Slow Food® Nederland
NAAR EEN NIEUW EUROPEES LANDBOUWBELEID (GLB)1
Dit is een samenvatting van Towards A New Common Agricultural Policy van Slow Food International. Zie www.slowfood.com/sloweurope/filemanager/position_docs/agriculture/PAC_LUNGO_ENG.pdf.
1
inleiding Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie staat op de helling. Slow Food International – een brede maatschappelijke beweging met meer dan 100.000 leden in 132 landen, waarvan 3000 in Nederland – mengt zich vol overtuiging in het debat over de diepgaande hervorming van het beleid, dat in 2014 in zijn nieuwe gedaante in werking moet treden. Slow Food streeft, kort gezegd, naar duurzaamheid en de terugkeer van de menselijke maat in de agrarische sector. Dat uit zich onder andere in ondersteuning van kleine producenten, in het veilig stellen van “bedreigde” landbouwproducten in de Ark van de Smaak en in de nadruk op lekker, puur en eerlijk voedsel. Vanuit die positie schetst Slow Food in bijgaand document haar opvattingen over architectuur en inhoud van het nieuwe GLB. Slow Food pleit voor een duurzame, kleinschalige, streekgebonden landbouwsector die milieu, klimaat, biodiverstiteit, traditie en landschap respecteert. Bovendien maakt Slow Food zich sterk voor en hechtere band tussen producent en consument, tussen stad en platteland. Slow Food formuleert in dit stuk twee speerpunten voor het landbouwbeleid van morgen: een verjonging van de boerenstand en een sterke stimulans voor kleine en middelgrote bedrijven in de agrarische sector. Beide onderwerpen worden uitgewerkt in een serie concrete aanbevelingen.
Hans van der Molen Voorzitter, Slow Food Nederland
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
2/13
1. NAAR EEN NIEUW EUROPEES LANDBOUWBELEID (GLB) Het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB of CAP, Common Agricultural Policy) van de Europese Unie heeft negatieve gevolgen voor zowel producenten als consumenten. Dat komt door de opzet en uitvoering van dat beleid tot nu toe. Ten eerste veroorzaakt het huidige beleid overduidelijk ongelijkheid in de verdeling van het geld binnen de zogeheten “eerste pijler” van het beleid (steunmaatregelen voor de markt, in ’t bijzonder directe betalingen aan producenten). Die subsidies worden ongelijk verdeeld tussen de verschillende productiewijzen, boerenbedrijven (klein, middelgroot, groot) en tussen de lidstaten onderling. Ten tweede leidt het beleid tot een onevenwichtig consumptiemodel: de helft van de 500 miljoen inwoners van de Unie is te zwaar, terwijl naar schatting 42 miljoen mensen onder de armoedegrens leven. Bovendien wordt jaarlijks 90 miljoen ton voedsel in de afvalcontainer gegooid.2 Ten derde: het GLB resulteert in een onderwaardering van arbeid in de
landbouwsector. Recent onderzoek laat zien dat de werkgelegenheid in de sector in minder dan 10 jaar tijd met 25 procent is gedaald; 3,7 miljoen banen gingen verloren.3 Eén en ander heeft niet geleid tot hogere lonen in de sector. Integendeel: de inkomens – en daarmee het professionele peil binnen de sector – zijn steeds verder gedaald. Het lage boereninkomen is één van de oorzaken van het verdwijnen van veel landbouwproducten. Tenslotte is er de invloed op het milieu en het klimaat. Het al 50 jaar dominante industriële productiemodel in de sector is één van de oorzaken van de ernstigste milieu- en klimaatcrisis waarmee de mensheid ooit is geconfronteerd. Enerzijds
2
Eurostat, 2010.
3
Eurostat, 2010.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
3/13
worden natuurlijke hulpbronnen als water, bodem en bos als onuitputtelijk beschouwd en rücksichtlos geëxploiteerd. Onomkeerbaar verval is het gevolg. Anderzijds gebruikt de industriële landbouw grote hoeveelheden van oorsprong fossiele hulpbronnen zoals kunstmest, bestrijdingsmiddelen en plastics. Het GLB is de laatste decennia diepgaand hervormd. Dat nog steeds voortgaande proces culmineert in het inwerkingtreden, begin 2014, van het nieuwe GLB. Deze fase in de hervormingen is van wezenlijk belang voor de toekomst van de EU, want het nieuwe GLB ziet zich met een paar grote uitdagingen geconfronteerd: het beleid moet voedselzekerheid en zelfvoorzienendheid borgen; een oplossing bieden voor de milieu- en klimaatcrisis; en tenslotte zorgen voor een gezonde economische basis en meer werkgelegenheid in de landbouwsector. Slow Food mengt zich in het debat door vanuit haar ervaring en visie te pleiten voor een eerlijker, duurzamer landbouwbeleid in Europa.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
4/13
2. DE FILOSOFIE VAN SLOW FOOD Slow Food is een internationale maatschappelijke organisatie die streeft naar verandering van de verhouding tussen de mens en zijn voedsel door te pleiten voor
“voedselsoevereiniteit”: het recht van de mens om zelf te beslissen wat hij verbouwt en wat hij eet. Slow Food staat voor een holistische benadering van de landbouw. Het gaat om de integratie van tot nu toe strikt gescheiden sferen: sociale aspecten (zoals de verhouding producent-consument), milieuaspecten (bescherming van biodiversiteit, behoud van waterbronnen en de vruchtbaarheid van de grond, distributie, duurzaamheid van verpakkingen en hergebruik van grondstoffen) en culturele aspecten (zoals het behoud van traditionele kennis). Volgens Slow Food bestaat er een hechte band tussen (lokale) gemeenschappen, de manier waarop ze voedsel produceren en consumeren, hun cultuur en de omgeving waarin ze leven. Slow Food streeft naar een verandering in productie- en consumptiemodellen via voorlichting en bewustwordingsprocessen op het gebied van voedsel en het milieu; naar een versterking van de lokale, kleinschalige economie; naar een opwaardering van boerenvakkennis; en naar de bescherming van culturele diversiteit en identiteit. Meer specifiek gaat het Slow Food om een nauwere band tussen producent en consument; die moet leiden tot meer waardering voor de producent en meer kennis bij de consument – om die consument tot bewustere keuzes te (ver)leiden.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
5/13
3. HET NIEUWE GLB VOLGENS SLOW FOOD: DUURZAAMHEID EN HERWAARDERING VAN HET PLATTELAND Het nieuwe GLB kan zich niet alleen bezighouden met de productieaspecten van de landbouw: het gaat om de hoogstnoodzakelijke verschuiving van een
landbouwbeleid tout court naar een landbouw- én voedselbeleid. Het is überhaupt noodzaak om een betere interactie te bewerkstelligen tussen de diverse beleidsdomeinen van de Unie: want alleen zo kunnen samenhangende problemen zoals klimaatverandering en bescherming van milieu, landschap en natuurlijke hulpbronnen effectief en efficiënt worden aangepakt. Slow Food heeft twee macrodoelstellingen geformuleerd die het GLB van morgen moeten inspireren: sociale, economische en ecologische duurzaamheid; en een
herwaardering van het platteland, die moet resulteren in een samenleving die rond het platteland is georganiseerd. 3.1 Vier fundamentele veranderingen Om deze doelstellingen te behalen zijn vier fundamentele veranderingen nodig in de structuur van het GLB.
3.1.1 Het bevorderen van klein- en middelschalige productiewijzen De oorsprong van de dramatische toestand waarin de Europese landbouw zich momenteel bevindt is de beslissing van een halve eeuw geleden om de landbouw op industriële leest te schoeien. In plaats daarvan moeten we bevorderen dat de landbouwproductie harmonieert met de ecosystemen waarin die plaatsvindt; binnen dat kader moeten we innovatie verbinden met traditionele kennis om zo op duurzame wijze kwaliteitsvoedsel te produceren. De focus van het GLB moet liggen op de duurzame, klein- en middelschalige productie van kwaliteitsproducten voor consumptie door mens en dier. De
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
6/13
uitdaging is niet om een steeds grotere hoeveelheid landbouwproducten te verbouwen, maar om een efficiëntere en duurzamere productie van voedsel te bewerkstelligen met de nadruk op kwaliteit en een zo laag mogelijke impact op het milieu. Omdat de kleinschalige productie arbeidsintensiever is zal die meer banen scheppen, duurzamer zijn (o.a. via energiebesparing), plaatselijke economieën versterken (ook in marginale gebieden, zie 3.1.4) en de bevolkingsdruk op stedelijke gebieden verminderen.
3.1.2 Promotie van streekproducten Maar kleinschaligheid is op zichzelf onvoldoende. Een doorslaggevende factor in de duurzaamheid van landbouwproducten is de relatie tussen kleinschalige productie en de streek waarin die plaatsvindt (bijvoorbeeld vanwege de gunstige milieueffecten). Lokale, traditionele producten (zoals bepaalde groentesoorten, veerassen, kaas- en worstsoorten) zijn het meest geschikt voor de specifieke klimaat- en bodemomstandigheden van hun streek. Die producten komen het meest tot hun recht in de streek waar menselijke arbeid er door d’eeuwen heen voor heeft gezorgd dat ze er thuis horen. Daarom zijn ze robuuster en hebben minder zorg van buitenaf (kunstmest, bestrijdingsmiddelen) nodig; daarom ook zijn ze ecologisch en economisch duurzamer. Tenslotte spelen deze producten een belangrijke rol in de bescherming van biodiversiteit en in het bevorderen van een gemeenschappelijke voedselcultuur en –traditie.
3.1.3 Bevorderen van streekgebonden productiewijzen De wereldwijde markteconomie heeft z’n grenzen bereikt waar het gaat om verspilling en milieuschade. Een systeem van streekgebonden voedselproductie en –verwerking, distributie en consumptie zal milieuschade verminderen vanwege een kleinere afstand tussen producent en consument (voedselkilometers); bovendien kunnen consumenten zo beschikken over verse producten van het seizoen. Ook kunnen we door het schrappen van een aantal tussenstappen tussen
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
7/13
producent en consument een nieuwe relatie doen ontstaan tussen stad en
platteland. Bij de introductie van streekgebonden productiewijzen zullen onderwijs en voorlichting een belangrijke rol spelen, niet alleen op scholen maar ook op boerenbedrijven en in de retail. In dit verband is het van wezenlijk belang om
kennisnetwerken te smeden tussen boeren en stedelingen. 3.1.4 Bevorderen van milieuvriendelijke productiewijzen Invoering van klein- en middelschalige productiewijzen zal de toepassing van
agro-ecologische methoden makkelijker maken. Die zijn gebaseerd op het juiste beheer van natuurlijke hulpbronnen (biodiversiteit, bodem, water, landschap); op kennis van de lokale landbouw; op de toepassing van juist die technieken – traditioneel en modern – die het meest geschikt zijn voor de plaatselijke bodemen klimaatomstandigheden; op het uitsluiten van genetisch gemodificeerde producten, monoculturen en intensieve veehouderij; op de reductie of uitsluiting van het gebruik van chemische hulpmiddelen zoals kunstmest en pesticiden; op de bescherming van het agrarisch cultuurlandschap; en op sociale rechtvaardigheid. Het GLB van morgen moet er niet alleen op gericht zijn om bedrijven in de sector te verkleinen. Minstens zo belangrijk is om diegenen te belonen die de hierboven beschreven agro-ecologische principes daadwerkelijk toepassen. Bijvoorbeeld door plattelandsgemeenschappen te ondersteunen met ecologische diensten (de “vergroening” van het GLB). In het nieuwe GLB is ook plaats voor een beloningssysteem gericht op boeren die werken in zogenaamde marginale gebieden (de “bergboerenregeling”, in Nederland van toepassing op het Hollandse veenweidgebied). De agrarische leegloop van bergachtige gebieden, bijvoorbeeld, veroorzaakt niet alleen ernstige hydrologische en geologische verstoringen, maar ook economische, ecologische en sociale schade voor de plaatselijke gemeenschap. Mensen die in dit soort moeilijke
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
8/13
gebieden willen blijven spelen een sleutelrol als hoeders van het (platte berg)land. Als zodanig verdienen ze het beloond te worden. 3.2 Financiën Om één en ander te verwezenlijken moet het nieuwe GLB over voldoende financiële middelen beschikken.
3.2.1 De begroting Lidstaten en de instituties van de Europese Unie (zoals de Commissie en het Parlement) moeten de bestaande begroting intact laten om het GLB van de toekomst van adequate financiële middelen te voorzien. Het geld moet zodanig worden herverdeeld dat de financiering van de zogenaamde “tweede pijler” van het beleid (plattelandsontwikkeling en milieubeleid) wordt versterkt.
3.2.2 Steun voor de “groene” landbouw: publieke middelen voor publieke diensten Directe “eerste pijler”-betalingen vormen een belangrijk sturingsmiddel binnen het GLB. In de toekomst zou hun hoofdfunctie moeten bestaan uit financiële compensatie voor de ecologische diensten die boeren hun gemeenschap verlenen. De benadering hierbij moet zijn dat publieke middelen bij voorrang worden ingezet om publieke diensten te betalen. De meeste steun zou naar producenten moeten gaan die milieuvriendelijk werken – en daarbij publieke goederen zoals bodem en water beschermen – en naar producenten in marginale gebieden (de “bergboeren”). Directe betalingen aan individuele producenten moeten lokaal worden ingebed. Even belangrijk zijn het afschudden van onze individualistische veren en onze inzet voor het scheppen van netwerken van producenten en consumenten.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
9/13
3.2.3 Inkomenssteun voor producenten Het nieuwe GLB moet voorzien in adequate inkomenssteun voor klein- en middelschalige boeren. Zulke steun moet alleen ten goede komen aan actieve producenten – en dus niet aan uitwonende kasteelheren – waarbij de “bergboeren” een voorkeursbehandeling krijgen. Eén en ander kan mede worden bereikt door controle van de prijzen van landbouwproducten.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
10/13
4. CONCRETE VOORSTELLEN VAN SLOW FOOD Slow Food heeft meer dan twee decennia ervaring op het gebied van landbouw en voedsel. Voortbouwend op die ervaring lanceert Slow Food een aantal concrete voorstellen, met name op twee gebieden die voor de toekomst van de Europese landbouw van wezenlijk belang zijn: jonge boeren en de klein- tot middelschalige productiewijze. 4.2 Jonge boeren Jonge boeren moeten in het GLB van morgen centraal staan: zonder hen heeft de Europese landbouw geen toekomst. Het platteland loopt steeds sneller leeg; de plattelandsbevolking wordt gemiddeld ouder. Er is steeds minder werk in de sector; het aantal jongeren daalt gestaag. Slechts 7 procent van de Europese boeren is jonger dan 35. Het aantal boeren boven de 65 is drie maal zo hoog (20 procent, 4 ½ miljoen in totaal).4
4.2.1 Concrete voorstellen 1. Hernieuwde waardering voor het boerenberoep zodat het een stimulerende, dankbare beroepskeuze wordt. 2. Zorg voor een adequaat inkomen voor jonge boeren (bijvoorbeeld door aanvullende directe betalingen of maatregelen in de belastingsfeer). Dat geeft ze, ook in de toekomst, meer bestaanszekerheid. 3. Stimuleer de vorming van netwerken onder jonge mensen – niet alleen boeren maar ook anderen die werkzaam zijn in de voedselketen zoals ambachtelijke slagers, kaasmakers enz., koks-restaurateurs, docenten, consumenten etcetera – door contactfora te creëren (evenementen, internet, sociale media enz.). Zo bestrijd je de eenzaamheid die soms bij het boerenvak hoort en die jonge mensen ervan weerhoudt dat vak te kiezen. 4
Eurostat 2009.
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
11/13
4. Stimuleer agrarische opleidingen in het secundair onderwijs; denk ook aan korte leergangen, training-on-the job door de boeren zelf en aan gremia voor de uitwisseling van kennis en ervaring. 5. Stimuleer de uitwisseling van kennis tussen de generaties. 6. Maak het makkelijker voor jonge boeren om een bedrijf te beginnen door te kappen in de bureaucratie en procedures te versnellen. Bied aantrekkelijke stimulansen op het gebied van financiering, fiscale voordelen, gunstige verzekeringsvoorwaarden enz. 7. Bied technische steun op het terrein van de agro-ecologische methode, management enz. 4.3 Klein- en middelschalige productiewijzen Kleine en middelgrote producenten moeten een centrale rol gaan spelen in het GLB van de toekomst. Tegelijkertijd moet kennis beschikbaar komen over hun producten (waar komt het vandaan, hoe wordt het gemaakt enz.) om consumenten bewust te maken en ze dichter bij de boer te brengen.
4.3.1 Concrete voorstellen 1. Heroverweeg het systeem van geografische herkomstindicaties: stel strenge eisen aan duurzaamheid, de “band met het land”, de historie van een product en de bescherming van biodiversiteit. Deze criteria moeten bescherming bieden aan die kleinschalige producten die zo uniek zijn voor Europa. 2. Kap in de bureaucratie en vereenvoudig procedures voor kleine en middelgrote producenten. 3. Beloon boeren die zich sterk maken voor de plaatselijke, traditionele biodiversiteit (inheemse veerassen, lokale groentevariëteiten), die werken aan het behoud van het agrarisch cultuurlandschap (oude wijngaarden en olijfboomgaarden bijvoorbeeld) en traditionele architectuur (watermolens,
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
12/13
Alpenhutten, oude houtovens enz.), die in marginale gebieden werken en daar een belangrijke rol spelen in het beheer van het landschap en die zich verenigen in hun respect voor traditionele productiewijzen. 4. Stimuleer kennisuitwisseling tussen kleine producenten en tussen de generaties. 5. Organiseer trainingsprogramma’s om agronomische en verwerkingstechnieken te optimaliseren. Verhoog de organisatiegraad van producenten en verbeter hun vaardigheden om hun producten op de markt te zetten (etikettering, duurzame verpakkingen, enz., enz.). 6. Organiseer voedsel- en milieuonderwijs op scholen; stimuleer de aanleg van schooltuinen. Werk aan bewustwordings- en informatieprogramma’s over de problemen van het huidige systeem van voedselvoorziening, duurzaamheid en dieet. Werk aan een niet aflatende uitwisseling van informatie tussen producenten en consumenten. 7. Creëer distributiekanalen voor klein- en middelschalige producten: boerenmarkten, plaatselijke inkoopcoöperaties, het gebruik van streekproducten in de (bedrijfs)catering, en andere verkooptechnieken. Steun groepen die zich sterk maken voor regionale producten. 8. Beloon boeren die behalve hun producten ook activiteiten ontplooien op het gebied van voorlichting, toerisme en cultuur ter vergroting van de algehele kennis omtrent het milieu, het platteland en de agrarische sector (multifunctionele boerenbedrijven).
slow food nederland – naar een nieuw europees landbouwbeleid (glb)
13/13