet
0
1
1
3%
We liggen elkaar niet/we zijn het niet met elkaar eens
0
2
2
6%
Dat wil ik niet zeggen
3
8
12
35%
Tabel 13 Redenen geen contact met (half)broers en/of (half)zussen (N = 34)
*) Toevoeging van respondenten: ‘Twee zijn junkies’ en ‘Ik wil het niet omdat mij halfbroer dezelfde kant op is gegaan als mijn ouders.’
195
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 14 Levens- of geloofsovertuiging (N = 330) Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 289)
(N = 330)
Geen specifieke overtuiging
28
68%
195
67%
223
68%
Rooms-Katholiek
1
2%
39
13%
40
12%
Islamitisch
5
12%
15
5%
20
6%
Gereformeerd (vrijgemaakt)
1
2%
9
3%
10
3%
Christelijk – niet nader gespecificeerd
2
5%
6
2%
8
2%
Hervormd
0
0%
6
2%
6
2%
Evangelisch
1
2%
5
2%
6
2%
Jehova’s getuige
1
2%
2
< 1%
3
< 1%
Protestants – niet nader gespecificeerd
0
0%
3
1%
3
< 1%
Hindoe
0
0%
2
< 1%
2
< 1%
Gelovig – niet nader gespecificeerd
0
0%
2
< 1%
2
< 1%
Joods
0
0%
1
< 1%
1
< 1%
Humanistisch
0
0%
1
< 1%
1
< 1%
Overig (o.a. Wiccan, wetenschap &
2
5%
3
1%
5
2%
Boeddhisme)
Tabel 15 is opgenomen in de tekst.
196
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 16 Huidig opleidingsniveau van respondenten die naar school gaan of een opleiding/studie volgen (N = 85) Aantal mannen Aantal vrouwen
Totaal
(N = 12)
(N = 73)
(N = 85)
VMBO-B (Basisberoepsgerichte leerweg)
0
0%
1
1%
1
1%
VMBO-T (Theoretische leerweg)
0
0%
1
1%
1
1%
VWO
0
0%
1
1%
1
1%
MBO
5
42%
45
62%
50
59%
HBO
4
33%
16
22%
20
24%
WO
1
8%
4
5%
5
6%
Overig (o.a. Belgisch schoolsysteem/niet in te delen)
2
17%
4
5%
6
7%
Missing
0
0%
1
1%
1
1%
Tabellen 17 t/m 19 zijn opgenomen in de tekst.
197
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 20 Correlaties tussen de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek en sociaaldemografische kenmerken 1
2
3
4
Aantal gebieden met problemen, vragen en/of twijfels
-,05
-,06
-,01
-,12*
Aantal gebieden met belastende problemen, vragen
-,05
-,06
-,01
-,09
Totale ervaren belasting over alle gebieden
-,04
-,06
,000
-,10
Aantal gebieden met onvervulde steunbehoeften
-,11
-,13*
,002
-,12*
Grootte steunnetwerk
,03
,05
-,04
,19**
-,003
,02
-,04
-,07
en/of twijfels
Mate van spanning Notitie:
* p < .05 ** p = .01 Sociaaldemografische kenmerken: 1) Leeftijd van de respondenten (ten tijde van het invullen van de vragenlijst 2) Leeftijd van de respondenten (ten tijde van de geboorte van het (eerste) kind), 3) Leeftijd van het (oudste) kind 4) Opleidingsniveau (getoetst met Spearman rangcorrelatietoets)
De tabellen 21 t/m 24 zijn in de tekst opgenomen.
198
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 25 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het hebben van wel of geen problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van de opvoeding en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
,00
Squares Between Groups
5,43
3
1,81
9,44
Within Groups
61,97
323
,19
**
Total
67,40
326
** p < .01
Tabel 26 Bonferroni vergelijking voor belasting op het gebied van opvoeding en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Mean Difference
Std. Error
p
Baby x dreumes
,13
,06
,29
Baby x peuter
,28*
,06
,000
Baby x kleuter
,32*
,10
,005
Dreumes x peuter
,16
,07
,16
Dreumes x kleuter
,19
,10
,35
Peuter x kleuter
,04
,10
1,00
*) p < .05
199
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 27 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het hebben van wel of geen problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van het gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
,000
Squares Between Groups
5,22
3
1,74
8,65
Within Groups
64,96
323
,20
**
Total
70,18
326
** p < .01
Tabel 28 Bonferroni vergelijking voor belasting op het gebied van gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Mean Difference
Std. Error
p
Baby x dreumes
,18*
,07
,03
Baby x peuter
,26*
,06
,00
Baby x kleuter
,35*
,10
,003
Dreumes x peuter
,07
,07
1,00
Dreumes x kleuter
,16
,10
,72
Peuter x kleuter
,09
,10
1,00
*) p < .05
200
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 29 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het hebben van wel of geen problemen, vragen en/of twijfels op het gebied van de ontwikkeling van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
1,20
,31
Squares Between Groups
,42
3
,14
Within Groups
37,66
323
,12
Total
38,08
326
Tabel 30 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het al dan niet hebben van een onvervulde steunbehoefte op het gebied van de opvoeding en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
,77
,51
Squares Between Groups
,13
3
,04
Within Groups
18,66
326
,06
Total
18,79
329
**) p < .01
201
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 31 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het al dan niet hebben van een onvervulde steunbehoefte op het gebied van gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
3
,50
5,56
,001
Squares Between Groups
1,49
** Within Groups
29,01
326
Total
30,50
329
,09
**) p = .01
Tabel 32 Bonferroni vergelijking voor onvervulde steunbehoefte op het gebied van gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Mean Difference
Std. Error
p
Baby x dreumes
-,06
,04
,85
Baby x peuter
-,13*
,04
,01
Baby x kleuter
-,20
,06
,01
Dreumes x peuter
-,07
,05
,82
Dreumes x kleuter
-,13
,07
,34
Peuter x kleuter
-,06
,07
1,00
*) p < .05
202
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 33 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen het al dan niet hebben van een onvervulde steunbehoefte op het gebied van ontwikkeling van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
1,1
,35
Squares Between Groups
,10
3
,03
Within Groups
9,60
326
,03
Total
9,70
329
Tabel 34 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen belasting op het gebied van opvoeding en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
,59
,62
Squares Between Groups
1,01
3
,34
Within Groups
51,89
91
,57
Total
52,91
94
203
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 35 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen belasting op het gebied van het gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
2,53
,06
Squares Between Groups
4,60
3
1,53
Within Groups
59,48
98
,607
Total
64,08
101
Tabel 36 Samenvatting van ANOVA voor het verschil tussen belasting op het gebied van ontwikkeling van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Sum of
Df
Mean Square
F
p
3,429
,03 *
Squares Between Groups
8,83
3
2,95
Within Groups
34,35
40
,86
Total
43,18
43
*) p < .05
204
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 37 Bonferroni vergelijking voor belasting op het gebied van gedrag van het kind en de leeftijdsfase van het (oudste) kind Mean Difference
Std. Error
p
Baby x dreumes
,49
,33
,88
Baby x peuter
,20
,39
1,0
Baby x kleuter
-1,38
,57
,12
Dreumes x peuter
,29
,42
1,0
Dreumes x kleuter
-1,87 *
,59
,02
-1,58
,63
,09
Peuter x kleuter *) p < .05
205
Tabel 40 Top 10 – Respondenten die als steunpersoon worden genoemd voor verschillende typen sociale steun (N = 323-326) Emotionele steun
Praktische steun
Informatie & advies
(Positieve) feedback
Ontspannen
Oppassen
(N = 326)
(N = 326)
(N = 324)
(N = 323)
(N = 323)
(N = 323)
1
Partner
89%
Moeder
79%
Moeder
72%
Partner
78%
Partner
80%
Moeder
80%
2
Moeder
71%
Partner
67%
Partner
62%
Moeder
71%
Vriend(en)
77%
Partner
56%
3
Vriend(en)
58%
Vader
44%
Vriend(en)
33%
Vriend(en)
57%
Moeder
52%
Schoonmoeder
52%
4
Zus(sen)
24%
Vriend(en)
37%
Vader
31%
Vader
47%
Zus(sen)
38%
Vader
38%
5
Vader
19% Schoonmoeder
32%
Schoonmoeder
20%
Zus(sen)
38%
Vader
32%
Zus(sen)
35%
6
Niemand
16%
Zus(sen)
25%
Zus(sen)
19%
Schoonmoeder
35%
Broer(s)
26%
Schoonvader
34%
7
Schoonmoeder
11%
Schoonvader
24%
Schoonvader
27%
Andere ouder(s) 25%
Vriend(en)
24%
8
Andere ouder(s)
10%
Oma(‘s)
13%
Schoonvader
10%
Broer(s)
25%
Schoonmoeder
9
Iemand via internet
9%
Broer(s)
13%
Broer(s)
7%
Oma(‘s)
23%
Schoonvader
18%
Broer(s)
15%
10
Broer(s)
8%
Opa(‘s)
10%
Oma(‘s)
6%
Andere ouder(s) 18%
Kennis(sen)
12%
Tante(‘s)
12%
Andere ouder(s) 10%
23% Andere ouder(s) 21%
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 41 Top-5 respondenten die als steunpersoon worden genoemd voor verschillende typen sociale steun uitgesplitst naar geslacht (N = 323-326) Emotionele steun 1
2
3
4
5
Praktische steun
Informatie & advies
(Positieve) feedback
Ontspannen
Mannen
Partner
98%
Partner
71%
Partner
71%
Partner
93%
Vrouwen
Partner
87%
Moeder
80%
Moeder
75%
Partner
76%
Mannen
Moeder
44%
Moeder
66%
Moeder
51%
Moeder
63%
Vriend(en)
Vrouwen
Moeder
75%
Partner
67%
Partner
60%
Moeder
72%
Mannen
Vader
32%
Vader
63%
Vader
46%
Vader
Vrouwen
Vriendin(nen)
62%
Vader
42% Vriendin(nen)
33%
Mannen
Vriend(en)
27%
Vriend(en)
44%
Vriend(en)
Vrouwen
Zus(sen)
27% Vriendin(nen)
36%
Vader
Mannen
Broer(s)
20% Schoonmoeder 41% Schoonmoeder 22%
Vrouwen
Vader
18% Schoonmoeder 31%
Zus(sen)
95%
Moeder
73%
Vriendin(nen) 78%
Moeder
80%
71%
Partner
61%
Partner
77%
Partner
55%
56%
Vader
39%
Schoonmoeder
61%
Vriendin(nen)
59%
Moeder
55%
Schoonmoeder
51%
39%
Vriend(en)
44%
Moeder
37%
Vader
46%
28%
Vader
46%
Zus(sen)
41%
Schoonvader
39%
Schoonmoeder
39%
Broer
24%
Schoonvader
39%
Zus(sen)
40%
Vader
30%
Vader
37%
Zus
37%
20%
Partner
Oppassen
207
Tabel 42 Gemiddelde hoeveelheid ervaren geboden steun (N = 326) Mannen
Vrouwen
Totaal
N
M
SD
N
M
SD
N
M
SD
Emotionele steun
37
2,3
,87
285
2,7
,87
322
2,6
,89
Praktische steun
40
2,2
1,04
280
2,3
1,05
320
2,3
1,05
Advies
38
2,6
1,00
277
2,4
1,02
315
2,4
1,02
Feedback
40
2,8
1,04
273
2,7
,91
313
2,7
,93
Ontspanning
39
3,2
,85
278
3,0
,86
318
3,1
,86
-
-
-
40
2,8
1,14
40
2,8
1,14
40
2,1
,97
275
2,3
,97
315
2,3
,97
Zwangerschap Oppassen
Tabel 43 Gemiddelde tevredenheid over de steun (N = 326) Mannen
Vrouwen
Totaal
N
M
SD
N
M
SD
N
M
SD
Emotionele steun
34
4,0
,83
264
4,1
,74
298
4,1
,75
Praktische steun
30
4,3
,71
211
4,4
,66
241
4,3
,67
Advies
34
4,0
,78
214
4,1
,70
248
4,1
,71
Feedback
36
4,1
,63
247
4,1
,63
283
4,1
,63
Ontspanning
39
4,2
,78
278
4,5
,64
318
4,4
,66
-
-
-
40
4,3
,59
40
4,3
,59
40
4,4
,69
275
4,5
,63
315
4,5
,64
Zwangerschap Oppassen
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 44 (On)tevredenheid over de frequentie van de geboden hulp opgesplitst naar geslacht en type steun Liever vaker/meer
Liever minder
Het was (ongeveer)
(kansen/hulp)
(vaak) (kansen/hulp)
goed zo
N
%
N
%
N
%
Mannen
3
7%
1
2%
37
90%
Vrouwen
29
10%
2
< 1%
252
89%
Mannen
4
10%
0
0%
37
90%
Vrouwen
18
6%
6
2%
259
92%
Mannen
1
2%
1
2%
39
95%
Vrouwen
14
5%
3
1%
266
94%
Mannen
7
17%
0
0%
34
83%
Vrouwen
45
16%
6
2%
231
82%
Mannen
12
29%
1
2%
28
68%
Vrouwen
79
28%
2
< 1%
201
71%
Mannen
5
12%
2
5%
34
83%
Vrouwen
16
6%
12
4%
253
90%
Emotionele steun
Praktische steun
Informatie & advies
Positieve feedback
Ontspannen
Oppassen
209
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 45 Wat verwacht je van mensen met wie je over persoonlijke dingen praat? (N = 324) Ik verwacht…
Mannen
Vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 283)
(N = 324)
Dat ze luisteren/een luisterend oor
2
5%
166
59%
168
52%
Advies/tips/feedback/raad/oplossingen
10
24%
83
29%
93
29%
Discretie/vertrouwelijkheid/geheimhouding
2
5%
57
20%
59
18%
Steun/dat ze mij steunen/helpen
1
2%
55
19%
56
17%
Begrip/dat ze me begrijpen
4
10%
41
14%
45
14%
Dat ze hun mening/visie/een ander perspectief geven
1
2%
16
6%
17
5%
Samen helpen oplossingen te zoeken/alles op een rijtje
1
2%
12
4%
13
4%
Eerlijkheid
1
2%
10
4%
11
3%
Medeleven/inleven (in mij/de situatie)/empathie
0
0%
8
3%
8
2%
Dat ze mij serieus nemen
2
5%
5
2%
7
2%
Niet (zo)veel/niks (dat doe je gewoon)
3
7%
4
1%
7
2%
Verhaal/ei kwijt kunnen/hart luchten
1
2%
5
2%
6
2%
Respect/gerespecteerd worden
0
0%
6
2%
6
2%
(Actief) meedenken
1
2%
4
1%
5
2%
Belangstelling/oprechte interesse
0
0%
5
2%
5
2%
Geduld/de tijd nemen om naar mij te luisteren
0
0%
5
2%
5
2%
Opvrolijken/opbeuren/positiviteit
0
0%
3
1%
3
1%
Fysiek contact (een schouder om uit te huilen)
0
0%
3
1%
3
1%
Overig (o.a. aandacht, interactie, herkenning)
6
15%
14
5%
20
6%
Geen antwoord
0
0%
7
2%
7
2%
zetten
210
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 46 Aan welke praktische steun heb je het meeste behoefte? (N = 324) Mannen
Vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 283)
(N = 324)
13
32%
77
27%
90
28%
Lenen van geld/financiële steun
10
24%
52
18%
62
19%
Geen/niks/geen behoefte aan/n.v.t./ik kan alles zelf
3
7%
41
14%
44
14%
Oppas/opvang voor mijn kind(eren)
4
10%
35
12%
39
12%
Hulp in de huishouding (o.a. schoonmaken, wassen)
1
2%
30
11%
31
10%
Boodschappen doen (hulp bij/samen)
1
2%
23
8%
24
7%
Sociaal contact/een goed gesprek/aandacht/morele
1
2%
7
2%
8
2%
Hulp bij de verzorging van het kind/de kinderen
0
0%
6
2%
6
2%
Een helpende hand bij klussen in/om het
4
10%
2
< 1%
6
2%
Hulp/advies in het omgaan met geld/geldzaken
2
5%
2
< 1%
4
1%
Kleding voor mijn kind(eren)
0
0%
4
1%
4
1%
Koken
1
2%
2
< 1%
3
< 1%
Onderdak/een eigen huis
0
0%
2
< 1%
2
< 1%
Advies over mijn toekomstmogelijkheden
1
2%
1
< 1%
2
< 1%
Overig (o.a. speelgoed, hond uitlaten, uitlenen van spullen)
0
0%
10
4%
10
3%
Van alles
0
0%
2
< 1%
2
< 1%
Weet ik niet
3
7%
0
0%
3
< 1%
Geen antwoord
4
10%
30
11%
34
10%
Vervoer (brengen en halen/uitlenen auto/rijbewijs/eigen auto)
steun
huis/opknappen huis/technische ondersteuning
(werk/opleiding)
211
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 47 Personen uit het informele netwerk die tenminste één keer genoemd zijn als steunpersoon (N = 323) Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 282)
(N = 323)
Partner
41
100%
265
94%
306
95%
Moeder
33
80%
254
90%
287
89%
Vriend(inn)en
30
73%
240
85%
270
84%
Vader
30
73%
198
70%
228
71%
Schoonmoeder
28
68%
171
61%
199
62%
Zus(sen)
20
49%
75
27%
195
60%
Schoonvader
24
58%
124
44%
148
46%
Andere ouder(s)
13
32%
129
46%
142
44%
Broer(s)
16
39%
112
40%
128
40%
Oma(‘s)
12
29%
87
31%
99
31%
Kennis(sen)
15
37%
75
27%
90
28%
Tante(s)
6
15%
76
27%
82
25%
Collega(‘s)
21
51%
53
19%
74
23%
Opa(‘s)
8
20%
57
20%
65
20%
Buurman(nen) en/of –vrouw(en)
8
20%
53
19%
61
19%
Oom(s)
7
17%
39
14%
46
14%
(Iemand via) het internet
4
10%
32
11%
36
11%
Iemand van de kerk, moskee of
6
15%
14
5%
20
6%
Schoonzus(sen)
1
2%
19
7%
20
6%
Overig – informeel netwerk
9
22%
38
13%
47
15%
andere kerkelijke instantie
212
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon
Tabel 48 Personen uit het (semi-)formele netwerk die tenminste één keer genoemd zijn als steunpersoon (N = 323) Aantal mannen
Aantal vrouwen
Totaal
(N = 41)
(N = 282)
(N = 323)
Consultatiebureauarts
3
7%
51
18%
54
17%
Huisarts/doktersassistent
2
5%
51
18%
53
16%
Psycholoog
0
0%
22
8%
22
7%
Maatschappelijk werker
1
2%
21
7%
22
7%
Pedagogisch medewerker(s)
0
0%
13
5%
13
4%
Mentor
1
2%
10
4%
11
3%
Pedagoog
0
0%
5
2%
5
2%
Overig – school (o.a. docent(en))
2
5%
6
2%
8
2%
Overig – (semi-)formeel netwerk
1
2%
11
4%
13
4%
(o.a. schooljuf)
213
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 52 Uitkomsten voor gepaarde t-toets voor het verschil in gemiddeldes tussen partners (N = 38)
Grootte steunnetwerk
Mannen
Mate van spanning
M
SD
8,2
3,88
Vrouwen
8,4
3,98
Mannen
29,00
8,51
Vrouwen
29,76
7,62
df
t
p
37
-,25
,80
37
-,56
,58
Tabel 53 Mate van sociale spanning zoals ervaren door de ouder naar opleidingsniveau en dagbesteding (N = 316)
Opleidingsniveau
Dagbesteding
N
Min.
Max.
M
SD
Laag opgeleid
153
12
56
29,3
9,04
Middelbaar opgeleid
152
12
53
28,8
7,87
Hoog opgeleid
11
20
33
25,9
4,72
Werk
140
12
54
28,4
8,14
Studie
83
12
56
29,7
8,54
Geen
97
12
48
29,3
8,70
werk/opleiding
214
Sociale steun en sociale spanning in het leven van jonge ouders Masterscriptie Femke Boon Tabel 54 Correlaties tussen de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek 1 1.
Aantal gebieden met
2
3
4
5
6
1,0
problemen, vragen en/of twijfels 2.
Aantal gebieden met
.94**
1.0
,97**
,97**
1.0
,70**
,71**
,73**
1.0
.05
.05
,05
.09
1.0
.42**
.39**
,41**
,28**
-,11
belastende problemen, vragen en/of twijfels 3.
Totale ervaren belasting over alle gebieden
4.
Aantal gebieden met onvervulde steunbehoeften
5.
Grootte steunnetwerk
6.
Mate van spanning
1.0
Notitie:
** p < ,01.
215
Tabel 56 Hiërarchische multiple regressieanalyse voor de modererende invloed van grootte van het steunnetwerk in de relatie tot belangrijke uitkomsten van dit onderzoek en spanning Predictor
Aantal domeinen met problemen,
Belasting
Aantal domeinen met onvervulde
vragen en/of twijfels R²
Stap 1
Stap 2
SE b
β
R²
b
SE b
β
R²
change
change
change
,17*
,17*
,08*
Constant
-,15
,43
Spanning
,12
,01
Constant
-,79
,55
Spanning
,12
,01
Grootte steunnetwerk
,07 -,005
Interactie steun*spanning * p < .001.
b
steunbehoeften
,01
b
SE b
-,50
,29
,05
,01
-,98
,37
β
-1,88
1,68
,45
,06
-4,28
2,16
,42*
,45
,06
,42*
,05
,01
,29*
,04
,10
,27
,14
,10
,05
,02
,12
,004
-,06
-,02
,02
-,06
-,002
,003
-,04
,42*
,02
,41*
,02
,28*