Sint-Norbertusinstituut Stationsstraat 6 2570 Duffel
Schooljaar: 2011 - 2012
GIP opgemaakt door Verlinden Vicky Verlinden Jeroen Klas: 6GW Vak: Seminarie Vakleerkracht: mevr. De Beuckeleer
Inleiding “Een leven met weinig geluid of lawaai is moeilijk te verstaan, maar kunnen we de stilte ook wel aan?” 1
Dit naslagwerk of ook wel GIP genaamd is gebaseerd op eigen ervaringen, opzoekwerk en intuïtie. Het onderwerp van dit eindwerk is een maatschappelijk probleem. Dit werk probeert ook de mensen te waarschuwen voor eventuele gehoorschade. Deze GIP probeert iedereen ervan bewust te maken dat gehoorschade op elk moment kan optreden. Mede ook omdat een van de makers van deze GIP, Vicky, ook doof is. Zij kan dan haar ervaringen en bevindingen ook eens verduidelijken hoe het eigenlijk voelt om te leven met weinig geluid en lawaai. Dit is ook meteen de probleemstelling van deze GIP. Dit eindwerk wil de lezers bewust maken dat we veel lawaai of geluid horen zonder dat we stil staan bij het feit dat dit een geschenk is dat zomaar afgenomen kan worden.
In het eerste hoofdstuk van dit werk gaat het voornamelijk over de werking van het oor. De makers staan eens stil bij hoe onze oren werken, hoe geluid binnenkomt in het oor. Maar ook de defecten van het oor worden in deze GIP verduidelijkt. Daarna, in het tweede hoofdstuk, behandelt deze GIP de soorten hulpmiddelen bij mensen die slechthorend of doof zijn. De mensen die gewoon kunnen horen maar die via hun beroep toch in aanraking komen met dove of slechthorende mensen, worden ook besproken in dit eindwerk. In het derde hoofdstuk bespreekt het werk de aanvaarding van een slechthorend persoon in de sociale omgeving. Hoe functioneert de persoon in de wereld en hoe voelt hij zich hierbij? Dat is de vraag die gesteld wordt in het derde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk bespreekt de dovencultuur en het belang van de Vlaamse gebarentaal. De stilte in het leven wordt hier ook besproken: deze is namelijk belangrijker dan we denken.
Deze GIP is gestart als eindwerk van twee zesdejaars studenten van het SintNorbertusinstituut Duffel. Voor de GIP van start ging hebben de makers zoveel mogelijk informatie proberen te verzamelen door gebruik van het internet en rond te neuzen in de plaatselijke bibliotheken. Na het verzamelen van de informatie en het verwerken in een goede vloeiende tekst, is deze GIP helemaal uit de startblokken gekomen. 1
Algemene visie van de schrijvers: Vicky Verlinden en Jeroen Verlinden
2
Inhoudstafel Inleiding ............................................................................................................................. 2 Inhoudstafel ....................................................................................................................... 3 1 Het oor ............................................................................................................................ 5 1.1 Bouw van het oor .................................................................................................... 5 1.2 Wat is geluid? .......................................................................................................... 6 1.3 Afwijkingen van geluid ............................................................................................. 8 1.4 Preventie tegen gehoorbeschadiging ...................................................................... 9 2 Hoe hulp bieden aan doven en slechthorenden? .......................................................... 10 2.1 Hulpmiddelen .........................................................................................................10 2.1.1 Hoortoestellen ..................................................................................................10 2.1.2 FM ...................................................................................................................13 2.2 Beroepen die hulp bieden bij gehoorproblemen......................................................13 2.2.1 Logopedist .......................................................................................................13 2.2.2 Audiologe .........................................................................................................14 2.2.3 Gebaren- of schrijftolk ......................................................................................14 2.3 Soorten instanties...................................................................................................15 2.3.1 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH).......................15 2.4 Onderwijs ...............................................................................................................17 2.4.1 GON ................................................................................................................17 2.4.2 Buitengewoon Onderwijs .................................................................................18 2.5 RSZ ........................................................................................................................19 2.5.1 Kinderbijslag ....................................................................................................19 2.5.2 RIZIV ...............................................................................................................20 3. Omgang met doofheid ................................................................................................. 21 3.1 Reactie van de sociale omgeving ...........................................................................21 3.2 Interpretatie van bepaalde gedragingen .................................................................21 3.3 Ontwikkeling van een doof persoon ........................................................................22 3.3.1 Taalontwikkeling ..............................................................................................22 3.4 Aanvaarding ...........................................................................................................23 3.4.1 Wat is aanvaarding? ........................................................................................23 3.4.2 Aanvaarding en verwerking in de prepuberteit .................................................23 3.5 Doofheid en toch gaan werken ...............................................................................23 3.5.1 Keuze van het beroep ......................................................................................23 3.5.2 Aan het werk komen ........................................................................................24
3
3.6 Oorziekten en gezondheid ......................................................................................24 3.6.1 Hyperacusis .....................................................................................................24 3.6.2 Tinnitus ............................................................................................................27 3.7 Enkele tips..............................................................................................................28 4. Deontologie van de Vlaamse Gebarentaal (VGT) en tolken ......................................... 29 5. De Dovencultuur .......................................................................................................... 30 6. Belang en betekenis van stilte/meditatie ...................................................................... 31 6.1 Belang van meditatie ..............................................................................................31 6.2 Belang van stilte .....................................................................................................32 7. Slotkloosters ................................................................................................................ 34 7.1 Het gemeenschapsleven ........................................................................................35 7.2 Bidden ....................................................................................................................35 7.3 Het werk .................................................................................................................36 Besluit .............................................................................................................................. 37 Bibliografie ....................................................................................................................... 38
4
1 Het oor 1.1 Bouw van het oor
2
1. Schedel: geeft bescherming aan het middenoor en binnenoor. 2. Gehoorgang: zorgt voor het doorgeven van de geluidstrillingen, in de gehoorgang zijn nog kliertjes, voor het aanmaken van oorsmeer om het trommelvlies soepel te houden, en kleine haartjes, voor het stof en vuil tegen te houden. 3. Oorschelp: zorgt voor een betere opvanging van de geluidstrillingen, zonder oorschelp zouden we veel minder horen. 4. Trommelvlies: deze vangt de trillingen op en geeft ze door, het wordt soepel gehouden door het oorsmeer. 5. Ovale venster: geeft de trillingen door naar het slakkenhuis. 6. Hamer 7. Aambeeld 8. Stijgbeugel
Ze zorgen voor de geleiding en versterking van de trillingen. Samen zorgen ze ervoor dat de trillingen tot 2 keer zo sterk. zijn.
9. Halfcirkelvormige kanaaltjes: zijn eigenlijk het evenwichtsorgaan, deze zijn gevuld met vocht waardoor de hersenen weten in welke richting we draaien, bewegen … 10. Slakkenhuis: is gevuld met vocht en trilhaartjes. Deze vangen de trillingen op en geven zenuwimpulsen door naar de hersenen. 11. Gehoorzenuw: zorgt voor de verbinding tussen slakkenhuis en hersenen, stuurt zenuwimpulsen door.
2
www.seniorennet.be
5
12. Buis van Eustachius: is de verbinding tussen oor en keelholte, deze buis regelt de druk aan de binnenkant van het trommelvlies.
Het oor is iets heel breekbaars, de kleinste afwijking kan ervoor zorgen dat je weinig of niets meer hoort. Bij elk van deze orgaandeeltjes is de belangwaarde ervan enorm. 1.2 Wat is geluid? “Geluid: trillende beweging van de lucht die door het gehoororgaan wordt opgenomen.”3
Geluid kan door eender welk medium, middenstof, zichzelf voortplanten. Wanneer geluid te luid wordt spreken we van lawaai. Lawaai is de belangrijkste reden voor gehoorbeschadiging. Lawaai kan het gehoor beïnvloeden op 3 manieren:
-
frequentie,
-
duur,
-
intensiteit of sterkte van het geluid.
Frequentie Hoe hoger de frequentie, des te grotere beschadiging aan het oor. De frequentie kan men berekenen aan de hand van de formule f=c/λ (f= frequentie, c= snelheid en λ= golflengte). Zoals deze formule al aangeeft, beïnvloeden deze zaken de frequentie. Maar dit is niet alles, want de snelheid wordt beïnvloed door de omgevingstemperatuur, de relatieve vochtigheidsgraad en de luchtdruk. Dus deze factoren beïnvloeden eveneens de frequentie. De afmeting van het instrument waarmee je geluid maakt, dit kan ook je mond zijn, beïnvloed de golflengte. Dus met andere woorden de frequentie wordt beïnvloed door: snelheid (temperatuur, vochtigheidsgraag en luchtdruk) en golflengte (afmeting instrument).
Duur Het is logisch wanneer je voor een langere tijd aan geluid bent blootgesteld dat je dan meer gehoorbeschadiging vertoond. De veiligheidsgrens is gedurende 8u het horen van 80 decibel. Wanneer je op onderstaande tabel ziet dan weet je dat 80 decibel niet heel veel lawaai is. Het is dan ook aangeraden om niet (lang) naar luid geluid te luisteren.
3
www.vandale.nl
6
Intensiteit of sterkte van het geluid De sterkte van geluid kan men meten aan de hand van een decibelmeter. De sterkte wordt dan ook uitgedrukt in decibel. In deze tabel ziet u wanneer en wat gehoorbeschadiging bereikt wordt. Het is bewezen dat wanneer je in je auto zit en je radio of muziekinstallatie staat luider dan 100 decibel, dan wordt je reactiesnelheid trager.
Stil Vallend blad
10 dB
Leeszaal in een bibliotheek
20 dB
Gefluister, tikkend uurwerk
30 dB
Matig Rustige kamer, kantoor
40 dB
Regen
50 dB
Normaal gesprek
60 dB
Zeer luid Rumoerige klas, schoolbus en speelplaats
70 - 85 dB
Elektrisch scheerapparaat, wekkeralarm, haardroger, stofzuiger en
70 - 85 dB
andere huishoudelijke apparatuur
Hinderlijk, kans op beschadiging Grasmaaiers, kettingzagen op benzine
90 - 105 dB
Draagbare radio’s, walkman op volvolume
90 - 115 dB
Pijnlijk, schadelijk Een massa schreeuwende kinderen
120 dB
Rockconcerten, luide passages tijdens een klassiek concert
90 - 130 dB
Autoradio’s op volvolume
140 dB
Startend vliegtuig op 50m afstand
140 - 170 dB
Vuurwapens, sirenes, straaljager
140 - 170 dB
4
4
www.gezondheid.be
7
“In discotheken worden doorlopend geluiden met een sterkte van 80 tot 110 decibel geproduceerd, met pieken die soms tot 170 decibel kunnen gaan. Eén enkele blootstelling aan een dergelijk geluid kan volstaan voor een onherstelbare gehoorbeschadiging." 5
Hiervoor is er net een nieuwe wet gelanceerd. Joke Schauvlieghe, minister van leefmilieu, natuur en cultuur, heeft deze wet kunnen verwezenlijken voor de start van het festivalseizoen. Vanaf 1 januari 2013 zijn de normen bindend en afdwingbaar. Dit jaar kan iedereen zich voorbereiden op de invoering van de nieuwe regelgeving. Voor festivals betekent deze nieuwe wet dat ze niet boven de 100 decibels mogen gaan en gratis oordopjes moeten aanbieden, hierbij komt nog dat ze ten allen tijde het publiek moeten laten weten hoeveel decibel geluid er wordt geproduceerd door middel van een decibelmeter. Naast de verplichting voor festivals, voorziet de wet nog twee categorieën. Categorie 1 heeft een geluidsbeperking tot 90 decibel en geeft geen verdere verplichtingen. Categorie 2 heeft een geluidsbeperking tot 90 - 95 decibels maar de organisatoren moeten oordopjes te koop aanbieden. Voor evenementen met muziek met een toegang voor mensen onder de 16 jaar gelden de regels van categorie 1. Deze wet is er gekomen nadat verschillende dokters de alarmbel luidden over het stijgend cijfer van jongeren met gehoorschade. 1.3 Afwijkingen van geluid Vanaf de oorsprong van het geluid kan er al een afwijking zijn. Dit gaat niet over fysische afwijkingen maar eerder om omgevingsfactoren. Geluid zijn trillingen die geleid worden door de lucht. Daarom kan er op de weg van de oorsprong van het geluid naar het oor heel wat misgaan. Dit kan een andere geluidstrilling tegenkomen of de geleiding kan tegengehouden worden door een ander medium. Wanneer de afwijkingen zich echter in het oor situeren, kunnen we vanaf de oorschelp afwijkingen vertonen. De oorschelp kan misvormd zijn waardoor deze de geluiden niet genoeg opvangt en geleid naar de gehoorgang. In de gehoorgang kan een prop zitten, meestal kan dit wel opgelost worden, die de geluidstrillingen tegenhoudt. Inwendig kan er van alles misgaan van ontstekingen tot scheuringen, van haartjes die afsterven tot belangrijke elementen die ontbreken.
5
www.gezondheid.be (prof. Feenstra)
8
1.4 Preventie tegen gehoorbeschadiging Tegen aangeboren gehoorbeschadigingen kan men uiteraard niet veel meer doen. Dus u kunt zich hiervoor niet tegen beschermen. Tegen niet-aangeboren gehoorbeschadiging kan men wel iets doen. Een klein deel van de uitgaande jeugd draagt al oordopjes. Deze oordopjes dempen het geluid en zorgen dat er een verminderd deel van de decibels het oor binnenkomt. Men heeft goede en slechte oordopjes. De slechte oordopjes zijn oordopjes die geen geluid meer doorlaten. Men hoort de muziek niet goed meer en kan ook geen gesprek meer aangaan met iemand anders. Deze oordopjes doen misschien wel iets goeds met je oren maar wanneer je elkaar niet meer kan verstaan, doe je de oordopjes toch uit en je hebt dan geen bescherming meer voor je oren. De goede oordopjes zijn oordopjes die het geluid van de muziekinstallatie verminderen maar het geluid van het gesprek dat je aan het voeren bent niet. Deze oordopjes kunnen natuurlijk ook fout gebruikt worden. Dit kan door een foutief gebruik waardoor het oordopje niet goed in het oor wordt gebracht en schade kan aanrichten in het middenoor of dat het oordopje niet genoeg geluid absorbeert dan eigenlijk gewild is. Wanneer dit gebeurd valt de bescherming gedeeltelijk weg. Een hoofdtelefoon is veel beter voor de oren dan oortjes. De oortjes katapulteren de decibels recht op je trommelvlies zonder enige vertraging. De hoofdtelefoon zorgt ervoor dat de oorschelp het geluid vertraagt en wanneer de snelheid trager is, gaat de frequentie naar beneden en heb je minder kans op gehoorschade. Wanneer je natuurlijk het volume op maximum zet, heeft het geen zin om te zeggen dat je een hoofdtelefoon draagt want dat is ook schadelijk voor de oren. De vuistregel hierbij is dat je volume te luid staat, wanneer de persoon naast jou je muziek kan horen.
9
2 Hoe hulp bieden aan doven en slechthorenden? 2.1 Hulpmiddelen 2.1.1 Hoortoestellen Het oor op zich bestaat uit 3 delen: een buitenoor, een middenoor en het binnenoor. Het buitenoor ontvangt de geluidsgolven en geleidt deze verder door het middenoor. Daarna gaan de golven het slakkenhuis in, of ook wel cochlea genoemd. De cochlea geeft dan op zijn beurt de impulsen verder via de zenuwen naar de hersenen. In de hersenen vinden dan processen plaats waardoor we dan geluiden waarnemen. Bij mensen die slechthorend of doof zijn is er iets van dit proces weggevallen, waardoor het gehoorproces niet normaal kan verlopen. Voor deze mensen is het dragen van hoorapparaten soms een oplossing. Een hoortoestel is een elektronisch hulpmiddel dat meestal achter het oor, in de gehoorgang, of volledig in het oor worden gedragen. Een analoog hoortoestel bestaat uit een microfoon, een versterker en een luidspreker of telefoon. De microfoon vangt het geluid op en zet het om in een elektrisch signaal. De versterker versterkt het geluid en de luidspreker zet het dan weer om in geluid. Dit alles werkt op batterijen. Digitale hoorapparaten ontvangen het geluid en zetten deze om in codes. Deze codes worden bewerkt, met behulp van een computer op maat ingesteld, en dan terug omgezet in een hoorbaar analoog signaal.
Analoge hoortoestel
Digitale hoortoestel
10
Er bestaan allerlei soorten hoortoestellen. De bekendste zijn:
Achter-het-oor (AHO) toestel Dit toestel wordt achter het oor gedragen. Het geluid wordt vanaf het toestel via een slangetje naar het oorstukje, dat in de gehoorgang zit, geleid.
Luidspreker-in-het-oor (LIHO) toestel Het hoorapparaat zelf wordt achter het oor gedragen. Op het einde van de gehoorgang zit een heel klein luidsprekertje. Het geluid wordt dan via een draadje elektrisch naar dit luidsprekertje geleid.
In-het-oor (IHO) toestel Bij dit toestel zitten alle onderdelen in een apparaatje dat in het gehoorgang wordt geplaatst. Het is veel minder zichtbaar dan een AHO-toestel. Het is geschikt als je weinig gehoorverlies hebt
.
Kanaaltoestel Dit toestel verdwijnt verder in de gehoorgang en is geschikt voor matig en licht gehoorverlies.
Complete in the canel (CIC) toestel Dit toestel wordt diep in je gehoorgang geplaatst en is daardoor niet zichtbaar. Je kunt het toestel verwijderen met behulp van een doorzichtig koordje.
Kasttoestellen Dit toestel wordt weinig gebruikt en is geschikt als je motorische problemen hebt. Het bestaat uit een kastje, dat een beetje lijkt op een gsm. Via dit kastje, dat je op je lichaam draagt, wordt het geluid via een snoertje naar een oorstukje geleid dat het geluid door geeft.
Hoorbrillen De hoorbril is geschikt als je niet goed ziet. In de pootjes van de bril zitten microfoontjes, die je in staat stellen het geluid in een ruimte goed op te vangen. Het geluid wordt via een draadje naar het oor geleid.
11
Botverankerd Hoortoestel (BAHA) Dit is voor mensen die problemen hebben met de klassieke hoortoestellen. Zij gebruiken een hoortoestel dat gebruik maakt van de beengeleiding zonder daarvoor het middenoor te gebruiken.
Cochleair Implant (CI) De cochleaire implant of kortweg CI, is een gehoortoestel. Cochleaire implanten overbruggen de aangetaste haarcellen en zetten spraak en geluid om in elektrische signalen, die de gehoorzenuwen activeren. Het bestaat uit 2 delen, namelijk een uitwendig en een inwendig gedeelte. Het uitwendig gedeelte bevat een microfoon, die de geluiden opvangt, en deze doorzendt naar de processor (1). De processor zet deze geluiden om in codes. De codes worden dan via de uitwendige magneet (2) doorgegeven aan de inwendige magneet (3). De inwendige magneet zendt de code dan door naar de elektroden die in het cochlea of slakkenhuis zitten (4). De geluiden worden dan in het slakkenhuis doorgegeven naar de gehoorzenuwen (5). Zo worden de aangetaste haarcellen overbrugd, en kan de persoon die een CI draagt, terug horen. Na de operatie, waarbij men in het binnenoor een draadje met de elektroden in het slakkenhuis zet, en de inwendige magneet in het rotsbeen, moet de persoon wel minimaal 1 maand wachten vooraleer de CI aangezet wordt. Na 1 maand, gebeurt er een eerste fijnregeling. Hierbij wordt de nieuwe CI aangesloten op de ingeplante magneet en worden de eerste gehoorimpulsen verzonden. Men controleert of de persoon deze kan verdragen, of hij geen hoofdpijn krijgt en of ze geen zenuwbeschadiging veroorzaken. Het moet voor deze persoon aangenaam zijn om de geluiden uit de omgeving terug waar te nemen! Bij deze fijnregeling horen ook bezoeken aan de audioloog. Deze worden nog verder uitgelegd. De gemiddelde drempel om geluiden waar te nemen bij een CI ligt bij 40 dB. Als je de CI nog maar pas gekregen hebt, dan ga je nog niet veel verstaan van wat je eigenlijk hoort. Dus, spraak verstaan is NIET hetzelfde als kunnen horen!
12
Een persoon met een CI kan wel geluiden horen, kan gesprekken horen, maar als hij niet kon liplezen, zou hij niet verstaan wat de mensen rondom hem allemaal zeggen. Daarvoor wordt er hoortraining bij een logopediste aangeraden. Ook deze leg ik verder uit. 2.1.2 FM Personen die problemen hebben om te horen, gebruiken niet alleen een hoorapparaat, maar ook een FM - systeem om geluiden beter te kunnen verstaan in rumoer. De FM bestaat uit een zender en een ontvanger. De ontvanger wordt bevestigd aan het hoorapparaat. Met het FM - systeem wordt geluid draadloos overgebracht van de bron naar het oor. Doorheen alle hinder van te veel lawaai wordt het hierdoor makkelijker om de bron te verstaan. Er zijn wel een paar nadelen aan het FM gebruik. De FM-zender moet immers altijd bij de bron zijn van het geluid om te kunnen waarnemen wat er gezegd werd. In situaties met veel wisselende sprekers, zoals bijvoorbeeld een klasgesprek, moet de FM altijd worden doorgegeven. Dit kan wel eens voor frustraties zorgen. Er is nu een model op de markt waarbij er 2 systemen, dus 2 FM's zijn. Ook is er een technologie waarbij maximaal 10 microfoons gebruikt kunnen worden. Hierdoor heb je 10 keer meer kans dat je alles hoort, want er is een microfoon bij elke bron. 2.2 Beroepen die hulp bieden bij gehoorproblemen Mensen met gehoorproblemen horen te weinig om te kunnen verstaan wat andere mensen zeggen. Daardoor krijgen deze mensen hulp van een logopedist(e), audiologe, gebaren- of een schrijftolk. Zij zorgen ervoor dat er voor de gehoorgestoorde makkelijker wordt om zich te integreren in de horende maatschappij. 2.2.1 Logopedist Logopedie omvat de behandeling van de communicatiestoornissen, meer specifiek in verband met taal, het spreken en het gehoor. Een logopedist oefent samen met de dove/slechthorende persoon de struikelblokken van de taal, zodat deze dan goed worden uitgesproken. Een voorbeeld: 'pet' en 'bed' klinkt voor de dove persoon bijna helemaal hetzelfde. Er wordt geoefend bij de logopedist om te weten hoe je de 'p' en de 'b', maar ook de 't' en de 'd' moet uitspreken. De gehoorgestoorde leert bij de logopedist niet alleen horen, maar ook spraakafzien of liplezen. Hierdoor wordt het gemakkelijk voor de persoon om te weten wat iemand heeft gezegd.
13
2.2.2 Audiologe Audiologie is een specialisme in de geneeskunde dat zich bezig houdt met het meten en het verbeteren door hulpmiddelen van gehoorproblemen. Wanneer iemand niet goed hoort, wordt er een audiogram opgesteld. Dit is een grafische voorstelling van het gehoorverlies in vergelijking met het normale gehoor. Hieruit kan men aflezen wat iemand al dan niet kan horen of verstaan. Op de verticale as van het audiogram wordt de geluidsterkte weergegeven in decibel (dB). Op de horizontale as staat de frequentie in Hertz (Hz). Er zijn 2 soorten audiogrammen: een tonaal en een vocaal audiogram. De tonale audiogram vertelt wat je hoort. Er wordt een gehoordrempel weergegeven, dat wil zeggen, vanaf welke grens we beginnen te horen ( zie bijlage 1). De 0 dB lijn is de drempel van een normaalhorende. Sommige mensen horen heel scherp (tot -10 dB), een drempel van 20 dB wordt nog als normaal beschouwd. Naast het tonale audiogram dat meestal bij de Neus-Keel-Oor arts (NKO) wordt afgenomen, heb je ook een vocaal audiogram. Daarop kan je aflezen wat we verstaan op welke intensiteit. Je kan soms iets horen zonder dat je het verstaat. (zie bijlage 2) 2.2.3 Gebaren- of schrijftolk Tolken is de boodschap omzetten van de ene naar de andere taal. Personen met gehoorproblemen kunnen gebruik maken van een doventolk. Deze vertaalt de communicatie tussen doven en horenden via gebaren of maakt de gesproken taal zichtbaar in een geschreven tekst, die men direct kan lezen. De tolk zal alles moeten tolken wat er bijvoorbeeld in de les wordt gezegd. Voornamelijk gebruikt een tolk de pc om te tolken. Hij zal moeten vertalen in de 'ik-vorm'. Hij mag om herhaling vragen als hij iets niet heeft verstaan. Wanneer een tolk is in de les is het voor de gehoorgestoorde langs een kant makkelijker, want de gesproken taal wordt neergeschreven. Langs de andere kant kan de tolk ook niet alles verstaan en dus zal er ook niet alles wat er in de klas is gezegd geweest vertaald kunnen worden. Ook de emoties van de gesproken taal kunnen niet neergeschreven. Wat een tolk NIET mag doen, is deelnemen aan bijvoorbeeld het klasgesprek. Een tolk zal zich moeten houden aan de deontologische code. Hij heeft zwijgplicht. Ook mag hij geen begeleiding geven. Dit is de taak van de GON-begeleiding ! De tolk wordt betaald naarmate het aantal uren hij heeft getolkt. Per uur verdient de tolk rond de 33,50 euro (vanaf 01/01/2011) plus een reisvergoeding. Als men recht heeft op tolkuren betaalt het departement onderwijs deze kost.
14
2.3 Soorten instanties 2.3.1 Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) Het VAPH staat voor Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Een handicap wordt dus vanuit het Vlaams Agentschap als volgt gedefinieerd : "Elk langdurig en belangrijk participatieprobleem van een persoon dat te wijten is aan het samenspel tussen functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard, beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en persoonlijk en externe factoren."6 Dit wil dus zeggen dat mensen die niet aan deze definitie voldoen, ook niet terecht kunnen bij het Vlaams Agentschap. Zij zullen dan op andere organisaties beroep moeten doen. Deze definitie klinkt een beetje moeilijk, dus ik zal deze een beetje uitklaren :
Langdurig en ernstig : De beperking moet langdurig zijn. Ook moet deze beperking een zekere graad van ernst hebben, dit wil zeggen, dat je bijvoorbeeld minstens 60% 'doof' moet zijn eer je de stempel krijgt van doofheid. Dit klinkt een beetje vaag, dus wordt de evaluatie van iedere persoon toevertrouwd aan een team dat de dossiers opstelt en aan de Provinciale Evaluatiecommissies.
Beperking en stoornis : Een stoornis is een afwezigheid of afwijking van een lichamelijke of verstandelijke functie. Ze leidt tot een beperking op het vlak van menselijke activiteiten zoals horen. Hoe beperkter het vermogen om bepaalde activiteiten te doen, hoe moeilijker de maatschappelijke integratie en participatie verloopt.
Participatieproblemen : Problemen die iemand heeft met deelname aan het maatschappelijk leven.
Functiestoornissen van mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard : De beperkingen moeten dus het gevolg zijn van een stoornis van de persoon zelf. Het gaat dus om beperkingen die het moeilijker maken om deel te nemen aan het maatschappelijk leven.
6
http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/20887Wie+kan+een+beroep+doen+op+het+VAPH.html
15
2.3.1.1 De inschrijvings- en toezeggingsprocedure Met een handicap heb je natuurlijk veel meer kosten dan een normale persoon, om te wonen, te leven, … Het Vlaams Agentschap wil personen met een beperking helpen de extra kosten te dragen. Natuurlijk kan niet eender elk persoon eender wat aanvragen. Er zijn een aantal voorwaarden aan verbonden. Het Vlaams Agentschap wil vooral zorgen dat personen die bijstand krijgen, deze ook écht nodig hebben. Daarvoor heeft het VAPH een inschrijvingsprocedure uitgewerkt. Bij de inschrijving kijkt het VAPH niet enkel naar de medische zorgen, ze kijken ook naar hoe de beperking het leven van de persoon beïnvloedt op het vlak van wonen, sociaal contact, .. De voorwaarden voor de inschrijvingsprocedure zijn :
je moet een handicap hebben;
er is een leeftijdscriterium: je mag niet ouder zijn dan 65 jaar;
er is een verblijfscriterium: je moet officieel in Vlaanderen wonen.
2.3.1.2 Wat heeft het Vlaams Agentschap te bieden?
Hulpmiddelen en aanpassingen Om zijn dagelijks leven beter te organiseren kan een persoon met een beperking een tussenkomst krijgen voor een hulpmiddel (geen gewone wekker maar trilwekker) of een aanpassing aan zijn woning of wagen. Vb : doventelefoon en -fax, FM-apparatuur, CI, FM, ..
Diensten en voorzieningen Het VAPH subsidieert de diensten en voorzieningen die zorg verlenen aan personen met een handicap door begeleiding, opvang, .. Vb : dovenscholen, naschoolse opvang, ..
Persoonlijke-assistentiebudget Personen die wensen thuis te blijven kunnen een persoonlijke assistentiebudget aanvragen. Met dit budget kunnen zij dan assistenten in dienst nemen die hen ondersteunen.
Werk en opleiding Een persoon met een beperking die een opleiding wil volgen of een bepaald werk wil doen, moet zich ook bij het Vlaams Agentschap inschrijven. Het is echter de VDAB die de bijstand op zich neemt.
16
Vb : Financiële tegemoetkomingen: Als je ingeschreven bent in het Vlaams Agentschap kan je werkgever tegemoetkomingen ontvangen in je loon van de VDAB. Daarbij betaalt de VDAB de meerkosten voor de aanpassing van de arbeidspost terug. NB : Personen die ingeschreven zijn in het VAPH hebben recht op een gratis buzzypas of omnipas van de De Lijn. 2.4 Onderwijs 2.4.1 GON GON staat voor Geïntegreerd Onderwijs. Het doel is om jongeren met een beperking les te laten volgen in het gewone onderwijs met hulp vanuit het buitengewoon onderwijs. Een GON-begeleidster begeleidt de persoon met een beperking bij problemen, bij onvoldoende begrijpen van de leerstof maar ondersteunt ook de leerling op sociaalemotioneel vlak. De GON-begeleider verleent per week een aantal uren begeleiding aan de gehoorgestoorde leerling. Deze begeleiding wordt voornamelijk op school gegeven, maar kan uitzonderlijk ook thuis gegeven worden. Als de begeleiding op school gebeurt, dan wordt de leerling uit de klas gehaald. De begeleiding wordt gepland op momenten waar de leerling het best uit de klas gehaald kan worden.
De GON-begeleidster geeft vijf soorten hulp :
1. Leerling-gerichte hulp: Deze bestaat voornamelijk uit onderwijskundige hulp en bestaat onder andere uit volgende activiteiten: de leerling een efficiënte studiemethode bijbrengen, het taalaanbod van de les uitwerken met de leerling zoals nieuwe woordenschat toelichten, figuurlijke taal uitleggen, .. Ook sociaal-emotionele hulp geeft de begeleider. De leerling kan bij de begeleider terecht met vragen omtrent zijn handicap en problemen die hieruit voortvloeien. De begeleider kan in de mate van het mogelijke de jongere steunen in het ontwikkelen van een realistische kijk op zijn kunnen en niet kunnen.
2. Leerkrachtgerichte hulp: de begeleider geeft informatie rond de problematiek van de leerling. Het is noodzakelijk dat de school een introductiemoment voorziet voor de leerkrachten, anders is de kans op mislukken veel groter. De leerkrachten krijgen ook een aantal tips mee, geïllustreerd met videomateriaal. Men zoekt samen naar een beste plaats in de klas.
17
3. Schoolgerichte hulp : Samen met de directie informeert men het schoolteam over het GON en de GON - leerling in hun school.
4. Klasgroepgerichte hulp : de begeleider licht de klasgroep in over de eigenheid van een gehoorgestoorde medeleerling en over de punten waarmee men best rekening kan houden. Bij eventuele vragen of problemen, kan de begeleider later nog eens de klas bezoeken.
5. Gezinsgerichte hulp : Dit omvat pedagogisch advies aan de ouders in verband met de dagelijkse opvoeding en begeleiding van het kind. Hier moet de GON begeleider zijn grenzen kennen.
Wettelijk is GON - hulp voornamelijk leerling-gerichte hulp. Een dove persoon krijgt 4 u begeleiding per week om de jaar, een slechthorende slechts 2 uur per week om de 2 jaar. De GON-begeleider zoekt momenten in het begin van het schooljaar waarin de gehoorgestoorde makkelijk de les kan verlaten zonder achterstand op te lopen. Hij legt de uren vast, en per week zijn het dezelfde uren waarbij de gehoorgestoorde dan naar de begeleider gaat. Bij de begeleider kan de gehoorgestoorde extra informatie vragen, verklaren van moeilijke woorden, het overlopen van moeilijke woorden in andere talen bijvoorbeeld Frans, Engels, .. 2.4.2 Buitengewoon Onderwijs In Vlaanderen zijn er doveninstituten met peutergroepen, basisscholen en secundair onderwijs. Veel leerlingen volgen les in het gewonde onderwijs eventueel met GON begeleiding, maar er zijn ook acht types van buitengewoon onderwijs. Elk type is aangepast aan de opvoeding- en de onderwijsbehoeften van de kinderen die het gewone onderwijs niet kunnen volgen door allerlei beperkingen, en leer- of gedragsproblemen. De klasgroepen zijn kleiner dan in het gewone onderwijs, er zijn speciale leermiddelen en hulpverleners ( o.a. tolken, logopedisten, kinesisten, .. ). Het doel is de totale persoonlijkheidsontwikkeling te stimuleren. Ze worden voorbereid op het maatschappelijke leven en de uitoefening van een beroep. Het buitengewoon kleuteronderwijs is voor kleuters tussen 2,5 en 6 jaar. Kinderen tussen 6 en 13 (uitzonderlijk 14) kunnen terecht in het buitengewoon lager onderwijs. Zowel de buitengewoon kleuter- en lager onderwijs zijn opgedeeld in 8 types. Kinderen met een auditieve handicap zitten in type 7.
18
In het buitengewoon onderwijs (BuSO) kunnen jongeren van 13 tot 21 (uitzonderlijk tot 25) jaar terecht. In het BuSO bestaan dezelfde types als in het buitengewoon kleuter- en lager onderwijs, behalve type 8. Maar in het BuSO spreekt men niet meer over types, maar over opleidingsvormen. Deze hebben andere doelstellingen in functie voor de toekomst van de persoon met een handicap. Er bestaan vier soorten opleidingsvormen :
Opleidingsvorm 1 Het doel van deze opleidingsvorm is de jongere een sociale vorming te geven zodat hij in een beschermde leefomgeving kan wonen. Deze opleidingsvorm bestaat binnen type 2, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingvorm 2 De tweede opleidingsvorm traint de jongere in algemene en sociale vorming, maar ook in arbeidsvaardigheden. De bedoeling is dat de jongere in een beschermde leef- en werkomgeving kan wonen en werken. Deze opleidingsvorm bestaat binnen type 2, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingsvorm 3 Deze opleidingsvorm is bijna hetzelfde als de tweede opleidingsvorm, maar de bedoeling is dat de jongere zich later kan integreren in een gewone leef- en arbeidsomgeving. Deze opleidingsvorm bestaat binnen type 1, 3, 4, 6 en 7.
Opleidingsvorm 4 Deze opleidingsvorm omvat algemeen, technisch, kunst- en beroepsonderwijs. Hier gelden dezelfde doelstellingen als in het gewoon secundair onderwijs maar men hanteert er aangepaste didactische werkvormen. Deze vorm geeft een voorbereiding op voortstuderen in het hoger onderwijs en integratie in het actieve beroepsleven. Deze vorm wordt georganiseerd voor de types 3, 4, 5, 6 en 7.
2.5 RSZ 2.5.1 Kinderbijslag Kinderen van 0 tot 21 jaar met een aandoening of beperking, dus ook een auditieve, kunnen genieten van verhoogde kinderbijslag. Als de handicap voldoet aan de wettelijke criteria, dan krijgt het kind verhoogde kinderbijslag. Het bedrag wordt bepaald door middel van punten en is afhankelijk van de ernst van de gevolgen van de aandoening of beperking.
19
Deze punten worden toegekend aan de hand van 3 pijlers door een arts van de FOD Sociale Zekerheid: 1. de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de handicap of aandoening; 2. de gevolgen voor het kind voor de deelname aan het maatschappelijk leven (mobiliteit, lichaamsverzorging, ..); 3. de gevolgen voor het gezin met een kind met een handicap (medische zorgen, aanpassing leefomgeving, ..).
Als het kind in pijler 1 meer dan 4 punten behaalt, dan heeft het recht op een toeslag. Ook als het kind in de 3 pijlers samen minstens 6 punten heeft. 2.5.2 RIZIV Het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) is een instelling voor sociale zekerheid. Het is verantwoordelijk voor een aantal belangrijke diensten:
vergoeding van geneeskundige verzorgingen (raadpleging arts, opname ziekenhuis, geneesmiddelen, ..);
uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid door ziekte, bevalling, ...
Het RIZIV betaalt de volledige kosten (ongeveer 25.000 euro) voor het plaatsen van een CI terug. Voor een tweede CI wordt slechts de helft terugbetaald.
20
3. Omgang met doofheid 3.1 Reactie van de sociale omgeving Bij gehoorgestoorden is het niet zo evident om een sociale omgeving op te bouwen. De meeste vrienden die ze hebben, zijn mensen met dezelfde handicap als zij. Gelukkig bestaan er bepaalde groepen zoals kajong. Deze dovengroep zet zich in voor doven of slechthorenden vanaf 12 jaar. In deze dovengroep kunnen dove mensen sociale contacten leggen die ze bij de andere ‘normale’ mensen niet krijgen. Dit is omdat de meeste mensen bepaalde vooroordelen hebben tegenover dove mensen of in het algemeen tegen gehandicapte mensen. Ondanks hun handicap gaan sommigen toch naar een normale school. Dit is een vrij zware taak omdat ze met zoveel rekening moeten houden. Aangezien ze het moeilijk hebben om een vriendenkring uit te bouwen, krijgen ze niet zoveel steun. Het is moeilijk om de lessen te volgen en wanneer ze niet kunnen volgen is het altijd aangenaam om te kunnen terugvallen op vrienden, klasgenoten die hen steunen. 3.2 Interpretatie van bepaalde gedragingen Wanneer iemand praat, doet hij dit met verbale en non-verbale communicatie. Wanneer je het verbale niet hoort, zoals een doof persoon, kijk je vooral op de non-verbale communicatie. Deze is meestal niet zo duidelijk want ze dienen normaal als ondersteuning van de woorden die men zegt. De dove mensen moeten op zoveel mogelijk dingen tegelijk letten. Ze moeten liplezen, heel geconcentreerd luisteren (via technologische middelen kunnen zij dit minimaal) en de lichaamsuitdrukking moeten ze ook in het oog houden. Dit is soms te veel waardoor ze een element moeten laten vallen. Dit kan leiden tot het niet verstaan van de woorden, zinnen van de persoon waarmee ze een gesprek voeren. Het kan in die woorden of zinnen gaan over zeer belangrijke informatie in het gesprek. Wanneer ze deze informatie dan missen is het moeilijk om het gesprek nog te volgen en haken de meesten af. Dit heeft ook een impact op de band met deze persoon want de andere persoon kan misschien denken dat de dove persoon niet geïnteresseerd is zijn/haar verhaal. Zo van deze situaties komen geregeld voor en spelen een grote rol in het leven en de vriendengroep van een doof persoon.
21
3.3 Ontwikkeling van een doof persoon Tijdens de 9 maanden wanneer een mens in de buik van de moeder zit, gaat zich een heel lichaam ontwikkelen vanuit 2 cellen. Bij een doof persoon gaan de neuronen van het slakkenhuis naar de hersenen zich niet goed ontwikkelen. Er is onderzoek gedaan naar de werking van de hersenen bij dove katten en dit onderzoek heeft aangetoond dat de hersenen de “lege plaats”, waar normaal de neuronen van het slakkenhuis zitten, gaat opvullen. De hersenen gaat dit doen met neuronen van andere zintuigen, meestal die van de ogen omdat die daar dicht in de buurt liggen. De onderzoekers geven aan dat dit bij de mensen net hetzelfde gaat. Wanneer een persoon doof is, gaan deze een beter zicht krijgen. Het brein kan bij wijze van spreken zichzelf herprogrammeren. “Het brein is erg efficiënt en laat ongebruikte ruimte niet verloren gaan. Dove mensen zijn er bij gebaat om een auto van ver af te zien komen, omdat ze deze eerst niet kunnen horen naderen.” 7 3.3.1 Taalontwikkeling Op een leeftijd van vijf maanden gaat de baby kleine brabbelgeluidjes maken en ontdekken, elke baby doet dit of hij nu horend of niet horend is. Dove baby’s gaan dit niet verfijnen omdat ze zichzelf niet horen en stoppen hier na een tijdje mee. Er zijn echter twee grote problemen bij de spraak- en taalontwikkeling van een slechthorende baby. Ten eerste is dit het horen, onderscheiden en herkennen van spraakklanken en ten tweede is er een goede wisselwerking nodig tussen ouders en andere personen in de omgeving. Wanneer de kinderen beter worden gestimuleerd door ouders en directe omgeving, kan de spraakontwikkeling beter op gang komen. Dit is zeer belangrijk voor de volledige spraak- en taalontwikkeling van het slechthorend kind.8
7
www.hln.be (Prof. Stephen Lomber)
8
KAPTEYN T., Spraak- en taalproblemen bij kinderen. Assen, Van Gorcum, 2001, 354 22
3.4 Aanvaarding 3.4.1 Wat is aanvaarding? Aanvaarding is een continu proces, een levensopgave. Het ene moment komt men tot aanvaarding, het andere zit men volop in een crisis. Wie tot aanvaarding komt erkent het gebrek en wil ermee leven. Het betekent dus niet dat men ermee eens is of ze het leuk vinden om het gebrek te hebben. Aanvaardingsproblemen zijn specifieke levensproblemen, die een innerlijke verwerking vragen. Aanvaarding is niet alleen een individuele kwestie, maar ook een zaak van een groep mensen die biologisch, geestelijk, sociaal en emotioneel met elkaar verbonden zijn. Verder staan we even stil bij een aantal specifieke accenten in de prepuberteit, puberteit en jongvolwassenheid. Het gaat hier wel om algemene tendensen, die uiteraard door elk individu anders ingevuld kunnen worden. 3.4.2 Aanvaarding en verwerking in de prepuberteit In de prepuberteit zien we het kind evolueren tot een kind dat een individu wil worden. Daarbij staat centraal: de wens om te doen en behandeld te worden als iedereen. Aanzien krijgen bij leeftijdsgenootjes speelt hierbij een grote rol. Meedoen kan enkel als men gewoon is. 3.5 Doofheid en toch gaan werken De meeste dove mensen hebben een probleem met het gaan werken. Wat de meeste mensen niet weten, is dat dove mensen perfect een beroep kunnen uitvoeren in het dagelijks leven. Het gaat wel moeilijker voor de dove mensen omdat zij kampen met communicatieproblemen. Het vergt heel veel aandacht om een gesprek onder de collega’s, een vergadering, een overleg te volgen. Bij deze grote aandacht komt meestal heel veel stress bij kijken. Ze geraken dan oververmoeid of krijgen een burn-out. Ze zijn dan voor een bepaalde tijd werkongeschikt. 3.5.1 Keuze van het beroep Sommige beroepen kunnen dove mensen niet uitvoeren, wat vrij logisch is. Wanneer het gehoor een levensreddende functie heeft, kan een gehoorgestoorde dit beroep niet uitvoeren. Zoals een piloot, een doof persoon mag een vliegbrevet halen voor privégebruik maar mag geen vliegbrevet voor de algemene luchtvaart behalen m.a.w. mag geen piloot als beroep zijn.
23
Andere beroepen waarbij het gehoor niet van levensbelang is, zoals architect, hoogleraar, huisarts …, kan een doof persoon perfect uitvoeren. Soms heeft deze persoon wel hulpmiddelen nodig zoals een hoorapparaat, gebarentolk, schrijftolk ... Er dienen soms ook aanpassingen gedaante worden op de werkvloer. Zoals een alarm dat een doof persoon niet hoort, een lichtsignalisatie aanbrengen of een trilfunctie voor de persoon zelf. 3.5.2 Aan het werk komen Elk werk begint met solliciteren. Dit geldt voor elke persoon of je nu gehandicapt bent of niet. Een doof persoon is niet verplicht om in zijn sollicitatiebrief te zetten dat hij een auditieve handicap heeft. Dit kan nadelig zijn bij de preselectie. Wanneer een werkgever keuze heeft tussen een aantal kandidaten dan gaat de werkgever gemakkelijker kiezen voor de personen zonder auditieve handicap. Normaal moet de discriminatiewet dit probleem vermijden maar in de praktijk gebeurt dit nog vaak. Wanneer gehandicapten echt niet aan werk geraken, kunnen ze altijd naar een beschutte werkplaats gaan. Daar kunnen ze gaan werken en geld verdienen. Wanneer niets mogelijk is, dus geen werk vinden, kunnen ze altijd terugvallen op de gehandicaptenuitkering. Zo kunnen gehandicapten altijd op een inkomen rekenen en zorgen dat ze rondkomen in het dagelijks leven. In de openbare sector is er al enige tijd een verplichting om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. Er is op die manier een positieve discriminatie om mensen met een handicap aan werk te helpen. Twee procent van de werknemers moet een arbeidshandicap hebben. De overheid zorgt ook financiële tegemoetkomingen aan werkgevers die mensen met een handicap in dienst nemen. Deze subsidies gelden zowel voor privé als voor openbare besturen. 3.6 Oorziekten en gezondheid 3.6.1 Hyperacusis Mensen met hyperacusis of overgevoeligheid aan geluid zijn mensen diens oren het dynamisch bereik verloren hebben. Het dynamisch bereik is het vermogen van de oren om zich snel aan te passen aan verschillende geluidssterkten. Wanneer dit dynamisch bereik verloren is gegaan ervaart men elk dagelijks geluid als pijnlijk en lawaaierig. Mensen met hyperacusis kunnen moeilijk een gesprek volgen in een drukke omgeving. Bij een normaal persoon is de gehoordrempel 0 decibel en de pijngrens 130 decibel. Bij een persoon met hyperacusis is de gehoordrempel hoger en de pijngrens lager, dit wil zeggen dat het dynamisch bereik is afgenomen of vermindert.
24
Hyperacusis is niet levensbedreigend maar heeft wel een grote invloed op iemands leven. In het begin, bij de eerste vaststellingen, is het schrikwekkend en kan dit traumatische ervaringen opleveren. Een persoon die onder hyperacusis leidt zal zich meer en meer gaan afzonderen van de wereld en zijn sociale omgeving omdat de persoon, volgens de persoon zelf, niet normaal kan functioneren.
Veel oorzaken van hyperacusis zijn nog niet bekend maar het zou vooral gaan om: -
Blootstelling, vroeger en nu, aan hard lawaai op de werkvloer
-
Blootstelling aan (te) harde muziek
-
Hoofdletsel, waaronder "whiplash"
-
Gebruik van bepaalde medicijnen
-
Onvoorzichtig uitspuiten van het oor
-
Een tumor in het hoofd
-
Problemen met het kaakgewricht
-
Ziekte van Lyme: is een infectieziekte die zich voortplant door onder andere teken. In het begin is dit een rode plek met kringen rond maar wanneer er niets aan gedaan wordt, kan dit leiden tot hartaandoeningen, aandoeningen in het zenuwstelsel, gewrichtsaandoeningen. In een later stadium kan dit leiden tot chronische ziekteverschijnselen in het zenuwstelsel en huidaandoeningen.
De symptomen zijn ook heel verschillend: -
Migraine: herhaaldelijke aanvallen van matige tot heftige, meestal eenzijdige, bonzende hoofdpijn. Soms moet men ook braken en treedt er misselijkheid op. Door migraine kan de patiënt zijn dagelijkse activiteiten verhindert of niet doen. Migraine is een neurologische aandoening, door een neurale prikkel gaan de bloedvaten verbreden. Er is nog geen verklaring voor deze aandoening.
-
Ziekte van Ménière: zorgt voor duizelingen, oorsuizingen of gehoorverlies. De oorzaak van de ziekte van Ménière is wanneer de vloeistoffen endolymfe en perilymfe bij elkaar komen in het binnenoor en deze geven een soort van kortsluiting met elkaar. Hierdoor zendt het evenwichtscentrum verkeerde informatie naar de hersenen (duizelingen) en gaan de haartjes in het slakkenhuis kapot (oorsuizingen en gehoorverlies).
-
William’s Syndroom: is een zeldzame genetische bepaalde aandoening, de ziekte komt voor bij 1 op 20.000 pasgeborenen. Het zorgt voor het vertragen van de ontwikkeling van de intellectuele mogelijkheden.
25
-
Bell’s Palsy: een plotselinge verlamming van de aangezichtszenuw zonder te weten wat de oorzaak hiervan is. De verlamming gaat meestal weg na een aantal weken.
-
Ziekte van Tay-Sachs: is een zeldzame, erfelijke stofwisselingsziekte. Er is geen remedie tegen deze ziekte en daarom sterven de meeste patiënten op vroege leeftijd.
-
Fibromyalgie: betekent letterlijk fibro (= bindweefsel), myo (= spier), algia (= pijn) dus pijn in de bindweefsel en spieren, chronische pijn zelfs. Spieren en bindweefsel behoren tot de weke delen van het lichaam daarom de benaming weke-reuma. De oorzaken zijn niet geweten maar fybromyalgie behoort tot de meest voorkomende pijnsyndromen.
-
Autisme: volgens een Amerikaanse studie is 40% van de mensen die aan autisme leiden overgevoelig aan geluid. Autisme is een ontwikkelingsstoornis op sociaal vlak. De personen leven in hun eigen wereldje en vinden het daar perfect.
Het treft voornamelijk de gehoorzenuw waar het waarnemen van binnenkomende prikkels geremd of geregeld wordt. Omdat het slakkenhuis zo microscopisch klein is en onbereikbaar om te bekijken, kunnen professionelen nooit een juiste diagnose geven. Er is dan ook niets dat hyperacusis kan genezen. Er is ook geen enkel remmend middel op de markt. Alleen geneesmiddelen om bepaalde symptomen in te tomen maar om de hele ziekte te genezen of te verzachten daar staat het onderzoek nog niet.
Enkele tips bij de omgang met mensen met hyperacusis:
Algemeen: -
Praat niet te luid, wel duidelijk en rustig
-
Praat niet door elkaar
-
Probeer lachuitbarstingen te vermijden
-
Wanneer een gesprek niet lukt, probeer alternatieven zoals brieven, faxen, mailen, sms’en, chatten …
-
Probeer lawaai van borden en bestek te beperken
-
Vraag naar informatie aan de persoon zelf om de situatie nog optimaler te laten verlopen
26
Op bezoek bij iemand met hyperacusis: -
Neem geen druktemakers zoals kinderen, honden … mee
-
Probeer klakkende hakken te vermijden
-
Wanneer je deze zaken niet kunt verwezenlijken, probeer het bezoek zo kort mogelijk te maken
Bezoek van iemand met hyperacusis: -
Zet geen (achtergrond)muziek aan
-
Zet geen andere machines aan zoals wasmachine, afwasmachine …
-
Probeer een ruimte vrij te maken waar de persoon even zijn oren kan laten rusten
3.6.2 Tinnitus Tinnitus of oorsuizen kan op vele manieren voorkomen. Het kan voorkomen in de vorm van suizen, rinkelen, brommen, fluiten, ruisen. Ket kan voorkomen op lage of hoge toon, continu, onderbroken, luid of stil. Oorsuizen is zeker geen zeldzame ziekte, iedereen heeft het wel eens voorgehad. Bijvoorbeeld na een feestje in je bed kruipen en niet kunnen slapen van het gefluit in je oren of na een paar minuten in een volledig stille ruimte zitten en een paar suizingen horen. Bij 10% van de mensen worden de personen een continu aan oorsuizingen gewaar maar bij 1-2% is dit dag in dag uit. Oorsuizingen ontstaat door de zenuwen. Doordat de hersenen een stilte ervaren liggen de gehoorzenuwen ook stil, ze geven dan geen signalen door. Wanneer er een plotselinge verandering optreedt, dan ‘vertalen’ de hersenen dit als een geluid. Dit is meestal een kleine verstoring van het oor en/of het gehoor. De oorzaak ligt dus meestal in het binnenoor of in de gehoorgangen naar de hersenen. Bij een paar mensen kan dit komen door een aantal andere stromingen in het lichaam. Dit kan bijvoorbeeld het bloed dat door de bloedbanen stroomt zijn. Oorsuizen is beïnvloedbaar, dit kan door stress, depressie, angst, nek en hals klachten, tandklemmen en tandknarsen. De behandeling van oorsuizen is niet zo simpel. Het is voor elke persoon anders want elke persoon heeft het oorsuizen van een andere oorzaak. Niet alleen het oorsuizen moet aangepakt worden maar ook de symptomen die het oorsuizen versterken. Meestal is er geen behandeling nodig maar is het voldoende door de uitleg en hoe het oorsuizen te vermijden is. Er zijn al gevallen waarbij het oorsuizen zo erg was dat ze geen andere uitweg meer zagen en zelfmoord hebben gepleegd.9
9
www.nko.uza.be
27
3.7 Enkele tips Hier zijn enkele tips in de omgang met een doof persoon. Wanneer je deze tips opvolgt is het voor de persoon al een heel stuk makkelijker om je te kunnen volgen in het gesprek. Tip 1: Spreek langzaam en duidelijk, zorg zeker voor de medeklinkers want deze zijn het moeilijkst verstaanbaar. Luider praten helpt helemaal niet, dit heeft meestal het tegengestelde effect. Tip 2: Wanneer je dichter bij de dove persoon staat is het gemakkelijker. Wanneer de afstand kleiner is, kunnen er minder storende geluiden zijn. Tip 3: Doven luisteren met hun ogen. Zorg daarvoor dat de dove persoon je kan zien, hij leest je lippen als ondersteuning. Tip 4: Zorg voor zo weinig mogelijk achtergrondlawaai. Zo kan de slechthorende of dove je beter horen. Tip 5: Geduld is ene mooie deugd. Wanneer de dove je niet verstaat, zeg het dan in andere woorden. Tip 6: Betrek een doof persoon mee in het gesprek. Wanneer hij of zij niet kan volgen, herhaal dan het onderwerp nog eens. Tip 7: Lach niet met de dove of slechthorende als deze iets verkeerd zegt. Leg het dan rustig uit wat ze verkeerd heeft gezegd. Tip 8: Bij belangrijke informatie zoals adressen, telefoonnummers of namen schrijf je ze beter op. Zo kan er geen informatie verloren gaan. 10
10
www.provant.be
28
4. Deontologie van de Vlaamse Gebarentaal (VGT) en tolken Er zijn verschillende stappen in de deontologische gedragscode. We bekijken er enkele. 1. Voordat de tolk een opdracht aanneemt, zal hij moeten nagaan of hij bij de opdracht de deontologische code kan houden, en of hij de opdracht aankan op het vlak van deskundigheid, vaardigheden, in overeenstemming met de maatschappelijke en ethische opvattingen. 1. Ook zal de tolk zichzelf moeten afvragen of hij objectief kan blijven en voldoende afstand kan houden tot de dove/slechthorende persoon. 2. De tolk zal afstand moeten houden tot de gebruiker, maar ook objectief blijven. De tolk zal de gebruiker moeten respecteren en toont dit dan ook in zijn/haar gedrag. De tolk zal dan ook rekening moeten houden met de mogelijkheden en beperkingen van de gebruiker, in dit geval dus dove/slechthorende personen. 3. De tolk moet de boodschap volledig vertalen, en het liefst naar waarheid. Ook wat er gezegd werd in de klas bijvoorbeeld. De tolk mag evenwel nooit betrokken zijn bij de inhoud van de communicatie. De tolk moet alles vertalen wat er gezegd wordt, ook allerlei commentaar. Zo geeft de tolk de betrokken leerling kansen om het klasgebeuren te kunnen volgen. Ook feedback op het gedrag van medeklasgenoten, of grappen zullen getolkt moeten worden. 4. De tolk geeft geen advies aan leerkrachten over het lesgeven, of over het omgaan met een dove leerling. Hij heeft geen begeleidingsverantwoordelijkheid tot de gebruiker, dat is de verantwoordelijkheid van de lesgever. De tolk zal zich qua houding, gedrag en kledij zo opstellen, zodanig dat de aandacht voor het tolken niet gestoord zal worden. De tolk zal zich moeten gedragen naar de gedragsregels van de school. 5. De tolk heeft zwijgplicht, dit wil zeggen dat hij onder geen beding de informatie mag vrijgeven aan derden over hoe de school, de leerling, of de klas functioneert. De tolk mag de ouders van de betrokken leerling niet informeren over zijn gedrag op school. Hij zal discreet en respectvol moeten omgaan met alle informatie die hij tijdens het uitvoeren van zijn opdrachten heeft waargenomen.
29
5. De Dovencultuur In Vlaanderen zijn er meer dan 1 miljoen doven en slechthorenden. Slechts 6000 mensen zijn heel vroeg doof geworden, bij hun geboorte of in hun kinderjaren. Deze 6000 mensen gebruiken gebarentaal. Net zoals de Belgen en de Fransen hebben dove mensen ook hun eigen cultuur. Enkel deze dove mensen behoren tot deze cultuur. Binnen deze dovencultuur is gebarentaal de belangrijkste taal. Deze taal is niet zomaar ineens ontstaan, het ontstond op een moment dat vele doven bij elkaar waren. Omdat doven wel kunnen spreken, maar elkaar misschien wat minder verstaan, wilden ze een taal waarbij ze konden 'kijken'. De doven zijn vooral visueel ingesteld. Het ontstaan van de gebarentaal hangt samen met de opkomst van de dovenscholen op het einde van de negentiende eeuw, begin twintigste eeuw. Zoals bijvoorbeeld het Engels verschilt van het Chinees, zijn er ook wereldwijd varianten van de gebarentaal. Zelfs in Vlaanderen alleen al zijn er een paar 'gebarentaaldialecten' : zoals het Antwerps verschilt van het West-Vlaams, is dit ook zo met de gebarentaal. Met een beetje inzet kunnen zelfs een dove Chinees en een dove Amerikaan elkaar verstaan. Vroeger verbleven heel wat dove mensen als kind dag en nacht in een doveninstituut. Ze leerden gebarentaal op school, van vriendjes, of van leeftijdsgenootjes. Aangezien slechts 10 % van de dove kinderen een dove familie hebben, wordt gebarentaal meestal niet doorgegeven van ouder op kind. Nu wonen de doven meestal thuis bij hun ouders, maar gaan dan wel overdag naar een dovenschool, of naar het bijzonder onderwijs.11 Er zijn veel dove mensen die zich elke dag moeten aanpassen aan de horende wereld. Omdat deze doven in een wereld vol met geluid komen, zoals het verkeer, de (aangepaste) wekker, de lessen op een gewone school, .. is dit soms wel vermoeiend. En ik kan je verzekeren, dit verloopt niet altijd even gemakkelijk. Omwille van grote communicatieproblemen vanuit het niet of voldoende horen, is het voor vele dove mensen moeilijk om zich te kunnen integreren in de horende maatschappij. Dove mensen kunnen echter niet volledig integreren in de horende maatschappij. De horende mensen verwachten te veel dat doven zich als horenden gedragen en dat vraagt van de dove mensen een zware inspanning om zich te kunnen handhaven in de horende wereld. Na deze inspanningen hebben de dove mensen de nood om even zichzelf te zijn. 11
Bijzonder onderwijs type 7, voor personen met een auditieve handicap. http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html
30
Deze doven hebben soms eens nood om even uit de horende wereld te gaan, en naar de dovenwereld te gaan. Ze spreken regelmatig af, waardoor ze de vrijheid krijgen om te kunnen communiceren in hun eigen taal.
6. Belang en betekenis van stilte/meditatie Dove mensen hebben soms wel eens nood om even uit de horende wereld te gaan, en zoeken de stilte dan op. Hierbij kunnen ze even bekomen van de drukte die de horende maatschappij met zich meebrengt. Er zijn wel eens mensen die dan even hun hoorapparaat uitdoen, even genieten van de stilte, of ook mediteren. 6.1 Belang van meditatie Het doel van meditatie is eigenlijk om met onze geest en ziel een stukje vrede en geluk te verwerven. Meditatie is niet zomaar iets dat je doet in een moment van verveling, maar is van belang voor je welzijn. Waar mensen langs de buitenkant gelukkig zijn, wil niet zeggen dat deze mensen ook gelukkig zijn aan de binnenkant. Als mensen een goed leven leiden, zou dat kunnen zeggen dat ze een materiële vooruitgang hebben. Dit leidt wel niet automatisch tot mentale vrede en geluk. Eigenlijk, een groot deel mensen die aan meditatie doen, hebben het gevoel dat ze pas gelukkig zijn, als ze van binnen en van buiten gelukkig zijn. Als onze geest veel gelukkiger is, door regelmatig te mediteren, dan maken materiële waarden niet zoveel uit. Een voorbeeld, een miljardair heeft alles wat hij maar wil, een mooie villa, hij kan op reis gaan als hij wil, kortom, hij heeft alles om gelukkig te zijn. En toch knaagt dat éne ding. Van binnen is hij niet gelukkig. Meditatie zou dan veel kunnen helpen. Hij komt in het reine met zichzelf, en denkt na wat hij eigenlijk wil maken van zijn leven. Hij zal beseffen dat hij eigenlijk helemaal geen villa of reizen nodig heeft om zich goed te voelen. Maar om te weten hoe eigenlijk meditatie werkt, is het nodig om te onderzoeken hoe dat het komt dat onze geest niet gelukkig is. Het boeddhisme zegt dat allerlei verstorende emoties aan de basis liggen van het ongelukkig zijn van onze geest. Het boeddhisme zegt dat emoties ons geluk kunnen verstoren. Die emoties kunnen begeerte of woede zijn. Als je iets begeert, hangt je vreugde daarvan af. Als je iets aan je neus laat voorbijgaan, dan voel je je ellendig. Als je iets krijgt, dan ben je gelukkig, maar alleen voor dat moment. Als je begeerte bevredigd is, ben je enkel blij voor dat moment. Uiteindelijk is dit van korte duur, want van zodra je iets hebt, gaan je gedachten al uit naar iets anders. Woede is een emotie die kan optreden bij iemand die tegengewerkt wordt. Deze emoties hebben als bron onwetendheid. Wat je het beste kan doen is even te gaan bezinnen en nadenken hoe dat je het best gelukkig wordt.
31
In het voorbeeld van de man hierboven die miljardair is, denkt hij dat als hij alles heeft, hij dan gelukkig is. Maar niks is minder waar! Er zijn ook andere factoren die ervoor kunnen zorgen dat onze geest onrustig wordt, namelijk onnodige gedachten zoals achterdocht. We hebben wel eens het gevoel gehad dat we twee mensen met elkaar zagen praten, en dan denken we dat het over ons gaat. We kunnen ons veel dingen afvragen, zelfs over wat ze allemaal vertellen over ons, hoe we kunnen afleiden aan hun gedrag dat ze over ons bezig zijn. Dit soort nutteloze dingen kan natuurlijk de geest onrustig maken. Meditatie is dus het ontwikkelen van een soort 'tegenkracht' waarbij de onnodige gedachten zoals voorbeelden hierboven, achterdocht, woede en begeerte minder sterk opkomen. Als deze factoren afnemen, heeft onze geest als het ware een beetje geluk. Meditatie hoeft niet diepgaand te zijn, als deze oppervlakkig is, en een soort ontsnapping is van de dagelijkse sleur van het leven, kan dit ook opluchting brengen. Mensen mediteren dus om gelukkiger en vrediger te worden, en de verstorende emoties uit onze geest te overwinnen. Er zijn heel veel verschillende soorten meditaties. De ene gaat liever zitten in kleermakerszit, met een rustig muziekje op, de duimen tegen de wijsvinger, met hun ogen gesloten denkend aan het niets. En zodoende even van de realiteit 'verdwijnen'. De andere gaat dan weer een hobby uitoefenen, bijvoorbeeld voetballen, vissen, ... Zo kunnen ze ook hun gedachten als het ware op nul zetten, en totaal aan niks denken. Maar natuurlijk, als we terug uit de 'ontspanningsfase' komen, komen we die problemen weer tegen. Door tijdens meditaties een positieve geestesgesteldheid op te bouwen verandert geleidelijk aan ons gedrag in het dagelijks leven. We kunnen beter onze woede in bedwang houden, we zijn beter in staat om beslissingen te nemen en we worden minder ontevreden of rusteloos. 6.2 Belang van stilte Stilte maakt al bijna geen belang meer uit in ons leven. Lawaai speelt een belangrijke hoofdrol. Overal waar we naartoe gaan, is er lawaai. Ga maar eens naar de buren en alle lawaai komt op je af: de voorbijrijdende auto's, de elektrische apparaten, de hond, … Maar wat is 'de stilte' dan ? Enerzijds is stilte het ontbreken van (storend) geluid.12 Het betekent eigenlijk de afwezigheid van bepaalde trillingen die wij waarnemen als geluid. 12
Volgens Van Dale Online: http://www.vandale.nl/vandale/zoekService.do?selectedDictionary=nn&selectedDictionary Name=Nederlands&searchQuery=stilte
32
Het geluid van de vogels in de vrije natuur, het trappen op de los dwarrelende bladeren kan je moeilijk lawaai noemen. We maken daarbij dan ook de definitie van stiltegebieden en stiltecentrum. Stiltegebieden zijn gebieden in de vrije natuur waar flora en fauna overheersen en worden niet overstemd door de geluiden van onze lawaaierige maatschappij. Denk maar eens aan de Kalmthoutse Heide, de zee, abdijen, kloosters, .. Een stiltecentrum is een locatie waar men kan bidden of zich bezinnen. Er zijn heel veel mensen die behoefte hebben aan stilte. Zo is er het stijgende succes van meditatiegroepen, studenten die kloosters opzoeken om rustig te kunnen studeren. Anderzijds heeft het begrip stilte betrekking op onze manier van denken. De activiteiten van het denken worden geactiveerd door prikkels van buitenaf, waaronder het omgevingsgeluid. Stilte in ons denken ontstaat als de gedachten wordt verminderd. Dit gebeurt door de informatie die men waarneemt terug te dringen tot een minimum. Dit is noodzakelijk om goed te kunnen functioneren. In onze samenleving hebben heel veel mensen de neiging om elke minuut van de dag bezig te zijn. Alle omstandigheden zorgen ervoor dat we te actief denken. Hierdoor worden de mensen gehaast en rusteloos. Uiteindelijk heb je lichamelijke klachten, zoals overbelasting, slapeloosheid, .. Het ervaren van de stilte via meditatie (zie hierboven) veroorzaakt een tegenovergestelde reactie, onze hersens krijgen minder te verwerken, waardoor ons lichaam zich kan ontspannen. Doordat ons lichaam kan ontspannen, verminderen ook de spanningen. Hierdoor zal het denken ook stiller worden. De stilte heeft ook zijn voordelen: -
Ze kan je rust brengen, na een dagje werken, waar je meestal met stress en druk geconfronteerd wordt, kan stilte je ontspannen.
-
Je krijgt de tijd om alles eens op een rijtje te zetten, na te denken over je toekomst, oplossingen zoeken. In stilte gaat dit veel makkelijker dan in een lawaaierige omgeving.
-
Het is goed voor de gezondheid: je kan je zowel op lichamelijk als op geestelijk vlak ontspannen zodanig dat je beter met stress leert omgaan. Je hart gaat er rustiger van kloppen, en het heeft een invloed op je hele lichaam.
-
Het is ook goed voor het gezin: je kan rustig met elkaar praten zonder door andere geluiden te worden afgeleid.
33
7. Slotkloosters "Moge de Heer je zegenen en je behoeden, moge de Heer het licht van zijn gelaat over je doen schijnen en je genadig zijn, moge de Heer je zijn gelaat toewenden en je vrede geven." 13 Zegen van de H. Franciscus ~ Num 6
Er zijn mensen die heel de tijd in de stilte willen leven. Zij worden clarissen of nonnen genoemd, en wonen in kloosters. Elke dag leven zij zonder enige vorm van lawaai. Om hier informatie te kunnen geven, wendde ik mij tot de kloosterorde van de zusters Clarissen te Sint-Truiden. Een zuster Claris word je niet van de ene op de andere dag. Het is ook niet voor iedereen weggelegd. Maar geroepen door God, en door de gemeenschap aanvaard zijn, is ook niet genoeg. Wie graag Claris wil worden, zal een grote weg moeten afleggen vooraleer zij Claris is. Het is helemaal anders dan een leven in de wereld. Om Claris te worden, zijn er minimaal 6, maximaal 9 jaar nodig. Er wordt begonnen met een postulaat. Dit duurt een jaar en wordt gezien als zich inleven in de gemeenschap van de zuster. Zuster Claris word je in één bepaalde gemeenschap, en dat voor het leven. Na dit jaar krijgt de persoon een ordekleed. Daarna volgt het noviciaat. Dit duurt twee jaar. Behalve de intense vorming binnen de gemeenschap, wordt ook deelgenomen aan de gemeenschappelijke noviciaatwerking en andere lessen en cursussen. Na het tweede noviciaatjaar worden de tijdelijke geloften uitgesproken. Dit is iets wat je voor drie jaar moet doen. Gedurende de drie jaren richt de vorming zich vooral op de spiritualiteit van Franciscus Van Assisi. Na drie jaar volgt de professie voor het leven. Het leven van de zusters Clarissen kan je onderscheiden in drie domeinen:
13
-
Het gemeenschapsleven
-
Het gebed
-
Het werk
http://zustersclarissen.webklik.nl/page/inleiding
34
7.1 Het gemeenschapsleven De heer geeft zusters. Je hebt ze niet voor het kiezen. Elke zuster die in het slotklooster leeft heeft zo haar eigen karakter, opleiding, afkomst, beperkingen, .. Het verlangen te leven voor God vindt zijn bedding in de liefde voor de medezusters. Het gemeenschapsleven wilt zeggen, bemin God en je naaste als jezelf. Maar zelfs waar mensen samenleven, met de beste bedoelingen kunnen ook conflicten ontstaan. Er worden fouten gemaakt. In de beperkte ruimte van het slotklooster kunnen de zusters elkaar niet ontlopen. Zonder barmhartigheid redt men het niet. Het is hierbij dan ook noodzakelijk om elkaar dagelijks te vergeven.
"Ik mag leven vanuit de vergeving en mag elke dag opnieuw beginnen."
Maar een gemeenschap vormen is een hoog gegrepen ideaal. Een ideale gemeenschap bestaat niet. Het is en blijft mensenwerk. Het hart van een mens is verdeeld. De scheiding tussen goed en kwaad loopt door het hart van iedere mens. Elke mens leeft elke dag in spanning en wordt getekend door die spanning. Toch is het leuk om te kunnen bouwen aan een gemeenschap. Niemand kan daarbij gemist worden en geen enkel aspect mag dan ook niet uit het oog verloren worden. Het is een dagelijks opnieuw beginnen. Deze stappen beginnen bij God, en het is de weg naar God die we als mensen samen gaan. Wie kiest voor deze gemeenschap, zal dit dan ook voorrang moeten geven boven zijn persoonlijke belangen. De eerste zorg moet uitgaan naar de liefde voor elkaar. 7.2 Bidden Stel je eens voor, je hebt afgesproken met een beste vriend in een café om een kop koffie te gaan drinken. Je vriend weet alles over je. Steeds als je hem nodig hebt is hij er. Bidden is eigenlijk hetzelfde. Het enige verschil is dat je beste vriend God is. Hij is er altijd wanneer je Hem nodig hebt. Hij weet alles wat je gedaan hebt en toch houdt Hij steeds van je. Vijf keer per dag wordt er gebeden. Dat kan dan het gebed van de Kerk zijn, het getijdengebed en de eucharistie. Het kan ook een persoonlijk gebed zijn zoals het aanbiddinggebed en meditatie.14
14
Zie 3. Belang en betekenis van stilte/meditatie p 4
35
7.3 Het werk Ook in slotkloosters wordt er aan arbeid gedaan. Arbeid is geen gunst, geen geschenk, maar het kan wel heilzaam zijn en de mens tot nieuwe inzichten brengen. De arbeid die de kloosterzusters doen moet nuttig zijn voor de gemeenschap en passen bij hun levenswijze. De zusters werken zoals de andere mensen. Door hun manier van werken moeten ze ook een getuigenis afleggen van datgene waar het in dit leven op aankomt: God loven en prijzen, eren en danken. God loven is het eerste en enige werk en daaraan moet het overige van deze wereld dienstbaar zijn.
36
Besluit We zijn met een positieve instelling aan deze GIP begonnen. We wilden in ieder geval iets bijleren uit dit GIP avontuur. Dit is toch wel bijzonder goed gelukt, de impact van geluid of lawaai wordt vaak heel zwaar onderschat. Door deze GIP zijn we met beide voeten terug op de grond gezet. Een avondje feesten met muziek zónder oordopjes is er voor ons in ieder geval niet meer bij. En ook de volumeknop van de radio zal vanaf nu niet meer helemaal open staan. Wij beseffen door deze studie maar al te goed wat de gevolgen daarvan zijn. Vicky, die zelf doof is, was natuurlijk al op de hoogte van de impact. Zij heeft daardoor eigen ervaringen in de GIP kunnen steken waardoor deze GIP toch een bijzonder persoonlijke toets meekreeg. Deze GIP leert ons dat mensen meer zorg moeten dragen voor hun gehoor. Het is een zeer kwetsbaar en belangrijk orgaan. Een leven zonder geluid vraagt toch een zeer grote aanpassing van de persoon en de omgeving. We zien ook wel dat er mensen zijn die de stilte opzoeken tijdens meditatie of, nog extremer, door in te treden in een slotklooster. Zo ontdekten we dat er ook voordelen kunnen zijn aan een leven zonder (of met weinig) geluid. Het blijft natuurlijk wel een groot verschil. Uiteindelijk maken deze mensen zelf de keuze om in stilte te leven. Mensen met een gehoorprobleem hebben jammer genoeg geen keuze. Gelukkig zijn er een heleboel hulpmiddelen voor mensen die de keuze niet hebben. Hulpmiddelen die nog steeds verbeteren zodat we meer en meer mensen terug kunnen laten meeleven. Want één ding is duidelijk. Ook al is er meer en meer aandacht voor deze handicap, toch is het sociale leven voor iemand met een gehoorprobleem niet zo evident. Wij zullen dan ook ons best doen om onze oren te sparen!
Deze GIP was niet mogelijk zonder de hulp van anderen. Een woordje van dank is hier dan ook wel zeer terecht. Ten eerste danken we mevrouw Calluy, de GON-begeleidster. Ook een woordje van dank aan onze vrienden, in het bijzonder de vrienden die zelf doofheid ervaren en hun ervaringen met ons wilden delen.
37
Bibliografie Bronnen Vicky Verlinden:
http://www.fevlado.be/themas/dovencultuur/overzicht.aspx ( geraadpleegd op 2011/09/30) www.cabvlaanderen.be ( geraadpleegd op 2011/09/30) http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html (geraadpleegd op 2011/09/30) www.maitreya.nl (geraadpleegd op 2011/10/01) http://www.allaboutprayer.org/dutch/bidden.htm (geraadpleegd op 2011/10/01) http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/lifestyle/36166-het-slinkend-belang-van-stilte-in-onsleven.html (geraadpleegd op 2012/01/02) http://www.stilte.org/pers/een%20korte%20verhandeling%20over%20stilte.pdf (geraadpleegd op 2012/01/02) http://www.dehaerneclub.be/subafd_page.php?aID=1&oID=12 (geraadpleegd op 2012/01/22)
VANDEPERRE, A., hoorapparaten, p. 96 - 99. DE HAES, B., Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap (VAPH) NAUDTS, Personen met een handicap Speciale Beroepsschool KOCA VZW, GON: Geïntegreerd Onderwijs: Een leerling met een auditieve beperking in de klas. CALLUY, M., Sociale integratie van auditief gehandicapten op secundair niveau. http://www.hoortoestel.be/werking.html (geraadpleegd op 2011/10/29) www.nko.uza.be/patient/nko/tinnitus.htm (geraadpleegd op 2011/10/29) http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/439774-Buitengewoon+onderwijs.html (geraadpleegd op 2011/12/29)
38
Bronnen Jeroen Verlinden:
www.gezondheid.be (geraadpleegd op 2 november 2011 en op 15 februari 2012) www.hln.be (geraadpleegd op 28 november 2011) www.provant.be (geraadpleegd op 28 november 2011) www.seniorennet.be (geraadpleegd op 28 november 2011) www.nko.uza.be (geraadpleegd op 15 februari 2012) www.vandale.nl (geraadpleegd op 22 februari 2012)
KAPTEYN T., Spraak- en taalproblemen bij kinderen. Assen, Van Gorcum, 2001, 354 TIJSELING C., Doof ofzo?.Utrucht/Antwerpen, Kosmos, 2008/2009, 104
39