Signaleringsnetwerk Ouderen Veenendaal Kwaliteitscriteria voor een werkend netwerk
John Hegenbart Trudy Dankers
3
Titel:
Signaleringsnetwerk Ouderen Veenendaal Kwaliteitscriteria voor een werkend netwerk Auteurs: John Hegenbart (Stichting Welzijn Veenendaal) Trudy Dankers (Kenniscentrum Sociale Innovatie, HU) Juni 2012 Copyright © Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeshool Utrecht en Welzijn Veenendaal. Foto omslag: Shutterstock.com Vormgeving en druk: WoodyDesign Veenendaal
Copyright © De tekst of delen ervan mogen door derden worden gekopieerd, verspreid of anderszins worden gebruikt alleen onder strikte voorwaarde van bronvermelding.
4
Voorwoord Sinds eind 2009 is het Signaleringsnetwerk Eenzaamheid te Veenendaal actief. In 2010 is het Signaleringsnetwerk aangemerkt als praktijkproject binnen de WMO-Werkplaats van de Hogeschool Utrecht, met de bedoeling een kwaliteitsstandaard te ontwikkelen voor het opzetten en het in stand houden van een zo optimaal mogelijk functionerend netwerk. Aan het eind van de projecttermijn (begin 2012) kan het Signaleringsnetwerk Veenendaal opgevat worden als een ‘good practice’ en daarmee als een goed voorbeeld voor anderen die een dergelijk netwerk willen opzetten en/of verbeteren. Als partners in de samenwerking (Stichting Welzijn Veenendaal en het Kenniscentrum van de Hogeschool Utrecht) is aan Stichting Welzijn Veenendaal gevraagd om met de ketenpartners te onderzoeken welke aspecten van het Signaleringsnetwerk voor verbetering en ontwikkeling in aanmerking komen en hoe één en ander kan leiden tot een werkzaam resultaat. Het resultaat ligt voor u, met de aantekening dat het beëindigen van de projectperiode niet tegelijkertijd inhoudt dat de mogelijkheden tot nieuwe ontwikkelingen en inzichten worden afgesloten. Hierbij bedanken we de deelnemers aan het Signaleringsnetwerk die als ‘denktank’ hebben bijgedragen aan dit resultaat, te weten: Rindert van Putten (Indigo), Christa van Meerten (Buurtzorg) en Corina van Harn (Vitras CMD). Wij hopen dat de informatie gelijksoortige projecten ten goede zal komen opdat de eenzaamheidsproblematiek landelijk doelgericht kan worden aangepakt. Uiteraard zijn wij bereikbaar voor informatie, advies en overleg.
Mirjam Wijgman
John Hegenbart
(voorzitter)
[email protected]
(ouderenadviseur / projectleider)
[email protected]
5
Inhoudsopgave Inleiding
7
Sociaal Isolement en eenzaamheid
9
Aanpak van eenzaamheid Een typologie vaan eenzaamheid
Het Signaleringsnetwerk Ouderen Veenendaal
17
Samenstelling netwerk Werkwijze Signaleringsnetwerk
Opbrengsten Signaleringsnetwerk
32
Opbrengsten casuïstiek Neveneffecten Voorbeeld casus
Continueren en versterken van het netwerk
38
Evaluatie van het netwerk Rol projectleider Bevorderen van de bekendheid van het Signaleringsnetwerk Van netwerkdeelnemer tot ‘ambassadeur’ Bevorderen van het gebruik van instrumenten Verandering van inzicht leidt tot verandering van naam Focus op de toekomst
Kwaliteitscriteria Signaleringnetwerk
51
Opbouwfase Uitvoeringsfase Fase van in stand houden/doorontwikkelen
Literatuur
55
Bijlagen
56
6
Signaleringsnetwerk Eenzaamheid Ouderen Veenendaal Inleiding Uit verschillende onderzoeken is bekend dat eenzaamheid en sociaal isolement een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van mensen en voor participatie in de samenleving. Aangezien maatschappelijke participatie tot één van de prestatievelden van de Wmo gerekend wordt, ligt het voor de hand om (dreigende) eenzaamheid meer structureel aan te pakken. Uit een in 2006 door de GGD Midden-Nederland uitgevoerd onderzoek onder senioren is gebleken dat het percentage ouderen in Veenendaal dat zich eenzaam voelt, beduidend hoger is dan elders in de regio (47% en 42%). Tevens kent Veenendaal een toenemende vergrijzing. Voor de gemeente Veenendaal was dit een belangrijke aanleiding om van de aanpak van eenzaamheid een speerpunt te maken in het gezondheids- en ouderenbeleid1,2. In het gemeentelijke ouderenbeleid voor de periode 2010 – 2013 stelt de gemeente Veenendaal zich ten doel: Kwetsbaar wordende ouderen in staat stellen zo optimaal mogelijk en zo lang mogelijk maatschappelijk actief te zijn. De gemeente Veenendaal wil maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van (kwetsbare) ouderen bevorderen en mede hierdoor sociaal isolement en vereenzaming tegengaan. De aanpak om eenzaamheid onder ouderen te verminderen is vanuit vier pijlers weergegeven. 1. Maatregelen gericht op de omgeving, die er voor zorgen dat ieder prettig en veilig kan wonen en leven. 2. Maatregelen gericht op voorlichting en bewustwording onder vitale ouderen en risicogroepen zodat men weet welke vormen van ondersteuning mogelijk zijn en dat men zich
Zilver gaat voor goud. Ouder worden in de wijk. Nota ouderenbeleid 2010 – 2013, gemeente Veenendaal, juni 2009 2 Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2009 – 2012, gemeente Veenendaal, december 2008 1
7
3. 4.
bewust is van veranderingen die samenhangen met ouder worden. Signaleren van ouderen met eenzaamheid, de vraagverheldering en de advisering. Interventies die werken aan het verminderen van eenzaamheid.
Gemeente Veenendaal wil zich met haar beleid richten op sociale eenzaamheid, wat wordt gedefinieerd als: een tekort aan sociale integratie met mensen waarmee men gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals bijvoorbeeld met vrienden en kennissen. In 2009 werd met de oprichting van het ‘Signaleringsnetwerk eenzaamheid ouderen’ een start gemaakt met de uitvoering van de pijlers 3 en 4. De coördinatie is in handen is van de Stichting Welzijn Veenendaal. Voor de startfase en gedurende het eerste jaar is hierbij begeleiding en ondersteuning verleend door Alleato3, waarna het project eind 2010 definitief is overgedragen aan Welzijn Veenendaal. Rond die zelfde tijd heeft de WMO-werkplaats van Hogeschool Utrecht het Signaleringsnetwerk aangemerkt als praktijkproject. De opdracht hierbij was om de werkwijze van het Signaleringsnetwerk te evalueren om vervolgens ondersteuning te bieden bij mogelijke punten van verbetering en ontwikkeling. Aan het eind van de projectperiode, voorjaar 2012, zijn de gezamenlijke inspanningen van Stichting Welzijn Veenendaal, verschillende betrokkenen uit het netwerk én Hogeschool Utrecht uitgemond in deze publicatie. Beschreven wordt hoe het Signaleringsnetwerk te werk gaat en welke methodische aanpak ze hierbij hanteert. Tenslotte worden kwaliteitscriteria geformuleerd waaraan een goed functionerend netwerk moet voldoen. Het Signaleringsnetwerk Eenzaamheid Ouderen Veenendaal kan hiermee opgevat worden als een ‘good practice’, een goed voorbeeld voor anderen, die een dergelijk netwerk willen opzetten en/of willen verbeteren.
3
8
Alleato: Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Utrecht
Sociaal isolement en eenzaamheid In een definitie van Hortulanus en Machielse (2003) is ‘iemand sociaal geïsoleerd wanneer hij/zij weinig of geen betekenisvolle contacten heeft en zich daar eenzaam en ongelukkig door voelt’. Aan het begrip sociaal isolement zijn een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden: objectief kan vastgesteld worden in hoeverre iemand (betekenisvolle) sociale contacten heeft, terwijl het subjectieve element verwijst naar de mate waarin iemand tevreden is met die contacten en wat deze voor hem betekenen. De belevingscomponent bepaalt in hoeverre iemand zich, ondanks mogelijke contacten, eenzaam voelt. Eenzaamheid wordt door De Jong Gierveld (1999) gedefinieerd als: ’het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan ( kwaliteit van ) bepaalde sociale relaties’. Ofwel: ‘het gevoel dat de aanwezige contacten niet aan iemands behoefte voldoen’ (Vilans). Sociaal isolement en eenzaamheid kan in alle leeftijdsgroepen voorkomen. Zo leven 6% van de Nederlanders van 18 jaar en ouder in een sociaal isolement en één op de drie Nederlanders voelt zich wel eens eenzaam (TNS/NIPO, 2008). Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico, zoals chronisch zieken, gehandicapten, ouderen, allochtonen, mantelzorgers, dak- en thuislozen en alleenstaanden. De kans om sociaal geïsoleerd te raken en daarmee de kans op gevoelens van eenzaamheid, neemt toe naarmate mensen ouder worden. Van de 65-plussers is 12% sociaal geïsoleerd en deze leeftijdsgroep loopt ook vaker het risico sociaal geïsoleerd te raken (Hortulanus, Machielse en Meeuwesen, 2003). Van de ruim 2,6 miljoen 65-plussers voelt bijna 1 miljoen (bijna 30%) zich eenzaam; 4% van de 65-plussers, meer dan 100.000 mensen, voelen zich ernstig tot uiterst eenzaam (TNS/NIPO, 2008). Hoewel deze cijfers voldoende laten zien hoeveel ouderen hiermee te maken hebben, is eenzaamheid vaak toch een vergeten probleem, of wel een stille problematiek, die gaat over mensen die buiten beeld zijn (geraakt). Ook rust hierop bij de mensen die het betreft vaak een groot
9
taboe. Zij vinden het moeilijk toe te geven dat ze zich eenzaam voelen en ervaren hun eigen situatie vaak als een persoonlijk falen. Deze schaamtegevoelens, en als gevolg daarvan een onderrapportage, wordt door hulpverleners als een van de grootste knelpunten ervaren bij de aanpak van eenzaamheid (Briels & Ploegmakers, 2010). Eenzaamheid staat niet op zich, eenzaamheid is veelal een gevolg van andere factoren. Achter eenzaamheid leeft een mens die als gevolg van veranderingen, stress, depressie, verval, regieverlies of anderszins, zinloosheid ervaart en wiens leven klein wordt en beperkt. Zoiets als leven op één vierkante meter. Eenzaamheid gaat veelal samen met verval van identiteit en verlies van zinvolle interactie met de wereld, met mensen en de natuur. Eenzaamheid bij ouderen is vaak een gevolg van geringere mogelijkheden tot ontmoeting door het wegvallen van vrienden, het verlies van een levenspartner, kinderen die niet meer naar hen omkijken, en ook vaak door een afnemende gezondheid. Veel veranderingen hangen met elkaar samen en manifesteren zich met het klimmen der jaren. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen drie vormen van eenzaamheid: • Existentiële eenzaamheid: waarbij wordt uitgegaan van gegevenheden in het bestaan, die elk mens tegen kan komen, waarvan hij zich bewust kan zijn en die hij niet kan ontkennen4 . Bij ouderen zijn dit vaak confrontaties met verlies, afscheid en de eindigheid van het leven (de eigen dood). Deze gevoelens van eenzaamheid hebben te maken met de bewustwording dat je als mens uiteindelijk altijd op je zelf wordt teruggeworpen en wezenlijk alleen bent met je eigen gedachten, gevoelens, gemis en verdriet. • Emotionele eenzaamheid: hiervan is sprake als iemand weliswaar genoeg mensen om zich heen heeft, maar zich eenzaam voelt door het ontbreken van een hechte, emotionele band met anderen.
4
www.psychotherapiepraktijkscharwachter.nl/16.html
10
Bij ouderen is het wegvallen van de levenspartner vaak een oorzaak voor deze vorm van eenzaamheid. • Sociale eenzaamheid: We spreken van sociale eenzaamheid als je minder contact met andere mensen hebt dan je wenst. Het ontbreekt iemand aan geborgenheid en warmte van een sociaal (steunend) netwerk: een kring van familieleden, vrienden, en kennissen. Veel ouderen hebben een kleiner wordend sociaal netwerk. Existentiële eenzaamheid is onvermijdelijk. Ieder mens houdt tenslotte een privédomein waarbinnen hij door anderen niet volledig te vergezellen is 5. Emotionele eenzaamheid treedt veelal op door verlies van een of meer dierbaren, waarmee men een sterke emotionele band voelt en die moeilijk te vervangen zijn door nieuwe contacten, die dezelfde vertrouwdheid en intimiteit kunnen bieden. Methodes dragen veelal bij om het ‘leven draaglijker te maken’, maar het gevoel van eenzaamheid wordt er niet minder om. Daar waar sprake is van sociale eenzaamheid, lijken oplossingen eenvoudiger. Deze liggen dan veelal in het vergroten en versterken van contacten, die steunend kunnen zijn in het dagelijks leven. Onderzochte praktijken wijzen dan ook uit dat meestal gekozen wordt voor een aanpak gericht op sociale activering van de eenzame persoon, dus gericht op de sociale eenzaamheid. Er zijn weinig activiteiten die gericht zijn op emotionele eenzaamheid (Postma en Haitsma, 2011). Het vinden van- en/of organiseren van zinvolle, prettige en gezellige activiteiten werkt in positieve zin door in stemming en levensvreugde. Bij sociale eenzaamheid is het slechten van drempels nodig om te zorgen dat sociale ontmoeting (wederom) plaats kan vinden. Maar, los van de typen en oorzaken van eenzaamheid speelt in alle gevallen de persoon zelf een cruciale rol. Immers, de kaders waarbinnen de oudere heeft leren denken en de werkelijkheid is gaan ervaren, zijn mede bepalend voor zowel het persoonlijk ervaren van
5
www.psychotherapiepraktijkscharwachter.nl/16.html
11
de situatie waarin de oudere zich bevindt als ook voor een weg die leidt naar beweging en oplossing. De wijze waarop een mens gesocialiseerd is, bepaalt mede de manier waarop hij zich opstelt in het leven en ten aanzien van alle problemen die zich daarin voordoen. Tegelijkertijd ontstaat er, door het ouder en ‘brozer’ worden een zeker verlies aan daadkracht en vaardigheden. Dit maakt de oudere kwetsbaar en het is nog maar de vraag of er nog voldoende kracht en ruimte over is om tot (nieuwe) inzichten en handelen te komen. Het karakter en de persoonlijkheid van de oudere bepaalt mede hoe eenzaamheid wordt ervaren, maar ook op welke wijze de persoon in kwestie met de vraagstukken in zijn/haar leven omgaat. Het gaat hierbij om persoonlijke competenties, die sterk bepalend zijn voor de mate waarin mensen in sociaal isolement geraken (Hortulanus, Machielse en Meeuwesen, 2003).
Aanpak van eenzaamheid Er is de laatste jaren veel onderzoek6 verricht naar eenzaamheid en er is literatuur verschenen over oorzaken en mogelijke aanpak/interventies. Om sociaal isolement bij ouderen te bestrijden worden in Nederland verschillende interventies uitgevoerd. De meeste interventies blijken echter weinig effectief en bereiken tevens slechts een deel van de doelgroep (Machielse en Hortulanus, 2011). De ervaring heeft geleerd dat het noodzakelijk is om, voorafgaand aan het inzetten van interventies eerst goed in kaart te brengen wat de problematiek van sociaal isolement en eenzaamheid voor de betrokken ouderen inhoudt. Pas wanneer men over voldoende relevante informatie beschikt, is het mogelijk een gerichte (en eventueel naar doelgroepen gedifferentieerde) aanpak in te zetten. Interventies op verschillende niveaus Bij bestrijding van eenzaamheid en sociaal isolement onder ouderen
O.m: Fokkema en van Tilburg (2005), Hortulanus, Machielse, Meeuwesen (2003, 2006, 2011) 6
12
zijn drie niveaus van interventies te onderscheiden, (Linnemann et al, 2001). Deze kunnen zich richten op: • de (potentieel) eenzamen (microniveau) • personen die contact hebben met eenzamen (mesoniveau) • de samenleving (macroniveau). Microniveau Interventies op microniveau richten zich direct op de (potentieel) eenzamen en sociaal geïsoleerden. Er worden drie oplossingsrichtingen of verwerkingsstijlen onderscheiden: 1. Netwerkontwikkeling: Eenzaamheidsverwerking houdt hier in dat het aantal, maar vooral de kwaliteit van de relaties van de eenzame persoon worden verhoogd. Alvorens men interventies inzet is het belangrijk om eerst te kijken welke oorzaken aan de eenzaamheid ten grondslag liggen. Hierbij gaat het om interpersoonlijke oorzaken van eenzaamheid (het verloren gaan van contacten om diverse redenen) intrapersoonlijke oorzaken (gebrek aan sociale vaardigheden, hardhorendheid, beperkte mobiliteit, etc.) of maatschappelijke oorzaken (individualisme, beeldvorming, maatschappelijke acceptatie van bepaalde sociale groepen). 2.
Standaardverlaging: Het erkennen en naar beneden bijstellen van onrealistische wensen en verwachtingspatronen betreffende relaties.
3.
Het leren omgaan met eenzaamheidsgevoelens: door het leren relativeren van het belang en de ernst van gevoelens van eenzaamheid; het zoeken naar afleiding; berusting en aanvaarding van de onvermijdelijkheid van de situatie. Mogelijke interventies op microniveau zijn: •
Sociaal culturele activering: met als doel de participatie te bevorderen door bv. deelname aan, groepsactiviteiten, verenigingsleven, koffie-inlooppochtenden, etc.
13
•
Persoonlijke activering: gericht op het versterken van de sociale zelfredzaamheid, door bv. het inzetten van vrijwilligers als maatje, een netwerkcoach en/of het organiseren van vriendendiensten.
•
Cursussen, gespreksgroepen en therapie: met als doel het versterken van sociale vaardigheden; leren omgaan met verlies, leren omgaan met eenzaamheid.
Mesoniveau Interventies op mesoniveau richten zich op personen die contact hebben met eenzame mensen, de zogeheten intermediairs, zoals familie, professionals, vrienden, buren, vrijwilligers. De interventie is gericht op het bevorderen van deskundigheid bij deze intermediairs d.m.v. voorlichting en cursussen op het gebied van signaleren, adequaat reageren, doorverwijzen, etc. Macroniveau Interventies op dit niveau richten zich op bewustwording van het eenzaamheidsprobleem in de samenleving, mentaliteitsverandering en voorkomen/verbeteren van de beeldvorming. Mogelijke interventies zijn: voorlichting en informatie en activering van burgers om zich voor eenzamen in te zetten. Een typologie van eenzaamheid Om meer inzicht te krijgen in de verschillende vormen van eenzaamheid en mogelijke passende interventies, is als uitkomst van het vierjarige project ‘Sociaal Isolement; Op weg naar een Rotterdamse aanpak’ een typologie van sociaal geïsoleerde ouderen ontwikkeld, die als hulpmiddel kan dienen bij het bepalen van mogelijke interventies. De in de typologie besproken acht categorieën maken duidelijk dat de groep sociaal geïsoleerde ouderen nogal heterogeen van aard is. Dit brengt met zich mee dat de mogelijkheden om ouderen in hun situatie te helpen, ook sterk kunnen verschillen.
14
De belangrijkste indicator voor de noodzakelijke inzet is de persistentie van sociaal isolement. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen dreigend isolement of situationeel isolement enerzijds en structureel sociaal isolement anderzijds.
15
Bij ouderen die in een structureel sociaal isolement verkeren (de laatste twee categorieën), al dan niet verweven met psychiatrische problematiek, is het sociaal isolement meer persistent en moeilijk te doorbreken. Voor deze ouderen zijn interventies die gericht zijn op sociale participatie en vergroting van het netwerk meestal niet realistisch. Voor ouderen die in de eerste twee categorieën vallen, personen die door een bepaalde situatie of gebeurtenis in een sociaal isolement zijn geraakt, zijn deze interventies vaak wel geschikt en zijn er in relatief korte tijd verbeteringen te bereiken. De tweede indicator voor het bepalen van de juiste interventies is de handelingsoriëntatie met betrekking tot de sociale participatie. De indeling in deze categorieën zegt iets over de mate waarin men behoefte heeft aan persoonlijke contacten in de sfeer van informele verbanden (partner, familie, buren, vrienden) en formele verbanden (werk, vrijwilligerswerk, verenigingsleven). De categorieën maken duidelijk dat er onderscheid gemaakt kan worden in mogelijkheden voor ouderen die nog wel gericht zijn op sociale participatie en ouderen die deze behoefte of oriëntatie niet meer hebben (Machielse en Hortulanus, 2011). Deze categorisering maakt duidelijk dat het voor professionals en organisaties belangrijk is om de problematiek van ouderen, waar zij beroepsmatig bij betrokken zijn, eerst goed te analyseren en te benoemen, alvorens te bepalen welke interventies voor deze ouderen het meest effectief en wenselijk zijn. Op deze manier kan wellicht voorkomen worden dat verkeerde keuzes in de aanpak van het sociaal isolement voor zowel de ouderen als ook voor de professionals (en eventuele andere betrokkenen) tot teleurstellingen leiden. In de gemeente Veenendaal is het ouderenbeleid vooral gericht op het micro- en mesoniveau: de (potentieel) eenzame ouderen en de professionals en vrijwilligers die met deze ouderen in contact komen. Om aan dit beleid inhoud te geven is het Signaleringsnetwerk Eenzaamheid Ouderen Veenendaal ingericht, met als doel kwetsbare ouderen beter te kunnen bereiken en te ondersteunen in hun leef- en woonsituatie.
16
Het Signaleringsnetwerk Ouderen Veenendaal Sinds eind 2009 is Stichting Welzijn Veenendaal trekker van het Signaleringsnetwerk Eenzaamheid Ouderen in Veenendaal. De aanleiding tot het instellen van een Signaleringsnetwerk was een GGD-onderzoek (2006) waaruit gebleken is dat in Veenendaal het percentage eenzaamheid en isolement hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Sinds de start van het Signaleringsnetwerk zijn er in 2012 ruim twintig vertegenwoordigers van diverse zorg- en welzijnsinstellingen die betrokken zijn bij de dienstverlening aan ouderen. De netwerkleden komen iedere zes weken bij elkaar om onopgeloste problematiek/casuïstiek in het kader van eenzaamheid en isolement te bespreken. De casus wordt ingebracht door deelnemende organisaties met de aantekening dat in principe iedereen, dus ook andere organisaties of (wijk)bewoners, problematiek kunnen aanmelden. Na uitgebreide probleemverkenning wordt geïnventariseerd welke acties mogelijk zijn om de desbetreffende persoon te helpen. Het netwerk heeft als doel: bewust, actief en structureel de eenzaamheid en het sociaal isolement onder ouderen in Veenendaal aan te pakken. Om dit doel te realiseren is met de partners, die betrokken zijn bij dienstverlening aan ouderen7, vastgelegd op welke wijze de samenwerking en afstemming gestalte zal krijgen. Middels een convenant8 heeft men zich gebonden aan een aantal afspraken: •
Het instellen van één of meer Signaleringsnetwerken waarvan de leden op regelmatige basis (1x per 6 weken) bij elkaar komen.
•
Het inbrengen van casuïstiek binnen het netwerk rond situaties van cliënten waarvoor geen of geen passend aanbod
7 8
Zie bijlage I Convenant Samenwerking aanpak eenzaamheid ouderen Veenendaal. Alleato, Dec. 2009
17
•
•
•
voor handen is, c.q. lijkt te zijn met als uitkomst een aanvullend of passend aanbod te bieden, welke bij moet dragen aan de ondersteuning van ouderen die in sociaal isolement verkeren. Het (laten) deelnemen van professionals en vrijwilligers aan workshops/trainingen ten behoeve van het vergroten van deskundigheid op het gebied van het signaleren van sociaal isolement. De bijeenkomsten zijn gericht op (leren) weten wat eenzaamheid is, weten wat signalen van eenzaamheid zijn, weten wat de rol van vrijwilliger en professional is en bewustwording van de eigen aanpak. Het organiseren van nader te bepalen interventies, activiteiten en themabijeenkomsten voor ouderen in overleg met de projectleider om sociaal isolement en eenzaamheid te doorbreken. Het betreft hier sociale interventies (activiteiten e.d.) en emotionele interventies (omgaan met eenzaamheid). De organisaties evalueren de ingezette aanpak en resultaten ervan. Daardoor kunnen bijvoorbeeld eventuele lacunes in het aanbod (van interventies, trainingen e.d.) in kaart worden gebracht en worden opgelost.
Het Signaleringsnetwerk is eind 2009 in twee wijken van Veenendaal gestart, maar heeft zich later tot één netwerk samengevoegd. De reden hiervoor was dat de deelnemende organisaties stedelijk en regionaal werken en behoefte hadden om deze problematiek op een grotere schaal aan de orde te brengen en het expertiseverlies te beperken. Hiermee werd het principe van wijkgericht werken losgelaten. Het netwerk richt zich vooral op de zogenaamde risicogroepen (= doelgroep): • • • • •
18
alleenstaande ouderen; ouderen met verlies van lichamelijke en geestelijke gezondheid; ouderen met psychosociale of psychiatrische problematiek; ouderen met een laag inkomen; ouderen van 80 jaar en ouder.
Samenstelling netwerk Bij de netwerken zijn twee soorten partners betrokken: kernpartners en schilpartners. Daarnaast wordt het Signaleringsnetwerk jaarlijks gemonitord en geëvalueerd in een managementbijeenkomst. Kernpartners Kernpartners zijn die organisaties die werken met professionals (in de eerste lijn) en vrijwilligers die in het werkveld veelvuldig in aanraking komen met de doelgroep. Van hen wordt gevraagd actief deel te nemen door het afvaardigen van een van de medewerkers naar het Signaleringsnetwerk voor de afgesproken periode waarin het Signaleringsnetwerk actief is. Het netwerk van de kernpartners fungeert als een multidisciplinair samenwerkingsplatform dat elke 6 weken 2 uur bij elkaar komt en waarin de deelnemers de opgevangen signalen en ingebrachte casuïstiek bespreken, onderzoeken en tot afspraken komen over een mogelijke aanpak of oplossing. Schilpartners Omdat niet iedereen deel kan nemen binnen de kernbijeenkomsten is er twee keer per jaar een bijeenkomst voor deelnemers die, in wat genoemd wordt ‘de schil’ van het Signaleringsnetwerk zijn opgenomen. In de schilbijeenkomsten komen coördinatoren, overig management, uitvoerders en belangstellenden (zoals afgevaardigden van enkele kerken) uit de periferie van de diverse organisaties bijeen9. Zij worden door de voorzitter en projectleider geïnformeerd over relevante zaken en ontwikkelingen binnen het Signaleringsnetwerk met als doel verbinding, betrokkenheid en deelname te bevorderen. Beoogd wordt hiermee om de kennis bij deze groep te vergroten en een zodanige betrokkenheid te realiseren zodat ook deze deelnemers een bijdrage kunnen leveren aan het signaleren van eenzaamheidsproblematiek. Aanvankelijk is in de opbouwfase van het project geredeneerd dat deelnemers binnen de kern vooral uitvoerders zouden zijn en deelnemers in de schil meer vanuit het management afkomstig waren. In de praktijk heeft dit zichzelf uitgekristalliseerd tot een gemêleerd gezelschap.
9
Zie bijlage II
19
Aan de kernbijeenkomsten (het eigenlijke Signaleringsnetwerk) nemen veel teamleiders, coördinatoren of andere vertegenwoordigers namens een groep collega’s deel. In de schilbijeenkomst zijn deelnemers van uitvoerend tot leidinggevend niveau aanwezig, maar ook andere externe belangstellenden zoals pastores van verschillende kerken. Deelnemers aan de schil zijn ook op afroep beschikbaar wanneer er in de kernbijeenkomst van het Signaleringsnetwerk behoefte bestaat aan hun deskundigheid. Ook kunnen deelnemers in de schil casuïstiek inbrengen en dit toelichten in de kernbijeenkomst. Zo vormen beide soorten bijeenkomsten een goed samenspel van verschillende organisaties, die zich alle inzetten voor het beoogde doel. Jaarlijkse management-bijeenkomsten. Ieder jaar wordt, onder voorzitterschap van de gemeente, als subsidiegever, een bijeenkomst belegd voor directies en andere bestuurders van de bij het Signaleringsnetwerk aangesloten organisaties. Daar worden betrokken partijen op hoogte gehouden van nut, noodzaak en voortgang van het netwerk zodat de personele inzet vanuit de verschillende organisaties door de aangesloten organisaties wordt gecontinueerd en gefaciliteerd.
20
Werkwijze Signaleringsnetwerk In het netwerk brengen partners uit het veld signalen (casussen) in van situaties waarvan de inbrenger constateert, na overleg met de betreffende oudere, dat er sprake (dan wel een vermoeden) is van eenzaamheid en waarbij de inbrenger niet weet wat een passende oplossing is. De casuïstiek wordt ingebracht door een deelnemende organisatie mét de aantekening dat in principe iedereen, dus ook organisaties die niet in de kern betrokken zijn, casuïstiek kunnen aanmelden. Zo komen er ook meldingen binnen van de politie, buren, familie of mensen van de kerk. De kernpartners komen iedere 6 weken bijeen om onopgeloste problematiek/casuïstiek in het kader van eenzaamheid en isolement te bespreken. Dat de ingebrachte casuïstiek nadrukkelijk betrekking heeft op onopgeloste en meer complexe problematiek betekent ook dat niet alle signalen van eenzaamheidsproblematiek als casuïstiek worden ingebracht in het Signaleringsnetwerk. Wanneer het een eenvoudige en/of praktische vraag is, wordt door de betreffende hulpverlener zo snel mogelijk actie ondernomen door bijvoorbeeld het regelen van een warme-maaltijd-service of een huishoudelijke hulp. Ook wordt er mogelijk eerst contact gezocht met de huisarts, familie of een mantelzorger voor overleg over te nemen stappen. Een volgende stap kan tevens zijn dat een hulpverlener eerst binnen de eigen organisatie (teamoverleg) bespreekt wat mogelijke oplossingen kunnen zijn voor de geconstateerde problematiek. Een casus wordt pas dan ingebracht, wanneer de netwerkleden er zelf, en eventueel met anderen (zoals familie en huisarts en directe collega’s), niet uitkomen. Meestal zijn er dan al verschillende dingen geprobeerd om de situatie van de cliënt te verbeteren en heeft dat niet tot de gewenste resultaten geleid. Veelal gaat het dan om meer complexe problematiek: lichamelijke verwaarlozing, storend gedrag, (beginnende) dementie, mishandeling, drankmisbruik, psychiatrische problematiek en dergelijke.
21
Het proces van signaleren en oplossen Om het gehele proces van signaleren en oplossen zorgvuldig te laten verlopen zijn voor de deelnemende organisaties spelregels vastgelegd in een signaleringsprotocol10. Dit protocol beschrijft de te nemen stappen vanaf het moment dat een medewerker of vrijwilliger een signaal opvangt, tot aan het uitvoeren van de interventies en de evaluatie ervan. Het onderstaand schema maakt duidelijk welke ‘routing’ aan dit proces ten grondslag ligt. Op de volgende pagina vindt u het Schematisch overzicht routing: melding signaal en acties.
10
Convenant Samenwerking aanpak eenzaamheid ouderen Veenendaal, Alleato, december 2009
22
Signaleren (1 en 2) Het signaleren start bij de situatie dat een medewerker of vrijwilliger, die bij ouderen aan huis komen, een vermoeden krijgt van eenzaamheid. Door goed te kijken en te luisteren naar de cliënt, en/of door het waarnemen van veranderingen in de situatie van de cliënt, worden meestal de eerste signalen opgemerkt dat er iets mis is of dreigt mis te gaan.
Signaleren (2) In deze fase, worden de signalen nader gedefinieerd. Dit gebeurt door: • Observeren: regelmatig en nauwkeurig blijven kijken om na te gaan of het eerste vermoeden bevestigd kan worden • Interpreteren: Een eerste poging om vanuit de waargenomen verschijnselen te komen tot een beschrijving van de veronderstelde problematiek •
Consulteren: overleg met derden (familie, huisarts) om te checken of het vermeende probleem herkend en gedeeld wordt
•
Combineren: De verzamelde gegevens worden naast elkaar gelegd om de gehele situatie in beeld te krijgen
•
Onderkennen: (voorlopige) bevestiging van de problematische situatie waarin de cliënt zich bevindt of dreigt te geraken
Hierbij moet opgemerkt worden dat ‘eenzaamheid’ als problematiek in de praktijk vaak moeilijk rechtstreeks is vast te stellen. Meestal spreken de ouderen niet uit dat ze zich eenzaam voelen. De ervaring is dat hier bij de ouderen een taboe ligt: mochten ze zich al eenzaam voelen, dan willen ze dat niet zomaar ter sprake brengen. Een enkeling doet dit wel, maar juist deze ouderen blijken dan toch nog redelijk wat contacten te hebben. Verder spreken ouderen zich wel eens uit in termen van: ‘Ik zie nooit iemand’; ‘Er komt niemand bij me op bezoek’; ‘Ik kom bijna niet meer buiten.’
Intern bepreken In deze fase wordt het signaal binnen de eigen organisatie
24
gerapporteerd (mondeling of schriftelijk) en vindt er consultatie plaats met collega’s en leidinggevenden. Het is van belang dat een medewerker/vrijwilliger met zijn vermoeden van eenzaamheid terecht kan binnen de eigen organisatie. Er moet dus een eerste aanspreekpunt zijn voor de medewerker die een probleem bij een cliënt signaleert. Meestal is dit de leidinggevende van de betreffende medewerker/vrijwilliger. Deze persoon kan tevens de vertegenwoordiger zijn binnen het Signaleringsnetwerk én als ambassadeur én als kennisdrager het aanspreekpunt zijn in de organisatie. Indien dit niet het geval is kan de leidinggevende contact zoeken met de ambassadeur/kennisdrager van het Signaleringsnetwerk in de eigen organisatie en bespreken of de gesignaleerde problematiek adequaat kan worden aangepakt. Deze kan besluiten het signaal mee te nemen naar het reguliere, collegiale cliëntenoverleg en/of eerst zelf bij de cliënt een bezoek af te leggen, om te bekijken wat de organisatie nog meer voor de oudere kan doen. Is er twijfel, een onopgeloste vraag, of is er geen ambassadeur/ kennisdrager van het Signaleringsnetwerk in de organisatie aanwezig, dan is direct contact met de Projectleider van het Signaleringsnetwerk de geëigende weg.
Besluiten Binnen het overleg met leidinggevende en collega’s wordt beoordeeld in hoeverre de cliënt direct een risico loopt in de situatie waarin hij verkeert. Als de situatie ernstig is en om directe actie vraagt (bijvoorbeeld bij zware psychische problematiek of ernstige gezondheidsproblemen) zal direct adequate hulpverlening ingeschakeld moeten worden. Dit gebeurt meestal in overleg met de huisarts, eventuele familie of een geestelijk verzorger. Met de huisarts wordt overlegd of de situatie zodanig kritiek is dat er snel een verwijzing moet plaatsvinden naar meer gespecialiseerde hulp.
Bereiken en benaderen In de gevallen dat er geen direct risico is voor de cliënt wordt met hem/haar besproken wat de bevindingen zijn ten aanzien van de
25
situatie waarin deze verkeert. Met de cliënt wordt besproken in hoeverre hij zich herkent in de waarnemingen van de medewerker, die bij hem thuis komt en of hij/zij de behoefte heeft iets aan de situatie te veranderen. Indien dit zo is wordt met de cliënt nagedacht over mogelijk te nemen acties en interventies. In het geval dat de betreffende professional er samen met de cliënt niet uitkomt, wordt deze om toestemming gevraagd om de geconstateerde problematiek in het Signaleringsnetwerk te bespreken met als doel om tot een passende oplossing te komen.
Melden en bespreken in Signaleringsnetwerk Met behulp van een meldformulier·11 wordt een melding gedaan bij de ouderenadviseur/projectleider van het Signaleringsnetwerk. Deze brengt, indien gewenst en mogelijk, een bezoek aan de betrokkene oudere, en legt zijn bevindingen vervolgens vast in een schriftelijke rapportage12. Met het gebruik van het Meldformulier wordt soepel omgegaan. Indien de aanmelding per e-mailbericht, telefonisch of anderszins wordt gedaan, zonder gebruikmaking van het aanmeldformulier, dan registreert de projectleider deze gegevens alsnog op het aanmeldformulier. Uiteraard wordt iedere wijze van melding serieus genomen. Niet alle aangemelde casuïstiek wordt ter bespreking in de bijeenkomsten ingebracht. Soms wordt in acute situaties van cliënten al eerder actie ondernomen met als doel om snel een oplossing te vinden voor de gesignaleerde problematiek. Dit gebeurt in overleg tussen de ouderenadviseur/projectleider van het netwerk en degene die de casus inbrengt. Waar nodig worden hiertoe andere netwerkleden ingeschakeld. In de kernbijeenkomst wordt hierover verslag gedaan. Wanneer geen snelle oplossing wordt gevonden, wordt de melding in de eerstvolgende netwerkbijeenkomst als casus ingebracht en besproken.
11 12
Zie bijlage III Zie bijlage V
26
De ouderenadviseur/projectleider deelt zijn indrukken van het huisbezoek met de inbrenger van de casus en de andere netwerkleden. Tijdens de bijeenkomsten wordt er gezamenlijk (en vertrouwelijk) gesproken over de ingebrachte casuïstiek. Voor elke bijeenkomst wordt een agenda opgesteld, waarin het bespreken van nieuwe casuïstiek en een terugblik op eerder besproken casuïstiek zijn opgenomen. De deelnemers aan het Signaleringsnetwerk worden van tevoren per e-mail op de hoogte gesteld van de ingebrachte casuïstiek, zodat zij zich hierop kunnen voorbereiden. De aanwezigen krijgen de gelegenheid om vragen te stellen en om nadere informatie te vragen over de situatie van de cliënt, de reden waarom de casus is ingebracht en over eventueel eerder genomen acties rond de genoemde problematiek. Het komt ook voor dat de cliënt al bij andere professionals bekend is, zodat er een breder beeld geschetst kan worden van de cliënt.
Vaststellen beste aanpak Gezamenlijk wordt geïnventariseerd wat mogelijke opties zijn voor het verbeteren van de situatie van de cliënt en worden er suggesties gedaan en tips gegeven, waarmee de inbrenger van de casus aan de slag kan. Er wordt gekeken naar formele- en informele kaders, versterking van het sociaal netwerk, mogelijkheden en beperkingen, mede in relatie tot de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de cliënt en uiteraard rekening houdend met wat de persoon in kwestie zelf wil of kan. Zo is er nadrukkelijk aandacht voor de gehele persoonlijke infrastructuur van de cliënt. Hoewel het oplossen van het gesignaleerde probleem het uiteindelijke doel is, bestaan de eerste stappen vaak vooral uit het in beweging brengen van veelal vastgelopen situaties waarin de cliënt zich bevindt. En beweging leidt tot kansen.
Afspreken: wie doet wat? In principe is degene die de casus inbrengt ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de besproken en geadviseerde actie(s). Het komt echter voor dat de casus wordt overgenomen door iemand uit het
27
Signaleringsnetwerk die meer deskundig is. Een voorbeeld hiervan is de ouderenadviseur, die de regie overneemt van een beheerder van een wooncomplex, die wel het signaal heeft gegeven, maar van wie niet mag worden verwacht dat deze de verantwoordelijkheid voor verdere actie op zich neemt. Tot slot legt de projectleider relevante gegevens vast binnen het Casusvolgsysteem13 waardoor een overzicht ontstaat van alle afgeronde- en niet afgeronde zaken. Dit casusvolgsysteem dient als leidraad bij de 6-wekelijkse bijeenkomsten. Tevens geeft dit een goed overzicht over de casuïstiek zoals die zich gedurende het jaar aandient. Waarborgen privacy Bij de samenwerking is het nodig dat partijen persoonsgegevens uitwisselen. Hierbij gaan partijen uit van de Wet op Bescherming Privacy die aangeeft dat de gegevens alleen en uitsluitend gebruikt mogen worden om het doel te realiseren (aanpakken eenzaamheid), waarvoor de gegevens worden verzameld. Het Signaleringsnetwerk hanteert regels die de privacy volgens de wettelijke normen beschermen. Als extra maatregel zullen bijvoorbeeld de vergaderstukken niet buiten de vergadering verspreid worden. Gegevens worden in principe verzameld met toestemming van de cliënt en het belang van de cliënt staat vanzelfsprekend voorop. Van iedere melding binnen het netwerk wordt een dossier gemaakt. De projectleider is verantwoordelijk voor deze dossiers. De dossiers worden bewaard in een beveiligd digitaal systeem. Na afloop van de betreffende casus wordt het dossier vernietigd, binnen de gestelde tijd die de Wet Bescherming Persoonsgegevens aangeeft. Ethisch dilemma In principe wordt de casuïstiek met toestemming van de betrokkenen ingebracht en besproken in het netwerk. In de praktijk komt het voor dat er in een enkel geval geen toestemming gevraagd/verkregen is en wordt de casus alsnog, maar dan anoniem besproken. De reden waarom zo’n casus toch wordt ingebracht is de zorgelijke situatie
13
Zie bijlage IV
28
waarin een cliënt zich bevindt en de behoefte bij degene die de casus inbrengt om van de andere deelnemers tips te krijgen voor de wijze waarop met deze situatie moet worden omgegaan. In gesprek met de netwerkleden wordt steeds een zorgvuldige afweging gemaakt alvorens tot een eventuele actie te besluiten. Een voorbeeld is een 80-jarige alleenwonende vrouw, zeer slecht ter been, kortademig (gebruik van extra zuurstof), valgevaarlijk, die haar appartement volledig heeft volgestopt met voor haar belangrijke spulletjes uit de afgelopen decennia. De leefbaarheid is minimaal, de woning is brandgevaarlijk en vluchtroutes zijn bemoeilijkt. Ondanks inzet van hulp in de huishouding, het doen van boodschappen en een poging te ordenen en op te ruimen is de situatie ongezond en in feite niet houdbaar. Mevrouw wil geen intramurale opname omdat dat voor haar betekent dat ze (een belangrijk deel) van haar verzameling moet op geven. Tegelijkertijd zegt mevrouw wel naar een opgeruimde en overzichtelijke woning te verlangen. Deze dubbelheid in gedrag en woord is niet te doorbreken met de huidige ingezette zorg. Een vermoeden van Ggz-problematiek kan niet worden geobjectiveerd door gebrek aan medische doortastendheid en doordat mevrouw iedere bemoeienis afhoudt. Bespreking in het Signaleringsnetwerk is nodig om de kennis en de verantwoordelijkheid met elkaar te delen en om een breed draagvlak te creëren voor mogelijk te nemen stappen.
Onderzoeken wil en wens oudere Wanneer de casus in het Signaleringsnetwerk besproken is en met elkaar ideeën zijn verzameld over mogelijke acties en oplossingen, gaat in principe degene die de casus heeft ingebracht hiermee aan de slag. Dit houdt in dat de professional of vrijwilliger terug gaat naar de cliënt en met hem/haar een gesprek aangaat over de voorstellen die zijn gedaan om het geconstateerde probleem tot een oplossing te brengen. Samen met de cliënt wordt nagegaan wat deze van de voorstellen vindt en bereid is eventuele veranderingen in zijn situatie aan te brengen. In de praktijk blijkt dat cliënten niet altijd meteen te bewegen zijn om iets aan zijn/haar eigen situatie te veranderen. Redenen hiervoor zijn onder meer dat zo’n cliënt al zo lang in een geïsoleerde, dan wel problematische situatie
29
verkeert, dat hij daar inmiddels aan gewend is geraakt en geen zin meer heeft om nieuwe dingen te ondernemen, of door eerdere ervaringen zo teleurgesteld is geraakt dat het ‘niet meer hoeft’. Het is dan van belang dat de hulpverlener niet meteen opgeeft en, soms gedurende een aantal bezoeken probeert de cliënt alsnog te motiveren voor een mogelijke actie. Dit soort situaties kan door de hulpverlener als een ethisch dilemma of ‘bemoeizorg’ worden ervaren: hoe lang moet je doorgaan, of enige druk uitoefenen, om iemand over te halen tot iets waar hij eigenlijk geen zin in heeft.
Uitvoeren interventie (probleem oplossen/verminderen)
In het geval dat de oudere heeft aangegeven bereid te zijn om iets aan zijn/haar situatie te veranderen worden een of meer interventies ingezet. De interventies zijn onder te verdelen in een aantal groepen: • Ontmoetingsactiviteiten waaronder ‘open’ inloop, deelname aan welzijnsactiviteiten en/of cursussen, ontmoetingsgroepen zonder indicatie, ontmoetingsgroepen mét indicatiestelling, bezoek van vrijwilliger e.d. •
Projecten zoals gezamenlijk eten, boodschappenbus, bewegen e.d.
•
(Signalerende) huisbezoeken en persoonlijke activering (tijdsbesteding) van ouderenadviseurs, seniorenvoorlichters of (toegeruste) vrijwilligers, afhankelijk van de zwaarte van de hulpvraag/problematiek.
•
Cursussen, gespreksgroepen en therapie gericht op persoonlijk inzicht, herstel en toeleiding richting deelname aan de samenleving en sociale ontmoeting.
•
Zorg en hulpverlening, therapeutische interventies (o.a. bewustwording, rouwverwerking, zingeving) bij psychische/ psychiatrische/pg-problematiek of een combi van deze, eventueel met passende dagbesteding als onderdeel van behandelend beleid.
Bij het voorstellen en uitvoeren van de interventies is het van belang dat de hulpverleners (beroepskracht of vrijwilliger) zorgvuldig
30
probeert af te stemmen op de belevingswereld van de oudere en aansluit bij het tempo en de mogelijkheden van de betrokkene. Belangrijk is een goede kennis van lokale activiteiten- en hulpverleningsaanbod. Hiertoe is een Sociale kaart beschikbaar, die in het bezit is van alle deelnemers van het netwerk14.
Evalueren: klanttevredenheid en nazorg Van de casussen die in behandeling zijn genomen wordt na een aantal weken bekeken wat de resultaten van de verschillende werkafspraken zijn. Meestal gebeurt dit in de volgende netwerkbijeenkomst (aan de hand van het casusvolgsysteem). Soms wordt de analyse herzien, wordt een nieuwe strategie bepaald en worden nieuwe werkafspraken gemaakt. In de evaluatie van iedere casus wordt bekeken wat een interventie heeft opgeleverd, of de cliënt hiermee tevreden is en of de casus al dan niet kan worden afgesloten. Nazorg bestaat hieruit dat na enige tijd weer contact met de oudere wordt opgenomen om na te gaan of alles nog naar wens verloopt en/of om te onderzoeken of er nog een aantal punten zijn waar nog aandacht aan moet worden besteed. Deze nazorg is in handen van de hulpverlener die de cliënt heeft begeleid bij het uitvoeren van de interventie. Soms wordt deze nazorg verleend oor de ouderenadviseur/projectleider, die een vervolgbezoek aflegt bij de cliënt en zo ‘de vinger aan de pols houdt’.
Tevens is deze sociale kaart als pdf te downloaden van de website van Welzijn Veenendaal. 14
31
Opbrengsten Signaleringsnetwerk 2011 Met behulp van de typologie van Machielse en Hortulanus (zie onder ‘Aanpak van eenzaamheid’) is in de besproken casuïstiek een onderverdeling gemaakt in de soorten problematiek en ingezette interventies. In totaal zijn er in 2011 25 casussen behandeld, waarvan er bij 24 interventies zijn gepleegd, die de cliënt hebben geholpen bij het verbeteren van zijn/haar situatie. In 1 situatie is de cliënt overleden. In de situatie van categorie 1, ‘Eenzaamheid, dreigend isolement’ en categorie en 2, ‘Situationeel bepaald isolement, enkelvoudige problematiek’ is geen behandeling geweest binnen het Signaleringsnetwerk. De aard van die problematiek is onderdeel van het dagelijks werk van hulpverleners zoals maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs, en kan binnen de reguliere kaders en trajecten worden aangepakt. Categorie 3: Structureel isolement, complexe problematiek In deze categorie waren 13 situaties, die in het Signaleringsnetwerk werden besproken. De problematiek was gedifferentieerd, zoals: een samengaan van problemen mede door cultuur- en taalbarrière en geen aansluiting kunnen vinden, en ouderen die lijden aan het leven na het doormaken van life-events. In alle gevallen leidden deze situaties tot sociaal isolement, waarbij relatief lange begeleidingstrajecten moesten worden ingezet. Interventies waren onder meer: •
Inzet en begeleiding door thuiszorgorganisatie, speciaal gericht op zorg voor allochtonen.
•
Begeleiding door ouderenadviseurs en maatschappelijk werk bij het bespreekbaar maken van de ingrijpende gebeurtenissen, waarna doorverwijzing naar huisarts, specialist of een andere behandelaar kon plaatsvinden.
Categorie 4: Structureel isolement, verweven met psychiatrische of psychogeriatrische problematiek Binnen deze moeilijkste groep, werden 11 situaties in het Signaleringsnetwerk besproken. Er was hier sprake van multibeelden
32
bij ouderen, dat wil zeggen dat een combinatie van problemen te zien is in diverse samenstelling: van een licht verstandelijke beperking tot een psychiatrisch of psycho-geriatrisch beeld. Sociaal isolement is hier structureel en de problematiek complex. Interventies waren onder andere: • Gesprek met behandelaar Ggz i.v.m. niet-synchrone informatie van diverse betrokkenen en onaangepast gedrag van de oudere met mogelijke dreiging van suïcide. •
Gesprekken met huisarts voor diagnostiek en beleid in verband met nog niet nader gedefinieerd verlies van regie, al dan niet in combinatie met passende begeleiding en/of ondersteuning in dagritme, hulp met financiën, hulp in het huishouden, ondersteunende begeleiding voor de betrokkene en/of partner, het aanbieden van passende activiteiten of toegeruste vrijwilligers aan huis.
•
Eén maal leidde het aanbod niet tot het gewenste resultaat waarna overdracht is gedaan naar MEE.
•
Eén maal was er na spoedberaad sprake van intensieve samenwerking en een brede aanpak van diverse medewerkers van het Signaleringsnetwerk waaronder het maatschappelijk werk van Vitras/CMD, de woningbouwvereniging, Ggz Kwintes en Axxicom.
•
Eén maal is een echtpaar gescheiden geplaatst in een verzorgingshuis. Er was sprake van sociaal isolement als gevolg van verbaal en soms fysiek geweld. Het huwelijk bleef op verzoek van beiden in tact, maar situaties van geweld konden niet meer voorkomen. In één situatie heeft het ingezette beleid niet het gewenste effect gehad. Terugval in oud ongewenst gedrag leidde, na een valpartij, tot opname in het ziekenhuis, waarna begeleid en beschermd wonen het enige passende alternatief was.
•
In alle gevallen ging het om langdurige, intensieve trajecten van begeleiding.
33
Nevenopbrengsten Naast het inbrengen, bespreken en oplossen van complexe problematiek had deelname aan het Signaleringsnetwerk ook als doel om bij te dragen aan deskundigheidsbevordering, het elkaar en elkaars werk beter leren kennen en het gebruik kunnen maken van elkaars expertise. We kunnen spreken van belangrijke neveneffecten, die ervoor zorgen dat de opbrengsten van het Signaleringsnetwerk verder strekken dan de behandeling van de meer complexe problematiek tijdens de bijeenkomsten alleen, waarmee de effectiviteit van het netwerk juist wordt vergroot. Door de projectleider is gevraagd naar de wijze waarop de netwerkleden door deelname aan het Signaleringsnetwerk beter in staat waren, om in hun eigen praktijk adequater te handelen zonder dat daarvoor het Signaleringsnetwerk hoefde worden ingeschakeld. De meeste respondenten gaven aan dat ze door deelname aan het netwerk beter toegerust zijn tot het nemen van de juiste stappen. Gebleken is dat de netwerkleden: •
Het netwerk zien als een bron van verrijking, kennis en inzichten, welke hen handvatten geven in het werk.
•
Meer kennis hebben over mogelijkheden en deskundigheid binnen andere instellingen en organisaties en deze vaker direct hebben geraadpleegd voor advies.
•
Door de kortere lijnen sneller en eenvoudiger andere leden van het netwerk kunnen vragen om op korte termijn een interventie in te zetten (bv. het regelen van thuiszorg of een vrijwilliger). Binnen hun eigen team vaker coördinerend optreden, wanneer collega’s een probleem melden. Informatie over eenzaamheid en sociaal isolement doorgeven aan collega’s en hoe te handelen in diverse situaties. Ervaren hebben dat bij zorgelijke situaties in de praktijk het erg handig en efficiënt is om de problematiek te delen met de ouderenadviseur/projectleider. Deze kan na bespreking, huisbezoek en rapportage bepalen of de problematiek in aanmerking komt voor bespreking binnen het Signaleringsnetwerk.
• • •
34
Voorbeeld casus ID-Code 2011-007 Persoonsgegevens Geslacht: man Geb.datum: 21-1- 1925 Woonsituatie: Alleenstaande in appartementencomplex met maaltijdservice. Nationaliteit: Nederlands Melding Datum: 29-3-2011 Door: Huismeester van de woningbouwvereniging. Problematiek/Vraag Vermoeden van vereenzaamde/geïsoleerde en mogelijk dementerende man. Verzamelen informatie/actie Datum: 5-4-2011 Huisbezoek ouderenadviseur gewenst. Meneer gaat hiermee akkoord. Actie: Ouderenadviseur bezoekt meneer en neemt voorlopig de regie. Alleenstaande man op hogere leeftijd; materieel geen klachten/zorgen; minimaal netwerk (alleen buurvrouw komt 1 x per week bij hem langs); 2 kinderen op afstand (meer dan 100 km); weinig contact met de kinderen; fysieke beperking passend bij leeftijd. Meneer heeft geen zin buiten zijn appartement te komen. Meneer confabuleert en is breedsprakig in antwoorden; antwoorden zijn niet congruent in tijd en meneer verbindt antwoorden met het verleden. Er zijn geen contacten met de huisarts; er is geen recente diagnostiek. Meneer zegt zelfstandig te zijn in medicijngebruik. Actie: De ouderenadviseur heeft contact gezocht met de familie (kinderen), die aanvankelijk niet bereikbaar bleek te zijn. Zij reageerden, na terugkomst uit het buitenland op een ingesproken boodschap. De ouderenadviseur heeft de situatie uitgelegd en besproken. De familie bleek geen zicht te hebben op de situatie van hun vader, maar is, na informatie van de ouderenadviseur, bereid het contact met vader te intensiveren. Met een toestemmingsverklaring van meneer en mondelinge toestemming van de familie, is contact gezocht met de huisarts, waarbij de situatie is besproken en gevraagd is om huisbezoek en diagnostiek.
35
Bespreking in Signaleringsnetwerk Datum:19-4-2011 Bespreking:De reeds beschikbare informatie over meneer en de ondernomen acties worden aan de netwerkleden voorgelegd. Meneer blijkt bij één van de thuiszorginstellingen bekend te zijn. Afspraken: • De coördinator van de thuiszorginstelling (tevens deelnemer binnen het Signaleringsnetwerk) zal bij meneer thuis poolshoogte gaan nemen en de ingezette hulp desgewenst bijstellen in tijd en deskundigheid. • Vrijwilligers Netwerk Veenendaal is bereid een gekwalificeerde vrijwilliger in te zetten. Vervolgacties Datum: 15-06-2011 e.v. •
•
•
Huisarts doet medisch onderzoek bij meneer thuis, waarna verwijzing naar de geheugenpoli volgt. Diagnose na onderzoek: Beginnende dementie in combinatie met circulatie-problematiek. Nieuwe medicatie ingezet: deze verbetert de doorbloeding en verbetert de tijdsoriëntatie in het heden. Verder geen traject ingezet. Familie heeft het contact geïntensiveerd en heeft vader begeleid naar de geheugenpoli.
Resultaten acties • Er is nu voldoende besef bij de familie dat zij direct aanspreekpunt zijn en hun verantwoordelijkheid nemen. De familie is alert en belt en bezoekt meneer frequenter dan voorheen. • De verbinding tussen huisarts en familie is verstevigd. • Na diagnostiek is medische begeleiding ingezet. • Er is inzet van uitgebreide huishoudelijke zorg met toezicht op inname van voeding en medicatie. Er is frequenter bezoek van de kinderen met beheer administratie. • Een vrijwilliger brengt één maal per week een bezoek • Meneer wil echter geen contacten buitenshuis Afronding casus Datum: 23-8-2011 e.v. Vastgesteld wordt dat de inzet van de zorg en steun is bestendigd, waarna besloten wordt de casus af te sluiten.
36
4 maanden later: Er komt een melding van de woningbouwvereniging. Meneer heeft het brandalarm gebruikt, maar weet niet waarvoor. Nadere informatie leert dat meneer zichtbaar geestelijk achteruit is gegaan en dat de zelfzorg sterk is verslechterd. Inzet van thuiszorg, mantelzorg/familie en vrijwilliger is niet meer voldoende om veilig en verantwoord zelfstandig te kunnen blijven wonen. Er zijn inmiddels veel meer momenten van ongeplande zorg nodig per dag. Verslechtering van de situatie lijkt progressief. De ouderenadviseur adviseert de familie om de huisarts in te lichten en aan te sturen op actuele diagnostiek en een CIZ-indicatie aan te vragen voor wonen in een veilige en verzorgde intramurale setting.
37
Continueren en versterken van het netwerk Evaluatie van het netwerk Begin 2011 heeft onder de leden van het Signaleringsnetwerk een evaluatie plaatsgevonden met als doel de werkwijze van het netwerk in kaart te brengen en de werkzame elementen en knelpunten te benoemen, teneinde een bijdrage te leveren aan het optimaliseren van de uitvoering. Hieruit kwam naar voren dat het netwerk zich sinds de start van september 2009 heeft ontwikkeld tot een brede en gedifferentieerde groep deelnemers, die zeer gemotiveerd en betrokken zijn bij het bespreken van de ingebrachte casuïstiek. De meeste respondenten waren redelijk tot zeer tevreden over de manier waarop het netwerk functioneert en over de wijze waarop men met elkaar probeert oplossingen te vinden voor de geconstateerde problematiek. Als een belangrijk neveneffect zien de netwerkdeelnemers dat men elkaar en ieder zijn organisatie goed heeft leren kennen, waardoor men elkaar gemakkelijker benadert voor advies en hulp, ook buiten de bijeenkomsten om. Daarnaast hebben de netwerkleden veel kennis en inzicht verkregen in het beschikbare aanbod van hulp- en dienstverlening aan ouderen in Veenendaal, waardoor men in staat is om zelf actie te ondernemen ten behoeve van hun cliënten, en het niet altijd meer nodig is om deze cliënten ter bespreking in het netwerk in te brengen. Een aantal respondenten was minder tevreden over de effectiviteit en efficiëntie van het netwerk. Dit had te maken met het feit dat er nog steeds weinig casuïstiek werd ingebracht. Men had het gevoel dat er nog veel ouderen met eenzaamheidsproblematiek niet worden bereikt en dat dit ook altijd wel een lastig punt zal blijven. Anderzijds dacht men dat het netwerk nog wat meer en beter ‘op de kaart moet worden gezet’, zowel binnen de eigen organisatie als bij andere organisaties, de kerken, huisartsen en burgers in de stad. Deze kunnen allen bijdragen aan het signaleren en aanmelden van ouderen in kwetsbare posities.
38
Als belangrijkste knelpunten werden genoemd: Signaleren van sociaal geïsoleerde ouderen/ouderen in problematische situaties Vrijwel alle respondenten merkten op dat het nog steeds moeilijk is om eenzame ouderen te signaleren en te bereiken. De ouderen van wie problematiek wordt ingebracht zijn mensen, die op enige wijze bekend zijn bij deelnemers aan het netwerk, doordat deze ouderen in wooncomplexen wonen, waar de huismeesters contact hebben met de bewoners of doordat er thuiszorgorganisaties zijn die regelmatig bij deze mensen over de vloer komen. Verder zijn er ouderen die zelf nog wat willen en dan het heft in eigen hand nemen door bijvoorbeeld contact op te nemen met het vrijwilligersnetwerk Veenendaal en daar hun wens uitspreken om contact te hebben met een vrijwilliger. Een respondent formuleerde het probleem als volgt: ‘Signaleren van kwetsbare ouderen blijft moeilijk. Dat zien we ook hier bij ons meldpunt (vrijwilligersnetwerk). De mensen die bellen weten de weg te vinden naar de vrijwilligersorganisatie. Dit zijn soms familieleden of professionals die informeren of het mogelijk is om een vrijwilliger in te zetten voor iemand waarbij geconstateerd is dat deze oudere in sociaal isolement verkeert of dreigt te geraken. Het zijn mensen die voor zich zelf informeren wat er mogelijk is en dat zijn dan mensen die nog behoorlijk ‘gebekt zijn’. Er moeten in Veenendaal toch ook veel mensen zijn, die niet zo goed gebekt zijn en niet zo goed de weg weten, maar wel eenzaam zijn. En die kunnen we toch met z’n allen niet bereiken.’ Tevens werd als knelpunt ervaren dat de naar het netwerk afgevaardigde medewerkers van deelnemende organisaties binnen hun eigen organisatie te weinig gevoed werden door collega’s als het ging om het inbrengen van signalen en casuïstiek. Slechts bij een aantal organisaties stond de problematiek van sociaal geïsoleerde ouderen op de agenda binnen interne cliëntbesprekingen en andere overleggen. Bekendheid van het Signaleringsnetwerk De meeste respondenten vinden dat het Signaleringsnetwerk nog te weinig bekendheid geniet in Veenendaal, waardoor organisaties
39
(waaronder de kerkgemeenschappen), professionals, vrijwilligers, maar ook de gewone burgers van Veenendaal te weinig gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om hun zorg over kwetsbare ouderen (in de meer brede zin) ergens uit te spreken. Volgens hen ontbreekt het nog aan een duidelijk en herkenbaar meldadviespunt waar een ieder signalen kan inbrengen en eventueel advies kan krijgen over mogelijke oplossingen voor de geconstateerde problematiek. Inbreng en bespreking casuïstiek; gebruik van instrumenten Verschillende respondenten vonden het lastig dat ze niet al voor de volgende bijeenkomst meer informatie hadden over de casuïstiek die zou worden ingebracht. Zij zagen dat als noodzakelijk om zich te verdiepen in de problematiek van de cliënt om alvast te kunnen nadenken over mogelijke suggesties voor te nemen stappen. Zij meenden dat informatie vooraf ook zou bijdragen tot een meer efficiënte manier van werken en het omgaan met de beperkte tijd. Het kwam nog te vaak voor dat er veel tijd besteed werd aan het navragen van aanvullende informatie. Een aantal respondenten (niet allen) gaf aan dat het ongebruikt laten van de beschikbare instrumenten zoals de signaleringskaart en registratie-( meld)formulier, hierbij als knelpunt kan worden gezien. Verwacht werd dat gebruik van deze instrumenten de mogelijkheden tot het verschaffen van informatie voorafgaand aan de bijeenkomsten zou kunnen verbeteren. Tevens werd het als een knelpunt ervaren dat er geen cliëntvolgsysteem was, waarop de deelnemers van het netwerk konden zien wat de status was van de casussen, die in behandeling waren genomen. Sommige respondenten zagen dit als een nadeel omdat ze later niet goed meer voor ogen hadden wat eerder was besproken of besloten. Dit zou temeer kunnen gelden voor netwerkdeelnemers die een keer afwezig waren geweest. Hoewel de respondenten een aantal geconstateerde knelpunten ook wel toeschreven aan het feit dat het Signaleringsnetwerk in ontwikkeling was, en vonden dat de leden gaandeweg steeds beter de functie van het netwerk en de eigen rol hierbinnen in de vingers
40
kregen, werd de wens uitgesproken om het functioneren van het netwerk verder te ontwikkelen en te verbeteren. Stappen tot ontwikkeling en verbetering Deze evaluatie heeft ertoe geleid dat in het najaar van 2011 uit de leden van het netwerk en onder leiding van de projectleider een kleine ‘denktank’ is samengesteld, met als opdracht om een aantal ontwikkelingen in gang te zetten, die zouden bijdragen tot het continueren en versterken van het netwerk. Deze denktank is in de periode van oktober 2011 tot maart 2012 vier keer bij elkaar gekomen. Beschreven is wat hiervan de opbrengsten zijn geweest, waarbij opgemerkt moet worden dat niet alle knelpunten ten volle konden worden opgelost omdat de praktijk soms weerbarstiger blijkt te zijn dan men zou wensen. Het gaat veeleer om in het in gang zetten van processen, die stap voor stap tot versterking en verbetering leiden. Bij alle activiteiten die voor versterking en continuering van het Signaleringsnetwerk zijn ondernomen is gebleken dat de projectleider een essentiële rol heeft gespeeld. Rol projectleider Het gegeven dat in de Veenendaalse situatie is gekozen voor een gecombineerde functie van de projectleider en ouderenadviseur heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het succesvol functioneren en verder ontwikkelen van het Signaleringsnetwerk. Het verenigen van beide functies in één persoon heeft het belangrijke voordeel dat de ouderenadviseur een grote en langdurige ervaring heeft in het werken met senioren en ouderen enerzijds, maar ook de kwaliteiten bezit om het project aan te sturen, uit te bouwen en te begeleiden. De projectleider/ouderenadviseur heeft hiermee een spilfunctie en is niet alleen het centrale aanspreekpunt voor alle deelnemende partijen, maar voor iedereen die vraagt om informatie of die een signaal wil melden. Daarnaast heeft hij een schakelfunctie en speelt hij een belangrijke rol in het verbinden van mensen, professionals en organisaties (Wilken & Dankers, 2010).
41
De rollen van de projectleider zijn te onderscheiden in: 1. Bureaufunctie / administratie 2. Coӧrdinerende rol 3. Adviserende rol 4. Onderzoekende rol door combinatie met de functie van ouderenadviseur 5. Verbindende rol 6. Beleidsmatige rol 7. Verzorgen van externe contacten en werving 8. Verzorgen van publiciteit 9. Kennisoverdracht d.m.v. het organiseren van- en mede verzorgen van workshops en het geven van voorlichting. De projectleider beheert het Meld- en adviespunt van het Signaleringsnetwerk, waar alle meldingen binnenkomen. Deze worden beoordeeld naar urgentie en noodzaak tot (al dan niet direct) handelen. Indien gewenst adviseert de projectleider welke eerste stappen genomen kunnen worden. Bij complexe situaties wordt besloten de melding in het Signaleringsnetwerk in te brengen, waarna van elke casus een dossier wordt aangelegd. De projectleider is verantwoordelijk voor de voorbereiding en verslaglegging van vergaderingen en het afhandelen van acties. De projectleider doet (indien mogelijk en gewenst) naar aanleiding van een melding een eerste onderzoek. Indien dit onderzoek leidt tot beweging of oplossing in een gemelde situatie is bespreking binnen het Signaleringsnetwerk niet direct nodig. Wel kan gebruik gemaakt worden van de expertise die in het netwerk aanwezig is. Direct contact met individuele netwerkleden is mogelijk en pragmatisch. Indien alsnog bespreking binnen het Signaleringsnetwerk nodig is, brengt de projectleider zijn bevindingen uit zijn onderzoek in. Ten opzichte van de deelnemers heeft de projectleider een verbindende taak. Hij is aanspreekpunt voor vragen maar kan individuele deelnemers ook persoonlijk benaderen om samenwerking en onderlinge consultatie te bevorderen. Op deze wijze coördineert hij tevens verschillende processen binnen en buiten de netwerkbijeenkomsten.
42
Van wezenlijk belang daarbij is dat hij in deze ‘leiderschapsrol’ door de andere organisaties volledig wordt erkend (Machielse & Hortulanus, 2011). De beleidsmatige rol houdt in dat de projectleider plannen maakt, verbindingen aangaat met locale ontwikkelingen zoals de ‘Ketenzorg dementie’, het project ‘Sociaal vangnet’ en op te zetten Wijkservicepunten. Externe contacten zijn nodig om de bekendheid van het Signaleringsnetwerk te bevorderen. In de praktijk is gebleken dat het veelvuldig en breed verstrekken van informatie noodzakelijk blijft wanneer men zoveel mogelijk ouderen én hulpverleners wil bereiken. Hier werkt de kracht van de herhaling! Zo wordt het Signaleringsnetwerk door de projectleider enkele keren per jaar op de locale radio ‘Stilok’ van Veenendaal en in de locale en regionale krant onder de aandacht gebracht en wordt het project jaarlijks gepromoot op de 55+-beurs. Ieder extern contact dat zich aandient wordt aangewend om te verbinden met als doel om het Signaleringsnetwerk en de kennis rondom de problematiek te promoten. De projectleider is (gevraagd en ongevraagd) actief in het aanbieden van informatie, advies en voorlichting bij professionals, vrijwilligers en burgers met als doel kennis over de problematiek van eenzaamheid en sociaal isolement te vergroten en de rol die het Signaleringsnetwerk kan spelen bij het vinden van oplossingen. In samenwerking met Indigo (Ggz) worden per jaar 3 workshops aangeboden ten behoeve van deskundigheidsbevordering bij alle deelnemers van het Signaleringsnetwerk (kern en schil) en overige belangstellenden.
Het bevorderen van het signaleren van sociaal geïsoleerde ouderen De bedoelde effectiviteit van een Signaleringsnetwerk staat of valt met de mate waarin men in staat is ouderen die in een sociaal isolement, of in een problematische situatie verkeren, te vinden en te bereiken. De mogelijkheden hiertoe worden vergroot naarmate men beter in staat is om ook anderen, dan de bij het netwerk betrokken organisaties, professionals en vrijwilligers, bewust te maken van de deze problematiek. Dit vraagt om een extra inspanning van de
43
deelnemers van het netwerk om deze problematiek onder de aandacht te brengen bij zoveel mogelijk mensen en groeperingen in de samenleving. Brede lokale bekendheid van het Signaleringsnetwerk is van essentieel belang.
Bevorderen van de bekendheid van het Signaleringsnetwerk Om dit te realiseren zijn intussen de volgende stappen genomen: (a) Het instellen van een centraal Meld-adviespunt Alle organisaties en burgers van Veenendaal moeten in staat gesteld worden hun zorgen uit te spreken over kwetsbare ouderen en informatie kunnen krijgen over mogelijkheden ter ondersteuning van deze ouderen. Er is voor gekozen om een centraal Meld-adviespunt onder te brengen bij de afdeling Ouderenadvisering van Stichting Welzijn Veenendaal. Het voordeel hiervan is dat één van de ouderenadviseurs tevens fungeert als projectleider van het Signaleringsnetwerk. Alle meldingen, mondeling, telefonisch of per e-mail, komen rechtstreeks bij deze functionaris binnen, waarna deze in staat is om snel een eerste inschatting te maken van de mate van ernst en risicovolle situatie, waarin de oudere verkeert. (b) Verspreiding informatie en deskundigheidsbevordering Door onder meer het verspreiden van folders bij verschillende organisaties, het plaatsen van (nieuws)berichten in plaatselijke kranten en wijkblaadjes, het organiseren van informatiebijeenkomsten, deskundigheidsbevordering en scholing voor medewerkers van organisaties, kerken en huisartsen, is er in 2011 veel gedaan aan het vergroten van de bekendheid van het Signaleringsnetwerk in Veenendaal. Hiertoe zijn de volgende acties ondernomen: • Op verzoek werd bij verschillende organisaties informatie en voorlichting gegeven: coöperaties van huisartsen, fysiotherapeuten, thuiszorgorganisaties (specifiek voor verzorgenden).
44
• Bij de locale radiozender is in 2011 twee maal aandacht besteed aan het Signaleringsnetwerk. • Er is een Sociale Kaart beschikbaar gekomen, waarin alle organisaties die iets kunnen betekenen voor de doelgroep zijn opgenomen. In samenwerking met de gemeente wordt er aan gewerkt om deze sociale kaart op te nemen binnen de integrale sociale kaart die bij de gemeente in ontwikkeling is. • Verschillende kerken zijn actief benaderd: in het najaar van 2011 zijn ruim 40 diakenen van de Protestantse Kerken Nederland (KPN) in Veenendaal in een aantal presentaties geïnformeerd over het thema sociaal isolement en eenzaamheid. Het doel was om een verbinding te maken met de diakenen, ouderlingen en vrijwilligers binnen de kerken en hen de weg te wijzen naar het Signaleringsnetwerk voor vragen, advies en ondersteuning. • Deskundigheidsbevordering: Nadat in 2010 als basiskennis t.b.v. van de deelnemende organisaties aan het Signaleringsnetwerk workshops zijn gegeven over het thema eenzaamheid en sociaal isolement en de wijze waarop deze problematiek kan worden gesignaleerd werd hier in 2011 verdieping en verbreding aan gegeven. In samenwerking tussen Welzijn Veenendaal en Indigo (Ggz) zijn drie workshops gegeven waarin de problematiek eenzaamheid vanuit drie verschillende invalshoeken werd belicht. Uitgangspunt bij deze keuze was dat eenzaamheid niet op zich zelf staat, maar veelal het gevolg is van verschillende factoren. 1. Somatiek (chronische ziekten en problemen met mobiliteit); Vanuit verschillende invalshoeken is gewerkt aan versterking van het besef dat er verschillende somatische problemen zijn, die kunnen leiden tot eenzaamheid en isolement maar ook in combinatie met elkaar. Verder kan een hoge leeftijd met afnemende fysieke mogelijkheden op zich al een risicofactor zijn voor sociaal isolement. 2. Neurologie en psycho-geriatrie (hersenen en ontwikkeling van dementie) In de tweede workshop is globaal gesproken over de werking van de hersenen en wat de gevolgen kunnen zijn bij uitval en/of storingen in dit systeem. Er is inzicht gegeven in de
45
ontwikkeling van dementie en met behulp van een dvd is zichtbaar gemaakt welke schade de ziekte van Alzheimer in de hersenen aanricht en welke desastreuze gevolgen dit heeft voor het leven van de betrokkene. 3. Vanuit de Ggz (ziektebeelden en stoornissen). In de derde workshop is gesproken over enkele veel voorkomende psychische ziektebeelden die kunnen leiden tot isolement en eenzaamheid, waaronder angst en depressie. De inzet bij deze workshops was vergroting van het besef bij de deelnemers hoe eenzaamheid zich kan ontwikkelen op geleide van genoemde gezondheidsproblemen, al dan niet in combinatie. Tevens is aandacht besteed aan de situatie van de partner als mantelzorger, die eveneens een risico loopt op sociaal isolement.
Van netwerkdeelnemer tot ‘ambassadeur’ Naast bovengenoemde activiteiten is het bevorderen van bekendheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de projectleider als ook van alle deelnemers van het netwerk. Daarom hebben de kernpartners medio 2011 een nieuwe, aanvullende taak gekregen: ‘ambassadeur’ van het Signaleringsnetwerk. Dit houdt in dat iedere ambassadeur binnen de eigen organisatie de rol op zich neemt van aanspreekpunt én kennisdrager. Deelnemen aan het netwerk brengt immers met zich mee dat men over meer en gespecialiseerde kennis beschikt over de problematiek van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen. Nu reeds blijkt in de praktijk dat de diverse ambassadeurs van het Signaleringsnetwerk vaker slagvaardig en adequaat kunnen handelen als een signaal wordt gemeld. Het voordeel hiervan is dat er minder meldingen in het netwerk nodig zijn omdat geconstateerde problemen al eerder worden opgelost. Daarnaast hebben de ambassadeurs de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de problematiek van eenzaamheid en sociaal isolement een vast agendapunt wordt bij interne cliëntbesprekingen en teamoverleg. Hierdoor worden collega’s structureel in staat gesteld om intern signalen te melden en te bespreken, en/of over te dragen aan de ambassadeur ter bespreking in het Signaleringnetwerk. 46
Bevorderen van het gebruik van instrumenten Ten tijde van de evaluatie waren twee losse instrumenten beschikbaar: een signaleringskaart, en een registratieformulier. De signaleringskaart diende als hulpmiddel voor de betrokken professional of vrijwilliger om signalen van sociaal isolement te herkennen en te benoemen. Vervolgens kon men het registratieformulier gebruiken om informatie te verstrekken over de betreffende casus: o.m. persoonsgegevens en een beschrijving van de aangetroffen situatie, de reden waarom de casus wordt ingebracht en de eventueel al eerder genomen acties (voor zover men daarvan op de hoogte was). Meldformulier Om het gebruik van deze instrumenten te bevorderen is ervoor gekozen om de signaleringskaart en het registratieformulier samen te voegen tot één ‘meldformulier’. Het voordeel hiervan is dat de leden van het netwerk meer expliciet worden uitgenodigd en gestimuleerd om de signalen te benoemen op basis waarvan ze besloten hebben een melding te doen. Op hetzelfde formulier kan nadere informatie worden verstrekt over de cliënt en de problematiek die men heeft geconstateerd. Vervolgens wordt dit meldformulier, in het geval van een schriftelijke melding, per e-mail meegestuurd naar de projectleider. Indien de melding telefonisch plaatsvindt – bijvoorbeeld wanneer een deelnemer van het netwerk vindt dat er enige haast geboden is- wordt het meldformulier alsnog door de projectleider ingevuld op basis van de verkregen informatie. Vervolgens worden de meldformulieren meegestuurd met de uitnodiging voor de volgende bijeenkomst. Intussen is gebleken dat deze wijze van inbrengen van een casus goed werkt. De netwerkleden vinden het prettig om op deze wijze vóóraf over de problematiek te zijn geïnformeerd, waardoor er geen kostbare tijd verloren gaat met het vragen naar nadere informatie en de bijeenkomst efficiënter kan verlopen. In verband met de privacyregels wordt ieder lid van het netwerk gehouden om de meldformulieren na de bijeenkomst te vernietigen.
47
Casusvolgsysteem Er is een ‘casusvolgsysteem’ ontwikkeld en in gebruik genomen, waarop de stand van zaken van elke casus wordt bijgehouden. Er wordt onder meer beschreven: welke problematiek men heeft aangetroffen, welke stappen al eerder zijn ondernomen, welke (vervolg)acties worden uitgezet, wie hiervoor verantwoordelijk zijn en wat hiervan de resultaten zijn. De projectleider houdt zelf een ‘schaduwadministratie’ bij, (papieren en digitaal dossier) waardoor het altijd mogelijk is de informatie te vinden bij vervolgaanvragen en dergelijke. Soms wordt casuïstiek anoniem ingebracht. Dat gebeurt in situaties wanneer hulpverleners willen spreken over vastgelopen casuïstiek en zij zelf collegiale input en/of ondersteuning nodig hebben.
Verandering van inzicht leidt tot verandering van naam Gaandeweg is gebleken dat de term ‘eenzaamheid’ de lading van het Signaleringsnetwerk niet dekt. Eenzaamheid is meestal niet een op zichzelf staand gegeven maar vaker het gevolg van een veranderde situatie (ziekte, geestelijke achteruitgang) of een gebeurtenis (overlijden partner). In de praktijk wordt tijdens de netwerkbijeenkomst complexe problematiek ingebracht: van woonproblemen tot sluimerende psychogeriatrische- en onbehandelde Ggz-problematiek. Sociaal isolement of eenzaamheid kan hiervan een gevolg zijn, maar dat is niet altijd het geval. Omdat de ervaring heeft geleerd dat hulpverleners (beroepskrachten en vrijwilligers) die met ouderen in contact staan geconfronteerd worden met veelsoortige problematiek, waarbij niet meteen duidelijk is of er ook (tegelijkertijd) sprake is van sociaal isolement of eenzaamheid, is door de netwerkleden besloten dat het Signaleringsnetwerk een bredere doelstelling dient na te streven en open moet staan voor alle problemen en vragen die complex van aard zijn en waarbij een multidisciplinaire beoordeling gewenst is. Hoewel het thema ’eenzaamheid’ vaak nog wel een rol speelt binnen de complexe problematiek van de ouderen, is dit niet meer leidend voor het inbrengen en behandelen van casuïstiek. 48
Als gevolg van deze bevindingen is besloten om de naam van het ‘Signaleringsnetwerk Eenzaamheid Veenendaal’ te veranderen in ‘Signaleringsnetwerk Ouderen Veenendaal’, waarmee recht wordt gedaan aan de behoefte aan zorg bij een bredere groep kwetsbare ouderen die te maken hebben met diverse vormen van complexe problematiek.
Focus op de toekomst Het Signaleringsnetwerk is een instrument, dat ingezet kan worden voor ondersteuning van ouderen, die een steeds hogere leeftijd bereiken en steeds langer zelfstandig blijven wonen, maar waarbij individuele mogelijkheden afnemen om het leven op een menswaardige manier te leven. Nog te vaak is sociaal isolement en eenzaamheid voor ouderen een dagelijkse realiteit. Zolang het nog niet vanzelfsprekend is dat ouderen die in problematische situaties verkeren worden herkend, bereikt en adequaat worden geholpen, zal het nodig blijven dat een groep professionals en vrijwilligers zich in een Signaleringsnetwerk verenigen om zich, middels een breed gedragen samenwerking –over de grenzen van hun eigen organisatie heen- , en gebruikmakend van elkaars expertise, om deze doelgroep blijven bekommeren. Daarnaast zal er nog meer moeten worden gezocht naar verbindingen met andere geledingen in de samenleving waaronder kerken en burgers, zodat het Signaleringsnetwerk (en het Meldpunt) een brede bekendheid krijgt en voor iedereen toegankelijk is voor vragen, advies, melding en ideeën. Tenslotte heeft het Signaleringsnetwerk als taak om haar kennis en deskundigheid aan te bieden aan organisaties die werken in aanpalende probleemgebieden. Zo is samenwerking opgestart met ‘Ketenzorg dementie’ waardoor het Meld- en adviespunt van het Signaleringsnetwerk ook het meld- en adviespunt is geworden voor (vermoedens van) dementie. Beide casemanagers dementie zijn in de kern van het Signaleringsnetwerk opgenomen en nemen deel aan het 6-wekelijks overleg. Meer en meer huisartsen en praktijkondersteuners weten de weg naar het Signaleringsnetwerk te vinden.
49
Er is contact met het ‘Sociaal Vangnet/OGGZ’ en er wordt gelet op andere ontwikkelingen die zich aandienen, zoals de wijkservicepunten. In de wijk ‘Franse Gat’ in Veenendaal wordt, in samenwerking met Kwintes, gewerkt aan het opstarten van een eerste wijkservicepunt. Continueren en versterken van het Signaleringsnetwerk vraagt van de projectleider en van alle deelnemers, betrokkenen en belangstellenden een niet aflatende inzet, nu en in de toekomst.
50
51
52
53
54
Literatuur Briels, B. & Ploegmakers, M. (2010). “Soms is er geen oplossing voor”. Frontliniepanel over eenzaamheid. Utrecht: MOVISIE. Fokkema, T. en Van Tilburg T. (2006). Aanpak van eenzaamheid. Helpt het? Een vergelijkend effect- en procesevaluatieonderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering vaan eenzaamheid onder ouderen. Den Haag. Rapport no. 69. Haitsma en Postma (2011) Inventarisatie Aanpakken eenzaamheid / Sociaal isolement in de provincie Utrecht. Utrecht: Alleato; Adviesbureau voor sociale vraagstukken. Hortulanus, R.P., e.a.(1999) Eenzame naasten, Gepubliceerd in: Hortulanus, R.P & J.E.M. Machielse (red). Wie is mijn naaste? Het Sociaal Debat, deel 2. Den Haag: Elsevier. pp. 53-67. Hortulanus, R., Machielse, A. & Meeuwesen, L. (2003). Sociaal isolement. Een studie over sociale contacten en sociaal isolement in Nederland. Den Haag: Elsevier Overheid. Hortulanus, R. en Machielse, A. (2011). Sociaal isolement. Op weg naar een Rotterdamse aanpak. Amsterdam, SWP. Linneman, M.A., C.P van Linschoten, T. Roynes, H. Nelissen en B.C.M. Nitsche. (2001). Eenzaam op leeftijd: Interventies bij eenzame ouderen. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Wilken, J.P & Dankers, T. (2010). Schakels in de Buurt. Op weg naar nieuwe vormen van zorg en welzijn in de wijk. Utrecht, Kenniscentrum Sociale Innovatie; Amsterdam, SWP. Onderzoek TNS/NIPO, november ,2008 www.ouderenfonds.nl/wie_zijn_we/organisatie/feiten_en_cijfers www.psychotherapiepraktijkscharwachter.nl/16.html www5.vilans.nl/Site_LV/docs/pdf/Vilans_Levensvragen_8nov10_handout.pdf
55
Bijlage I Partijen, die deelnemen aan het Signaleringsnetwerk (kernpartners) (Thuis)zorg o Agathos Thuiszorg o Allroundzorg o Axxicom o Buurtzorg o Curadomi o Opella Thuiszorg o Quarijn – Zorg Thuis o RST Zorgverleners o T-zorg o Vitras CMD Verzorging en Verpleging o Vitras CMD AMW (maatschappelijk werk) o Zorggroep Charim o Gelderse Roos / Indigo (Ggz) o Kwintes (Ggz) o Diverse Huisartsen Veenendaal en Praktijkondersteuners o Coöperatie Fysiotherapeuten Veenendaal o Casemanagers dementie Welzijn o Stichting Welzijn Veenendaal o Balie voor Mantelzorg en Vrijwilligerswerk Veenendaal Woningcorporaties o SIB Woonservice o Patrimonium Woonstichting Overig o Gemeente Veenendaal WMO
56
Bijlage II Partijen, die deelnemen als schilpartners (Thuis)zorg o Agathos-thuiszorg.nl o Curadomi o Zorggroep Charim o Buurtzorg o Vitras CMD verzorging/verpleging o Vitras CMD maatschappelijk werk o Axxicom o Agathos o Quarijn o Reformatorische Stichting Thuiszorg RST o Opella o Kwintes (Ggz) o Gelderse Roos/Indigo (Ggz) o Coöperatie Huisartsen Veenendaal CHV + Praktijkondersteuner o o o o
Coöperatie Fysiotherapeuten MEE T-zorg Huisartsengroep De Zwaai en praktijkondersteuner
Woningcorporaties o SIB-woonservice o Patrimonium woningstichting Kerken o PKN Aller Erf o Bethelkerk o Diaconaal Platform o Leger des Heils o Hersteld hervormde gemeente o PKN Goede Reede
57
o o o o
PKN Petrakerk PKN Sola Fide Pnielkerk Protestantse gemeente Veenendaal
Overig o Seniorenplatform o Balie Mantelzorg en Vrijwilligerswerk o Veenendaalse Vrouwen Raad VVR o Rode Kruis telefooncirkel o GGD Midden Nederland o ISVT Interkerkelijke Stichting Vrijwillige Thuiszorg o Hospice Berkenstein
58