Sectoraanpak Bouw 2012-2016
Inhoudsopgave
1.
Inleiding .............................................................................................. 3
2.
Analyse van de sector Bouw ................................................................. 4
2.1
Beeld van de sector................................................................................. 4
2.2
Risicoanalyse ......................................................................................... 6
2.3
Arbozorg.............................................................................................. 10
2.4
Actorenanalyse ..................................................................................... 10
2.5
Doelgroepenanalyse .............................................................................. 13
2.6
Onze kwaliteit en kwantiteit ................................................................... 14
2.7
Interventieanalyse ................................................................................ 16
2.8
Trends in de sector ............................................................................... 18
3.
Strategische uitgangspunten ............................................................. 20
3.1
Huidige stand van zaken ........................................................................ 20
3.2
Gekozen uitgangspunten ....................................................................... 21
4.
Doelstellingen en activiteiten ............................................................. 22
4.1
Proces aanpak arbozorg ......................................................................... 23
4.2
Thema-aanpak arborisico’s..................................................................... 25
4.3
Meerjarige projecten ............................................................................. 26
5.
Samenwerking met andere partijen ................................................... 27
5.1
Regionale uitvoeringsdiensten: ............................................................... 27
5.2
Arbeidsmarktfraude .............................................................................. 27
5.3
Sociale partners.................................................................................... 27
6.
Planning ............................................................................................. 28
7.
Sturing van de uitvoering sectoraanpak Bouw ................................... 36
2
1. Inleiding De Arbeidsinspectie bevordert de naleving van de wet op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en bestrijdt illegale tewerkstelling. Zij doet dit van oudsher door middel van het instrument handhaving. Daarbij geeft de Arbeidsinspectie prioriteit aan de aanpak van ernstige schending van de wet. In haar toezicht houdt de Arbeidsinspectie rekening met de wijze waarop afzonderlijke sectoren en bedrijven invulling geven aan de eigen verantwoordelijkheid; het uitgangspunt is ‘hard waar het moet, zacht waar het kan’. Voor u ligt de sectoraanpak voor de bouwsector. Het werk in de bouw heeft een geheel eigen karakter. Het wordt gekenmerkt door tijdelijkheid, mobiliteit en een frequent wijzigende bezetting op bouwplaatsen door werknemers van verschillende bedrijven. Er is sprake van grote verwevenheid van werkzaamheden: activiteiten van werknemers van de ene werkgever zijn vrijwel altijd van invloed op de arbeidsomstandigheden van werknemers van andere werkgevers. Een doeltreffende samenwerking tussen de betrokken partijen in het bouwproces is daarom van groot belang om de arbeidsomstandigheden te beheersen en zo nodig te verbeteren. Vanwege de bedrijfstakbrede brancheorganisaties in deze sector, de sterke samenhang tussen de genoemde bedrijfstakken in het bouwproces in het algemeen en op de bouwlocatie in het bijzonder is gekozen voor een integrale sectoraanpak voor de burger- & utiliteitsbouw (B&U), afbouw, onderhoud en installatie (AO&I). De GWWsector is niet in deze aanpak meegenomen. De aanpak van die sector is in een eigen sector-aanpak beschreven. Deze sectoraanpak bouw is tot stand gekomen met dank aan kennis uit alle lagen van de organisatie: • • • • • • • • • • • •
Teamleider Strategie Landelijk projectleiders bouwsector Strategieondersteuners Landelijk projectsecretaris bouwsector Teamleiders bouwsector Inspecteurs bouwsector Expertise Centrum Afdeling onderzoek & ontwikkeling Afdeling beleid Afdeling vernieuwing toezicht Afdeling communicatie Procesbegeleiding
Met deze integrale sectoraanpak zetten wij een stevige stap om de beoogde doelen te bereiken en het werken op de bouwplaats de aankomende jaren veiliger en gezonder te maken en de duurzame inzetbaarheid van werknemers te vergroten. Deze aanpak loopt van 2012 tot en met 2015. Deze periode van vier jaar is nodig om de belangrijkste risico’s die zich voordoen te reduceren. Deze tijd verwachten wij nodig te hebben om de risico’s die zich in de bouwsector voordoen te reduceren. Hoofdstuk 2 geef een analyse van de bouwsector, de aanwezige arborisico’s, het bouwproces en de actoren, gevolgd door een interventieanalyse. Tot slot behandelt dit hoofdstuk de trends in de sector. Op basis van de analyses die in hoofdstuk 2 zijn besproken, beschrijft hoofdstuk 3 de uitgangspunten waarop deze sectoraanpak zich baseert. In hoofdstuk 4 beschrijft de doelen en activiteiten die in deze sectoraanpak centraal staan. De prioriteiten waarop wordt ingezet zullen zodoende duidelijk naar voren komen. De afspraken die zijn gemaakt met andere partijen, en de activiteiten die deze partijen uitvoeren, zullen worden besproken in hoofdstuk 5. De planning zal vervolgens worden besproken in hoofdstuk 6. Tot slot zal in hoofdstuk 7 kort de sturing en uitvoering van deze sectoraanpak worden behandeld.
3
2. Analyse van de sector Bouw Dit hoofdstuk schetst een beeld van de bouwsector. Om de achterliggende oorzaken van de concrete arborisico’s op de bouwplaats te duiden is het nodig om het hele bouwproces van initiatief- tot gebruiksfase van het bouwwerk hierbij te betrekken. Voor een meer preventieve aanpak in de bouw wordt in deze analyse daarom ook aandacht besteed aan de fasen voorafgaand aan de bouw van een bouwwerk. Tevens aan de actoren die hierbij zijn betrokken zoals opdrachtgevers, architecten e.d. Door het maken van de analyses kunnen conclusies getrokken over de risico’s, doelgroepen, actoren, activiteiten en trends in de sector.
2.1
Beeld van de sector
2.1.1 Typering van het werk De bouw onderscheidt zich van veel andere sectoren omdat er voornamelijk projectmatig wordt gewerkt.1 In de verschillende fasen van het project wordt steeds in wisselende samenwerkingsverbanden gewerkt. Elke fase kent zijn eigen disciplines en activiteiten. Activiteiten zoals het initiatief nemen, grond beschikbaar stellen, geld beschikbaar stellen, ontwerp en de feitelijk uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Binnen en tussen de fasen moet met een groot aantal verschillende werkgevers en werknemers worden samengewerkt. Er is een sterke scheiding wie wat doet, zowel tussen als binnen de verschillende fasen van het bouwproces. Op het gebied van arbeidsomstandigheden zijn hierdoor specifieke problemen. De scheiding van de fasen brengt met zich mee dat vaak diverse partijen verschillende en beperkte verantwoordelijkheden hebben. Door de steeds wisselende samenwerkingsverbanden wordt de integrale zorg voor het duurzaam verbeteren van arbeidsomstandigheden bemoeilijkt. Door deze scheiding tussen de verschillende fasen en door de daar nog bijkomende economische redenen (onder andere grote concurrentie) is bij de bedrijven in deze sector arbobeleid nog te vaak een sluitpost en komt de arboparagraaf vaak te laat in het bouwproces op de agenda. 2.1.2 Soort, locatie en grootte van het bouwobject Bouwobjecten zijn in te delen in: nieuwbouw, onderhoud, renovatie, restauratie en sloop. Bouwobjecten worden op alle mogelijke locaties gerealiseerd. De locatie van het object kan zijn: binnenstad, platteland of industrieterrein, maar ook waterbouw, offshore activiteiten, wegenbouw en groenvoorziening en saneringsactiviteiten. De bedrijfstak kent een grote vervoersmobiliteit. Het is normaal dat bedrijven en hun werknemers werkzaamheden verrichten op locaties in andere delen van het land. Ook de objectgrootte is zeer uiteenlopend. Afhankelijk van de grootte van het object zal de diversiteit aan hoofd-, neven- en onderaannemers toenemen. De voorbereiding en uitvoering van het bouwproject vergt veel coördinatie. De zorg voor goede arbeidsomstandigheden is bij de grotere en complexe objecten moeilijker te realiseren dan bij kleinere en minder complexe objecten. Opdrachtgevers en in het bijzonder de opdrachtgevende partij van grote bouwprojecten zoals de overheid, woningcorporaties, institutionele beleggers en projectontwikkelaars, laten het initiatief rondom veilig en gezond werken bij de opdrachtnemer liggen. Zij hebben er geen direct belang bij dat er vanaf het initiatief van een bouwproject aandacht is voor de consequenties voor de arbeidsomstandigheden en dat er een goed veiligheid- en gezondheidsplan (V&G-plan) ontwikkeld wordt.
1
Bij grotere bouwwerken komen ook andere organisatievormen voor, zoals bouwteams, turnkey, general contracting e.d.
4
2.1.3 Aandacht voor arbo Vanuit de verschillende sociale partners wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. De sector beschikt over collectief gefinancierde instituten voor de verbetering van arbeidsomstandigheden: stichting Arbouw, I&I-werk en Stichting RAS. In 2002 is door de Arbeidsinspectie geconstateerd dat de grotere aannemers meer aandacht besteden aan veiligheids- en gezondheidsaspecten. Bij de kleinere bouwbedrijven laat de aandacht in een aantal gevallen nog sterk te wensen over. Het verschil wordt veroorzaakt doordat de grotere bedrijven aparte veiligheidsfunctionarissen hebben aangetrokken voor het verbeteren van de werkomstandigheden. Volgens een recent artikel in Cobouw is de helft van de bedrijven van mening zich uit de markt te prijzen door het naleven van de arboregels. Volgens het onderzoek van Regioplan “Op de hoogte” blijkt 40% van de bouwbedrijven de regels bij tijd en wijle niet naleeft. Gelijktijdig wordt door veel opdrachtgevers en aannemers gesteld dat het eeuwig klagen over tijd en geld als verklaring voor slechte arbeidsveiligheid onterecht is. 2.1.4 Omvang van de sector De bouw is één van de grootste bedrijfstakken in Nederland. In grote lijnen kan de bouw worden onderverdeeld in (1) de burgerlijke en utiliteitsbouw (B&U), (2) de bouw installatiebedrijven en de (3) bedrijven die zich bezighouden met de afwerking, onderhoud en installaties (AO&I) van gebouwen (4) overige. De sector bouw omvat: 1. Branches die bij de Kamer van Koophandel vallen onder de SBI-indeling bouwnijverheid (B&U – SBI 41 en Gespecialiseerde werkzaamheden SBI 43). 2. Alle activiteiten die behoren bij het onderdeel Bouwproces in het Arbobesluit (BPAB). Het belang van het BPAB is dat het de noodzakelijke integratie bewerkstelligd van de arbeidsomstandigheden in het gehele bouwproces, waardoor als het ware een keten van verantwoordelijkheden ontstaat die alle partijen in het proces verbind: opdrachtgevers, ontwerpers, aannemers, werkgevers, werknemers en zelfstandigen. 3. Alle werkzaamheden op bouwplaatsen. Een bouwplaats is in het Arbobesluit gedefinieerd als: ‘elke tijdelijke of mobiele arbeidsplaats waar civiel technische werken en bouwwerken tot stand worden gebracht’. De Europese regelgeving omschrijft een niet uitputtende lijst van werkzaamheden die onder het begrip bouwplaats vallen, te weten: wegenbouw, graafwerken, renovatie, ontmanteling, sloop, instandhouden, onderhouds-, schilder- en reiniging werkzaamheden, sanering, grondwerken, bouw, montage en demontage van geprefabriceerde elementen, inrichting of outillage en verbouwing. 4. Daarnaast vallen ook nog onder de sector bouw: parketeurs, zonwering, gespecialiseerde reiniging van gebouwen, glazenwassers en schoorsteenvegers. Een bijzondere categorie vormt ‘duikarbeid’ en ‘caissonarbeid’. Het betreft een geringe populatie werknemers, met echter een zeer hoog beroepsrisico. Het zijn specialistische werkzaamheden, waarbij hoge eisen worden gesteld aan de gezondheid en de professionaliteit van de werknemers en aan het medisch toezicht. Volgens de SBI indeling van de Kamer van Koophandel telt de bouwnijverheid 157.851 bedrijven. Deze bedrijven hebben volgens het CBS 468.000 werknemers in dienst. Daarnaast zijn naar schatting nog 80.000 zelfstandigen (zzp’ers) en ongeveer 200.000 werknemers die uit andere branches komen (metaal, schoonmaak, landbouw e.d.) op de bouwplaats werkzaam.2 In tabel 2.1 worden de kwantitatieve kenmerken beschreven.
2
KvK en CBS gegevens van november 2009
5
Tabel 2.1: Kenmerken bedrijfstakken naar aantal vestigingen en werknemers. SBI Omschrijving Aantal vestigingen Aantal werknemers
41 43
451 454
Bouw algemeen (B&U) Afbouw, onderhoud en installatie (AO&I) Bouwinstallatie Afwerken van gebouwen
83.110 42.000
215.000 163.000
18.682 44.831
118.000 60.000
Overige werknemers Zzp-ers
200.000 80.000
Totaal
157.851
748.000
2.1.5 Samenvattend De werkzaamheden in de sector zijn zeer divers en heeft een enorme omvang. De uitvoering van het werk vindt voor het belangrijkste deel plaats op de bouwlocatie door verschillende gespecialiseerde bedrijven met verschillende CAO’s. De organisatie in tijd en ruimte van het werk is daardoor complex. Het werk eist veel coördinatie van alle betrokkenen. Mede door de complexiteit van het werk is ook de organisatie van goede arbeidsomstandigheden complex. Een sterk pluspunt is de aanwezigheid van eigen kennisinstituten (Arbouw, I&I-werk en RAS). Economisch heeft de sector het zwaar door de naweeën van financiële crisis van 2009. Van de bouwbedrijven had 40% eind 2009 maatregelen genomen om de economische achteruitgang het hoofd te bieden. Tegelijkertijd had 20% van de bedrijven geen maatregelen genomen, terwijl zij wel kwetsbaar waren en problemen ervoeren op het gebied van winst of werkvoorraad. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Strategie en crisis’, verricht door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB).
2.2
Risicoanalyse
De bouwnijverheid is een sector waar werknemers aan bijzonder grote risico's blootstaan: onveilige situaties, lichamelijke en inspannende arbeid, belastende werkhouding en wisselende klimatologische omstandigheden vormen de belangrijkste knelpunten voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers in de bouw. De gevolgen daarvan laten zich mede afmeten aan het grote aantal arbeidsongevallen en de vele arbeidsongeschikte werknemers in deze bedrijfstak. De oorzaak hiervan is het mobiele karakter van de bouw en het werken in continu veranderende situaties in een steeds wisselende samenstelling. Op de bouwplaats staan werkenden bloot aan belangrijke risicofactoren zoals fysieke belasting, onveilige situaties, lawaai, werkdruk, trillingen, gevaarlijke stoffen en slechte klimaatomstandigheden. Het ziekteverzuim zit boven het landelijk gemiddelde. Dit geldt ook voor de WIA en WGA instroom. De bouw heeft verder te maken met een groot aantal arbeidsongevallen. In tabel 2.2 wordt een overzicht gegeven van het aantal gemelde ongevallen voor onderdelen van de bedrijfstak. Voor een klein deel van de sector (glazenwassers, parketeurs, schoorsteenvegers, etc) zijn geen gegevens beschikbaar omdat zij onderdeel uitmaken van andere SBI codes. Het gaat hierbij om ongeveer 40.000 werknemers. De kosten van ongevallen zijn voor het individu, de werkgever en de samenleving vaak hoog. Meer dan 94% van de bouwbedrijven bestaat uit het midden en klein-
6
bedrijf (MKB = minder dan 200 werknemers in dienst). Het MKB wordt daarom het vaakst getroffen door ongevallen in de bouw. Nadere analyse van de ongevallen door de Arbeidsinspectie laat zien dat naar verhouding de meeste ernstige ongevallen plaats vinden in de sector bouw. 23 % van de ernstige ongevallen vinden plaats in de traditionele onderdelen van de bouw, terwijl slechts 5 % van betaalde banen in deze sector te vinden zijn. De kans op een ernstig ongeval in de bouw is dan ook 4,6 keer hoger dan de gemiddelde kans in alle sectoren. In de industrie is de kans op een ernstig ongeval 2,6 keer hoger dan gemiddeld. Ook vinden naar verhouding de meeste dodelijke ongevallen plaats in de sector bouwnijverheid. 33 % van de dodelijke ongevallen vinden plaats in de bouw, terwijl slechts 5 % van betaalde banen in deze sector te vinden zijn. De kans op een dodelijk ongeval in de bouw is dan ook 6,6 keer hoger dan de gemiddelde kans voor alle sectoren. Tabel 2.2: Aantal ongevallen per bedrijfstak in de bouw (Arbeidsinspectie, 2008) Gemelde Ongevallen per SBI Omschrijving 3 ongevallen 1000 werknemers 41 43
Burger- en utiliteitsbouw (B&U) Afbouw, onderhoud en installatie (AO&I)
1348 510
6,27 3,13
Door de Stichting Arbouw is in juli 2009 een bedrijfstakatlas uitgegeven. Niet alle werknemers die voor de Arbeidsinspectie onder de sectoraanpak bouw vallen worden door deze bedrijfstakatlas gedekt. De installatiebranche (o.a. loodgieters en electriciens) en de glazenwassers hebben hun eigen instituten. Deze instituten registeren geen systematische gegevens. Voor een ander deel (o.a. zonwering, parketeurs, schoorsteenvegers) zijn geen instituten aanwezig. Voor ongeveer 100.000 werknemers zijn daardoor geen gegevens bekend over de arbeidsomstandigheden in de sector. Vanwege de vergelijkbare omstandigheden waarin het werk gedaan moet worden is aannemelijk dat deze beroepen mbt arbeidsrisico’s vergelijkbaar zijn met de beroepen uit de bedrijfstakatlas. In de bedrijfstakatlas staan de resultaten van de gezondheidsonderzoeken onder ruim 45.000 werknemers uit de bouw die mee hebben gedaan aan het Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek, het zogenoemde PAGO. De resultaten van het PAGO onderzoek wordt weergegeven in tabel 2.3 (problemen in percentages). Opmerkelijk is dat de werknemers zelf de onveiligheid in de bouw laag inschatten. Tabel 2.3: Overzicht van aanwezige risico’s op basis van 45.000 PAGO onderzoeken in de bouwnijverheid. De kleuren geven de ernst van het risico weer. B&U % 61 46 48 46 40 36 30 31 27
Lichamelijk inspannend werk Psychosociale arbeidsbelasting Stof Zware lasten tillen, duwen, trekken of dragen Klachten over houding- & bewegingsapparaat Lawaaioverlast Geen goede was- en kleedruimten Tocht In ongemakkelijke houding werken
3 4
ongevallen en klachten gebaseerd op cijfers 2008 van de Arbeidsinspectie cijfers exclusief installatie en onderdelen vallend onder HBA
7
A&O % 61 50 56 42 45 26 34 37 35
4
Gezondheidsklachten door het werk Koude Vastgestelde lawaaidoofheid Hand-arm trillingen Lichaamstrillingen of schokken Onveilige situaties
25 22 18 16 12 12
28 25 14 14 9 12
Legenda: Kleur rood is hoog risico, oranje is middel risico, geel is laag risico, B&U = Burgelijke- en utiliteitsbouw, GWW = Grond-, weg- en waterbouw, A&O = Afbouw en onderhoud. Bouw totaal is het gewogen gemiddelde van de drie deelsectoren.
2.2.1 Fysieke belasting Diverse werkzaamheden zijn lichamelijk belastend en vormen een risico op gezondheidsklachten. Het gaat om tillen, dragen, duwen en trekken, ongunstige werkhoudingen en steeds dezelfde bewegingen/krachten. Lichamelijk zwaar werk kan leiden tot lichamelijke overbelasting en daarmee onder andere tot pijn aan de nek, schouder en rug. Deze klachten leiden vaak tot ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Bijna de helft (!) van het ziekteverzuim in de bouwnijverheid wordt door deze klachten veroorzaakt. Bijna alle beroepen in de bouwnijverheid hebben met fysieke belasting te maken en daarmee met klachten. Het gaat onder andere om betonstaalvlechters, steigerbouwers, voegers, vloerenleggers. 2.2.2 Psychische belasting Bij veel beroepen in de bouw is de ervaren werkdruk hoog. Bijna de helft van al het bouwplaatspersoneel klaagt over te hoge werkdruk. Bouwtijden worden steeds korter, planningen krapper en er worden hogere kwaliteitseisen gesteld aan arbeid en product. Bekend is dat vooral uitvoerders de werkdruk als hoog ervaren. Bij die groep zijn klachten over spanning als gevolg van werkdruk één van de belangrijkste oorzaken van ziekte en verzuim. De oorzaken van de psychische belasting zijn bij deze functiegroep zijn haperende contacten, te veel werk in korte tijd en de zwaarte van het werk (Arbeidsinspectie, 2005). 2.2.3 Gevaarlijke stoffen Op elke bouwplaats is stof aanwezig en bij iedere bouwactiviteit komt wel stof vrij. Bijvoorbeeld bij het boren en frezen in steenachtige materialen, het zagen van blokken (gips, kalkzandsteen, cellenbeton) en machinale houtbewerking. Sommige soorten stof zijn schadelijk voor de gezondheid wanneer niet de juiste of onvoldoende maatregelen worden getroffen. De stoffen kunnen worden ingeademd en door de huid het lichaam binnendringen. Bepaalde stoffen kunnen door inademing vanuit de longen via het bloed op andere plaatsen in het lichaam komen en daar een schadelijke werking hebben. Ook kan het gebruik van producten huidirritaties of allergieën tot gevolg kunnen hebben (sensibiliserende stoffen). De risico's van blootstelling aan gevaarlijke stoffen kunnen uiteenlopen van kanker tot huidaandoeningen en nadelige invloeden op de luchtwegen of het zenuwstelsel. Ongeveer de helft van het bouwplaatspersoneel heeft last van stof. Klachten komen het meest voor onder betonreparateurs, kitters/purders, natuursteenbewerkers, schilders, slopers, stukadoors, tegelzetters en parketeurs. Op vrijwel elke werkplek zijn gevaarlijke stoffen aanwezig, maar veel werknemers beseffen niet dat ze ermee werken. Het gaat om gevaarlijke stoffen zoals asbest, houtstof, kwarts, cadmium, benzeen en teer, lijmen en oplosmiddelen. Allergene stoffen vormen in de bouw ook een groot probleem. Waar vervanging door andere stoffen niet mogelijk is, zoals bij cement, moet gezorgd worden voor een adequate bescherming. Het inademen van cementstof kan leiden tot longaandoeningen. Door huidcontact met cement kan cementeczeem ontstaan. Dit komt
8
door een combinatie van factoren, namelijk door irritatie van de huid (door de irriterende en ontvettende werking van cement) gecombineerd met kleine huidbeschadigingen (door zandkorrels) en allergie (voor chroom en kobalt). De huid kan ook ontstoken raken. Bij heel intensief huidcontact zijn zelfs brandwonden mogelijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer een werknemer geknield heeft zitten werken in nat cement waardoor zijn kleding doorweekt is geraakt. Een groot aantal beroepsgroepen in de bouw wordt blootgesteld aan cement. Dit zijn o.a. metselaars, zandcementdekvloerenleggers, stukadoors, betonreparateurs, bekistingstimmerlieden, betonstortploegen, tegelzetters en opperlieden. 2.2.4 Fysische factoren (geluid, trillingen, kou, warmte en zonlicht) Op de bouwplaats worden personen regelmatig blootgesteld aan de fysische factoren geluid, trillingen, kou en warmte. Geluid, trillingen, kou en warmte beïnvloeden de mens psychisch, fysiek en sociaal. Blootstelling kan leiden tot onherstelbare gezondheidsschade. Effecten kunnen ook concentratiestoornissen, communicatieverstoringen, vermoeidheid en stress zijn, waardoor de kans op ongevallen toeneemt. Werken in de buitenlucht brengt het risico mee van bovenmatige blootstelling aan UV-licht, met kans op huidkanker als gevolg. 2.2.5 Valgevaar De helft van alle ongevallen in de bouw betreft valongevallen. Met Storybuilder zijn deze ongevallen geanalyseerd. De directe oorzaken van de valongevallen zijn: (1) vallen van dak en verdieping, (2) vallen van ladder en (3) vallen van steiger. Het vallen van dak en verdieping wordt voornamelijk veroorzaakt door het ontbreken van randbeveiligingen. Het vallen van ladders wordt veroorzaakt door verkeerde plaatsing, tekortkomingen aan de ladder of een verkeerde werkwijze. Als achterliggende oorzaken komen het onvoldoende plannen van de werkzaamheden en ontoereikende procedures naar voren. De volgende beroepsgroepen blijken in volgorde van prioriteit het grootste risico te lopen op een valongeval: timmerman, monteur, schilder, dakdekker en metselaar. 2.2.6 Begaanbaarheid bouwplaats Uit signalen van inspecteurs en uit de sector komt regelmatig de problematiek van de slechte begaanbaarheid van bouwterreinen naar voren. Een natte bouwplaats zorgt ervoor dat werknemers in plassen en in de modder moeten werken. Een gladde grond val- en struikelpartijen in de hand. De kans op val- en struikelpartijen neemt ook toe wanneer er obstakels op de bouwplaats rondslingeren. Ook lopen zij, wanneer zij vast staan in de modder, het gevaar niet snel weg te kunnen komen als er iets gebeurt (bijvoorbeeld: het omvallen van een kraan). Doordat werknemers met de enkels in de modder staan, kunnen zij klachten krijgen aan de nek, rug en benen. Het lopen door zand en modder is vermoeiend en het gebruik van tilhulpmiddelen wordt ernstig beperkt of bemoeilijkt. Bijna iedereen in de bouwnijverheid heeft af en toe te maken met een slecht begaanbare bouwplaats. Mensen met de volgende beroepen hebben vaak last van een slechte begaanbaarheid: betontimmerman, betonstaalvlechter, bronbemaler, grondwerker, heier, kabel- en buizenlegger, opperman, rioleerder en sondeerder. (Bron: Arbouw). De begaanbaarheid wordt verder meegenomen in het onderwerp fysieke belasting. 2.2.7 Samenvattend Het belangrijkste risico in de bouw is fysieke belasting als het gaat om duurzame inzetbaarheid van werknemers. VHP constateerde in 2009 dat bij 30% van de geobserveerde werksituaties in gezondheidskundige normen voor tillen en statische rompbelasting overschreden werden5. Fysieke belasting is een belangrijkste oor5
Onderzoek Fysieke belasting in de bouwnijverheid in opdracht van Ministerie SZW. 9
zaak voor het oplopen van een beroepsziekte in de bouw. Daarnaast is psychische belasting een belangrijk risico als het gaat om het krijgen van een beroepsziekte (bron: jaarverslag 2010 NCvB). Risico’s zoals kankerverwekkend asbest, kwartsstof en gevaarlijke stoffen (oplosmiddelen) leiden op termijn tot ernstige gezondheidsklachten en dodelijke slachtoffers. Dit geldt ook voor sommige fysische factoren zoals UV-straling. Vallen van hoogte is de belangrijkste oorzaak van ongevallen. Een algemeen onderliggend probleem vormt de begaanbaarheid op de bouwplaats. De effecten van allerlei maatregelen worden hierdoor teniet gedaan. Soms kunnen hierdoor zelfs aanwezige voorzieningen niet adequaat worden toegepast.
2.3
Arbozorg
De arbozorg kent twee perspectieven, te weten: • verticale oriëntatie van sturing en verantwoordelijkheid: van opdrachtgever, ontwerper, aannemer tot onderaannemer. • horizontale oriëntatie: de werkgever die vanuit zijn onderneming werknemers op verschillende locaties werkzaamheden laat uitvoeren. Kenmerkend voor het bouwproces in de verticale kolom is de invloed die de ontwerpende partij en opdrachtgever hebben op het verloop van het gehele bouwproces en in het bijzonder op de arbeidsomstandigheden van de werknemers. Het Arbobesluit Bouwproces dient als richtsnoer om dit in goede banen te leiden. De kernbegrippen hierbij zijn preventie, samenwerking en coördinatie. De opdrachtgever moet in de ontwerpfase rekening (laten) houden met de Arboverplichtingen in de uitvoerings- en gebruikersfase. De opdrachtgever stelt daarvoor in de ontwerpfase coördinator(en) aan. De opdrachtgever zorgt er ook voor dat de verplichtingen voor de uitvoerende partij zijn vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met die partij. Uit analyses in de bouw door Storybuilder blijkt dat 40% van de ongevallen in de bouw te wijten is aan een gebrekkige organisatie, planning en coördinatie. Het gaat dan om onvoldoende inschatting van aanwezige risico’s, onvoldoende implementatie van V&G-plannen, onvoldoende communicatie en onvoldoende toezicht in het bouwproces. Er wordt vaker gebruik gemaakt van anderstalige werknemers. Dit vraagt extra aandacht voor voorlichting, instructie, communicatie etc. De communicatie tussen bouwplaatspersoneel is door taalproblematiek soms lastig. Hierdoor kunnen ongevallen en onbedoelde blootstelling aan risico’s optreden. Er wordt daardoor nogal eens geïmproviseerd op bouwplaatsen, met als gevolg gevaarlijke situaties. De minister heeft aangegeven de komende jaren specifiek aandacht aan deze problematiek te zullen schenken. De horizontale arbozorg is vooral binnen de kleinere bedrijven nog onvoldoende van de grond gekomen. Meer dan de helft van de kleine onderaannemers hebben geen actuele risico-inventarisatie en evaluatie, geen aandacht voor voorlichting, onderricht en instructie. Daarnaast ontbreekt het vaak aan adequaat toezicht op het werk. Uit het oog uit het hart. De werkgever laat de zorg voor veilig en gezond werken op de bouwlocatie graag over aan de hoofdaannemer, lees uitvoerder. De grote ondernemingen hebben het over het algemeen beter op zowel papier als feitelijk geregeld. Maar ook daar schort het weleens aan een goede uitvoering.
2.4
Actorenanalyse
Opdrachtgevers, hoofdaannemers en ook werknemers dienen serieus genomen te worden als actoren/subjecten om zelf invloed te kunnen uitoefenen op de bouwom-
10
geving. De doelen kunnen alleen bereikt worden door daarbij de omgeving te betrekken. 2.4.1 Werkgevers en werknemersorganisaties Bouwend Nederland en de Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra zijn de twee grote werkgeversverenigingen van bouw- en infrabedrijven. Daarnaast zijn er nog verschillende andere werkgeversorganisaties zoals o.a. de Fosag voor schilders en glaszetters, NOA voor de afbouw, vereniging van klussenbedrijven (VLOK) en OBN voor bestratingsbedrijven tot NVAF voor aannemers funderingswerken, installatiebedrijven verenigd in de Uneto-VNI en NVLK en de Glazenwassers verenigd in de OSB. De werknemersorganisaties in de bouw zijn FNV bouw, FNV Bondgenoten, CNV vakmensen, het Zwarte Corps en de Unie. Werkgeversorganisaties en vakbonden zijn het eerste aanspreekpunt voor de Arbeidsinspectie om tripartiet strategische doelstellingen te realiseren. 2.4.2 Arbouw, I&I mens en werk en RAS Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van Arbouw zitten vertegenwoordigers van Bouwend Nederland, Stichting FOSAG-NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. Arbouw doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijke werkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. De onderzoeksresultaten vormen regelmatig de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten, normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers. De Stichting Arbouw is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogi voor de bouw heeft gemaakt. Arbouw is voor de Arbeidsinspectie een belangrijke kennispartner. Vooral als het gaat om inzicht in arborisico’s, arbozorg en normering hieromtrent. Arbouw is sterk in het digitaal verspreiden van kennis. Echter Arbouw is niet ingericht om in de breedte op bouwlocaties te adviseren. I&I Mens en werk is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de installatie- en isolatiebranches te verbeteren. I&I Mens en Werk biedt producten die in de praktijk bruikbaar zijn. In het bestuur van I&I mens en werk zitten vertegenwoordigers van Uneto-VNI, NVKL, VIB, FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en de Unie. I&I mens en werk maakt afspraken over arbeidsomstandigheden en arbovriendelijke werkmethoden en –technieken. I&I mens en werk is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogus voor de installatietechniek heeft gemaakt. I&I mens en werk is voor de Arbeidsinspectie nog geen belangrijke kennispartner. Stichting RAS is door werkgevers- en werknemersorganisaties mede opgericht om de arbeidsomstandigheden in de schoonmaak- en glazenwassersbranche te verbeteren en het ziekteverzuim te verminderen. In het bestuur van de RAS zitten vertegenwoordigers van OSB, FNV bondgenoten en CNV Vakmensen. RAS doet onderzoek naar arbeidsomstandigheden, arbovriendelijke werkmethoden en -technieken, de aard en ernst van arborisico's, beroepsziekten en ongevallen. De onderzoeksresultaten vormen de basis voor het ontwikkelen van praktische instrumenten, normen, richtlijnen, informatiesystemen en voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers. De Stichting RAS is ook de organisatie die voor de sociale partners de Arbocatalogus heeft gemaakt. RAS is voor de Arbeidsinspectie een belangrijke kennispartner. 2.4.3 Aboma Aboma is een zakelijke dienstverlener met ruim 100 medewerkers. Zij zijn toonaangevend in keuringen, inspecties en taxaties van materieel en in begeleiding van
11
arbobeleid in bouwbedrijven. Aboma is tevens actief op het gebied van certificering van kwaliteits- en veiligheidssystemen. De dienstverlening is gericht op het verhogen van de veiligheid in de bouwnijverheid en aanverwante branches. Aboma wil op dit gebied de beste partner zijn voor betrokken bedrijven en (branche)organisaties. Aboma is een belangrijke overlegpartner voor de Arbeidsinspectie als het gaat om kennisdelen. 2.4.4 Arbodiensten en arbodeskundigen In Nederland zijn een groot aantal arbodiensten en arbodeskundigen werkzaam. Deze deskundigen zijn georganiseerd in verschillende beroepsgroepen. De deskundigen zijn belangrijke kennisdragers. Daarnaast gaat het om een relatief grote groep, er is veel massa (!). Tot nu toe is er geen structureel overleg vanuit de Arbeidsinspectie met deze partijen in de bouw. De vraag naar preventieve advisering door bedrijven is laag. Slechts 10% van de omzet van de arbodiensten wordt daar gerealiseerd. Verzuimbegeleiding en re-integratie zijn goed voor 90% van de omzet. De professionals van de arbodiensten komen daarnaast ook nauwelijks op een bouwplaats. Zij hebben vooral overleg op de kantoorlocaties van de bouwbedrijven. In de sector zijn door de werkgeversorganisaties mantelcontracten afgesloten met arbodiensten. De meeste bedrijven maken gebruik van deze mantelovereenkomsten. 2.4.5 Opdrachtgevers en ontwerpende partijen Opdrachtgevers (ontwerpende partijen in geval van opdrachtgevers-gebruikers) hebben taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van preventie, samenwerking en coördinatie op grond van het bouwproces. Belangrijke opdrachtgevers zijn de landelijke, provinciale en gemeentelijke (semi-)overheden en de woningcorporaties. Deze zijn georganiseerd, onder andere in de IPO en VNG. Daarnaast zijn de architecten en projectontwikkelaar belangrijk bij het ontwerp. Deze zijn georganiseerd in de BNA en de ONRI. Als een opdrachtgever een opdracht geeft tot een bouwwerk is zij medeverantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers die het werk uitvoeren. Gebeuren er ongelukken door onveilige situaties dan kan de opdrachtgever daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Behalve bij het bouwen van huizen, scholen en kantoren gaat het ook om werkzaamheden als wegenbouw, straatwerk, riolering aanleggen en baggeren. De opdrachtgever moet er bij het ontwerp van het bouwwerk al rekening mee houden dat de werknemers veilig en gezond kunnen bouwen. De keuze voor constructie en materiaal is van grote invloed op hun gezondheid en veiligheid. Door in de ontwerpfase risico’s te onderkennen en de juiste keuzes te maken, kunnen onveilige of ongezonde situaties worden voorkomen. De coördinator in de ontwerpfase draagt zorg voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers. Ook zorgt hij ervoor dat de verschillende partijen duidelijke afspraken maken over veiligheid en gezondheid. De aandacht voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgevers en ontwerpende partijen wordt door hen erkend maar staat nog in de kinderschoenen. In het ontwerp bouwbesluit, dat nu door de Tweede Kamer behandeld wordt, wordt de onderhoudbaarheid van gebouwen per 1 juli 2012 geregeld. Er kunnen vanaf die datum alleen vergunningen worden verkregen voor gebouwen waar al bij het ontwerp rekening is gehouden met de wijze waarop het onderhoud op een veilige en gezonde manier gestalte zal krijgen. Betrokken partijen hebben zich verenigd om hier inhoud aan te kunnen geven. De Beleidsdirectie G&VW en de Arbeidsinspectie zijn hier bij betrokken. 2.4.6 Uitvoerende partij De uitvoerende partij is meestal de hoofdaannemer die de feitelijke bouwwerkzaamheden uitvoert. Hij is hoofdverantwoordelijk voor de samenwerking tussen de
12
verschillende partijen en de coördinatie van het veilig en gezond werken op de bouwplaats. De algemene opdracht van de coördinatoren in de uitvoering is om de zorg voor de veiligheid en gezondheid van de personen op de bouwplaats te coördineren. De meeste uitvoerende partijen zijn lid van een werkgeversorganisatie. 2.4.7 Medezeggenschap Uit de zogenaamde Esener-rapportage van de Europese Unie blijkt dat medezeggenschap een belangrijke rol speelt bij het verbeteren van arbeidsomstandigheden. Het aantal ondernemingsraden in de bouw is echter laag. Doordat de werknemers vaak op locatie werken is het toevallig als een OR-lid aanwezig is om de inspecteur van de arbeidsinspectie te vergezellen tijdens de inspectie.
2.4.8 Andere overheden Binnen het kader van het verbeteren van het toezicht zijn er allerlei ontwikkelingen op de verschillende bestuurslagen gaande. De Arbeidsinspectie heeft vanuit de centrale overheid het voortouw als het gaat om de bouw. Samenwerking met gemeenten als het gaat om de bouw ligt voor de hand.
2.4.9 Samenvatting Werkgevers en werknemers zijn goed georganiseerd. Daarnaast zijn er ook kennisinstituten in de sector aanwezig. Vanuit de arbeidsinspectie is er veelvuldig overleg met twee van deze instituten. Er zijn ook specifieke arbodienstverleners in de sector aanwezig. De omvang van deze specifieke arbodienstverlening voor de bouw op bedrijfsniveau is beperkt. Arbodiensten leveren vooral curatieve advisering. Vanuit de Arbeidsinspectie zijn er vanuit de bouw geen structurele contacten met de generieke arbodiensten. De noodzakelijke aandacht voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgevers en ontwerpende partijen wordt onderkend. Echter structurele beleidsvoering staat nog in de kinderschoenen. Het aantal ondernemingsraden in de bouw is laag en er wordt weinig gebruik gemaakt van het vergezelrecht.
2.5
Doelgroepenanalyse
2.5.1 Zelfstandigen (ZZP’ers) De achterliggende twintig jaar is in de Nederlandse bouwsector sprake geweest van een onstuimige opmars van de zzp’ers. In 2008 waren volgens het EIB bijna 80.000 zzp’ers actief in de bouwnijverheid. Met een aandeel van vijftien procent in de bouwwerkgelegenheid zijn de zzp’ers in korte tijd uitgegroeid tot een niet meer weg te denken groep op de bouwarbeidsmarkt. Soms is hij solistisch werkzaam, maar vaker wordt hij ingezet in onderaanneming op grotere projecten of als uitzendkracht. Op zelfstandigen is sinds 2007 een aantal wettelijke bepalingen van toepassing met betrekking tot ernstige risico's, zoals: valgevaar, elektrocutiegevaar en blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De sociale partners in de bouwsector hebben gevraagd de regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden op het punt van fysieke belasting ook uit te breiden tot zzp’ers. Het is wenselijk dat werknemers en zzp’ers die op de bouwplaats nauw met elkaar samenwerken, werken volgens dezelfde normen met betrekking tot fysieke belasting. Het dagelijkse bestuur van de SER6 onderschrijft met nadruk het uitgangspunt dat “de arbeidsomstandigheden, het te beschermen risico en de veiligheid op de werkplek voor iedereen die de arbeid verricht, gelijk moet zijn. Hierdoor kan geen fikse ongelijkheid en concurrentievervalsing ontstaan. 6
SER advies 18 juni 2010 13
NB De reactie van de Stas op het SER-advies aan de Tweede kamer zal hier te zijner tijd worden toegevoegd. 2.5.2 Werknemers Op bouwlocaties werken veelal werknemers met een laag en middelbaar opleidingsniveau. Op grotere bouwwerken kunnen leidinggevenden zoals uitvoerder een hogere technische beroepsopleiding hebben voltooid. Vooral spierkracht en gezondheid zijn belangrijke aspecten voor selectie van werkenden op de bouw. De organisatiegraad van de werknemers in de bouw is hoog. Ondanks dat er op dit moment (2011) relatief veel werkloosheid is, is er veel vraag naar gespecialiseerd bouwplaatspersoneel. Specialisatie en arbeidsdeling zijn in de bouw de mechanismen voor verdere rationalisatie. Hoofd- en handwerk worden gescheiden en het handwerk wordt steeds verder opgedeeld in smalle functies. Mede hierdoor ontstaat letterlijk en figuurlijk een eenzijdige belasting wat gepaard gaat met meer fysieke- en psychische problematieken. Als de economie zich weer herstelt, zal ook in ‘gewone’ bouwberoepen een tekort aan arbeidskracht ontstaan. Dat wordt nog versterkt door de toenemende vergrijzing in de bouw. Hoewel de vraag blijft hoe groot precies de omvang zal zijn, staat het wel vast dát de populatie anderstaligen in de komende jaren zal groeien. Wat is daarvan de invloed op het niveau van de arbeidsomstandigheden? Leidt een groot aandeel van anderstaligen in de bouw tot meer onveilige situaties? Zowel voor henzelf, maar ook voor de Nederlands talige werknemers? De arbeidsinspectie voorziet door het taalverschil een reëel gevaar. Door het gebruik van verschillende talen is de kans groter dat er misverstanden ontstaan op de bouwplaats. Door de taalbarrière wordt de veiligheidsinstructie bemoeilijkt en kunnen werknemers elkaar bij calamiteiten niet adequaat waarschuwen. Dit bemoeilijkt ook de coördinatie op de bouwplaats. Naarmate er meer partijen op de bouwplaats aanwezig zijn, moet in de coördinatie meer tijd worden gestoken. Dat betekent veelal hogere kosten. Wordt dit niet ingevuld dan zal de uitvoeringsstaf op de bouwplaats met overbelasting te maken krijgen, met alle gevolgen van dien. 2.5.3 Samenvatting ZZP-ers en anderstaligen brengen specifieke problematieken met zich mee die specifieke aandacht vereisen. Specialisatie en arbeidsdeling zijn de belangrijkste mechanismen om te rationaliseren. Hierdoor ontstaan meer fysieke- en psychische problemen.
2.6
Onze kwaliteit en kwantiteit
Nagegaan is waarin de Arbeidsinspectie excelleert. In tabel 2.4 worden de resultaten weergegeven van de beschikbare kennis en vaardigheden die in het Expertise centrum als van de Uitvoering aanwezig zijn rond de gedetecteerde risico’s van Arbouw. Daarnaast wordt weergegeven in welke mate deze kennis is verspreid (gedragen en toegepast). Tabel 2.4: Inschatting kennis en kunde van de onderwerpen van de PAGO onderzoeken van Arbouw Kennis EC
Lichamelijk inspannend werk Psychosociale arbeidsbelasting Stof (gevaarlijk en irriterend)
Beschikbaar -+ ++
14
Verspreiding ++
Kennis Uitvoering Beschikbaar -++
Verspreiding -++
Tillen, duwen, trekken of dragen Klachten houding- en bewegingsapp. Lawaaioverlast Geen goede was- & kleedruimten Tocht In ongemakkelijke houding werken Gezondheidsklachten door het werk Koude Vastgestelde lawaaidoofheid Hand-arm trillingen Lichaamstrillingen of schokken Onveilige situaties
++ ++ ++ ++ 0 + ++ 0 + ++ ++ ++
0 0 + ++ 0 0 0 ++
++ 0 + ++ -----+ ++
+ ++ -----++
De Arbeidsinspectie is sterk is in het handhaven op overtredingen van gevaarlijk stof (asbest, kwarts en oplosmiddelen), manuele handling van lasten (duwen, trekken, etc.), was- en kleedruimten en onveilige situaties. Ten aanzien van het bouwproces is eenzelfde inschatting gemaakt, deze wordt in tabel 2.5 weergegeven. Tabel 2.5: Inschatting kennis EC en Uitvoering rondom proces van arbozorg Kennis EC
Kennis Uitvoering
Beschikbaar + 0
Verspreiding 0
Beschikbaar + + + 0
Verspreiding + 0
Werkgever/hoofdaannemer Werkgever/onderaannemer ZZP-er (werknemer) Werknemersgedrag Medezeggenschap
++ +
0 0 0
+ ++ ++ 0 -
0 ++ + -
V&G-plan ontwerpfase V&G-plan uitvoeringsfase RIE bedrijfsniveau Plan van aanpak bedrijfsniveau
-
-
+ 0 0
0 0 0
Arbodiensten Arbodeskundigen Preventiemedewerker
----
----
----
----
Opdrachtgever Ontwerpende partij Uitvoerende partij Coördinatoren
Samengevat betekent dit dat de Arbeidsinspectie vooral sterk is in een beperkt aantal onderwerpen, namelijk: (1) gevaarlijke stoffen, (2) tillen, duwen, trekken of dragen, (3) was- en kleedruimten en (4) onveilige situaties. Rondom arbozorg zijn we vooral goed in het aanspreken van de individuele werkgever/onderaannemer. Voor wat betreft de andere onderwerpen en aspecten van arbozorg is wel rudimentaire kennis aanwezig of deze kan snel worden aangeboord. Echter in de breedte is deze niet belegd of gedeeld. Voor lichamelijke inspanning hebben we geen deskundigheid in huis. Dit geldt ook voor structurele kennis over de inrichting van arbodiensten, kennis en kunde van arbodeskundigen en preventiemedewerkers. In hoofdstuk 7 staan de maatregelen genoemd.
15
2.7
Interventieanalyse
In tabel 2.6 staat in rood een overzicht van de risico’s waarop de Arbeidsinspectie zich in de afgelopen jaren in het bijzonder heeft gericht. In geel de overige risico’s. Deze tabel is gebaseerd op risicoanalyses en ervaringen tijdens inspecties en onderzoek.
Tabel 2.6 Arbeidsrisico’s per bedrijfstak GevaarlijSector Valgevaar ke stoffen B&U
X
A0&I
X
Fysieke belasting
X Kwarts X Kwarts, VOS. Houtstof
Fysische factoren
X
x
X
X
Psychische belasting X
Arbozorg
x
x = onderkend risico X focus AI in afgelopen jaren 2.7.1 Fysieke belasting Met de aanpak van fysieke belasting is via verschillende kanten door de Arbeidsinspectie een begin gemaakt. In de oplossingensfeer is veel bereikt. Voor veel beroepen zijn maatregelen om de fysieke belasting te beperken uitgewerkt. In verschillende inspectieprojecten is fysieke belasting onderwerp van inspectie geweest. Het betrof onder andere projecten die zich richten op glazenwassers en de afbouw. Uit de inspectieprojecten blijkt dat de acceptatie van de maatregelen uit de arbocatalogus geen vanzelfsprekendheid is. 2.7.2 Psychische belasting In 2005 heeft de Arbeidsinspectie een inspectieproject uitgevoerd dat zich richtte op de werkdruk bij uitvoerders. Inspecteren leidde tot meer herkenning en erkenning. Geïnspecteerde bedrijven gingen met dit duwtje in de rug vaak voortvarend aan de slag. De afgelopen jaren zijn er geen inspectieprojecten rondom psychische belasting in de bouw uitgevoerd. Sociale partners hebben geconstateerd dat de psychische belasting toeneemt. Binnen de verschillende delen van de sector zijn daarom initiatieven genomen om werkdruk aan te pakken. Zo is in de afbouw een regeling in het leven geroepen waarbij bedrijven kosteloos ondersteuning en coaching kunnen inzetten. Het gebruik door bedrijven van dit soort initiatieven is echter zeer laag. Werkgevers voelen geen urgentie en herkennen het risico niet bij hun medewerkers. 2.7.3 Gevaarlijke stof Op initiatief van de Arbeidsinspectie zijn rondom de bescherming van stof (hout & kwarts) de afgelopen jaren door Arbouw in samenwerking met TNO veel nieuwe technische maatregelen ontwikkeld. Op basis daarvan is de stand der techniek beschreven. Binnen verschillende inspectieprojecten is ervaring opgedaan om het gebruik van de ontwikkelde maatregelen af te dwingen. De afgelopen jaren is rondom de blootstelling aan vluchtige organische stoffen (VOS) veel veranderd. Parketeurs en schilders kunnen nu gebruik maken van water gedragen verf. De Arbeidsinspectie heeft hieromtrent verschillende acties ondernomen. 16
X X
2.7.4 Fysische factoren (geluid, trillingen, kou, warmte en zonlicht) De afgelopen jaren is aan fysische factoren binnen inspectieprojecten geen structurele aandacht besteed. 2.7.5 Begaanbaarheid bouwplaats In 2005 is door Arbouw en VHP adviseurs een checklist ontwikkeld waarmee de actuele persoonsbegaanbaarheid van een bouwplaats kan worden beoordeeld. Voor werknemers in de afbouw- en onderhoudsbranche is deze checklist niet toereikend omdat zij aan andere risico’s blootstaan. Risico’s voor werknemers in de afbouw- en onderhoudsbranche zijn o.a.: het overbruggen van niveauverschillen in het gebouw (door het ontbreken van trappen), de route van buiten naar binnen het gebouw (sleuven en kuilen in de looproute t.g.v. werkzaamheden van nutsbedrijven) en obstakels op de routes. Er is daardoor in 2009 een specifieke checklist ontwikkeld voor het beoordelen van de persoonsbegaanbaarheid voor werknemers uit de afbouw- en onderhoudsbranche. De beide checklist worden nauwelijks gebruikt en worden door de AI ook niet actief getoetst. 2.7.6 Valgevaar en ongevallen De afgelopen jaren is door de Arbeidsinspectie veel tijd en menskracht ingezet in de sector bouw rondom valgevaar. Een groot deel van de ingezette inspectiecapaciteit is besteed aan het onderzoek naar ongevallen die te maken hebben met vallen van hoogte. Daarnaast is binnen het kader van kortdurende en meerjarige projecten veel aandacht besteed aan vallen van hoogte. De Arbeidsinspectie is op uitvoeringsniveau sterk in het aanspreken van de werkgever/onderaannemer als het gaat om het aanspreken op arbozorg. Desondanks is er geen verdere daling opgetreden van het aantal ongevallen en dodelijke slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat om één dodelijk ongeval te voorkomen, moeten 10.000 onveilige situaties worden voorkomen! Door de sector is veel geïnvesteerd in materiaal om veilig op hoogte te werken. Het gebruik, toezicht en de borging laat echter nog te wensen over. Inspectieprojecten richtten zich vooral op de bouwlocaties. Het opschakelen naar bedrijfsniveau en zeker naar opdrachtgevers is nog onvoldoende van de grond gekomen. Eerste aanzetten hiertoe zijn het laatste jaar genomen. Door Arbouw is een eenvoudig instrument ontwikkeld om de veiligheid in kaart te brengen. De Veiligheidsindex Bouw (VI) is een handig en simpel instrument om snel de veiligheid op een B&U- of Infrabouwplaats te meten. De Veiligheidsindex bouw zorgt voor meer inzicht in de belangrijkste veiligheidsaspecten en voor meer bewustwording op de werkvloer. Om de naleving bij de bedrijven te verhogen is door de Arbeidsinspectie een mix gebruikt van verschillende instrumenten. Diverse vormen van handhavingscommunicatie zijn ingezet om de zelfwerkzaamheid van bedrijven te vergroten. Inspectieprojecten zijn meer gefocust op bedrijven met hoge risico’s en lage naleving. Daarnaast is gewerkt aan de samenwerking met ander inspectiediensten. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit jaar begonnen met de uitvoering van het Actieplan Arbeidsveiligheid. Het Actieplan is gericht op het voorkomen van arbeidsongevallen. Doelstelling is een reductie van 25% van het aantal arbeidsongevallen tussen 2010 en 2012. Het plan bevat verschillende activiteiten én biedt ruimte voor samenwerking met initiatieven vanuit het veld. Het accent van het Actieplan Arbeidsveiligheid ligt op vijf prioritaire sectoren te weten: transport, bouw, horeca, metaalelektro en landbouw. Er is gekozen voor de bouw, omdat het aantal ongevallen hoog is en deze sector sinds 2005 nauwelijks daling van het aantal arbeidsongevallen kent. In overleg met deze branches wordt een maatwerkaan-
17
pak ontwikkeld. Daarmee wordt een vervolg gegeven aan het eerdere programma ‘Versterking Arbeidsveiligheid’. Verbeteren van gedrag en toezicht zal een belangrijk onderwerp zijn om ongevallen te reduceren. 2.7.7 Arbozorg In 2005 en 2006 zijn inspectieprojecten uitgevoerd die zich specifiek richten op de horizontale arbozorg. Uit deze inspectieprojecten is gebleken dat daar waar feitelijke werkplekovertredingen waren geconstateerd de zorg onvoldoende was georganiseerd. Werknemers waren niet structureel voorgelicht en geïnstrueerd. Direct leidinggevenden waren niet bij machte om doelmatig toezicht uit te voeren en op het hoogste niveau was er geen sprake van toetsing en bijsturing van het beleid. De aanpak is daarna geïncorporeerd in de inspectiepraktijk. Ten aanzien van de verticale arbozorg is door de Arbeidsinspectie initiatieven ontplooid en meer aandacht gevraagd voor de verplichtingen van de opdrachtgever. 2.7.8 Samenvatting In de afgelopen jaren zijn inspecties ingezet om bedrijven aan te spreken op niet naleving van regels. Aan de hand van inspectieresultaten zijn partijen binnen bedrijfstakken aangespoord tot activiteiten om het werk veiliger en gezonder te maken. Ook bedrijven die toeleveren, die machines bouwen en kennisinstituten zijn hierbij betrokken. In de bedrijfstakken waarin sociale partners actief zijn en de bedrijven redelijk goed zijn georganiseerd, is toegewerkt naar afspraken op bedrijfstakniveau om risico’s te onderzoeken, maatregelen te ontwikkelen en te implementeren. Rondom fysieke belasting en gevaarlijke stoffen is veel ontwikkeld. Vooral specifieke risico's zijn door de sector opgepakt en maatregelen geïmplementeerd. Bijvoorbeeld water gedragen verf, hoogwerkers voor glazenwassers en tilhulpmiddelen voor de Afbouw. Andere vernieuwingen rondom fysieke belasting hebben de weg naar de werkplek nog niet gevonden. Rondom arbozorg zijn op bedrijfsniveau wel resultaten geboekt maar zijn nog niet in de breedte door de sector opgepakt. Voor wat betreft de verticale arbozorg heeft de sector de toegestoken hand aangegrepen om te komen tot meer systematische zorg vanuit de opdrachtgever voor arbo. Terugziend valt op dat vooral daar waar is gefocust op specifieke maatregelen dit zichtbaar tot structurele verbeteringen en resultaten heeft geleid. Onduidelijk is of activiteiten in de breedte ook tot resultaten heeft geleid.
2.8
Trends in de sector
Volgens TNO7 bevindt de bouw zich midden in een neerwaarts aanpassingsproces. De komende jaren is er geen structureel herstel in de bouw te verwachten door de geremde vraag. Hoewel de economie als geheel over het dieptepunt heen lijkt te zijn, zal de bouwproductie als gevolg van na-ijleffecten nog enige tijd krimpen. Door de ruime kredietverlening van banken tijdens de afgelopen jaren is er in de bouw overcapaciteit ontstaan. De bouw wordt gedwongen zich aan te passen aan een markt met minder uitbundige financieringsmogelijkheden. Deze dalende bouwproductie heeft sterk negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in de bouw. Een snel teruglopend aantal vacatures, afnemende inhuur van flexibele arbeidskrachten en gedwongen ontslagen bepalen het beeld voor 2009 en 2010. In figuur 2.1 wordt de werkgelegenheid naar sector in de bouwnijverheid grafisch weergegeven (Economisch Instituut Bouw, 2009).
7
TNO Bouwprognoses, december 2009 18
Figuur 2.1 Werkgelegenheid (x 1000) naar sector in de Bouwnijverheid (EIB, 2009) De totale werkgelegenheid in de bouwnijverheid daalt in de periode 2009 tot 2011 met 10%, wat grofweg neerkomt op een verlies van 50.000 banen. Voor zelfstandigen is met ruim 6% de daling van het arbeidsvolume relatief minder scherp, maar niettemin gaan hier ruim 6000 mensjaren verloren. Vanaf 2012 herstelt zowel de productie als de werkgelegenheid, maar dit herstel is onvoldoende om het verlies ten opzichte van 2008 in 2014 al volledig te compenseren. De uiteenlopende productie ontwikkelingen tussen de woning en utiliteitsbouw en de GWW zijn bepalend voor de werkgelegenheidseffecten in de uitvoerende bouw. Zelfstandigen en werknemers die werkzaam zijn in de onderhoud- en renovatiesector zullen minder hinder van de productieterugval ondervinden. Naar verwachting zal het aantal uitzendkrachten in de bouwnijverheid ook in de huidige crisis veel sterker dalen dan de werkgelegenheid in de bedrijfstak zelf. De bouwproductie in de burgerlijke en utiliteitsbouw en de grond-, water- en wegenbouw zal in 2009 krimpen als gevolg van de economische crisis. De orderportefeuille is in de burgerlijke en utiliteitsbouw sinds september 2008 behoorlijk gekrompen. De grond-, water- en wegenbouw wordt minder hard geraakt, omdat zij in mindere mate van de conjectuur afhankelijk is. Architecten en ingenieursbureaus merken op dit moment de gevolgen van de krimpende bouwproductie al, omdat zij zich aan het begin van het bouwproces bevinden. In 2010 voelen de installateurs, schilders en glaszetters pas de effecten, zij het in mindere mate, omdat zij meer afhankelijk zijn van onderhoud dan bouwbedrijven. Makelaars zagen in 2008 al hun omzetten krimpen als gevolg van de kopersstaking op de woningmarkt. Huizen staan veel langer te koop, het aantal te koop staande woningen loopt op en de prijs staat onder grote druk. Hier ondervinden projectontwikkelaars ook enorme hinder van. Zij kunnen hun projecten niet meer afzetten en schrappen nieuwe ontwikkeltrajecten. Binnen de bouwnijverheid zijn de volgende trends en ontwikkelingen merkbaar: • Een toename van de vraag naar totaaloplossingen, zowel in de bouw als infrasector. • De traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering maakt steeds meer plaats voor geïntegreerde contractvormen. • De hoofdverantwoordelijkheid bij bouwprojecten gaat steeds sterker samen met de financiële draagkracht en technische en organisatorische kennis van partijen. • voornamelijk het grootbedrijf breidt haar dienstenpakket uit met gerelateerde activiteiten zoals beheer, langjarig onderhoudscontracten en exploitatie. • Aandeel prefabricage in de productie stijgt. • In 2009 en 2010 koelt de bedrijvigheid in de bouw sterk af. Vooral de nieuwbouwproductie staat sterk onder druk door de afnemende koopbereidheid bij particulieren en investeerders bereidheid bij bedrijven. • Nederland vergrijst waardoor sprake is van een veranderde vraag naar huisvesting: woonconcepten voor jongeren, koopkrachtige senioren en hoogkwalitatieve woonzorgvoorzieningen voor senioren. • Het binnenstedelijke ontwikkelingsprogramma wordt van steeds groter belang. 19
• • •
Samenwerking tussen bouwpartijen, gemeenten en woningbouwcorporaties lijdt tot een grotere kans van slagen. Toenemende aandacht (vanuit overheden, consumenten en bedrijfsleven) voor duurzaam bouwen en energiebesparing. Door de introductie van nieuwe contractvormen worden de risico's van werken steeds meer bij uitvoerende partijen neergelegd. Dit betekent dat bouwbedrijven zich goed moeten verdiepen in gezamenlijke arborisico's.
Vooral de laatste 5 trends en ontwikkelingen zijn voor de Arbeidsinspectie van belang. Bij alle activiteiten moeten we nagaan hoe we bij de trend en ontwikkeling kunnen aansluiten zodat er een versterking op treedt. Als er bij de opdrachtgevers bijvoorbeeld toenemende aandacht is voor duurzaam bouwen en energiebesparing dan zou dit heel goed samen kunnen gaan met veilig en gezond bouwen en onderhoud van een gebouw. De meerwaarde voor de andere partij moeten we duidelijk laten zien zodat we ook een natuurlijke partner worden bij het overleg.
3. Strategische uitgangspunten 3.1
Huidige stand van zaken
De economische situatie in de bouw is niet florissant. Het is denkbaar dat investeringen rondom arbo die zich op langere termijn terugverdienen worden uitgesteld. Van de andere kant heeft de bouw ook te maken met een sterke uitstroom van ouderen. Dit betekent dat de bouw op termijn ook te maken zal krijgen met toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Een goede arbeidsmarktpositie is voor de sector essentieel om voldoende arbeidspotentieel aan te spreken om de gevolgen van de vergrijzing op te vangen. Voor nieuwkomers, ‘de werknemer van de toekomst’ moet het werken in de bouw interessant en aantrekkelijk zijn. Goede arbeidsomstandigheden en scholingsmogelijkheden kunnen hieraan bijdragen. De arbeidsomstandigheden in de bouw kenmerken zich door hoge fysieke- en psychosociale arbeidsbelasting. Daarnaast is er sprake van een hoge blootstelling aan risico’s zoals gevaarlijke stoffen (kwarts, asbest) die op latere leeftijd kunnen leiden tot ernstige gezondheidsschade, ziektes en de dood. Al deze kenmerken leiden tot een hoge instroom in de WIA op relatief jeugdige leeftijd en een relatief hoog aantal meldingen van beroepsziekten. Verder is er sprake van veel gevaarlijk werk wat leidt tot een groot aantal ernstige arbeidsongevallen. Het ongevallencijfer is ruim tweemaal zo hoog als gemiddeld in de industrie. Jongeren onder de 25 blijken tweemaal zo vaak het slachtoffer te worden van ongelukken als ouderen. Er bestaat nog steeds een ‘machocultuur’. De werkzaamheden in de bouw worden veelal uitgevoerd door gespecialiseerde bedrijven. Er is sprake van een hoge mate van arbeidsdeling (Taylorisme). De organisatie in tijd en ruimte van het werk is daardoor complex van aard en eist veel coördinatie. Mede door de complexiteit van het werk en de invloed van het bouwontwerp is ook de zorg voor arbeidsomstandigheden ingewikkeld. Door het hele bouwproces heen (van ontwerp, oplevering en gebruik) is er nog geen sprake van een integrale ketenaanpak. De verticale zorg voor arbeidsomstandigheden vanaf opdrachtgever tot onderaannemer staat nog in de kinderschoenen. De sector heeft de toegestoken hand van de Arbeidsinspectie aangegrepen om te komen tot meer systematische zorg voor arbeidsomstandigheden vanuit de opdrachtgever. Bij de kleine onderaannemers staat arbozorg laag op de agenda. Men leunt sterk op de hoofdaannemers. Rondom arbozorg zijn her en der wel resultaten geboekt maar zijn deze nog niet in de breedte door de sector opgepakt. De sector kent een uitgebreid netwerk van sectororganisatie en van overleg. Een sterk pluspunt is de aanwezigheid van eigen kennisinstituten. Daarnaast is er het
20
gespecialiseerde arbodienstachtig instituut Arboma. Ze hebben echter onvoldoende massa om in de breedte op bedrijfsniveau aanwezig te zijn. De rol van arbodiensten rondom preventie is tot nu toe beperkt maar ze zijn wel omvangrijk, ze hebben veel massa. De Arbeidsinspectie is op bedrijfsniveau sterk in de repressieve handhaving van: (1) stof, (2) onveilige situaties en (3) tillen, duwen, trekken of dragen. Rondom arbozorg zijn we vooral goed in het aanspreken van de werkgever/onderaannemer. Kennis van andere onderwerpen en aspecten van arbozorg zijn nog niet in de breedte ontwikkeld en belegd.
3.2
Gekozen uitgangspunten
Om te komen tot strategische uitgangspunten zijn ten aanzien van de verschillende risico’s, de mogelijkheden in het werkveld en de kwaliteiten binnen de Arbeidsinspectie keuzes gemaakt ten aanzien van risico’s, arbozorg, en samenwerkingspartners. 3.2.1 Arbozorg •
•
Er komt meer nadruk op de verticale organisatie van arbozorg. Opdrachtgevers en ontwerpers moeten zich van meet af aan richten op preventie. De aandacht van opdrachtgevers en ontwerpen richten zich op alle levensfasen van het bouwwerk. Dus van ontwerp, gebruik en sloop. De aandacht voor de eigen horizontale verantwoordelijkheid blijft aandachtspunt van het toezicht op het niveau van de individuele werkgever/onderaannemer. Een belangrijk nevendoel is om het gedrag van alle werkenden verbeteren, zodat beveiligingen, hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt. Bij het realiseren van de doelen zal waar mogelijk aansluiting gezocht worden bij initiatieven van branches en zal zoveel mogelijk in samenwerking met sociale partners dit onderdeel vorm worden gegeven. Getracht wordt om meer arbodeskundigen hierbij te betrekken.
3.2.2 Risico’s •
•
•
Als risico met de hoogste prioriteit is gekozen voor fysieke belasting. Fysieke belasting is de belangrijkste veroorzaker van arbeidsongeschiktheid in de bouw. De aanpak daarvan draagt direct bij aan duurzame inzetbaarheid. Rondom fysieke belasting zijn veel hulpmiddelen ontwikkeld. Enkele specifieke maatregelen zijn door de sector al opgepakt en geïmplementeerd. De opgedane ervaringen kunnen worden ingezet voor het ontwikkelen en implementeren van andere vernieuwingen rondom fysieke belasting. Om de duurzame inzetbaar snel te verhogen richten we ons op een top 15 van fysiek zware beroepen. Als onderdeel van de aanpak wordt ook de begaanbaarheid van de bouwplaats meegenomen. Beroepsziekten worden nader in kaart gebracht. Als tweede prioriteit kiezen we voor kwartsstof. Kwartsstof is een zeer ernstig en kankerverwekkend risico. Heel veel werknemers in de bouw hebben met kwartsstof te maken. Door Arbouw en TNO zijn in de afgelopen jaren veel maatregelen ontwikkeld. Zaak is om nu de implementatie van de maatregelen voortvarend aan te pakken. Onveranderd blijft de zorgelijke situatie rondom ongevallen door vallen van hoogte e.d. De situatie op dat gebied is niet verbeterd en blijft een punt van zorg. Vallen van hoogte is het derde risico waarop we ons gaan richten. Het risico gaat gepaard met veel ongevallen. Het Actieprogramma Arbeidsveiligheid biedt nieuwe kansen en mogelijkheden om een verbeterslag te maken door ook aandacht aan verantwoordelijkheid en gedrag te schenken. Daarnaast sluit dit risico goed aan bij het programma werknemer van de toekomst. Het risico is
21
ook voor de doelgroep aansprekend. De combinatie kan leiden tot meer synergie en daarom tijdseffectief. 3.2.3 samenwerkingspartners •
•
•
Het uitgangspunt van de sectoraanpak is dat door samenwerking met sociale partners en de inzet van verschillende instrumenten er meer synergie ontstaat. Door inzet van communicatie, samenwerking en repressief opereren ontstaat er meer output door spin-off, meer dan alleen in de geïnspecteerde bedrijven. De samenwerking met Arbouw, I&I Mens en Werk en RAS wordt onverminderd voortgezet. Zij laten zien dat zij in staat zijn kennis rondom het beheersen te ontwikkelen en deze in A-bladen en catalogi vast te leggen. Verder onderhouden we intensief contact met Aboma omdat zij zich als arbodienstachtig bedrijf specifiek op de bouw richten. De omvang van deze partners is onvoldoende om bedrijven individueel te bedienen. Daarom is het nodig om na te gaan of en hoe arbodiensten en/of arbodeskundigen bedrijven kunnen ondersteunen. Deze organisatorische innovatie zal de komende jaren ter hand worden genomen. Vanuit het toezichtdomein zal de samenwerking met de gemeenten worden versterkt.
4. Doelstellingen en activiteiten Doelen en aanpak voor de periode 2012-2015 is gericht op duurzame inzetbaarheid met daarin specifieke aandacht voor preventie en samenwerking. Onder duurzame inzetbaarheid wordt verstaan dat iemand zijn huidige werk nu en in de toekomst goed kan vervullen zodat hij/zij zowel lichamelijk als geestelijk in staat is om zijn/haar huidige werk uit te voeren. Uitgaande van de missie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het doel van de Arbeidsinspectie ten aanzien van de sectoren B&U en AO&I de komende jaren: “Partijen binnen het Bouwproces voortdurend stimuleren om tijdig en efficiënt maatregelen te nemen op het gebied van veilig en gezond werken waarmee de duurzame inzetbaarheid van werkenden in de bouw wordt vergroot”. Dit moet leiden tot een vermindering van de fysieke belasting, minder (dodelijke) ongevallen en minder blootsteling aan gevaarlijke stoffen. Verder moet het leiden tot een pro-actieve opstelling van opdrachtgevers bij de beheersing van deze arbeidsrisico’s. In dit hoofdstuk worden de gekozen strategische uitgangspunten nader uitgewerkt tot concrete doelstellingen. Ten aanzien van het versterken dat partijen binnen het bouwproces voortdurend beleid voeren zijn de volgende doelen gesteld: 1. Rondom de preventieverplichtingen in de ontwikkel- en ontwerpfase wordt door de sector normering ontwikkeld en verankerd in arbocatalogi. 2. Alle institutionele opdrachtgevers en ontwerpers van gebouwen zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid en verplichting. 3. Alle bedrijven die aangemerkt worden als structurele niet nalevers worden rondom hun arbozorg geïnspecteerd. 4. In aansluiting met het Actieprogramma Arbeidsveiligheid het terugdringen van het aantal arbeidsongevallen. Voor wat betreft van de aandacht voor de arborisico’s gaat het om het realiseren van de volgende doelstellingen:
22
5. Een significante daling van de klachten aan het bewegingsapparaat bij de 15 fysiek zwaarste beroepen in de bouw. 6. Het verminderen van het aantal blootgestelde werknemers aan kwartsstof. 7. Het in kaart brengen van de belangrijkste beroepsziekten en follow-up hieraan geven door gerichte aandacht. Om de doelstellingen voor de periode 2012-2016 organisatorisch te realiseren is gekozen voor een tweetal pijlers: 1. Procesaanpak: meer inzet op bouwproces, arbozorg, systeemaanpak en de aanpak van veelovertreders, als cruciale pijler voor een preventieaanpak en het op een hoger peil brengen van arbeidsomstandigheden in de keten en op bedrijfsniveau. 2. Thema-aanpak op risico’s: aandacht voor de aanpak van specifieke thema’s en risico’s op de bouwplaats. In de volgende paragrafen volgt een korte concrete uitwerking hiervan. Een verdere uitwerking van de onderwerpen uit dit actieplan staan verwerkt in de bijlagen.
4.1
Proces aanpak arbozorg
Beïnvloeding van de arbozorg in de verticale kolom zal plaatsvinden via twee wegen. De ene weg is de preventieaanpak door normontwikkeling en gaandeweg steeds meer inspecteren bij opdrachtgevers in hun rol als opdrachtgever. Voor het realiseren van de strategie is een bronaanpak vereist. Bronaanpak in dit kader wil zeggen aandacht voor de rol van de opdrachtgever. Beslissingen in de ontwerpfase van projecten is voor het optimaal beheersen van verschillende risico’s van doorslaggevend belang. De arbozorg in de horizontale kolom is gericht op het aanpakken van bedrijven die regelmatig ongevallen veroorzaken of veelvuldig in de fout gaan, de zogenaamde niet-nalevers. 4.1.1 Arbozorg verticale kolom In 2016 zijn de opdrachtgevers in de bouw zich bewust en op de hoogte van hun rol en verantwoordelijkheid voor goede arbeidsomstandigheden en passen deze ook toe. Sub-doelen zijn: 1. het bouwbesluit is in 2013 aangepast zodat in het ontwerp van het gebouw al voorzieningen zijn aangebracht die voor de arbeidsomstandigheden van belang zijn; 2. de rol en verantwoordelijkheden van opdrachtgevers zijn in 2012 concreet beschreven en vervat in specifieke -private- richtlijnen; deze richtlijnen kunnen door de Arbeidsinspectie worden gebruikt als ‘stand van de techniek’ bij de handhaving van de opdrachtgeversverplichtingen; 3. de belangrijkste organisaties die voor opdrachtgevers werken bij het ontwerp, in de projectvoorbereiding, bij de aanbesteding en de projectleiding zijn in 2012 geïnformeerd; 4. sociale partners en bedrijven zijn op dit onderwerp actief en spreken de opdrachtgever erop aan als in de voorbereiding onvoldoende aandacht is besteed aan de arbeidsomstandigheden bij de uitvoering en bij het onderhoud. 4.1.2 Arbozorg horizontale kolom De aandacht voor de arbozorg binnen bedrijven (horizontale kolom) richt zich op alle niet nalevers en richt zich op bedrijven waar relatief veel ongevallen plaatsvinden. Daar wordt aangesloten bij het Actieprogramma Arbeidsveiligheid. Bedrijven in Beeld In de reguliere inspectiepraktijk in de bouw (dit betreft zowel de B&U en de sector Afbouw, Onderhoud en Installaties) wordt primair geïnspecteerd op bouwlocaties, de plaats waar de werkzaamheden plaatsvinden. Bij constatering van niet-naleving
23
van arboregels op locatie wordt handhavend opgetreden. In principe richt de handhaving zich daarbij op de overtreding op locatie. Het bedrijf als geheel is hierbij veelal niet in beeld. Dit hangt samen met de complexiteit van het bouwproces. Iedere bouwlocatie is een tijdelijke omgeving. Nagenoeg altijd zijn er tal van bedrijven naast elkaar aan het werk. Voor de condities waaronder een bedrijf zijn werk uitvoert is deze vaak afhankelijk van anderen (bijvoorbeeld: niet ieder bedrijf zet zijn eigen steiger neer). Dit betekent ook dat een overtreding van de arboregels nogal eens samenhangt met de specifieke omstandigheden en samenwerkingsrelaties op de betreffende bouwplaats. In ieder geval kan op basis van een geconstateerde overtreding op een bouwlocatie in de regel geen oordeel worden geveld over het bedrijf als geheel. Daarvoor is een oordeel nodig over een groter aantal overtredingen. Dit is een leemte in de huidige inspectieaanpak in de bouw. Het Project ‘Bedrijven in Beeld’ dat in 2012 wordt voortgezet moet deze leemte opvullen. Doelgroep van het inspectieproject ‘Bedrijven in Beeld’ is om alle bedrijven in de bouwnijverheid die als niet nalevers gekenmerkt kunnen worden. Het gaat om alle bedrijven binnen de SBI code 41, 42 en 43. 4.1.3 Ongevallen We willen in de bouw bereiken dat er een significante daling van het aantal ongevallen. Om de doelstelling met betrekking tot het terugdringen en voorkomen van ongevallen binnen de bouwsector te behalen zijn de volgende subdoelen gedefinieerd: 1. sociale partners in de verschillende sectoren ontwikkelen in 2013 maatregelen en verankeren deze in arbocatalogi; 2. sociale partners in de verschillende sectoren ontwikkelen in 2013 voorlichtingsmateriaal; 3. opdrachtgevers houden vanaf 2012 in de projectvoorbereiding rekening met de regelgeving en schrijven in de contracten toepassing hiervan voor; 4. hoofdaannemers schrijven hun onderaannemers vanaf 2012 voor de regelgeving toe te passen en houden hierop toezicht; 5. werknemers zijn zich bewust van de risico’s bij het werken op hoogte en gedragen zich hiernaar. Werknemer van de toekomst Ten aanzien van de communicatie wordt er in 2013 een documentaire ontwikkeld over ongevallen in de bouw voor scholen. Daarnaast zal in de pilot social media het onderwerp ongevallen worden ingebed. Hiermee wordt invulling gegeven aan het project ‘Werknemer van de toekomst’, Actieplan Arbeidsveiligheid Op initiatief van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit jaar begonnen met de uitvoering van het Actieplan Arbeidsveiligheid. Het Actieplan is gericht op het voorkomen van arbeidsongevallen. Doelstelling is een reductie van 25% van het aantal arbeidsongevallen tussen 2010 en 2012. Het plan bevat verschillende activiteiten én biedt ruimte voor samenwerking met initiatieven vanuit het veld. De sector ‘bouwnijverheid’ is prioritair, omdat in deze sector ten opzichte van andere sectoren sprake is van de minste daling van het aantal arbeidsongevallen. Op grond van onderzoek is een groep bouwbedrijven geselecteerd met een relatief hoge kans op arbeidsongevallen. De aandacht gaat in eerste instantie uit naar onveilige situaties als gevolg van werken met machines, vallen van hoogte, werken met transport-, hijs- en hefmiddelen. Voor Bedrijven in beeld en het Actieplan arbeidsveiligheid is specifiek inspectie instrumentarium ontwikkeld. Vanaf 2012 zal dit ingezet worden.
24
4.2
Thema-aanpak arborisico’s
Door eerst aandacht aan fysieke belasting, beroepsziekten en stof te schenken richten wij ons op onderwerpen die een grote invloed hebben op duurzame inzetbaarheid van het bouwplaats personeel. Daar waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van de kennis en instrumentarium wat in de sector voorhanden is. 4.2.1 Fysieke belasting In 2016 is de fysieke belasting van werknemers in de sector verminderd; de scores in de Bedrijfstakatlas van de stichting Arbouw op het aspect ‘pijn en stijfheid ledematen, rug en nek, lichamelijk inspannend werk en in ongemakkelijke houding werken’ vertoont een dalende trend. Sub-doelen zijn: 1. de vijftien meest belastende beroepen worden in samenspraak met het expertisecentrum in 2012 in kaart gebracht en er zijn maatregelen ontwikkeld om de fysieke belasting te beperken; 2. sociale partners in de verschillende sectoren ontwikkelen in 2013 maatregelen en verankeren deze in arbocatalogi; 3. in aanvulling op de verschillende tilnormen in arbocatalogi komen er in 2013 – private- normen tot stand voor de fysieke belasting bij verschillende werkzaamheden (vergelijkbaar met de normering van zandcementdekvloeren); de Arbeidsinspectie kan deze normen bij de handhaving hanteren als “stand van de techniek”; 4. werknemers zijn zich bewust van de risico’s van fysieke overbelasting en gedragen zich hiernaar; 5. de begaanbaarheid van de bouwplaatsen is in 2014 verbeterd. 6. de Arbeidsinspectie zal elk jaar bouwbreed inspectieactiviteiten inzetten om de fysieke belasting terug te dringen.
In de tweede helft van 2011 heeft Strategie (LPL-en Bouw) een notitie opgeleverd rondom de aanpak van de vijftien meest fysiek belastende beroepen. Hierbij is tevens nagegaan wat het interne en externe draagvlak is om maatregelen repressief te handhaven. 4.2.2 Beroepsziekten Er zijn meer beroepsziektemeldingen van lage rugklachten en aandoeningen aan de onderste ledematen dan in voorgaande jaren. Vooral het aantal beroepsziektemeldingen van artrose van knie en heup is de laatste twee jaar sterk toegenomen. Het aantal meldingen van beroepsziekten in de bouw is beperkt ten opzichte van de risico’s. Daarom zal in 2012 een verkenning plaatsvinden om ziekten en/of aandoeningen, die zijn veroorzaakt door het werk in de bouw, te onderzoeken in relatie tot de melding van beroepsziekten. Subdoel 1. meer inzicht te krijgen tussen beroepsziekten en duurzame inzetbaarheid. 4.2.3 Gevaarlijke stoffen Bedrijven zijn zich bewust van de risico’s en treffen maatregelen zodat werknemers niet worden blootgesteld aan kwartsstof. Sub-doelen zijn: 1. sociale partners in de verschillende sectoren ontwikkelen in 2013 maatregelen en verankeren deze in arbocatalogi; 2. sociale partners in de verschillende sectoren ontwikkelen in 2013 voorlichtingsmateriaal voor werkgevers en werknemers; 3. bedrijven en opdrachtgevers kennen in 2012 het onderscheid tussen milieuregelgeving en arboregelgeving; zij weten dat de arboregelgeving specifieke maatregelen vereist om blootstelling te voorkomen en te beheersen; 4. werknemers zijn zich bewust van de risico’s en gedragen zich hiernaar. (In bijlage 1 wordt een schematisch overzicht weergegeven.)
25
4.3
Meerjarige projecten
Binnen de bouw zullen meerjarige projecten als een rode draad door de aankomende jaren heenlopen. Dit is enerzijds het al jaren lopende meerjarige project bouwlocaties. Met het project bouwlocaties wordt de vinger aan de pols gehouden met concrete veiligheid en gezondheidsonderwerpen. Anderzijds hebben we het eerder beschreven project Bedrijven in Beeld (de niet-nalevers). Beide projecten zullen intensief aandacht krijgen en intern binnen de AI afgestemd worden en zoveel mogelijk aangepast worden aan de ontwikkelingen in de sector. In het planningoverzicht en de bijlagen worden de activiteiten verder uitgewerkt. In figuur 4.3 wordt de aanpak schematisch weergegeven.
OPDRACHTGEVERS
Actie
Actie
BOUWLOCATIES Thema Thema
NIET NALEVERS
Projecten (…..)
Figuur 4.3 Inspectieaanpak Bouw
Binnen het meerjarige project ‘bouwlocaties’ hebben we een aantal aandachtsgebieden welke, afhankelijk van actualiteit, voor een deel (kort of lang) meelopen. Voor 2011 wordt binnen het meerjarige project bouwlocaties extra aandacht gegeven aan dakwerk en slopen. Vanaf september zal ook een eerste aanzet gegeven worden aan het thema fysieke belasting. Het thema fysieke belasting, gevaarlijke stoffen e.d. zullen de aankomende jaren een aandachtgebied zijn. Ook vinden binnen het meerjarige project bouwlocaties per jaar twee bouwacties plaats. Bij deze acties zullen in een korte periode zoveel mogelijk inspecties worden uitgevoerd op algemene bouwonderwerpen (rolsteigers, bouwliften, gebruik tilhulpmiddelen, binnensteden e.d.). Beïnvloeding van bedrijven die op bouwlocaties regelmatig in de fout gaan vindt plaats via het project niet-nalevers. Tussen deze twee meerjarige projecten bestaat een wisselwerking om de bouwplaats veiliger en gezonder te maken. Er wordt in beide projecten ook specifiek aandacht gegeven aan handhaving en uniformiteit. Jaarlijks zullen projecten worden opgezet om de verplichtingen van opdrachtgevers te controleren. Tevens kan het nodig zijn om 1 of meer specifieke projecten uit te voeren. Aparte projecten zullen alleen worden uitgevoerd als deze geen plaats kunnen krijgen binnen de twee meerjarige projecten. Af en toe zullen er ook kleine verkenningen uitgevoerd worden om bij heel specifieke sectoren (zoals glazenwassers en parketeurs) een vinger aan de pols te houden. De beleidslijn van het MT AI Arbo is om geen monitorvragen te betrekken bij een inspectieproject. Om echter voor specifieke onderdelen van de bouw (zoals op-
26
drachtgevers, hoofdaannemers en verschillende onderaannemers) uitspraken te kunnen doen is het noodzakelijk een monitorinstrument te gebruiken. Zonder dit instrument is het niet mogelijk om verschillende onderdelen van de bouw te splitsen en de oorzaken te achterhalen van de overtredingen. Hierdoor raken we veel informatie kwijt waarover inspecteurs wel de beschikking hebben.
5. Samenwerking met andere partijen 5.1
Regionale uitvoeringsdiensten:
In het kader van de vorming van regionale uitvoeringsdiensten is een package deal afgesloten van rijk, IPO en VNG. De afspraak was dat het rijk zou nagaan welke mogelijkheden er bestaan voor de overdracht van taken van rijksinspecties naar de regionale uitvoeringsdiensten. Dit is om de RUD’s zo robuust mogelijk te maken en om bij te dragen aan een betere en professioneel toezicht van bedrijven via één toezichthouder of loket. In de voorbereidende nota van I & M wordt als een van de wetten die hiervoor in aanmerking komen de Arbeidsomstandighedenwet genoemd. De verwachting is dat er voor de overdracht eerst ervaring opgedaan wordt met onderwerpen waar I & M zelf over gaat. De druk op de vorming van regionale uitvoeringsdiensten wordt politiek steeds groter. De verwachting is dat ze er zullen komen en dat vroeg of laat toch naar SZW respectievelijk de Arbeidsinspectie gekeken wordt.
5.2
Arbeidsmarktfraude
De Arbeidsinspectie directie Arbeidsmarktfraude (AMF) verricht al jaren inspecties naar naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in de sector bouw. Op grond van de Wav dienen werkgevers in principe over een tewerkstellingsvergunning te beschikken als zij personen van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in Nederland willen laten werken. De AI-AMF controleert zowel bouwondernemingen als particuliere opdrachtgevers op de naleving van de Wav. Sinds een paar jaar wordt bij alle inspecties ook nagegaan of er sprake is van onderbetaling van werknemers. De AI ontvangt veel meldingen over vermoedelijke illegale tewerkstelling van werkgevers- en werknemersorganisaties in de bouw. De meldingen dienen als input voor de selectie van de te controleren bouwlocaties/particuliere opdrachtgevers. Daarnaast vindt selectie plaats op basis van eigen waarnemingen en/of van gegevens die door bouwwerkgevers op grond van het Bouwproces Arbobesluit bij de AI-bouw gemeld zijn.
5.3
Sociale partners
De komende jaren wil Arbouw op indringende wijze aandacht vragen voor het onderwerp fysieke belasting in de bouwnijverheid. Over het verminderen van fysieke belasting is al veel bekend. Het gaat er nu om de inzichten, hulpmiddelen en werkwijzen in praktijk te brengen. Daartoe wordt een brede campagne opgezet. De aandacht richt zich op acht beroepen die achtereenvolgens in de schijnwerpers worden gezet. Een ander thema is de toegankelijkheid en begaanbaarheid van de bouwplaats. Voor de uitvoering van een succesvolle campagne die leidt tot gedragsverandering is een breed gedragen platform noodzakelijk. Belangrijke actoren in de campagne zijn de werkgevers- en werknemersorganisaties in de bouwnijverheid. Arbouw vervult de rol van coördinator en kennisleverancier. Andere mogelijke partners in de campagne zijn de deskundige diensten (arbodiensten en Aboma + Keboma), de Arbeidsinspectie en andere brancheorganisaties die op de bouwplaats komen.
27
Uitgangspunt is dat de verschillende brancheorganisatie zelf een plan van aanpak gaan opstellen rondom de aanpak van de belangrijkste risico’s in hun branche. In deze plannen van aanpak beschrijft de branche de aanwezige risico’s, de wijze waarop de branche tot oplossingen gaat komen en de wijze waarop de oplossingen binnen de branche worden geïmplementeerd.
6. Planning De activiteiten die ondernomen gaan worden om de doelen te bereiken worden uitgezet in de tijd, voor de komende 4 jaar. Pas als de doelen afgestemd en overeengekomen zijn met al deze partijen is het mogelijk ze daadwerkelijk te gaan realiseren. Het tijdspad waarbinnen deze doelen gehaald gaan worden is afhankelijk van deze besprekingen. In de planning in 6.1 is een verdeling van de sectoractiviteiten opgenomen. In 6.2 is een planning opgenomen met de specifieke inspectieprojecten voor 2012.
28
6.1 Planning sectoractiviteiten
Planning Bouw
Actie
2012
2014
2013 Maand
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
Procesaanpak 1.Preventieaanpak - Samenwerking Soc. partners - Communicatie - Inspecties - Aanpas regelgeving.
[VW] [VW] [VW]
2. Niet-nalevers - Samenwerking - Communicatie - Inspecties
[VW] [VW] [VW] [VW]
Thema-aanpak 1.Aanpak beroepsziekten - Verkenningen
[VW] [VW] [VW]
x
2. Aanpak G.S. - Communicatie - Inspecties
[VW] [VW] [VW]
xx
3. Fysieke belast. - Communicatie - Inspecties - Prot. opdrg.
[VW] [VW] [VW] [VW]
4. Aanpak ong. - Communicatie - Inspecties - Actieplan AV
[VW] [VW] [VW] [VW]
[VW] [VW] [VW]
Projectaandacht Communicatie Overleg en samenwerking Aanpassing regels
2015
Maand
xx
xx
xx
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
€
1
2
3
4
€
1
2
3
4
€
6.2 Planning inspectieprojecten 2012 (aangepast nav gekregen verdeling van 12 juli 2012)
Project Bouwlocaties + 2 maalbouwacties
Actie LPL
Uren 10293
Zaken 2923
Fysieke belasting - bouwbreed
LPL
2800
622
Verontreinigde grond
Dick
750
125
xx
Dick
450
150
2011
LPL
600
100
Dick
2400
400
LPL
Meenemen bij projecten
Opdrachtgevers Doorloop decentrale overheden Rijksgebouwendienst Niet-Nalevers Bedrijven in Beeld Monitoren PSA + Gevaarlijke stoffen TOTAAL
17293
Toedeling capaciteit: Bouw: 15.854 uren GWW: 1.439 uren Totaal
17.293 uren
4320
€
Maand 2012 1 2 3 4 xx xx xx xx
5 xx
6 xx
7 xx
8 xx
9 xx
10 xx
11 xx
12 xx
xx
xx
xx
xx
XX
XX
XX
XX
XX
xx
XX
XX
XX
XX
XX
XX
XX
XX
XX
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
xx
Sectoraanpak Bouw
6.3 Begroting in tijd en geld Vooralsnog is alleen een begroting tijd/geld opgesteld voor de jaren 2012 en 2013. Deze is opgenomen in onderstaand schema. Begroting in tijd en geld per activiteit Activiteit Toelichting Onderzoek Communicatie
Inspecties
Fysieke meest belastende functies Bouwprocesbesluit Voorlichting fysieke belasting Voorlichtingsproject RGD als opdrachtgever Rijksgebouwendienst Bouwlocaties Fysieke belasting (bouwbreed) Verkenningen
Bedrag/uren 2012 260 uur EC € 30.000,-
Bedrag/uren 2013
€ 20.000,100 uur inspecteurs 600 uur inspecties 10293 uur inspecties 622 uur inspecties
10000 uur inspecties 700 uur inspecties pm
36
7. Sturing van de uitvoering sectoraanpak Bouw De sector bouw bestaat uit een procesaanpak en een thema-aanpak. Beide aanpakken staan onder leiding van een landelijke projectleider. De landelijke projectleiders geven samen met het sectorteam vorm aan het opzetten en uitvoeren van het programma. De komende maanden moet dit vorm krijgen en moet de taakverdeling van alle deelnemers (inclusief projectleiders) ook ingevuld worden. Bij het Expertisecentrum is 1800 uur geclaimd. Het sectorteam richt de programmaorganisatie in, inspireert, motiveert, adviseert en bewaakt de voortgang van het programma en de samenhang tussen de individuele projecten en activiteiten. De landelijke projectleiders rapporteren in één document een maal per twee jaar aan de (gedelegeerd) opdrachtgever, op basis van door de betrokken onderdelen aangeleverde informatie. Tussentijds kan informatie gegeven worden na afronding van projecten en/of bijzondere situaties. Het sectorteam stelt prioriteiten en neemt binnen de vastgestelde kaders beslissingen over de uit te voeren activiteiten en projecten. De landelijke projectleiders zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de realisatie en de uitvoering van eventuele nieuwe of verbeterde sectoronderwerpen. Bijstelling van het programmaplan zal plaatsvinden als daartoe aanleiding is. Het structureren van een sectorprogramma is belangrijk om vat te krijgen op het geheel. We onderscheiden binnen het sectorprogramma twee soorten projecten. Sommige projecten hebben een duidelijke afbakening en periode terwijl andere projecten ontwikkeld moeten worden. Daarom zullen sommige sectorprojecten opgedeeld worden in deelprojecten. Een voorbeeld hiervan is de sectoractiviteit gericht op fysische factoren. Hierbij is het verstandig om eerst onderzoek te doen naar geluid en trillingen en kou en warmte. Als dit onderzoek afgerond is kan afstemming plaatsvinden met sociale partners. Daarna zullen pas afspraken gemaakt kunnen worden over de implementatie. Op sectorniveau gaat het om inzicht in het risico, het genereren van oplossingen, het (laten) produceren van oplossingen en de oplossingen in de markt zetten. Op bedrijfsniveau gaat het om herkennen en erkennen van het risico, weten welke oplossingen voorhanden zijn, het accepteren van de oplossing en het daadwerkelijk aanschaffen van de oplossing. Op werknemersniveau gaat het ook om het herkennen en erkennen van het risico, weten hoe het risico moet worden beheerst, het accepteren van de oplossing en het daadwerkelijke toepassen van de oplossing. Het ingestelde sectorteam komt minimaal 3 keer per jaar bij elkaar om over de ontwikkelingen en voortgang te praten. Eén keer per twee jaar wordt een sectorrapportage opgeleverd. In deze sectorrapportage zijn ook de resultaten van de deelprogramma's (B&U, Afbouw, onderhoud en Installatie) verwerkt. In de sectorrapportage zal aandacht worden besteed aan de ontwikkelingen in de bouwsector en uitgevoerde programma's en projecten. De sectorrapportage van de bouw zal voor externen tweejaarlijks in de maand mei worden aangeleverd. Naast sectorrapportages zullen tussentijds aparte rapportages kunnen verschijnen van specifieke uitgevoerde projecten en activiteiten. Ook kan een specifieke ontwikkeling in de bouw leiden tot een (tussen)rapportage. Niet alle risico’s worden door de Arbeidsinspectie in de breedte beheerst. Op basis van een inschatting van de aanwezige kennis en kunde binnen de Arbeidsinspectie is duidelijk geworden dat de mogelijkheden om de arbozorg in de verticale kolom aan te pakken beperkt zijn. Verdere ontwikkeling van kennis en vaardigheden is nodig. Dit zal in samenwerking met het EC en Uitvoering ter hand worden geno-
37
men. We zullen elk jaar een themadag organiseren om de deskundigheid van de inspecteurs te bevorderen en de inspecteurs te betrekken bij de gemaakte keuzes zodat draagvlak bevorderd wordt.
38
Bijlage 1
SECTORAANPAK BOUW In samenwerking met de sleutelorganisaties in de sector wordt bevorderd dat partijen binnen het bouwproces voortdurend tijdig en efficiënte maatregelen treffen op het gebied van veilig en gezond werken waarmee de duurzame inzetbaarheid van werkenden in de bouw wordt vergroot.
Thema-aanpak: risico’s
NCvB EC
X X
X X
X
X
EC
X
Arbouw
X
Opdr. gev.
X
beleid Arbouw
Samenwerken Communicatie Inspecties Aanpassen regelgeving
Terugdringen aantal ongevallen
Kennis / normering
Inspecties
Aanpassen regelgeving
Samenwerken
Daling klachten bewegingsapparaat
Inspecties
Samenwerken EC Arbouw
Communicatie
Verminderen blootstelling stof
Kennis vergroten
Samenwerken
Verminderen beroepsziekten
X
Agentschap
X
Bedrijven
X
Arbouw
X
Soc. partners Beleid
39
X X X
X
X
X X
EC X
Kennis / normering
Sectorrapportage
X
X X