Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie. Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht. Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.
This film is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without ftrst obtaining the permission of the KITLV which reserves the right to make a charge for such reproduction. IJ the material ftlmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction. Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.
SIGNATUUR MICROVORM: SHELF NUMBER MICROFORM: MMETA 0219
VOOR HET VOETLICHT ., Een ' bundel "an "tJ" éénbedrlJ"t~e . looneetstukken ,,~
N,V. 8oekh. VIsser cl CO., Weltevreden
-
\1\ \ \I \ \ I~'~\rj~f\i~\i~\I\ÎI\f\~I\ I\ I\ \ I \ \I 00760841
VOOR HET VOETLICHT Een bundel van vijf één· bedrijvige tooneelstukken
JAN
S.
J't~"':' .:~ .:~ ':'
~;
~
•• ".:-:";" ,,,., ...... . .
.~.;t.: .: ~~:\:· "\ ·e,.' :"~'·t;l" .. ~ ..~.-t •• \ "(,f .i ,',,::· ":,
I ••
• .. • ., " t ( .. .
"",,'.
:,'ft.'
~
, . ....
~ I
... '
;"," ••• , \ ••••
-:
• ot
:':
ti.
• ....... ,', . ;~ .:..
:i fI~
I
1 Ot.
•• :
I.
.....
• .:
ft; : ...
C.
Genesis. IDEM Overspel. IDEM De Dag des Oordeels . IDEM De Tien Geboden. F. W. VEERHOFF-STEIN. De Poilu. VAN EES.
WELTEVREDEN -
N. ~-BeE*H~~O. -1921
!I
WNlilKLIJK
1~ISIllIJUI-:;~;~.
TAAL·, LAl/u. tU VUlr.ENKUtIl( ;
I~GRAVENHAGE _J VAN CAlENSrl<""T 14
/
IJ ~-; •
1.["
GENESIS 111 : 10 Spel in één bedrijf VAN
JAN C. v. EES
GENESIS 111 : 10 En Stem want borg
hij zeide: wik hoorde Uw in den Hof, en ik vreesde ik ben naakt; daarom verik mij".
PERSONEN:
De Schilder . De Beeldhouwer 't Model . .
JAN C. DE VOS JR. LOUIS DE VRIENDT. •
MEJ. SOREL.
Een schildersatelier. Middenfond een dubbele deur. Eerste plan rechts een deur. Rechts fond een divan, schuin geplaatst. Links voorgrond ,een ezel, waarop een op een .raam gespannen stuk schoon linnen . Naast de ezel een oude gescheurde fauteuil. Na de 2' gongslag zingt de schilder "Si tu Ie voulais" met de volgende woorden, Si tu Ie \'oulais Si tu Ie voulais Si tu Ie voulais enz. enz. Het doek gaat op. De schilder rekt zich uit, geeuwt, zingt dan lIerder : Si til Ie lIoulais Si tu Ie voulais enz. enz. De beeldhouwer op fOlld blijft op Z'II stok geleund den ander aanzien.
Schilder Si tu Ie voulais Si tu Ie voulais enz. enz. Be e I d h 0 Da's niet leelijk.
ti W
e r.
6
"
Schilder Oh!
~en
jij daar? Maggel
Beeldhouwer. Geld? Schilder
B e e I d hou we r. Is dat nieuw? Dat liedje?
Dertien centen en een bronzen Chineesche munt
Schilder Vi ent de paraître.
üeeldhouwer.
(ziet rond). Kale boel hier!
B e e I d hou w e r. Gaat 't?
Schilder Alles verkocht.
Schilder Vervelend.
Be e I d hou we r. Voor dertien centen?
Beeldhouwer. Geen werk?
Schilder
(zeer somber). De deurwaarder. Schilder
Geen inspiratie.
B e e I dh 0 uwe r. Nogal st01l1 hè?
Beeldhouwer. 's Beroerd!
Och! Schilder
Oeh, erg makkelijk.
Schilder Be e I d hou w er.
(ziet het schoont doek). Waarom werk je niet?
8
9
Schilder
Beeldhouw er. Een sigaar?
Geen inspiratie! ! ! B e e Id h 0
\I W
Schilder
e r. Twee liefst.
Geen model?
Be el dh 0 uwe r.
Schilder
o ja! Modellen genoeg. Voor een karikaturist of een
(presenteert den ander z'n sigarenkoker).
hyper futurist. Schilder
B cel d hou we r.
(neemt een handjevol sigaren). Merci! Si tu Ie voulais .. .
Zoo leelijk? Schilder Gewoon geen gezicht. De tegenwoordige modellen gaan te artistiQue doen en bestudeeren theosophie en spiritisme. Is 't een wonder, dat ze dan leelijk worden? Be e I d h 0
\I
we r.
Beeldhouwer. Rook nou, dan hou je je mond tenminste. Schilder
(rookt gretig, blaast behagelijk de rook uit). En m'n waarde vertel 'ns, wie is de gelukkige?
Zoo, zoo .... .. .. .. .. !
(poos) . Schilder Si tu Ie voulais "
H"
H
" "U
,.
Si tAl ..... .. .... .
Be e I d hou we r. Wat bedoel je? Schilder Als jij hier kwam, was dat tot nu toe steeds, om mij te komen vertellen, dat je verliefd was.
10
11
B e e I d hou we r.
Be e I d hou w e r.
(zucht) . Een schoonheid.
En ik......... ik ben verliefd op 'ri straal verliefd.
Schilder
Schilder
Stand? BeeI d h0
ti W
En zij?
e r.
,
Nee, dat niet. Schilder
B e e I d hou w e r.
Zoo koud als 't marmer, wat 'r voorstelt.
Geld?
Schilder B e e I ct hou w e r.
Een model. Schilder Wat? Een .... ..... ... Pas ontdekt?
Dus geen klein Pygmalionetje? Be e I d hou w e r. Geen sprake van. En dan heeft ze ........... .
Be e I d hou we r.
Schilder
Ja. Ze komt z6ó uit de provincie. Ik ben razend op 'r. Veertien dagen achter elkaar heb ik koortsachtig gewerkt met haar als model. Als je die lijnen zag.. .. ........ dat even schoongebogen lijntje ........ .. .. ZÓÓ (wijst 't). Ik ben aan 'n stukkie marmer bezig, als je 't ziet, wordt je ziek van verlangen om 't origineel te kennen. Ze heeft zulke lange wimpers en die lijn hè .. ....... die heup of die rug..... .... Die ruggestreng.... ..... Zoo loopt dat.. . ...... (beschrijft een elegante lijn in de lucht) . En dan die beenen .... ...... .. en .... ... .. en ...... ... enne ...... .... ..
Een melancholieke trek om d'r mond ........... . heeft ze gehouden uit... ...... een ongelukkige liefde, weet je?
Schilder
Be e I d hou wc r.
Goddome, Goddome.
Nóg meer .. ........ .. Be e I d hou we r.
Schilder Zoo. Dus daarom ......... .. .
Juist, daarom ........... .
13
12
Schilder
Schilder Hoe 'st mogelijk. Be e I d hou we r. Ze komt me straks hier halen. Ik zal 'r jou voorstellen. Schilder Allemachtig .... ........ dus zij .... ..... zij komt hier? Hier bij mij op 't atelier? Be e I d hou we r. ja ....... .. .. .
Toe, één studietje. Dan ben ik voor de heele week geborgen. Be e I d hou w e r. Néee, ik hou daar niet van! Ik leen 'r niet uit. Ik ben vast besloten, haar als m'n model te houden, m'n vast model. Trouwens ik weet best hoe dat gaat, dan ga je melancholiek doen, erg zuchten en voor je uit staren ..... . kwazie ......... verstrooid .. .... ... en daar vliegen de meeste vrouwen in. En zij vooral. Dan wordt dat het ouwe liedje, ze offert 't geld, wat ze bij mij verdient, op, om bij jou in hooge liefde en in armoede te leven. Jij profiteert en ik kan op ,t dak gaan zitten vliegen vangen. Sc h i I der.
Schilder Goddome, God~om~ (loopt unuwachtig rond, wrijft zich de handen). Ik, Ik, Ik ben d'r zenuwachtig van zeg. Ik mag toch .. ....... .. '
Ach kletst niet. Je kunt er toch bij blijven. B e e I d hou w e r. Nee, ik doe 't niet.
B e e I d hou we r. Sc h i I der.
Wat? Schilder Een studie van 'r maken. B e e I d hou we r. Oh nee, daar denk ik niet aan.
Maar man, d'r gebeurt toch niks. Je blijft er bij. Je rookt een sigaartje uit je eigen koker, drinkt een glas port, wat je even 'halen moet.
a e e I dh 0 uwe r. Nee, je' h$Jeft er niet op aan te dringen, ik doe 't niet.
14
15
Sc h i I der.
S eh i I der.
Heb ik jou ooit iets geweigerd.
Daar is ze. Be e I d hou we r.
Be e Id h 0
ti W
e r.
Ik ga weg.
Ik heb je nog nooit iets gevraagd.
Sc h i I der.
Sc h i I der.
Stel ze dan tenminste even aan me voor. Misschien kan ik dan, als ze weg is, iets op inspiratie uitvoeren.
0, zoo. Laat mij nOll even een schetsje maken van haar, en als 't gelukt ........ .. .. dan mag je me nog een tientje leen en ook.
Be e I d hou we r.
B e e I d hou w e r.
Nou goed. Maar ik verzeker je, anders gebeurt er beslist niet. Schilder.
Praat er nou niet langer over, want 't gebeurt niet.
Oh, wat een edelmoed. Wat een weldaad. Sc h; I der. Be e I d hou we r.
Alleen een kopstudie.
Maar ik . waarschuw je nog 's, geen grapjes. Be e I d hou we r. Ja, dat kennen we. Eerst de kop, dan een buste dan krijgen we een naaktstudie en daarna .. ... ....... '
Sc h i I der. Nèèè. Waanzinnige. Je lijkt wel een verliefde schooljongen. (Er wordt geklopt).
Sc h i I der.
Wat nou, daarna.. ... .. ... 8 e e I d hou we r. En dan wordt 't dondere' - (wordt gescheld).
Sc h i I der. Jal Be e I d hou we r. (loopt op de deur tOt).
16 't M 0
17
d: ~ I.
Be e I d hou we r.
(op. Ze is mooi, erg mooi zelfs). I
Hou daar nou tenminste mee op.
Sc h i I der.
Sc h i I der.
(In Volle bewondering). Ach!!! ! !
B e e I d hou w e r. Dag kindje! 't Mo del. Dáag! (fof de schilder). Ben jij ............ ?
Sc h i I der. Ja kind, die ben ik. (fot Beeldh.) 't Is werkeliJ'k Je overdreef niet............... SCh'ft terend........ .... ontzettend . m . 001. .......... .
't M 0 d el. Kom doe niet zoo idioot. (z/'ef rond)
Kale boel hier.
Schifdel'. Ja, hé? Alles verkocht. Och, och, oe h. En waarom? B e e I d hou we r. Och. Daar begint-ie al melancholiek te doen. Sc h i I der. heb d Ik d geen .ïn~pir~tie. Weken lang doe ik niet anders an at eene liedje zmgen: Si tu Ie voulais, Si tu Ie......
En waarom? Alleen omdat ik geen inspiratie heb, geen goed mooi model, dat me iets zegt. AI me mooie meubeltjes, me portretjes, me lappies, me doekies heeft Jan de deurwaarder me onder m'n derrière vandaan gehaald en versjachert, om m'n schulden te kunnen betalen. Alles alleen, omdat ik niet meer werken kan, door gebrek aan 'n goed model. Den heelen dag doe ik niets, - lijd honger en zing, zing van Si tu Ie voulais, Si tu Ie ...... en nou ineens, als een granaat in een goudvisschenkommetje, kom jij hier binnen, mooi lief artistique kopje, ach lieve kind voor één keertje, één enkel keertje, één studietje ... .. . Eens in m'n leven heb ik gevoeld, wat ik voelde, toen jij binnenkwam, die schoonheidskitteling dwars door m'n ruggegraat en dat was toen ik voor 't eerst aan de baai van Napels stond, toen de zon onderging of opkwam, dat weet ik niet meer en dat was net zoo mooi, precies zoo mooi als toen jij daarstraks binnenkwam. En weet je wat nou 't mooiste is van 't geval? Hier, hij, die vermaledijde egoïst daar, wil niet dat ik even 'n studietje van je maak, even 'n klein, heel klein naaktstudietje, en dan nooit meer. 8 e e I d hou w e r. Nee, 't gebeurt niet. 't M 0 del. En waarom wil-ie dat niet? 2
18 Sc h i I der. Ach lieve schat-van-me - van hèm bedoel ik, ik smeek je, help me; 't scheelt me duizend gulden de eerste maand. Dan kan ik wee r lijsten koopen , en lappies, en linnen, biertjes en sigaartjes. Ach toe. Eén keertje. 't M 0 d e l. Ik zou lIiet weten waarom ni et. Schilder. Zie j~. Ik dacht 't wel. Ja je doet 't wel voor me. (tot B.) Toe wees nou lIi et kinderachtig, je krijgt een zoen - van háár .......... .. 't M 0 d e l.
19 Mod el. Waar kan ik me uitkleeden? Sc h i I der. Hier - dáár - waar je maa r wilt. Mod el. Ik zal daar wel even gaan. (wijst fond).
Schilder. Goed kind Je krijgt ' . met een bro~he n lIJ?OJ ,kedo'tje. Een ringetje 't I . en een steentje d r in van goud Duurt ang voor Je klaar bent? Heb je veel aan? .
Ik za l me even uitkleeden. M od e 1.
Sc 11 i I d € r. Ja , doe dat, doe dat. K:ln je ' alleen hè? B e e I d hou w e r.
Maar dan moet ik de zoen hebben.
Nou , drie minuten heb ik '•vel Iloodig. Sc h i I d er. ' mll1uten, . G PrachtigI pracht'Jg. DTIC maar da's een record. a nou maar gauw hè! Dagl
Sc h i I d e r.
(duwt haar af) .
Die krijg je natuurlijk . Van mij kan 'je er ook een krijgen, achter je oor. Til je vlechie maar vast op.
Be e I d hou we r. En? Heb je nou je zin?
21
20
Schilder.
Sc h i I der. (Wrijft z'n handen). Ach kerel, kerel, ik ben gered.
En ik kom natuurlijk ved hij je op visite. Of ik weet 't nog beter. 'n Prachtplan. Jij trouwt 'r en ik word jullie huisvriend. Nou? Is dat geen schitterend plan? (neemt een lap van ollder den divan weg).
Kijk 'ns, wat 'n pracht van een lappie, die leg ik met 'n paar aardige plooitjes op den divan. Ach, en nou nog iets, dat weet je nog niet hè? Ik heb hiernaast een buurman, die heeft meubeltjes, zal ik je laten zien. (af rechts komt terug met kamerscherm). Kijk 'ns, van me buurman. B e e I d hou w e r.
Niewaar? En wat zeg je van de meubeltjes van meneer ~.b.b.h .h . ? In orde wat. Ach! ! Ik zie haar al liggen, de IlI1kerhand onder 't hoofd, met d'r rug hierheen. (Kijkt door een kier). Oh! Wat lief; ik zie iets wits. Be e I dh 0 uwe r. Zeg asjeblieft. Je bent toch geen schooljongen? Schilder. . Nee, dat niet. Maar zie je, in sommige opzichten ben Ik . ~og net een kind . Precies een kind (roept). Ben je klaar! !
Vindt die dat goed?
Mode 1. Sc h i I der.
Wat? Of die dat goed vind; weet ik niet. Da's een meneer z.b.b.h.h. dat wil zeggen z.b.b.h.h. Begrijp je wel. Die is nooit thuis, als ik er ben, vat je, en dan leen ik wel eens wat van hem. Kijk, dat scherm zet ik achter den divan, vat je? Zoo! En nou dat andere. Even kijke. (af.
Komt
terug
met
mephisto-beeld
en pièdestal). Dat zet ik hier tussch cn den divan en 't kamerscherm
(achter). Direct! Heb je even 'n kam voor me?
Sc h i I der. Een kam, gauw een kam. Model.
van de deur). ( steekt haar bloote arm door de k Ier '
en dan mag zij hem, hier met dit pauwveertje kietelen. Be e I d hou w e r.
Sc h i I der. .. (Geeft haar ' n kam). Kijk 'ns, wat 'n arm, wat 'n
liJn! (arm verdwijnt). Een 'aardig idee, werkelijk.
l-
22
23
B e e I ct hou w e r.
Schilder.
Ik kom nóg 'ns bij je op visite, daar kan je op rekenen . Schilder. Goed. Je komt maar. Altijd ben je welKom. B ee ldhouwer. 'k Heb spijt, dat ik toegegeven heb.
Groote genade, hij vertrouwt me niet de ellendeling. (luid). Moet ik SO\11S nog 'n half uurtje wachten? Si tu Ie voulais, Si tu Ie voulai s Ik zie haar liggen ........ . dat blanke vrouwfiguur ...... slank ...... lang gestrekt.. .. .. Duizend gulden maak ik er vall - maar de eerste studie hou ik zelf. Die doe ik ni et weg. Beeldhouwer.
Schilder. Hè, waarom nou (roept) . Ben je kláár.
(op) (fluistert den ander iels ,in).
M od e I.
Schilder.
Ja! !! (de deur gaal open).
Oh! Nou zeg 't dan even .
Schilder. (Is zeer opgewonden) . Kom maar binnen, en ga maar op den divan li ggen (raapt Z'/l pensee/en op).
M od e l (a.v.). Zeg lui! Hoor 's even!
B e e I d hou we r. Wat is er? (loopt naar fond).
B e e I ct h ou we r. Ja, goed (tol lief publiek). Dames en Heeren! M'n model durft even als wijlen Heva, niet binnen te komen. Schaamt zid, omdat ze naakt is. Zie Genesis 111: 10. Ik zal dus genoodzaakt zijn, deze zaak verder met gesloten gordijnen te behandelen. (Roept naar de fOlld) . Je kunt binnenkomen hoor! (trekt hel gordijn dicht).
Schilder. Wil ik even gaan?
GORDIJN .
B e e I ct hou we r. Nee, niet noodi g.
(af).
OVERSPEL Eén-acter. DOOR
JAN C. v. EES.
OVERSPEL.
PERSONEN: Hij.
. . 30 jaar. LouIS DE VRIENDT.
Zij . .
. . . . . . . . . . . 32 jaar. GRETA LOBO -BRAAKENSlEK.
Een elegant ingerichte slaapkamer. Links tegen den wand met het hoofdeinde naar den muur een ledikant waarachter 't kamerscherm . Rechts een groote toilettafel met spiegel. Fond vensters lVaartusschen 'n lVaschtafel. Tegen het bed 'n divan Hij, gekleed in pyama, heeft zich juist geschoren. Droogt zorgvuldig z'n gezicht met ' n handdoek, daarna foeiert hij zich. Zij, komt binnen I gekleed in peignoir, draagt 2 kopjes koffie op een blaadje.
Zij. Hier ben ik al. Hij. (haastig, blijt- Ah, 'n kopje koffie? Lief van je hoor.
Zij. Nee, eerst rustig op den divan gaan zitten daar. Hij.
Goed, kindje. Zij. Zie zoo, hier, pak aan ' (geefl hem z'n koffie). Hij.
Dank je, Lousje.
Is èèè
30
31
Zij.
Hij.
je vrouw ook zoo II'ef voo r Je .?
(a .v.) . Ja, dat vind ik héél prettig.
Hij. Laten we over haar nu liever
Zij. . 111 et praten, wil je?
We hadden 't zoo eIken dag kunnen hebben.
Zij.
Hij.
Och waarom niet. Je houdt dat zei je toch? niet van haar. Nietwaar, Hij. Nou ja, juist, dáárom; dat is
Ach kom I (andere loon). Voor één keer gaat dat goed. Maar je weet heel goed dat we, als nu 'n maand achtereen, samen waren, eiken dag ruzie hadden. Zij .
een reden te meer.
Zij.
En daarom ben je maar getrouwd.
(drinkt). Prosit.
Hij. Hij.
Cheer up. (drinkt) .
Njà!. Zij .
Zij. (na 'n poos). Smaakt 't?
Met 'n vrouw waar je niet van hield. Hij.
Hij. (nadenkend). Dat herinnert me nu we vroeger samen doormaakten. weer aan alles wat
Njà! Zij.
Zij.
Vindt je dat tóch prettig?
(nadenkend). Vreemd. (Poos). Is dit nu wel zoo, hou je niet van haar?
33 Hij.
Dacht je nou heusch, dat ik anders bij je gekomen zou zijn?
Hij.
Die jalouzie is toch overgegaan, toen je wist, zeker wist, dat ik nog van jou hield.
Zij. Zij.
Dus alleen om .... .. ... .. . ?
Ja, toen heb ik alleen nog leedvermaak gehad. Hij.
Hij.
Sssst. .. ..... .. ..
Leedvermaak? Zij.
(Glimlacht voor zich heen) . Waar èèè .......... .. waar is
ze nu?
Zij. Omdat ik wist, wat 'n hel ze tegemoet ging met jou.
Hij.
Logeert bij haar ouders. Dat zei ik je gisteren avond toch al?
Hij. O! Dat is hartelijk. Zij.
Zij.
Je weet niet, hoe ik verteerde van jalouzie, dien eersten tijd dat je getrouwd was.
't Zijn toch je eigen woorden, nietwaar? Als je een maand achtereen bij mij was, van wie je hield, was het al niet uit te houden. Groote genade, hoc moet zij 't dan wel maken?
Hij.
Hij.
Dat was dom van je.
Doe me nou 'n genoegen en praat niet over haar Zij.
(zucht). Ach ja .... .. .. . Dom?
(poos). Eén onvergeeflijke fout heb je begaan.
Zij. Welke? 3
34
35
Hij.
Hij.
Dat weet je ook wel. Ik bedoel dien avond in den schouwburg, dat je haar tegenkwam in de foyer .
Of ik? .. .... ja maar ...... 't Is, zie je ...... 't Was .. .... Hè?? Chut kind, doe toch niel van die gekke vragen. Zij.
Zij. (schamper). Toen ik haar in 'r gezicht gezegd heb, dat ze leelijk was? (grinnikt). Dat was toch zool
(lacht pijnlijk, poos). Kom je, als je vrouw een volgende keer uit logeeren gaat, wéér naar me toe?
Hij. Hij. En dat is nog het ergste niet Lous, maar dat je haar vertelde, dat je voortaan op haar niet meer jaloersch zou zijn, dàt zie je, is iets wat 'n vrouw innerlijk pijn doet.
Natuurlijk schat, als jij dat wilt. Zij. Maar als ik nu wat verder weg ga wonen, dan ......... Hij.
Zij . Ga je verhuizen? Had je medelijden met 'r? Hij. Eerlijk gezegd, ja. Ik zelf heb 'r altijd héél véél verdriet van als 'n vrouw juist in dàt gevoel gekwetst wordt, zelfs al heb ik met de vrouw in quaestie niets uitstaande. Zij. Heb je daar ook aan gedacht toen je mij in den steek liet?
Zij. Ik denk buiten te gaan wonen . Hij. Ach, maar dat is heerlijk voor je. Zij. (sarcastisch). Nee, ik zeg 't maar, omdat 't dan misschien makkelijker voor je is, 'n dichterbij wonend vriendinnetje op te zoeken.
36
37
Hij.
Zij.
Wat 'n nonsens praat je toch. Zij.
Ach ja, wat 'n gezellige tijd was dat hè? Dan liep je nijdig de deur uit en kwam je dronken thuis en gooide je me de Venus van Milo naar m'n hoofd, weet je nog? (lacht luid op).
Heb je die dan niet? Hij. Hèèè?? Of ik .... ..... èèè ......... Zij.
Hij . Ik hoop niet, dat je dat cynisch bedoelt. Zij.
(ziet hem van dichtbij scherp aan). 1
Hij.
Wat? Van die gezellige tijd? Nee, ik meen 't echt. 't Werd alleen een beetje duur.
Toe Lous, wees zoo vrindelijk en hou op met dien waanzin.
Hij .
Zij. Ben je kwaad? Hij. Jij zou Pt me maken.
Je weet heel goed, dat jij met je plagen en tergen mij er altijd toe dreef. Maar ...... ... en dat heb jij nooit in me gezien, maar au fond ben ik eigenlijk een man met 'n heel goed karakter. Zij.
Zij. Qui se fächent ont tortl
Ja, je bent 'n dot 'n schat. (lacht) .
Hij.
Hij.
Begin je weer, met je vervelend spreekwoordentoepasserij? Dat deed je vroeger ook, daar maakte je me helsch mee.
(Staat op). Kom, ik ga me maar kleeden, anders wordt 't weer donderen.
38 Zij. Wel ja, ga jij je kleeden Hij.
Kom Lous, nou geen nonsens, waar is m'n goed; borstelt Nelly 't soms af. Dat duurt dan wat erg lang hè? ( wil naar de deur loopen).
En jij?
Zij. Zij.
Doe geen moeite jongen.
(met leedvermaak). Och. ik wacht nog maar even.
Hij. Hij.
Wat bedoel je?
(loopt naar spiegelkast). Een onbegrijpelijk wezen ben
Zij.
je toch. Zij.
Nelly is er niet. Hij.
Och, niet zoo onbegrijpelijk, als elke andere vrouw. I tij .
Dan zal ik 't zelf wel even halen.
(Opent de kast zoekt even). Waar is m'n goed?
Zij.
Zij. Je zult 't niet vinden.
(Polijst haar nagels) . Wat?
Hij.
Hij. Watblief? Zij.
M'n kleeren, waar zijn die? Zij. (mei 'n glimlach). Oh.. .. .... . èèè ........ . dat èè ....... ..
weet ik niet.
Nelly is naar de post. Hij. En wat wil je daarmee zeggen?
40
41
Zij.
Hij .
.Ze is met 'n pakje naar de post.
Lous je liegt! Zij.
Hij. Wat heeft dat nou
111 et
m'n kleeren te maken?
Liegen zou ik alleen doen tegen 'n man, met wien ik wettig getrouwd was.
Zij.
Nelly is met 'n pakje .naar de PO!\t. Hij.
Hij. Maar dat is onmogelijk, dan zal ik .. .... ...... dan zal zij .. .. .. ..... . Zij.
Je ijlt, geloof ik. Zij.
Dan zullen wij, dan zult gij, dan zullen zij .. ...... . We ku nnen 't zelfde werkwoord in den verleden tijd ook vervoegen .. .... .... . .
Ii ij.
Hij.
En in dat pakje ... ... .. .
. In dat pakje?
(op haar toe, vat haar bij de pols). Slang!
Zij. Zitten jouw kleeren met 'n adres er op aan jouw vrouw. Hij.
Wat zeg je?
Zij . Doe niet zoo theatraal. Hij. Zeg, dat het niet waar is.
Zij. (nog steeds haar nagels poetsend). Heb je me niet
verstaan?
Zij. Je weet, wat ik je daarstr".ks over gezegd heb.
42
41
Hij.
Hij.
(recht-op, de hand voor de oogen). Jezus, ik wist
En voel je niet, hoe gemeen je daarmee gehandeld hebt?
niet, dat je zoo laag zou zijn. Zij.
Zij. Niet gcmccner dan jij met mij handelde.
Datzelfde heb ik gezegd, toen ik hoorde dat je ondertrouwd was. Hij. Wat moet ik doen, wat moet ik doen. 0 groote genadige god, wat moet ik doen.
Hij. je bent afschuwelijk. Zij. Niet meer dan jij destijds.
Zij. Wachten tot "zij" komt.
Hij. (ruIV).
HOll
toch op.
Hij. Wie. Zij. Je vrouw natuurlijk. Ik heb 'r 'n heel beleefd briefje geschreven, waarin staat, dat ze jou hier kan komen aankleeden . Hij. Dat heb je toch niet gedaan?
Zij. Ik denk er niet aan. Dat was de eerste keer, dat ik je terug zag na al dien tijd dat je getrouwd was. AI die maanden lang heb ik gemarteld, heele nachten lang kon ik niet slapen, lag ik in m'n ku!<sens te bijten door spijt, door verdriet over m'n vertrapt eergevoel, en jij, al dien tijd heb je niet aan mij gedacht, leefde je er gewoon op los als vroeger alsof jegeen moreele moord op je geweten had. Hij.
Zij. Dat heb ik wel gedaan.
Maar Lous ...... .... ..
44
45
Zij.
Zij. Wachten tot m'n echtgenoot kwam.
Houd je mond, laat me uitspreken. En nou, nou ik je hier heb, nou ik in de gelegenheid ben, om je één trap te geven, één moreele trap, nou grijp ik die gelegenheid gretig aan, en ik lach je uit, ik lach je in je gezicht uit, ik geniet van de angst, die ik in je oogen zie, de angst, die je gezicht tot een masker, een bespottelijk masker maakt. 0 God, als al die vrouwen, die lieve arme vrouwen, die dol op je .zijn, je zien konden zooals je nu bent, zooals je daar nu zielig, stumperig, hulpeloos neerzit, dan zouden ze allemaal op je spuwen, zooals ik dat nu zou kunnen doen.
En ik. Ik ga rustig weer naar bed. Ik steek 'n sigaret op, z66, zie je? En terwijl jij daar voor je toilettafel zit, en je nageltjes, je poezele nageltjes polijst, ga ik je een bekentenis doen.
Hij.
Hij.
(heeft zich o/lder haar ' spreken opgericht, ziet heel ger.·oon haar aan, lacht). 'Maar ik ben gek, stapelgek,
Goed. Bes~houw het dan als een biecht. Ik zal tóch minstcns tot morgen moeten wachten tot m'n vrouwtje hier is, nietwaar.
0111 me die geschiedenis .zoo a.l n te trekken; wat kan 't mij tenslotte schelen nietwaar? 't Is nu eenmaal zoo, en er valt niets 'aan te veranderen. 't Kan me ineens, niks meer schelen. Vreemd, hoe je zoo plotseling veranderen kan. Daarstraks was ik werkelijk kapot, en nu doet 't me niets meer. 't Is zonde dat je wraak zóó op 'n fiasco uitloopt, echt zonde, want 't was werkelijk niet zoo onaardig bedacht. Heuseh, 't is iets voor 'n man, om je 't eerste oogenblik 'n beroerte te schrikken, zelfs de grootste veldheer, de koelbloedigste onder ons zou daar niet kal'n oncier gebleven zijn. Vreemd, terwijl je zoo sprak, groeide de rust wecr in .me. (Poos). Zeg 's Lous, wat zou jij doen in mijn geval?
Hij.
Zij. Ik ben in 't minst niet benieuwd naar je bekentenissen.
Zij. Ik ben zelfs niet benieuwd naar je biecht. Hij. Beschouw het dan uit een oogpunt van interesse voor m'n innerlijk leven, of als een interessante manier om de tijd te dooden, of als je dat liever hebt, als een weerwraak van mijn kant. Jij hebt je nu zoo keurig gewroken, nu is het mijn beurt.
47
46
Zij. Zij. (hall den voor 't gezicllt, als werd ze gestriemd met zweepslagen) . 0 God .... .....
Nu goed. Ik luister. Hij.
Hij.
Herinner jij je de eerste keer, dat ik je zoende? Je weet hoe we 's avonds na het visiteuurtje alleen in de ser .. c achterbleven. Toen hebben we twee uur achtereen samen zitten praten over allerlei mooie dingen, over Liefde die soms zoo "schó6n" k3n zijn. (ja ik zeg er bij "SOIl1S"). Over "gelijkbesnaarde" zielen die elkaar zochten, over "bloemen gel:r" in ,,'n lentenacht", en we bogen ons gelijktijdig over 'n bos seringen, toen nam ik je in m'n armen en zoende je op je mond, op je oogen, in je hals, en ik zei dat ik je liefhad. tot waanzinnigwordens toe liefhad. (doet eell lan ge haal aan z'n sigaret
(als een die z'n stervend slachtoffer lallgzaam, als er van genietend worgt, hem nll en dan lucht gevend).
ziet haar scherp aan).
Toen ........ . loog .. .. ..... ik ...... .. . Zij.
Ik voelde je hart kloppen en suggereerde mezelf, dat 't het hare was; .als ik in jouw oogen keek, zag ik in de haren. Dat IS toen alles heel lang zoo gebleven tot d~t ~lijn verliefdheid voor haar overging en jouw nabIJ~el.d me niets meer deed, toen werd JIJ me onver~chllhg. Er waren teedere pootische momenten, waarin ~k nog wel 'ns zei, dat ik van je hield, omdat je me vroeg !e da~. te zeggen, en dan zei ik: "Ik hou van je" maar II1nerhJk dacht ik: "ze wordt lastig en sentimenteel ~ervelend, ik wou dat het uit was" en zoo ben ik drie Ja~r la.ng bij j~ ge~leven; omdat ik tegen scènes opzag w~~de Ik het l1Iet Uitmaken, maar in die drie jaar, dat WIJ samen waren, heb ik je niet eens maar wel 20 maal bedrogen.
(Als 'n gepijnigd dier!) Wàt?
Zij. Hij . (a.v.). Toen loog ik. En terwijl ik je zoende, terwijl
ik je beet in je mond, je op je oogen zoende, terwijl ik je tegen me aandrukte, jouw 'lichaam tegen het mijne voelde.. .. .... . dacht ik aan 'n ander, aan 'n Cocotte op wie ik toen verliefd was, en die mij negeerde.
~ (Staat op, bev.~nd over heel haar lichaam, ingehouden):
•. choftl Hij. (kalm). Dat ben ik.
49
48 Zij. Ploert die je bent. Hij. (a.v.). Groot gelijk, dat ben ik ook al, ik ben nog veel erger, ik ben 'n bedrieger, 'n ziele-oplichter.
't Zo~ 'me niet zoo heel veel kUlIJlen schelen als I'k nu maar ' kreeg. (8 niet
Zij. Ach nee, nee, néL ....... Vergeef me, ik neem 't je niet kwalijk. (Glimlacht). Vóór alles ben je ...... "màn" ...... niewaar! (Herstelt
zich
zooveel
Zij.
mogelijk).
(Legt
' /I
pak kleeren op hef bed). H'Ier zijn je kleeren.
Hij. Hij. Jij hebt 'n manier gevonden je te wreken, ik ook. Als jij zoo verstandig was geweest om m'n kleeren niet weg te maken, had ik gezwegen en we zouden een heel llezellig koffie-uurtje gehad hebben. Zij. Ach wel nee, 't is beter zoo, ik ken nu meer dan ooit je eigenlijk innerlijk. Ik weet nu wat je bent, wie je bent, ik zal voortaan sterker alleen staan. (ze staat
(Sprakeloos, ziet haar aan) .
Zij. (Zef zich voor haar toilettafel).
Hij. Hm ......... Lous .... .. ... dus. Zij. Wat?
op, terwijl ze naar jdeur links 1 loopt, snikt ze zachtjes).
Hij. (alleen, gaat op den rand van het bed zitten, ziet haar lang na, zucht). 't Was 'n pijnlijke operatie, maar ze zal nu langzaam maar zeker genezen (poos) .
Hij. 't Was dus alleen maar ........... .
Zij. Een grapje juist.
50
51
Hij.
Zij.
Maar .... .... . ik ... ... ... ik ... .. .... ik .. ..... . Zij.
Ja, nu mankeert het er nog maar aan, dat, wat jij deedt, ook als 'n grapje bedoeld was. Hij. 't Is ... .... ..... kijk 'ns. .. ......... Lous, we moeten e.lka~r goed begrijpen. Ik dacht, dat Jij 'n wraak zocht, zie Je, een doodgewone wraak, zoo als je er honderd per dag neemt. .. ...... en nou .. ....... ik ........ . 'kijk 'ns. .... .... we moeten ...... .. .
Zij.
En ga nou asjeblieft de goede indruk, die je bij me gemaakt hebt, door één keer echt de waarheid tegen me te spreken weer niet bederven door 'n nieuwen leugen. Hij. Maar kind, ik verzeker je toch - ja kijk 'ns. ........ je dreef me tot het uiterste dat zal je me toch moeten toegeven. Jij trachtte mij 'n moreele trap te geven, wat je gelukt zou zijn, en ik nam m'n revanche. Maar als we er nu verstandig over praten, dan zullen we toch ..... . Zij . Ik dank je. Me dunkt, dàt we verstandig gepraat hebben, misschien voor het eerst in al den tijd, dat we elkaar kennen. (stilte). Hij.
Kleed je, als 't kan, in twee minuten aan, en ga heen. Hij .
(Neemt z'n schoe/len, bekijkt die als met z'n houding verlegen) . Lous. ... ........ LOlls-ous......... Kijk nou nog 's vrindelijk naar me.
Nee Lous, eerst wil ik ... ..... . Zij. Zij.
(Streng). Je hebt me verstaan? Hij.
God ....... .. Lous ........ . maar je ... ..... .
(Droogt haar oogen). Hij. Zullen we 't ! straks weer goed maken? Nou? .. ... .. ..
(poos).
53 Hij.
Zij. Je bent 't type van den modernen man, laf, leugenachtig en brutaal tegen 'n vrol1w. Hij. (Loopt op haar toe, wil !lUar aanhalen). Jakkes Lous,
o ja, en laf. En weet je, wat jij bent? Zij . Ach, wel ja, ga je gang maar, scheld me maar uit. Dat kan er ook nog wel bij .
wat ben je nou ineens onaardig tegen me. Zij.
Hij. Jij bent.. .. ...
'n schat.
(wendt zich af) . Kleed je asjeblieft zoo vlug mogelijk
aan en maak dat je bij je vrouw komt. Hij. , Toch hou je wel 'n beetje van me ........ . nou? Zij.
Zij. Schiet asjeblieft op. Ik kan je zoo langzamerhand niet meer zien. Hij. Je moet niet het onmogelij'ke van me vergen, I'Ie fste.
Je banaliteiten vervelen me ook allang. Zij. Hij. . (op). Ik ga me kleeden . Je wilt wel zorgen, dat als
Ook goed. Dnn niet.
Ik hier terug kl)m, jij hier niet meer bent.
(begint op rie rand van ' t bed z' n I schoenen aan tt trekken . Neurirf) .
11 fait si bon près de 'toi. (ziet naar haar op. Grinnikt). Wat was ik ook weer, zei je? Leugenachtig, brutaal.. ... .
Zij. En
I~f.
Hij. Dat beloof ik je. (Poos). h (zij loo~t op hem ,toe, neemt z'n hoofd in haar beide anden:. zIet hem diep in de oogen, zoent hem hartstochtelijk op den mond, heel lang) .
54 Hij.
Au ......... verdomme ........ . Zij. (dL/wt
",IV
z'n
hoofd
weg, snikt,
DE DAG DES OORDEELS. verdwijnt
links).
Hij. (neemt handspiegel van waschtafel, loopt naar voren, beziet z'n ollderlip). Hè ......... vervelend .. .. .. ... 't bloedt, (wrevelig) . Verdomme, als m'n vrouw dat ziet.. .... ... dan
dan dan denkt ze natuurlijk, da t ik bij een andere vrouw ben geweest, ... .... .. au verdomme .. .. ..... en krijg ik de grootste herrie. (verdwijnt mei kleeren achter kamerscherm) .
GORDIJN.
Eén-acter DOOR
JAN C. v. EES.
DE DAG DES OORDEELS.
PERSONEN:
Meneer . . Mevrouw . . 'n Jonge man
JAN C. DE VOS. MEVR. Guus DE VOS-POOLMAN. JAN
C. DE VOS JR.
Een woonkamer in eell al/ten-staand vil/a-t je buiten. Eell tafel in 't midden . Links een schrijftafel, waarop een telefoontoestel. Fond serre-deuren , geopend, waardoor uitzicht op een heidelandschap. Meneer en Mevrouw zitten aan 't tweede ontbijt. Meneer is een dikke, genoegzame 45er. Mevrouw, een ma[:;ere, goedige vrouw, van bij-de-vijftig.
Men eer. (ziet naar buiten.) : Wat heb ik je gezegd vrouw?
M ev r o u w. Wat? Men eer. Ik heb gezegd, zoo zeker als twee maal twee vier is, we krijgen onweer. Me v rou w. Geen wonder. En dat na zoo'n hitte. Men eer. 't Is bar!
Mev ro u w. Oh. Ik voor mij. Ik mag het wel hoor.
60
61
Men eer.
Men eer.
Dat zou je ook niet zeggen, als je dik was, als ik
Dan 'n stukjr kaas ......... já! Dat wil je wel.
(slaat op z'n buik)
Mev ro u w. M ev rou w. Wat doe je ook met zoo'n dikte, vraag ik maar.
HCllsch niet vent. Ik neem nog één boterhammetje met jam, en dan is 't genoeg.
Meneer.
Men eer.
Doe mij nou 'n genoegen en begin weer niet ,over m'n dikte te praten; dat is zoo vervelend.
Je moet het zelf weten hoor. Me v rou w.
M ev ro u w.
Kalm mannie. kalm, toe! (poos). Drink je koffie maar eens uit.
En jij? Wat neem jij 'nou nog? Een stukje Leidsche? of heb je liever zoete? Men eer.
Men eer.
(méént "ja" ). Néé! I
Wil je nog wat van de haring, lieve? Mev rou w. Mevroll w.
Je scheidt er toch nog niet uit?
Dank je, vent. Men eer. Men eer. Kom, 't is
700
goed voor je. Meneer.
Dank je, heul'ch nitt.
Ach, ik weet niet, ik heb vandaag niet zoo veel trek als anders. Me v rou w. Kom, één boterhammetje zal er nog wel ingaan.
62
63
Men eer.
M ev rou w.
Zou ik?
We hebben nog aalbessen. Me v rou w.
Men eer.
Maar natuurlijk. Waarom eet je vandaag zoo weinig, vent? Je bent pas aan je zesde boterhammetje.
Die zullen we nOIl maar bewaren tot vanmiddag of morgen.
Meneer.
M ev rou w.
Ach ik weet niet......... Enfin, zes .... ..... zès! I Hè? 1\1 e v rou w.
Andere dagen ga je er voor geen tien op zij. Men eer. 't Is eigcnlijfr te warm om te eten vandaag. (ziet naar buiten). 't Begint al te droppelen vrouw. Hè hè, zoo'n buitje zal goed doen . Me v rou w. Já jál! (poos). Een beetje jam dan? ja, 'n boterhammetje met jam, hè? Dat gaat er altijd nog wel in. Men eer. Vooruit, laat ik me maar eens laten verleiden. Eén dunnetje dan, met 'n beetje jam als dessert inplaats van vruchten.
En als ze verrotten? Meneer. Kom, kQm, dat is overdreven. Die bessen houden het tot overmorgen ook nog wel uit. Me v rou w. Goed. Dan tot morgen, maar je zult zien, dat ......... Men eer. . I ......... I Laat ons elkaar in vrede verdragen. V rouwtJe
Me v r 0 u w. 't Is waar, ik vergat een oogenblik .. ...... . Men eer. Al goed ........ al goed kind (stilte). Eet je niet meer?
64
65
Mevrou w.
Mev ro II w.
Men eer.
(plechtig; bestraffen d). Alleen God, onze Heer, is waarachtig.
Nee, vent!
Da's dom. (stille). Da's dom. (stilte, hij eet). Da's heel dom. (stilte a.v.). Wat 'n mooie dag vandaag hè? Jammer nou van dat onweer. Mevro u w. De aarde heeft een buitje noodig, man!
Me 11 eer.
:k
(eet). Da's waar ......... Da's waar ........ . Dat zou vergeten. (Stille). Wat 'n mooie dag an~~rs. ~at n bijzonder mooie dag. Dat buitje(?) Dat bUItJe drtJft wel weer over.
Mev rou w.
Men eer. En 'n stevig buitje. Dàt zou ik denken. (stilte, zij staren naar buiten). M ev ro u w.
Hoe schoon is God's schepping. Men eer. 't Droppelt wel, maar 't wil toch waarachtig maar niet doorzetten. M ev rou w.
(vermanend). Man, man, mán; gebruik toch niet van die woorden. Men eer. Hoezoo?
Heb je nou wel genoeg gehad, man? Men eer. Ik? Ja zeker I M ev ro u w.
Nog één boterhammetje met bruine suiker? Men eer. Nee, nee, Ik? Nee! Neem jij nog een sneedje, vrouw. 1\1 ev ro u w.
Nee! Jij nog een kopje koffie dan? Hij. Nee, maal' een glaasje melk gaat er nog wel in.
67
66
Me v rou w.
Zij.
Hoe heerlijk is God's schepping.
(schenkt ',em in). Alsjeblieft.
Men eer.
M e n eer. Hoe volmaakt.
Dank je. En jij (Dr.inkt) . Me v r 0
11
M ev I' 0
w.
Ik? niets meer. I\ ee, Ik denk er niet aan.
Me n eer. Socialen, en meer van die goddeloozen bedoel je?
Kom, 't is lekker frisch .
Mev ro 1I w.
11 W.
. Ho~ meer je drinkt, hoe meer je gaat transpireeren met die hitte. M e 11 eer.
En de rest. De anarchisten. Me 11 e é r. En de oorlog. Hoe kan men met zulk weer aan God denken en oorlog voeren .
(Drinkt, lange stilte. Ze , staren naar buiten. Ergens zingt een lijster) . Mev rou w.
Me v r 0
1I W.
't Is vreeselijk. Men eer.
Ach hoorl 'n Pietjel Men eer. Ja, ik hoor 'm.
w.
En dan te bedenken, dat er nog ontevreden menschen zijn.
M e n ee r.
Me v r 0
U
't Is met de aarde, als met de menschenj alles snakt naar lafenis. De aa rde behoeft regen. De .menschen de komst des Heeren.
68
69
Mevro u w.
Men eer.
En als de dag des oordeels komt, dan ........ .
Ja, ja, ik heb 't gezien. En gemeubileerd ook al. Mevro u w.
Men eer. Ja dan .. ..... .. ! (Lallge stilte) . Mevro u w.
't Is mooi, hè? Meneer. Wie komt er toch in? Weet je 't niet?
Vent! Men eer.
De tuinman zegt, eene meneer Landorf, een schilder.
Poes? M ev rou w.
lullen we danl(en.
Men eer. Een artiest? Een saltimbanque?
Men eer. Goed kind, we zullen danken. Mev ra uw. lal je je servet in de ring doen, vent. Men eer.
Ja, kind!
Mevro u w.
(poos).
Mev ro u w. Ik geloof wel 'n artist. (zucht). Ja, ja. Men eer. Natuurlijk ook van dat goddelooze volk. ('t begint te regen en, in de verte rommelt de donder). Hè hè, nou komt 't los, hoor.
Mevrou w. Mevro u w.
Dat huis daar in de verte, op de hei, dat villa'tje is klaar hè?
Eén troost hebben we als 't werkelijk van dat soort volk is, wat jij meent, dan zullen we er tenminste geen visite behoeven te maken.
71 Men eer. En dat is 'n groote troost.
Als meneer en mevrouw gelijktijdig de oogen openen, een bliksemstraal buiten,. zij \Ven den het hoofd van het licht af, sluiten lde oogen, de handen voor het gelaat, leijken na een poos \Veer op.
I\<\ e vr 0 uw.
't Is me 'n pretje; drie uur lang door de hei.
M ev ro
Me n e e 1'. Dat is de toornige stem des Hecren.
Mevrou w. Zouden we de deuren maar niet liever sluiten? Men eer. Och wel nee. Waarom? 't Is lekker frisch zoo!
Wat
-'n
de
J.
M.
(op zacht en loon). De stem des Heeren is nooit toornig, maar liefelijk als 't gezang van een nachtegaal. (meneer en mevroulV, eerst ontsteld zien verbaasd naar den jongen man).
Mevro II W. weer, wat 'n weer, zullen we danken, man?
w.
Goeie genade, wat 'n slag.
Me 11 eer. Nou, drie uur; 'n goed uur is 't loopen.
1I
Men eer. Een man?
J. M.
Men eer.
de
Goed kind. (ze voulVen de handen, sluiten de oogen, kuchen enkele keeren. Ze bidden). (Buiten fluit 'n lijster) .
Vrede, zij in uw harten en in uw woning.
D e jon gem a nop. Hij is 'n jeugdig. uitziend persoon van 27 jaar, modem, doch zonder opschIk gekleed. Z'n regenjas druipt van de regen. Hij blijft op den drempel staan. Ontbloot het hoofd . Wacht tot beiden gebeden hebben.
Mevro u w. Wie is U? de
J.
M.
Als ik weg ben, straks, zult U weten wie ik ben. (meneer en mevroulV blijven sprakeloos . hem aallzien).
72
73
J.
de
M.
(na 'n slilte). Ik zoek 'n schuilplaats voor den regen; kan ik die in uw woning vinden?
de
J.
M.
Ik wou graag een boterham.
·f I'\cneer. Me 11 eer.
Eli .... ..... hnl. ...... ..
Komt........ . komt U binnen. Me v rou w.
J.
de
M.
Eh.. ... .... èh ......... gaat u.. ... .. .. gaat u zitten.
Ik dank U. de Me v 1'0 u W. We, we schrokken van U. de
J.
j .. .. ..... ja .... .. .. .
de
J.
M.
(Doet z'n jas uit).
de
11 W.
J. M.
Ik ben hongerig. Me vro u w. Oh.. .. ..... èh .. ....... zeker gaat uw gang. (zij reikt hem tic broodschaal) . Meneer. W:larom kwam LI juist hier? ........ Er staan nog meer woningen in de bu urt. de
Me v I' 0 Maar èèè.
(zet zich).
M.
Men eer.
J.. .. .....
M.
(lal/ ge stilte) .
Als uw ziel rustig is, hoe kl:nt u dan schrikken van mij. Gij die toch aan mij, aan God gelijk van aanschijn zijt. (stilte). Mag ik m'n jas uit-doen?
(bedremmeld) .
D(!nk vrienden .
J.
J.
M.
Alle. dagloonershuisjes. Ik weet zeker, dat. ik daar goed ontvangen ?Ou zijn, maar ik dacht zoo .. . . hier .... zoo'n overdaad ...... ...
74
75
(meneer en mevrouw zitten links en rechls van de Ia/el, de j .m. ac.hter de ' tafel) .
M ev rou w. Zoudt
ti
niet eerst bidden , jongmensch?
M ev rou w. de j . M. Eet u maar. ..... .. . de
J.
M.
Ik bad! Zuster! Meneer.
(Ileemt eell boterham) .
Daar heb ik anders niet veel van gemerkt, vrind.
M ev rOti w. de j . M.
U komt zeker van heel vcr. de
J.
M.
(strijkt zich over het voorhoofd) . ja ........ . ach ... ... .. . ja ...... van zoo heel ver .... .. langs de dorre verdroogde wereld ........ . (llij staat op, loopt tiaar de fond en steullend tegell de deurpoort, staarl hij een wijle naar buiten) . (/\1eneer en mevrouw zien elkaar 0011 en lIaar hem, halen de schouders op).
de
J.
M.
(Komt terug, zet zich a(m tafel eet zwijgend) .
M ev
roti
w.
ons schonk. Meneer. (gnuift) . Hm.
Mev rou w. Zoo. Men eer. Neem mij niet kwalijk jongcman, maar ik vind dat praat van een zondaar.
jongmensch? ! de Zuster? !
Ach, ik begrijp uw dwaling. Als ik bid, sluit ik m'o oogen niet noch vouw ik m'o handen, maar ik kijk i.~ Ood's schoonc schepping en rlank Hem voor hetgeeo hIJ
J.
M.
de j. M. Zijt gij lieden zonder zonden?
76
77
Men eer.
"Hij" was het. Hij, die dooden uit den eeuwigen slaap opwekte, die blinden ziende maakte. Ge zult zeggen, hij is het, die lafenis brengen zal aan de rottende wonden der lijdende menschheid. Hij die regen zenden zal over de dorre akkers, die snakken naar 'n droppel frisch w:ltcr. (dollder rommelt. Stilte).
Nee, dat niet. . ... .... maar ...... .. . Gelukkig. De groote zondaar is hij, die 1.onder zonden is, want hij vergelijkt zich met God. (hef dondert bl/iten).
Men eer. Meneer.
(/Iee/f zich zeer ziften opwinden, wijst lIaar buiten). Weet je wat dat is jongmenseh?
J.
d~
M.
Dat is onweder. Me 11 eer. Dat is
God'~
toorn. de j. M.
(Steeds vrie/ldelijk). Ik zei u daarstraks al God is niet toornig. God is goedhrid, is liefde, i!; schoo~heid. Me v 1'0 u w. Maar .. ....... maar .... .. .. . wie is de
J.
u dan?
M.
Dat zul~ LI wetell, als ik uw huis verlaten heb. Dan zult ge Iller uwen man aanzien, ge zult beiden opzien naar den hoogen hemel en ge zult zeggen:
Wie bent
11
toch? de
J.
M.
Wie ik ben? .... .. .. . U zult 't weten .. .. .. .. . Op l11'n lange weg door de waereld zag ik een blinde aan den weg, die mij 0111 'n aalmoes vroc ~. Ik vroeg of hij aan mij geloofde en op z'n bevestigend antwoord sprak ik: "mensch zie mij aan" en hij opende de oogen en zag mij. En zoo als hij mij zag, 'viel hij mij te voet en die willende kussen, trok ik haar terug en hij kuste de dorre aarde, de droge dorre stof die hem voortbracht. En ik ging verder en vernam Uit 'n alleenstaande dagloonerswoning Idndergeschrei. Ik ging er binnen. Daar waren twee kleine kinderen, die stonden om het doodsbed hunner moeder. En als zij mij zagen, kwamen zij mij tegemoet en vroegen mij hunne moeder te doen ontwaken, opdat zij voor hen zou kunnen zorgen . En ik sprak tot de moeder: "Vrouw ontwaak", en zie ik had haar uit den doode opgewekt. En verder en verder trok ik over de dorre aarde, bracht lafenis over de akkers en in de zielen der menscheil. En ik deed lammen wandelen en geestelijk-kreupelen denken. En wat ~edert den wandel op aarde van onzen Heiland nog niemand deed, deed ik.
78
79
(haall diep adem). Ik verdreef de tollenaars uit de tempel, de tollenaars, die op den spreekstoel stonden en verkondden God's woord - wat Uod's woord niet 'is ...... (lange stilte).
Men eer. (Ziet op het kaartje). Hij, hij is 't.
Ik zal danken. (hij loopt /laar de verandah, kijkt een li'(jle /laar buiten).
Me v rou w. Wie?! !
Men eer. Men eer. (loc-pt rwar de telefoon). Halloh juffrouw. Verbindt u
mij even met 't Raadhuis, ja, dank u.... ..... Halloh, met den burgemeester? Oh! Edelachtbare, met Vredelust, jàààà juist ......... Ik heb hier 'n man in huis .. ....... 'n godsdienstwaanzinnige, ja ja, erg overspannen. Stuurt u even twee veldwachters? Ik zal hem zoolang wel aan de praat houden . Dank u zeer........ . Dag Edelachtbare .........
De schilder uit de villa Landorf. Me v ro u w. De Goddelooze??? DOEK.
de
J.
M.
(Komt terug, neemt z'n hoed en jas,- !Vijst op de telefoon) . Als de twee veldwachters komen, stuurt u ze dan naar dit adres. (geeft 'm 'n kaartje.) (met verheffing van stem).
Ik ga nu heen, ik wilde alleen weten van u, die toch godvreezenden zijt, hoe ge den Heiland ontvangen zoudt, als hij weder opstond en tot de menschen kwam. (poos). Ge zoudt hem in 'n zenuwinrichting opsluiten. (af fond). (Het is buite/l lichter gelVorden. Ergens zingt 'n vogel).
DE TIEN GEBODEN Eén-acter DOOR
JAN C. v. EES.
Cl
DE TIEN GEBODEN.
PERSONEN: Hij.
. . . 32 jaar. LouIs DE VRIENDT.
Zij. • . . . . • .
. • • . • . 30 jaar. ORETA LOBO-BRAKENSIEK.
Een. canapé, een kleine .tafel, een stoelje rechts. Een lage rooktafel, eell clubfauteuil links op het tooneel. Unks fond, 't buffet. Rechts fond, 'n deur. hij het opgaan van het doek is het tooneel donker. Na eenige oogenblikken hoort men achter iemand de trap opkomen. Daarna hoort men hem 'n wtjsJe neuriën. De deur gaat open, men ziet het gloeiende puntje van z'n sigaar en 't witte van rokvest, hemd, das en boord. Hij .
(nog steeds neuriënd). 't Vrouwtje al naar 't mandje? Zóó zóó! (Draait het licht op). Zij.
(In kimono op den divan, is in tegenstelling met hem, zeer zenuwachtig). Nèèèè, 't vrouwtje is nog niet naar 't mandje. 't Vrouwtje heeft op 'r ventje gewacht. Hij. Ach wat lief! Zij . ja, lief hè? m'n onschuldige. M'n kleine goedlobbes.
-----------==-=-
-
-
-
-
86 Hij.
Hij.
Zóó mag ik 't hooren. (loopt op haar toe, wil haar kussen).
Ja, kijk 'ns, dat weet ik nu juist op 't moment ook niet nl!er, zie je, maar ... ..... . Zij.
Zij.
(duwt hem van zich af) . Ga weg, je stinkt naar drank.
Eniin, dat komt nog wel 'ns, maar verlei me nou eerst maar 'ns, waar ben je geweest.
Hij. Hè, dat is nou ook wat. Je wist toch, dat ik een dinertje had. Dacht je, dat ik alcohol-vrije diners zou fréquenteeren? Da's nou niet lief van je. Nee, nee spreek me maar niet tegen, da's niks lief. Je hebt me......... hebt me innerlijk voor vijf minuten geknakt.
Hij.
Een dinééétje. Zij.
Jawel, 'n dinertje en de rest. Hij.
Zij.
Wat was dat voor een diner? Hij.
Maar dat heb ik je nou toch al gezegd, m'n honnig gevalletje; een diner, wat het bestuur van de maatschappij tot redding van anti-alcoholici zichzelf zoo nu en dan aanbiedt. Zij.
jawel, zoo nu en dan ......... driemaal in de week, dat noem jij zoo nu en dan. En, vertel 'ns, wat is dat voor 'n vereeniging.
Hè vervelend. Jij ontvangt me nou nooit eens gezellig. Wat bedoel je nou met "de rest"? Zij. Duurt 'n dinertjc soms tot 3 uur 's nachts? Hij. (Ziet op z'n horloge) . 't Is kwart voor tweeën bijna I
Zij. Hoe 't ook zij , ik wil eens klare wijn schenken vanavond.
88
89
Hij. Als je 't zelfde is, ik heb liever 'whisky. Zij.
Hij . gezegde ,,'n minn:lres", heb je ~ Jassus, wat 'n g'·meen mij ooit.. .. .. .. . Zij.
Hoe laat was je diner afgeloopen! Hij. Dat weet ik heusch niet. 't Kan half twaalf, 't kan ook tien uur gewt'est zijn, ook half acht, ik weet 't heusch niet. Zij.
. 111ee maken, als ik jOll was. Ik ZOll er nog grapjes Hij . N . at zijn dat ook voor opmerkingen; hoe krijgt men O~t Ji~; ;n hoofd, en vooral jij, 'n fatsoenlijke vrouw. Foei, je moest je schamen. (gllapt). Ik heb slaap.
En wat heb je gedaan van half acht tot nu toe? Hij. Ik heb buiten gewandeld in het park. De eendjes eten , gegeven en de bloemetjes water. ' Ik heb de hertjes korstjes gebracht, die overgebleven waren van het diner.
Zij. Ik weet alles, vriJ'd . Hij. . spree kt tegen me, als tegen Je noemt me "vrind " en Je je vijand. .
Zij. En hoe lang ben je bij je minnares geweest?
Zij. Zou je 't maar liever niet dadelijk bekennen?
Hij. (gaapt). Weet ik heusch nier Hè, wat 7.eg je?
Zij. (langzaam). Hoe lang ben je bij je minnares geweest?
Hij. Ga mee naar bed? Zij. Dank je, eerst za l 't tw:!'chen ons tot klaarheid komen.
Nou goed. Dan
90
91
Hij.
Hij.
~Iaarhcid.
Zij.
(graag: richt zich op). Echtscheiding? Ja leuk hè.
Echtscheiding, och ja. Zij .
Ken je die "dame"?
Dat zou je wel willen , hè? Nee vrind. Hij. Hèèè, wat lijkt dat goed. Wanneer heb je dat laten maken? Zij. Ben je al zoo Iver weg, dat je je eigen vrouw niet meer van je minnares kan onderscheiden? Hij. Maar liefste, wat praat je toch voor wanordelijke taal. Zij.
Hij. Hèèèè, waarom nou niet. Zij. Nee, nee, nèèèèè! jij met 'n andere vrouw, ik met 'n andere man. Hij. (Ernstig). Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht brengen.
Zij.
En nou is 't genoeg! Hij. ja, goed gesproken. Nou is 't genoeg, nou scheiden we er mee uit. Zij. Ik heb al veel te lang jouw bedriegerijen verdragen. 't Is nu uit, voor goed uit.
Nèè, dat zou je wel willen hè? Echtscheiding. M~! 'n veel te kleine toelage geven en jij op allerhande wijzen je lusten botvieren. Bah, je moest je scha~en. Jij: há! Ik wou , dat je nu nog eens zien kon, hoe Je er uitzag, toen je me ten huwelijk vroeg. Hij. ja, ik ril er van, als ik aan dat oogenblik denk. Brrr.
Zij. Hoe gedwee, hoe lief je naar me toekwam, alsof je om 'n aalmoes kwam. Zoo bedeesd en zoo beleefd.
Da's niet waar. Zij. Ueg niet.
Hij. Werkelijk, ik voel 'n rilling over m'n rug als ik er aan denk. Maar hoor eens, Liefde-van-me, als ik nou nog eens naar je ·toekwam en net zoo beleefd, precies zoo bedeesd en je vroeg, om er maar mee uit te scheiden (met ons huwelijk bedoel ik). Als ik nou tegen je zei, hoor eens Liefde van-me, ik hóéf je hand niet meer, heusch ik hoef hem niet. We hebben 't nou al zoo lang zoo beroerd mogelijk samen kunnen vinden. Zou je me (lan nog niet één keertje 't ja-woord willen geven? Zij. Nee, ach nee, ik ben nog te jong, om ongetrouwd te blijven, en dan zou ik God-weet, in handen vallen van net zoo'n beroerling, als jij er één bent. Hij.
Hij. (grinnikt). De waarllC\' d achterhaalt haar wel.
Zij. 'k arme vrouw. die mij steeds heb laten 0, 0, 0 , e~ \ ' I ' h ap Je m'n kuische leiden door JOu, als nam, n sc a . mond tot 'n kus gereikt heb. Hij. (zucht). Ach ja! !
Zij. Die zich kuisch aan je overgaf. Hij.
(ernstig, dreigt met de vinger) . Gij zult geen afgoden
vereeren.
Dat was ik! Ik bedoel, jij ook. Zij.
Dat mag je dan wel eens op jezelf toepassen. Jij, die mij al van den eersten dag van je huwelijk af, bedrogen hebt.
Zij.
0, ik. .. ...... ik... .. .... ik.
94
95
ij ij.
ti ij.
Zou je eerst niet eens drinken? Zij. Jij, die me steeds vervolgt In et Je . cyrasme, . je ironie, God-o God-o God ....... .. dat houd ik :liet uit.
°
(slaperig). Denk er om, pa en ma zijn niet jong meer; je moogt 't ze niet te lastig maken. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat het u welga. (dommelt in).
Zij .
Hij. Ge zult den naam des HeerCll Illet . IJ"d elijk gebruiken. Zij . . Maar morgen.. is 't Zondag! Dan zal ik pa en ma over Je gedrag schflJven. en d:m zit er wat voor je op d t ' a beloof ik je. Hij. Gedenk den sabbathda " dat gl'J' d'len heiligt. lT,
Zij. En jij, jij, jij, die alles aanhoort en niets zelfs niet dat. ontkent? Jij, die daar m~t 'I~ doodge~oon kalm g~zlcht.... .. ... ?......... 0.... .... . met 'n gezicht alsof er ~~et:1 ge~eurt IS, bij bli~ft zitten. 0, 0, 0, wat ben ik gI ukklg .... ..... Maar Ik beloof J'e,als de e b' f naar . rr pa .e? ma met helpt, dan ga ik er zelf heen om ze alles van JOu te vertellen, en dan zullen we eens zien, wat ze er van zeggen zullen, 'ns kijken of ze dan nog zoo zullen dwepen met hun schoonzoon, meneer de advocaat waar ze steeds zoo mee wegli epen. '
(schreit vj dell divan). 0, 0, 0, wat ben ik ongelukkig en ik, die vroeger altijd zoo in m'n geluk geloofd heb, ik arme gedésillusionneerde vrouw, en nóóit, nóóit zal het tusschen 'ons weer goed worden, ik zal een leven vol teleurstellingen tegemoet gaan ......... ach, goeie God, wat zal ik nog moeten lijden , ik die nog van hem hou, zoo zielsveel van hem hou, van mijn jongen ......... Oh! Als ik bedenk, hoe hij mij vroeger z'n princesje noemde, en nou .. .. ... .. ? 0, 0, 0 .. .. .. ... (ze kijkt op .... ..... hij dommelt gemoedelijk). Hij slaapt? (weer schreiend). Hij heeft het niet eens gehoord. (plots in 'n nijd-aanval, trekt ze haar muiltje van haar voet, gooit hem dat naar het hoofd). Dáár dan, rIlendeling. (Schreit weer verder).
Hij. (Ontwaakt, z'n sigaar, die van schrik op den grond :viel, raapt hij op).
Hé? !! (Ziet van de pantoffel naar haar) . Gij zult niet dooden.
97 Zij. Hou je nou op, met je geterg. Oh! Iedere andere vrouw in mijn geval had je de oogen uitgekrabd, zoodat je nergens meer heen kon; iedere andere vrouw zou je misschien al gedood hebben. Maar ik? Je hebt 'n lam aan me, 'n arm schaap uit de provincie, mij, arme die je om d'r geld trouwde.
Zij. Ach, néé, néé, néé, 'ik wil niet, ik kan niet g~scheiden van je leven, daarvoor hou ik nog te veel van Je. Maar ik zal jouw geld bij het mijne in de 'brandkast leggen, en je elke week een zakgeld geven. Hij.
Hij.
Gij zult niet stelen.
(slaperig). 'n Arme vrouw om d'r geld trouwen? Dat
is contradictio in terminus. Zij. Die je om d'r geld getrouwd hebt, zeg ik je; 't geld wat je noodig had om andere vrouwen, lichtekooien, te onderhouden. Hij.
Zij. Aan iedereen, die 't maar hooren wil, zal ik vertellen, wie en wat je bent, dat 1 je met andere vrouwe~ leeft, nachtkroegen bezoekt en eiken avond drontl:en thuiskomt. Hij. Gij zult geen valsche getuigenis afleggen.
Théresia, je gaat te ver. Zij.
o
God, I1U weet-ie m'n naam al niet meer, wat ben je toch VOor 'n misérabel créatuur. Wie is Théresia? Hè? Zeg op. Ah!! Dat is "zij" natuurlijk. Bij haar ben je natuurlijk met je gedachten. Bij die...... die.... .. die ...... Ohl I ! I Maar ik zal je niet dooden nee we zullen scheiden. Hij. Gij zult niet echtbreken.
Zij. Dat je mij, arme vrouw, in 't ongeluk gestort hebt door mij te trouwen. Hij. Zie boven. Zij. (legt
zich
op den
divan,
srhreit
lang achtereen).
O, 0 , 0 , wat ben ik ongelukkig, 0 , 0, .0 ,... ... . .. wat . ben ik ongelukkig ...... ik ben ziek .... .. van overspannmg .. .... 7
98 ik houd dat leven niet langer uit..... .... Ik ga weg, de straat op, ik ga bij m'n vrienden slapen........ . hier doe ik toch geen oog dicht.. .. .. .. . Hij. Gij zult niet begeeren eens naasten huis, noch eens naasten echtgenoot (hij mompelt dommelend nog iets
onverstaanbaars) .
Zij.
(op van woede). Ellendeling ...... ... ik ......... ik ......... ik ga naar bed. (af). Hij. Ik kom direct bij ' je. leh komme nach. (gaapt.) (steekt z'n sigaar aan, schenkt Izich aan 't buffet 'n whisky soda in, loopt naar voren, bekijkt z'n whisky tegen 't licht) . Ze heeft me graag gemaakt. Ik zal er eens ernstig over denken of ik maar ni et een aardig minnaresje nemen zal. (drinkt.) Eén g~bod ontbreekt er nog 't Zelfde gebod: "Gij zult uwen wettigen echtgenoot op diens vriendelijk verzoek, onmiddellijk verlaten". (Hij drinkt). GORDIJN.
DE POILU. Vroolijk spel in één bedrijf
DOOR
S. F. W. VEERHOFF-STEIN.
DE POILU.
PERSONEN: SUZETTE, .. kamermeisje. ARMAND VIGNON, Luitn. bij het Korps Chasseurs.
Voor de eerste maal opgevoerd te Weltevreden, 22 Juni 1919. .
(Interieur van een chique ontvangkamer. 'I Is middag. Een vriendelijk zonnetje werpt haar slralen door het laam, dat uitzicht geeft op de groote zware gevels van Parijs' massieve gebollwen , aan de overzijde van den boulevard. 't Kamermeisje, vlllg, pikant, op ende op Parisienne, is bezig stof af te nemen. Zij is in 't zwart gekleed en heeft een heel eenvoudig schortje voor. Zij neuriet de Marseillaise. Er wordt geklopt. Ze loopt vlug naar de de!!r, opent die en ziet dan ,ten keek officier (Armand Vignon), die salueert en vraagt): Armand: Is Mevrouw Vignon thuis? Suzette :
(koket). Neen mijnheer. Overdag is Mevrouw altijd in I:et hospitaal en komt nooit voor 's avonds acht uur thuis. Armand: En mijnheer Vignon, is die dnn misschien te spreken? Suzette:
(hoofdschuddend). Ook nietl Mijnheer is al sinds twee dagen naar zijn landgoed te Sêvres. Hij laat daar koollelden aanleggen.
106 107
Armand: Sapperloot. (stapt naar billnen). Suzette:
Suzette: 0, bent U een neef van mijnheer? Maar dan bent U mijnheer Armand. Is 't niet?
En alle bloembedden worden in moestuinen herschapen. Armand:
Armand: Drommels, dat noem ik nog eens opofferende menschenEefde. Alleen verduiveld jammer, dat.. .... ... Suzette:
Precies, die ben ik. Suzette:
Zeg eens, meIsJe, waar bemoei jij je mee, hè? (kruist de armen, beziet haar een tijdlang en neemt haar dan 1'01 welgevallen van ,het hoofd j'ot de voeten op).
0 , over mijnheer Armanct wordt altijd zooveel gesproken; gisteren nog aan tafel. U moet, geloof ik, erg dapper zijn, is 't niet? En verscheidene heldendaden op Uw hoekje hebben? Ja, Mevrouw zei nog' zoo: .. Die Armand, hè, - U neemt me niet kwalijk, dat ik 't maar zoo familiaarweg herhaal nou dan, zei ze, die Armand, dat i~ de trotsch van de familie.
Suzettc:
Armand:
Toch wel jammer anders! 't Was zoo'n prachtige tuin \'Toeger.
(pedant) . Zoo, zoo, hefft ze dat gezegd. Dan is ze dus een zeer hoogstaande vrouw. Ik heb nooit durven denken, dat ze me zoo 'naar waarde wist te schatten. En mij neef, zei die daar niets op?
Dat die menschenliefde U op 't oogenblik niet van pas "omt. Armand:
Armand: ,
Kind, wat zeur je toch over een prachtige tuin! Wat duivel, heb je ooit zoo'n pech gezien, dat mijn neef ook juist op dit oogenblik daar moest zijn. (hij loopt met
Suzette: Mijnheer? Nee, die zei niemendal.
de handen in de zakken heen en weer en gaat voor haar staan). Zeg dan maar aan m'n neef, als hij thuiskomt.. ....
Armand: Ezel I
108
109
Suzette:
Suzette:
Alhoewel, we gloeien hier allemaal van vaderlandsliefde.
Ja, dat zal wel. (als Armarld haar boos aanziet). ja, ik bedoel ......... eh......... 't zal een groote teleurstelling voor haar zijn.
Armand: Tiens, daar sta ik van te kijken. Wat spijt me dat nu dat ik ze misloop. Hè, dat is nou toch ......... Enfin, nie~ ::Ian te doen. je zegt maar aart m'n nicht, dat het me geweldig spijt, haar niet te hebben getroffen, dat ik op goed geluk even naar Parijs ben gekomen in de hoop, haar nog 'te kunnen begroeten, daar ik toevallig mijn kolonel naar Versailles begeleiden moest, maar dat ik genoodzaakt was, mij weer om half acht aan te melden, dus ......... , dat wacHten onmogelijk was. Begrepen?
Armand: Niets grooter dan voor mij. Wat een déveine. Nou je hebt dus begrepen, wat je boodschap is. Suzette: Ja, mijnheer, ik zal Mevrol'w alles zeggen. Armand:
Suzettc: En wat moet ik aan mijnhrer zeggen, als die eens onverwachts eerder thuiskomt ?
Wàt zal je nu eigenlijk aan Mevrouw zeggen, hè? Daar ben ik nu wel eens nieuwsgierig naar of je dat goed onthouden hebt, dus......... herhaal 't maar eens.
A rm a n"<1 : Suzette:
(kortaf). Niets!
Suzette: (medelijdend). Maar wat is dat dan toch jammer, dat U Mevrouw niet eens even kunt begroeten.
Armand: . En. ik had er mij zoo op gespitst, dat schatje van een nichtje weer eens aan m'n hart te drukken.
Als Mevrouw van haar liefdadigheidswerk thuiskomt, is altijd haar allereerste vraag: (geeuwend). Nog iemand voor mij geweest Suzette? "God wat ben ik moe". Dan heb ik meestal een of twee kaartjes van haar vriendinnen te overhandigen en daarop krijg ik altijd hetzelfde antwoord: (smijt geeuwend de kaartjes op tafel). 00000000 .. .... ... dus ik behoef geen spijt 'te hebben, dat ik naar het hospitaal gegaan ben.
110 Armand: Maar wat zal je haar nu vanavond vertellen. Ik kan "elaas geen kaartje achterlaten, hoogstens wat kapotte !lokken. Zou ze dan wél spijt hebben, denk je? Suzette:
o ja, weest U gerust. Vanavond gaat het zoo: "Nog iemand VOor me geweest, Suzette?" "Jawel, Mevrouw'. Meer zeg ik dan niet en ga weer ijverig stof afnemen. "Welnu, Suzette, geef me dan even de kaartjes". "Die zijn er niet, Mevrouw". ..Hè, wat zeg je, wie is er dan hier geweest?" (Salueerelld). "Een Poilu Mevrouw". ,.Maar, Su zette, dan toch. vertel me alles. Hoe zag hij er uit, knap?" "Natuurlijk, Mevrouw". "Moedig?" "Een held, Mevrouw!" "Toe Suzette waarom doe je zoo geheimzinnig?" "Dan kom ik met een breed gebaar op haar toegeloopen en zeg lriumfantelijk:" "De Poilu Armand Vignon is hier geweest, hier is zijn visitekaartje" en dan duw ik haar Uw kapotte sokken onder haar neus. Armand: (lacht). Ondeugend nest!
111 deze manier omheen praat om vergeten bent, en er op ik luister. me dat te verbergen. Nou, Suzette: M"nheer Armand heeft
(aan haar schortje PIUkkelld)h'ter IJ elkaar) dat U een O'ezegd............... (dan rad dact U hem een held hee ft
~:~u~ ::~\c~;tj:
hoogstadandene bent, wat hij zoo graag "enoem d kt '" .. hart h:1d ge ru ......... eens weer aan zIJn Armand: (inval/end) . Wel GOd~bewda~ is, is ze vergeten. Enf," , a dan stap ik maar op.
r-me waar 't om begonnen wa~ te verwachten. Nou, c
Suzette: goed (onverstoorbaar verder gaa nd) . Dat dUt daarom U Uw op Kolonel geluk naar Parijs gekomen bent, na d~t U helaas niet '11 begeleid had maar .' ' om acht uur moet naar Versal es wachten kon, omdat U ZIch weer aanmelden, nou? Oh zoo!
Suzette: Ik wil wedden Om al wat U wilt, dat ik die sokken niet stoppen mag, die wil ze beslist zelf repareeren. A~mand:
Maar wat VOor een boodschap zal je haar nu Overbrengen. Eerlijk gezegd, geloof ik, dat je dat nu alweer
Armand: . van Eer voor. (kust Bravo, daar krijg je het LegIOen haar plotseling ,op de wang).
Suzette: Moet ik dat soms ook aan Mevrouw vertellen?
112 Armand: Nou, dat laat ik met een gerust hart aan jou over. (onwillig) . Waar moet "ik nu in hemelsnaam tot zeven uur mijn troost zoeken? ( zich achier het oor krabbend).
In Parijs zonder centime op zak! ! I Suzette: Maar U zult toch niet heengaan zonder eerst iets gèbruikt te hebben? U hebt misschien nog niet eens wat gegeten. Mevrouw zou spinnijdig op me zijn, als ik haar zei, dat ik U niets had aangeboden. Neemt U dan tenminste een glas sherry met wat beschuitjes. A rlll a n d: (gretig). Er is zeker goede sherry in huis? (begint te ijsbeeren). Aankomen in Parijs na drie maanden van
eenzaamheid en ontbering. ...... . en dan nog alleen maar een glas sherry krijgen, zoo gaat het mij nu altijd. Maar ik zal er jou niet hard 0111 vallen (geeft haar een tikje op de wang) . Nou, waar blijf je nu met je scherry? Suzette: (trekt een stoel Voor hem bij). Als mijnheer dan een oogenblikje geduld wil hehben en even in deze stoel wil plaats nemen. Ik ben in een wipje terug. (trippelt koket
de de~r uit).
11.3 (Armand gaat Imet een zekere gel~tenhe.id z~tten, ste~kt nonchalant een cigaret op en verdiept zich In een tlJdsc1lrift, dat op de tafel ligl . Korte stilte. Dan komt Suzette binnen met een blad waarop een karaf met sherry, een glas' en een schaaltje met beschuitjes. Ze heeft ~~ar eenvoudige schortje voor een met lintjes en strtk/es verwisseld en zichzelf wat 'npgefrischt).
Suzette: Als 't U belieft, mijnheer. Als U nu no~ iets ande.rs verlangt, dan zegt U 't maar gerust. U is hIer toch thUIS. Armand: Oho, kindjelief, ik waamchuw je maar, dat je niet m'n kop op hol brengt. (drinkt hef glas In één teug letg). SlIzette: (lachend) . Maar, mijnheer, (schenkt weu een glas in).
Armand: (opspringend) . Wat doe je me voor den drommel .o.ok te vragen of ik 'nog iets anders verlang dan beschu/tJ.~s en sherry. Iemand die zich maandenlang alles, letterl~!k alles heeft moeten ontzeggen en in den bloei van zlJ.n leve~ is. ... ..... ... (kijkt haar dreigend verliefd aan). die heeft behoefte aan .... ..... alles, versta je? Ik voel me als een Robinson Crusoë, toen hij met Vrijdag op Zaterdagavond terugkwam van het eiland, waar hij zijn vroolijke jeugd gesleten had tusschen apen en vijgeboomen. Weet 8
114 je waar hij aan gedacht moet hebben toen hij VOor 't eerst weer voet aan wal zettt: van een land, dat alleen maar bevolkt was met jonge vrouwen en meisjes? Suzette: (ongeloovig). Enkel vrouwen? Armand:
115 Armand: (opkijkend). Wat vertel je me daar?
Suzette: . over. ) Ot 's álze wat (reikt hem haar beurSJe I t IV aan.ikIkbezit, zou
't zijn maa~ vij~!ig francs; tO:d:::t: ook iets voor het zoo gelukkig zIJn n~et de bent immers zoo dapper .. zoo'n groot plezier mee leger te hebben ge aan. geweest. Toe V zoudt er miJ doen.
J
Juist, je raad het precies. Hij dacht enkel en alleen aan vrouwen. Maar denk je nu eens in, dat hij op dat oogenblik zijn zakken onderzoekt en met schrik en spijt tot de ontdekking komt, dat hij al zijn hebben en houden in zijn vorig kleedingstuk heeft laten zitten, dat op het eiland was achtergebleven. Wat stond hem te doen? Kan jij me dat zeggen?
... . ~Ie . f k tn, ' d dat J'e bent. Maar (bewogen glim/aeltend) dat I toch niet van Je aannemen. . kan 'k
Suatte:
Suzette:
Op een drafje naar z'n nicht loopen en haar geld te leen vragen.
andoening verbergend). Ach, vergee ft V 't me (haardata Ik . een oogen bl'k maar I m'n plaats vergat. 't Is waar, ik b~n maar 't kamermeisje.
Armand: (theatraal) . Maar z'n nicht was niet thuis.
SlIzette: Ik kan me zoo best begrijpen, hoe V zich nu voelen moet. 't Is dan ook wel treurig. (met de punten Van hallr schort spelend). Ik heb wel niet veel, ziet V.... ... .. maar als ik V iets mag aanbieden, (haalt haar beursje
te
vo.orschijn)Oo ..... ..
Armand:
Armand:
) JIJ"? Ji'J.bent het beste en liefste kind uit . . t meer dan neem h (spontaan. I P "s Kom meld hlill maar me '. t ee anJ. d Wat let me om 't je met tnteres ik 't wel aan, goe . , terug te geven. (hij staat op). Suzette: " ) Dat is hef . van V,ma arbi"V gaat toch nog (weer biIJ· niet heen? V kunt gerust nog wat IJven.
116
117
Armand:
Armand:
(doorgaand op zijn eerste gezegde, lichtelijk beneveld). Ja, 't liefste kindje uit Parijs, dat ben je. Of ik al heenga? Ik denk er niet aan. Heengaan, zonder jou eerst even in mijn armen te hebben genomen? (trekt haar naar zich toe).
Wat bid je me nou? Hou je dan niet een beetje van me? Suzette: 0, Armand, .. ..... .. Armand.
Suzette:
(zwakjes tegenstribbelend). Maar mijnheer, ... ... .. . mijnheer Armand. (laat zich dan in zijn armen glijden). Armand:
(haar onstuimig kussend). Weet je wel, dat je een allerliefst klein ding bent. Net zoo'n klein schattig poeske, zoo'n lief schoot~ondje. Zie eens wat 'n oogen en wat 'n handjes. Kleine sprillkhaan.
Armand:
(trekt haar op een stoel). Kom hier, heel dicht bij me, neen nog dichter. Zeg 's eerlijk, heb je 't nu niet goed bij me? SlJZette: Jawel, Armand, zalig, maar eh ••..•• Armand:
Suzette: 't Is al laat.
Zal ik jou nu eens een lekker glaasje sherry inschenken? Armand:
Ja, ja, dat doet er niet toe. Wat kan 't mij schelen. Waar voor den duivel zitten m'n hersens. Je bent zoo'n t!envoudig, natuurlijk popje, zoo frisch als de lente. (haar kussend) . Meer wil ik, steeds meer. Suzette:
(zich tegen hem aannestelend). Armand,........ . ik bid je ..... ... .
Suzette: Nee, nee, dat niet. Armand: Hou je niet van !'herry? Nou dan, waarom dan dat niet? (schenkt met een hand haar glas ~ol zonder haar los te laten) . Hier, proef nu eens of dat lIIet best s~aakt. (zet het glas aan haar mond). Uit mijn glas. (Ol et het haar achter elkaar in) .
118
119 Suzette:
Maar ik kan er niet goed tegen, Armand. Armand: Och wat ............ (SChenkt haar weer ten glas in). Je krijgt er hoogstens een beetje slaap van en dat gaat weer Over. (drinkt thans op zijn beurt uit het glas). Zeg rens klein ding, is Uélt niet fijn zoo? Drink 't nu even leeg, dan zet ik 't weer weg. (ze ledigt het glas en vlijt zich tegen hem aan). Nu blijven we fijn zoo'n uurtje {zitten. (als hij z!et, dat zij haar Oogen sluit). Wou je gaan dutten? Ho, wacht dan even, dan doe ik mee. Maar ik hOud niet van onbescheiden blikken, daar heb ik toch zoo een hekel aall, hè (neemt een kamerschut en plaats dat VOOr den dil'an. Als het daar geplaatst is, draait zij hef licht uit en verdwijnt ook achter .het schUf).
(Het taoneel blijft een fIloment donker. Voor het raam, dat nu verlicht wordt, verschijnt de figuur van een gewond Fransch officier. In de eene hand een sabel, in de andere de Fransche vlag. Aan het hoofd is hij gewond. Als het lap het toofJeel weer langzaam lichter wordt, verdwijnt de figuur als in een waas. Men hoort een torenklok zeven uur slaan. Suzette en Armand komen geagiteerd acMer het kamerschut vandaan). Suzette: Armand, het is zoo waar al zeven Uur.
Armand:
(Zijn oogen uitwrijvend) . Hè? Wat? Zeven uur? ~od, dat is te gauw. Zeven uur? Dan moet ik als de weerlicht weg. (trekt zijn jas goed en komt naar Suzette toe. Neemt haar weer in ,zijn armen) . Suzette:
Moet je nu hellseh weg, Armand? Ik was nu juist zoo gelukkig. Armand:
(zijn sabeL omgespelld). Ja, heuseh zeg. Maar ik. zal j& lIiet vergeten. We zien elkaar nog wel eens. Tot ziens klein ding. Ho, m'n kepi.
Suzette: Daar op dien stoel. (geeft het hem aan) . Arllland: Kom, nog een kusje. (Als hij van de tafel zij~. c~gar~~ tel/koker grijpt en dien bij zich steekt voelt. hij ,m zijn zak het beursje zitten, dat hij Suzette terug m ~e h~~d duwt). 0 ja, hier kindje, koop je daar een aardigheidje voor, als aandenken aan mij. Suzette: (paf). Maar .... ... .. dat heb ik je zelf gee-even.
120 Armand: Doet er immers niets toe, liefje, ik geef 't je met liefde voor wat je voor 't leger gedaan hebt. (Salueert. AF).
Su zet t e. (staat met het beursje in de hand hem vol teleurstelling met graote oogen na te staren).
SCHERM.