Collegevoorstel
Openbaar
Onderwerp
Evaluatie EOP
Programma / Programmanummer
BW-nummer
Openbare 18 december 2007 Veiligheid /besluitenlijst 1012 Collegevergadering no 47 Portefeuillehouder
Th. de Graaf Samenvatting Aanwezig: Th. de Graaf Voorzitter Sinds 2006 kent Nijmegen een aanpak voor ernstige overlastplegers P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, Wethouders (EOP) in het veiligheidshuis. P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa(O&S) heeft de aanpak Gemeentesecretaris De afdeling Onderzoek & Statistiek Kuil Communicatie geëvalueerd. Wij willen de A. gemeenteraad via bijgevoegde brief op de M. Sofovic Verslag hoogte stellen van de bevindingen.
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
A700, Carmen Polman, 2458
H.Datum Kunst, ambtelijk voorstel 28 april 2011 Registratienummer
11.0008944
Paraaf
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Ter besluitvorming door het college
1. De brief aan de raad vast te stellen. 2. De evaluatie vast te stellen.
De voorzitter,
Datum
akkoord
Leidinggevende
De secretaris,
Programmamanager E. Boelaars
Programmadirecteur B.van der Ploeg
Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad Besluit B&W d.d. 17 mei 2011 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
Paraaf
nummer: 3.21
Datum
akkoord Bestuursagenda
1
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
Collegevoorstel.doc
Directie Concern Veiligheid
Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47 Aan de Gemeenteraad van Nijmegen
Telefoon
14024
Telefax
(024) 323 59 92
E-mail
[email protected]
Postadres
Aanwezig: Voorzitter Wethouders Gemeentesecretaris Communicatie Datum Verslag 17 mei 2011
Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
Th. de Graaf P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, P. Lucassen, J. van der Meer P. Eringa A. Kuil Ons kenmerk Contactpersoon M. Sofovic A700/11.0008945 Carmen Polman
Onderwerp
Datum uw brief
Evaluatie van de aanpak van ernstige overlastgevende personen
Doorkiesnummer
(024) 3292458
Geachte leden van de Raad,
Aldus vastgesteld in de vergadering van:
Met deze brief willen wij u informeren over de evaulatie van onze aanpak van ernstige overlastplegers (afgekort: EOP). De evaluatie is uitgevoerd door onze gemeentelijke afdeling Onderzoek & Statistiek (O&S).
Deu voorzitter, secretaris, Het rapport van O&S ligt voor ter inzage bij de raadsgriffie. In dezeDe brief willen we kort ingaan op de belangrijkste bevindingen. Tevens willen we u informeren over de conclusies die wij verbinden aan de evaluatie. Korte schets van EOP Sinds 2006 kent Nijmegen een aanpak voor ernstige overlastplegers. Met de opening van het veiligheidshuis is EOP ondergebracht in de keten Veelplegers. Ernstige overlastplegers zijn vooral mannen, veelal met alcohol- en/of drugsverslaving, vaak ook psychotisch, en voor een deel zeer actieve veelplegers. Het gaat om een een groep van zo’n 20 mensen die met name in Nijmegen-Centrum in de openbare ruimte individueel veel overlast veroorzaken en daarmee de onveiligheidsgevoelens van de burger sterk negatief beïnvloeden. De bevindingen van O&S Met EOP worden ze actief gemonitord, en waar mogelijk worden interventies op individuniveau afgesproken. De belangrijkste bevindingen van O&S zijn: 1. De perceptie van overlast in Nijmegen-Centrum is tussen 2005 en 2009 drastisch verbeterd. 2. De partners, en met name de toezichthouders van gemeente en politie, zitten op straat dicht op de doelgroep. Dat schept duidelijkheid en leidt ertoe dat de doelgroep zich beter houdt aan de regels in de openbare ruimte. 3. Vanwege hun persoonlijke problematiek is voor de meesten een normaal sociaal bestaan niet mogelijk. Eerstelijns zorgvoorzieningen zijn niet ingericht op de doelgroep en reguliere huisvesting is voor deze doelgroep geen optie.
www.nijmegen.nl, altijd als eerste aan de beurt
Brief aan de raad.doc
1
Gemeente Nijmegen Directie Concern Veiligheid
Vervolgvel
1
Onze conclusies 1. We zijn tevreden over de positieve effecten die de aanpak heeft op de openbare orde en op de veiligheidsgevoelens van de burger. Om die reden zullen we EOP voortzetten. 2. Het O&S-rapport maakt duidelijk dat het nodig is om vanuit het zorgdomein op individueel niveau aan situatieverbetering te werken. Tot op heden was dat lastig, omdat er voor deze doelgroep niet echt voorzieningen op maat waren. Inmiddels zijn we begonnen met de ontwikkeling van het Domushuis en de Skaeve Huse, beide bedoeld voor mensen die niet in een instelling en ook niet in een normale woning in de wijk kunnen wonen. Met die voorzieningen denken we ook voor de ernstige overlastplegers beter individueel maatwerk te kunnen realiseren. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
mr. Th.C. de Graaf
drs. B. van der Ploeg
www.nijmegen.nl, altijd als eerste aan de beurt
Brief aan de raad.doc
Aanpak van ernstige overlastplegers evaluatie van beleid
Aanpak van ernstige overlastplegers evaluatie van beleid
Datum: september 2010 Colofon Gemeente Nijmegen Afdeling Onderzoek en Statistiek contactpersoon: Hans Voutz tel.: (024) 329 98 89 e‐mailadres:
[email protected] Verkrijgbaar Open Huis, Stadswinkel Mariënburg 75 6611 PS Nijmegen tel: (024) 329 24 08 of via www.nijmegen.nl (onderdeel wonen & leven > onderzoek en cijfers)
Inhoudsopgave Samenvatting en conclusies
1
2
Inleiding
3
3
Probleemstelling en onderzoeksopzet
4
4
Algemene achtergrondinformatie
6
4.1 4.2 4.3 4.4
Inleiding Een speciale aanpak De ontwikkeling van het netwerk Aantallen en kenmerken
6 6 7 7
5
De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
8
5.1 5.2 5.3 5.4
In het algemeen: vooral qua overlastperceptie gunstig beeld Wisselend beeld geregistreerde overlast Afname van overlastperceptie Bevestiging positieve trend in MFC‐metingen en Veiligheidsmonitor
8 8 9 13
6
Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak
15
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Inleiding Waar het om gaat bij de aanpak voor ernstige overlastplegers Opsluiting cruciaal Het succes van netwerkmanagement Toch ook eigen rol van sommige overlastplegers
15 15 16 18 19
7
Het aspect lotsverbetering van de ernstige overlastplegers
20
8
Conclusie en verbeterpunten
21
8.1 8.2 8.3
Hoofdconclusie: de aanpak werkt vruchten af Doorgaan als apart netwerk? Verbeterpunten
21 22 22
Samenvatting en conclusies Dit rapport gaat over de aanpak van ernstige overlastplegers in Nijmegen. Met deze groep worden personen bedoeld die met hun gedrag – denk aan gebruik van alcohol en drugs in de openbare ruimte, slapen in parken of portieken, aanstootgevende handelingen e.d. – voor overlast zorgen. Sinds medio 2006 zitten vijf professionele partners (politie, Bureau Toezicht, MFC/Vangnetteam, Openbaar Ministerie en gemeente) periodiek met elkaar aan tafel. Om de ernstige overlastplegers te monitoren en in te grijpen wanneer dat nodig is. Doel van dit casusoverleg – van elke individuele overlastpleger bestaat een aparte casus! – is om de overlast terug te dringen en de veroorzakers ervan, indien mogelijk, te ondersteunen bij het vinden van huisvesting of hulpverlening. Het rapport betreft een onderzoek naar de effectiviteit van de genoemde aanpak. Daartoe zijn vier vragen gesteld: Is het gelukt om de overlast en de overlastperceptie in Nijmegen‐Centrum (het gebied waar de doelgroep het meest voor overlast zorgt) terug te dringen? Als dat inderdaad gelukt is, in welke mate is die verbetering dan het gevolg van de gekozen aanpak? Lukt het om de individuele overlastplegers te begeleiden naar huisvesting of hulpverlening? Is er sprake van een kans op resocialisatie? Zijn de professionele partners tevreden over hun casusoverleg en hun aanpak? Welke verbeteringen zijn wenselijk?
Allereerst: achtergrondinformatie Qua aantal gaat het om een relatief beperkte groep (ernstige overlastplegers). Toen het casusoverleg in 2006 begon werden 18 personen regelmatig besproken. In de jaren daarna liep dat aantal op, tot 27 in 2009 en 23 in 2010 (tot aan de zomer). Het overgrote deel van de groep bestaat uit mannen, vrijwel iedereen is aan alcohol en/of drugs verslaafd, een derde tot de helft is ernstig psychotisch en een aantal is ook veelpleger. Deze mensen worden in een maandelijks casusoverleg besproken, waarbij per individu bekeken wordt welke aanpak men dient te volgen.
De ontwikkeling van overlast(perceptie) in Nijmegen‐Centrum Vanaf 2005 hebben we gekeken naar de ontwikkeling van overlast(perceptie) in Nijmegen‐ Centrum. Dat is gebeurd aan de hand van aangiften en meldingen en voor wat betreft de perceptie aan de hand van de tweejaarlijkse Stadspeiling. Gebleken is dat er sprake is van minder incidenten rond drugsoverlast, minder aangiften winkeldiefstal en ook minder aangiften bedrijfsinbraak. Echter is het aantal meldingen rond overlast van druggebruikers en personen (in het algemeen) licht toegenomen. De perceptie van overlast in Nijmegen‐Centrum is tussen 2005 en 2009 drastisch verbeterd. Dat wil zeggen dat een groot deel van de burgers zich veiliger is gaan voelen.
Samenvatting en conclusies ‐ 1
Verbeterde veiligheidssituatie als gevolg van de aanpak voor ernstige overlastplegers De professionele partners zijn unaniem van mening dat hun aanpak vruchten afwerpt. Kern is dat de overlastplegers consequent op de hielen worden gezeten. Ze worden regelmatig aangesproken door politieagenten en medewerkers van Bureau Toezicht. Bij een overtreding volgt onmiddellijk een boete. Vervolgens probeert men meerdere boetes in de tijd achter elkaar te stapelen, met als gevolg dat de overlastplegers op een gegeven moment voor langere tijd in detentie verdwijnen en dus dan niet meer op straat actief kunnen zijn. Bij de overlastplegers zelf leidt de aanpak tot duidelijkheid: ze weten waar ze aan toe zijn en zullen zich eerder dan voorheen trachten aan bepaalde regels te houden.
Lotsverbetering Een groot deel van de ernstige overlastplegers is ernstig psychotisch. Dat betekent dat voor hen een ‘normaal’ sociaal bestaan niet mogelijk is. Soms is verblijf in een inrichting moeilijk, omdat ze niet overweg kunnen met regels of moeite hebben met de aanwezigheid van andere personen in hun directe nabijheid. Het casusoverleg verwacht dat aangepaste huisvesting – in de vorm van een zogeheten Domushuis, ‘Skaeve Huse’ en een ‘Prison Gate Farm’ – enig soelaas kan bieden. Door middel van dergelijke huisvesting kunnen de overlastplegers onder beperkt toezicht op zichzelf wonen en ‘gebruiken’.
Een aantal verbeterpunten Hoewel de deelnemers aan het casusoverleg ernstige overlastplegers tevreden zijn over de wijze waarop men werkt en ervan overtuigd zijn dat er succes geboekt wordt, wijst men ook op een aantal actie‐ en verbeterpunten. Deze zijn: Het op korte termijn feitelijk realiseren van woonruimte waar overlastplegers kunnen verblijven. De realisatie van een speciale eerstelijnsvoorziening zorg, bedoeld voor zwervers, overlastplegers en onverzekerden in het algemeen. Wegwerken van wachtlijsten bij instellingen waar overlastplegers terecht kunnen. Betere stapeling van gevangenisstraffen, waardoor nog meer overlastplegers daadwerkelijk gedurende een langere periode gedetineerd kunnen worden.
2 ‐ Samenvatting en conclusies
2
Inleiding
Een groot deel van de last die burgers in de openbare ruimte ondervinden kan aan twee groepen toegeschreven worden: veelplegers en ernstige overlastplegers. Veelplegers plegen (veel) delicten zoals fietsendiefstal, inbraak in woningen en het openbreken van auto’s. Ernstige overlastplegers misdragen zich als gevolg van openbare dronkenschap, druggebruik, bedelen en slapen in parken of in portieken. Tussen beide groepen kan er overlap zijn: als veelplegers ook aanstootgevend gedrag vertonen en wanneer ernstige overlastplegers ook delicten plegen. Doorgaans hebben beide groepen dezelfde achtergrondkenmerken: verslaving aan alcohol en/of drugs, psychiatrische stoornissen en het niet hebben van een vaste woon‐ of verblijfplaats. Zowel voor veelplegers als voor ernstige overlastplegers heeft de gemeente beleid ontwikkeld om de delicten en de overlast terug te dringen. Kern van dat beleid is een integrale aanpak waarbij op persoonsniveau afspraken gemaakt worden. In het geval van ernstige overlastplegers zitten daartoe sinds 2006 vijf professionele partners – politie, Bureau Toezicht, Multifunctioneel Centrum/Vangnetteam 1 , Openbaar Ministerie en gemeente – periodiek aan tafel. Elke keer dat deze partners bij elkaar komen wordt de meest actuele lijst van de doelgroep op persoonsniveau doorgenomen. De betrokkenen worden zoveel mogelijk gevolgd en in de gaten gehouden en vervolgens kijken de professionals of en zo ja welke ingreep nodig is. Die ingreep kan zowel repressief (in de vorm van proces verbaal of detentie) als preventief (door middel van huisvesting en/of hulpverlening) van aard zijn. 2 Aldus hoopt de gemeente de overlast die uitgaat van de groep ernstige overlastplegers substantieel terug te dringen en bij te dragen aan hun persoonlijke lotsverbetering. In de jaren 2008 en 2009 is de stedelijke aanpak voor veelplegers door Onderzoek & Statistiek geëvalueerd. Daarbij bleek dat die aanpak redelijk succesvol is. Op de eerste plaats is het vooralsnog gelukt om een aantal veelplegers te ondersteunen bij hun resocialisatie. Op de tweede plaats oordelen de deelnemende professionele partners positief over de gekozen werkwijze en daarbinnen vooral de onderlinge samenwerking. Op dit moment, in 2010, wil de gemeente weten of ook de aanpak voor ernstige overlastplegers vruchten afwerpt. Daarom heeft de afdeling Veiligheid, die beleidsmatig regie voert op deze aanpak, aan Onderzoek & Statistiek gevraagd een evaluatieonderzoek uit te voeren.
Het Multifunctioneel Centrum (MFC) is een opvanggelegenheid voor dak‐ en thuislozen. Het Vangnetteam is een aan Iris‐ Zorg gelieerde opvang voor verslaafde dak‐ en thuislozen. 2 In de praktijk gaat het meestal om een combinatie van beide invalshoeken. 1
Inleiding ‐ 3
3
Probleemstelling en onderzoeksopzet
Onderzoeksvragen De vraag naar het mogelijke succes van de Nijmeegse aanpak van ernstige overlastplegers kan uitgesplitst worden naar een aantal deelvragen: In welke mate is de gepleegde overlast en de perceptie daarvan 3 daadwerkelijk afgenomen? Deze vraag kan beantwoord worden aan de hand van drie gegevensbronnen: ‐Bevolkingspeilingen met daarin gegevens over de mate waarin burgers last ervaren van de aanwezigheid of het gedrag van ernstige overlastplegers. ‐Registraties van politie en Openbaar Ministerie met betrekking tot meldingen en aangiftes rond overlast. ‐Informatie via de betrokken professionele partners. Zij kennen de individuele (ernstige) overlastplegers en weten aldus bij benadering of deze personen zelf minder overlast plegen. Indien de gepleegde overlast inderdaad is afgenomen, in welke mate is die afname dan het resultaat van de gevolgde aanpak? Met in het achterhoofd de gedachte dat een mogelijke overlastvermindering te maken kan hebben met verschillende verklaringen tegelijk – en dus nooit puur eenduidig gerelateerd kan worden aan de gevolgde aanpak – kunnen de betrokken professionals wel aangeven in welke mate zij van mening zijn dat het aannemelijk is om een positieve relatie tussen aanpak en mogelijke overlastreductie te vooronderstellen. In welke mate lukt het om individuele overlastplegers daadwerkelijk te ondersteunen bij het realiseren van hun zorgbehoefte, mogelijke positieverbetering of (zelfs) resocialisatie? Zijn de betrokken professionele partners van mening dat de ontwikkelde aanpak als proces – gelet op onderlinge samenwerking, uitwisseling van informatie e.d. ‐ goed verloopt? Op welke punten zijn verbeteringen denkbaar en/of mogelijk?
Opzet en uitvoering van het onderzoek Om de onderzoeksvragen te beantwoorden maken we gebruik van de volgende gegevensbronnen: ‐objectieve gegevens over overlast en de perceptie daarvan, ‐dossiers van overlastplegers die in beeld zijn, 3
In dit verband gaat het om de overlast(perceptie) in het stadsdeel Nijmegen‐Centrum,, aangezien daar het overgrote deel van de ernstige overlastplegers actief is.
4 ‐ Probleemstelling en onderzoeksopzet
‐gesprekken met betrokken professionals. 4 Het onderzoek is grotendeels in de maanden mei en juni 2010 uitgevoerd. Als zodanig maakt het deel uit van de beleidscyclus rond de aanpak van ernstige overlastplegers in Nijmegen. Is men bij die aanpak op de goede weg? Zijn er aanpassingen nodig?
Leeswijzer In het vervolg van deze rapportage komen de onderzoeksbevindingen aan de orde. Daarbij hanteren we de volgende indeling: ‐Algemene achtergrondinformatie (hoofdstuk 4). ‐Gegevens over overlast en overlastperceptie (hoofdstuk 5). ‐Het succes van de aanpak (hoofdstuk 6). ‐Persoonlijke ontwikkeling van de overlastplegers (hoofdstuk 7). ‐Conclusies, verbeterpunten en aanbevelingen (hoofdstuk 8).
4
Bedoeld zijn vertegenwoordigers van politie, Bureau Toezicht, MFC/Vangnetteam, en het Openbaar Ministerie. Plus natuurlijk de gemeentelijke regisseur.
Probleemstelling en onderzoeksopzet ‐ 5
4
Algemene achtergrondinformatie
4.1
Inleiding
Zoals eerder al aangegeven zijn naast de veelplegers ernstige overlastplegers verantwoordelijk voor veel overlast in de openbare ruimte. Qua gebieden gaat het daarbij vooral om het Stadscentrum, de directe omgeving van het station, de stadsparken en (soms) in de nabijheid van drugspanden in bepaalde wijken. Qua overlastgevend gedrag moeten we denken aan: openbare dronkenschap, druggebruik, bedelen, slapen in portieken (of in parken) en aanstootgevend gedrag. De ernstige overlastplegers zijn in vrijwel alle gevallen verslaafd (hetzij aan alcohol, hetzij aan drugs), kampen in veel gevallen met een psychiatrische problematiek en zijn bijna altijd dak‐ of thuisloos.
4.2
Een speciale aanpak
Toen de gemeente in 2006 begon met een speciale aanpak voor de ernstige overlastplegers werden achttien personen tot de doelgroep gerekend. In de daaropvolgende jaren gold dat voor gemiddeld vijfentwintig mensen (per jaar). De speciale aanpak betreft een casusoverleg van vijf professionele partners: politie, Bureau Toezicht, Multifunctioneel Centrum/Vangnetteam, Openbaar Ministerie en gemeente. Elk van die partijen heeft een eigen invalshoek danwel competentie met betrekking tot de doelgroep: De politie heeft ermee te maken in verband met meldingen van overlast en dientengevolge (mogelijke) bekeuringen. Betrokken agenten zijn persoonlijk vaak goed op de hoogte van het reilen en zeilen van individuele overlastplegers. Toezichthouders patrouilleren dagelijks door de stad en stuiten in die hoedanigheid op de (ernstige) overlastplegers. Net als de betrokken agenten zijn ook de toezichthouders meestal goed bekend met de personen in kwestie. Het Multifunctioneel Centrum (MFC), daarbij ondersteund door het Vangnetteam van Iris‐Zorg, is zoals bekend een opvangplaats voor dak‐ en thuislozen. Veel (ernstige) overlastplegers slapen in het MFC. Aanvankelijk bestond er een apart MFC‐overleg, bedoeld om de overlast in de omringende straten aan te pakken, maar op een gegeven moment is dit overleg opgegaan in het bredere casusoverleg (voor alle ernstige overlastplegers). Het Openbaar Ministerie is betrokken via de afhandeling van boetes en straffen. De gemeente heeft de regie over het hele proces in handen. Concreet wordt vanuit Bureau Veiligheid de regisseur geleverd. Sinds medio 2009 vindt het periodieke casusoverleg ernstige overlastplegers in het Veiligheidshuis plaats, waardoor deze aanpak een zelfde soort prioriteit heeft als de aanpak van veelplegers, probleemjongeren en huiselijk geweld. Wanneer twee of meer van deze partners van mening zijn dat iemand een ernstige overlastpleger is, komt deze persoon op de casuslijst. In de meeste gevallen is het de politie die personen aandraagt, waarbij dan de andere partners voor aanvullende informatie zorgen. Het casusoverleg komt maandelijks bij elkaar en dan wordt de lijst per persoon doorgenomen. Politie en Bureau Toezicht leveren actuele informatie over de personen in kwestie – bijvoorbeeld: waar houdt iemand zich meestal op, is er sprake van overlastgevend gedrag? – terwijl vanuit het
6 ‐ Algemene achtergrondinformatie
MFC/Vangnetteam informatie over de algehele persoonlijke conditie ingebracht kan worden. Het casusoverleg kan vervolgens tot een bepaalde strategie van aanpak besluiten. Heeft het zin om te trachten iemand langdurig te detineren? Of moet juist geprobeerd worden om iemand door middel van zorg en hulpverlening te ondersteunen?
4.3
De ontwikkeling van het netwerk
Aanvankelijk, in 2006, kwam het casusoverleg een keer in de veertien dagen bij elkaar. Maar, omdat het steeds om slechts een relatief klein aantal ernstige overlastplegers bleek te gaan, is de frequentie van bij elkaar komen teruggebracht naar eens in de maand. Een tweede logistieke aanpassing betreft de samenvoeging met het vroegere MFC‐overleg. Dat is gedaan omdat de doelgroep van het casusoverleg grotendeels personen betreft die in het MFC bivakkeren. Vanaf april 2009 opereert het casusoverleg ernstige overlastplegers vanuit het Veiligheidshuis. Daar is het een van de vier periodieke casusoverleggen op het snijvlak van preventie en repressie. De andere drie betreffen veelplegers, risicojongeren en huiselijk geweld.
4.4
Aantallen en kenmerken
Het precieze aantal personen op de casuslijst fluctueert steeds. Stel dat iemand drie maanden geen overlast gepleegd heeft of verhuisd is naar een andere stad, dan wordt de betreffende persoon van de lijst afgevoerd. Omgekeerd kan het ook voorkomen dat nieuwe mensen worden toegevoegd. Zoals gezegd begon men met een lijst van 18 ernstige overlastplegers (in 2006), daarna waren het er meer. In 2009 werden 27 personen regelmatig in het casusoverleg besproken en in 2010 (tot aan de zomer) gaat het om 23 gevallen. Bij de groep van 23 (2010) gaat het om de volgende kenmerken: De gemiddelde leeftijd bedraagt 41 jaar, waarbij de oudste 62 en de jongste 32 is. 22 mannen en 1 vrouw. Tien personen zijn in Nederland geboren, de rest elders. 5 Iedereen is verslaafd, 14 voornamelijk aan alcohol en 9 voornamelijk aan drugs. Tien personen zijn dermate psychisch verward dat ze daadwerkelijk hulp ontvangen of zouden moeten krijgen. In 11 gevallen gaat het om personen die ook veelpleger zijn. Gemiddeld zit ruim 30% van degenen die ook veelpleger zijn gedetineerd. Van de rest is dat circa 20%.
5
Concreet: 5 Antillianen / Surinamers, 2 Somaliërs, 2 Polen, 2 Duitsers, 1 Turk en 1 Marokkaan.
Algemene achtergrondinformatie ‐ 7
5
De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
5.1
In het algemeen: vooral qua overlastperceptie gunstig beeld
De doelgroep van het casusoverleg ernstige overlastplegers is vooral actief in Nijmegen‐Centrum en daarbinnen vooral in de wijk Stadscentrum. Dit hoofdstuk laat zien dat de overlast die burgers in dit gebied ervaren – waarbij het in belangrijke mate gaat om overlast die toegeschreven kan worden aan de doelgroep – drastisch is afgenomen, sprekende over de periode tussen 2005 en 2009. Bovendien geven de burgers aan zich prettig(er) te voelen op de plek waar ze wonen. Qua aangiften en meldingen met betrekking tot overlast en criminaliteit is het beeld wisselend. Aan de ene kant is tussen 2005 en 2009 in Nijmegen‐Centrum het aantal incidenten drugsoverlast, aangiften winkeldiefstal en aangiften bedrijfsinbraken gedaald. Aan de andere kant is het aantal meldingen in verband met drugs 6 en overlast van personen tussen 2005 en 2008 toegenomen.
5.2
Wisselend beeld geregistreerde overlast
Bepaalde door de politie geregistreerde vormen van overlast (en criminaliteit) kunnen gerelateerd worden aan de aanwezigheid van (ernstige) overlastplegers. Hierbij doelen we op incidenten drugsoverlast, aangiften winkeldiefstal en aangiften bedrijfsinbraken. Voor al deze delicten constateren we een daling tussen 2005 en 2009. Qua gebied bedoelen we dan Nijmegen‐ Centrum (waartoe zowel Stadscentrum als Benedenstad behoren). Aantal aangiften 7 2005 2006 2007 2008 2009 Incidenten drugsoverlast
129
206
136
138
117
Aangiften winkeldiefstal
388
388
387
334
320
Aangiften bedrijfsinbraak
120
87
107
101
55
6 7
Deze meldingen hebben vooral betrekking op situaties waarin burgers andere burgers zien gebruiken en/of dealen. Zie ‘Veiligheidsmonitor’ 2010.
8 ‐ De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
Als we daarnaast kijken 8 naar een tweetal soorten meldingen (in verband met overlast drugs en overlast personen) zien we tussen 2005 en 2008 in zowel Stadscentrum als Benedenstad een stijging. Meldingen overlast drugs: 2005 2006 2007 2008 Stadscentrum
225
297
259
316
Benedenstad
30
71
67
50
Stad als geheel
534
716
639
660
Meldingen overlast personen:
2005
2006
2007
2008
Stadscentrum
515
601
546
587
Benedenstad
194
182
195
184
4.244
4.879
4.762
4.571
Stad als geheel
Hierbij moet wel vermeld worden dat de toename van het aantal meldingen rechtstreeks verband kan houden met de ontwikkelde aanpak voor ernstige overlastplegers. Binnen die aanpak zijn agenten en toezichthouders namelijk meer dan voorheen gericht op het signaleren van overlastgedrag, waardoor het aannemelijk is dat het aantal bedoelde meldingen toeneemt.
5.3
Afname van overlastperceptie
Door middel van de tweejaarlijkse Stadspeling worden Nijmeegse burgers over een groot aantal onderwerpen ondervraagd. Daarbij zijn veiligheid en de perceptie van overlast steeds belangrijke thema’s. Voor de jaren 2005, 2007 en 2009 hebben we voor verschillende indicatoren die met overlast en veiligheid te maken hebben op een rijtje gezet welke ontwikkelingen zich in de tijd voordoen en hoe daarbij het Stadscentrum en in tweede instantie ook de Benedenstad afsteken tegenover de rest van de stad. In de volgende illustraties geven de cijfers (onder de drie jaartallen en achter de verschillende gebieden) steeds de percentages weer van de volwassen Nijmegenaren – in de stadspeiling ondervraagd – die het met de gegeven stelling eens zijn. 8
Zie ‘Stadsgetallen’; Onderzoek & Statistiek, gemeente Nijmegen.
De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum ‐ 9
*In mijn buurt wordt veel/zeer veel vernield 2005
2007
2009
Stadscentrum
31
25
24
Benedenstad
19
11
16
Stad als geheel
16
16
13
2007
2009
*In mijn buurt is er vaak sprake van drugsoverlast 2005 Stadscentrum
23
17
16
Benedenstad
18
17
12
Stad als geheel
6
5
6
*In mijn buurt worden vaak bushokjes en/of telefooncellen vernield 2005 2007
2009
Stadscentrum
8
3
6
Benedenstad
9
7
4
Stad als geheel
22
17
13
*In mijn buurt worden vaak mensen op straat lastiggevallen 2005 2007
2009
Stadscentrum
10
7
7
Benedenstad
12
7
5
Stad als geheel
2
2
2
2007
2009
*In mijn buurt vinden er vaak bedreigingen plaats 2005 Stadscentrum
8
6
4
Benedenstad
6
6
3
Stad als geheel
2
2
3
10 ‐ De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
*In mijn buurt worden vaak auto’s beklad en/of beschadigd 2005 2007
2009
Stadscentrum
39
31
26
Benedenstad
28
23
15
Stad als geheel
20
19
15
Concluderend: Bij vijf van de zes indicatoren is er wat het Stadscentrum betreft sprake van twee opeenvolgende dalingen (qua perceptie van overlast), van 2007 ten opzichte van 2005 en van 2009 ten opzichte van 2007. Bij slechts één indicator – de vernieling van bushokjes en/of telefooncellen – zijn we alleen een daling tussen 2005 en 2007 tegengekomen en een stijging tussen 2007 en 2009. Voor de Benedenstad is het beeld vrijwel hetzelfde, zij het dat hier de perceptie van vernielingen anders is: een daling tussen 2005 en 2007, maar een stijging tussen 2007 en 2009. Opvallend in het algemeen voor het Stadscentrum is de spectaculaire daling bij alle zes indicatoren tussen 2005 en 2007. Die daling is echter daarna gemiddeld gezien afgenomen of zelfs tot stilstand gekomen. De betrokken professionals herkennen dit en geven aan dat tussen 2005 en 2007 het toen net opgezette MFC‐overleg debet is aan de gesignaleerde trend. 9 Voor de Benedenstad is de daling meer gelijk verdeeld over de twee periodes en soms zelfs iets groter tussen 2007 en 2009 dan tussen 2005 en 2007. Voor de hand ligt dat de ervaren overlast in het Stadscentrum hoger is dan elders in de stad. 10 We kunnen echter constateren dat de afname van de gepercipieerde overlast (tussen 2005 en 2009) in het Stadscentrum aanzienlijk groter is dan gemiddeld in de stad. Opvallend hierbij is wel dat elders in de stad die afname zich meer tussen 2007 en 2009 dan tussen 2005 en 2007 heeft voorgedaan.
Ook positief beeld ten aanzien van gevoelens rond veiligheid en leefbaarheid Aan de hand van zes indicatoren gaan we na in welke mate algemene gevoelens rond veiligheid en leefbaarheid tussen 2005 en 2009 veranderd zijn. *In mijn buurt voel ik mij vaak/soms (wel eens) onveilig 2005 2007 2009 Stadscentrum
33
24
25
Benedenstad
20
20
16
Stad als geheel
19
18
15
9
We zullen hier in het volgende hoofdstuk verder op ingaan. Omdat het Stadscentrum nu eenmaal (als centrum) de plek is waar zich in verband met uitgaan en concentraties van mensen meer dan gemiddeld overlastplegende personen ophouden.
10
De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum ‐ 11
*Mijn buurt is schoon
2005
2007
2009
Stadscentrum
70
76
82
Benedenstad
64
73
84
Stad als geheel
75
76
80
2007
2009
*Ik voel me thuis in de buurt waar ik woon 2005 Stadscentrum
47
56
59
Benedenstad
65
70
63
Stad als geheel
67
70
70
2007
2009
*Mijn buurt is in het laatste jaar vooruit gegaan 2005 Stadscentrum
31
20
29
Benedenstad
19
13
12
Stad als geheel
20
23
21
*De gemeente doet veel of voldoende om de problemen in mijn buurt aan te pakken 2005 2007 2009 Stadscentrum
27
33
39
Benedenstad
16
27
27
Stad als geheel
21
24
27
*Over het geheel genomen is mijn buurt veilig of zeer veilig 2005 2007
2009
Stadscentrum
75
82
86
Benedenstad
82
85
93
Stad als geheel
87
88
89
12 ‐ De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
Concluderend: Op één uitzondering na zijn in het Stadscentrum bij alle genoemde indicatoren verbeteringen zichtbaar zowel tussen 2005 en 2007 als tussen 2007 en 2009. Alleen met betrekking tot de opmerking ‘mijn buurt is in de afgelopen twee jaar vooruitgegaan’ is er een daling tussen 2005 en 2007 maar een stijging tussen 2007 en 2009. In de Benedenstad zien we deze daling voor de hele periode tussen 2005 en 2009. Bovendien blijkt in de Benedenstad het aandeel mensen dat zich thuis voelt in de buurt tussen 2007 en 2009 licht te zijn gedaald. Anders dan bij de vorige set indicatoren is de verbetering nu nagenoeg gelijk verdeeld tussen de twee periodes. Met andere woorden: de positieve trend qua algemene beleving rond veiligheid en leefbaarheid in de eigen buurt is minder spectaculair tussen 2005 en 2007, maar ook nadrukkelijk zichtbaar tussen 2007 en 2009. De stijging qua positieve gevoelens ten opzichte van veiligheid en leefbaarheid in de buurt is tussen 2005 en 2009 in het Stadscentrum veel sterker geweest dan gemiddeld elders in de stad het geval was. In de Stadspeiling wordt ook aan burgers gevraagd welk probleem zij met voorrang als een aan te pakken probleem zien. Het blijkt dat in Stadscentrum parkeren en verkeersveiligheid daarbij het vaakst genoemd worden. Daarna de overlast in verband met drugs en junks. Maar: in 2005 noemde nog 11% van de burgers dit als een met voorrang aan te pakken probleem en in 2009 ‘slechts’ 7%.
5.4
Bevestiging positieve trend in MFC‐metingen en Veiligheidsmonitor
Sinds het ontstaan van het MFC zijn inmiddels drie metingen verricht om de overlast(perceptie) in de directe nabijheid van deze opvangvoorziening te monitoren. 11 Hierbij hebben de onderzoekers gesproken met bewoners, winkeliers, passanten en professionals. Daarbij is gekeken naar het gedrag van overlastplegers in de openbare ruimte, het voorkomen van vermogensdelicten, geweld, vernielingen, vervuiling en de aanwezigheid van druggebruikers. Alom constateren de geïnterviewden een afname van de overlast in de directe nabijheid van het MFC. Bovendien, zo zegt men, als er nog overlast is, dan is die voortaan meer verspreid over het hele Stadscentrum. Aanvankelijk bestond er een meldpunt om overlastklachten rond het MFC snel te kunnen aangeven. Dat is opgeheven, als gevolg van de gesignaleerde positieve trend. Wel is het zo, volgens de tweede MFC‐meting, dat van de binnenstadsondernemers die overlast ervaren bijna de helft die overlast herleidt tot de gebruikers van het MFC. Men doelt dan vooral op bedelen, dealen en ‘gebruiken’ op straat. De laatste stedelijke Veiligheidsmonitor (2010) bevestigt de positieve trend. 12 Voor stadsdeel Nijmegen‐Centrum (waar de wijken Stadscentrum en Benedenstad toe behoren) wordt geconstateerd: Een daling van het aantal aangiftes voor auto‐inbraken en autodiefstal. 11 12
Zie ‘Leefbaarheid en veiligheid rond het MFC’. Hierbij moeten we wel beseffen dat een deel van de conclusies uit de Veiligheidsmonitor vanzelfsprekend in dezelfde richting tendeert, omdat ook die monitor gebruik maakt van gegevens uit de Stadspeiling.
De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum ‐ 13
Een afname van winkeldiefstal en bedrijfsinbraken. Minder aangiftes voor straatroof. Een afname van drugsoverlast. Een afname van de overlast die door dak‐ en thuislozen wordt veroorzaakt. Het minder voorkomen dat men op straat door personen wordt lastiggevallen.
Daar staat tegenover: Meer aangiftes in verband met zakkenrollerij. Een toename van incidenten rond jongerenoverlast en daarbij vooral incidenten die met vernielingen en vandalisme te maken hebben.
14 ‐ De ontwikkeling van overlast en overlastperceptie in N‐Centrum
6
Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak
6.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk bleek dat zowel de feitelijke overlast, althans gedeeltelijk, als de perceptie daarvan in Nijmegen‐Centrum (voor wat betreft de laatste vier à vijf jaar) is afgenomen. De vraag is in welke mate deze positieve ontwikkeling gerelateerd kan worden aan de speciale aanpak van de groep ernstige overlastplegers. Om die vraag te kunnen beantwoorden zullen we eerst kernachtig formuleren wat precies die aanpak inhoudt. Daarna kijken we vervolgens verder naar de effectiviteit ervan. De betrokken professionals (politie, Bureau Toezicht, Openbaar Ministerie, MFC/Vangnetteam en gemeente) zijn unaniem van mening dat die aanpak een cruciale rol speelt in het terugdringen van overlast en overlastperceptie in de stad. Hierbij moet men wel bedenken dat er nooit sprake kan zijn van een één‐op‐één relatie. Op de eerste plaats kan het zo zijn dat de aanpak succesvol is, terwijl er wel nog steeds sprake blijft van (gepercipieerde) overlast, maar die kan dan bijvoorbeeld gerelateerd worden aan het optreden van personen die buiten de aanpak vallen. Op de tweede plaats heeft mogelijk succes (van de aanpak) wellicht ook met factoren die buiten de aanpak vallen te maken.
6.2
Waar het om gaat bij de aanpak voor ernstige overlastplegers
Kern van de aanpak die vanaf 2006 is ontwikkeld betreft eigenlijk het dicht op de huid zitten van degenen die verantwoordelijk gehouden worden voor veel overlast in de stad (vooral in het Stadscentrum). We hebben gezien dat vijf professionele partners maandelijks bij elkaar komen en dan de meest actuele lijst van de ernstige overlastplegers doornemen. Voorafgaande aan die besprekingen hebben politie en Bureau Toezicht de opdracht om de overlastplegers, die in beeld en bekend zijn, te volgen, zoveel mogelijk aan te spreken en te beboeten wanneer daar reden voor is. Door het dagelijks dicht op de huid zitten van de doelgroep weten individuele agenten en toezichthouders tijdig wanneer zich veranderingen in de persoonlijke situatie van de overlastplegers voordoen. Omgekeerd zijn de overlastplegers doordrongen van het feit dat ze permanent gevolgd worden. Indien mogelijk zullen de overlastplegers beboet worden, bijvoorbeeld wanneer zij strafbaar gedrag vertonen of zich ophouden in gebieden waar voor hen een verbod bestaat. De meeste ernstige overlastplegers slapen ’s nachts in het MFC. Dat betekent dat zij door de aanwezige hulpverleners gecontroleerd kunnen worden. Ook hierbij geldt dat men gedragsveranderingen, met mogelijke consequenties voor het plegen van overlast en/of delicten, tijdig kan signaleren. Geprobeerd wordt om boetes – in het geval die meermaals zijn opgelegd ‐ zodanig te stapelen dat de betreffende overlastplegers op een gegeven moment gedurende een langere periode gedetineerd kunnen worden. Normaal gesproken zijn hun vergrijpen zodanig ‘licht’ dat slechts korte gevangenisstraffen volgen. Maar wanneer tientallen van die vergrijpen achter elkaar geplaatst worden, kan het Openbaar Ministerie besluiten om
Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak ‐ 15
iemand bijvoorbeeld een half jaar op te sluiten. Het voordeel dan is dat de ernstige overlastpleger een langere tijd van de straat is en dus geen overlast kan veroorzaken of delicten kan plegen. Ander voordeel is dat iemand die langer gedetineerd is wellicht meer tijd heeft om tot rust te komen en misschien eerder bereid is om hulp te aanvaarden. Indien relevant en/of mogelijk kan iets geregeld worden in de sfeer van huisvesting, opvang, zorg, begeleiding e.d. Bekend is dat de meeste ernstige overlastplegers overnachten in het MFC of De Hulsen. Aanvullend daarop kan het soms nodig zijn iemand te begeleiden om van zijn of haar verslaving af te komen of om huisvesting elders te regelen.
De periodieke bespreking Ter ondersteuning van het casusoverleg wordt gebruik gemaakt van het computerprogramma Mib Coos, waarin per persoon alle relevante informatie is opgenomen. Daarbij gaat het om: Personalia. Algemene afspraken. Crimineel cv, overzicht van incidenten. Relaties, contactpersonen. Plan van aanpak, besluitenlijst (vorige keer). Aantekeningen (met betrekking tot de meest recente periode – in te vullen door politie, reclassering, zorginstellingen, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg, gemeente, Openbaar Ministerie en Dienst Justitiële Instellingen). Het programma is als het ware een digitale weergave van het perspectief om de ernstige overlastplegers in principe dagelijks te volgen en alle relevante informatie bij te houden en steeds opnieuw te actualiseren.
6.3
Opsluiting cruciaal
Net als bij de aanpak voor veelplegers blijkt langdurige detentie een cruciale factor te zijn bij het terugdringen van overlast. Alle betrokken deelnemers bij het casusoverleg ernstige overlastplegers onderschrijven deze constatering. Opsluiting betekent: niet op straat, dus geen gelegenheid om voor overlast te zorgen, dus een kans om af te koelen en tot bezinning te komen. Uit een recent onderzoek van de Universiteit van Brabant 13 blijkt dat sommige vormen van dagelijkse criminaliteit – denk aan inbraken in woningen en automobielen – met maar liefst 30% zijn gedaald nadat veelplegers (en anderen) door middel van langdurige detentie uit de roulatie gehaald kunnen worden. In het onderzoek wordt als succesfactor genoemd: deze detentiemogelijkheid in combinatie met faciliteiten voor (psychosociale) behandeling. Tevens komt uit het onderzoek naar voren dat de baten (minder criminaliteit en overlast) de kosten (voor detentie en behandeling) overtreffen. Als we uitgaan van de 23 personen die in 2010 op de casuslijst staan of gestaan hebben komen we globaal tot de volgende optelsom qua opsluiting:
13
Zie ‘Het effect van langdurige opsluiting van veelplegers op de maatschappelijke veiligheid’ (juni 2010).
16 ‐ Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak
In twee gevallen kan ISD opgelegd worden. Dat betekent een gevangenisstraf van twee jaar per persoon. In drie gevallen lukt het om opgelegde boetes zodanig te stapelen dat de betrokkenen gemiddeld negen maanden vastzitten. In één geval is er sprake van een gedwongen opname als gevolg van een rechterlijke machtiging vanwege geestelijke stoornis. In de overige zeventien gevallen geldt een gemiddelde gevangenisstraf van drie maanden per persoon.
Een rekensom leert het volgende: ‐2 keer ISD is 2 keer 12 maanden, ‐3 keer stapeling is 3 keer 9 maanden, ‐1 keer gedwongen opname is 1 keer 12 maanden, ‐17 keer overige gevangenisstraf is 17 keer 3 maanden. Dat betekent dat 114 maanden opgaan aan detentie of een ander soort opsluiting. Uitgaande van de 23 personen in kwestie komt dat gemiddeld neer op bijna 5 maanden per persoon. In 2009 zijn 27 ernstige overlastplegers regelmatig in het casusoverleg besproken, in 2010 (tot aan de zomer) 23. Van de eerste 27 staan er nog slechts 9 ook op de tweede lijst (van 23). In totaal gaat het dus om 41 verschillende personen die in 2009 en 2010 regelmatig besproken zijn. Als we de groep van 27 nader analyseren komen we tot de volgende typeringen: Van de negen personen die in 2010 op de lijst gebleven zijn: ‐Zijn er drie veelpleger. Hiervan staat een persoon op de ISD‐lijst, moet een persoon nog circa 250 dagen hechtenis uitzitten en is een persoon kandidaat voor aangepaste huisvesting. ‐Zijn er zes geen veelpleger. Deze personen hebben lagere gevangenisstraffen open staan en komen in aanmerking voor aangepaste huisvesting. Van de achttien personen die van de lijst zijn afgevoerd: ‐Hebben vier personen ISD gekregen. ‐Worden vier personen verder aangepakt binnen het casusoverleg voor veelplegers. ‐Zitten drie personen in traject voor hulpverlening (een gedwongen opname, een opname waarbij de betreffende regelmatig wegloopt en een persoon waarvoor een geschikte plek gevonden moet worden). ‐Zijn er zes die niet meer voor overlast zorgen. ‐Is er één die teruggestuurd is naar zijn land van herkomst. Samenvattend, zo kan men zien, is de groep ernstige overlastplegers onderverdeeld in een aantal subgroepen: Degenen die ook veelpleger zijn. Over de jaren 2009 en 2010 gaat het om veertien personen. Uiteindelijk is voor deze mensen de aanpak voor veeplegers leidend. Getracht zal worden om hen via ISD of stapeling van gevangenisstraffen langdurig te detineren. Zaak is dan vervolgens, wanneer ze uit detentie terugkeren in de samenleving, om voor aangepaste nazorg (onder andere via geschikte huisvesting) te zorgen. De gemeentelijke ketenregisseur veelplegers en ernstige overlastplegers is dezelfde persoon. Daarmee wordt bereikt dat de betreffende personen efficiënt besproken worden en niet onderwerp van gesprek zijn in twee los van elkaar staande overleggen.
Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak ‐ 17
6.4
Degenen die geen veelpleger zijn. Over de jaren 2009 en 2010 dus zevenentwintig personen. Hierbij kan het qua ernst van de problematiek om verschillende gradaties gaan. Er zijn personen die voor langere tijd opgesloten kunnen worden, omdat voor hen nog verschillende ‘zaken’ open staan. Er zijn mensen die in de hulpverlening zitten of daar naartoe begeleid worden. En er zijn mensen die vanaf een bepaald moment niet meer voor overlast zorgen of kunnen zorgen (bijvoorbeeld omdat ze elders vertoeven of het land zijn uitgezet).
Het succes van netwerkmanagement
De aanpak voor ernstige overlastplegers is net als de aanpak voor veelplegers een voorbeeld van netwerkmanagement. Verschillende partners werken vanuit verschillende disciplines en achtergronden aan de totstandkoming van één doel, in dit geval het terugdringen van overlast en/of ‘kleine’ criminaliteit. Daarbij is het medium casusoverleg een specifieke invulling van netwerkmanagement: op persoonsniveau worden gegevens verzameld, afspraken gemaakt en acties uitgevoerd. Volgens een recente studie van het Verwey Jonker Instituut 14 is een dergelijke aanpak succesvol wanneer aan de volgende voorwaarden voldaan wordt: Er is een gezamenlijke probleemdefinitie. Er is een gemeenschappelijk besef van urgentie. Er is steun van verschillende partners. Er wordt grensoverstijgend gewerkt. Er is een enthousiaste projectleider. Deze voorwaarden zijn in meer of mindere mate van toepassing op het Nijmeegse casusoverleg ernstige overlastplegers. De bij dat overleg betrokken professionals vinden dat hun aanpak succesvol is omdat alle noodzakelijke ingrepen in elkaar grijpen, anders geformuleerd: een keten vormen. Cruciaal daarbij is het directe, praktische en persoonlijke niveau van die keten. De doelgroep is dermate beperkt van omvang dat de betrokken personen eigenlijk allemaal in beeld zijn bij surveillerende politieagenten en medewerkers van Bureau Toezicht. Deze dienders kennen de overlastplegers persoonlijk, weten doorgaans waar ze zich ophouden en zijn vrij snel op de hoogte van wijzigingen in hun persoonlijke situaties. Regelmatig aanspreken (van de overlastplegers) is belangrijk, informeren hoe het gaat, etc. In het geval wanneer er sprake is van nieuwe overlast, is het zaak zo snel mogelijk te schakelen. Aan de ene kant kan dat betekenen om de persoon in kwestie te verbaliseren of op te pakken. Aan de andere kant, stel dat men een oplossing in de preventieve sfeer zoekt, kan het zin hebben om snel hulp in te schakelen. Hoe dan ook, doordat de aanpak eenvoudig en doorzichtelijk is en ook duidelijk is wat de betrokken professionals in een gegeven situatie moeten doen, heeft men binnen het netwerk grip op de situatie. Naast deze succesfactoren in de basale aanpak (van de groep ernstige overlastplegers) is tevens cruciaal het sturen door middel van verbaliseren en in het kielzog daarvan stapelen van gevangenisstraffen, met als doel dat de betrokkenen zo lang mogelijk als aaneengeschakelde periode uit de roulatie zijn en dan dus niet voor overlast kunnen zorgen. 14
Zie ‘Richting geven aan jeugdbeleid; de rol van de gemeente in een complex veld’ (mei 2010).
18 ‐ Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak
Het in het vorige hoofdstuk aangehaalde onderzoek naar de veiligheid rond het MFC bevestigt deze conclusies. De in dat onderzoek aangehaalde bewoners, ondernemers en professionals geven aan dat de gepercipieerde afname van overlast in het Stadscentrum in hun beleving te wijten is aan de aanpak van de groep – zwervers, druggebruikers, alcoholisten e.d. – die in belangrijke mate voor die overlast verantwoordelijk is.
6.5
Toch ook eigen rol van sommige overlastplegers
Vooral de bij het casusoverleg betrokken politieagenten hechten eraan om te vermelden dat sommige overlastplegers zelf ook een (meer actieve) rol spelen bij het succes van de aanpak. Als gevolg van die aanpak – waarbij, zoals we gezien hebben, duidelijke communicatie tussen politie en Bureau Toezicht enerzijds en overlastplegers anderzijds van belang is – hebben deze mensen nu helder voor ogen welk gedrag als overlastgevend ervaren wordt. Zij anticiperen hierop door dat gedrag achterwege te laten of door het te ontplooien op plaatsen waar het niet opvalt en niemand tot last is. Men weet: als je geen bon wilt of niet gestoord wilt worden in je psychose, dan is het opportuun om je ‘netjes’ te gedragen.
Reductie van overlast(perceptie) als gevolg van aanpak ‐ 19
7
Het aspect lotsverbetering van de ernstige overlastplegers
Net als bij de aanpak voor veelplegers is de aanpak voor ernstige overlastplegers niet alleen repressief van aard. Het doel is ook om de betrokkenen te ondersteunen wanneer zij hulp nodig hebben of in aanmerking komen voor speciale huisvesting. Uit de evaluatie van het beleid voor veelplegers weten we dat doel is om met zoveel mogelijk veelplegers, die uit detentie komen, een nazorgovereenkomst te sluiten. Door middel van een dergelijke overeenkomst beloven de betrokkenen, in ruil voor ondersteuning bij hun resocialisatie, af te zien van nieuw delictgedrag. De praktijk wijst uit dat inderdaad een aanzienlijk deel van deze mensen vooralsnog niet meer recidiveert. Volgens de professionele partners is de groep ernstige overlastplegers nog wispelturiger dan de groep veelplegers, althans wat de harde kern ervan betreft. In belangrijke mate zijn deze mensen dermate verslaafd (aan alcohol of drugs) en/of psychisch in de war dat resocialisatie als doel te hoog gegrepen is. Mede daardoor is opsluiting – want dan zijn ze in ieder geval van straat – zo cruciaal. Wat daarnaast wél als ‘oplossing’ in de sfeer van preventie en persoonlijke lotsverbetering gezien wordt is aangepaste huisvesting. Daarmee wordt bedoeld: huisvesting waarbij de regels (vooral met betrekking tot het gebruik van middelen) minder strak zijn dan in de bestaande opvang (zoals het MFC en De Hulsen). Concreet denkt het casusoverleg bij aangepaste huisvesting aan: Uitbreiding van het MFC met een aparte ruimte waar ‘gebruikt’ kan worden. ‘Domushuis’. Dit betreft een ruimtelijke voorziening in de buurt van de Nieuwe Dukenburgseweg voor circa 25 personen. De betrokkenen hebben zowel een eigen kamer alsook is er een gemeenschappelijke ruimte (om te koken, samen televisie te kijken e.d.). ‘Gebruiken’ op de eigen kamer mag, maar niet in de ruimte die met anderen gedeeld wordt. Er is toezicht maar geen begeleiding. Zogeheten ‘Skaeve Huse’. Dit zijn containers die als woning gebruikt kunnen worden, bedoeld voor overlastplegers die op geen enkele wijze in sociaal verband kunnen leven. Deze containers zouden op of in de directe nabijheid van een industrieterrein geplaatst kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan een drietal clusters van elk vier containers. Een zogeheten ‘Prison Gate Farm’. Dit is een soort zorgboerderij speciaal bedoeld voor overlastplegers. Momenteel is de burgemeester van Doetinchem doende om realisatie van deze mogelijkheid te onderzoeken. Mocht het lukken om deze aanvullende aangepaste huisvesting te realiseren, dan betekent dat huisvesting voor 45 à 55 personen. 15 15
In een klein aantal gevallen lukt het om overlastplegers te begeleiden naar psychiatrische hulpverlening. De ervaring is wel dat de betrokkenen nogal de neiging hebben om zich te onttrekken aan therapie en/of weglopen.
20 ‐ Het aspect lotsverbetering van de ernstige overlastplegers
8
Conclusie en verbeterpunten
8.1
Hoofdconclusie: de aanpak werkt vruchten af
Opzet van de aanpak voor ernstige overlastplegers is het terugdringen van overlast en overlastperceptie in Nijmegen‐Centrum. Voor het onderzoek hebben we vier vragen geformuleerd. Deze lopen we nu na, om te kijken in welke mate het gelukt is om de centrale doelstelling te realiseren. Het terugdringen van overlast(perceptie) Vooral de beleving (van burgers) rond veiligheid en overlast is in Nijmegen‐Centrum tussen 2005 en 2009 drastisch verbeterd. Qua beleving zeggen die burgers dat er minder vernield wordt, minder drugsoverlast is, minder sprake is van burgers die worden lastiggevallen en er ook minder bedreigingen zijn. Bovendien voelen de burgers zich over het geheel genomen veiliger en voelen ze zich thuis in de buurt waar ze wonen. Deze positieve bevindingen komen ook naar voren in een aantal periodieke metingen dat rond overlastperceptie in de directe nabijheid van het MFC verricht is. Qua objectieve informatie wordt de gunstige ontwikkeling rond overlastperceptie in Nijmegen‐ Centrum deels wel en deels niet bevestigd. De politie heeft tussen 2005 en 2009 minder aangiften op de gebieden drugsoverlast, winkeldiefstal en bedrijfsinbraken afgehandeld. Daarentegen zijn er wel meer incidenten rond vernielingen/vandalisme opgemerkt en is ook het aantal meldingen (van burgers) over overlast van drugs en overlast van personen toegenomen. Een succesvolle aanpak In de zojuist aangehaalde meting van overlast(perceptie) rond het MFC hebben burgers, ondernemers en professionals aangegeven dat ze van mening zijn dat de door hen waargenomen afname van overlast te maken heeft met een strakkere aanpak van de potentiële overlastplegers die in het MFC bivakkeren. Inmiddels is het MFC‐overleg (waarmee die strakkere aanpak gestalte kreeg) overgegaan in het casusoverleg ernstige overlastplegers. De bij dat overleg betrokken professionals trekken dezelfde conclusie: door de gekozen werkwijze lukt het om een substantieel deel van de doelgroep uit de sfeer van overlastgedrag te houden. Elementen van die werkwijze zijn: dicht op de huid zitten van de overlastplegers (door politie en Bureau Toezicht), de betrokkenen persoonlijk benaderen, de betrokkenen op casusniveau volgen, verbaliseren en trachten de overlastplegers via een stapeling van gevangenisstraffen langdurig van straat te houden. Lotsverbetering Van straat houden blijkt een centrale factor te zijn in de mate waarin de aanpak succesvol is. De doelgroep is erg wispelturig, in veel gevallen zijn verslaving en psychiatrische stoornissen dermate ernstig dat gedragsverandering en resocialisatie nauwelijks reële opties vormen. Wel denken de partners binnen het casusoverleg dat speciale huisvesting – woningen waarbinnen de betrokkenen kunnen blijven ‘gebruiken’ – een uitkomst biedt. De overlastplegers kunnen dan meer dan nu het geval is tot rust komen.
Conclusie en verbeterpunten ‐ 21
8.2
Doorgaan als apart netwerk?
Er zijn twee mogelijke argumenten om te stoppen met een apart casusoverleg voor ernstige overlastplegers. Het eerste is: de doelgroep (ernstige overlastplegers) is dermate klein dat het overweging verdient om niet als apart netwerk door te gaan. Het tweede zegt: er is relatief veel overlap met het casusoverleg veelplegers dat het voor de hand ligt om op te gaan in dit netwerk. Toch vinden de partners binnen het casusoverleg ernstige overlastplegers dat het zin heeft om als apart netwerk door te gaan. Daarvoor zijn de volgende argumenten in beeld: Ook al is er relatief veel overlap met de aanpak voor veelplegers, in de kern betreft het qua problematiek niet hetzelfde fenomeen. Veelplegers zijn verantwoordelijk voor allerlei soorten delicten (fietsendiefstal, inbraak in woningen, inbraak in auto’s en winkeldiefstal). Overlastplegers zijn ‘alleen maar’ lastig door hun gedrag (drinken op straat, slapen in portieken, mensen lastig vallen e.d.). Het perspectief voor veelplegers is doorgaand de ISD (Inrichting voor Stelselmatige Daders) in combinatie (na de detentie) met nazorg. Voor overlastplegers is het perspectief gestapelde gevangenisstraf in combinatie (later) met aparte huisvesting (waar ‘gebruikt’ mag worden). De inschatting is dat veelplegers deels wel nog te resocialiseren zijn en ernstige overlastplegers niet meer. 16 In het geval er overlap is – ernstige overlastplegers die ook veelpleger zijn – is steeds de aanpak voor veelplegers leidend. Praktisch gezien kan er dan snel geschakeld worden, aangezien de gemeentelijke regisseur in beide casusoverleggen dezelfde persoon is en bovendien instellingen als Vangnetteam en Openbaar Ministerie in beide overleggen vertegenwoordigd zijn. Een heel praktisch argument om apart door te gaan betreft het gegeven dat het netwerk voor ernstige overlastplegers slechts een geringe tijdsinvestering van de betrokken partners vraagt, terwijl het toch in behoorlijke mate effectief is.
8.3
Verbeterpunten Net als bij veelplegers is geschikte woonruimte vaak een voorziening waarmee de betrokkenen geholpen kunnen worden. Maar dan zijn vaak wel hele bijzondere eisen in het geding, bijvoorbeeld wanneer iemand absoluut niet overweg kan met andere personen (in een woonomgeving) of als het per se een woonruimte moet zijn waarin ook gedronken of anderszins ‘gebruikt’ mag worden. Het casusoverleg pleit voor extra woningen (zie hoofdstuk 7), waarmee in ieder geval een aantal ernstige overlastplegers gehuisvest kan worden. Waar professionals in de praktijk tegenaan lopen is het ontbreken van eerstelijns zorg voor zwervers, overlastplegers en onverzekerden in het algemeen. Daarom is men blij verrast met een recent initiatief om deze lacune op te vullen. Het gaat dan om de ‘Praktijk Buitenzorg’ van GGD (regio Nijmegen), een aantal huisartsen, Iris‐Zorg en RIBW. Dit initiatief is bedoeld om de betreffende groepen toe te leiden naar reguliere eerstelijns voorzieningen.
16
Zie hoofdstuk 6 van deze evaluatie.
22 ‐ Conclusie en verbeterpunten
In het algemeen zijn er (te) lange wachtlijsten bij instellingen waar overlastplegers eventueel opgevangen kunnen worden. Vaak duurt alleen al een indicatiestelling (om iemand ergens te plaatsen) zes tot acht weken. Hoewel het stapelen van gevangenisstraffen allerwegen als een succesfactor wordt gezien, lukt het niet altijd om dit ook daadwerkelijk wat betreft de gewenste periode voor elkaar te krijgen.
Conclusie en verbeterpunten ‐ 23