DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Steuntje voor beginnende leraren Nederlands Ontmoeten… geeft kracht, nieuw leven De begeleiding Om zo dicht mogelijk bij de school te zijn, is de begeleiding georganiseerd per bisdom. 1 Begeleiders Nederlands
Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst Bisdom Gent (DPB)
Riet De Vos R. Van Wassenhovestraat 10 9900 EEKLO tel. 09 377 09 33 e-mail:
[email protected] [email protected]
Marialand 31 9000 GENT tel. 09 223 11 25 fax 09 223 14 14
SG Stroming (Gent-Noord), SG Edith Stein (Gent-Centrum), SG De Bron (Gent-Zuid), SG Meetjesland, SG Leiepoort Deinze, SG Wetteren-Lede, SG Emmaüs
Peter Van Damme Eduard Prissestraat 20 9100 SINT-NIKLAAS tel. 0496 55 94 73 e-mail:
[email protected] SG Scholen aan de Durme, SG Sint-Nicolaas, SG Beveren-Bazel, SG Vlaamse Ardennen, SG Geraardsbergen, SG Denderland, SG SALEM (Aalst-Erpe/Mere), SG Eureka (BuggenhoutDendermonde)
Onze opdracht We ondersteunen scholen volgens hun eigen pedagogisch project, we helpen bij het bevorderen van de onderwijskwaliteit, we stimuleren en versterken de beroepsbekwaamheid van de collega’s. We doen dit vanuit de opdrachtverklaring van het Katholiek Onderwijs, in teamverband, met respect voor de autonomie en de eigenheid van de school, vanuit een gemeenschappelijke visie (dienend gezag, gelijkwaardigheid en in een sfeer van wederzijds vertrouwen en onderling respect) en met aandacht voor de aanvangssituatie en de context van de school. Concreet betekent dit dat we uitgenodigd kunnen worden voor het bijwonen van een vakvergadering, we zorgen voor informatie over de ontwikkelingen in ons vak en zijn didactiek via artikels in de Diocesane Mededelingen, we organiseren nascholingen en geven vorming (over nieuwe leerplannen, over didactische werkvormen of materiaal, ...) Door directie of Inrichtende Macht maar ook door de leraar zelf kunnen we uitgenodigd worden voor een klasbezoek. We kondigen dit bezoek altijd vooraf aan bij de directie en de Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
1
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
leerkracht. Om het begeleidingsbezoek zo optimaal mogelijk te laten verlopen, vragen wij je vooraf informatie en vragen door te sturen. De directie zal je hiervoor een formulier bezorgen. Tijdens de les observeren we het didactisch proces, de pedagogische en agogische vaardigheden, de tijdsbesteding (via jaarplan en agenda), de interpretatie of toepassing van het leerplan, de leermiddelen, het leerniveau, de lesvoorbereiding. Tijdens een nabespreking praten we met de leraar over de relevante vaststellingen en formuleren we eventueel adviezen. Na het klasbezoek en de nabespreking nodigen we je uit om een reflectieverslag door te sturen. Deze klasbezoeken kunnen ook voor andere leraren belangrijk zijn omdat bepaalde vaststellingen kunnen leiden tot vakvergaderingen (eventueel binnen een scholengemeenschap), nieuwe prioriteiten, … . Wij vinden vakgroepwerking, zowel horizontaal als verticaal, essentieel. Met horizontale samenwerking bedoelen we het overleg tussen leraren die lesgeven in eenzelfde jaar; met verticale samenwerking het overleg tussen leraren over de graden heen. Samenwerken met collega’s is verruimend en leerrijk, werkt inspirerend en ondersteunend, zorgt voor continuïteit en geeft leerlingen en collega’s meer houvast. Voor uitgebreide informatie over vakgroepwerking verwijzen we naar de website van de DPB. Wij worden bijgestaan door de Stuurgroep Nederlands: leraren die vanuit de praktijk informatie aanbrengen, problemen aankaarten, oplossingen proberen te vinden, soms concreet lesmateriaal uitwerken en voorstellen tijdens een nascholing. Naast onze opdracht als vakbegeleider Nederlands geven we ook deeltijds les. Daardoor houden we contact met de lespraktijk.
2 Documenten van de leraar
2.1 Het leerplan
‘Het leerplan is het uitgangspunt voor het werk van de leraar/leraren/vakgroep. Het ligt aan de basis van de lesvoorbereiding…. De realisatie van leerplandoelstellingen en/of leerinhouden van het goedgekeurde leerplan is een voorwaarde voor de erkenning en de subsidiëring. Als men een VVKSO-leerplan gebruikt, komt men tegemoet aan de regelgeving inzake de vakgebonden eindtermen/ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen… Leermiddelen, i.e. alle materiaal dat aangewend wordt om de leerplandoelen te realiseren (leerboeken, cursuspakketten, dvd’s, cd-roms, softwarepakketten…) zijn slechts hulpmiddelen en kunnen het leerplan niet vervangen.’
Leerplannen moeten voldoen aan wettelijke voorschriften. Het opmaken van leerplannen werd in het katholiek onderwijs toevertrouwd aan het VVKSO. De leerplannen zijn goedgekeurd door de onderwijsinspectie. Realisatie van het goedgekeurde leerplan is een voorwaarde voor de erkenning en de subsidiëring van de school. Kennis van de APR 5, Documenten bij de lesvoorbereiding, 2007-02-21, p. 2-3 leerplannen is dus een conditio sine qua non voor de leraar die het ernstig meent met zijn beroep. Indien je de VVKSO-leerplannen volgt, kom je automatisch ook tegemoet aan de regelgeving inzake de vakgebonden eindtermen/ontwikkelingsdoelen. In de leerplannen vindt de leraar telkens een verwijzing naar de beginsituatie, de doelen van het vak, werkvormen en didactische aanpak, leermiddelen, bedenkingen rond evaluatie, een uitgebreide lijst van adressen en vakliteratuur. In welk jaar je ook lesgeeft, je wordt verondersteld op de hoogte te zijn van de recente leerplannen voor de eerste, tweede en derde graad. Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
2
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Daarom volgt een korte toelichting en meteen een samenvatting van de aandachtspunten. Neem zelf eens de tijd om te leerplannen grondig door te nemen. Op de VVKSO-website (http://www.vvkso.be/ ) vind je een overzicht van alle leerplannen die van toepassing zijn. Leerplannen in voege Alle leerplannen die in 2010-2011 van toepassing zijn (nieuwe leerplannen die in 2010-2011 progressief ingaan zijn herkenbaar aan het nummer 2010/0..) Eerste graad
Tweede graad
Derde graad + Se-n-Se + Specialisatiejaren
Vierde graad
DBSO
OSP
Nieuwe leerplannen 2011-2012 Derde graad + Se-n-Se + Specialisatiejaren
Eerste graad
Voortaan kun je de leerplannen enkel nog elektronisch consulteren en afdrukken via de website van VVKSO. De uitgeverij blijft de leerplannen die tot in 2007 gedrukt werden ook nog in brochurevorm verspreiden. Bestellen kan via http://www.licap.be/ of met de bestelbon op de VVKSO-website. Vakwerkgroepen die willen werken rond leerlijnen kunnen gebruikmaken van een schema eindtermen rond vaardigheden voor de drie graden. Je vindt dit schema op www.dpbgent.be> secundair onderwijs> vakgebieden> Nederlands> interessante informatie.
2.1.1 Leerplan 1ste graad A-Stroom (2010/016) Van toepassing op 1 september 2010 Het is een graadleerplan: er wordt dus best afgesproken wat gegeven wordt in het 1ste en het 2de jaar. Hier is een belangrijke taak voor de vakwerkgroep weggelegd. Het bevat de eindtermen voor de 1ste graad. Eindtermen zijn wettelijk voorgeschreven minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid als noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Het leerplan bestaat uit 3 componenten: Taalvaardigheden: de productieve vaardigheden (spreken en schrijven), de receptieve vaardigheden (lezen en luisteren); Taalbeschouwing: reflectie over talig handelen aansluitend op taalactiviteiten (taalgebruik en taalsystematiek); Aanzet tot literaire competentie via leesplezier. Daarnaast moet aandacht gaan naar de communicatieve functie van taal, de conceptualiserende functie, de expressieve functie, de socialiserende functie en de taal als middel tot cultuuroverdracht. De leerkracht Nederlands is altijd op 2 vlakken bezig: didactisch (oefenen van vaardigheden) en pedagogisch (werken aan algemeen vormende waarden). Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
3
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Het is van belang om die vaardigheden zoveel mogelijk te integreren.
De component taalbeschouwing omvat taalgebruik (TG) en taalsystematiek (TS) In de leerplannen Nederlands voor de 1ste graad heeft taalbeschouwing in de eerste plaats een ondersteunende functie bij de ontwikkeling van de taalvaardigheid: ze bevordert de taalvaardigheid via inzicht in allerlei taalverschijnselen en reflectie over het eigen taalgebruik en het taalgebruik van anderen. Ze wordt dus niet beperkt tot het grammaticale aspect (het traditionele spraakkunstonderwijs: zinsontleding en woordbenoeming), maar heeft ook aandacht voor het sociale, semantische en communicatieve aspect. Het vernieuwde leerplan Nederlands in de 1ste graad A-stroom (2010) sluit volledig aan bij de leerplannen moedertaalopvoeding van het basisonderwijs: dezelfde visie (functionele leerinhouden), dezelfde doelen (taalvaardigheid bevorderen om leerlingen weerbaarder te maken in onze samenleving), dezelfde begrippen (interessant voor het grammaticaonderwijs). In het basisonderwijs is wat de zinsleer betreft resoluut gekozen om het aantal begrippen te beperken. De bedoeling is dat wat aangeleerd wordt door meer leerlingen begrepen en beheerst wordt. Voor de aanpak van woordenschatverwerving verwijst het leerplan naar de vierfasedidactiek: voorbewerken, semantiseren, consolideren, controleren. De component ‘aanzet tot literaire competentie via leesplezier’ moet vooral motiveren tot het lezen van waardevolle teksten, het accent ligt dus op genietend en vrijblijvend lezen (niet toetsen op proefwerk!).
2.1.2 Leerplan 2de graad aso-kso-tso (LICAP, Brussel, D/2002/0279/008) Dit leerplan is van toepassing sedert 1 september 2002 voor het eerste leerjaar en geldt vanaf 1 september 2003 voor het tweede leerjaar van de tweede graad. Het is bedoeld voor alle leerlingen van de tweede graad en bevat de vakgebonden eindtermen. Dit zijn de wettelijk voorgeschreven minimumdoelen op vlak van kennis, vaardigheden en attitudes. De eindtermen zijn duidelijk herkenbaar: ze zijn cursief gedrukt en tussen haakjes staat het betrokken nummer vermeld. Eindtermen aangeduid met een asterisk hebben betrekking op attitudes. De doelen van de eindtermen worden geconcretiseerd naar inhouden van het leerplan. De eindtermen voor aso, tso en kso zijn gelijk op 3 na. De eindtermen voor vaardigheden zijn concreter uitgeschreven, de leerlingen moeten de strategieën die ze leerden, kunnen toepassen bij literatuur en taalbeschouwing. We moeten rekening houden met tekstsoorten, met doelpubliek en met het niveau waarop de leerlingen met de opgegeven tekstsoorten moeten kunnen werken (verwerkingsniveaus). Er zijn 4 verwerkingsniveaus: - kopiërend (letterlijk herhalen, mondeling of schriftelijk reproduceren); - beschrijvend (in eigen woorden hetzelfde kunnen zeggen, een correct antwoord kunnen geven); - structurerend (zelf structuur herkennen of aanbrengen); Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
4
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
- beoordelend (een eigen standpunt kunnen innemen of kunnen anticiperen op wat volgt). Enkel de twee laatste zijn voor de tweede graad van toepassing. Ook het werken met strategieën is belangrijk. Reflectie maakt deel uit van het onderwijsproces. Reflectie hangt samen met de OVURstrategie of VUT-strategie. Nogal wat eindtermen verwijzen naar informatie verzamelen en verwerken (en presenteren). ICT moet geïntegreerd worden in de les. We spreken van a-richtingen (vermeld op p. 5 van het leerplan) die basisleerstof en uitbreiding krijgen en b-richtingen (alle richtingen niet vermeld op p. 5) die basisleerstof krijgen. Ook hier hebben we te maken met een open graadleerplan. In het leerplan is ook een eigentijdse vakopvatting opgenomen. Het komt erop neer dat: het schoolvak Nederlands eerder gericht moet zijn op kunnen dan op kennen (kennis moet hoofdzakelijk functioneel zijn), de leraar moet zorgen voor taakgericht onderwijs en dus voor zinvolle leersituaties, waarin integratie en transfer belangrijk zijn. Ook hier zijn de 3 componenten (met aandacht voor de andere functies van taal) aanwezig.
Taalvaardigheid is de eerste en belangrijkste component. Dit heeft tot gevolg dat we minstens 50% van onze lestijd en van onze evaluatie aan vaaardigheden moeten besteden. Bij schrijven wordt aandacht gevraagd voor zakelijk schrijven en voor creatief-expressief schrijven, voor tekstverwerking en beeldtaal. Ook de opmerkingen inzake aanpak zijn belangrijk.
Taalbeschouwing Taalbeschouwing heeft ook hier betrekking op reflectie op talig handelen die taalvaardigheid ten goede komt. Taalbeschouwing is dus geen losse kennisoverdracht. Wegens de grote samenhang tussen deze twee componenten, worden ze nu samengevat onder de naam ‘taal’. Deze component valt uiteen in 4 rubrieken (de volgorde wijst op graad van belangrijkheid). Taalgebruik en teksten: inzicht in taalgebruik en teksten bevordert de taalvaardigheid en verheldert het taalsysteem. Woordenschat: de leerlingen moeten vooral woorden leren die belangrijk zijn voor hun studies en voor het functioneren in de maatschappij. Die woorden worden best aangereikt in een context; de leerlingen moeten ook strategieën leren om aan woorden betekenissen toe te kennen. Spelling: de leerlingen moeten gemengde spellers worden. Zij moeten niet alleen de regels kunnen toepassen, maar ook spellingstrategieën kennen. Spraakkunst: een middel waarmee verder liggende doelen worden nagestreefd (verhoging van taalvaardigheid, aanleren van vreemde talen, leren denken).
Literatuur Literatuur omvat het lezen van literatuur en het reflecteren daarop. Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
5
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
De leerlingen krijgen nu al wat begrippen aangereikt om te evolueren naar competente lezers. Ze moeten weten wat er te lezen is en daarover al kunnen reflecteren. We vertrekken zoveel mogelijk van de leesbeleving en de tekstervaring van de leerlingen om de overgang te kunnen maken naar indringende tekststudie. Voor literatuur wordt een domeinenlijst aangeboden. Wat cursief staat, is voor b-richtingen; voor a-richtingen gelden alle begrippen. Er wordt een pleidooi gehouden voor het bijhouden van een leesportefeuille. Voor huislectuur (4 boeken in a-richtingen en 2 boeken in b-richtingen) is het belangrijk klastijd uit te trekken.
2.1.3 Leerplan 3de graad aso-kso-tso (LICAP, Brussel, D/2006/0279/008) Het leerplan is van toepassing vanaf 1 september 2006. Het is bedoeld voor alle leerlingen van de derde graad, maar afhankelijk van het aantal lesuren maakt het leerplan onderscheid tussen a-, b- en c-richtingen. Dit leerplan is een halfopen graadleerplan en bevat naast de vakgebonden eindtermen ook de specifieke eindtermen (voor aso) en de vakoverschrijdende eindtermen. Het leerplan bestaat uit drie componenten: communicatieve vaardigheden (met daarnaast ook aandacht voor leervaardigheden), taalbeschouwing (met een functioneel aspect voor c-richtingen; voor a- en b-richtingen is er naast het functionele ook een academisch niveau), literatuur (met aandacht voor een leesportfolio). Het leerplan bouwt verder op dat van de tweede graad en verwijst naar de leerinhouden die in die tweede graad aan bod kwamen. In dit leerplan staat competentieleren centraal. Onder competentieleren verstaan we het geheel van kennis, vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken die iemand nodig heeft om taken en opdrachten in een welbepaalde context uit te voeren. In het competentieleren gaat het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes hand in hand. Ze worden altijd geïntegreerd. Dit heeft gevolgen voor de didactische aanpak en de evaluatie. ** Zowel in het leerplan voor de eerste graad als in dat voor de tweede en de derde graad wordt verwezen naar strategieën. De leraar moet de leerling strategieën aanleren die de leerling kan hanteren bij het oefenen van vaardigheden.
Leesvaardigheidsstrategieën Vragen stellen over een tekst na het lezen laat toe het tekstbegrip te controleren, maar het helpt nauwelijks om autonoom leesgedrag te ontwikkelen dat informatieverwerving als doel heeft. Daarom is het wenselijk dat leerlingen leesstrategieën kunnen toepassen: voorspellend lezen, verkennend lezen (skimmen of globaal lezen), selecterend lezen (scannen of zoekend lezen), intensief lezen. Bij voorspellend lezen vraagt men zich af wat men al weet en wat men verwacht aan nieuwe informatie te vergaren. Bij skimmen richt men zich op de delen die de meest relevante informatie bevatten, met als doel vlug zicht te krijgen op de globale inhoud (titel, ondertitel, tussentitels, inhoudstafel, inleiding en besluit, illustraties en hun onderschriften, de eerste regels van iedere alinea, de Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
6
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
laatste regels van het besluit). Doordat de leerlingen nu een globale indruk van de inhoud van de tekst hebben opgedaan, kunnen ze die tekst gerichter gaan lezen, met bepaalde vragen in hun achterhoofd en met extra aandacht voor tekstgedeelten waarin antwoorden op die vragen te vinden zijn. Het verkennen van de tekst bevordert niet alleen het leesproces bij de leerling, maar kadert ook zeer duidelijk in het ‘leren leren’. Leren leren is een uitermate belangrijke doelstelling die we in ons onderwijs moeten realiseren. Bij scannen overloopt men snel met de ogen een tekst, op zoek naar trefwoorden, namen, letterwoorden, cijfergegevens, met als doel bepaalde informatie te lokaliseren. Dit is een courante leesstrategie in het talenonderwijs. Bij intensief lezen ten slotte gaat het om gedetailleerd tekstbegrip. Bij de laatste opdracht van de leestaak eindigt het leesproces niet. De leerlingen moeten nog stilstaan bij wat ze gelezen hebben om na te gaan wat ze daardoor wijzer geworden zijn, en hoe ze daartegenover staan. Reflecteren op de tekst is dus zeer belangrijk. Ook om betekenis aan woorden toe te kennen, kunnen de leerlingen verschillende strategieën hanteren: kijken naar de context, overleggen met elkaar, zich baseren op voorkennis en kennis van vreemde talen, een woordenboek gebruiken.
Leerplan bso Voor bso is er een afzonderlijk leerplan dat vooral gericht is op de communicatieve vaardigheden. Het leerplan moet beantwoorden aan ontwikkelingsdoelen/eindtermen. Dit zijn minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de onderwijsoverheid wenselijk acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Er worden ontwikkelingsdoelen bepaald voor kleuteronderwijs, buitengewoon lager onderwijs type 1-27-8, buitengewoon secundair onderwijs OV 3, eerste graad gewoon secundair onderwijs Bstroom. Voor tweede en derde graad spreken we van eindtermen. In de eerste graad B-stroom (voor eerste leerjaar B + BVL en specifiek Kantoor en Verkoop) is het leerplan 2010/019 van toepassing. Voor de tweede graad bso is in alle studierichtingen D/2006/0279/025 van toepassing, evenals 2006/0279/007 (Zakelijke communicatie) in Kantoor en Verkoop. Voor de derde graad bso is in alle studierichtingen 2006/0279/020 van toepassing, evenals 2006/0279/042 (Zakelijke communicatie) in de afdeling Verkoop.
2.2 Het jaarplan Nederlands Een jaarplan Nederlands is een werkinstrument, het kan dus in de loop van het jaar bijgestuurd worden. Het kan ook feedback bevatten over timing die niet klopte, aanbod dat niet ‘overkwam’… m.a.w. nuttige informatie naar het volgende schooljaar. Bij het opstellen van het jaarplan houden we best rekening met: -de eisen van het leerplan (die gaan voor op de eisen van het leerboek) -de beginsituatie van onze leerlingen (die is uitermate belangrijk voor de opbouw van de vaardigheden, voor het uitbouwen van een leerlijn)
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
7
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
-de factor ‘tijd’ (we houden dus rekening met -de schoolkalender en we organiseren witte ruimten en rustpunten). Zo’n jaarplan heeft pas zin als het in het verlengde ligt van ons didactisch handelen. Vandaar dat wij ervoor pleiten dat het zeker zou vermelden: -studierichting, klas, aantal lestijden, leerboek/werkboek, verwijzing naar het leerplan, naam van de leraar, schooljaar en trimester/semester; -het lesonderwerp in het grotere lessengeheel; -de beoogde leerinhoud; -de beoogde vaardigheid. (Uiteraard komen in een les Nederlands verscheidene vaardigheden tegelijkertijd aan bod - het leerplan pleit trouwens voor integratie van vaardigheden – dan vermelden we alleen die vaardigheid die specifiek geoefend/getraind/strategisch uitgewerkt wordt.)
‘Een jaarplan is een document waarin de leraar/het lerarenteam het leerplan vertaalt naar de concrete toepassing in een bepaald schooljaar. Het biedt een overzicht van de leerplandoelstellingen, oordeelkundig gespreid over het schooljaar. … Vermits het jaarplan een werkinstrument is, mag er uitdrukkelijk aan gewerkt, verbeterd, geschrapt en toegevoegd worden. Om de planlast te verminderen is het niet nodig elk jaar een nieuw jaarplan op te stellen. Uiteraard zal het jaarplan, rekening houdend met de ervaringen, afspraken en schoolkalender, geregeld aangepast worden. … Het rendement van het jaarplan wordt groter als het tot stand komt in de vakgroep, in coördinatie met de collega’s van de andere vakken… (APR 5, p. 4-5)
Het is, zeker voor beginnende leraren, en voor elke nieuwe situatie (nieuwe leerplannen, nieuwe leerboeken, nieuwe opdracht) aangewezen in de vakgroep of met collega’s hierover van gedachten te wisselen. Een vorm wordt niet meer opgelegd, noch door de inspectie, noch door de begeleiding. We pleiten wel voor bondigheid, duidelijkheid en een zekere uniformiteit binnen de vakwerkgroep. Een loutere ‘opsomming van inhouden’ of een fotokopie van de inhoud van het schoolboek heeft geen enkele zin. We denken dat de invulling van een rastermodel de meeste voordelen biedt: -de inhouden en vaardigheden worden bondig en overzichtelijk aangeboden -de continuïteit van de leerplaninterpretatie en de leerlijn van de vaardigheden worden duidelijk -de dosering van de leerinhouden wordt zichtbaar -de begin- en eindsituatie zijn snel af te lezen in fasen van overleg en bij vakgroepwerking. Voor een voorstel tot invulling van het raster: zie bijlagen.
2.3 De lesvoorbereiding De lesvoorbereiding heeft betrekking op een concrete leereenheid of les. Ze vertrekt van het leerplan en bevat bondige indicaties in verband met: -de beginsituatie van de leerlingen (voorkennis, ontwikkelingsniveau); -de prioritaire lesdoelstellingen (kennis, attitudes, vaardigheden), die concreter zijn dan de doelstellingen zoals die in het leerplan voorkomen; -de leerinhouden (bondig); -werkvormen en leermiddelen; -de structuur van de les, de lesopbouw met aandacht voor de leeractiviteiten, momenten van zelfstandig leren, differentiatie; -de evaluatie; hoe zal worden nagegaan of de leerlingen de lesdoelstellingen bereikt hebben. Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
8
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
We verwijzen hiervoor naar de APR 5, p. 6 Een lesvoorbereiding krijgt vorm in een schriftelijke neerslag. Dit is een houvast voor de beginnende leraren, maar dat betekent niet dat ze te veel aandacht moeten besteden aan het formele aspect ervan. Belangrijk is dat de leraar zicht krijgt op wat hij doet in zijn les, zijn lesopbouw evalueert en zichzelf feedback geeft voor een volgende les/het volgende schooljaar.
Concreet betekent dit dat de leraar zich volgende vragen stelt: Wat wil ik met deze les of lessenreeks bereiken? (doelstellingen) Wat weten/kennen de leerlingen hier al over? (beginsituatie) Welke leerinhouden zal ik aanbrengen? (Welke leerstof moet worden gegeven?) Hoe zal ik de leerstof aanbrengen? (werkvormen, leermiddelen) Wat zal ik toetsen? Hoe? Welke taken of opdrachten zal ik geven? Een gezamenlijke voorbereiding kan een belangrijke hulp zijn. Toch moet elke leraar zich aanpassen aan de eigen lessituatie. Het spreekt voor zich dat de lesvoorbereidingen aangepast worden aan vernieuwingen.
2.4 De schoolagenda De schoolagenda is een belangrijk administratief document dat dag aan dag bijgehouden wordt. Hij bevat voor elke les: datum, lesuur, duidelijk omschreven lesonderwerp, verwijzing naar schoolboek, werkboek of notities. Ook oefeningen, evaluatiemomenten en persoonlijk werk van de leerlingen worden erin opgetekend. De schoolagenda is dus ook voor de leraar een handig hulpmiddel: de leraar weet wat afgewerkt is en wat nog moet afgewerkt worden. De leraar is ook verantwoordelijk voor het invullen van de schoolagenda van de leerlingen. Laat de formulering in de agenda van de leerlingen overeenstemmen met die in de eigen agenda. Het Verbond vindt dat scholen de relatie tussen het jaarplan en de schoolagenda van de leraar moeten bekijken met het oog op de vermindering van planlast. Zo moet het mogelijk zijn deze documenten te integreren tot één schooleigen document dat op een dynamische manier kan worden gebruikt. (Bijdrage tot de vermindering van de pedagogisch-didactische planlast voor leraren so, 17 september 2002 en APR 5 p. 7)
2.5 Leerboeken en fotokopieën Een leerboek dat de leerlingen aankopen, moeten ze ook gebruiken. Soms is de leraar genoodzaakt bepaalde gegevens op afzonderlijke bladen aan de leerlingen te bezorgen. Voor didactisch gebruik mag je artikels geheel of gedeeltelijk kopiëren. Uit boeken mag je slechts korte fragmenten kopiëren.
3 Klasmanagement Een les voorbereiden, betekent ook nadenken over klasmanagement.
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
9
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Wil een leraar met de groep optimaal werken, dan zorgt hij voor een gepaste klasindeling (in functie van de les en als het lokaal het toelaat), hij stelt adequate vragen, hij geeft leertips, hij moedigt het positieve aan en remedieert het negatieve, hij zorgt voor afwisseling,… School en maatschappij verwachten veel van een leraar. Hij is begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, opvoeder, vakexpert, innovator, partner van ouders, lid van het schoolteam. Hij moet met de klas de opgelegde eindtermen en doelen van het leerplan realiseren. Hij moet, werkend vanuit een pedagogische houding, de groep zo leiden en beïnvloeden dat de leer- en ontwikkelingsprocessen mogelijk worden. Hij moet erin slagen de klas in de hand te houden, beter nog: hij moet streven naar het realiseren van een krachtige leeromgeving. Hij is de organisator, de manager van de klas. Er is een direct verband tussen goede lessen, orde en een goede relatie met de klas. Een leergericht klasklimaat is een belangrijke voorwaarde om goed onderwijs te kunnen geven. Klasmanagement heeft niet alleen betrekking op orde en tucht. Het slaat vooral op het deskundig en methodisch begeleiden van de klas tot een krachtige leeromgeving. Goed klasmanagement werkt preventief en start bij het eerste contact met de lerenden. In Klasmanagement. Methodisch werken met de klas als groep, geven Geert Verclyte en Luc Dekeyser uitleg over verschillende leerstijlen en het belang van doelgerichte communicatie. Zij gaan dieper in op inzichten over groepsdynamica en diverse stijlen van leidinggeven. De auteurs hebben het over de vier verschillende competentieniveaus van leerlingen/groepsleden en over de fases in de groepsontwikkeling. Zij tonen aan dat het verwerven van vaardigheden in het gebruik van de verschillende stijlen van leidinggeven en de bereidheid om regelmatig van stijl te veranderen onontbeerlijk zijn. Zo zullen groepen met een laag competentieniveau meer baat hebben bij instrueren (een vrij directieve stijl), bij groepen met een hoog competentieniveau kiest de leraar beter voor een andere stijl (delegeren). Verclyte en Dekeyser halen ook oorzaken van ordeverstoring aan en suggereren heel wat technieken en strategieën om te interveniëren. De leraar leidt, geeft input, overziet het geheel en stuurt en steunt. Hij is bewust bezig in de klas en reflecteert over het lesverloop en zijn optreden. Hij is dus betrokken, maar neemt tegelijk afstand en is reflexief. Dit Cahier voor Didactiek 16 is een uitgave van het Academisch Vormingsinstituut voor Leraren van de K.U.Leuven. Bestellen kan bij Wolters Plantyn Educatieve Uitgevers Motstraat 32 2800 Mechelen Tel. 015 36 36 38 In Structureel Coöperatief leren (ISBN 90-74233-13-9) vind je in hoofdstuk 7 interessante tips voor klasmanagement bij coöperatief leren.
4 Het persoonlijk werk van de leerlingen De APR 1 2005-06-05 vervangt de APR van 5 maart 1997. De herziening van APR 1 wordt op de eerste plaats verantwoord door onderwijskundige ontwikkelingen. In recente jaren zijn op het vlak van onderwijzen en leren heel wat inzichten gegroeid die een verruiming van het begrip persoonlijk werk noodzakelijk maken. De verruiming brengt onder andere met zich mee dat de bijlage van de APR 1 uit 1997 over het
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
10
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Minimum aantal inoefen- en verwerkingsopdrachten die per schooljaar per leerling dienen te worden uitgevoerd is weggevallen. APR 1 legt geen verplichtingen op, maar nodigt uit na te denken over de visie van onderwijzen en leren. Zoals de voorgaande versie is deze APR dus op de eerste plaats een werkinstrument voor scholen. We bevelen een bespreking van de APR 1 binnen de vakwerkgroep aan, want het is de verantwoordelijkheid van de vakwerkgroep om leerlijnen uit te werken. De APR 1 is ook een referentiekader van waaruit de pedagogische begeleiding het schoolbeleid inzake persoonlijk werk zal ondersteunen. De APR 1 steunt op een onderwijsvisie die heil zoekt in het zelfstandig verwerven van inzichten en vaardigheden,die het persoonlijk werk van de leerling uitdrukkelijk ziet als een element van het leerproces,die uitgaat van een gepland en geordend schoolbeleid inzake persoonlijk werk. De inkadering ervan in het hele leerproces vergt een nieuwe bezinning over de functie van dat persoonlijk werk, van huiswerk en opdrachten. Het persoonlijk werk is niet alleen gesitueerd na de les. Heel wat interessante taaltaken situeren zich voor en tijdens de les. De leraar is hierbij veel minder de alleswetende informant dan wel de begeleider van het leerproces. Nogal wat lessen of lesonderdelen kunnen door de leerlingen heel concreet worden voorbereid met goed afgebakende taken, waardoor het zelfstandig werken wordt bevorderd. Die taken kunnen ofwel thuis ofwel in de klas uitgevoerd worden. Bij de introductie van een nieuwe zakelijke tekst kunnen we zinvolle opdrachten bedenken. Woorden laten opzoeken in de klas kan zeer zinvol zijn. Leerlingen maken zo kennis met verschillende woordenboeken en naslagwerken (die moeten aanwezig zijn in de school). Leraren zien vlug waar zich de moeilijkheden situeren bij het opzoeken. Bij de introductie van een nieuwe literaire tekst maken de leerlingen thuis of in de klas een belevingsverslag als startpunt van een klassikale bespreking. Oudere leerlingen kunnen op basis van aangereikt materiaal of met een verwijzing naar bestaand materiaal een nieuw gegeven uit de literatuur introduceren (de aspecten van het expressionisme, de interpretatie van een tekst, de vergelijking van teksten…). Het blijft uiteraard wenselijk om een lesgeheel af te ronden met een taak die leerlingen zelfstandig of met enkelen uitwerken. Daarin wordt o.a. gepeild naar inzicht in de leerstof. Na een paar lessen over tekstsoorten of tekstdoelen zoeken de leerlingen voorbeelden in de media. Door de aard van die opdracht vermijden we dat leerlingen huistaken van elkaar overpennen. Zinvol zelfstandig werken draagt bij tot inzicht in het leerproces. Het is onze opdracht om leerlingen te leren reflecteren over aanpak, moeilijkheden en resultaten van hun leerproces. Zinvol zelfstandig werken houdt ook een gradatie van moeilijkheidsgraad in. Dit impliceert niet alleen een reflectie op de opdrachten die we zelf geven, maar ook overleg met collega’s van dezelfde graad en over de graden heen. Wat bijvoorbeeld het consulteren van woordenboeken of naslagwerken betreft, moeten leraren goed weten wat er in de drie graden gebeurt. Het is evident dat de moeilijkheidsgraad van wat wordt opgezocht en van het te consulteren materiaal toeneemt. Een ander streefdoel is variatie bij zelfstandig werken. Als de opdrachten een weerspiegeling zijn van de verschillende componenten van de leerstof, geven we de leerlingen de kans om de vele facetten van het verschijnsel taal te leren kennen en in te oefenen. Het uitschrijven van een structuur voor een spreekoefening of het opstellen van interviewvragen zijn mooie voorbeelden van inoefenopdrachten taalvaardigheid. Wie een Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
11
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
uitnodiging in een ander (liefst hoger) taalregister laat herschrijven, is volop bezig met taalbeschouwing. Zinvolle taken vragen ook om integratie in het profiel van de studierichting. Leerlingen van de 3e graad tso en bso ervaren taken als zinvol wanneer de opdrachten aansluiten bij het typische van hun opleiding. Enkele suggesties: verslagen van een bedrijfsbezoek brieven om informatie, … volgens BIN observatieopdrachten tijdens een stagemoment kritische bedenkingen bij een stageactiviteit instructies formuleren bij een technische vaardigheid. Bovenstaande voorbeelden laten zien dat de ene taak omvangrijker is dan de andere, zowel voor leraren als voor leerlingen. Opdrachten kunnen tot een goed einde gebracht worden, als ze voor beide partijen haalbaar zijn. Een eerste mogelijkheid om dit doel te bereiken is grote opdrachten in groepjes te laten uitwerken. Onze samenleving hecht veel belang aan teamwerk. Het is de taak van het onderwijs om deze attitude bij te brengen. Een mondelinge presentatie van het voorbereide groepswerk leert ons meestal wel wie gewerkt heeft en wie niet. Bij evaluatie kan de leraar een cijfer geven, maar ook de leerlingen kunnen elkaars werk en hun eigen werk een cijfer toekennen op basis van vooraf bepaalde criteria. Ervaring leert dat het gemiddelde van deze cijfers door de leerlingen meestal best aanvaard wordt. Laat de leerlingen ook tijdens de les opdrachten in groep starten en/of afwerken. Maak hen hierbij eveneens attent op een tijdslimiet. Traditioneel geeft de leraar Nederlands heel wat huiswerk en de correctie ervan vergt veel tijd. Heel wat leraren stellen zich nog steeds de vraag hoeveel huistaken er moeten zijn. In feite is dat een vraag die onvoldoende rekening houdt met de visie in de APR 1. De APR wijst op de mogelijkheden van voorbereidings- en ondersteuningsopdrachten, inoefen- en verwerkingsopdrachten, studieopdrachten en geïntegreerde opdrachten. De tekst van de APR en de visie die erachter steekt, leidt tot de bedenking dat een minimum aantal huistaken niet van fundamenteel belang is. Er moet wel worden gestreefd naar een redelijk aantal taken – niet noodzakelijk huistaken – maar wel representatief voor de deelaspecten van het vak. Die worden door de leraar, voor elke individuele leerling, nagekeken, en nabesproken. Vrij lange taken kunnen worden beschouwd als twee of meer taken. Er wordt wel verwacht dat leerlingen meer werk zelfstandig realiseren. Dit hoeft niet noodzakelijk individueel te worden verbeterd. Het kan best aanleiding zijn voor een klassikale bespreking ervan. Inoefen- en verwerkingsopdrachten kunnen in de klas worden nagekeken door leerlingen in een vorm van zelfverbetering aan de hand van hulpmiddelen. Uiteraard speelt de begeleiding door de leraar een belangrijke rol. Die ‘verbetering’ kan leiden tot een bespreking van de resultaten, tot een diagnose en een analyse van de fouten. Dergelijk zelfstandig werk moet niet altijd worden gequoteerd. Het wordt wel altijd geëvalueerd. Evaluatie en quotering zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. Natuurlijk veronderstelt de goede werking met betrekking tot het zelfstandig werken, de spreiding ervan, het nazicht in al zijn vormen en de rapportering duidelijke afspraken en een schoolbeleid dat organiserend optreedt.
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
12
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
5 Toetsen/overhoringen/proefwerken Leraren toetsen vooral om te weten of de leerlingen de leerstof begrijpen en beheersen. Ze evalueren het resultaat, het product van de inspanning. Het al of niet slagen kan voor de leerlingen grote gevolgen hebben. Daarnaast moet er ook getoetst worden om te weten hoe het leerproces verlopen is en wat er eventueel moet bijgestuurd worden zowel bij de leerling(en) als bij de leraar. 5.1 Toetsen moeten geldig en betrouwbaar zijn Geldigheid heeft te maken met de inhoud van de toets (wat we bevragen, is in overeenstemming met de vooropgestelde doelen) en de wijze waarop wordt getoetst (die is in overeenstemming met het afgesproken beheersingsniveau). We toetsen dus enkel wat we gegeven hebben en op de manier zoals we de leerstof gegeven hebben. We stellen vragen over kennisinhouden die aan bod kwamen en over vaardigheden die ingeoefend werden. Een toets is betrouwbaar als hij meet wat hij moet meten (als de toets opnieuw wordt afgenomen, mag bij dezelfde leerling een niet al te verschillend resultaat worden verkregen). Toetsen worden betrouwbaar als we ervoor zorgen dat: de vragen objectief scoorbaar gemaakt zijn de vragen duidelijk, eenduidig en enkelvoudig geformuleerd worden er voldoende vragen zijn zodat de toevalsfactor wordt uitgeschakeld de vragen geen negaties bevatten de vragen begrensd zijn. *Bij begrensde vragen liggen de contouren van het antwoord vast. Voorbeelden: Geef vijf kenmerken van… Geef twee verschillen tussen… Deze vragen worden open als meer dan vijf kenmerken, twee verschillen in de les aangebracht werden. *Onbegrensde open vragen beginnen met instructiewoorden als benoem, bespreek, beschrijf, … Het is niet altijd duidelijk voor de leerlingen wat ze bij deze instructies moeten doen. Bovendien worden die instructiewoorden in andere vakken, bij andere leraren soms anders ingevuld. *Bij gesloten vragen staat het antwoord vooraf volledig vast.
5.2 Het opstellen van toetsvragen gaat samen met inzicht in de taxonomieladder Een taxonomie is een classificatiesysteem, bestaande uit een aantal categorieën die volgens een bepaalde hiërarchie geordend zijn. Bij het opstellen van toetsen moeten we ons afvragen op welk niveau van de hiërarchie we de vraag formuleren. kennis (reproductie) van feiten, processen, algemene begrippen Wie is de auteur van …? Geef 3 oorzaken van het naturalisme. begrip/inzicht (kunnen gebruiken in analoge situaties) Onderstreep de verbindingswoorden in volgende zinnen. toepassing (zelfstandig kunnen aanwenden in nieuwe situaties) Vul de volgende zinnen aan met een bijwoordelijke bepaling. analyse (onderscheiden van bepaalde aspecten) Deel de tekst in alinea’s in. Leid uit deze gedichten de kenmerken van het sonnet af. Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
13
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
synthese (het verbinden tot een geheel dat meer is dan de som van de elementen) Maak een samenvatting van deze tekst in 100 woorden. Een toespraak houden. (improvisatieoefening) evaluatie ( kunnen oordelen over een oplossing volgens interne of externe criteria) Beoordeel de kwaliteit van volgende interviewvragen. Hoe hoger je op de taxonomieladder klimt, hoe groter de moeilijkheidsgraad van de toets. 5.3 Suggesties voor het opstellen van het proefwerk 1 Maak een voorblad waarin verwezen wordt naar gespreide of permanente evaluatie van spreek- en luistervaardigheid. Omschrijf de inhoud met een trefwoord en vermeld telkens het maximum te behalen punten. 2 Zorg voor een goede dosering volgens de 3 componenten van het leerplan. Een voorstel: Eerste graad ten minste 50 vaardigheden 50 taalbeschouwing Tweede graad
ten minste 50 vaardigheden 25 literatuur
25 taalbeschouwing
Derde graad
ten minste 50 vaardigheden 20 taalbeschouwing 30 literatuur Deze puntenverdeling geeft een algemene richting aan. Ze moet worden aangepast aan de verschillende studierichtingen en het profiel dat de school nastreeft. Belangrijk hierbij is dat de vakwerkgroep evaluatie evenwichtig en gemotiveerd organiseert. 3 Schrijf voor elke vraag het maximum van de te behalen punten. 4 Orden het proefwerk volgens de 3 componenten van het leerplan: De 4 vaardigheden: voor luisteren, spreken en schrijven gaat het telkens om de zakelijkfunctionele + expressief-creatieve kant van de vaardigheid; voor lezen geldt enkel de zakelijk-functionele Taalbeschouwing: inzicht in taalgebruik/tekst, woordenschat, spelling, grammatica Literatuur (literair esthetisch lezen) Het is noodzakelijk in een proefwerk nieuwe (analoge) zakelijke en/of literaire teksten op te nemen, waarop de verworven kennis en vaardigheden kunnen worden toegepast in een nieuwe situatie. Proefwerken worden daardoor langer en vragen meer creativiteit van de leraar. We verwachten dat de leerlingen de nieuwe informatie eerst aandachtig lezen, dan verwerken en vervolgens toepassen in de nieuwe opdracht. Dat vraagt tijd. Het is goed daarmee rekening te houden. Vermijd evaluatie die te sterk cognitief is en die te sterk op reproductie van kennis gericht is. De onderwijsinspectie constateert dikwijls dat de kennistoetsing nog primeert op alle andere toetsing. Het feit dat het onderwijs in de vaardigheden dus vaak niet voldoet, geeft dan ook zeer geregeld aanleiding tot negatief advies. Voor uitgebreide informatie kun je terecht op de website. (DPB/SO/permanente onderwijsthema’s/evaluatie)
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
14
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
6 Wat kan de leraar raadplegen? Diocesane Mededelingen Telkens een nieuw nummer verschijnt, wordt een e-mail naar de scholen gestuurd. Je kunt de Diocesane Mededelingen ook raadplegen op de website www.vicog.be
Informatie met blijvende waarde vind je verzameld op de webpagina Nederlands. Wanneer je kiest voor
en vervolgens voor vind je informatie over je vakgebied. Wanneer je doorklikt naar de site www.dagvandepoezie.be vind je nog een heleboel informatie in verband met het vak Nederlands.
Webadressen: we verwijzen hier naar de Diocesane Mededelingen van januari 2001 waar je een zeer uitvoerige lijst vindt. Zeker aanbevolen zijn de volgende sites: http://taaladvies.net http://taaltelefoon.be www.stichtinglezen.be www.vvmwebstek.be Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
15
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
http://taalunieversum.org Ook in het leerplan voor de 1e graad en van de 3de graad aso-kso-tso vind je interessante webadressen. Tijdschriften: VONK, Nova et Vetera APR of De Algemene Pedagogische Reglementeringen voor het voltijds secundair onderwijs APR 1: Het persoonlijk werk van de leerling (5 juni 2005) APR 2 : Het pedagogisch dossier van de leerling (27 augustus 2010) APR 3: De delibererende klassenraad op het einde van het schooljaar (29 april 2010) APR 4: Het goed gebruik van de schooltijd (actualisering 25 maart 2010) APR 5: Documenten bij de lesvoorbereiding (gewijzigd 2007-02-21) Bijdrage tot vermindering van de pedagogisch-didactische planlast voor leraren SO (Mededeling van 17 september 2002) Al deze teksten, uitgegeven door het Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs, zijn op de school beschikbaar. Vraag eventueel een kopie. Bibliotheek in PEDIC Diocesaan Pedagogisch-Didactisch Centrum Coupure Rechts 314 9000 GENT tel. 09 225 37 34 e-mail: [email protected] Via de ‘blauwe affiche’ en een ‘brochure nascholingsaanbod’ maakt PEDIC het nascholingsaanbod voor het lopende schooljaar bekend. Inschrijven via de website www.pedic.be. PEDIC v.z.w. bezorgt tweemaandelijks een factuur aan de dienst boekhouding van de school waarmee alle gevolgde opleidingen worden gefactureerd.
7 Onderwijsthema’s die de DPB ondersteunt De DPB heeft bijzondere aandacht voor armoede en onderwijs. Ons onderwijs mag de dualiteit in onze samenleving zeker niet versterken: alle leerlingen – uit welk sociaal milieu ze ook komen – hebben recht op kwaliteitsonderwijs. Bij ons lesgeven krijgen alle leerlingen maximale ontplooiingskansen: wie ‘kansarm’ is, mag niet benadeeld worden. We letten daarom op de kostprijs van het aan te schaffen materiaal, we beperken het aantal fotokopieën. De DPB hecht belang aan het verantwoord leren omgaan met ICT. Via het Internet zijn tal van activiteiten mogelijk, het is een didactisch hulpmiddel in de les Nederlands. De grootste opgave is de leerlingen èn kritisch èn gericht èn efficiënt te leren omgaan met dit medium. Om de continuïteit te verzekeren streeft de DPB ook naar vlotte samenwerking tussen basisonderwijs en secundair onderwijs. Waar men vroeger zei dat elk onderwijsniveau een voorbereiding was op het volgende, is de visie nu dat het basisonderwijs een schakel vormt in het ononderbroken ontwikkelingsproces van 2,5 tot 18 jaar en verder. Het scharnierpunt tussen elke overgang mag geen breekpunt zijn. Om elk kind, elke jongere optimale ontwikkelingskansen te geven, vinden op school andere werkvormen ingang, werden leerplannen aangepast en kregen of krijgen leraren vorming om zich deze nieuwe aanpak eigen te maken. Informatie over dit onderwerp vind je op de website van de DPB. www.vicog.be Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
16
DPB – Bisdom Gent
Syllabus voor beginnende leraren Nederlands
Je kunt de DPB steeds contacteren voor ondersteuning op het vlak van evaluatie, taalbeleid en actief leren. Bij vind je heel wat informatie over onder andere deze drie thema’s.
Bijlagen model jaarplan eerste graad model jaarplan tweede graad model jaarplan derde graad
Riet De Vos en Peter Van Damme
2010-2011
17