Voorwoord
S
feervolle buitenverblijven, oorden voor bucolische taferelen… in onze Antwerpse contreien kregen de Antwerpse adel en de rijke burgerij in die mythische, voor Antwerpen Gouden zestiende eeuw de smaak voor sfeervolle buitenverblijven stevig te pakken. Zo zetten zij een traditie verder met wortels in de Klassieke Oudheid die, als zo vaak, tot in de perfectie en ultieme raffinement werd verfijnd in het Frankrijk van voor de Revolutie. Ideaal voor quality time met het gezin in het groen, ver van - ook toen al - de drukte van de stad… Op dit mooie en tegelijk verrassend actuele thema zoomt deze publicatie verder in. Getuigen deze idyllische landhuizen en villa’s, opgetrokken te midden van grote domeinen omringd door bossen, parken en vijvers, immers niet van een buitengewone smaak en zin voor esthetiek? Laten ze u niet een beetje wegdromen? Verrassen ze u, net als mij door een oprechte bekommernis voor natuurbehoud en biodiversiteit aan de rand van de stad, lang voordat het een hedendaags politiek thema werd? Hoe mooi en inspirerend toch dat ook in de zestiende eeuw particulieren mee het voortouw namen om mee werk te maken van de zorg voor patrimonium, fauna en flora.
3 Kasteelfeesten op het domein d’Ursel, Hingene, 10 juni 2012. (Prov. Antwerpen. Dienst Erfgoed)
4
Dit boek over de vroegere ‘hoven van plaisantie’ biedt u ongetwijfeld nieuwe, boeiende verhalen over de initiatiefnemers, bouwheren en bouwmeesters van toen. Storytelling avant-lalettre. Hopelijk en allicht laat ook u zich inspireren door de dromen en ambities van de visionaire pioniers van toen. En door hun harde werk om die dromen waar te maken. Tot slot roem ik graag de auteur van dit werk, professor emeritus Roland Baetens. Ook hij had een droom. Ook hij maakte hem waar. Ik wens u een bijzonder boeiende lees- en leerervaring. De vele oud-studenten van prof. Em. R. Baetens wens ik bovendien een flinke scheut nostalgie. Laten we samen met plezier terugdenken aan zijn boeiende colleges en verhalen waarin hij elk tijdsgewricht van de wereldgeschiedenis extra dimensies gaf door zijn bevlogen en gulle verwijzingen naar kunst, cultuur, literatuur en muziek. In dit boek staan ook verfijning en elegantie centraal. Het is hem op het lijf en met de grootst mogelijke zorg geschreven: wetenschappelijk accuraat, in voortreffelijk Nederlands en met een uitzonderlijke zorg uitgegeven. Geniet ervan! Cathy Berx Gouverneur provincie Antwerpen
Dat de elite van toen bovendien een ideale context creëerde voor de ontmoeting tussen geleerden, wetenschappers, kunstenaars, gezagsdragers én economische sterkhouders, in hun sfeervolle salons, levert voorts een onuitputtelijke bron van inspiratie. Inspiratie voor verhalen en wie weet, intriges en romances. Maar, voorbij les petites histoires maakte vooral de mogelijkheid tot kruisbestuiving tussen kunst, cultuur, wetenschap, gezagsdragers, handel en industrie, écht het verschil. Volgens mij kan het geen toeval zijn dat dit boek uitgerekend nu verschijnt. Op het moment dat velen dromen van een nieuwe Gouden Eeuw voor Antwerpen. De wereld waarin Antwerpen die ambitie moet waarmaken is totaal anders. De succesformule blijft overeind: kruisbestuiving tussen disciplines, verbanden leggen, verhalen vertellen…
Hoven van Plaisantie 5
I D iversiteit en continuïteit van de buitenplaats A. Stad en platteland in dialoog
D
e stad kan niet gezien worden als een van haar omgeving geïsoleerd systeem, ook al mag ze dan omringd zijn door een vestinggordel en stadspoorten. Hoe omvangrijker de stad hoe talrijker haar inwoners, hoe groter en intenser de betrokkenheid wordt met het omliggende platteland. De verhoudingen berusten op een aloude wederzijdse afhankelijkheid. De stadsgeografie introduceerde de theoretische modellen van concentrische cirkels en de urban fringe belts. Deze laatste zijn voor de stad wat jaarringen zijn voor bomen. Ze worden gebruikt voor het onderzoek naar de relatie tussen stad en platteland en tasten als het ware de perifere zone af vertrekkend van de stadsrand naar een ruimte die - althans in ons perspectief vooral een actieradius van ca. 20 km bestrijkt.1
Wederzijdse afhankelijkheid
6 Jacob Grimmer, Gezicht op de Schelde, 1587. (Kon. Mus. Schone Kunsten, Antwerpen, inv. nr. 945)
10
Zo functioneerde het platteland als arbeidsreservoir en in tijden van hoogconjunctuur breidde die actieradius zich zelfs uit tot over de grenzen. Gekwalificeerde arbeidskracht was schaars en het stedelijk proletariaat geregeld aan vernieuwing toe. De Antwerpse poortersboeken noteerden in de gouden eeuw jaarlijks gemiddeld ongeveer driehonderd opnames met pieken voor 1560-1564.2 Uiteraard lag de immigratie veel hoger. Niet iedereen vond het nodig of kon het burgerschap verwerven. Reeds in de eerste helft van de vijftiende eeuw blijkt meer dan 90 procent van de inwijkelingen uit het noorden en oosten van de Antwerpse regio te komen. Een steekproef voor het laatste kwart van de zeventiende eeuw wijst uit dat de meerderheid van nieuwe poorters afkomstig was uit de huidige provincie Antwerpen.3 Het verbaast ook niet vast te stellen hoe met de hernieuwde aantrekkingskracht van stad en haven tijdens de negentiende eeuw het aantal inwijkelingen sterk toenam en in 1817 even goed als in 1855 bijna 75 procent onder hen geboren was in landelijke gemeenten.4
Ook voor haar voedselbevoorrading was de stedelijke bevolking grotendeels aangewezen op het agrarisch ommeland. Voor sommige producten vulde de buitenlandse aanvoer het tekort aan. Zo bleef de stad tot medio zeventiende eeuw graan importeren en pas in dezelfde periode was het voor de vleesconsumptie toegestaan op de Antwerpse markt vee te verkopen dat gevet was in de polders van Oosterweel, Hoboken, Ekeren, enz. Ludovico Guicciardini merkte reeds op dat ‘Brabant heeft een goede ende gesonde locht overal. Het land is effen meestendeels ghedrachtich ende vruchtbaer. Hoewel dat Kempenlandt naetuerlijck onvruchtbaer is. Maer arbeydt ende neerstichheydt der menschen verbetert dit grootelijck ende wordt door menichte van beesten vruchtbaer ende goet ghemaeckt. Brabant is ook begaeft met meeren... ende profytelijcke watervloeden. Het is ghenoeghsaemelijck verciert met bosschen ende wouden.’5 De samenstelling van de bodem in de omgeving van de stad varieerde. Enerzijds lagen er vette poldergronden en weiden verscholen achter de dijken, anderzijds liep de Scheldevallei naar het noorden uit op de zandige gronden van de Kempen en dit was halverwege Schoten en Schilde al 7 Virginaaldeksel, detail, 17° eeuw. (Mus. Vleeshuis, Antwerpen)
Hoven van Plaisantie 11
Buitenplaatsen te Hemiksem Benaming Kasteel van Hemiksem (Postmeesterhof) Monnikhoven Mockenborgh Hooge Poort Heemsdaal Herbeke Terlocht Brackegem Hoeve van Balsa Speelhuis van Lambrechts
(16°-18° eeuw)* 16°E 17°E 18°E x x x x x x x x x x x x x x x x x x x -
Oppervlakte (ha) 11.62 (1747)1 10.74 (1730)2 1.97 (1747) 1.96 (1747)3 2.43 (1747) 15.08 (1747) 5.19 (1747) 5.26 (1747) 12.8.61 (1747)4 ? (1747)
* De gegevens voor 1747 komen uit RAA, GAHe 4, 10 oktober 1747. De oppervlakte slaat enkel op het domein. Gronden elders in de gemeente zijn hier niet bijgeteld. 1. Volgens de kadastrale legger 1834 15 ha groot. 2. GAA, GAHe, SR 58, 29 dec. 1730 3. In 1719 echter ca 12 ha (De Schepper, 1950, 85) 4. SAA, G.F.6, familiestamboom Balsa. Heeft aan zijn hoeve waarop twee pachters verblijven ‘een cleyn appartement’.
48 Gravure kasteel Monnikhoven Hemiksem. J. Le Roy, 1678
49 Litho kasteel Terlocht Hemiksem. A. Vasse, 1855 (Privébezit)
56
Rekening houdend met een totale omvang van ca. 9500 ha is het duidelijk dat de concentratie van buitenverblijven terugloopt ten opzichte van hoger genoemde randgemeenten. Zoals steeds wordt de locatie bepaald door de hoogte, de nabijheid van water en goede verbindingswegen. Te Kontich ligt Groeningenhof bij de Mandoersebeek op elf tot twaalf meter hoogte. Pluysegem en Boutersem bevinden zich op ca. zestien meter en dicht bij de Boutersembeek; via een dreef sluiten ze aan op de Antwerpse steenweg. Altena op zeventien meter heeft een verbinding met de steenweg Mechelen-Antwerpen terwijl de bewoners van het Tanghof via de Reepkenslei, in 1610 aangelegd, eveneens dezelfde verkeersas kunnen bereiken. Ze genieten van een uitzonderlijke hoogteligging (ca. 24m) en de Mandoerse beek vloeit er niet ver vandaan. Het Hof van Boechout haalt zijn water uit de Lauwerijkbeek, ligt dicht bij de dorpskern op vijftien meter hoogte. Enkel Ropstock bevindt zich met 18.75 meter nog hoger. De hoven te Boechout zijn vooral zuidwaarts gelegen. Te Mortsel liggen de meeste kastelen in het midden van het dorp op een hoogtelijn van ca. vijftien meter en grenzen aan de grote verkeersweg naar Antwerpen. Te Edegem staan Ter Linden en Arendsnest op gemiddeld vijftien meter hoogte., Rattennest en Capenberg nog vier à vijf meter hoger. Het slot Kleidaal te Aartselaar bevindt zich op een eilandje van de Struisbeek en daardoor slechts op vijf meter hoog in tegenstelling tot het Solhof dat wel tien meter hoger ligt. Niet ieder kasteel kan beschreven worden. Een objectief criterium dwingt ons de voorkeur te geven aan de zetel van de heerlijkheid. De kastelen Kleidaal, Cantecroy, Groeningenhof, het Hof van Boechout en Ter Linden komen dan in aanmerking. Ze sieren vandaag trouwens nog steeds het landschap. Kleidaal met zijn vierkanten gesloten donjon en
Buitenplaatsen zuidelijke rand grootstad (16°-18° eeuw) Benaming 16°E 17°E 18°E Oppervlakte (ha) Aartselaar 71.06 (1580); 100(1613)1 x x x Kleidaal x x x Solhof 40 (1614)2; 7.82 (1834) x x x Buerstede 25 (1576)3; 4.22 (1834) Edegem x x 33 (1672)4 Mussenborg x x x Ter Linden 21.50 (1575)5 x x Hazeschrans 12 (1662); 46 (1772)6 x x x Arendsnest (ter 18.42 (1656); 27 (1754)7 Hoger Hagen) x x x Elzenhof ? x Sobrechtshof x Eickhof Kontich x x x 43.42 (1638)8 Altena x x x Groeningenhof 107.91 (1651)9 x x x Tanghof 33 (1730)10 x x x Boutersem 21.05 (1632)11 x x x Pluysegem 30.26 (1650)12 Mortsel x x 23 à 26 (1630)13 Canti(n)crode (Cantecroy) x x x x 6.58 (1655)14 Ter Varent x x x Ten Dorpe 32.90 (1641)15 x Wolfscate (Koeistaart) 11 (1754)16 x x De Meermin op de 2.63 (1686)17 Luithagen x Speelhuis op Waasdonk 1.50 (1775)18 Hove x x x 16.07.50 (1781)19 Rattennest x x Wannikhove 37 (1741)20 x x Cap(p)enberg 6550 m2 (1590)21 Duffel x x x Ter Elst Borsbeek ? x x Kasteel van Borsbeek (Reynenberg) Boechout x x x 56.58.80 (1602)22 Hof van Boechout (Vredeborch) x x x Capenberg (Spokenhof) 19.74 (1676)23 x x Steenhuize 15 (1649)24 x x Ropstock 17.50 (1613)25 x De Fonteyne 2465 m2 (1761)26 1. Stockmans 1892, 64, 69 2. Met dank aan R.Verslype 3. SAA, SR 347, f°193r-208v 4. RAA, GAMo, SR 5, f°160r, waarvan 18 ha in Edegem, de rest in Hove en Mortsel 5. RAA, GAMo, SR 84, f°85r-86r 6. RAA, GAMo, SR 4, f°189r-v, waarvan 11 ha voor hoeve en speelhuis; SR 47, f°210r-212r 7. RAA, GAMo, SR 94, f°75v-77v, waarvan 4 ha rechtstreeks bij het speelhuis; SR 10, f°579v 8. SAA, N 1314, 4 september 1641 9. Van Passen 1964, 440 10. Museum Sterckshof, fonds van de Werve, kaart Riquier 11. SAA, Vreemde gemeenten, 16f°8v 12. Van Passen, 1988, 205 13. Dierickx, 1961, 25
14. SAA, N 139, f°386r. Het kasteelblok zelf 1,5 ha 15. SAA, SR 667, f°253r 16. RAA, GAMo, SR 14, akte 1252 17. RAA, GAMo, SR 9, akte 249 18. RAA, GAMo, SR 21, f°252r 19. SAA, N 987, akte 122 20. SAA, N 2641, 11 januai 1741 21. Stockmans 1975, 37; Cappenberg hoorde vroeger bij Mortsel 22. Moretus 1950, 68; opper- en neerhof met de priëlen en grachten: 18.880m2 RAA, GABoe SR 330, f°30v 23. SAA, Vreemde gemeenten 531, 17 maart 1676 24. RAA, GABoe, SR 330, f°92r-95v 25. RAA, GABoe, SR 315, f°23v-24v 26. RAA, GABoe, SR 350, nr 61
Hoven van Plaisantie 57
70
62 Kasteel van de heer van Wijnegem. J. Le Roy, 1678
64 Kasteel van de heer van Broechem. J. Le Roy, 1678
63 Kasteel Zevenbergen te Ranst. J. Le Roy, 1678
65 Kasteel van de heer van Loenhout. J. Le Roy, 1678
Hoven van Plaisantie 71
17 De toren is een statussymbool en verwijst naar de huistoren in de stad. Het Arendsnest te Edegem, voor- en achterzijde.
136
18 De toren van het Laarhof te Reet, voor en achterzijde. Voorbeelden uit vele.
Hoven van Plaisantie 137
Het kasteel van Vorselaar, een indrukwekkend perspectief Reeds op het einde van de dertiende eeuw werd op deze plaats een waterburcht opgericht. Eeuwenlang bleef het uitzicht ervan vrijwel ongewijzigd bewaard: een volledig omsloten kasteel met vier hoektorens, met ingang aan de oostzijde en de woonvleugel aan de andere zijde. Vanaf 1645 werd het vervallen kasteel hersteld. Een gravure uit 1678 geeft een goed beeld van het zeventiende-eeuwse kasteel: de vier hoektorens, het poortgebouw en de woonvleugel zijn gebleven, maar een aantal toevoegingen zoals een kuifstuk in barokstijl en de torenbekroningen geven het kasteel een minder defensief uitzicht58. Philippe Louis de Pret verwierf het domein in 1709. Dankzij bewaarde rekeningen is er vrij veel informatie bekend over de periode dat Jan Peter
van Baurscheit vanaf 1733 het kasteel voor de familie De Pret verbouwde59. De werkzaamheden werden door zijn erfgenaam Karel Philippe van de Werve in 1755 voortgezet. Vooral het interieur van het middeleeuwse kasteel onderging een gedaantewisseling tot ‘hof van plaisantie’, een luxueuze residentie. Op het voorplein van het kasteel kwam een nieuw neerhof met bijgebouwen, die volgens een strikt symmetrisch patroon de hoofdas volgden. Hierdoor ontstond een indrukwekkend perspectief vanaf het monumentale toegangshek dat het voorplein afsloot. De poort is 1735 gedateerd; boven een van de deuren van de bijgebouwen staat het jaartal 1756 en diverse steenhouwersmerken verwijzen naar deze bouwperiode, o.a. van steenleverancier Jean Bap-
33 Zicht op de poortgebouwen van Vorselaar, ontworpen door J.P. Van Baurscheit.
31 Vooraanzicht van het kasteel van Vorselaar.
kamer, een gestreepte kamer. Deze vertrekken waren waarschijnlijk voornamelijk in gebruik om te slapen, te rusten en toilet te maken. Op de zaal die zich uitstrekte van de voor- tot de achtergevel van de verdieping, ook wel pallier genoemd, stond onder andere een biljart. Gezien het grote aantal stoelen in de vertrekken beneden en boven op de zaal, steeds meer dan twaalf, zal het huis vooral zijn gebruikt voor ontvangsten en om met vrienden, familie en kennissen informeel bij elkaar te komen en de zomers door te brengen57. Kasteel Sorghvliedt in Hoboken onderging uiteindelijk eenzelfde lot als het gemeentehuis van Putte. Het werd in 1937-1940 ingericht als gemeentehuis van Hoboken en is nu districtshuis. Gelukkig bleef in Sorghvliedt wel veel van de oorspronkelijke interieurafwerking bewaard.
150
32 Steenhouwersmerk van Jean Baptiste Lisse, kasteel Vorselaar en Sorghvliedt. Tekening Steenmeijer Architecten, 1987.
Hoven van Plaisantie 151
tiste Lisse uit Féluy, die veel voor Van Baurscheit werkte60. De indeling, vloer- en dakconstructies en een deel van de stucwerkplafonds in de bijgebouwen zijn eveneens nog origineel achttiende-eeuws. De grootste wijziging onderging het kasteel omstreeks 1862-1866, als de poortvleugel van het middeleeuwse kasteel werd gesloopt en het voorplein van het neerhof werd doorgetrokken tot aan de woonvleugel. Hierdoor kwamen de twee voorste hoektorens vrij te staan. Tezelfdertijd kreeg het kasteel een neogotische metamorfose met Engelse inslag, door toevoeging van ronde torens met kantelen, arkeltorens, spitsboogvensters en een tudorboogvormige toegangsdeur met bordestrap. Een deel van de slotgracht werd gedempt. Ook het interieur werd grondig veranderd, alhoewel toch nog een aantal salons aan Van Baurscheit herinneren. In de eetkamer wordt de evolutie van het kasteel aan de hand van medaillons uitgebeeld. Bouwheer was Filips van de Werve, burgemeester van Vorselaar. Door huwelijk kwam het domein in 1911 in handen van de familie De Borrekens, die het op hun beurt een tiental jaar geleden verkochten.
zins beveiligde buitenplaats, naar de normen van die tijd. Bij een volgende verkoop in 1608 aan Conrard Schetz is er immers reeds sprake van een huysinghe van plaisancie rontomme bewatert. Het lusthof werd verder uitgebreid met een vleugel en een vrijstaande duiventoren. Op de begane grond was een grote zaal, een keuken en een galerij. Er waren twee kleine en een grote binnenplaats; het geheel had dus al de vorm van een heus kasteel aangenomen, omringd met moestuinen, een neerhof, boomgaarden en visvijvers. De ingang werd van noord naar zuid verplaatst, zodat het kasteel in het vervolg rechtstreeks met het dorp is verbonden. Conrard zal zich samen met zijn drie broers Gaspar, Melchior en Balthasar opwerken tot invloedrijke bankiers, Gaspar bracht het tot koninklijk schatbewaarder. Melchior kocht het hoger beschreven kasteel van Schoten. Een afbeelding in Sanderus geeft het kasteel omstreeks 1645 weer, een gebouw met een stedelijk uiterlijk, in een traditionele baken kalkzandsteenstijl, met trapgevels en kruisvensters64. De eerder sobere buitenkant stond in schril contrast met het interieur, dat zeer rijk was ingericht, met alle comfort en
Kasteel d’Ursel in Hingene, een hertogelijke zomerresidentie bij de Schelde
34 Het salon met rococoschouw eveneens naar ontwerp van J.P. Van Baurscheit.
35 Voorbeeld van chinoiserie in het interieur van kasteel d’Ursel te Hingene, 19° eeuw. (Prov. Antwerpen Dienst Erfgoed)
152
Alhoewel Van Baurscheit hier niet heeft gewerkt, is de Franse invloed onmiskenbaar. Het kasteel van Hingene is vandaag eigendom van de provincie Antwerpen en kreeg een culturele bestemming. Dankzij de vele publicaties en tentoonstellingen die in het gebouw plaats hebben, krijgen we een goed beeld hoe het gebouw in het verleden werd bewoond en ingericht. Ook mondelinge getuigenissen komen aan bod: een publicatie is gewijd aan de gesprekken met omwonenden die zich het leven op het kasteel nog kunnen herinneren, toen het nog werd bewoond door de hertog, zijn familie en de personeelsleden61. Een recente tentoonstelling en een boek zijn gewijd aan vier generaties prinsessen die regelmatig op het kasteel verbleven en veel tijd besteedden aan tekenen en schilderen. Mooie schilderijen geven ons een idee hoe het kasteel was ingericht62. Als ‘hof van plaisantie’ mag het kasteel van Hingene in deze beschrijving zeker niet ontbreken. Dankzij de recente studies en interessante publicaties, waarnaar we graag verwijzen, kan deze bijdrage zich beperken tot de bouwhistorische gegevens63. Zoals vele omwalde boerderijen evolueerden tot een zestiende-eeuws lusthof, kende ook het kasteel van Hingene een gelijkaardig evolutie. Er is op die plek reeds in 1120 sprake van een schranshoeve, die in 1556 aan ridder Dierick Van de Werve werd verkocht. Ongetwijfeld maakte hij van de bestaande omwalling gebruik om het bestaande domein te verbouwen tot een toch enigs-
36 Detail van het roze Chinese behang, 19° eeuw in het kasteel d’Ursel te Hingene. (Prov. Antwerpen Dienst Erfgoed)
Hoven van Plaisantie 153
39 Zijzicht op het kasteel Groeningen met het poorthuis op de achtergrond.
156
Hoven van Plaisantie 157
domeinen. Een kasteeldomein heeft net zoals een gaf bewaarde historische dorpskern, een grote, positieve uitstraling op de omgeving, meestal is er ook een sterke historische band mee. Dit geldt ook voor domeinen die niet of niet bestendig toegankelijk zijn voor publiek. Het zou dan ook billijk zijn dat er financieel tegemoet gekomen wordt in het behoud van dit voor de gemeenschap waardevolle patrimonium, dat meestal ook deel uitmaakt van de geschiedenis van een hele streek. De voorbeelden van kasteeldomeinen die aan een openbaar bestuur werden verkocht zijn legio. Meestal liggen financiële aspecten aan de basis, wanneer instandhouding en beheer niet langer kunnen gegarandeerd worden, of onder fiscale druk. Veltwijck, Sorghvliedt, Putte, Sterckshof, het kasteel van Schoten en vrij recent nog Pulhof in Wijnegem gingen in openbare handen over. Het kasteel d’Ursel in Hingene is een uniek voorbeeld van een openbaar domein waar
kasteel en park werden hersteld, onderhouden en ingericht als was het nog in privéhanden. Bij enkele andere kastelen wordt het monumentale gebouw eerder als onaangepast en onfunctioneel ervaren, in zoverre zelfs dat de gemeente Putte recent het kasteel verlaten heeft omdat het als gemeentehuis letterlijk ‘uit zijn voegen barstte’. Ook het Sterckshof verliest binnenkort zijn bestemming als Zilvermuseum, omdat het gebouw niet strookt met de hedendaagse eisen als museum. Het ligt inderdaad niet voor de hand om een historisch gebouw publiek toegankelijk te houden en aan te passen aan de steeds wisselende eisen van hedendaags gebruik. Allerlei normen en eisen op vlak van brandweerstand en isolatie, stabiliteit, toegankelijkheid, evacuatie, akoestiek en hedendaags comfort wegen door, zeker als de nieuwe bestemming dit vereist. Het zoeken naar een geschikte bestemming kan dan ook niet omzichtig genoeg gebeuren en is van cruciaal belang om een optimale instandhouding en een langdurig en duurzaam behoud te kunnen blijven garanderen.
40 Poortgebouwen zijn op de kasteeldomeinen doorgaans de oudste en best bewaarde delen van het complex. Poortgebouw kasteel Groeningen
160
41 Poortgebouw kasteel Arendsnest.
De beste bestemming voor een kasteel blijkt in eerste orde nog altijd het wonen. Laat dit daarom een pleidooi zijn om die bestemming te behouden daar waar die mogelijkheid aanwezig is en om die keuze daadwerkelijk te ondersteunen. De geschiedenis leert ons dat, mits kwaliteitsvolle ingrepen met respect voor de waarden van het patrimonium, aanpassingen en verbouwingen steeds mogelijk zijn. Kasteeleigenaren hebben daarin een bijzondere expertise, gecombineerd met een grote liefde voor het erfgoed. Deze eigenschappen mogen gerust het vertrouwen wekken van de overheid die erover moet waken dat, in het algemeen belang, onze kasteeldomeinen met hun verscheiden waarden bewaard blijven voor de huidige en toekomstige generaties.
42 Poortgebouw Hof van Boechout.
Hoven van Plaisantie 161
B. Van planten en tuinen of natuur en kunst
D
43 Abel Grimmer, De Lente, 1565. (Kon. Museum Antwerpen) 44 David Vinck(e)boons (1578-16229), Elegante heer en dame in een tuin. (Veilingscat.Londen, 1992)
e historische buitenplaatsen in de provincie Antwerpen bieden niet alleen een staalkaart van de bouwkunst in Vlaanderen. Ze belichten ook en vooral de geschiedenis en ontwikkeling van onze tuin- en landschapsarchitectuur.69 Sinds de zestiende eeuw worden versterkte woontorens of hoeves verbouwd tot ‘huysen van plaisantie’. Menig speelhof wordt opgekocht en vernieuwd gedurende de zeventiende eeuw, om in de achttiende eeuw uit te groeien tot een maison de campagne. Na heraanleg in de negentiende eeuw vormen deze kasteeldomeinen de basis van een privégoed, een gemeentepark of een provinciaal domein vandaag. Voor oude en nieuwe adel, koopman, financier of ondernemer, diende dit buitengoed een dubbel doel. Het was zowel een opbrengsteigendom als een plek om te verpozen in de natuur, een zaak van nut en sier met het landschap als onderpand. Hoeves, weiden en akkerland werden verpacht. Bossen leverden zowel hout als het decor voor een jachtpartij of wandeling. Een nabijgelegen waterloop was tegelijk aanvoerroute en voedingsbron voor grachten en vijvers, met vissen of fonteinen. Moestuinen en boomgaarden spijsden de maaltijden, niet alleen hier maar ook op de residentie in de stad. Siertuinen telkens aangepast aan de mode van hun tijd en de status van hun eigenaar boden het ideale kader
45 Plan voor een renaissance tuin, Hans Vredeman de Vries, Hortorum viridariorumque..., Antwerpen, 1583. (MPM, Prentenkabinet)
162
voor ontvangst van relaties, familie en vrienden. Met kennis van planten en stijlmodellen, gewonnen uit literatuur of reizen, nam menig eigenaar toonaangevende ontwerpers en bekwame hoveniers in dienst om zich over de inrichting en zorg van hun tuin of park te ontfermen. Het verzamelen van bloemen, planten en bomen blijkt van alle tijden.70
Tuinen van plaisantie In 1583 verschijnen in Antwerpen de Hortorum viridariorumque elegantes & multiplicis formae ad architecticae artis normam of de sierlijke en veelsoortige afbeeldingen van tuinen en boomgaarden vakkundig uitgetekend naar de maatstaven van de kunst der architectuur door Hans Vredeman de Vries. Voor het eerst in Europa wordt een prentwerk helemaal gewijd aan tuinen en hun vormgeving. Twintig platen tonen parterres en labyrinten, hekken en portalen, loofgangen en paviljoenen, beelden en vazen, dienstig als modellen bij de aanleg van een siertuin, in de stad of op een buitengoed. Tot ca. 1550 is de kennis van uitheemse planten eerder beperkt. Met toedoen van Ogier Ghislein van Boesbeke keizerlijk gezant in Istanbul, zijn assistent en arts Willem van Quackelbeen en artsenplantkundigen als Rembert Dodoens, Charles de L’Ecluse en Mathias de L’Obel komt daar verandering in.71 Via reizen en contacten met andere plantkundigen en liefhebbers, wisselden zij naast kennis ook planten en bollen uit. Zo komen onder meer anjers, tal van lentebloeiers zoals narcissen, anemoon of hyacint, keizerskronen en vooral tulpen in de Nederlanden terecht. Tegen 1570 bloeien in de tuin van de Antwerpse apotheker Pieter van Coudenberg, gelegen net buiten de Kipdorppoort te Borgerhout, maar liefst zeshonderd vreemde planten.72 Ook Marie de Brimeu prinses van Chimay, Philips van Marnix van Sint Aldegonde, de dames Schetz en van Stralen, stadsgriffier Jan van Hoboken,73 drukker Christoffel Plantin, burgemeester Nicolaas Rockox74 of schilder Pieter Paul Rubens75 koesteren exotische kostbaarheden in hun stadstuin of buitengoed. De humanist Justus Lipsius prijst tuinen om hun schoonheid, orde en rust, als een ware verkwikking voor de geest. Voor anderen zijn ze een bron van vrolijke razernij in het najagen van steeds nieuwe, zeldzame en dure planten.76 Wie daarentegen praktisch advies in
Hoven van Plaisantie 163
Elk model vraagt echter om aanpassing. Daarom start Dezallier met een gouden raad: onderzoek vooraf de natuur van het terrein, alsook de reeds bestaande tuinaanleg. Benut hun pluspunten en corrigeer hun tekortkomingen. Ontwerp met rede en kunst, in harmonie en verhouding. Maar bewaar vooral de aard van de plek.89 Wanneer Conrard Albert, de eerste hertog d’Ursel, in 1696 het domein van Hingene erft staan grote werkzaamheden voor de boeg. Ten noorden van het kasteel is zopas L’étoile aangeplant: een sterbos met twaalf olmendreven tussen elzenplantsoenen, dienstig als houtwinningsgebied, jachtterrein en wandelplaats. Meteen hierop aansluitend gaat de aanleg van een nieuw, regelmatig en uitgebreid grachtenpatroon van start. De aanliggende dries of gemene weide wordt ingelijfd. In ruil bekostigt de hertog de aanleg en beplanting van een nieuwe dorpsdreef. Deze grachten en bomenrijen vormen het kader rond een nagelnieuw geheel. Want ook het kasteel en de siertuin van Hingene zijn aan herziening toe. De hele operatie wordt een geschenk aan prinses Eleonore von Salm met wie de hertog in 1713 in het huwelijk treedt. Bouwmeester van dienst is de Franse architect Jean Beaucire. In zijn kielzog komen ook de Franse hoveniers Pierre Pignet en Etienne Chanson naar Hingene om de aanleg van een nieuwe siertuin te leiden. Rekeningen maken gewag van zes eenvoudige grasperken of boulingrins en vier parterres de broderie. Om het loofwerk in deze laatste extra naar voor te brengen, wordt hun bodem met al dan niet gekleurde steenslag bedekt. In deze perken liggen minstens drie waterbassins geleverd door de groevemeester en steenkapper Robert Vinck uit Felluy. Om deze waterpartijen leven in te blazen worden in Brussel twee fonteinmolens gesmeed en na goedkeuring door het lood- en tingietersambacht naar Hingene verscheept. Tussen deze fonteinen staan ook nog eens acht sokkels met vier vazen en evenveel beelden, alle gebeeldhouwd door Jan Peter van Baurscheit de Oude. Tegen 1716 lijkt de aanleg van deze siertuin voltooid. Uit hetzelfde jaar dateert ook een tekening door Guillaum De Bruyn. Ze bevestigt in grote lijnen het beeld uit de rekeningen. Toch blijft het hier weergegeven doolhof in de warande een raadsel. Van nu af aan wordt uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de moestuin of jardin potager bij het neerhof, de boulingrins en parterres in de siertuin en de warande. Zo ontvangt de tuinman Jacobus Michiels in 1735 de ‘somme van sesthien guldens over een jaer pensioen van d’hagen in de waerande te schairen dese saisoen en nogmaals vijfentwintigh guldens in voldoeninghe van een jaer onderhout der weghen in de bollegrains ende parterre van S. Ex.ce den heer Hertogh van Ursel tot Hinghenen’.90 Wanneer zijn excellentie in 1738 overlijdt, wordt door landmeter Everaert de bestaande toestand in kaart gebracht.91
170
52 19de-eeuws terracottabeeld van een Chinese dame met vruchtenmand in park Laarhof, Reet. 53 Perspectiefboog (triomfboog 1729), Laarhof, Reet.
Een doolhof valt hier niet te bespeuren, de siertuin beperkt zich tot de oostzijde en ook de waterelementen blijken teruggeschroefd. Wel weergegeven, zijn de dreef in het dorp, het grachtenpatroon met de binnenwal, het sterbos met het speelhuysken voor de jongste d’Ursels en de verbindingsweg naar de Scheldedijk ten noorden. Rond 1760 en in opdracht van Charles, de tweede hertog d’Ursel ondergaat het kasteeldomein van Hingene een volgende en blijvende transformatie. Deze keer staat ze op naam van de Italiaanse architect Giovanni Nicolano Servandoni. De oude oranjerie op het neerhof wordt gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe toegang en bascour met centraal perspectief op het kasteel. Een lindedreef maskeert de bijgebouwen en vestigt alle aandacht op de vernieuwde gevel. Vanaf het balkon reikt het zicht over de waterspiegel tot de nieuwe ganzenvoet of patte d’oie in de warande. Servandoni doet ook meerdere suggesties voor een nieuwe invulling van de kasteeltuin.92 Zo voorziet een detailplan in de heraanleg en uitbreiding van de bestaande siertuin tot over de oostelijke gracht.93 Een ijskelder, een open tuinpaviljoen tussen zuilen en zelfs een badhuis vormen hier de achter-
Hoven van Plaisantie 171
Al in het midden van de zestiende eeuw was dit hof een stenen huis van plaisantie, getooid met ‘bogaerd, cruythove, lijde (en) grachte welbeplant met schoon opgaende houten’.104 Nu honderd jaar later, na erfenis en huwelijk onder de families De Weerdt en Peeters blijkt Vordenstein grondig uitgebreid, verbouwd en heraangelegd tot een classicistisch kasteeldomein. De kaart van Ferraris en een schilderij in het bezit van de huidige eigenaar bieden meer details.105 Volgens de overlevering zou Vordenstein zijn aangelegd naar gelijkenis met het Grand Trianon te Versailles. Waar of niet, ook hier liggen alle elementen netjes op een rij. Een stenen poort leidt tot een ommuurd erehof met omwaterd kasteel. Vanaf een balkon of terras leidt een centrale zichtlijn achtereenvolgens door een parterretuin met centrale blikvanger en twee groene beeldnissen, langs een stervormig bosquet met tuinpaviljoen, over een spiegelvijver met getrapte portiek tot een knooppunt van acht dreven in het achterliggende sterbos. Op de zuidoostzijde over de kasteelgracht liggen nog een boomgaard en drie regelmatige bosquets. Het geheel wordt omkaderd door dubbele bomenrijen. Tot vandaag herinneren het sterbos, de oranjerie, de vazen en de twee leeuwenfiguren met het wapenschild van Catharina Peeters en baron van Nevelstein aan deze achttiende-eeuwse luister van het domein Vordenstein.106
Naar het voorbeeld van de natuur Ook in het Verenigd Koninkrijk maakt de Franse baroktuin furore, maar al gauw groeit de kritiek. Reeds in de vroege achttiende eeuw hekelen Joseph Addison en Alexander Pope de dure en uit de hand gelopen mode van gekunstelde snoeivormen en parterres. Het kan eenvoudiger en vooral economischer, met meer bomen en dus hout, en schapen ter begrazing. De tuinarchitectuur weekt zich ook los van de architectuur en zoekt nu aanknoping bij een schilderkunst naar de natuur. Van nu af aan geeft zij het voorbeeld. Tuinen horen onregelmatig te zijn, met natuurlijke variatie en contrasten. Ze horen verrassend en -door verborgen grenzen- schijnbaar oneindig te zijn. Maar bovenal moeten ze de geest van de plek of de genius loci volgen. Toonaangevend zijn de Engelse tuinen van Rousham, Hagley,The Leasowes, Stourhead, Claremont, Stowe, Petworth, Blenheim en Painshill. Ze staan op naam van bevlogen eigenaars of ontwerpers als de landschapsschilder en -architect William Kent of de verbeteraar Lancelot ‘Capability’ Brown. De vertaalde geschriften van Horace Walpole,
178
60 Figuratieve kaart van het domein Vordenstein, 1787. (Heemk. kring Schoten)
61 Figuratieve kaart domein kasteel van Boechout, 1725. Riquier. (Privébezit)
Hoven van Plaisantie 179
69 Bloemperken in de tuinen van Hof van Rameyen. Aanleg tuinarchitecten Wirtz. Links: 68 Oranjerie van Vordenstein met tuinen.
Belgische tuinbouw en Duitse ontwerpers In 1808 wordt in de Gentse herberg Au Jardin Frascati de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde gesticht.129 Naar het voorbeeld van de Londense Horticultural Society, opgericht in 1804, slaan verzamelaars en kwekers de handen in elkaar om de kennis en het aanbod van nieuwe planten aan te zwengelen; niet enkel door het uitgeven van een ledenbulletin, maar ook en vooral door de inrichting van plantenwedstrijden. Na afloop van elk zomer- en wintersalon volgen nominaties en medailles voor de mooiste exemplaren of collectie. Wanneer baron Pierre Joseph de Caters, bankier en eigenaar van het domein Vogelzang te Berchem hier meermaals in de prijzen valt, acht hij de tijd rijp om ook in Antwerpen een gelijkaardige maatschappij in het leven te roepen. Op 28 maart 1828 wordt de Antwerpse Tuin- en Landbouw Maatschappij opgericht, met zetel in het museum van Academie voor Schone Kunst. De eerste plantententoonstelling gaat door in een zaal van het stadhuis. Vanaf 1829 vinden ze plaats in de nieuwe oranjerie van de plantentuin in de Leopoldstraat. Tot vandaag huist dezelfde maatschappij in de oranjerie van Vordenstein. Onder de leden en exposanten van het eerste uur treffen we de eigenaarnamen de Knyff, de Pret, Vinck de Wesel, Guyot, Moretus en Parthon de Von. Ook in Mechelen kent het ini-
186
tiatief navolging. Daar wordt in juli 1837 in de stedelijke kruidtuin de Tuinbouw Maatschappij opgericht, onder het voorzitterschap van F. De Cannart d’Hamale.130 Andermaal duiken bekende namen op als Charles en Felix van den Branden de Reeth, de heren Emile en John de Knyff en opnieuw Parthon de Von. Tot 1842 is ridder Edouard Parthon de Von, ereconsul van Frankrijk in Oostende, de eigenaar van het domein Middelheim te Wilrijk. Sinds de late achttiende eeuw, toen dit goed in handen was van de familie van Schorel, staat hier een fraai, classicistisch kasteel naar ontwerp van Barnabé Guimard, architect van het Brusselse Koningsplein en Warandepark. Een aankondiging van verkoop uit 1780 beschrijft het toenmalige park als volgt: ‘een schoon en groot Hof van Plaisantie (…) met dobbele gragten, vijver, schoon nieuw gebouwd gloriet, capelle, groote stallinge en remise, hoveniers wooninge, bascour met hoeve, schuere, stallinge &c.; bogaert, meloen kassen, potagie hof, sterre, queekerye van alle zoorten van boomen en plantsoen; vercierd met schoone steene beelden door Gillis Willemsens en andere meesters gemaekt, loode belden, porcelyne en steen Vase, piedestaelen, latwerk &c’.131 Eens in zijn bezit voegt Parthon de Von hier een Engesle tuin, serres en een oranjerie aan toe. Deze ridderconsul is namelijk een fervent verzamelaar van orchideeën. In 1833 pleegt hij zelfs een artikel over deze bijzondere cultuur in het veelgelezen tijdschrift L’Horticulteur Belge.132 Achteraan volgt een indrukwekken-
Hoven van Plaisantie 187
IV Het ‘soete’ buitenleven (16de-20ste eeuw) A. Elitevorming in de vroegmoderne tijd Van koopman tot edelman
H
et verschijnen van zovele buitenplaatsen doet spontaan de vraag rijzen naar de bronnen van kapitaalsverwerving tijdens het ancien régime. Het is een verhaal van een wisselende conjunctuur met hoogten, stagnaties en crisissen. Berekeningen schatten ruwweg dat rond 1560 ongeveer 20 miljoen gulden naar de Nederlanden stroomden en dus overwegend via Antwerps initiatief verhandeld werden. Rekening houdend met de leningen die op de Antwerpse beurs werden afgesloten en een exportvolume geraamd op 16 miljoen gulden zou de handelsbalans in die jaren waarschijnlijk in evenwicht geweest zijn.1 Hiervoor stonden ongeveer 1500 firma’s bedrijvig op de internationale handels-en financiële markten borg. De gouden jaren van de zestiende eeuw brachten grote fortuinen tot stand. Ondanks het beleg en de inname van de stad en de niet aflatende oorlogsomstandigheden zullen de jaren van vrede en herstel (1609-1621) maar vooral het netwerk van een dominante Zuidnederlandse diaspora verspreid over de wereld Antwerpen kansen bieden op nieuwe kapitaalsaccumulatie. Vooral een actieve handel op het Iberisch schiereiland is dan de motor van de vooruitgang. Tijdens het tweede kwart van de zeventiende eeuw zijn 46 handelsfirma’s met een minimum kapitaal van 1.5 miljoen ponden Vlaams of 90 miljoen gulden bedrijvig op het internationale forum.2 Textiel, diamant, kunst en zijdewaren primeren. Rijk geworden in het buitenland keert een aantal van deze diaspora terug naar
1 Schilderij Peter Pauwel Rubens voorstellend Nicolas de Respaigne, heer van Schoten, 1637. (Museumlandschaft Hessen, Kassel)
208
de Scheldestad: Martin Hureau en Louis Du Bois (uit Venetië), Nicolaas de Respaigne (Aleppo, Marseille), Gijsbert Tholincx (Amsterdam), Eduard Peeters (Dover) en vele anderen. In de tweede helft van de eeuw krimpt de commerciële horizon fel en blijft enkel de handel op Spanje nog lucratief. De oprichting van de Oostendse Compagnie met haar handel op China en Bengalen opent nieuwe perspectieven. Bij de oprichting in 1723 startte de onderneming
2 Voorstelling van een koopman, medio 16° eeuw (linkerzijde). Een dame gekleed voor de wandeling buiten de stad (rechterzijde). Abraham De Bruyn, Habitus variarum gentium, Antwerpen, 1581. (MPM, Prentenkabinet)
Hoven van Plaisantie 209
28 Luchtfoto van het Hof van Rameyen te Gestel. (Privébezit)
29 Luchtfoto domein Botermelk te Schoten. Neoclassicistisch kasteel met achttiende-eeuwse achterbouw van het vroegere Griffeningen. (Privébezit) 30 Luchtfoto Hof van Boechout. (Privébezit)
zuïeten dan ook onmiddellijk werk, zodat ze in de loop van het jaar 1858 de kapel opnieuw voor de eredienst in gebruik konden nemen.35 Vermits de adel na de revolutionaire periode op het einde van de achttiende eeuw in het bezit bleef van zijn onroerend goed, kon het daarover in de loop van de negentiende eeuw naar eigen goeddunken beschikken. Omdat historici vaak de term ‘lange negentiende eeuw’ hanteren voor de periode die zich uitstrekte tussen de Franse Revolutie (1789) en het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914), lijkt het zinvol om na te gaan wie in 1913 eigenaar was van een kasteel in de provincie Antwerpen en die informatie te vergelijken met de naoorlogse periode. Aan de hand van de Annuaire des châteaux de Belgique voor het jaar 191336 kon worden afgeleid dat 91 kastelen in de provincie Antwerpen en 22 kastelen in andere Belgische provincies werden vermeld bij personen die toen ook in de stad Antwerpen een adres hadden. Van de 91 kastelen hoor-
228
den er 47 toe aan adellijke families. In sommige gevallen was het kasteel eigendom van onderling verwante families, zodat 54 namen voorkwamen van zowel getitelde als nietgetitelde adel. Bovendien vermeldt de Annuaire in totaal 42 villa’s waarvan 39 in de provincie Antwerpen, die op een drietal na eigendom waren van niet adellijke personen. De kastelen in de provincie Antwerpen, van wie de eigenaars ook in de stad een adres hadden, werden bijna fiftyfifty verdeeld over adellijke en niet adellijke families, met een klein overwicht voor de adel. Onder de niet adellijke eigenaars laten Duitse zakenlui zoals Osterrieth, Grisar, Bunge, Speth en Havenith en een aantal industriëlen, handelaars en bankiers zoals Lambrechts, De Beukelaer en Gevers zich opmerken. Hoewel de Annuaire klaarblijkelijk niet alle kastelen van Antwerpse eigenaars in de provincie vermeldt, toch biedt de publicatie inzicht in wie wat bezat en in de verdeling tussen adellijke en niet-adellijke eigenaars.
Hoven van Plaisantie 229
De Lei, de wijk rond de Antwerpse Markgravelei, had eeuwenlang haar uitgesproken landelijk karakter behouden, maar met de stadsuitbreiding van de jaren 1860 kwam de verstedelijking ook daar onstuitbaar op gang. Vastgoedmakelaars namen het voortouw. Straten doorsneden de voormalige tuinen, rijhuizen bepaalden het karakter van de buurt. In 1958 verkochten twee naamloze vennootschappen de terreinen van het Hof van Leysen aan het stadsbestuur, dat in de jaren nadien het vervallen buitenhuis en alle andere gebouwen liet slopen. Van de vroegere Engelse landschapstuin was nog maar weinig te merken; het domein bood een verwilderde aanblik.93 Na amper vijf jaar verkocht de stad de gronden voor ruim achttien miljoen frank aan de provincie, maar als bouwgrond veeleer dan als park.94 De nieuwe eigenaar pootte er meteen de gebouwen van de drinkwatermaatschappij en van een horecaschool neer. In het resterende deel, een kleine twee hectare, moest de zetel van het pas heropgerichte bisdom Antwerpen verrijzen. Die plannen kregen concreet vorm in 1968-1969. Onder de leuze ‘Geen paleizen in het Hof van Leysen’ tekenden buurtbewoners en kunstenaars echter protest aan tegen deze doodsteek voor het groen. De pers pikte de commotie op en in mei 1969 stelde het provinciebestuur het deel van het park grenzend aan de Markgravelei open voor het publiek, waarbij de spontane bosontwikkeling van de decennia voordien als uitgangspunt werd genomen.95 Hoewel de provincie de bisschoppelijke plannen even later definitief naar de prullenmand verwees, was de campagne van bezorgde burgers allerminst afgelopen. Met argumenten als luchtvervuiling, lawaaihinder en fysiek contact met de natuur bepleitten ze een volledige openstelling. In maart 1972 haalden ze hun slag thuis en verdubbelde het parkje in omvang.96 De waakzaamheid bleef echter groot, zeker omdat regelmatig plannen voor zwembaden en andere omvangrijke sportinfrastructuur op tafel belandden, en dit ondanks de bescherming van het Hof van Leysen als landschap in 1976. Al gauw spitste de meeste aandacht zich echter toe op het aanpalende (en verwaarloosde) Torenhof, het laatste resterende buitengoed in de Lei. De actievoerders, intussen in Werkgroep De Lei verenigd, zagen hoe de provincie het pand en de bijhorende tuin in 1979 voor 4,5 miljoen frank van het Antwerpse OCMW overnam. Tot hun spijt kwam het echter niet tot een vergroting van het Hof van Leysen: in de zogeheten Annonitoren werd het Psycho-MedischSociaal centrum gehuisvest, en de tuin (naar ontwerp van landschapsarchitect Christian Vermander), hoewel door de provinciale groendienst onderhouden, was enkel voor bezoekers aan dit PMS (thans Centrum voor Leerlingenbegeleiding of CLB) toegankelijk.97 Meer nog dan door de wijze van verwerving, verschilt het Hof van Leysen door zijn bescheiden omvang en locatie van de andere provinci-
280
30 Zangeres Eva De Roovere in het Openluchttheater Rivierenhof in 2008. (PGRA)
29 Protest tegen de plannen om het bisschoppelijk paleis in het Hof van Leysen op te trekken (Tijdschrift voor Architectuur en Beeldende Kunsten, 14 juli 1969 | EHC)
ale groendomeinen. Het is vooral een buurtpark, dat door de ligging midden in de agglomeratie zeer intensief wordt gebruikt, zeker ook door kinderen. Die realiteit heeft zijn impact, zodat het ecologische ideaal van een natuur zonder menselijke invloed er heel beperkt is. Een inrichting als speelbos, waar vele stadskinderen wellicht hun eerste contacten met de natuur kennen, vormt sinds jaren de leidraad in het beheer van het Hof.98 Die ervaringsgerichte klemtoon werd in 1989 heel expliciet in een afgesloten gedeelte dat als een ‘blindentuin’ begon, een geur- en tasttuin voor mensen met een visuele handicap, met een uitgekiende selectie planten in hoge bakken. Na vandalisme werd dit gedeelte na 2000 beter in het park geïntegreerd en als meer algemene ‘ervaringstuin’ heringericht, waar bezoekers planten kunnen ruiken en voelen.99
Actiecomités waren ook elders actief. Bij het Rivierenhof was dat onder meer de (sinds 1960 Koninklijke) Vereniging voor Natuur - & Stedenschoon, die zich goeddeels in het programma van de opkomende milieubeweging inschreef. Concrete actie was er bij de plannen voor de autosnelweg E3, die oorspronkelijk ofwel dwars door het park zou lopen, ofwel in een sleuf die het doodvonnis voor het rijkelijk aanwezig water zou betekenen. Deels dankzij gericht lobbywerk werd echter voor een verhoogde aanleg gekozen die weinig van het parkgebied afsneed ‘zodat de bedreiging (…) voorgoed is afgewend’, aldus een triomferende KVNS in 1963 - lawaai en fijn stof stonden destijds nog niet op de groene agenda.100 Een ander ‘hof van plaisantie’ waar lokale actievoerders een beslissende rol speelden, was Vordenstein in Schoten. Toen in de jaren 1960 het domein dreigde te worden verkaveld, klonk het lokale protest zodanig luid dat het wellicht bijdroeg aan de beslissing van de Staat in 1969 om de vergunning te schorsen. Een jarenlang conflict werd in 1980 beslecht met de aankoop van het park door de nationale overheid voor zo’n 450 miljoen frank. Daarop wensten de plaatselijke verenigingen zelf een beheersgroep samen te
stellen die een essentiële schakel in de uitbating van Vordenstein moest vormen, maar de overheid negeerde dit verzoek. In plaats daarvan stond het ongeveer honderd hectare grote park bij de openstelling in 1984 onder provinciaal beheer, een logische keuze gezien de aard van het domein. Na enkele jaren liep deze samenwerking echter spaak.101
Afspraak met de geschiedenis Dat de verwerving van ‘hoven van plaisantie’ door het provinciebestuur doorheen de decennia niet volgens een vooropgezet plan maar veeleer ad hoc geschiedde, is duidelijk. Ook in het recente verleden speelden de omstandigheden steevast een rol in de aanwinst van groendomeinen. Wijzigende maatschappelijke verwachtingen bleken echter opnieuw cruciaal bij het beheer. Kasteeldomein d’Ursel in Hingene, sinds 1994 in handen van het Antwerpse provinciebestuur, illustreert deze wisselwerking tussen beleid en samenleving. Zeker sinds de Tweede Wereldoorlog was het onderhoud aan het domein tot een minimum herleid. Zo-
Hoven van Plaisantie 281
Hoeves, kastelen en villa’s in het Rivierenhof De provinciale domeinen zijn dan wel vooral om hun groen bekend, in enkele gevallen is de provincie ook eigenaar van een kasteel. Niet langer als private residenties in gebruik, dienden die grootse gebouwen bij de verwerving eveneens een nieuwe invulling te krijgen. Die lag niet altijd voor de hand. Samen met de gronden van haar eerste openbare park kreeg de provincie in 1921 meteen twee bijzondere gebouwen in handen: het Rivierenhof en het Sterckshof. Het kasteel kreeg meteen een rol in de recreatieve visie voor het park en werd tot een hotel-restaurant verbouwd, inclusief moderne nutsvoorzieningen, ruime terrassen en een melkerij in een van de vleugels. Tot tweeduizend gasten konden worden bediend, maar bezoekers kwamen er ook voor tentoonstellingen van kunst of bloemen en met bals werden ook dansliefhebbers verleid. De functie als horecazaak bestaat tot op vandaag en werd tijdens verscheidene restauraties, de meest ingrijpende in de jaren 1980, aan wisselende modes en no-
39 Het Zilvermuseum Sterckshof organiseert geregeld tentoonstellingen. De Zilvermarkt lokt veel volk.
288
den aangepast. Sedert 1993 is het kasteel, net zoals de jezuïetenpoort, een beschermd monument.119 Andere gebouwen in het Rivierenhof sloten amper of niet bij de plannen voor het park aan. Sommige verdwenen, zoals de Chinese toren, of raakten in de vergetelheid, zoals de ijskelder. Een van de villa’s werd in 1922 als provinciale landbouw-huishoudschool ingericht, maar moest door het overweldigende succes al in 1924 plaats maken voor een nieuwbouw die sedert 1975 als Provinciaal Technisch Instituut onderwijs aanbiedt. In diezelfde periode werd ook een punt gezet achter de actieve landbouw in het Rivierenhof, en werd de hoeve tot Kinderboerderij omgevormd. De Schranshoeve herbergt dan weer het Provinciaal Educatief Centrum, terwijl in een andere villa, tussen 1922 en 1934 het Bacteriologisch Instituut, thans het bestuur van de Provinciale Groendomeinen Regio Antwerpen onderdak heeft.120 Welke rol het Sterckshof in het openbare park kon spelen, lag ten tijde van de verwerving veel minder voor de hand. De zorgwekkende staat van verval maakte snel ingrijpen nodig. Uit geldgebrek diende architect Jaak Alfons van
40 Het blindenpark in het Hof van Leysen aan de Markgravelei.
Hoven van Plaisantie 289
ment, de bouwvallige staat noopte tot drastisch ingrijpen.122 Met het doel er het Psycho-Medisch-Sociaal centrum onder te brengen, begon de provincie in 1983 met de renovatie en restauratie, waarbij de westgevel en het deel tussen de vierkante toren en het poortgebouw, sindsdien de enige resterende authentieke elementen, werden gesloopt om plaats te maken voor een nieuwbouw naar ontwerp van architect Paul van de Poel.123 Kasteel Vrieselhof viel heel wat meer egards te beurt. Aangekocht op een ogenblik dat het Sterckshofmuseum te klein werd om zich op alle kunstambachten toe te leggen, bood de Oelegemse residentie een uitweg om de verzameling textiel te exposeren. Dat gebeurde op het gelijkvloers, waar de oorspronkelijke inrichting als woonruimte verdween; op de eerste verdieping kwamen de vertrekken van de concierge en een vergaderzaal.124 Na de opening van het Provinciaal Textielmuseum, in mei 1977, volgden verdere aanpassingen, onder meer om de reservecollectie op te ber-
gen en om reiniging en restauratie mogelijk te maken. In 1998 rijpten echter plannen om andere accenten te leggen en naar de Antwerpse binnenstad te verhuizen, met de opening van het ModeMusem (MoMu) in de Nationalestraat in 2002 als gevolg. Het Vrieselhof bleef evenwel niet leegstaan en huisvest sinds 2003 het Provinciaal Bibliotheekcentrum (PBC), een steunpunt voor openbare bibliotheken en ter promotie van leescultuur.
Kasteel d’Ursel en Pulhof Niettegenstaande jarenlange leegstand waren de indeling en interieurdecoratie van kasteel d’Ursel, beschermd monument sinds 1984, nog goed bewaard toen de provincie halverwege de jaren negentig het landgoed verwierf. Veeleer dan herbestemming was herstel hier aan de orde. Op basis van uitvoerige voorstudie werd besloten om de verbouwing
42 Foto van het poorthuis (16° eeuw) en het kasteel Pulhof. (PGRA) 41 Kasteelfeesten op domein d’Ursel te Hingene. (laloza.zenfolio.com)
der Gucht zich in eerste instantie hoofdzakelijk tot herstel en versteviging van de grondvesten te beperken. Plannen om er het gemeentehuis van Deurne onder te brengen moesten eveneens wijken. Om de torenhoge werkloosheid het hoofd te bieden werd in 1931 toch met de heropbouw gestart. Een herstel van de vroegere staat werd het allerminst, veeleer verrees een fantasierijke interpretatie van een rijkelijk zestiende-eeuws landgoed. Op voorspraak van Schobbens werd besloten het Museum van de Vlaamsche Beschaving in en rond het Sterckshof onderbrengen, een al langer gewenst openluchtmuseum aan folklore en materiële cultuur gewijd. In 1938 openden de deuren, maar de oorlog en zeker de inslag van een vliegende bom in 1945 trokken een streep door de onderneming. In 1953 werd voor een nieuw museaal concept geopteerd, opgebouwd rond kunstambachten. Dankzij een enorme expansie van de collectie werd al na tien jaar aan een ambitieuze nieuwbouw gedacht, maar uiteindelijk besloot men tot een thematische opsplitsing, het startschot van onder meer het Fotomuseum en het Diamantmuseum. Het ‘moederhuis’ (her)opende in 1994 als Provinciaal Museum Sterckshof-Zilvercentrum, en dit na een functionele herinrichting van het gebouw met onder
290
meer een opvallende liftkoker, voetgangersbrug en cafetaria. Het grasveld achter het kasteel werd daarbij door tuinarchitect Denis Wauters als een deels formele, deels speelse tuin heraangelegd.121
Hof van Leysen en Vrieselhof De turbulente (voor)geschiedenis van het Hof van Leysen, dat enkel dankzij protest van omwomenden een provinciaal groendomein werd, had zo zijn gevolgen voor de historische architectuur. Omstreeks 1960 liet de toenmalige eigenaar, het Antwerpse stadsbestuur, alle gebouwen slopen en ook de provincie had oorspronkelijk nieuwbouw op het oog. Enkel wat niet door de complexen van het Provinciaal Instituut PIVA (vermaard voor zijn horecaopleidingen) en de Provinciale en Intercommunale Drinkwatermaatschappij (PIDPA) werd bebouwd, bleef gevrijwaard. Toch hebben bezoekers vanuit het Hof van Leysen zicht op een opmerkelijk pand, meer bepaald het aangrenzende Torenhof dat in 1979 eveneens provinciaal bezit werd. Het was dan wel sedert drie jaar een bij Koninklijk Besluit beschermd monu-
Hoven van Plaisantie 291