SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO 2012-2013
Staat en Natie
Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.
In de 17e en de 18e eeuw ontstond er in Europa een politieke en filosofische stroming, namelijk de Verlichting. 1. Wat was de oorzaak van de Verlichting? 2. Is de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog een gevolg of een oorzaak van het ontstaan van het liberalisme? Leg je antwoord uit. Bekijk bron 1 en beantwoord vraag 3.
Bron1. Censuur. 3. Zou de tekenaar een voorstander of een tegenstander zijn van liberalisme zijn? Leg je antwoord uit. 4. Waarom was het belangrijk voor de Nationale Vergadering dat Frankrijk een grondwet kreeg? A. Om de macht van de koning te beperken. B. Om de macht van de Nationale Vergadering te beperken. C. Om de macht van de Jacobijnen te beperken. D. Om de macht van het Franse volk te beperken. 5. Waarom wilde Robespierre dat Frankrijk een volksoevereiniteit kreeg. 6. Schrijf drie (3) veranderingen op die de Jacobijnen brachten in Frankrijk toen ze aan de macht kwamen. 1. Iedereen is voor de wet gelijk. 2. Nationaliseerde de kerkelijke bezittingen. 3. Recht op werk 4. Recht op eten 5. Afschaffing van de slavernij Napoleon greep in 1804 de macht in Frankrijk. 7. Welke bestuursvorm heeft hij geïntroduceerd? A. Democratie. B. Kapitalisme. C. Dictatuur. D. Imperialisme.
De gevolgen van de revolutie en de Napoleontische oorlogen zorgde ervoor dat er een nieuwe politieke stroming ontstond: het conservatisme. 8. Wat is een belangrijk kenmerk van het conservatisme? 9. Kun je van nationalisme praten als je land geen natievorming heeft? Leg je antwoord uit. Bekijk bron 2 en beantwoord vraag 10.
Bron 2. Macht vergroten van de Europese landen. 10. Welke ideologie past het beste bij bron 2? Leg je antwoord uit! De opkomst van de rijke burgers na de Industriële Revolutie betekende het einde van de standensamenleving. Langzamerhand veranderde het van een standensamenleving naar een klassensamenleving. 11 Welk kenmerk onderscheid de klassensamenleving? De ideologie van socialisme en liberalisme verschillen van elkaar. 12 Welk verschil is er tussen het socialisme en het liberalisme? 13 Welke van de volgende zinnen zijn feit of mening? I Socialisten zijn anti-imperialistisch. II Liberalisme is beter dan socialisme III Communisme is gebaseerd op de ideeën van Karl Marx. IV Karl Marx vond dat de arbeiders de baas in het land moesten zijn.
Er waren twee feministische bewegingen in de 20ste eeuw. 14 Schrijf vier doelen op die vrouwen bij deze bewegingen wilden bereiken. Bekijk bron 3 en beantwoord vraag 15
Bron 3. 15 Leg een verband tussen de abolitionisten en bron 3 De Europese landen vonden het hebben van kolonies belangrijk. 16 Schrijf twee economische redenen voor het koloniseren van Latijs Amerika. Het is niet gelukt om van Latijns Amerika een federatie te maken. 17 Wat was de oorzaak dat het niet gelukt was om een federatie te vormen? De Caudillos en de libertadores hadden hun eigen ideeën hoe de staten geregeerd moesten worden. 18 Welk groot verschil was er tussen deze twee bestuursvormen. Na de dekolonisatie werden gebieden in Latijns-Amerika soevereine staten. 19 Wat hield dit in? Kies het juiste antwoord. 20 Wat zijn multi-etnische staten? A Staten met één bevolkingsgroep/cultuur in de samenleving. B Staten met verschillende bevolkingsgroepen/culturen in de samenleving. C Staten die bestuurd worden door één bevolkingsgroep. D Staten die bestuurd werden door verschillende bevolkingsgroepen. Kies het juiste antwoord. 21 Onder staatsvorming verstaan we A het proces waarin de verschillende groepen binnen een land een gezamenlijke identiteit ontwikkelen. B staten die uit meerdere etnische groepen bestaan. C het ontstaan van een staat. D de macht over een staat.
De Verenigde Staten van Amerika voerden rond 1823 de Monroedoctrine in. 22 Wat hield de Monroedoctrine in? De inheemse bevolking en de zwarten werden als barbaren gezien. 23 Leg uit dat niet de inheemse bevolking en de zwarten barbaren waren maar de criollo. Kies het juiste antwoord. 24 In de 18e eeuw bleef de economische ontwikkeling van Latijns Amerika achter omdat A ze niet industrialiseerden en een eenzijdige economie hadden. B ze eenzijdig industrialiseerden. C ze industrialiseerden en een veelzijdige economie hadden. D geen behoefte hadden voor industrialisatie. Lees onderstaande beweringen en beantwoord daarna vraag 25. I Noord-Amerika en Latijns-Amerika waren vroeger kolonies van Europese landen. II Door het neokolonialisme zijn Latijns Amerikaanse landen nog niet bevrijd van hun vroegere kolonisatoren. 25 Welke bewering(en) is/zijn juist? A alleen I is juist B alleen II is juist C zowel I en II zijn juist D zowel I en II zijn onjuist 26 Wat verstaan wij onder ‘de wedloop om Afrika’? 27 Schrijf twee (2) redenen op waarom de Europese machten hun invloed in Afrika wilden vergroten? 28 Wat was de belangrijkste beslissing die er genomen werd tijdens de Conferentie van Berlijn ( 1884 – 1885 ) ten aanzien van Afrika? 29 Waren de intenties van de koning van België t.a.v. Afrika werkelijk goed? Verklaar je antwoord. De nieuwe grenzen in Afrika zorgden voor veel problemen in Afrika. 30 Schrijf een (1) van deze problemen op. 31 Het gevoel hebben dat Europa superieur is aan andere delen van de wereld noemen wij: A) euro ontwikkeld B) eurocratisch C) eurocentrisme D) euro dominant 32 Verklaar het begrip ‘Panafrikanisme’.
33 Welk woord moet er in de volgende zin op de stippellijn worden ingevuld. Er is sprake van …………. wanneer er met opzet grote aantallen mensen van een etnische, religieuze of nationale groep worden vermoord. 34 Leg het begrip ‘Apartheid’ uit. 35 Schrijf drie (3) oorzaken voor de falende economische en politieke vooruitgang na de dekolonisatie van het Afrikaanse continent. Lees de volgende beweringen en beantwoord vraag 36. 1. De westerse landen wilden dat de Afrikaanse landen het Europese democratische model overnam. 2. De westerse landen wilden dat de Afrikaanse landen het communistische model overnam. 36 Welke bewering(en) is/zijn juist: A. I is juist en II onjuist. B. I is onjuist en II juist. C. Zowel I en II zijn juist. D. Zowel I en II zijn onjuist. 37 Waarom werd de term ‘derde wereldlanden’ vervangen voor de term ‘ontwikkelingslanden’?