Seizoener Schoolkrant van Vrije School Texel
De kunst van het leven De start van het schooljaar was voor onze school een feest. We hebben de magische grens van meer dan 100 leerlingen bereikt. De afgelopen jaren is door iedereen heel hard gewerkt om ervoor te zorgen dat de school zowel kwalitatief als kwantitatief groeide. Het harde werken vindt natuurlijk vooral in de groepen plaats waar de leerkrachten nieuwe leerlingen hebben uitgedaagd om op een positieve manier in te stappen in ons onderwijs en zich thuis te voelen in onze schoolgemeenschap. Een van de consequenties van het groeiende leerlingaantal was dat niet alle groepen bij de opening van het schooljaar in de zaal pasten, wat natuurlijk wennen was omdat we zo gewend zijn om met alle kinderen belangrijke evenementen samen te vieren. Ook is besloten om de combinatiegroep 3-4 te splitsen. Eva van Schie kan nu haar droom waarmaken van het werken met een eigen groep. Voor ons als team en bestuur ligt de opgave om de komende jaren het aantal leerlingen van rond de 100 vast te houden. Dit is een stevige opdracht omdat het aantal kinderen dat de basisschool bezoekt op Texel sterk is verminderd. In de katern van onze school in de Seizoener vindt u een impressie van het dagelijkse schoolleven. U neemt onder andere een kijkje achter de schermen bij het periodeonderwijs in de groepen 4-8, een impressie uit groep 3 waar het “echte” leren is begonnen, het Michaëlsfeest in de peutergroep ’t Sterrekind en verschillende groepen van de basisschool. De bijdrage van Kees Verhage (schoolbegeleider) die een boeiend artikel heeft geschreven over levenskunst wordt ondersteund in het beeld dat naar voren komt in het verhaal van Jan Bot over ‘zwakheid of kracht’. In de artikelen van het Maartenhuis wordt een mooie impressie van activiteiten die met de bewoners plaatsvinden weergegeven en is te lezen dat moed en doorzettingsvermogen van groot belang zijn in het leven. Kortom, veel leesstof om over na te denken in deze Michaëlstijd. KEYMPE VAN DER GRONDE DIRECTEUR VRIJE SCHOOL TEXEL
Inhoud 26 Herfsttijd 27 Groep 3 28 Met taal leren lopen, spreken en denken 30 Groep 4 32 Sint Michaël / Oogstfeest 34 Ambachtenperiode groep 5/6 36 Mineralogie groep 7/8 38 Waarom euritmie op de vrijeschool 39 Column 40 Oefenen in levenslessen 42 Maartenshuis: Michaëlsfeest 42 Vrienden van het Maartenhuis 43 Belevenissen van een vrijwilliger op het Maartenhuis 44 Hoe gaat het met onze schoolverlaters
Colofon Redactie: Esther Schilling-Speklé Olivier Schilling Keympe van der Gronde Ellen van Straten Fotografie: Tenzij anders aangegeven Texel Images
Vrije School Texel Gasthuisstraat 55 1791 GK Den Burg Tel.: 0222-312073
[email protected] www.vrijeschooltexel.n
SEIZOENER
25
VRIJESCHOOL TEXEL
Herfsttijd in de peutergroep van ’t Sterrekind Buiten vallen de blaadjes van de bomen, het regent en stormt. Je merkt de herfst niet alleen buiten, maar ook binnen bij de peuters. Het is in deze tijd moeilijker voor de kinderen om op hun stoeltje te blijven zitten, in de kring of tijdens het eten en drinken. Het geduld van juf wordt echt op de proef gesteld. Je kunt dan het beste met een zachte beslistheid kenbaar maken wat je van de peuter verwacht; je gaat nu op fijn op je stoeltje zitten en je neemt als ondersteuning daarbij de peuter bij de hand.
O
ok in het vrije spel is de herfst merkbaar in het spel; ze rennen achter elkaar aan op een bezemsteel en spelen heksje. Ook het stemgeluid is harder dan anders en je merkt dan hoe de nabootsing werkt. Wanneer juf zacht gaat praten, gaan de peuters daar meestal wel in mee. Je kunt zeggen dat in deze tijd de kinderen naar buiten zijn gericht en het voor de opvoeders de taak is de kinderen op een verantwoorde manier weer bij zichzelf te laten komen. In de herfsttijd zijn we ook naar een boomgaard (De Fruithof) geweest om fruit te plukken. De periode van Michael is ook een tijd van het beleven van de geschenken van de zomer. In de herfsttijd verzamelen we die en maken er appelmoes en heerlijke appelflapjes van. We hebben ook een tafelspelletje van kabouter gedaan en na het spel hebben we een wandeling door de tuin gemaakt en kregen we van het appelvrouwtje mooie roodgekleurde appeltjes.
Kabouter Roel Kabouter: Hooggeachte paddenstoel Verteller: zei kabouter Roel Kabouter: Ik kom even schuilen zie je. Kijk ik zit hier op mijn knieën, en jouw grote witte hoed is als paraplu best goed Paddenstoel: Beste boskabouter Roel Verteller: fluisterde de paddenstoel Paddenstoel: Ik heb mijn kamer reeds verhuurd, aan de rat hier in de buurt. Sssssst, nu slaapt hij als een roos maak hem alstublieft niet boos! Verteller: Roel werd bang en heel ontdaan, is hij aanstonds weggegaan. Liever koud en kleddernat, dan te zitten bij die rat. Het tafelspel kan ook heel eenvoudig thuis worden gespeeld door 1 persoon. Op een tafel ligt een groen kleed en daarop staat een paddenstoel van vilt en natuurlijk kabouter Roel. De kabouter en de paddenstoel praten met verschillende stemmen tegen elkaar. De verteller verbindt de tekst van de kabouter en de paddenstoel. TEKST: META MAAS EN ANITA STAAK
26
SEIZOENER
Groep 3 Na een heerlijke zomervakantie vol uitstapjes en uitslapen was het weer tijd om terug te keren naar de orde van de dag: school. Vriendjes en vriendinnetjes worden weer herenigd en juf en meester krijgen een ferme handdruk of een knuffel.
M
aar voor 12 kinderen zal vanaf vandaag alles anders worden. Niet meer door de kleuterdeur naar binnen, maar door de deur waar alle grote kinderen doorheen mogen, naar groep 3. 6 weken geleden hebben zij afscheid genomen van de kleuterklas. “wij zijn de grootste, wij gaan naar de eerste klas...” Zongen zij op de laatste schooldag. En nu is die tijd dan echt daar. Rekenen, lezen, schrijven…en breien. Allemaal dingen waar de kinderen erg naar uit kijken. Zitten aan een eigen tafel, met een eigen stoel. Schrijven met eigen potloden in eigen schriften. Spannend! Wat een geluk dat de juf ook naar groep 3 gaat! Een beetje onwennig schuiven de kinderen naar binnen, in een nieuw lokaal. Voor de vakantie hebben zij het lokaal al even gezien. Maar wat een verandering, wat is er hard gewerkt. Alle handarbeid- en handwerkspullen zijn eruit gehaald en de muren zijn geschilderd. Nu ziet het er wel heel erg echt uit! De eerste lesdag wordt er meteen geleerd. De rechte en de kromme lijn. Vanuit deze twee vormen zijn alle letters en cijfers opgebouwd. Als elk kind op het bord de rechte en de kromme lijn heeft mogen maken, is de klas er echt klaar voor: laat die letters maar komen!
Vanuit het sprookje van Koning Lijsterbaard komt de eerste letter tevoorschijn: de Koningsletter, de ‘K’. Aan de hand van gedichtjes, liedjes en spelletjes leren de kinderen de letter lezen, schrijven en herkennen in woordjes. De weken vliegen voorbij en na drie weken Taalperiode kennen de kinderen al meerdere letters en kunnen er woordjes geschreven en gelezen worden. Na drie weken taal, volgen drie weken rekenen. Nu is het tijd om de leerstof even te laten rusten. De letters die zijn geleerd komen af en toe nog even tevoorschijn in andere lessen, maar pas over drie weken zullen er nieuwe letters volgen, in een nieuwe Taalperiode. De kinderen zijn nu al benieuwd welke sprookjes er zullen worden verteld en welke letters daar dan uit tevoorschijn komen… EVAN VAN SCHIE
SEIZOENER
27
VRIJESCHOOL TEXEL
Met taal leren lopen, spreken en denken De mens leert in korte tijd lopen, spreken en denken. Op de Vrije School is daar veel aandacht voor. In dit artikel een blik hierop.
D
e kleuter die op zijn vierde verjaardag verwachtingsvol naar de kleuterklas komt, doet dat op eigen beentjes. Die kleuter heeft al hard gewerkt, maar is zich daarvan niet bewust. De kleuter loopt, spreekt en begint te denken. Met noeste vlijt heeft hij (of zij) leren draaien, grijpen, kruipen, klimmen, optrekken en de eerste stappen maken. Het waren enorme inspanningen om dat, relatief zware hoofd op te tillen, als hij op zijn buik op het speelkleed werd gelegd. Konden we met deze inspanning en dit doorzettingsvermogen vandaag in de sportschool beginnen, zouden we al snel strak in de spieren zitten! Het blijft verbazingwekkend dat elk kind in de eerste jaren zich zo veel eigen maakt. Zo ook in de taal. Het leert zich uitdrukken, met huilen lachen, brabbelen en de eerste woordjes. Het leert gezichten onderscheiden en kan de mimiek van mensen herkennen. Het kan genieten van steeds herhalende versjes en liedjes die voor hem gezongen worden. De wieken van de molen worden graag met de handjes uitgebeeld en het hobbelen op de knie mag niet stoppen, en steeds dat ene boekje dat wordt aangedragen als er een verhaaltje gelezen mag worden. Alles heeft een naam en moet worden benoemd. Later wil het kind ook het waarom van de dingen weten en vraagt het de ouder de oren van het hoofd. Al die dingen doet het kind onvermoeibaar, om de wereld te
28
SEIZOENER
leren kennen. Langzaamaan ontstaat er een wereld van gebeurtenissen, woorden en beelden verzameld in het kind om uit te putten. Dan komt ook het denken op gang. Het kind gaat verbanden leggen met eerder opgedane herinneringen. Wat het vandaag tegenkomt roept associaties op en geeft weer nieuwe stof om toe te voegen aan het geheugen. Een nieuw woord wordt geproefd en begrepen. Een gebaar wordt gezien en nagebootst. Het kind leert lopen, spreken en denken. Deze drang tot ontdekken en leren is er ook op school. Vanuit de vele ingangen die de taal ons biedt werken we aan lopen, spreken en denken. De voorbeelden zijn legio, in dit artikel een paar voorbeelden vanuit het leergebied van taal. In de kleuterklassen zien we dat bij uitstek als de kinderen in het ochtendbegin meedoen in de kring. Er wordt gezongen en gesproken op een thema dat aansluit bij de jaargetijden. Al doende (lopen) bootsen de kleuters de juf na, die bijvoorbeeld appeltjes plukt en in een mandje verzameld, terwijl ze daar een wijsje (spreken) bij zingen. Ze poetsen een denk-
beeldig appeltje op tot het glimt. Hoewel het appeltje er niet is, zien ze het glimmen, een ware denkactiviteit, vol van innerlijke beeldvorming! (denken)
Zwakheid of kracht Hij wilde vreselijk graag op judo. Iedere dag zeurde hij
In alle klassen vertellen we verhalen. Deze verhalen sluiten aan bij de ontwikkeling van het kind en zijn per leerjaar verschillend. De leerkracht vertelt veelal uit het hoofd en moet zich hiervoor de verhalen goed eigen maken. Hij kan er woorden in gebruiken die de woordenschat van de kinderen verrijken. Het schilderen van beelden en gebeurtenissen in woorden is een plezier voor het brein. De leerlingen leren terug te vertellen wat er de vorige dag verteld werd en verwerken het gehoorde in schilder-, boetseer- of schrijfles. Vandaag de dag noemen we dat contextgericht leren of werken vanuit een thema.
bij zijn ouders of hij op judo mocht. En iedere dag vocht zijn moeder tegen de tranen. Door een auto-ongeluk was hij zijn linkerarm kwijtgeraakt. Judo was dus echt niets voor hem. Voor zijn tiende verjaardag wilde hij geen cadeaus: ’Ik wil alleen op judo’. Zijn moeder dacht in stilte: ‘Hij is net zo vasthoudend als mijn man.’ Wanhopig vroeg ze aan haar vriendinnen wat ze met de wens van haar kind aan moest. Eén van haar vriendinnen kende wel een gepensioneerde judomeester. Misschien…? De oude Japanse judomeester hoorde van de wens, de handicap en de vasthoudendheid van
De beelden uit de verhalen zien we ook weer terug in de euritmielessen waar de kinderen met lijf en leden bezig zijn met dezelfde materie. Zo helpen de verhalen in het leren lopen (of (mee-)bewegen), spreken (verwerken in beeld of verhaal) en denken (vormen van voorstellingen, woordenschat, geheugen,etc.). We laten het niet bij onze eigen taal, maar oefenen ook het luisteren en spreken van andere talen. In de Engelse lessen maken de leerlingen al doende kennis met de Engelse taal. Door middel van versjes en spelletjes oefenen ze uitspraak en klank. De gebaren die de juf hierbij zoekt, maken de taal toegankelijk, maar zorgen er ook voor dat er een verankering in het lijf plaatsvindt. Het lopen (gebaren) helpt hier om de klanken en woorden te verinnerlijken (denken).
de jongen. Vooral dat laatste sprak hem wel aan. Hij wilde het wel met de jongen proberen. Hij zou hem in ieder geval discipline en karakter bijbrengen. De jongen deed het heel goed. Hij begreep alleen niet waarom de meester hem na drie maanden nog maar één greep had geleerd. ‘Sensei’ vroeg de jongen op een dag, ‘moet ik niet wat meer grepen leren?’ ‘Dit is de enige greep die je nodig hebt.’ De jongen begreep er niets van, maar vertrouwde op zijn meester. Hij bleef fanatiek en regelmatig trainen. Twee maanden later nam de Sensei de jongen mee naar zijn eerste toernooi. Tot zijn eigen verbazing won de jongen zijn eerste wedstrijd met het grootste gemak. De tweede wedstrijd ging moeilijker, maar toen de jongen uiteindelijk zijn ene greep gebruikte, won hij opnieuw. Uiteindelijk stond hij
In de muzieklessen zingen we liederen uit alle windrichtingen en talen. Er wordt gebruik gemaakt van beweging en instrumenten. De leerlingen gebruiken de zaal om het ritme te lopen of te stampen en daarbij te zingen. Ze ontdekken dat de melodie van een lied het makkelijk maakt om de vele coupletten te onthouden en zingen in rap tempo een lied met een lang verhaal uit hun hoofd. Vreemde klanken van een indianenlied passen moeiteloos op de melodie van een lied en voegen zich bij de ervaringen in het geheugen. Een les later zijn er soms maar een paar tonen op de fluit nodig om een lied weer in te zetten. Ook hier ontwikkelen de kinderen lopen (bewegen, maat), spreken (zingen, klanken, tekst, ritme) en denken (geheugen, tekst, melodie).
in de finale. Zijn tegenstander was veel groter en sterker dan hij. Het leek erop dat de jongen het onderspit zou gaan delven. De scheidsrechter was bang dat de jongen iets zou overkomen en wilde de wedstrijd annuleren. Maar de Sensei stond er op dat de wedstrijd zou worden gespeeld. De eerste minuten leek de grote jongen op een gemakkelijke overwinning af te gaan. Tot hij een klein foutje maakte, waardoor hij even kwetsbaar werd. Meteen gebruikte de jongen zijn ene greep om zijn tegenstander vast te zetten. Dat was genoeg om het toernooi te winnen. Op weg naar huis was de jongen erg stil. Uiteindelijk vatte hij moed en vroeg aan zijn leermeester: ‘Sensei, hoe kan het dat ik het toer-
De poorten van lopen, spreken en denken zijn voor leerkracht en leerling een mogelijkheid om leerstof eigen te maken. Ingangen om de wereld te leren kennen. Onderwijs met hoofd (denken), hart (voelen, luisteren en spreken) en handen (lopen, bewegen, verwerken). We blijven dus leren lopen, spreken en denken!
nooi win met maar één greep?’ ‘Je won om twee redenen’, zei de Sensei. ‘In de eerste plaats beheers je de moeilijkste van alle judogrepen en in de tweede plaats, de enige verdediging tegen deze greep is dat je tegenstander je linkerarm grijpt. Wees blij met je overwinning. Die pakt niemand je meer af.’
TEKST: FEMKE KEGEL, MUZIEKLEERKRACHT
SEIZOENER
29
VRIJESCHOOL TEXEL
Groep 4
30
SEIZOENER
SEIZOENER
31
Sint Michaël/Oogstfeest in de kleutergroep van de Vrije School Texel Het is een mooie, stille en frisse herfstdag als bij de kleuters het feest van Sint Michaël wordt gevierd. Het zachte septemberlicht doet het schoolplein oplichten. In de school is het heel stil, want er zijn veel kinderen weg, naar het bos, om daar het Michaëlsfeest te vieren.
32
SEIZOENER
KLEUTERS
O
p het moment dat ik de klas binnenkom, zijn de kinderen bezig de tafels te dekken. Er staan schalen met de oogst uit de scahooltuin: frambozen, bramen, zwarte bessen, druiven: wat een kleurenpracht! De geur van appelflapjes komt je in de hal al tegemoet en er heerst een gezellige opgewekte sfeer. Iedereen krijgt een plekje, er wordt goed voor elkaar gezorgd en ook de gasten worden van alles voorzien. We zeggen de spreuk en dan kan het feestmaal beginnen. De kinderen eten met smaak hun fruit en appelflapjes en degene met de meeste honger nemen ook nog een lekkere boterham… zelf smeren hoor! Kinderen helpen elkaar en kletsen ondertussen over van alles en nog wat. Als juf de speeldoos aanzet, weet iedereen: Het is tijd om op te ruimen en naar buiten te gaan. Jassen aan, laarzen of buitenschoenen en dan gauw spelen!
En zo begint het poppenspel van Joris en de draak waarin een lieve, mooie prinses wordt gered van een wisse dood, een bloeddorstige draak wordt verslagen en een eenvoudige ridder Sint Michaël ontmoet in zijn dromen en in het bezit komt van een sterrenzwaard. En dat alles in een kwartiertje. Grote ogen en open gezichtjes die alles proberen op te nemen en te begrijpen van wat zich afspeelt. Sommigen pakken hun duim erbij, het was een lange dag en misschien is het toch best spannend. Het spel is afgelopen, een zachtblauwe doek bedekt het tafereel en kinderen ontwaken langzaam uit deze droom. Het is tijd om naar huis te gaan, is mama er al? Of komt oma misschien? Langzaam loopt de klas leeg en gaan kinderen huiswaarts, nog een hele zonnige middag in het verschiet. TEKST: MARIEKE MAST, OUDER FOTO’S: REMKJE MULDER
Kruiwagens, fietsen, harken, scheppen, een springtouw en paardentuigen met belletjes. Lekker bladeren opscheppen en vervoeren in de kruiwagen, of kastelen bouwen in de zandbak. De zon schijnt, het is lekker buiten. Binnen ruimen ouder Nikki en ik de tafels verder af. Normaal doen de kinderen die klassenhulp zijn dat, maar vandaag gaan ook zij lekker naar buiten. Ouder John wast alles af en zo met z’n drietjes genieten we al pratend en ruimend nog even na van alles wat we hebben gezien en gehoord. Zodra de klas aan kant en het tafereel voor het verhaal van Joris en de Draak helemaal klaar is, gaan we naar buiten en helpen daar nog even met opruimen. Als je klaar bent, wacht je even op het bankje bij de schuur. Lekker in het zonnetje. Wanneer iedereen zit, maken we een lange rij en gaan we al zingend naar binnen, waar Joris, de prinses en de draak de kinderen opwachten. Nieuwsgierige ogen en handen gaan over het tafereel, het doek wat de rivier uitbeeldt, de boom met het gezicht erin, de koning, koningin, de prinses. In het midden de hemelpoort waarachter Sint Michaël nog schuil gaat. Vlug, vlug laten we beginnen. Juf Helen begint een bekende melodie te spelen op haar blokfluit, kinderen herkennen het en zingen mee: Een ridder wil ik worden, een strijder sterk en rein Het goede op de aarde zal overwinnaar zijn.
SEIZOENER
33
VRIJESCHOOL TEXEL
Ambachtenperiode
groep 5/6 Groep 5/6 is middenin de ambachtenperiode. Er worden verschillende bezoeken afgelegd en ook komen mensen op school iets vertellen over hun beroep. De kinderen stellen vragen, maken verslagen en prachtige tekeningen van de verschillende ambachten.
D
e ambachtenperiode is bedoeld om de leerlingen kennis te laten maken met de wereld om zich heen, zodat ze zich hierin thuis leren voelen. Ze maken kennis met oude ambachten en leren ook over het ontstaan hiervan. We plaatsen de hedendaagse beroepen in historisch perspectief. Dit roept respect op voor de ambachten en zo leren de kinderen dat zonder mensenhanden en hard werken weinig tot stand komt. Als eerste hebben we gepraat over het ontstaan van ambachten/beroepen. Eerst deden mensen alles zelf en later gingen ze taken verdelen.
34
SEIZOENER
We hebben het ook over onszelf gehad; wat is nu eigenlijk jouw eigen ambacht? Waar ben je zelf goed in? En Wat zou je van de ander kunnen ‘gebruiken’? Waar kan de ander jou mee helpen? Want in het klaslokaal zijn we eigenlijk een gemeenschap in het klein. Ook hebben de kinderen nagedacht over wat ze zelf later willen worden en hier een opstel over geschreven. Ons eerste bezoek was aan het cultuurhistorisch museum in De Waal. Hier hebben we vele ambachten gezien en hoe de mensen vroeger leefden. Het mooiste was wel de smid die voor twee van de leerlingen een klein hoefijzertje smeedde. Daarna is de vader van een paar leerlingen op school
GROEP 5/6
geweest om te vertellen over zijn werk als garnalenvisser. Ons volgende bezoek was aan de RK kerk, hier liet Rachel Vroom (pianiste en organiste) ons zien en horen hoe een orgel werkt en klinkt. De kinderen vonden het héél indrukwekkend dat dit orgel wel meer dan 1000 pijpen heeft en dat het eigenlijk een blaasinstrument is. De kinderen hebben de blaasbalg gezien en gehoord wat er gebeurt als de registers open worden getrokken. Tot slot hebben we onder begeleiding van het orgel ‘Altijd is Kortjakje ziek’ gezongen. Ook hebben we een bezoek gebracht aan het Maartenhuis. Tijdens dit bezoek stond het schaap en zijn wol centraal. We hebben een rondleiding gehad op de boerderij en gezien waar de schapen leven. Verder hebben we de moestuin, de mesthoop, de varkens, de kassen met tomaten en komkommers bekeken en gezien hoe alle bewoners op het Maartenhuis werken. Daarnaast hebben we mogen kijken op de weverij van het Maartenhuis. Hier worden prachtige kleden geweven en hebben we de wol mogen kaarden en spinnen. Om daarna te zien hoe er op verschillende manieren mee geweven wordt. Voor de kinderen staan kleine weefraampjes klaar om in de klas ook te gaan weven. Deze periode was ook een zeer talige periode, we hebben gepraat, vragen gesteld, teksten en gedichten geschreven en ook spreekwoorden geleerd. Spreekwoorden die hun oorsprong vinden in de ambachten zoals ‘je moet het ijzer smeden als het heet is’, ‘iemand afschepen’, ‘een graantje meepikken’ en ‘wie zaait, zal oogsten’. En dat figuurlijke zaaien, is wat we deze periode zeker gedaan hebben! Ik merk dat de kinderen en ikzelf erg geïnspireerd zijn geraakt door al deze bezoeken en dat we voldoende stof hebben om de komende tijd mee verder te kunnen.
Hieronder een paar verslagen en tekeningen van de kinderen.
Het museum Een paar jaar voor de Tweede Wereldoorlog leefden de mensen in heel kleine huisjes. Ze waren ook klein, want er was ook weinig te eten. De bedstee was ook klein, want ze dachten dat als ze liggend sliepen dat de duivel hen kwam halen, daarom sliepen ze altijd zittend. Daarom waren de bedjes ook zo klein. En ’s ochtends en ‘s middags en ’s avonds werkten ze altijd heel hard om hun geld te verdienen en dan gaan we een paar jaar naar de toekomst heeeeeelemaal naar 2010. Wij, groep 5/6 gingen naar een museum over ambachten. In De Waal waren een paar mensen die er werkten die er alles over vertelden en als laatste de smid die smeedde een hoefijzer. Het was erg leuk. ZENIT (GROEP 6)
TEKST & FOTO’S: REMKJE MULDER, LEERKRACHT GROEP 5/6
De smid We zijn met school naar het museum in De Waal geweest. Daar was een smid. Hij ging vertellen over hoefijzers en met ons praten. We vroegen of hij iets wilde smeden en toen pakte hij met een tang een ijzeren staaf en deed dit in het vuur. Toen het warm was, sloeg hij erop en maakte hij het krom. Toen maakte hij er een hoefijzer van en gaf hem aan Sanne. FEMKE (GROEP 5)
35
Mineralogie groep 7 8 /
Mineralogie In klas 5 en 6 zijn we het nieuwe schooljaar begonnen met een periode Mineralogie. Tijdens deze periode behandelden we de mineralogie vanuit het geheel der aarde. Van het geheel naar de delen, zodat de kinderen altijd de samenhang beleven. Zo zijn we begonnen bij het ontstaan van de aarde als planeet en het stollen van de aardkorst.
Vervolgens hebben we als uitgangspunt het grootste gebergte van Europa genomen; de Alpen. De Centrale Alpen zijn een granietgebergte en de Dolomieten, een deel van de Zuidelijke Alpen, zijn een kalkgebergte. Het gesteente waaruit deze bergen zijn opgebouwd hebben we eerst vanuit de tastzintuigen waargenomen, de stenen werden betast, geroken en geproefd. Het proeven van de stenen leidde natuurlijk tot grote hilariteit bij de kinderen, maar geeft ook veel mogelijkheden om als leerkracht de verschillen in temperament tussen de kinderen waar te nemen. Het was prachtig om te zien hoe het ene kind veel moest overwinnen om een likje van de steen te nemen, terwijl een ander zonder moeite een flinke steen in zijn mond stopte. Later werden de stenen bekeken en beschreven op feitelijkheden; we hebben gekeken naar de vorm, kleur, grootte en hardheid.
36
SEIZOENER
Michaëlsfeest Gedurende de periode werden de contrasten tussen graniet en kalk beleefd en leerden de kinderen wat de invloed van het gesteente is op het landschap en dus ook op de mens. Toen de kinderen zich de omgeving van een granietgebergte goed konden voorstellen, zijn we gaan kijken naar de mineralen die daarin verborgen zijn.
Woensdag 29 september vierden we het Michaëlsfeest. Het feest is bedoeld om je moed te tonen en stamt af van Michaël de aartsengel die de draak heeft overwonnen. Het was een heel leuk feest. We liepen langs allerlei spelletjes, ikzelf vond de touwbaan het leukst. Dit jaar deed ik voor het eerst mee, dus het was wel spannend want er liepen twee
De periode Mineralogie werd afgesloten met een excursie naar de Hoge Berg op Texel, waar de kinderen mochten ontdekken hoe hun zelf gevonden steen er aan de binnenkant uitzag.
draken rond, gelukkig werd ik niet gepakt. Aan het eind van de ochtend kreeg iedereen iets lekkers te eten.O ja, dit is een gedicht dat we aan het begin van het feest samen hebben voorgedragen.
MICHEL SCHUTTE, LEERKRACHT GROEP 7/8
Dit was de eerste periode van het schooljaar, het ging over mineralogie. In deze periode hebben we veel geleerd en geschreven over stenen en bergen. We hebben ook veel gedaan, zo hebben we bijvoorbeeld met water en aluinzout een kristal gemaakt. Ook hebben we veel getekend en zijn we naar de Hoge Berg geweest om stenen te tikken en te onderzoeken. We hebben ontdekt dat in veel stenen kwarts en glimmer zit. Het meeste kwarts en glimmer zat in graniet. Ik vond het leuk en leerzaam om te weten hoe bergen en stenen zijn ontstaan.
There lived a noble prince Saint Michaël was his name He held a shining sword and migthy was his fame There crawled a dragon black as black as black could be Saint Michaël killed the dragon and everyone was free LAURA JETSES, GROEP 7
SVEN KAMPEN, GROEP 7
SEIZOENER
37
Waarom euritmie op de Vrije School
D
e Vrije School ziet de mens als een wezen dat bestaat uit twee stromen: een spirituele stroom en een aardse stroom. De aardse stroom is dat wat we vanuit de erfelijkheid van onze ouders hebben meegekregen, wat we kunnen zien en aanraken. In de spirituele stroom leeft het wezenlijke van ons zelf. Dit leeft in ons innerlijk. Vanaf de conceptie raken deze twee stromen elkaar en verbinden zich in de gehele kindertijd met elkaar. De ziel verbindt zich steeds meer met het lichamelijke en zo ontstaan de verschillende stadia van ontwikkeling. De pasgeboren baby kan zijn blik pas na enkele dagen richten, leert grijpen, gaat zijn hoofdje optillen en na een jaar heeft het zich zó verbonden met zijn lichaam, dat het kan gaan staan. Het leert praten en wordt zindelijk. Zo kun je door de hele kindertijd heen herkennen hoe het lichaam van het kind steeds meer in bezit genomen wordt door zijn ziel. Ieder jaar zit het kind in een andere fase van het in elkaar grijpen van de twee stromen. De Vrije School erkent dit en probeert een antwoord te geven op de vraag die daardoor in het kind ontstaat. In de kleutertijd zijn nog vele krachten nodig om zijn lichaam op te bouwen. Daarom mag het op de Vrije School nog echt kleuteren; het hoeft nog niet cognitief te leren, maar meer vanuit zang, spel en nabootsing. Het kind kan leerrijp genoemd worden als dit bouwen tot een bepaald niveau afgerond is en het daardoor krachten overhoudt, die dan voor het leren aangewend kunnen worden. De leerling in groep 3 heeft deze krachten ter beschikking gekregen om te leren, om te oefenen, om bewustzijn te creëren van wat hij doet, maar nog wel vanuit de heelheid waar het nog in leeft.
38
SEIZOENER
De Vrije School probeert het steeds meer in elkaar grijpen van lichaam en ziel zó te begeleiden, dat dit harmonisch en zo rijk mogelijk gebeurt; dat de ziel daarbij zoveel mogelijk gevoed wordt. Bijvoorbeeld: een letter wordt met een prachtige sprookje en een tekening op het bord aangeleerd, zodat niet alleen het hoofdje van het kind wordt aangesproken, maar heel het kind; met hoofd, hart en handen. Het rekenen wordt gestampt, in beweging gebracht. De leerstof mag geen abstractum blijven, maar moet zich verbinden met de wil, met het existentiële van het kind. Het is ontwikkelingsstof; levenselixer. Zo geldt dit voor ieder leerjaar. Het spirituele deel verbindt zich dan zo rijk mogelijk met het lichaam en dit kan voor het spirituele deel een zo rijk en veelzijdig mogelijk instrument worden. Vinden we dit ook terug in de euritmie? Kunnen we leren begrijpen waarom Rudolf Steiner de euritmie al direct in het leerplan had voor alle klassen, terwijl het nog maar net ontstaan was. Wat is euritmie: muziek en taal uitbeelden met het lichaam. Muziek en taal komen voort uit het spirituele deel van de mens(heid). In de euritmie ontvangt het kind de muziek en het verhaal in zijn ziel en beeldt dit uit met zijn lichaam. Het lichaam wordt er steeds op geoefend om uit te beelden wat in de ziel leeft. Het lichaam wordt dan eigenlijk door de muziek en de taal, met alle kleuren en rijkdom die daarin leven, gevormd. Het lichaam wordt een instrument, een tempel voor een kleurrijke ziel. TEKST: SJAAK GROOT, LEERKRACHT EURITMIE
Column
Sint Michaël is het oogstfeest, lees ik in een bijdrage van het Maartenhuis, terwijl ik de teksten voor de Seizoener corrigeer. De natuur die tot voor kort uitbundig groeide en nu geeft en geeft in allerlei te oogsten zaken (binnenkort misschien weer soep op school van de pompoenen uit de schooltuin?), begint zich terug te trekken. De bladeren verkleuren, de herfst geeft storm en onrust.
En dan staat daar: ‘Op zijn bezinningsweg wordt de mens geconfronteerd met de draak die overwonnen moet worden’. Ai, dat raakt een gevoelige snaar. Is dat niet waarmee ik al maanden worstel? Mijn draak, die groeide en groeide, die ik maar bleef voeden tot zij zo groot was dat ik haar bijna niet meer in toom kon houden. En toch, mijn draak bestaat volledig uit ’oogst’. Ze heet ‘erkenning’. Daar mag ik dan blij mee zijn, toch? Ik wist nooit wat ik wilde worden, later als ik groot was. Toen ik allang mijn lengte van 1.83 m had, maakte ik daar wel eens een grapje over. ‘Men’ vond dat wel grappig; ‘later’ en ‘groot’, maar het maakte mij een beetje triest. Anderen leken als vanzelf te weten waar zij blij van worden. Ik niet. Mijn opleidingskeuze werd gebaseerd op mijn creativiteit. Een verstandelijke keuze. Dat het niet het juiste voor mij was, bleek wel: het werkte niet echt. Ik kon me niet waarlijk uiten in mijn creativiteit en mijn werk. Doodsbenauwd om iets te maken, want wat nou als ‘t niet werd zoals ik het in mijn hoofd had. Typisch gevalletje: niet vanuit hoofd, hart én handen. Tot ik mijn weg naar Rome vond in het beoefenen van Chi Neng Qigong. Mijn hart, mijn hoofd en mijn lijf werden verbonden. Ik ontdekte steeds meer dingen die ik leuk vind om te doen en, tjonge, ik bleek er nog goed in te zijn óók. Er kwamen allerlei leuke én belangrijke dingen op mijn pad. Althans dat dacht ik. Grote eer: meester Keympe vroeg me de hoofdredactie te verzorgen van de Texelse Seizoener. Ik werd door schrijvende collega’s gefeliciteerd! En ik groeide! Mijn draak ook... Tegelijkertijd was in mij die angst van ‘niet goed genoeg’, bang voor ‘kunnen’ en ‘gezien wor-
den’. Wat een strijd! Tot een lieve vriendin mij de spiegel voorhield, met de vraag of ik dan zo bijzonder ben? Eh, nou nee. Dus waarom dan bang zijn om op te vallen? Oude draak die in mijn hoofd woont, denk ik. Met de véle taken die ik mijzelf had toegeschoven, dreigde ik wel weer de verbinding te verliezen. Hoofd, hoofd, hoofd. En mijn lijf ging protesteren. Wat te doen? Ik kan toch niet iets laten ’vallen’. Dan stel ik teleur, niet in de laatste plaats mijzelf. Ziedaar mijn worsteling deze zomer, vooruitlopend op de Michaëlstijd. Ik heb veel moed moeten verzamelen om tegen het aanbod van Keympe ‘nee’ te zeggen. Maar ik liet los en kijk, de Seizoener van de Vrije School Texel heeft nu toch vorm gekregen, dankzij vele handen. Ik ben niet onmisbaar, ik hoef het niet allemaal alleen te doen. Sámenwerken, Esther! Mijn draak geeft trouwens niet op. Ik heb nog wat te leren dus: ik krijg, tot drie keer toe, een aanbieding voor een deel van mijn opleidingen wat ik later pas zou doen, maar wat wel erg interessant is. Iemand geeft ‘voor het laatst’ die ene speciale les in Nederland, dus als ik het wil leren, moet ik er toch wel nu bij zijn. Mijn draak zou een goede verkoper zijn: nu nog mooier, maar wel nú boeken, anders kan t niet meer... In het prachtige boek ‘Drakenhoeder’ van Carole Wilkinson zegt draak Danzi op een gegeven moment: 'Alle antwoorden liggen achter de poort van ervaring.' Ik heb nog veel te leren. Mijn draak is een goed wezen, het helpt mij door ‘te overwinnen zaken’ op mijn pad te werpen. Het is een vrije dag als ik dit schrijf. Zal ik straks een draakje gaan knutselen? (Drakenhoeder – Carole Wilkinson, isbn 978-90-454-1219-1) TEKST: ESTHER SCHILLING-SPEKLÉ
SEIZOENER
39
VRIJESCHOOL TEXEL
Levenskunst
Oefenen in levenslessen Leren leven is het ‘leven’ leren. Lastig, want het kind gaat op weg in een wereld die het nauwelijks kent. Veel sprookjes gaan over het verlaten van het veilige huis en het op weg gaan naar de toekomst. Voor kleine kinderen is de toekomst nog: ik word brandweerman of schooljuffrouw.
M
aar naast dat naïeve ‘toekomstbeeld’ is er het hier en nu van het dagelijkse bestaan. Voor het kind is dat de kleine wereld waarin het zich vertrouwd voelt en waarin het op een naïeve manier levenskunstenaar kan zijn: spelend en creërend. De muzen dansen nog mee met het jonge kind. Het dagelijks bestaan ‘leren’, vraagt ook om oefening. Als het kind iets leert moet het een notie hebben waar het om gaat en moet het zich daar plezierig bij voelen. Als de eerste stappen van het leertraject onduidelijk zijn, is de kans groot dat het kind onderweg verdwaalt.
Het leren van sociale vaardigheden Als je leert breien kun je het werk altijd uithalen en opnieuw beginnen. Bij het aanleren van gedrag is dat veel lastiger. Een paar jongetjes uit groep vier stoeien in de zandbak. Het is zomers warm en het zand is mul en zacht. Omdat ze niet met zand mogen gooien, bedenken ze circuskunsten en duiken met overmoedige zweefduiken over de rand van de zandbak om met een scheve koprol in het zand neer te komen. Dat gaat goed totdat een meisje dat in de hoek van de zandbak zit, een uitzwaaiend been in haar rug krijgt. Op haar verschrikte gehuil snelt de juf toe, die ook van het zonnetje had staan genieten. Cécile huilt en Joris – altijd weer Joris – staat er schuldbewust bij. ‘Hij schopt me zomaar’, jammert Cécile. ‘Waarom schop je Cécile?, vraagt juf. ‘Ik schopte niet’, roept Joris verontwaardigd. Juf ziet een huilend meisje en een weerspannig jongetje. Juf pakt flink uit naar Joris die er boos tegenin gaat. Joris wordt naar binnen gestuurd om straf te krijgen en heeft weer een wandaad op zijn kerfstok, waarvan hij eigenlijk niet weet waarom het gaat. Hij leert niet anders dan dat hij altijd de schuld krijgt. Wat juf had kunnen doen is niet zo moeilijk te bedenken. Cécile troosten, Joris op de rand van de zandbak in de wacht zetten en daarna mede uit naam van Cécile vragen wat hij eigenlijk aan het doen was. ‘Circusje juf’, had hij gezegd. Dan had juf de jongetjes er op gewezen dat je niet zulke rare toeren moet uithalen, vooral omdat ze veel te gevaarlijk zijn voor andere kinderen. Joris had dat wel kunnen begrijpen en had een maatregel ook wel kunnen accepteren.
40
SEIZOENER
Leraren en ouders reageren vaak heftig op onaangepast gedrag van kinderen. Lastige kinderen worden nu eenmaal hinderlijk gevonden. Ergernis is een slechte pedagoog. We hebben in het onderwijs blijkbaar afgesproken dat onaangepast gedrag van kinderen niet geaccepteerd mag worden. Er geldt een lik-op-stukbeleid wat betreft lastige kinderen. In pestprotocollen en gedragsregels wordt dat vastgelegd: geen discussie meer nodig. Maar voor leren van gedrag is het gesprek het begin van het leerproces. Volwassenen hebben de neiging om bij gedragsproblemen, het heft van het leerproces in eigen handen te nemen. Het kind wordt een lesje geleerd, maar feitelijk leert het niks. Want leren leven moet het kind zelf doen, door ervaring en eigen ontdekking. Het is de pedagogische kunst te weten waar kinderen wachten op een vanzelfsprekende terechtwijzing, of waar er sprake is van een sociaal leerproces.
Uit welk vaatje moet je tappen? In elke leeftijdsfase uit een kind zich op een eigen manier. De peuter en de kleuter doen dat met hun lijf. Fysiek tegen fysiek. Gevoelens die ontstaan, worden direct geuit in een lichamelijke handeling. Lachen, huilen, maar ook slaan. Desnoods met het blok dat je in je handen hebt. Het schoolkind vanaf ongeveer 6-7 jaar, ontwikkelt als nieuw aspect vitaliteit. Het kind krijgt interesse in de wereld, het wordt schoolrijp, gaat leren. Onderling gaan zich te meten in de krachts- en moedsverschillen. Dat leidt vaak nog tot lijfelijke confrontaties,maar de oorzaak is anders: zijn vitaliteit doet het kind ervaren dat het tussen anderen leeft. De puber gaat beschikken over gevoelens en intenties die zijn blik op de wereld sterk kleuren. Het verbale gaat een grote rol spelen: wat vind je van een ander, van je ouders. Het leidt vaak tot scherpe confrontaties, grote monden, stelselmatige pesterijen. Voor de volwassene tenslotte, gaan persoonlijke motieven een rol spelen. De jonge volwassene meet zich aan de ander met wat hij als doel in het leven heeft, met wat zijn persoonlijke mogelijkheden zijn.
Hoe ga je daarmee om? Rudolf Steiner geeft het advies niet als gelijke te reageren op hetgeen het kind laat zien. Voor de kleuter die een ander kind slaat is dat duidelijk: de opvoeder moet beter weten dan te slaan. Bij de lastige puber die verbaal de vloer aanveegt met een opvoeder heb je al gauw de neiging op een zelfde manier weerwoord te geven. Je moet dus uit een ander, een ‘hoger’ vaatje tappen en niet uit hetzelfde. Bij kleuters en peuters moet de opvoeder het moeten zoeken in de vitaliteit. ‘Afleiden’ met activiteit. Iets wat de kleuter ‘meeneemt’: een liedje en of een spelletjes. Bij het schoolkind werkt dat foefje niet meer. Je moet met een negenjarige geen liedje meer gaan zingen. Nu moet uit het eigen gebied van het gevoelsleven putten. Dat heeft het schoolkind nog maar nauwelijks ontwikkeld. Eén van de sterkste instrumenten is van het gevoelsleven is de humor. Het lachen is voor het kind als het opschudden van een kussen. De indrukken verdwijnen en er ontstaat weer ruimte. Als een puber verstrikt raakt in zijn gevoelens, moet je daar geen eigen emoties tegenover zetten. En zelfs het pedagogische grapje, werkt nu als een rode lap op een stier. Nu moet je als volwassene proberen om uit het eigen IK putten. De puber zit emotioneel vast in zijn situatie: ‘Het komt nooit meer goed!’ Het IK kan verder kijken. Dat betekent niet relativeren, maar de toekomst als argument in het geding brengen. Wat zou je willen, wat kan je, waar ben je enthousiast voor?
Oefenen Om te leren omgaan met zichzelf en de ander kun je het kind echte oefenstof geven: laat de kleuter spelen; geef het schoolkind ruimte om zijn vaardigheden te tonen in sport en spel en maak de puber enthousiast om de wereld beter te maken. Maar wat bij een puber goed werkt - over de zaken eens goed praten, wordt bij kleuters een farce. Het ‘afleiden’ van een puber met een grapje, maakt het alleen maar erger: ‘Hoe kan iemand over zoiets belangrijks nu een grapje maken? Niemand begrijpt me!’ Maar er speelt ook nog iets anders mee. Kinderen beschikken vaak over gereedschap, dat nog niet wezenlijk bij hen past. Bij de kleuter komen flarden vitaliteit vrij, waar het kind nog niets mee aan kan. Het leidt vaak tot geldingsdrang of aandachttrekkerij. Bij het schoolkind gebeurt dat ook. Hun wereld dringt ze al meningen en kennis op, die ze vanuit hun persoonsontwikkeling nog niet aankunnen. In plaats dat ze zich met leeftijdsgenoten meten in levenslust, gaan ze juist beoordelend met elkaar om.
Twee richtingen De buitenwereld vormt het kind en vanuit de binnenwereld verovert het kind zich een plaats in de wereld. Het zijn geleidelijke processen die hand in hand gaan. In de kleutertijd is het spel de bemiddelaar is voor beide processen. Spelend verkent het kind de wereld en zo leert het
kind de vaardigheden om zich in zijn wereldje staande te kunnen houden. Een spelend kind is een levenskunstenaar vanuit fysiek perspectief. Ouders of school kunnen daaraan bijdragen door de omgeving zo in te richten dat het kind ook werkelijk fantasierijk spelen kan. Speelgoed dat niets aan de fantasie overlaat, vroege nadruk op sociaal gedrag beperkt het spel. De kleine levenskunstenaar wordt overlevingskunstenaar’. Het schoolkind kan al meer verantwoordelijkheid dragen voor zijn handelen. Het kan samen spelen, de wereld verkennen en leren. Aan het samen spelen omwikkelt het schoolkind zijn sociale vermogens. Vroeger speelden kinderen op straat en vonden hun plaats in het sociale geheel van de kindergroepen. Tegenwoordig valt dit oefenterrein steeds verder weg. De straat is van de auto’s. De school is vaak de enige oefenplaats, maar daar gelden strikte regels die het kind vaak de autonomie ontnemen van het leerproces ontnemen. Het redzame schoolkind – de levenskunstenaar van de gezonde vitaliteit – wordt steeds meer het eenzame kind, door de ouders gebracht en opgehaald naar alle activiteiten die voor hem of haar georganiseerd zijn. De puber onderzoekt de spannende wereld van het gevoelsleven. Hij of zij keert zich steeds meer van de ouders af en zoekt andere voorbeelden. Maar hun idolen zijn steeds meer geen gewone mensen meer, maar imaginaties daarvan: popsterren, acteurs, reclamebeelden. Het sociale oefenveld van de gevoelens, waarin gelachen, bemind en geleden moet worden, wordt voorgespeeld in soaps waar gevoelens er alleen zijn om te manipuleren. De levenskunstenaar die zich vrij maakt om met nieuw elan de wereld tegemoet te treden, wordt steeds meer de onzekere jongere die niet weet of hij wel voldoet aan de standaarden van de schijnwereld van reclame en televisie.
Wat kan de school doen? Als kinderen zo beschermd worden, dat ze steeds minder gelegenheid krijgen het ‘samen leven’ te oefenen dan werkt die bescherming averechts. De school kan daar een belangrijke rol in spelen. Niet door de keuze die het onderwijs van hogerhand opgedrongen krijgt: maak van alles een leervak. Wat het opgroeiende kind vooral vraagt is een omgeving waarin het zijn fantasie en zijn vitaliteit kwijt kan; waarin het zelf zijn eigen sociale ervaringen op kan doen. Een kind dat met die ervaring de pubertijd ingaat, heeft genoeg in zijn mars om ook in die tijd zijn weg te vinden. De vrijeschool heeft de mogelijkheid om een dergelijke leeren leefomgeving te creëren. De kleuterklas van de vrijeschool is daar een mooi voorbeeld van: een rijke en vrije speelomgeving voor de kleuters. Voor het schoolkind moet de school een omgeving scheppen, waarin het vrijheid ervaart. In het leren, in het ontdekken, in kunstzinnigheid. In levenskunst. TEKST: KEES VERHAGE
SEIZOENER
41
VRIJESCHOOL TEXEL
Onder De Koog, vlak bij bos, duinen, strand en zee ligt het Maartenhuis
Michaëlsfeest Het Michaëlsfeest is het oogstfeest. De Michaëlstijd is een tijd waarin de natuur zich terugtrekt. In de zomer kon de mens kracht putten uit die natuur, nu begint het zich naar binnen te keren. Op zijn bezinningsweg wordt de mens geconfronteerd met de draak die overwonnen moet worden. De cultuurgroep van het Maartenhuis heeft ons vorige week hun “draken” getoond in de vorm van een boekje met een aantal verhalen. Bij het boekje zat ook een symbolische draakje, die we bijvoorbeeld aan onze sleutelbos konden hangen om regelmatig eraan herinnerd te worden dat het leerzaam kan zijn om eens goed na te denken over de “ draken” in onszelf. Dat vergt moed en dat is precies waar de Michaelstijd voor staat. In de dagopening in de Michaëlstijd vertellen we daarom ook verhalen met het thema moed. Woensdag 29 september is het hoogtepunt van de Michaëlstijd gevierd door het onthullen van de koperen windwijzer op het prieel van huis Michaël. Dit is een Michaelfiguur en deze werd door Peter en Erik uit koper geslagen en gesoldeerd. Peter ontstak de papieren verpakking waarin de windwijzer was gehuld, waarna de koperen Michaël uit de vlammen tevoorschijn kwam. Aan het eind van de dag hebben we het Michaelsfeest vormgegeven door een gezamenlijke oogstmaaltijd in de zaal. De maaltijd werd voorafgegaan door een kleine viering. Een aantal vertellingen uit de Camphilltraditie werden uitgebeeld en ten gehore gebracht. Het medewerkerskoor ondersteunde dit met liederen. Zo hoorden we de oude en wijze man ons oproepen om wakker en waakzaam te zijn. Deze rol werd gespeeld door Keympe. Arbeiders beelden het noeste oogstwerk uit. Het graan werd gemaaid, de schoven werden gebonden en de druiven geperst. Daarin speelden Robin, Sandra, Marjan, Diana, Liselotte, Ineke en Hans een belangrijke rol.
Foto: Kasper van Kraaij
Vrienden van het Maartenhuis Wie kent niet het Maartenhuis aan de rand van de Koog, waar 30 volwassen verstandelijk gehandicapten wonen en werken? Daar wordt hard gewerkt en zorg genoten, gefundeerd op het antroposofisch gedachtengoed en de Camphillbeweging. Het financieren van de basiszorg op het Maartenhuis wordt verzorgd door de AWBZ, maar er blijven natuurlijk ook wensen over die niet uit dit budget gefinancierd kunnen worden. Dit zijn vooral wensen van culturele aard, zwemmen, paardrijden en kunstzinnige activiteiten of een uitje. Maar ook ondersteunende voorzieningen voor de op het terrein gelegen werkplaatsen kunnen hieronder vallen. Om voor dit soort ‘extraatjes’ geld te verwerven is door een aantal mensen de Stichting VRIENDEN VAN HET MAARTENHUIS in het leven geroepen. Gunt u de bewoners van het Maartenhuis ook iets extra’s, wordt dan donateur van onze Stichting. U kunt al donateur worden door €25.= per jaar over te maken op Rabobank rekeningnummer 1522334 t.n.v. Stichting Vrienden van het Maartenhuis te Den Burg. Maar ook met een éénmalige gift zijn wij natuurlijk al heel blij. Donateurs ontvangen jaarlijks een nieuwsbrief en blijven zo op de hoogte van gebeurtenissen en ontwikkelingen. Secretariaat Stichting Vrienden van het Maartenhuis: Ruijslaan 81 1796 AZ De Koog, 0222 317682. e-mail:
[email protected]. Zie ook www.maartenhuis.nl
Foto: Janny v.d. Graaf
42
SEIZOENER
Belevenissen van een vrijwilliger op het Maartenhuis
Foto: Kasper van Kraaij
Sinds half augustus ben ik voor een klein half jaar als vrijwilliger in het Maartenhuis. De laatste twaalf jaar werkte ik met een bewegingstheatergroep door mensen met een verstandelijke beperking. Op dit moment vier ik een Sabbatical Year waarin ik kennismaak met andere manieren van kunst en theater maken, creativiteit en het Leven vieren, door mensen met een verstandelijke beperking. Ik bezocht in verschillende landen ateliers en theatergroepen van mensen met een verstandelijke beperking. De laatste pleisterplaats was een Camphillgemeenschap in Noorwegen. Zelf geen achtergrond hebbend in de antroposofie, vond ik het leven daar erg fascinerend en het rook naar meer. Het Noors maakte het communiceren met de bewoners wel lastig en daardoor rees het plan om in Nederland te vragen of ik daar terecht kon. Ik wilde verder kennismaken met het leven in een Camphillgemeenschap, er dingen in te leren en hopelijk ook iets bij te dragen, liefst natuurlijk op het gebied van theater. En zo belandde ik op het Maartenhuis. Wat mij heel erg opvalt, is de zorg die aan alles besteedt wordt, een weldaad als je uit de stad en de jachtige samenleving komt. Het leven in, van en met de natuur is iets wat helaas vaak niet “natuurlijk” meer is en het doet heel erg goed om het hier wel te ervaren: het werken op het land en het eten dat van het land komt, het brood dat zelf gebakken wordt, de prachtige omringende natuur van Texel. De afwisseling van arbeid en rust, het feit dat je voor de ander
werkt en de ander ook voor jou, hetgeen ook echt als zodanig benoemd wordt in de weekafsluiting: het treft me als een wijsheid waar we in het gewone leven zo vaak met zijn allen overheen walsen. En in de woningen de spreuken voor en na het eten, het moment van stilte met elkaar bij de kaars, dit is nog maar een greep uit alles wat structuur geeft en momenten waarop even stilgestaan wordt waar je eigenlijk mee bezig bent en hoe mooi dat is. De plaats die muziek, beeldende kunst en ook theater inneemt, vind ik ook prachtig. Ze nemen vaak een bijzondere plek in, maar zijn ook vaak ingebed in het dagelijks leven. Het met zijn allen bij elkaar komen bij de dagopening, samen naar de spreuk van de dag luisteren en, nadat ieder zijn mededelingen gedaan heeft, samen een lied zingen vind ik een mooi begin van de werkdag. Ik mocht getuige zijn van de voorbereidingen en de uitvoering vn de Michaëlsviering. Het gezamenlijk naar iets toeleven en het dan ook samen vieren, het is allemaal heel bijzonder. En mijn eigen bijdrage in theater? Na een uitgebreide kennismakingsperiode heb ik het idee dat ik een beetje weet waar ik me in begeef. Er zijn al heel veel activiteiten, maar van sommige bewoners is er toch nog enthousiasme om mee te doen met theaterworkshops, waarin spelplezier en creativiteit voorop staat. Daarnaast ondersteun ik ook op enige andere plekken in theater en geniet en leer ondertussen natuurlijk van alle inzichten waar Maartenhuizers mee werken. Ik woon deze periode in huis Avalon alwaar ik erg geniet van de warmte van de bewoners en de medewerkers. ´s Middags voerde ik voor het eerst van mijn leven varkens en leer ik in de boerderij het verschil zien tussen andijvie en mierikswortelplanten. Kortom, ik ben blij dat ik voorlopig deel uit mag maken van deze bijzondere gemeenschap. TEKST: MARION VAN OORSCHOT, VRIJWILLIGER BIJ HET MAARTENHUIS
SEIZOENER
43
VRIJESCHOOL TEXEL
Hoe gaat het met onze schoolverlaters? Nu het schooljaar al weer lekker op de rit staat, is het een mooi moment om eens te informeren hoe het met de kinderen gaat die naar het vervolgonderwijs zijn gegaan.
V
eel kinderen van de Vrije School Texel kiezen ervoor om naar de OSG de Hogeberg te gaan. Heel soms gaan kinderen ook naar “de overkant”, om de bovenbouw van het vrijeschoolonderwijs te volgen aan het Adriaan Roland Holst College in Bergen.
Hoe vond je de overgang van je oude naar je nieuwe school? - Baruch: aan de reistijden en het huiswerk maken moest ik wel erg wennen. Doordat ik elke dag op en neer reis, maak ik lange dagen en ben vaak pas laat thuis. Maar verder gaat het OK. - Layla: ik moest wel wennen maar heb veel nieuwe vriendinnen gekregen. - Lars: het was spannend, maar toen ik eenmaal begonnen was vond ik het OK. - Lola: ook voor mij was het spannend, nu is het vertrouwd en OK!
Mis je je oude school nog? Als ouder kun je je erg druk maken over de nieuwe schoolsituatie, hoe gaat mijn kind het doen op de nieuwe school? Raakt mijn kind niet ondergesneeuwd in de massa, is er wel voldoende oog voor het individu? Kortom de standaard onzekerheden die bij de meesten van ons wel zullen leven.
- Lars: nee het was goed zo. - Layla: nee, ik word nu volwassener behandeld en dat is fijn! - Lola: nu niet meer, het is fijn dat ik nog oude klasgenoten in de klas heb. - Baruch: nee.
Uit onderstaande vraaggesprekjes met de kinderen blijkt dat zij het prima rooien op hun nieuwe scholen !
Wat is je leukste ervaring, wat vind je fijn op je nieuwe school?
Even voorstellen: Lars van Straten en Lola Boogaard, net begonnen op de OSG, beiden zitten ze in de brugklas Havo/VWO. En twee tweedeklassers; Layla Salat volgt het VMBO op Texel en Baruch Tromp die het VMBO doet in Bergen.
Hoe vind je het op je nieuwe school? - Lola: het is wel leuk, wel erg anders, elk uur een andere leraar en vak is even wennen. - Lars: het is wel gezellig, soms is het vervelend dat je pas om 16.00 uur klaar bent. - Layla: leuk, ook erg wennen, nieuwe vakken , nieuwe leerkrachten, alles is wisselt erg. - Baruch: erg leuk! De kinderen zijn sociaal, met de leraren kan ik goed overweg en dat is fijn. Leyla
44
SEIZOENER
- Layla: je hebt een mentor en dat is echt je vertrouwenspersoon als er iets is en dat is heel erg fijn! - Lars: ik had niet verwacht dat ik al zo snel nieuwe vrienden zou maken! - Lola: Ik leer heel veel nieuwe mensen kennen! - Baruch: (brandt los) smeden is een prachtig vak hier op school, je leert het smidsvuur te maken en vervolgens echt te smeden. Ik heb al een echte spijker gesmeed zoals die gebruikt werden op de VOC-schepen en een mooie haak met een draai erin als versiering. Nu we de ervaringen op een rijtje hebben, blijkt dat deze kinderen de overstap prima kunnen maken en na een fase van wennen weer verder gaan met leren en zich te ontwikkelen. TEKST & FOTO’S: ELLEN VAN STRATEN, OUDER
Lars