periodiek van studievereniging Kraket jaargang 3 nummer 1 februari 2013
sector feiten en fabels over lichaamstaal column werkbezoek aan Hiroshima de acht risico analisten opinie de belastingbetaler
sector jaargang 3 | nummer 1
Voorwoord SECTOR Als hard werken je succesvol zal maken, zal de gemiddelde kok multimiljonair moeten zijn en een soldaat in Afghanistan bergen goud binnen moeten halen. Blijkbaar is er toch meer aan de hand. Alle succesvolle én gelukkige mensen om mij heen doen werk dat aan drie kenmerken voldoet en waar ik bij het maken van keuzes zoveel mogelijk over nadenk. Deze drie kenmerken zijn als volgt: • Doe werk waar je goed in bent • Doe werk waar je van houdt • Doe werk waar andere mensen voor willen betalen Om werk te vinden dat aan deze drie eisen voldoet moet je creatief en eigenwijs zijn, er zijn immers genoeg buitengewoon talentvolle mensen die concertpianist of toponderzoeker willen worden. Denk hierbij aan het dromerige motto; succes maakt je niet gelukkig, maar geluk maakt je succesvol.
1
Wanneer je bedenkt waar je nu staat en waar je echt gelukkig van wordt, is het een stuk eenvoudiger om het pad naar succes te bewandelen. In deze boordevolle editie van SECTOR hebben we artikelen waarbij je kunt zien hoe mensen zeer diverse passies hebben en waar deze passies je kunnen brengen in het leven. Zo vinden we in Docent Vertelt een stuk van dhr. Heidergott terug over de logistiek van treinen, waardoor je kunt zien hoe de wetenschap nu echt past binnen de dagelijkse wereld om ons heen. Jacob Janssen vertelt over de verschuivende economische werkelijkheid en de bedenkelijke ontwikkelingen die dit teweeg brengt. Daarnaast vind je ook de gebruikelijke bedrijfsinterviews, waar je in deze editie een kijkje achter de schermen krijgt bij cijferend PwC en ITminded KPN Consulting.
sector inhoudsopgave
inhoud 1 4 5
Colofon
voorwoord column Russen eten spek met zwoerd in de winter Johan van Leeuwaarden Universitair Hoofddocent aan de TU Eindhoven
PwC
Jeffrey Hennen en Myrthe van der Plas
8 17
de acht risico analisten
21
KPN Consulting
25
sector verzekeraars
uit de markt van TNO
Peter Brouwer en Charlotte Rietveld
Wim Ottjes
Sjoerd Hoeksema
sector
Jaargang 3, nr 1, februari 2013 SECTOR is een uitgave van studievereniging Kraket (Kritische Aktuarissen en Econometristen), de vereniging voor studenten Econometrie & Operationele Research aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
redactie:
Annelieke Baller Anne Besseling Pim Hofman Xander Hut Ivo Lemken Koen de Man Maarten van der Meij Ardjen Pengel
redactieadres:
Studievereniging Kraket - SECTOR De Boelelaan 1105 Kamer 4A-03 1081 HV Amsterdam Tel. 020 598 60 15 E-mail:
[email protected]
29
docent vertelt
35
column werkbezoek aan Hiroshima
37
opinie voor de belastingbetaler van de toekomst
41
tips en tricks
ontwerp:
Frank van Marwijk
gedesign www.gedesign.nl
44 45 45 46 46
boek- en filmrecensie
opmaak / art direction:
Bernd Heidergott Universitair Hoofddocent aan de VU
Siem Jan Koopman Hoogleraar Econometrie aan de VU
Jacob Janssen Promovendus bij de afdeling Ruimtelijke Economie aan de VU
puzzeltijd afgestudeerden agenda publicaties
advertenties:
Informatie over adverteren in de SECTOR kan worden aangevraagd op het bovenstaande redactieadres.
adverteerders:
Landelijke Econometristen Dag Optiver TNO Towers Watson
gedesign www.gedesign.nl
[email protected]
drukwerk: Flyeralarm
sector column
Column Russen eten spek met zwoerd in de winter De overheid snijdt momenteel in alles, vaak tot op het bot. Dat komt omdat bestuurders doorgaans rechtlijnig denken en problemen (uitval, wachtlijsten, files, vertraging) zien als een lineaire functie van de bezettingsgraad. Maar niets is minder waar. Besliskundigen weten dat problemen als functie van de bezettingsgraad x, toenemen volgens de kromme 1/(1-x). Reduceert men de overcapaciteit 1-x tot nul, en laat men dus x tot 1 naderen, dan ontstaan er oneindig veel problemen. Toch lijkt overcapaciteit een vies woord geworden. Een ambtenaar die even pauze neemt moet vrezen voor zijn baan. Al wat ongebruikt op voorraad ligt wordt afgedaan. Toegegeven, een bezettingsgraad van 100 procent (x=1) staat goed als rapportcijfer, maar komt met een prijs. Als je net genoeg wilt hebben kom je altijd tekort. Door het terugdringen van de overcapaciteit komen veel systemen onder druk te staan. Wachtlijsten in ziekenhuizen, uitval in het onderwijs, bezettonen bij helpdesks, tekort aan strooizout en onvoldoende solvabiliteit bij banken. Overcapaciteit mag dan de schijn hebben van overdaad, maar je steeds beroepen op overmacht is erger. Op een dag heb je een ambulance nodig en komt hij niet.
“Een ambtenaar die even pauze neemt moet vrezen voor zijn baan.” Overcapaciteit helpt daar waar vraag en aanbod grillig zijn. Het dient als extra buffer bovenop de normale capaciteit om onvoorziene wendingen het hoofd te bieden. Een robuust operationeel systeem moet zich kunnen weren tegen de marges van de
toevalsfactoren. Overcapaciteit moet rationeel blijven - tegen extremen valt weinig te doen maar het ontkennen van normale afwijkingen zou onverstandig zijn. Je kunt er gerust vanuit gaan dat de trein niet altijd rijdt en dat een leraar ooit ziek wordt. Maar ook de vraagzijde kent grote onzekerheid. Wie weet precies hoeveel scholieren er in 2020 wiskunde gaan studeren? Hoeveel nachten zal het dat jaar vriezen en wat is tegen die tijd de prijs van een vat ruwe olie?
“Overcapaciteit vraagt om optimalisering met foutenmarges in het achterhoofd.” Besliskundigen houden zich bezig met het afstemmen van capaciteit op vraag. We kennen de deterministici die alles optimaliseren en de stochastici die overal het toeval zien. Ze zijn het dus over maar weinig onderwerpen eens. Overcapaciteit vraagt om het beste van onze twee werelden: optimalisering met foutenmarges in het achterhoofd. De kernvraag wordt dan tweeledig: hoeveel capaciteit hebben we grofweg nodig, en hoeveel overcapaciteit houden we aan voor extra weerstand? Er moet immers wat vet op de botten blijven zitten. Het overige mag de overheid wegbezuinigen. Johan van Leeuwaarden Hoogleraar aan de TU Eindhoven
Deze column is eerder gepubliceerd in STAtOR, periodiek blad van de Vereniging voor Statistiek en Operationele Research 4
sector PwC
Jeffrey Hennen
Myrthe van der Plas
Heeft econometrie gestudeerd en werkt sinds april 2011 als Assistant Manager Pensions, Actuarial and Insurance Services (PAIS) bij PwC.
Heeft Internationale Bedrijfscommunicatie en econometrie gestudeerd en werkt sinds december 2010 als Advisor Quantitative Analysis bij PwC.
PwC Bij PwC in Nederland werken ruim 4.700 mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te creëren waarnaar zij op zoek zijn. PwC Nederland is lid van het PwC-netwerk van firma’s in 158 landen met meer dan 180.000 mensen. PwC ziet het als haar taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Kunnen jullie iets over de afdeling vertellen waarop jullie werkzaam zijn? Jeffrey: Op dit moment werk ik op de afdeling Pensions, Actuarial and Insurance Services (PAIS). De afdeling PAIS bestaat op dit moment uit ongeveer 80 mensen en treedt op als adviseur bij pensioenfondsen en verschillende soorten verzekeraars. Al het werk dat wij uitvoeren is op projectbasis, waarbij je vanuit het PwC-kantoor werkt of op locatie bent bij de klant.
“Je kunt beter vragen wat PwC niet doet!” 5
Ikzelf ben gespecialiseerd op het gebied van levensverzekeringen, waarbij ik op dit moment voornamelijk bezig ben met projecten omtrent Solvency II, nieuwe Europese regelgeving voor verzekeraars, welke ingaat vanaf januari 2014. Vanuit PwC geven wij hierbij niet alleen ondersteuning bij het kwantitatieve deel, maar helpen wij ook bij het optimaliseren van de processen (data, rapportage, risicomanagement, etc.). Ons werk vergt veel verschillende kwaliteiten, iets wat wij de klant als grote consultancyorganisatie goed kunnen bieden. Doordat voornamelijk de grote verzekeraars en pensioenfondsen deze diversiteit in kwaliteiten nodig hebben, werken wij vooral bij hen. Verschillende afdelingen binnen PwC trekken met elkaar op bij het uitvoeren van grote projecten. Een goed voorbeeld hiervan is het project waar ik nu mee bezig ben waarbij ik samenwerk met de afdelingen Strategy
Advisory en Quantitative Analysis. Myrthe: Omdat binnen PwC zoveel verschillende competenties aanwezig zijn, kun je beter vragen wat PwC niet doet. Wanneer een klant aan ons vraagt of we een bepaalde specialiteit hebben kan ik eigenlijk automatisch ‘Ja’ zeggen, alleen moet ik daarna nog op zoek bij wie ik precies moet zijn. Ik ben vanaf december 2010 werkzaam op de afdeling Quantitative Analysis. Onze afdeling geeft, zoals de naam al zegt, kwantitatief advies aan onze klanten en op onze afdeling werken dan ook econometristen, wiskundingen en natuurkundigen. Het werk wat wij doen kan onderverdeeld worden in vier verschillende soorten werkzaamheden, namelijk Data Analysis, Modelling, Executive Decision Support en ten slotte Process Improvement. Om een voorbeeld van een Executive Decison Support project te geven hebben we onlangs een tool ontwikkeld voor een zorgverzekeraar, die het management ondersteunt in het duurzaam inzetten van hun medewerkers en berekent wat voor effect verschillende interventies hebben op financiële en niet-financiële prestatieindicatoren. Op dit moment bestaat onze afdeling uit 16 mensen, maar we zijn druk bezig met het uitbreiden van onze afdeling. Zo zijn we zowel op zoek naar ervaren mensen als naar net afgestudeerden die aan het begin van hun carrière staan. Jeffrey: Ook PwC heeft de laatste jaren de crisis gevoeld, maar daar merken de meer kwantitatieve afdelingen weinig van. Door de strengere wet- en regelgeving om een volgende crisis te voorkomen hebben bedrijven advies nodig hoe ze deze het beste kunnen implementeren. Hierdoor blijft de vraag naar econometristen vanuit ons hoog, waarbij we voornamelijk naar de kwantitatieve, menselijke en commerciële kwaliteiten van een persoon kijken. De wil om een goede consultant te worden moet wel aanwezig zijn bij iemand die bij ons solliciteert. Wat zijn de te doorlopen carrièrepaden binnen PwC? Jeffrey: Wanneer je vanuit de universiteit in dienst komt bij PwC begin je bij PAIS als Assistant. In een gemiddeld carrièrepad word je na ongeveer twee jaar consultant, een functie waarin je gaat merken dat het klantcontact al sterk toe gaat nemen. Na ongeveer weer twee jaar word je dan Assistant Manager, waar je meer als manager op opdrachten
gaat functioneren. Hierna kun je verder doorgroeien naar Manager, Senior Manager, Director en uiteindelijk Partner. Myrthe: Binnen Advisory werkt het iets anders. Als afgestudeerde begin je bij ons als Analyst. Vervolgens groei je na 2-3 jaar door naar Advisor en vervolgens na weer 3-4 jaar door naar Senior Advisor, wat vergelijkbaar is met het manager-niveau binnen PAIS. Daarna kun je doorgroeien naar de functies Principal Manager, Director en Partner. Tijdens je carrière binnen PwC heb je twee coaches, namelijk een career coach en performance coach. Je career coach helpt je bij het uitstippelen van je loopbaan en is meer op de lange termijn gericht, terwijl een performance coach zich meer bezig houdt met hoe je het doet tijdens de dagelijkse werkzaamheden. Bovendien heb je op elk project een job coach, meestal de project manager, die jou helpt om het meeste uit zowel jezelf als het project te halen.
“De kwantitatieve afdelingen binnen PwC voelen weinig van de crisis.” Kunnen jullie wat meer vertellen over de opleidingsmogelijkheden, zowel binnen als buiten PwC? Jeffrey: Om te zorgen dat je een zo goed mogelijke consultant kan worden, bieden we iedereen ruime opleidingsmogelijkheden aan. Op elk niveau waarop je werkzaam bent zijn er veel interne cursussen waarbij je getraind wordt op bijvoorbeeld je communicatie- en managementvaardigheden. Myrthe: Ook voor externe opleidingen zit je binnen PwC goed. Zo volg ik op het moment een opleiding tot Financial Risk Manager. Mijn leidinggevende is hoogleraar aan Nyenrode Universiteit en hecht veel waarde aan de ontwikkeling van zijn team: een van de eerste vragen die ik bij mijn beoordelingsgesprekken krijg is wat ik verder wil gaan studeren. Jeffrey: Het volgen van externe opleidingen wordt 6
sector PwC
niet verplicht gesteld, maar door de snelle veranderingen in de wereld om ons heen wordt het wel sterk aangemoedigd. Als adviseur moet je proberen voor te lopen op de klant en iets extra’s kunnen bieden, waarbij die extra kennis natuurlijk altijd van pas komt. Opleidingen tot Actuaris AG, CFA en FRM zijn veel voorkomende opleidingen in dit vakgebied. Ikzelf ben op dit moment bezig met de postgraduate opleiding Risk Management for Financial Institutions aan de Vrije Universiteit, waarbij ik vanuit PwC studiedagen krijg om te gebruiken voor deze studie. Wat zijn de mogelijkheden als student bij PwC? Jeffrey: Bij PAIS kun je als werkstudent of stagiair tijdens je studie aan de slag. Als werkstudent vragen wij dat je minimaal twee dagen per week bij ons komt werken. Voor afstudeerstagiairs hebben wij verschillende opdrachten liggen, maar eigen verzoeken zijn ook altijd welkom. Myrthe: Bij QA hebben we in principe alleen afstudeerstages. Dit komt omdat de verscheidenheid in soorten opdrachten erg groot is, waardoor het relatief veel tijd kost om iemand in te werken. Daarnaast is er ook de Perfecte Vakantiebaan, waarbij je in de zomer twee weken alle kanten van PAIS en QA te zien krijgt. Tijdens deze twee weken krijg je echte opdrachten, heb je een coach en heb je na twee weken ook een echt beoordelingsproces. Veel mensen die tijdens hun studie bij PwC hebben gewerkt, komen na hun studie terug bij PwC.
“Kwantitatieve, menselijke en commerciële kwaliteiten zijn belangrijk voor ons.” Hoe verloopt de sollicitatieprocedure binnen PwC? Myrthe: Via de website werkenbijpwc.nl kun je een functie zoeken die het beste bij je past en hierop reageren. Vervolgens komt je cv terecht bij onze recruiter, welke een eerste selectie maakt 7
op motivatie, passende studieachtergrond en dergelijke. Wanneer je door deze eerste check bent gekomen, heb je een eerste sollicitatiegesprek met twee personen uit het team waarbij je zou willen werken. Na een positieve wederzijdse reactie word je uitgenodigd om aan een assessment deel te nemen. Wanneer ook deze met goed gevolg is afgerond, komt er een tweede gesprek met twee andere mensen van de afdeling. Afhankelijk van de voorgaande twee gesprekken kan er een derde gesprek plaatsvinden, bijvoorbeeld als wij het gevoel hebben dat je misschien bij een andere afdeling binnen PwC toch beter past. Wanneer alle stappen succesvol zijn doorlopen, bieden wij je een contract aan. De procedure is hetzelfde voor een stagiair, werkstudent en afgestudeerden. Welke eigenschappen moet je hebben om bij PwC te komen werken? Myrthe: Wat ik vooral merk bij PwC is dat er veel verschillende soorten mensen werken, de diversiteit is erg groot. Bij Quantitative Analysis vinden we het belangrijk dat je een kwantitatieve inslag hebt, affiniteit hebt met consulting en je je sociale vaardigheden al tot zekere hoogte ontwikkeld hebt. Jeffrey: Vooral in hogere functies merk je dat sociale vaardigheden steeds belangrijker worden. PwC helpt je zoals eerder gezegd hier tijdens je carrière goed bij, maar een sterk en proactieve persoonlijkheid aan het begin van je carrière komt goed van pas. Waarom hebben jullie voor PwC gekozen? Myrthe: Tijdens mijn studie heb ik bij de ALM Quantitative Analysis afdeling van ABN Amro gewerkt. Mijn toenmalige baas adviseerde mij toen iets met mijn beide studieachtergronden, Econometrie en Bedrijfscommunicatie, te gaan doen en de consulting is voor mij de perfecte plaats waar ik deze twee interesses samen kan brengen. Jeffrey: Voordat ik hier kwam werken, werkte ik bij een adviesbedrijf wat enkel gespecialiseerd is in actuariaat. De mogelijkheden binnen PwC zijn veel breder. Zo had ik daar ook een specialisatie in levensverzekeringen, maar wilde ik ook banken en pensioenfondsen adviseren. Bij PwC merk ik ook dat ik veel meer contact met de klant heb. Bij mijn vorige werkgever was ik voornamelijk bezig met het kwantitatieve deel van het werk, terwijl ik nu merk dat een bredere adviserende rol mij beter past.
sector de acht risico analisten
De acht Risico analisten Deze keer in de acht: risico analisten. Mensen die werkzaam zijn in risico management bij diverse banken komen hier aan het woord om diverse vragen te beantwoorden. Op deze manier kun je inzicht krijgen in het werk dat zij doen en het pad dat zij hebben bewandeld om risico analist te worden.
Alexander Groen Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Als Associate Consultant Financiële Instellingen bij Zanders adviseer ik samen met collega’s, banken, verzekeraars en vermogensbeheerders over diverse vraagstukken op het gebied van risicomanagement. Ik ben voornamelijk bezig op het gebied van kredietrisico en marktrisico.
telkens met andere mensen samen te werken aan wisselende projecten bij diverse klanten. Je werkt niet alleen met je eigen collega’s, maar je werkt ook veel bij en met klanten. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Tijdens de master Quantitative Finance aan de VU heb ik een half jaar stage gelopen op de afdeling beleggingen van het ABN AMRO pensioenbureau en hier heb ik van veel onderdelen binnen risicomanagement iets meegekregen. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Het werd mij duidelijk dat ik in in de richting van risicomanagement wilde gaan, maar dan op een iets andere manier dan bij het pensioenbureau van ABN AMRO. Ik was bang dat ik snel in het ‘routinewerk’ verzeild zou raken, waar je driekwart van de dag hetzelfde doet als op alle andere dagen. Daarom heb ik voor consultancy gekozen. Hier heb ik afwisseling in zowel de werkzaamheden als in de omgeving. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? De studie komt zeker terug in mijn dagelijkse bezigheden. Vooral bij kredietrisico ben ik nog veel met modellen bezig, maar ook de finance vakken zijn voor mij zeer nuttig gebleken. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risico specialisten? Ik merk in mijn omgeving dat men zich er steeds meer bewust van wordt dat er risico’s zijn. Hierdoor wordt risicomanagement steeds belangrijker bij veel organisaties. Er is echter niet altijd voldoende kennis en capaciteit beschikbaar om dit met de huidige organisatie aan te kunnen. Hierdoor wordt de rol en vraag naar risicospecialisten steeds groter.
Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Als je werkt binnen risicomanagement moet je eigenschappen bezitten als kwantitatief sterk, analytisch ingesteld, etc. De meeste econometristen bezitten die ruimschoots. Als consultant is het natuurlijk ook belangrijk dat je het leuk vindt om 8
sector de acht risico analisten
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Mijn functie is “Credit Risk Research Analist” bij WestlandUtrecht Bank (een hypotheekbank). Mijn werkzaamheden bestaan uit het uitvoeren van analyses met betrekking tot het kredietrisico van de portefeuille. Daarnaast ontwikkel en onderhoud ik twee soorten modellen, namelijk modellen om nieuwe hypotheekklanten te beoordelen en modellen om de benodigde voorziening (IAS) en het aan te houden kapitaal (Basel II) te bepalen. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Je moet een vraag of probleem kunnen omzetten naar de benodigde analyse, je moet kunnen omgaan met grote hoeveelheden data middels SAS/SPSS en resultaten bewerken in Excel. Ook moet je gevoel hebben bij de uitkomsten van de analyses en deze kunnen vertalen naar conclusies en de conclusies kunnen overbrengen naar anderen. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting op te gaan? Mijn reden om de financiële kant op te gaan, is dat ik de financiële wereld interessant vind en omdat daar de meeste banen te vinden zijn. Dat ik nu voor een bank werk is enigszins toeval, omdat dit net zo goed een verzekeraar, een pensioenfonds of een vermogensbeheerder had kunnen zijn.
9
Dennis Visser Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voordat u deze functie kreeg? Tijdens mijn studie heb ik 3 jaar parttime bij Mercer, een bedrijf voor pensioenconsultantancy, gewerkt en daar heb ik ook stage gelopen. Vervolgens heb ik 4,5 jaar bij ABN AMRO in een soortgelijke functie gewerkt als ik nu doe, maar dan voor een portefeuille consumptief krediet. De volgende 4,5 jaar heb ik bij Triple A – Risk Finance gewerkt, een consultant op het gebied van risicomanagement bij banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Hier heb ik allerlei soorten opdrachten gedaan. Nu werk ik ongeveer 1,5 jaar bij WestlandUtrecht Bank. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? De studie econometrie komt bij het ontwikkelen van modellen direct terug in mijn huidige werkzaamheden. Daarnaast leer je tijdens je studie analytisch te denken en dit komt indirect terug in alle werkzaamheden. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risicospecialisten? Ik denk niet dat de vraag naar risicospecialisten door de kredietcrisis veel is toegenomen. Voor de kredietcrisis bestond er al relatief veel vraag naar dit type werknemers en dat is nog steeds het geval.
Raymond Hamersma Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Sinds 1 januari 2012 ben ik managing director van de Ortec Finance vestiging in Zwitserland. In deze rol ben ik verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in het kantoor als mede het accountmanagement voor onze huidige klantenkring in Zwitserland. Een deel van de werkzaamheden is verder gericht op het verder uitbreiden van onze klantenkring in Zwitserland, Oostenrijk en het zuiden van Duitsland. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Ortec Finance is een specialist in risico management in de breedste zin van het woord. We bieden oplossingen voor ex-post (terugkijkend) en ex-ante (vooruitkijkend) risico management voor zowel institutionele en private wealth management partijen. Deze oplossingen worden door ons aangeboden in de vorm van consultancy en licenties op onze software. Deze combinatie vereist een brede interesse en kennis van risicomanagement en een uitgebreid inzicht in de zaken die belangrijk zijn voor onze klanten. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Ik was altijd geïnteresseerd in de financiële wereld. Risicomanagement was daarbij is in mijn ogen een van de meest directe links tussen deze wereld en de econometrie. Het werken met klanten zorgt daarbij voor een grote diversiteit in de werkzaamheden.
Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? De eerste vijf jaar van mijn carrière heb ik bij Ortec Finance in Nederland als senior consultant gewerkt. Via een headhunter kwam ik terecht bij Lombard Odier als “Head of Risk Management and Performance”. In deze functie was ik verantwoordelijk voor risicomanagement en performance measurement van de institutionele fixed income portefeuilles van Lombard Odier in Amsterdam en Genève. Na drie jaar besloot ik terug te gaan naar Ortec Finance en accepteerde ik de functie van Country Manager voor Zwitserland. Ik ben hiervoor samen met mijn gezin naar Zwitserland verhuisd. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Veel van de modellen die door Ortec Finance worden gebruikt zijn gebaseerd op de econometrie. De tijdens mijn studie opgedane kennis is daarom extreem nuttig voor het vertalen van de uitkomsten richting de klant. In mijn werkzaamheden werk ik steeds minder vaak met de modellen zelf. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risico specialisten? Door de kredietcrisis en zeker de nasleep daarna realiseren mensen zich dat risico management cruciaal is. Het voorspellen van de toekomst is praktisch onmogelijk dus moeten pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, maar ook vermogende individuen inzicht krijgen in de risico’s die ze lopen. Dit inzicht leidt uiteindelijk tot betere beleggingsbeslissingen. Hoewel partijen ook voor de kredietcrisis risicomanagement hoog op het prioriteitenlijstje hadden staan heeft het nu echt de hoogste prioriteit gekregen.
10
sector de acht risico analisten
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Ik ben manager Risk Management bij Credit Agricole Consumer Finance. Dit houdt in dat ik leiding geef aan een team van 6 risk managers en onderdeel ben van het senior management. Credit Agricole Consumer Finance is de grootste consumptief krediet verstrekker van Nederland en telt rond de 400 medewerkers. Mijn afdeling houdt ons bezig met alle kredietrisico’s die gelopen worden op de consumptief krediet portefeuille. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Wat ik zelf het belangrijkste vind, is dat de medewerkers op mijn afdeling de vertaling kunnen maken van de theorie naar de praktijk. Je kunt nog zulke mooie modellen ontwikkelen maar als je er niets mee doet in de praktijk heb je er niets aan. Je moet er als risk manager voor zorgen dat de organisatie zich bewust is van de risico’s die gelopen worden door deze op een begrijpelijke manier voor het voetlicht te brengen en te implementeren. Een ander zeer belangrijke eigenschap is dat je betrouwbaar en accuraat moet werken. Op basis van de modellen van onze afdeling worden zeer belangrijke beslissingen genomen. Één foutje kan grote gevolgen hebben voor de hele organisatie. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Om heel eerlijk te zijn was dit een zeer gemakzuchtige reden. InterBank (destijds onderdeel van ABN AMRO en nu dus Credit Agricole) was de eerste werkgever die mij benaderde na mijn afstuderen in 2001. De functie die mij werd aangeboden sprak mij aan en dus besloot ik hier op in te gaan. Het is dus niet zo dat ik altijd al van plan was om in de financiële sector te gaan werken.
11
Joram Ledegang Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? In 2001 ben ik begonnen als risk manager. In 2006 werd ik benaderd door de hypotheekbank Direktbank (onderdeel van Fortis) om daar als risk manager aan de slag te gaan in een meer leidinggevende rol. Dit sprak mij aan en ik ben hier dan ook op in gegaan. In de praktijk viel dit echter tegen. Risk management werd op dat moment binnen de Direktbank niet erg serieus genomen doordat kredietrisico slechts een marginale rol speelde bij de tariefbepaling. Na ruim een half jaar werd ik weer benaderd door InterBank om daar terug te komen als senior risk manager. In 2009 verliet de toenmalige manager risk management Credit Agricole en werd ik gevraagd om zijn plek over te nemen. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Ik vrees dat wanneer ik nu weer een econometrie tentamen zou moeten afleggen ik vreselijk door het ijs zou zakken. In de afgelopen 10 jaar heb ik maar weinig met echt econometrische modellen gewerkt en is het met name het gezonde verstand dat gebruikt moet worden. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risico specialisten? Wanneer ben je een risico specialist? Een brandweerman is in principe ook een risico specialist. Ik heb af en toe wel eens het idee dat het een modewoord begint te worden en dat het “in” is om risk manager te zijn. Er zijn echter zoveel verschillende soorten risk management! Waar het in mijn ogen om draait is dat je de risico’s en de kansen goed tegen elkaar af kan wegen. In het verleden werd er met name naar de kansen gekeken. Tegenwoordig krijgen de risico’s wat meer aandacht. Het blijft echter altijd om de combinatie gaan. Wat dat betreft zou rendement manager een betere titel zijn.
Lianda Leeggangers
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Ik ben als Credit Risk Modeller/Project Manager werkzaam bij de afdeling Risk Management van Rabobank International (RI). In deze functie ben ik betrokken bij de (her)ontwikkeling van alle kredietrisico modellen van Rabobank International. Tijdens een project zijn wij de schakel tussen de business en het kwantitatieve team van RI. Dit betekent dat ik betrokken ben bij het modelleren van de risico’s en dat ik deze modellen ook ‘vertaal’ naar de gebruikers toe door middel van het geven van trainingen. Verder proberen we ook de wensen en ervaringen van de gebruikers in de modellen te verwerken, zodat de modellen intuïtief zijn. Als laatste stap zijn we ook nog betrokken bij het implementeren van de kredietrisico modellen in alle IT-systemen. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Een belangrijke eigenschap is een analytisch denkvermogen tijdens de modelleringsfase van een project, maar je moet ook de risico modellen kunnen vertalen naar mensen met een minder kwantitatieve achtergrond. Verder heb je te maken met mensen met verschillende achtergronden (cultuur en opleiding). Je moet het dus leuk vinden om te proberen deze groepen mensen bij elkaar te brengen. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Tijdens mijn studie werd het mij al vrij snel duidelijk dat ik graag in de richting van risico management zou willen werken bij een bank. Ik vond modelleren erg leuk, maar wilde ook graag zien hoe een model dan verder binnen de bank gebruikt wordt en hoe de business tegen modellen aankijkt. In mijn huidige functie komt dit allemaal bij elkaar.
Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Na als scholier een bijbaantje gehad te hebben bij een lokale Rabobank, ben ik tijdens mijn studie als werkstudent terecht gekomen bij de afdeling Group Risk Management van Rabobank Nederland. Daar heb ik uiteindelijk ook mijn bachelor- en masterscriptie geschreven. Toen ik afgestudeerd was, heeft Group Risk Management mij een traineeship aangeboden. Ik vond het werk erg interessant en had het idee dat ik nog veel kon leren binnen de bank, dus ik heb deze kans aangegrepen. Tijdens het traineeship ben ik werkzaam geweest bij het modelleringsteam van de lokale banken van Rabobank, het validatieteam en bij Rabobank International. Deze laatste functie vond ik zo interessant en toevallig was er op dat moment ook een vacature, dus dat is de plek waar ik op dit moment nog steeds werkzaam ben. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risicospecialisten? Mijn studie komt nog steeds van pas in de ontwikkelfase van de kredietrisico projecten die ik doe. Het daadwerkelijk programmeren van de modellen gebeurd door het kwantitatieve team waar we mee samenwerken, maar het bedenken van een model is een gezamenlijk proces. Verder merk ik ook vaak tijdens de implementatiefase van de modellen dat mijn achtergrond het makkelijker maakt om met de IT-ers te communiceren, omdat je toch eenzelfde consistente manier van denken aangeleerd hebt. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risicospecialisten? Het is voor mij lastig in te schatten of door de kredietcrisis de vraag naar risico specialisten is toegenomen, omdat ik zelf begin 2010 afgestudeerd ben. Wat ik wel weet is dat er als risico specialist altijd wel een baan te vinden is. Het is niet voor iedereen gelijk hun droombaan, maar er is altijd wel een functie die als opstapje kan functioneren om uiteindelijk een baan te vinden die bij je wensen past. 12
sector de acht risico analisten
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Momenteel ben ik model ontwikkelaar (extern) bij Rabobank Internationaal op de Risk IT afdeling. Ik beheer en ontwikkel een applicatie die door kredietanalisten wereldwijd wordt gebruikt voor het verstrekken van leningen. Het ontwikkelen betreft ex ante kredietrisico berekeningen van exposure at default (EAD), loss given default (LGD) en risk adjusted return on capital (RAROC). Hieronder vallen allerlei soorten leningen, onderpanden en andere vormen van kredietprotectie. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Allicht een open deur, maar het is belangrijk dat je in deze functie analytisch sterk bent. Het is belangrijk dat je een goed overzicht bewaart van alle berekeningen, terwijl je soms ook in detail moet gaan voor de berekeningen van specifieke leningen. Verder is het belangrijk dat je communicatief sterk bent. De kredietanalist moet de applicatie snappen en jij moet de behoefte van de kredietanalist begrijpen en kunnen implementeren. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Hiervoor was ik werkzaam bij ING op het gebied van compliance risk management. In mijn eerste project heb ik me bezig gehouden met de screening van transacties waarop juridische sancties van toepassing zijn. Mijn specifieke taak binnen dit project was om te rapporteren aan het management en om bevindingen van de accountant op te lossen. In mijn tweede project heb ik me bezig gehouden met de meldingen van aandelenposities aan lokale
13
Pieter Stam toezichthouders. Het betrof alle beursgenoteerde aandelen en gerelateerde producten waaraan (potentieel) stemrecht is verbonden. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Ik heb altijd al een sterke affiniteit gehad met financiële instellingen. Toen ik net afstudeerde wilde ik graag als consultant aan de slag om bij verschillende grote bedrijven in de keuken mee te kijken. Tijdens de projecten ging mijn interesse telkens meer uit naar credit risk en market risk en hier hoop ik me dan ook verder in te ontwikkelen. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Zeker weten. Modelleren is een dagelijkse bezigheid voor me. Het model bestaat uit verschillende componenten die vooral betrekking hebben op de vakken econometrie, kansrekening en financial risk management. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risicospecialisten? Ik geloof niet dat er door de kredietcrisis structureel meer vraag is ontstaan naar risicospecialisten. Wel denk ik dat er door de strengere regels (Basel III en Solvency II) voor financiële instellingen tijdelijk meer werk is voor risicospecialisten. Het belang van risicomanagement is naar mijn mening door de kredietcrisis goed benadrukt, hoewel critici in het vak ook benadrukken dat al die mooie modelletjes hun waarde niet hebben bewezen in het voorkomen van de kredietcrisis…
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Ik ben Credit Risk Modeller bij ABN AMRO. Wij ontwikkelen en onderhouden de kredietrisicomodellen voor alle portefeuilles binnen de bank. Er zijn heel veel verschillende modellen, bijvoorbeeld voor hypotheken, voor krediet aan binnenlandse bedrijven en voor krediet aan grote multinationals. Al die verschillende modellen zijn nodig, omdat elke portefeuille z’n eigen karakteristieken heeft. En voor elke portefeuille is er een model voor de kans op default (betalingsachterstand), een model voor het verwachte uitstaand krediet op moment van default en een model voor het verwachte verlies in geval van een default. Mijn eigen afdeling gaat over de zogenaamde Specialised Finance modellen. Hier vallen bijvoorbeeld de modellen voor krediet aan bedrijven actief in grondstoffen, diamanten of commercieel vastgoed onder. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? Je moet uiteraard kwantitatief onderlegd zijn en kennis hebben van het bouwen van modellen. Verder moet je je werk goed kunnen opschrijven en presenteren. Ieder is namelijk verantwoordelijk voor z’n eigen project en moet ervoor zorgen dat zijn of haar model wordt goedgekeurd in een hogere vergadering. Daarnaast moet je ook communicatief sterk zijn, je moet je modellen kunnen uitleggen aan de commerciële mensen binnen de bank en ze er van overtuigen dat jouw model goed werkt.
Jacco Meure Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Als belangrijke spil in het economisch bestel heb ik het bankwezen altijd al interessant gevonden, ook omdat ik er van jongs af aan mee opgegroeid ben. Mijn vader heeft jarenlang bij ABN AMRO gewerkt, dus ik ken het bedrijf best goed en weet dat het een goede werkgever is. Bovendien is de bank heel groot, dus je kunt veel verschillende richtingen op, ook als econometrist. Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Aan het einde van m’n studie ben ik gaan werken voor ABN AMRO. Eerst heb ik gewerkt als rente risico analist bij de afdeling Asset & Liability Management. M’n huidige functie is mijn tweede binnen de bank. Ik werk er nu bijna twee jaar. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Zeker. Modellen bouwen uiteraard, al zijn het meestal niet al te ingewikkelde modellen. Ook anderen binnen de bank moeten de modellen immers kunnen begrijpen. Verder ben je veel met data en data-analyse bezig en komt ook de programmeercomponent terug. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risico specialisten? Indirect wel. De kredietcrisis heeft geleid tot een uitbreiding van de Basel-akkoorden (internationale regelgeving voor banken), wat voor de banken een hoop werk oplevert. Verder is het zo dat men door de kredietcrisis in het algemeen nog meer oog voor risico heeft gekregen; dat is ook binnen ABN AMRO het geval.
14
sector de acht risico analisten
Wat voor functie heeft u en wat houdt deze in? Ik ben naast mijn studie werkzaam als analyst bij RiskQuest, een consultancybureau in Amsterdam dat zich bezig houdt met risicomodellen voor de financiële sector. Ik ben er begonnen met een onderzoek naar de invloed van nieuwe accountingregels op banken. Daar vloeide een artikel in een vakblad voor bankiers uit voort. Vervolgens ondersteunde ik een project bij gemeenten, waarvoor we het afgelopen jaar een kredietratingmodel hebben ontwikkeld. Inmiddels schrijf ik bij RiskQuest mijn MSc thesis, dat gaat over het modelleren van kredietrisico op derivaten. Wat zijn de eigenschappen die iemand in uw functie nodig heeft? De studie econometrie is wel de basis, en financiële kennis is ook van belang. Maar je moet ook over goede communicatieve vaardigheden beschikken. Je moet een assertieve houding hebben, maar een beetje bescheidenheid siert je ook wel. Je moet het niet erg vinden om je langere tijd ergens in te verdiepen. Verder is het mooi meegenomen als je bijvoorbeeld echt goed kunt schrijven, of een talent hebt voor programmeren. Waarom heeft u ervoor gekozen om deze richting in te gaan? Waar RiskQuest zich mee bezig houdt sluit perfect aan bij mijn achtergrond van econometrie en finance. Ik kan kwantitatief aan de slag, en daar een praktische toepassing voor vinden in de financiële sector. Bovendien leek consultancy me altijd al interessant, en deze baan naast mijn studie vormde een ideale gelegenheid om het vak van een consultant te ervaren. RiskQuest is een klein bedrijf waarbinnen de lijntjes kort zijn en wat nog echt een ondernemend karakter heeft. Tegelijkertijd werken we voor grote financiële instellingen, dus in een heel professionele omgeving. 15
Fauve Stolwijk Kunt u kort iets vertellen over uw loopbaan voor u deze functie kreeg? Ik heb de bachelor opleiding Econometrie en Operationele Research aan de VU afgerond en aangevuld met een onderzoeksstage bij De Nederlandsche Bank en een half jaar studeren in Lissabon. Vervolgens ben ik de MSc Quantitative Finance aan de VU gaan studeren, een honours programme, wat in feite een combinatie is van de masters Econometrics en Finance. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Ja, we werken continu met kwantitatieve modellen. Die modellen hebben wel allemaal een focus op de financiële sector. Toch merk je gauw genoeg dat de modellen op zichzelf niet genoeg zijn, in de praktijk moet je wel een aantal stappen extra zetten dan in de theorie. Merkt u dat er door de kredietcrisis meer vraag is naar risico specialisten? Het vakgebied risicomanagement is sinds de crisis veel belangrijker geworden. Het blijft een heel specialistisch vakgebied waar alleen kwantitatief onderlegde mensen in thuis zijn, en wat ik ervan merk is dat er nog genoeg vraag is naar deze mensen. Anderzijds kosten consultants ook geld natuurlijk. Onze werkzaamheden zijn zeker toegenomen, maar we merken ook dat budgetten bij klanten onder druk staan. RiskQuest is een week voor de val van Lehman Brothers opgericht, dus hoe de zaken ervoor hadden gestaan voor de crisis weet niemand.
I HAVE UNLIMITED AMBITION I WORK HARD AND PLAY HARD I DON’T CRACK UNDER PRESSURE I HAVE EXCELLENT NUMERICAL SKILLS I DON’T LIKE TO WASTE TIME I THINK FASTER THAN MOST PEOPLE
YES
NO
IF YOU CAN ANSWER YES TO ALL 6, YOU’RE READY TO TAKE THE REAL T TEST.
WE ARE SCOUTING FOR BRILLIANT MINDS ONLY START YOUR CAREER IN TRADING
APPLY AT WWW.OPTIVER.COM
sector uit de markt van TNO
Peter Brouwer Heeft Econometrie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en momenteel is hij senior onderzoeker/adviseur bij TNO op het gebied van participatie en sociale cohesie
Charlotte Rietveld Heeft Bedrijfswiskunde en Informatica gestudeerd aan de VU Amsterdam en werkt nu 5 jaar bij TNO, in de functie consultant op gebied van financiële modellering
Participatieladder biedt gemeenten handvatten voor effectieve inzet van middelen Nu de budgetten voor re-integratie krimpen, groeit het belang van effectieve begeleiding richting arbeidsparticipatie. Maar welke aanpak werkt? Welke kosten zijn te verwachten? Door gebruik te maken van nieuwe instrumenten, zoals de Participatieladder, verkrijgen gemeenten veel waardevolle handvatten om hun beleid vorm te geven. Effectiviteit van re-integratie Met de invoering van de Participatiewet wordt de groep cliënten waarvoor de gemeente verantwoording draagt uitgebreid. De vraag waarvoor gemeenten zich gesteld zien, is hoe voor de grotere groep klanten de beperkte re-integratiemiddelen effectief in te zetten. Bij het vaststellen van de effectiviteit van re-integratieactiviteiten wordt veelal gekeken naar het effect op de uitstroom uit de uitkering . Voor mensen met een bijstandsuitkering is de stap van een uitkering naar betaald werk 17
soms echter erg groot. Hebben investeringen in het bevorderen van participatie van deze mensen dan wel zin? Ook investeringen in de participatie van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak wel een zeker effect. Voor deze mensen moeten we dan echter naar andere effecten kijken dan alleen de uitstroom naar werk om te bepalen wat effectieve interventies zijn . Er zijn verschillende methoden om deze ‘tussenresultaten’ zichtbaar te
“Hebben investeringen in het bevorderen van participatie van mensen met een uitkering wel zin?” maken. Een slimme en efficiënte manier om dit te doen is door gebruik te maken van gegevens die gemeenten toch al vastleggen. Dit kan door concreet te kijken naar de feitelijke veranderingen in de mate waarin mensen participeren in de maatschappij. Mensen gaan bijvoorbeeld van maatschappelijke isolatie naar een vrijwilligersbaan, of van scholing naar gesubsidieerd werk. Deze gegevens registreren steeds meer gemeenten met behulp van de, zogeheten, Participatieladder. De Participatieladder In 2008 is, in opdracht van twaalf gemeenten en de Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG), door Regioplan een meetinstrument ontwikkeld om de participatie van de burgers te kunnen meten. Dit meetinstrument, de Participatieladder, onderscheidt zes treden:
De Participatieladder is ontwikkeld in het licht van het participatiebudget voor inburgering, educatie en re-integratie. Participatie in de vorm van betaald werk is als hoogste doel gedefinieerd. De
Participatieladder maakt daarnaast juist ook andere vormen van participatie zichtbaar. Een gemeente kan met de Participatieladder eenvoudig vaststellen op welke trede een cliënt staat. Door dit regelmatig te doen, in periodieke doelmatigheidsgesprekken of na afronding van (een onderdeel van) een re-integratietraject, komt de individuele ontwikkeling van een cliënt duidelijk naar voren. Beleidsinformatie Gemeenten kunnen de Participatieladder gebruiken om de opbouw en de veranderingen in de mate van participatie van hun cliëntenbestand zichtbaar te maken. Dit inzicht helpt hen om te zien wat de resultaten van hun beleid zijn en ook kunnen zij beleidsdoelstellingen formuleren in termen van participatie van cliënten. Er kan nog veel meer gedaan worden met de voor de hand liggende mogelijkheden. Volgens TNO kan uit de rijkdom aan gegevens die de Participatieladder biedt nog meer informatie worden gehaald. Door gebruik te maken van (historische) participatiegegevens van het eigen cliëntenbestand en de kosten en baten van het eigen re-integratie-instrumentarium, kunnen gemeenten onderbouwde beleidskeuzes maken en realistische beleidsdoelstellingen formuleren. Daarom besteedt TNO hier aandacht aan in haar kennisontwikkelingsprogramma Inzetbaarheid en Sociale Cohesie. De methode die verder gebruikt wordt gaat uit van de ontwikkelingen van mensen op de Participatieladder die door de gemeente zijn waargenomen en geregistreerd. Opgemerkt moet worden dat de ontwikkeling van een individu niet altijd betekent dat iemand één trede op de ladder stijgt en zo stap voor stap naar de bovenste trede beweegt. In de praktijk is zichtbaar dat ook sprongen van meerdere treden en bewegingen naar beneden mogelijk zijn. Op basis van ontwikkelingen van het WWB -bestand in de afgelopen jaren worden de gemiddelde overgangskansen van mensen op de Participatieladder vastgesteld: hoe groot is de kans dat iemand in een bepaalde periode van de ene trede naar de andere trede gaat op de ladder? De beleidsinformatie, die met de gegevens van de Participatieladder kan worden gegenereerd, vervult 18
sector uit de markt van TNO
vier doelen: 1. Vooruitkijken: wat staat ons te wachten? 2. Terugkijken: hoe hebben we het gedaan? 3. Innoveren: hoe kunnen we het beter doen? 4. Benchmarken: wat kunnen we van elkaar leren? Voor al deze vier doelen kan een zorgvuldige analyse van de overgangskansen op de Participatieladder gemeenten extra informatie opleveren op populatieniveau of voor groepen cliënten met specifieke kenmerken. Doel 1: Vooruitkijken Met de besproken methode kunnen betrouwbare voorspellingen gedaan worden over de toekomstige verdeling van de populatie over de treden van de Participatieladder, over de gemiddelde duur tot uitstroom uit de uitkering en over de kans dat iemand uiteindelijk naar werk uitstroomt. In alle gevallen kan daarbij ook onderscheid gemaakt worden naar de verschillende kenmerken van personen, zoals leeftijd, geslacht en leefsituatie. De verwachte verdeling van de populatie over de treden van de Participatieladder is voor gemeenten van belang om vooraf een inschatting te kunnen maken van de middelen die nodig zijn om hun cliënten te kunnen bedienen. Het gaat daarbij niet alleen om welke financiële middelen (budgetten) nodig zijn, maar ook om de benodigde expertise en het type interventies dat nodig is om iedereen op de juiste manier richting werk te begeleiden. Het vooruitkijken beperkt zich niet tot een jaar. Door naar de verwachte duur tot uitstroom uit de uitkering te kijken, wordt ook inzichtelijk welke middelen op de (middel)lange termijn nodig zijn. Zeker voor mensen op de onderste treden van de Participatieladder is het goed mogelijk dat een traject van meerdere jaren nodig is om iemand naar werk toe te leiden. Wanneer er alleen naar de ontwikkeling van mensen op de korte termijn gekeken wordt, levert dat een onvolledig beeld op, wat kan leiden tot onjuiste beleidskeuzen. Bij het vooruitkijken, kan er ook gekeken worden naar wat de verwachte kans is dat iemand uiteindelijk naar werk uitstroomt of dat iemand uit de uitkering 19
stroomt om andere redenen. Behalve nuttige informatie voor beleidsmakers en bestuurders, helpt dergelijke informatie ook om de verwachtingen te managen van klant en klantmanager. Zij kunnen zich met deze informatie beter voorbereiden op de duur van het traject dat ze met elkaar ingaan en de mogelijke uitkomsten daarvan. Doel 2: Terugkijken In het begin van dit artikel noemden we het belang van de effectiviteit van re-integratie. Door te kijken naar de gerealiseerde overgangen op de Participatieladder kunnen gemeenten de effectiviteit van hun beleid gedetailleerd evalueren. Een interessant voorbeeld hierbij is dat duidelijk te zien is dat vanaf de inzet van een project voor allochtone vrouwen deze groep meer kans had om vanaf de onderste trede op de ladder een stap omhoog te zetten. Door op deze manier de gemaakte kosten en gerealiseerde baten door te rekenen kan het rendement van de ingezette begeleidingstrajecten zichtbaar gemaakt worden. In het bijzonder kunnen gemeenten nagaan waar het goed gaat en waar nog winst te behalen is door de opwaartse ontwikkeling van cliënten (eventueel met specifieke persoonskenmerken) op de Participatieladder verder te stimuleren.
“Het rendement van de beleidstrajecten wordt zichtbaar gemaakt.” Doel 3: Innoveren In het verlengde van de evaluatie van beleid kunnen aangrijpingspunten voor verbetering of beleidsinnovatie geconcretiseerd worden. Zo kunnen bij het formuleren van nieuw beleid of het inzetten en ontwikkelen van nieuwe interventies inschattingen gemaakt worden wat betreft de verwachte effecten op de ontwikkelingen die mensen maken op de Participatieladder. Verwacht men bijvoorbeeld dat
door de interventie meer mensen vrijwilligerswerk gaan doen of gaan deelnemen aan georganiseerde activiteiten? Of kan men aannemen dat mensen uiteindelijk sneller uit de WWB zullen stromen, waardoor er een besparing op uitkeringsgelden gerealiseerd wordt? Op deze manier kan er een beleidssimulatie gemaakt worden, waarin de verwachte kosten en baten genoemd worden en waarmee kan worden vastgesteld of de innovatie een positief verwacht resultaat heeft. In het bijzonder geldt dat bij het inkopen of ontwikkelen van nieuwe interventies op deze manier goed vastgesteld kan worden of de investering loont, c.q. hoeveel een interventie waard is om in te investeren. Doel 4: Benchmarken De genoemde mogelijkheden om beleidsinformatie te genereren gelden binnen elke gemeente die met de ladder werkt en de ontwikkeling van haar cliënten op de ladder in beeld heeft. Wanneer meerdere gemeenten op deze manier met hun gegevens omgaan, ontstaat ook de mogelijkheid om dit met elkaar te vergelijken (benchmarken) en op die manier van elkaar te leren. Zo wordt het niet alleen mogelijk om de resultaten die gemeenten met hun klanten behalen te vergelijken, maar ook in welke treden en welke overgangen tussen treden het verschil tussen de gemeenten zit. De vergelijking kan worden gedaan voor de gehele populatie of voor specifieke groepen binnen de populatie (bijvoorbeeld ouderen of alleenstaande ouders) om te corrigeren voor de verschillen in bevolkingsopbouw tussen gemeenten.
mensen die nu lager op de Participatieladder staan en waarvoor een langere termijn visie en inspanning nodig zijn.
“Effectief beleid betekent niet alleen uitstroom op korte termijn, maar ook een lange termijn visie.”
Met deze informatie kunnen gemeenten gericht bij elkaar te rade gaan, welk specifiek beleid of welke interventies zij hiervoor inzetten en of dit ook te vertalen is naar de praktijk in de eigen gemeente. Conclusie Met de gegevens die gemeenten vastleggen over bewegingen van cliënten op de Participatieladder kunnen zij veel waardevolle beleidsinformatie genereren, zeker als ook de overgangskansen worden geanalyseerd. Dit zal hen helpen om in tijden van bezuinigingen evenwichtige beslissingen te nemen en de re-integratiemiddelen zo effectief mogelijk in te zetten. Effectief betekent dan niet alleen het realiseren van uitstroom op korte termijn, maar ook het bevorderen van de participatie van 20
sector KPN Consulting
Wim Ottjes Heeft Natuurkunde gestudeerd in Groningen en is sindsdien werkzaam bij KPN Consulting.
KPN Consulting KPN Consulting levert maatwerk op het gebied van ICT. Van advies tot de implementatie en het beheer van vooruitstrevende oplossingen en technologieën. Dit doen wij voor diverse toonaangevende organisaties in alle segmenten van de markt. Onze klanten behoren tot de top 500 bedrijven in Nederland.
21
Kunt u een korte omschrijving geven van KPN Consulting? KPN Consulting is een onderdeel van KPN. Het bedrijf is begonnen onder de naam PinkElephant waarna het via de naam PinkRoccade, Getronics PinkRoccade, Getronics Consulting vorig jaar over is gegaan naar KPN Consulting. KPN Consulting valt onder de Corporate Market tak van KPN en houdt zich bezig met IT consultancy. Hierbij moet men denken aan het doorvoeren van implementaties, zoals het overgaan van verschillende besturingssystemen voor de computers bij klanten, het beheren van IT systemen en het adviseren over het gebruik van IT. Verder is het mogelijk werknemers van de klant op te leiden om in het vervolg veranderingen zelf te kunnen doorvoeren.
Bij techniek moet er gedacht worden aan IT beheer bij de klant en het ervoor zorgen dat de nieuwe systemen goed geïmplementeerd worden. Ook wordt hier veel tijd besteed aan het adviseren over welke technieken het best passen bij de klanten. Bij project management ga je projecten en programma’s leiden. Een programma is een groep projecten met hetzelfde doel. Zo kun je bij een programma denken aan het creëren van een goede werkplek, waarbij de projecten dan bijvoorbeeld het inrichten van kantoren en het uitzoeken van goede software en dergelijke zijn. Bij processen wordt de nadruk gelegd op het gebruik van IT bij de klant. De vragen die hier opgelost worden zijn: zijn we in control?, sluit de IT aan bij de wensen van de business?, kan dit efficiënter?
Binnen KPN Consulting wordt onderscheid gemaakt in 3 richtingen: Techniek, proces en project management. Kunt u over de verschillen tussen deze richtingen vertellen?
Hoe zou u de sfeer bij KPN Consulting beschrijven? Bij KPN Consulting heerst een zeer open sfeer. Voor het werk zit men over het algemeen bij de klant, wat ervoor zorgt dat er op kantoor wordt gewerkt
met flexplekken, iedereen heeft zijn eigen laptop en kan zelf een bureau uitzoeken om te werken. Het is niet noodzakelijk om formeel op kantoor te verschijnen. Wanneer men bij de klant is, moet men zich aanpassen aan de klant qua formaliteit.
“Iedere donderdagmiddag is er een borrel van KPN Consulting” Hoe gaan collegae naast het werk met elkaar om? Iedere donderdagmiddag is er een borrel van KPN Consulting, wat ervoor zorgt dat je veel informeel contact met je collegae hebt. Per afdeling worden verder ook sportieve activiteiten georganiseerd, zo zijn we laatst wezen klimmen en is er bijvoorbeeld een squashtoernooi. Ook is er jaarlijks een barbecue en een nieuwjaarsfeest voor heel KPN Consulting, hierbij is alles zeer informeel. Hoe wordt er hier gedacht over het nieuwe werken en wat merkt u daarvan? Zoals eerder al vermeld heeft iedereen een laptop, hiermee kan men werken waar het schikt en wanneer het schikt. Het is belangrijk om je opdracht af te krijgen binnen de tijd en hoe je je werktijd vervolgens inplant is voor een groot deel je eigen keuze. Maar als je bij de klant werkt moet je je aanpassen aan de klant. Op het kantoor van KPN Consulting is een ruimte ingericht om andere bedrijven te laten zien hoe het nieuwe werken werkt (het Experience Center), aangezien KPN Consulting deze werkwijze zeer belangrijk vindt en uitdraagt. Kunt u vertellen hoe u terecht bent gekomen bij KPN Consulting? Vier jaar geleden was ik op een dag, ‘Meet and Succeed’ genoemd, waarbij je ’s ochtends enkele gesprekken moest voeren met een manager en
iemand van HR. Vervolgens moest ik een opdracht uitvoeren en aan het eind van de dag kreeg ik te horen of ik een contract zou krijgen. De gebruikelijke manier om binnen te komen is vrijwel gelijk, alleen zal dit over het algemeen niet in een enkele dag plaatsvinden. Welke studieachtergrond is gebruikelijk bij werknemers van KPN Consulting? Kunt u hierbij ook onderscheid maken tussen werknemers in de techniek en werknemers in project management of processen? Er worden veel mensen aangenomen die een bèta of gamma studie hebben gedaan. Vier jaar geleden werden er ook mensen met een alfa achtergrond aangenomen, toen was de markt hier nog meer naar. Bij de richting Techniek is het ook mogelijk om in te stromen met een HBO achtergrond. Het moet dan wel een studie zijn die relevant is voor de toekomstige werkzaamheden, bijvoorbeeld Informatica.
“Hoe je je werktijd inplant is voor een groot deel je eigen keuze” Waarom zou men bij KPN Consulting moeten willen werken? Zelf heb ik de sfeer zeer belangrijk gevonden. Ook is er goede begeleiding voor beginnende werknemers en je kunt nog veel cursussen volgen wanneer je hier werkt, dit vond ik zelf erg fijn. Voor het eind van je proefperiode heb je al een aantal cursussen gehad, zo krijg je direct een cursus over projectmethoden, processen en een technische cursus. In het eerste jaar is er een salaris dat vast staat voor iedere Young Professional , gedurende het eerste jaar krijg je twee maal een verhoging. Wat ook prettig is, is dat je vrij makkelijk kan wisselen tussen de verschillende takken, wat ervoor zorgt dat je niet vast zit in bijvoorbeeld project management wanneer je daar in bent begonnen. 22
sector KPN Consulting
Vanaf welk moment zijn studenten interessant voor KPN Consulting? Hierbij vragen we ons voornamelijk af hoe ver de studie gevorderd moet zijn. De meest interessante studenten zijn voor KPN Consulting de bijna of al afgestudeerde studenten. Zij zijn op korte termijn beschikbaar om te starten in ons Young Professional traject. Eigenlijk zijn studenten voor ons pas interessant nadat hun scriptie afgerond is. Het is eveneens mogelijk om stage te lopen, maar we hebben geen vaste pool met afstudeerstages. Vaak komen studenten zelf met een afstudeervoorstel die in overeenstemming met de interne organisatie aangegaan of afgewezen wordt. Een werkstudentschap is niet mogelijk bij ons.
“Voor de werknemers zit het grootste verschil met de concurrenten in de informele sfeer.” Zijn er tijdens het werken hier nog mogelijkheden om door te studeren, al dan niet werk gerelateerd? Vanaf het begin kun je allerlei cursussen volgen, dit is ook iets om je mee te onderscheiden. De cursussen worden vaak op kantoor gegeven en je maakt het tentamen bij een geaccrediteerd bedrijf. Door over bepaalde onderwerpen meer te leren kun je makkelijker specialiseren. Zo kun je wanneer je ergens in geïnteresseerd bent er zelf, door middel van een cursus, voor zorgen dat je daadwerkelijk in deze richting terechtkomt.
23
Welke groeimogelijkheden zijn er bij KPN Consulting? Je begint als Young Professional, in deze tijd word je begeleid bij opdrachten en kun je je bewijzen tijdens projecten. Hierna kun je verder specialiseren per richting: techniek, process of project management. Daarna blijf je in principe een tijd lang consultant en komt het meer op jezelf aan welke initiatieven je neemt. Veel mensen blijven lang bij KPN Consulting werken door de goede sfeer en de fijne werkomstandigheden. Wie zijn de concurrenten van KPN Consulting en wat is het verschil met jullie concurrenten? Als concurrenten kun je het standaardrijtje zien: Accenture, Capgemini, Ordina, Logica, Atos en Quint Wellington Redwood. Het verschil met deze bedrijven is dat KPN Consulting zelf alles uitvoert, van ontwerp tot implementeren en beheren. Vele concurrenten kunnen ofwel alleen advies geven ofwel enkel uitvoeren. Bij ons zitten tevens de projectleiders, adviseurs en dergelijke allemaal in één groep. Voor de werknemers zit het grootste verschil met de concurrenten in de informele sfeer.
WERKEN 3.0? BEHAVIOURAL AND SOCIETAL SCIENCES INNOVATIES DIE WERKEN Mensen, organisaties en onze samenleving bepalen uiteindelijk welke innovaties voor hen van groot belang zijn en op welke wijze ze daarmee kunnen en willen werken. Daarvoor heb je innovaties nodig, maar ook veel kennis van menselijk gedrag - zowel individueel als in teams - van organisaties, maar ook van de stuwende kracht achter maatschappelijke processen. Die kennis levert het expertisegebied Behavioural and Societal Sciences. Zo’n 750 mensen variërend van onder meer psychologen, medici, industrieel ontwerpers, bedrijfs- en wiskundigen tot econometristen en serious gaming experts zijn hierbij betrokken. De ambitie: nieuwe ontwikkelingen vanzelfsprekend laten verlopen.
WERKENBIJTNO.NL
sector verzekeraars
Sjoerd Hoeksema Heeft Econometrics, Operations Research and Actuarial Studies gestudeerd aan de RUG en is nu Financial Risk Manager bij de Group Actuarial and Risk Management Afdeling van Delta Lloyd Groep.
sector verzekeraars Voor deze editie bekijken we in sector uitgelicht verzekeraars. Verzekeraars moeten berekenen wat de risisco’s zijn van allerlei dingen, zodat zij genoeg geld kunnen aanhouden. Daarom krijgen zij onder andere te maken met verschillende modellen en data. Voor SECTOR werd Sjoerd Hoeksema geïnterviewd over zijn werkzaamheden. Kun je een gemiddelde werkdag beschrijven? Mijn dag begint meestal ’s ochtends om 9 uur, maar na de intreding van het flexibele werken verschilt dit nog wel eens. Gezien een groot deel van mijn werk op afstand te doen is, is het ook mogelijk om deels thuis te werken. Iedereen zorgt ervoor dat hij of zij ongeveer 40 uur per week werkt. In drukke weken zal dit iets meer zijn, maar als het structureel overwerken wordt, moet je dat bespreken met je manager. Het is dus geen bedrijf waar van je verwacht dat je 60 uur per week werkt. Na binnenkomst neem ik eerst mijn mailbox door. Op maandagochtend vindt er altijd een teamoverleg plaats, waarbij we met de hele afdeling om de tafel gaan zitten om de werkzaamheden van de komende week door te spreken. Met het team gaan we op een normale dag lunchen rond een uur of twaalf. Iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen werk, in mijn geval het doorrekenen van de hoeveelheid kapitaal die Delta Lloyd nodig heeft voor voornamelijk zijn schadeverzekeringen. Dit interne model is erg belangrijk voor een verzekeraar, gezien er steeds meer wet- en regelgeving komt over 25
hoeveel kapitaal een verzekeraar nodig heeft. Het verbeteren van dit model vergt het meeste van mijn tijd, maar het is niet zo dat ik continue achter mijn computer zit. Het werk is veel afwisselender dan ik dacht voordat ik hier kwam werken. Het bijwonen van vergaderingen, presentaties geven om het interne model uit te leggen en het werk reviewen van andere mensen zijn een aantal van de dingen die ik doe. Ook moet ik mijn werk documenteren, zodat anderen kunnen zien waarom we bepaalde keuzes in ons model hebben gemaakt. Welke kennis van je opleiding zie je terug in je werk? Ik zie verbazingwekkend veel terug in mijn werk. Nu begin ik eindelijk veel stof van mijn opleiding door te krijgen en ik zie nu ook waarom het zo belangrijk is dat je sommige dingen leert tijdens je studie. De verschillende statistische verdelingen die ik heb geleerd tijdens mijn studie, zie ik nu ook daadwerkelijk terugkomen in de praktijk Een mooi voorbeeld in mijn werk is het catastrofe deel van het model, wat berekent hoeveel geld je moet aanhouden mocht er een grote catastrofe plaatsvinden. Daar komt een stukje extreme waarden theorie terug. Tijdens je studie denk je daarover echt: wat moet ik hiermee? Maar nu begint het heel logisch te worden waarom je juist die theorie eigen moet maken. De praktijk versterkt de theorie. Actuariaat is echt het modelleren van de werkelijkheid en de resultaten interpreteren.
Verzekeringen zijn de laatste tijd veel in het nieuws geweest. Hoe kijk jij hier tegen aan en wat merk je ervan? Ik vind het jammer dat het wel eens negatief in het nieuws is, want het zijn wel producten die mensen behoeden voor risico’s die ze zelf niet willen lopen. Het is gewoon zonde dat het vertrouwen van mensen in verzekeraars enigszins geschaad is. Veel verzekeraars zijn bezig met het imago weer op te vijzelen. Ik denk dat je dat ook steeds meer merkt met bijvoorbeeld documentatie die mensen steeds duidelijker proberen te maken. Er wordt nu geprobeerd alles in begrijpelijke taal naar de klanten te communiceren. Dat is alleen maar goed als mensen een verzekering willen afsluiten. Welke eigenschappen moet je hebben om in deze sector te slagen? In ieder geval moet je goed zijn met cijfers , aangezien je veel met modellen bezig bent. Je moet niet alleen gevoel hebben voor modellen, maar ook voor de cijfers zelf. Wat ik daarmee bedoel is dat je ook de betekenis van een getal wat uit je model komt moet weten Omdat je veel met modellen bezig bent, heb je ook veel kennis van statistiek en wiskunde nodig. Daarnaast moet je ook goed onder druk kunnen presteren. Het is vaak zo dat data niet op het moment komt dat jij wilt dat het komt, dus dan heb je wel eens een paar dagen minder om iets af te maken. Naast alle eerder genoemde eigenschappen is het ook belangrijk dat je goede communicatieve vaardigheden hebt. Je kunt wel een heel mooi model in elkaar zetten waar fantastische resultaten uit komen, maar uiteindelijk moet er wel een helder rapport komen en moet het goed uitgelegd worden aan het management of collega’s. Dan is het wel belangrijk dat je die resultaten goed over kunt brengen. Dus het zijn niet alleen de technische skills, maar ook de soft skills die je nodig hebt. Dat sociale aspect maakt het werk voor mij ook zo leuk. Het is presentaties geven, uitleggen van werkzaamheden aan management of andere collega’s Waarom is de verzekeringssector voor econometristen interessant? Omdat het zo’n mooie combinatie is van wiskunde en hoe het in de praktijk wordt toegepast. Je krijgt echt het totaalbeeld te zien; hoe data in een model komt, hoe data ontwikkeld wordt, enzovoorts. Wij moeten
modellen ook laten zien bij De Nederlandsche Bank, gezien elke verzekeraar de plicht heeft om aan te tonen dat het voldoende kapitaal aanhoudt en dat de verschillende risico’s goed ingeschat kunnen worden. Dus je hebt zeker de theoretische kennis nodig om modellen op te zetten, maar uiteindelijk moet het ook geïmplementeerd worden. Wanneer er dan daadwerkelijk resultaten uit je model komen, zie je direct terug waar je aan gewerkt hebt. Actuariaat is dus zowel een breed en een diep vakgebied. Wat voor mogelijkheden zijn er voor econometristen binnen het verzekeringsleven? Binnen de verzekeringsbranche zijn er veel verschillende mogelijkheden voor econometristen. Je kunt bij een verzekeraar zelf aan de slag, of bij verschillende entiteiten van zo’n verzekeraar. Bij de groepsafdelingen ontwikkelen econometristen de modellen en wanneer je bij een entiteit werkt pas je deze modellen voornamelijk toe. Bij een entiteit is het werk vooral gericht op of de data goed is voor de modellen. Als je op een groepsafdeling binnen een verzekeraar zit, is het meer gericht op het model zelf. We hebben ook afdelingen die de modellen weer valideren, zij kijken er onafhankelijk naar. En zo heb je ook nog een afdeling pricing, daar werken de mensen die de hoogte van de premies berekenen. Er zijn een hoop afdelingen waar je econometristen tegenkomt en ik denk dat er ook alleen maar meer econometristen en actuarissen zullen komen bij verzekeraars. Het risicomanagement wordt steeds belangrijker bij verzekeraars, want je ziet dat er veel meer regelgeving komt vanuit de overheid. Er moeten steeds uitgebreidere modellen gebruikt worden om de kapitaalvereiste te berekenen. Wanneer je eenmaal werkzaam bent bij een verzekeraar kun je prima switchen van functie: als je bijvoorbeeld een aantal jaar op dezelfde afdeling werkt en je hebt het idee dat je klaar bent voor een nieuwe uitdaging, dan kun je makkelijk een overstap maken naar een andere afdeling of een andere specialisatie binnen het team waarin je nu werkzaam bent. Hierbij krijg je als, je hier behoefte aan hebt, begeleiding van een loopbaanadviseur en je manager.
26
sector verzekeraars
Achmea 17.000 werknemers in Nederland 36 uur
Wat onderscheidt jullie van andere verzekeraars? Solidariteit zit sinds onze oprichting in 1811 in onze genen. Achmea is opgericht door boeren. Daarna zijn werkgevers- en werknemersorganisaties, ziekenfondsen en onderlinge waarborgmaatschappijen deel gaan uitmaken van ons bedrijf. Allen waren organisaties met een maatschappelijke rol in hun omgeving. We zijn daardoor een bedrijf met een coöperatief karakter. Ongeveer de helft van de Nederlandse huishoudens kiest voor een verzekering of pensioen van Achmea. De meest vertrouwde verzekeraar worden, dát is onze ambitie. Daarbij richten we ons op al onze stakeholders, waarbij klanten voorop staan. Hiermee bouwen we voort op onze coöperatieve wortels. Om de meest vertrouwde verzekeraar te kunnen worden, moeten wij als organisatie consistent kunnen leveren: in service, kosten en prijs. We moeten het waarmaken, of liever nog: de verwachtingen van de klant overtreffen door voortdurend te verbeteren. Heldere producten en gestroomlijnde processen hebben de focus binnen ons bedrijf. We willen onze klanten aansprekende producten en diensten bieden voor een concurrerende prijs. Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Achmea is op zoek naar medewerkers die verder kijken dan hun eigen bureau. Die oog hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen. Maar vooral: mensen die zich inleven in onze klanten en dat weten te vertalen naar originele oplossingen. Hoe verloopt het startertraject? Achmea is door haar variëteit aan vakgebieden en functies voor zowel starters als ervaren professionals een aantrekkelijke werkgever. Voor startend (top) talent kennen we naast de reguliere startersfuncties de Achmea Traineeships en verschillende talentprogramma’s. We bieden high potentials 27
het Management Traineeship en het Financieel Management Traineeship aan. Misschien een mooi startpunt voor jou als je net van de universiteit komt, bestuurlijke ervaring naast je studie hebt opgedaan of een tijd in het buitenland bent geweest. Achmea biedt je ruime mogelijkheden tot persoonlijke ontwikkeling. Je kunt je ontwikkelen in je eigen vak of doorgroeien naar een managementfunctie.
Delta Lloyd 6100 werknemers in Nederland 40 uur
Wat onderscheidt jullie van andere verzekeraars? Waar wij ons het meest op onderscheiden, zeker als werkgever, is de cultuur. Deze is namelijk erg informeel. Iedereen spreekt elkaar aan met je en jij en je kan ook altijd overal binnen stappen. Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Dit verschilt natuurlijk per functie, maar we zijn vooral op zoek naar mensen die goed binnen het bedrijf passen. Voor de functies richting het actuariaat zijn we vooral op zoek naar mensen met een passie voor cijfers en modellen, die daarnaast ook goed kunnen communiceren. Eigen initiatief en ondernemerschap wordt ook zeer gewaardeerd. Hoe verloopt het startertraject? Er zijn binnen Delta Lloyd drie verschillende traineeships. Het Insurance Risk traineeship, waarbij je wordt opgeleid tot actuaris. Het Finance Traineeship, voor financieel specialisten op het gebied van Acccounting, Reporting en Control. En als laatste het Management Traineeship, voor toekomstige leidinggevenden. Daarnaast zijn er ook nog enkele reguliere startersfuncties op verschillende gebieden. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Uiteindelijk ben je altijd zelf verantwoordelijk voor je carrière. Er zijn vele mogelijkheden om door te groeien, richting specialist, leidinggevende, naar een andere afdeling, etc. Het gaat er vooral om dat je zelf weet wat je wilt, en daar ook actie op onderneemt.
Nationale Nederlanden 5500 werknemers in Nederland 36 uur
Wat onderscheidt jullie van andere verzekeraars? Nationale-Nederlanden is een verzekeraar met ruimte voor echte mensen. Mensen met een nononsense mentaliteit, waar Nederland op kan terugvallen op de momenten dat het eropaan komt. Een bedrijf waar je verschil kunt maken door jezelf te zijn. Waar menselijkheid en vertrouwen centraal staan. En dat in een omgeving die voortdurend in beweging is. Nationale-Nederlanden is ook een werkgever die geeft om mensen. Mensen die hun krachten bundelen om samen onze klanten en zo Nederland vooruit te helpen. En dat met ongelofelijk veel passie doen. Een werkgever ook die wil dat jij je ontwikkelt. Dat je doet waar je goed in bent. Dat je energie krijgt van je werk. Dat jij zelf aan het roer staat van je eigen groei.
- Persoonlijke Effectiviteit: twee keer per jaar training met je medetrainees. - Opleiding aan een topuniversiteit - Raad van Talenten: met een multidisciplinair team werk je één dag per week aan een vraagstuk waar de directie op dat moment mee worstelt.
Meer weten? Kijk dan op www.werkenbijnn.nl. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Ons bedrijf staat nooit stil en onze medewerkers dus ook niet. De prestatie van een kennisintensief bedrijf als Nationale-Nederlanden is sterk afhankelijk van goed opgeleide medewerkers. Ons opleidingsbeleid stelt medewerkers in staat goed te blijven functioneren in een veranderende werkomgeving. Door te groeien als professional én als mens. Interne doorgroei is bij ons eerder regel dan uitzondering. Vooral omdat medewerkers zelf het initiatief pakken.
Wat zoeken jullie in een medewerker, wat zijn belangrijke persoonlijke eigenschappen? Wij vinden het belangrijk dat we mensen in huis hebben die met beide benen in die maatschappij staan. Mensen die nieuwsgierig zijn. Echte mensen die zich in kunnen leven in een ander. Die de ruimte willen om te vernieuwen voor de goede zaak, in het beste belang van de klant. En die die ruimte ook krijgen. Hoe verloopt het startertraject? Het Talent Ontwikkel Programma van NationaleNederlanden is zowel een traineeship als een echte baan. In twee jaar tijd word je opgeleid tot de beste in jouw vakgebied binnen één van onze vakgebieden: Risk, Finance, IT/Projectmanagement en Marketing. Je doorloopt samen met je medetrainees een programma gericht op jouw persoonlijke ontwikkeling waarin onderstaande facetten aan bod komen: - Introductieprogramma: in 3 weken maak je kennis met het verzekeringsvak, met NN als bedrijf, met collega’s en met jezelf. 28
sector docent vertelt
Bernd Heidergott Is universitair hoofddocent aan de afdeling Econometrie & OR aan de Vrije Universiteit
Naar aanleiding van het artikel dat Bernd Heidergott voor SECTOR aanleverde, werd de redactie nieuwsgierig naar de achtergrond van dit artikel: waarom wilde hij de techniek max-plus algebra met ons delen? Wat vindt hij hier interessant aan? We gingen hierover met hem in gesprek. Max-plus algebra is volgens Bernd Heidergott een prachtig onderwerp, waar ook onderwijs over gegeven zou kunnen worden. Je zou lineaire algebra eigenlijk opnieuw leren, op een andere manier. Echter, het onderwerp is te specialistisch om het aan een grote groep studenten te doceren. Bovendien bestaat er een drempel doordat er met een andere soort algebra gerekend moet worden. Max-plus algebra combineert pure wiskunde, lineaire algebra en de praktijk. Bernd Heidergott denkt dat er geen ander onderwerp is dat in korte tijd en met beperkt gebruik van pure wiskunde de NS aankan. Deze methode is abstracte wiskunde en toch is het altijd relateerbaar aan treinen. Alle systemen die gemodelleerd kunnen worden als treinen, kunnen met max-plus algebra aangepakt worden. Ondanks dat dit onderwerp niet behoort tot het hoofd onderzoeksgebied 29
van Bernd Heidergott, vindt hij dit toch een van de mooiste onderwerpen die bestaat, omdat het alles samenbrengt. Deze techniek wordt ook toegepast op robots. Naast de wiskundige uitdaging spreekt Bernd Heidergott aan dat onderzoek naar dienstregelingen (=treinen) maatschappelijk erg relevant is. Hij kan zich helemaal vinden in het doel om de openbaar vervoer beter te maken.
“The analysis of infrastructural elements is one of the conceptually most challenging problems”
An Exotic Algebra for the Analysis of Railway Systems An efficient and reliable passenger railway network is an important element of modern western economies. It comes therefore as no surprise that research on the optimal design and operation of railway systems is a very active field. Among the many intriguing research problems in railways, timetable design belongs, form an operations research point of view, to the most interesting. More specically, in designing a timetable one has to take into account constraints such as the physical infrastructure of the railway network, the available types and numbers of trains, and planned connections so that passengers can conveniently switch trains. Usually these constraints are fixed, and the design of a timetable comes down to specifying the dwell and departure times of trains at stations. A resulting timetable should obviously satisfy the above constraints and in addition be regular so that departure times of trains follow a clearly recognizable pattern (every 30 minutes an intercity goes from A-town to B-town), fast so that the train frequency is as high as possible (realizing a high level of service), and robust so that small fluctuations in traveling times of trains do not influence the operation of the railway service. It is important to realize that the speed of a regular timetable and its robustness are closely connected. Indeed, if analysis shows that a regular timetable is possible such that every t minutes trains depart in each direction, i.e., the cycle time is t, then operating the railway network with a cycle time of T minutes, with T ≥ t, means that there is a slack time of T - t minutes and delays no larger than T - t can be immediately compensated. In common railway practice, a timetable is computed (mainly) by means of mixed integer linear programming (MILP) [10], which yields a feasible timetable with pre-specified cycle time. In this paper, we present an alternative approach to the design of timetables based in an exotic algebra called max-plus algebra. Specifically,
max-plus algebra allows, for a given layout of the railway network, to compute the fastest regular timetable together with its cycle time. Comparing the cycle time with the desired cycle time, then yields information on the robustness of timetable. The seminal work in max-plus algebra is [5]. Earlier traces, such as [4], exist. It was revitalized, in a system-theoretical setting, in [3] and subsequent papers of the “French school.” The first railway application appeared in [2]. The book [1] describes the state of the art at the beginning of the 1990s. A monograph with contributions by many authors showing the diversity of max-plus algebra is [9]. This article is based on [12], a recent monograph on max-plus algebra and its application with an emphasis on railway networks. For stochastic maxplus algebra, we refer to [11]. For more background information the reader is referred to the website www.maxplus.org. The article is organized as follows. In Section 1 we will discuss the modeling of train networks in more detail. Max-plus algebra will be presented in Section 2. Stochastic max-plus algebra will be discussed in Section 3. Eventually, current research issues are discussed in Section 4 1 Introductory Example Consider a simple railway network between two cities, each with a station, as indicated in Figure 1. These stations are called S1 and S2, respectively, and are connected by two tracks. One track runs from S1 to S2, and the travel time for a train along this track is assumed to be 3 time units. The other track runs from S2 to S1, and a voyage along this track lasts 5 time units. Together, these two tracks form a circuit. Trains coming from S1 and arriving in S2 will return to S1 along the other track, and trains that start at S2 will, after having visited S1, come back to S2. Apart from these two tracks, two other tracks, actually circuits, exist, connecting the suburbs of a city with its main station. A round trip 30
sector docent vertelt
along these tracks lasts 2 units of time for the first city and 3 time units for the second city. Of course, local stations exist in these suburbs, but since they will not play any role in the problem, they are not indicated. We want to design a timetable subject to the following criteria: • The travel times of the trains along each of the tracks are fixed (and given). • The frequency of the trains (i.e., the number of departures per unit of time) must be as high as possible. • The frequency of the trains must be the same along all four tracks, yielding a timetable with regular departure times. • The trains arriving at a station should wait for each other in order to allow the changeover of passengers. • The trains at a station depart the station as soon as they are allowed.
S1
Similarly, the departure times at S2 must satisfy
Since the frequency of the departures must be as high as possible and the trains depart as soon as possible, the inequalities in the latter two expressions will, in fact, have to be equalities, which leads to
5
2
3 3
(2)
S2
Figure 1: The railway network. The numbers along the tracks refer to travel times. We will start with a total number of four trains in the model, one train on each of the outer circuits and two trains on the inner circuit. The departure time of the two trains at station S1, one in the direction of S2 and the other one to serve the suburbs, will be indicated by x1. These two trains depart at the same time because of the requirement of the changeover of passengers and that trains depart as soon as possible. Similarly, x2 is the common departure time of the two trains at S2. Together, the departure times are written as the vector x Є R2. The first departure times during a day, in the early morning, will be given by x(0). The trains thereafter leave at the time instants given by the two elements of the vector x(1) and so on. The kth departure times are indicated by x(k - 1). These departures are called events in the model. Because of the rules given, it follows that
(1) 31
The quantities denote the travel time from the station indicated by the second subscript (Sj) to the station indicated by the first subscript (Si), and δ notes the time reserved for the passengers to change from one train to the other. Without loss of generality, δ can be thought of being part of the travel time. In other words, the travel time can be defined as the actual travel time to which the changeover time, or transfer time, has been added. Hence, from now on it will be assumed that δ = 0. Substituting a11 = 2 and a11 = 5, it follows that
Then, if the initial departure times x(0) are given, all future departure times are uniquely determined. If for instance x1(0) = x2(0) = 0, then the sequence x(k), for k = 0, 1, . . ., becomes
(3) Compare this sequence with the following one, obtained if the initial departure times are x1(0) = 1 and x2(0) = 0 (i.e., the first trains at S2, one in each direction, still leave at time 0, but the first trains at S1 now leave at time 1),
(4) With the interdeparture time being the time duration between two subsequent departures along the same track, both sequences have the same average interdeparture time equal to 4, but the second sequence has exactly this interdeparture time, whereas the first sequence has it only on average (the average of the
interdeparture times 3 and 5). If these sequences were real timetable departures, then most people would prefer the second timetable since it is regular. A question that might arise is whether it would be possible to have a “faster” timetable (i.e., a timetable with a smaller average interdeparture time) by choosing appropriate initial departure times? The answer is no. The reason is that the time duration for a train to go around on the inner circuit is equal to 8, and there are two trains on this circuit. Hence, the average interdeparture time can never be smaller than 8/2 = 4. As a direct generalization of (2), one can study
through x (6) reads
for any i = 1, 2, . . ., n. Before we continue our discussion of (6), we will touch briefly some implications of our definitions. Firstly, note that є = -∞ becomes the zero-element of . Indeed, x є = max(x;-∞) = x. Secondly, e = 0 is the unit element of . Indeed, x e = x + 0 = x. Let Rє = R U {є}. The structure Rmax = (Rє, ,є, ,e) is called max-plus algebra, and is an instance of a semiring, for details see, for example, [1, 12]. (5) Max-plus algebra is a rather exotic algebra as the addition operation is idempotent, i.e., it holds for all x that x x = x, for more details, see [1, 12]. and For matrices the matrix product A B is defined as
for i = 1, 2, . . ., n, and in fact, the study of these equations is the central theme of max-plus algebra. The xi’s could, for instance, be the departure times in a more general railway network, with the explicit possibility that some of the terms in the right-hand side are not present. In the terminology of train networks this would mean, as in reality, that there are no direct tracks between some of the stations. This absence of terms is solved by allowing the -quantities. value -∞ for the corresponding The value -∞ will never contribute to the max operation, and thus there is no need to change the notation in (5). In the parlance of train networks, if a direct connection between stations Sj and Si does not exist, then simply denote its corresponding = -∞. This travel time to be equal to -∞, i.e., is done for mathematical convenience. At first = + ∞ for sight one might be tempted to set = + ∞, however, a nonexisting track. Setting refers to an existing track with an extremely high -quantity travel time, and a term with such an in a max-plus expression will dominate all other terms.
(7) for 1 ≤ i ≤ n and 1 ≤ k ≤ m. This is just like in conventional algebra with + replaced by max and x and , by +. Note that for with l=m the product A x is defined by (7) for x = B. Clearly, A A and higher order powers of A are only defined for squared matrices. Using the above introduced notation, (6) reads
(8) and thereby resembles matrix-vector multiplication in conventional algebra. Moreover, by simple algebra,
(9)
2 Max-Plus Algebra Equation (5) can be written more compactly as
(6) In the following we will “linearize” the above recurrence relation. In order to do so, we introduce a new addition, denoted by , through x y = max(x; y), and a new multiplication, denoted by ,
y = x + y, for x, y є R. With this notation,
denotes the maximum where the quantity travel time from j to i via k-1 intermediate nodes. In graph-theoretical terms one speaks about paths of length k, instead of connections via k-1 intermediate nodes, starting at node j and ending at node i. The reason for wanting to emphasize the resemblance between the notation in conventional algebra and that of max-plus algebra is partly historical. More important, many well-known 32
sector docent vertelt
concepts in conventional linear algebra can be carried over to max-plus algebra, which can be emphasized with a similar notation. One of these concepts that is of key importance is that of eigenvector and eigenvalue to be discussed in the following. Given a square matrix A of size n, assume that
(10) where λ is a scalar and v is an n-vector such that . The not all of its components are equal to notation λ v refers to an n-vector whose ith element equals λ vi, i.e., is equal to λ + vi. If λ and v are as described in (10), then λ is called an eigenvalue of matrix A and v a corresponding eigenvector. If x(0) is an eigenvector of A corresponding to the eigenvalue λ, then the solution of (9) can be written as
Note that the numerical evaluation of in max-plus algebra is equal to k x λ in conventional algebra. Under the rather mild technical condition that A is irreducible (i.e., the graph representing A, for a precise definition see below, is strongly connected), the eigenvalue exists and is unique. In terms of trains, if A represents a railway network, then computing the eigenvalue of A and an associated eigenvector, say, v yields v a regular timetable by letting d(k) = be the scheduled departure times. Note that the eigenvalue is nothing else than the cycle time of the timetable. Since the eigenvalue is unique, no timetable with smaller cycle time exists! In addition, d(k) is a regular timetable for the railway network. Suppose that times are expressed in minutes. Letting the actual network operate with a cycle time of 30 minutes, the slack time is given by 30 - λ minutes. If this slack time becomes too small, say, less than 2 minutes, the timetable will be too sensitive with respect to random fluctuations. If this is the case, then one can either add more trains (where to put them, how many?) or break connections in order to make a faster and thus more robust timetable possible. Max-plus algebra is very suitable for answering these questions, as the eigenvalue is related to 33
the so-called critical circuit of the graph of A. More specifically, we can draw a directed graph based on (5). Such a graph has n nodes, one node corresponding to each xi, and a number of directed arcs (i.e., arrows), one arc from node j to node i for each . In addition, we interpret as the weight of the arc from node j to node i. A circuit in this graph is called critical if the average weight of the circuit (the sum of the weight of arcs divided by the number of arcs of the circuit) is maximal. It can be shown that the average weight of a critical circuit of A equals the eigenvalue of A. This has the interesting implication, that if one wants to decrease the cycle time of a timetable, then changes effecting the critical circuit have the largest effect. For example, an additional train has most effect if it is added on a critical circuit. The connection between graphs and matrices is much deeper than can be discussed here. For example, the graph consisting of all critical circuits (there can be more than one) is related to the eigenspace of A. If the eigenspace has more than one dimension it means that there are several independent eigenvectors (read, timetables) of A for the same eigenvalue (read, cycle time). Using techniques form the theory of Markov decision processes, an algorithm has been found that computes the eigenvalue together with an eigenvector in a computation time that is linear in the dimension of matrix A. This algorithm can also handle systems containing several subsystems operating at (locally) different cycle times (in mathematical terms, it applies to non-irreducible matrices as well). The algorithm has been implemented in the commercial software tool PETER which is in use by ProRail, see [7, 8, 12]. 3 Stochastic Max-Plus Algebra The max-plus theory for the analysis of railway networks with deterministic dwell and travel times is thoroughly developed, see [12]. Unfortunately, as soon as dwell and/or travel times are assumed to be random (which is a very reasonable assumption as travel times are influenced by weather conditions, driver behavior etc.), many nice results that hold in the deterministic setting are no longer available. Let A(k) denote the kth realization of A, and assume is an i.i.d. sequence. With that techniques from ergodic theory of stochastic processes it can be shown that under some mild technical conditions it holds that
with probability one, for all components j of x(k). In words, is the asymptotic cycle time of , called the Lyapunov exponent of exists, see [1, 11]. Computing λ efficiently is a challenging task. In a recent paper [6], using coupling arguments from max-plus algebra, a perfect sampling approach has been proposed that allows to sample a random variable, say, X, such that . With this algorithm it is possible to evaluate the asymptotic cycle time of the entire Dutch railway network on a standard PC within a few minutes. 4 Current Research Current research is on developing a max-plus based optimization tool for railways. More specifically, combining ideas of the above mentioned algorithm for evaluating λ with global random search techniques, we are working on an algorithm that finds the optimal timetable over all possible train sequences. 5 Conclusion The modeling and analysis of trains remains an interesting and challenging topic, and is also a popular topic for bachelor and master thesis’. While the deterministic theory is fairly well developed, only very little is known in case of stochastic dwell and running times. Specifically, the analysis of infrastructural elements is one of the conceptual most challenging problems, as the economic value of, say, an extra platform cannot be judged on the effect it would have on the current timetable (which could be easily simulated) but has to be valued by comparing the best possible timetable of the network with this extra platform with the current timetable. Max-plus algebra provides a means of getting a grip on this type of problem. However, many problems are still unsolved and anyone with a heart for trains and interest in research in operations research is invited to join our effort to help improving the railways.
References
[1] Baccelli, F., Cohen, G., Olsder, G. J., and Quadrat, J.-P. Synchronization and Linearity. John Wiley and Sons, New York, 1992. Text can now be downloaded from the Website http://www-rocq.inria.fr/metalau/cohen/SED/book-online. html. [2] Braker, J. G. “Max-algebra modelling and analysis of time-dependent transportation networks.” In Proceedings of the First European Control Conference, Hermes, Grenoble, France, 1991, 1831-1836. [3] Cohen, G., Dubois, D., Quadrat, J.-P., and Viot, M.. “A linear system-theoretic view on discrete- event processes and its use for performance evaluation.” IEEE Transactions on Automatic Control, 35:210-220, 1985. [4] Cuninghame-Green, R. A. “Describing industrial processes with interference and approximating their steady-state behaviour.” Operational Research Quarterly, 13:95-100, 1962.
[5] Cuninghame-Green, R. A. Minimax Algebra, Lecture Notes in Economics and Mathematical Systems, Vol. 166. Springer-Verlag, Berlin, 1979. [6] Goverde, R., Heidergott, B., and Merlet, G. A coulping approach to estimating the Lyapunov exponent of stochastic max-plus linear systems. European Journal of Operations Research, 210:249-257, 2011. [7] Goverde, R., and Odijk, M.. “Performance evaluation of network timetables using PETER.” In J. Allan, E. Andersson, C. A. Brebbia, R. J. Hill, G. Sciutto, and S. Sone, eds., Computers in Railways VIII. WIT Press, Southampton, Mass., 2002. [8] Goverde, R., and Soto y Koelemeijer, G. Performance Evaluation of Periodic Railway Timetables: Theory and Practice. Trail Studies in Transportation Sciences No. s2000/2, Delft University of Technology, 2000. [9] Gunawardena, J., ed. Idempotency. Publications of the Newton Institute, Cambrigde University Press, Cambridge, U.K., 1998. [10] Hansen, I. and Pachl, J., eds. Railway Timetable & Traffic: Analysis, Modelling, Simulation. Eu-railpress, Hamburg, 2008. [11] Heidergott, B. Max Plus Algebra and Perturbation Analysis. Springer, New York, 2006. [12] Heidergott, B., Olsder, G.J., and van der Woude, J. Max Plus at Work - Modelling and Analysis of Synchronized Systems. Princeton University Press, Princeton, 2006.
34
sector column
Column werkbezoek aan Hiroshima In mijn voorgaande bijdragen heb ik u deel laten zijn van hoe de Stand van Nederland tot stand is gekomen. Deze keer heeft de Stand van Nederland even rust. In de volgende issue van SECTOR zal ik de nieuwe ontwikkelingen bespreken. Ik beloof u, er zijn veel ontwikkelingen te melden over de Stand van Nederland! Ik zal u nu iets vertellen over de reis die ik heb gemaakt naar Japan en om meer precies te zijn, naar Hiroshima. Het is de plezierige kant van het academische leven dat conferenties over de hele wereld georganiseerd worden. Als je dan actief bent in een bepaald vakgebied, dan nodigt men je uit om het allerlaatste van je werk te presenteren. Veel van mijn onderzoek vindt plaats op universiteiten en instituten in Europa en de Verenigde Staten, zoals dat voor veel wetenschapsgebieden het geval is. Deze reizen zijn na zoveel jaren inmiddels gebruik geworden en naast het opdoen en het delen van kennis valt er meestal niet veel meer over te vertellen. Maar onderzoek in wiskunde, waarschijnlijkheidstheorie en statistiek vindt ook op hoog niveau plaats in Australië, het verre oosten (zeg maar Japan, China, Zuid-Korea, Taiwan, Singapore) en Zuid Amerika. Wanneer een uitnodiging komt vanuit deze landen om ons onderzoek onder de aandacht te brengen, dan is er voor mij het probleem van de afstand. Het is zo ver weg, men dient er lang voor in een vliegtuig te zitten, in een ongezonde atmosfeer, en er zijn grote tijdsverschillen zodat enige voor- en nazorg gewenst is. Ik zal zeker fysieke problemen hebben maar toch leef ik met de prettige omstandigheid dat ik weinig last heb van reisongemakken. Daarnaast probeer ik mij vooral te gedragen zoals andere actieve onderzoekers: waar wij ook zitten, in bus, tram, trein, en/of vliegtuig, we werken rustig en gestaag door met het schrijven van onderzoeksrapporten (in vakjargon, papers), wiskundige afleidingen (proofs), onderzoekspresentaties (slides), onderzoeksbeoordelingen (referee reports), en meer specifiek voor econometrie, computerprogramma’s. 35
We gaan door met de wetenschappelijke opdracht, ook al is de reisbestemming de Himalaya’s of iets anders exotisch, we worden er niet warm of koud van, we worden niet gestoord (ik denk dat ik dit zowel letterlijk als figuurlijk bedoel), nee, wij gaan onverstoord door met ons werk! Ik ben nog nimmer in Australië geweest. Ik weet dat het er prachtig moet zijn en ik zal er vast nog wel een keer uitkomen. Maar het is nu eenmaal in mijn systeem geland dat ik vliegen naar Australië te ver vind. Daarnaast zijn de Australiërs en de NieuwZeelanders zeer reislustige mensen, velen heb ik inmiddels elders ontmoet en het zijn goede bekende collega’s geworden. De energie en kosten (beide vooral in de brede en duurzame zin) zijn voor mij te hoog om er voor een conferentie van twee dagen naar toe te gaan. Een bezoek voor een langere tijd zal ik als het zich aandoet wellicht nog eens overwegen. Maar ik heb mij geprogrammeerd op een maximum reistijd van ongeveer 10 uur. Dus dan valt het verre oosten eigenlijk af. Maar ik geef toe dat ik flexibel ben met dit soort regels. Bij uitzondering mag het iets langer duren. De uitzondering bestemmingen zijn voor mij de westkust van de VS, Brazilië en Japan. Misschien komt er nog eens een gelegenheid om te spreken over Brazilië, maar nu Japan!
“waar wij ook zitten, in bus, tram, trein, en/of vliegtuig, we werken rustig en gestaag door ...”
Deze maand heb ik een reis naar Japan gemaakt voor een conferentie over financiële econometrie, een zeer actief onderzoeksveld. Het waren enerverende workshops met veel jonge Japanse onderzoekers die hun werk en resultaten presenteerden om vooral commentaar te ontvangen van een groep onderzoekers uit Europa en de VS. Voor die laatste groep was ik gevraagd en het was ook erg leuk. Ik ken de meeste leden van de bezoekende groep goed maar ook veel Japanse collega’s. Mijn twee boeken (een boek is geschreven met Durbin en een ander boek met Commandeur) zijn in het Japans vertaald en dat schept een band. Ik had nu het grappige voorval dat een jonge deelnemer aan een van de workshops mij aansprak in het Japans. Toen ik hem vertelde dat ik er niets van begreep en of hij het kon herhalen in Engels, was hij enigszins verontwaardigd omdat hij er van overtuigd was dat ik het boek zelf in het Japans had geschreven. Het was even pijnlijk om hem uit deze droom te verlossen. De locatie van de conferentie was Hiroshima, een stad ten westen van Tokyo, die bekendheid heeft gekregen door de eerste atoombom die er gevallen is, 600 meter boven het centrum van Hiroshima vond de ontploffing plaats, op 6 Augustus 1945, om 8:15. In combinatie met de tweede bom later op Nagasaki, luidde deze gebeurtenis tot de capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ik heb er in de loop der jaren het een en ander over gelezen en het grijpt aan. Maar je leest erover en gaat verder met andere beslommeringen, het is ver weg van huis. Maar nu ben ik er geweest en het is werkelijk anders: mijn zwart-wit foto van Hiroshima is geworden tot een kleuren prisma foto. Hiroshima blijkt een zeer vriendelijke en bruisende stad te zijn, zoals de andere steden in Japan, waarvan ik Tokyo goed ken. Ik heb de prachtige omgeving van Hiroshima gezien met haar lange kustlijn omgeven door vele kleine eilanden die allen binnen handbereik lijken te zijn. We hebben het eiland Miyajima bezocht, het is er mooi en het herbergt prachtige tempels in de bosrijke omgeving. Het is ook het Saint-Tropez van Japan. Daarnaast zijn er veel mogelijkheden tot het maken van prachtige bergbeklimmingen (vele paden zijn goed onderhouden). De bomen hadden de mooiste kleuren op die zonnige dag in deze vroege herfstperiode.
“Maar ik heb mij geprogrammeerd op een maximum reistijd van ongeveer 10 uur.” Maar bij het genieten van de stad, de kust, de eilanden en de verdere omgeving, dwalen de gedachten af naar het eerdere bezoek aan het Peace Memorial Museum op ground zero, in het centrum van Hiroshima, in de delta van de Ota rivier. De vele feiten, groot en klein, die het museum toont en documenteert zal ik niet snel vergeten. Het museum toont de geschiedenis aan de hand van feiten, er wordt geen enkel commentaar of duiding gegeven. Bij de uitgang van het museum, laat men zien dat er veel notabele mensen ook op bezoek zijn geweest. President Carter is de eerste en enige Amerikaanse president geweest die het Hiroshima Peace Memorial Museum heeft bezocht, in 1984, weliswaar na zijn presidentschap. Maar het zou niet meer dan passend zijn als elk huidige leider van een land met veel wapens dit museum zou bezoeken. Professor Siem Jan Koopman Hoogleraar Econometrie aan de Vrije Universiteit Amsterdam
36
sector opinie
Jacob Janssen Jacob heeft in augustus zijn master operations Research aan de Vrije Universiteit afgerond. Hij is nu promovendus bij de afdeling Ruimtelijke Economie, vakgroep Klimaateconomie.
Voor de belastingbetaler van de toekomst Rob Wijnberg schreef in een column in de NRC over een bancaire staatsgreep in drie stappen, waarna het electorale proces er vrijwel niet meer toe doet. Dit zijn in een notendop de stappen die hij beschreef. Stap 1: verzin een ideologie waarin vrijheid weinig meer betekent dan dat banken en markten mogen doen wat ze willen. Stap 2: verzin een taal die niemand spreekt met termen als credit default swaps en collaterized debt obligations. Stap 3: doe jezelf voor als onmisbaar, maak jezelf too big to fail. Een recept voor macht en rampspoed volgens Wijnberg. Deze weergave van de werkelijkheid is misschien erg weinig realistisch en te duister, toch wil ik het in meer detail bespreken. Laat ik eerst even de situatie schetsen zoals die is in de Verenigde Staten, een land waar veel dingen een stuk slechter geregeld zijn dan hier. In dat land zijn de inkomensongelijkheden hoger dan hier, de sociale voorzieningen slechter en hebben de armsten minder kansen om vooruit te komen.1 In de Verenigde Staten heerst een misplaatst gevoel van vrijheid en vrijemarktdenken. Wat ik wil betogen is dat, ondanks dat het land een steeds minder vrije 37
markt heeft en de democratie steeds minder invloed krijgt , er een gevoel is dat dit allemaal niet zo is. Er heerst een filosofie die zegt dat als de economie groeit, dat wil zeggen het BBP, het geld zich uiteindelijk vanzelf zal verdelen onder de mensen. Dit principe heet trickle-down economics. Maar het tegenovergestelde heeft zich voorgedaan: de rijken werden rijker, de armen armer. Hoe heeft dat kunnen gebeuren? Er zijn een aantal factoren expliciet op te merken. Allereerst wil ik opmerken dat er vele gevallen te noemen zijn waar er een groot gat zit tussen de marktuitkomst en de optimale welvaart. Het was nota bene Adam Smith, de grondlegger van het vrijemarktdenken, die naast zijn ideologie van een vrije markt met een invisible hand ook al opmerkte dat er voor bedrijven ook altijd een motief is om de competitie in de vrije markt te verminderen. Een aantal voorbeelden zijn Windows die een browser en een OS bundelt om Netscape uit de markt te drukken, Carlos Helu-Slim die zijn monopolie op de Mexicaanse mobieltjesmarkt gebruikt om de rijkste man ter wereld te worden, of het gebrek aan investeringen
in maatregelen voor klimaatverandering ondanks de evidente mogelijkheid van zwaarwegende gevolgen. Maar er zijn meer gevallen en de vraag doet zich voor hoeveel mensen er nu rijk worden door waarde toe te voegen aan de samenleving in plaats van het tegengaan van marktwerking en competitie. Je zou kunnen zeggen dat iconische rijke mannen als Steve Jobs, Marc Zuckerberg en Bill Gates, de oprichters van Apple, Facebook en Microsoft, de geniale geesten van onze tijd zijn, maar realistisch gezien valt dat eigenlijk tegen. Daartegenover krijgen zij die echt iets bijdragen zelden of nooit zo een hoge beloning. Of het nu gaat om de uitvinders van de transistor, glasvezelkabel, de ccd chip, het foto-elektrisch effect, de stoommachine, penicilline, het internet of de ontdekking van het DNA, de uitvindingen die onze maatschappij gevormd hebben tot wat hij nu is, geen van allen is er puissant rijk van geworden.
“Daartegenover krijgen zij die echt iets bijdragen zelden of nooit zo een hoge beloning.” Op de aandelenmarkt is het niet beter. Als iemand een tot dusver onopgemerkt marktinzicht heeft kan hij besluiten een berg aandelen te kopen. Anderen zullen dit echter opmerken, en reageren op het inzicht dat doorschijnt als iemand plots een grote hoeveelheid aandelen koopt. Tegenwoordig zijn hier vele algoritmes voor die elke nanoseconde proberen de informatie die te halen valt uit de koop- en verkooppatronen op de aandelenmarkt, te analyseren en erop te reageren. Zij die handelen in aandelen weten van het bestaan van deze algoritmes, en proberen hierop voor te zijn door op een zo ondoorzichtig mogelijke manier te handelen. Dit hele proces is natuurlijk voor niemand echt nuttig. Maar het is niet louter verspilling van tijd en moeite, het is
ook een afbreuk aan waar de beurs voor dient: het belonen van de kennis voor een goede allocatie van geld aan bedrijven. Het handelen van aandelen op basis van algoritmes maakt de waarde van aandelen automatisch minder gevoelig voor de daadwerkelijk onderliggende waarde. Maar er is meer mis. Of het gaat om banken, verzekeraars, pensioenfondsen, de sigarettenindustrie of oliemaatschappijen, de invloed van het bedrijfsleven op overheidsbeslissingen is niet gering. Het expliciet afkopen van politici, waar een particulier geld geeft aan een politicus om een standpunt te vertegenwoordigen, is streng verboden. De hedendaagse praktijk, waarin politici geld krijgen van bedrijven als ze een bepaald standpunt innemen, terwijl ze weten dat ze dat geld niet zouden krijgen als ze dat standpunt niet in namen, is echter niet veel rooskleuriger. Banken en aandelenhandelaren mochten hoge beloningen en salarissen uitdelen met als rechtvaardiging dat ze grote risico’s en verantwoordelijkheden droegen. Toen echter bleek dat er een gebrek aan liquiditeit was bij diezelfde banken, mede door de beloningen aan de top, en de beurs ineenstortte, moesten diezelfde bankiers door de overheid gered worden omdat ze een te belangrijke rol voor de samenleving innamen. Vervolgens konden ze straffeloos weg komen, mede door de invloed van de bancaire sector op de Amerikaanse maar ook Europese overheden. Als in Amerika goede gezondheidszorg dreigt te worden ingevoerd (een land waar de kosten van zorg uitzonderlijk hoog zijn), wordt dit tegengehouden door hen die hier geld aan verdienen. Ook heeft het bijvoorbeeld mede dankzij de sigarrettenindustrie de grootst mogelijke moeite gekost om sigaretten te belasten en te ontmaskeren als veroorzakers van kanker. Dit proces van particuliere invloed op het publieke domein doet zich niet slechts in de Verenigde Staten voor. In Nederland is het er ook niet best mee gesteld: het is zelfs niet mogelijk om in de financiering van partijen als de PVV te kijken. In Amerika blijkt het vrijwel onmogelijk te zijn geworden om belastingen op de allerrijksten te verhogen, gezondheidszorg te verstevigen, of essentiële sociale voorzieningen aan te leggen zoals goed, goedkoop, toegankelijk onderwijs en een bijstandsuitkering. Anderzijds lijkt een oorlog voeren voor oliemaatschappijen 38
sector opinie
tot de mogelijkheden te behoren. De invloed van particulieren op overheidsbeslissingen is kortgezegd in veel gevallen een groot drama gebleken.
“... meer vrije markt niet altijd de goede oplossing ...” De inkomensongelijkheid wordt steeds groter in Amerika en steeds minder mensen met weinig geld slagen erin hogerop te komen.2 Bovendien blijkt uit zat wetenschappelijk werk dat een toenemende inkomensongelijkheid in een land kan lijden tot meer sociale en gezondheidsproblemen, dat mensen minder productief worden en bovendien minder gelukkig zijn.3 Wanneer dit soort kansenongelijkheid en ander marktfalen plaats heeft, wordt de belangrijkste bron van waarde voor een samenleving niet efficiënt gebruikt – de waarde van een mens met een creatieve geest die kan bijdragen gegeven de juiste middelen. Uiteindelijk heeft dit alles veel te maken met de vastgenestelde ideologie dat in een vrij land met een vrije markt waar alles mogelijk is, slechts weinig overheidsregulatie op het bedrijfsleven nodig is. Maar deze ideologie is fout en ik vind dat het inmiddels wel voor waar aangenomen mag worden dat het idee dat een grotere inkomensongelijkheid en meer vrije markt niet altijd de goede oplossing is. Terugkomend op de opmerkingen van Rob Wijnberg, zien we dat ook hier nog dingen slecht geregeld zijn. Banken zijn ook hier too big to fail gebleken en ook hier lopen bankdirecteuren weg met bonussen waarvan niet te zeggen is dat ze die verdienen. Of dit nou te maken heeft gehad met de ivloed van het bedrijfsleven op de overheid, beperkte toezicht
39
en regulatie van de sector, of structurele fouten in het systeem, dit duidt erop dat er nog steeds iets fundamenteel mis is. Wat ik probeer te betogen is dat deze dingen niet alleen komen: een falen in de financiële sector gaat in ons geval samen met een falen op andere vlakken die samen de economie vormen. Het gebrek aan overheidsregulatie en toezicht is een algemeen probleem, niet alleen in de financiële sector. De invloed van particulieren op de overheid en exorbitante salarissen vergroten de kansenongelijkheid en inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten. Anderzijds versterkt de kansenongelijkheid ook de invloed van een elite van grootbedrijfseigenaars, bankiers en advocatenbureaus. In Nederland zijn de zaken natuurlijk vele malen beter geregeld dan in de VS: er is hier een goede gezondheidszorg, een redelijk onderwijsstelsel, een goede sociale zekerheid en een minder hoge inkomensongelijkheid. Er is hier meer overheidregulering om bedrijfsprocessen tegen te gaan die de marktwerking onderdruk zetten. Jullie, als lezers van SECTOR, zijn de economen, econometristen, en misschien de rijken van de toekomst. Jullie moeten later in de vorm van belastingen misschien wel de rekening hiervoor betalen. Hopelijk realiseren ook jullie je wat een groot goed deze dingen zijn en hoe dankbaar we daar met zijn allen voor moeten zijn.
1 Onlangs is een boek uit gekomen, ‘The Price of Inequality’ door Joseph Stiglitz, econoon bij de world bank, het IMF, aan menigeen topuniversiteit, adviseur van Bill Clinton en Nobelprijswinnaar. In zijn boek is een en ander beschreven. 2 http://www.americanprogress.org/issues/ economy/report/2008/07/29/4662/wealth-mobilityand-volatility-in-black-and-white/ 3 Zie bijvoorbeeld het boek van Wilkinson en Pickett, The Spirit Level: Why More Equal Societies Almost Always Do Better, of het boek van econoon Tim Jackson, Prosperity without Growth.
Ben jij een adviestalent? ’s Werelds grootste multinationals kijken Towers Watson aan om belangrijke business issues voor hen te tackelen. Ontwikkel je talent en begin een uitdagende carrière bij de thought leader in Retirement Solutions, Finance en Human Resources. werkenbijtowerswatson.nl smar t phone
Scan deze
QR code met je
sector tips en tricks
Frank van Marwijk Is sociotherapeut en de drijvende kracht achter de website www. lichaamstaal.nl. Hij schreef verschillende boeken over de relationele aspecten van de mensenlijke communicatie, waaronder ‘Manipuleren kun je leren’
Feiten en fabels over lichaamstaal Over de betekenis van lichaamstaal bestaan veel clichématige vooroordelen. Wat jij en ik non-verbaal communiceren, wordt vaak beoordeeld vanuit het stereotype idee dat mensen daarover hebben. Soms kloppen de interpretaties, maar vaak ook zijn ze onjuist. De waarnemers houden niet altijd evengoed rekening met de context en trekken soms voorbarige conclusies uit wat ze op dat moment zien. Hoe is het met jouw kennis van lichaamstaal gesteld? Weet jij de juiste interpretatie bij elke lichaamshouding? Is interpretatie van lichaamstaal uit een boekje te leren? Wat kan je met een wetenschap die gebaseerd is op stereotypen? Een nieuwe wetenschap In de jaren ’70-’80 van de vorige eeuw was het een populaire bezigheid om mensen te beoordelen op hun lichaamstaal. Dit kwam omdat kinesca, de studie en interpretatie van lichaamshouding en -bewegingen, nog geheel nieuw was. Er verschenen in die tijd een aantal populair wetenschappelijke boekjes over dit onderwerp. Sommige van die boekjes toonden illustraties en uitleg van verschillende lichaamshoudingen en hun betekenis. Een aantal bekende voorbeelden zijn: 41
• • • • • • • • • • •
Armen over elkaar: gesloten Open handen: eerlijk Vinger langs de wang: kritisch Aanraken van de neus: leugenachtig Krabben op het hoofd: twijfel Handen in de zij: dominant Wijzen: overheersend, bepalend Wrijven aan de kin: neemt een besluit Hand onder de kin: verveeld Handen achter het hoofd: superieur, betweterig Duimen laten zien: machtsvertoon
In deze boekjes werd toen al uitdrukkelijk gewaarschuwd dat de betekenis van deze lichaamshoudingen nooit losgezien mag worden van de gehele context en altijd beschouwd moet worden in combinatie met andere lichaamstaal en de uitgesproken woorden. Toch zijn de lichaamshoudingen die beschreven zijn in veel gevallen een eigen leven gaan leiden. Wat ziet u aan deze houdingen? Tijdens mijn trainingen laat ik soms een slide zien waarop mensen in verschillende lichaamshoudingen
staan afgebeeld. Er staat iemand rechtop met zijn armen over elkaar. Een ander is aan het telefoneren met zijn benen op tafel. Er steunt iemand met zijn hand onder zijn kin, enzovoorts. Ik stel daarbij de volgende vraag aan de groep: ‘Wat zie je aan deze mensen?’ De aanwezigen beginnen dan termen te roepen als: ‘Nonchalant, ongeïnteresseerd, gesloten, stoer, truttig, aandachtig, verlegen, enthousiast...’ Allemaal interpretaties! Als ik dezelfde foto’s aan mijn zoontje van vier laat zien, krijg ik heel andere antwoorden. Hij zegt dan: ‘Die meneer heeft zijn armen over elkaar, die mevrouw staat overeind, die meneer heeft zijn benen op tafel...’. Mijn zoontje beschrijft gewoon wat hij ziet, terwijl wij als volwassenen hebben geleerd meteen te interpreteren wat we zien. Op zich is dat al een belangrijk gegeven: Wat we zien, krijgt betekenis ook al is de werkelijkheid misschien anders. Wel of niet geïnteresseerd? In een van mijn sessies was een man aanwezig die een beetje onderuit hing in zijn stoel. Toen ik het over de betekenis van lichaamshouding had, maakte hij een opmerking: ‘Ze zeggen wel eens dat je een ongeïnteresseerde indruk maakt als je niet rechtop zit. Dat begrijp ik niet. Als ik zo zit, zit ik gewoon lekker. Ondertussen ben ik wel geïnteresseerd.’. Ik denk dat deze man gelijk had als het ging om zijn eigen gevoel. Toch was de indruk die hij maakte anders. Dat heeft te maken met de verwachting die mensen hebben bij iemand die geïnteresseerd is. Volgens de stereotype beschrijving laat iemand belangstelling zien als hij een open houding aanneemt, rechtop zit, naar zijn gesprekspartner is toegekeerd en zijn hoofd schuin houdt. Natuurlijk zit daar veel waarheid in. Iemand die deze houding laat zien terwijl je tegen hem spreekt toont zich zeker geïnteresseerd. Dat betekent echter niet dat iemand die er op een andere manier bijzit, geen belangstelling heeft. Zo kan iemand met zijn armen over elkaar wel degelijk aandachtig en belangstellend luisteren. Maar anderen hebben dan misschien toch het idee dat hij zich wat afsluit en weinig openstaat voor de informatie die hij ontvangt. Verwachtingen zijn allesbepalend! Mensen hebben vaak stereotype ideeën als het gaat over lichaamstaal. En deze stereotypen worden gekoesterd. Als ik aan mensen vertel dat ik
gespecialiseerd ben in lichaamstaal, geven ze soms spontaan een paar stereotype voorbeelden om aan te tonen dat ze wel degelijk begrijpen wat ik bedoel. Journalisten vragen mij soms de lichaamshouding van een politicus of andere bekende Nederlander te interpreteren. Daarbij wordt mij wel eens gevraagd of ik kan vertellen of een bepaalde persoon liegt of de waarheid spreekt. Soms zit dan in de vraagstelling al een verwachting verborgen. Als een journalist mij vraagt of de persoon in een filmpje liegt, heeft hij daar vaak zelf al een idee over. Mijn uitleg hoeft dat idee alleen maar te ondersteunen. Soms worden voorbeelden aangedragen waarmee een bepaalde stereotype betekenis wordt ondersteund.
“Helaas, een lichaamshouding die demonstratief wordt getoond, betekent niet zoveel.” Zo raakte Bill Clinton zijn neus aan tijdens een verhoor in de Lewinsky affaire. Dit zou het idee ondersteunen dat iemand die zijn neus aanraakt, liegt. Maar de vele filmpjes waarin eerlijke mensen hun neus aanraken, worden in dit verband nooit naar voren gedragen. Paul Ekman, een bekende onderzoeker op het gebied van gezichtsuitdrukkingen en leugens, heeft overtuigend aangetoond dat iemand die liegt niet vaker zijn neus aanraakt dan iemand die de waarheid spreekt. Toch willen we onze veronderstellingen graag bevestigd zien. De presentatoren van televisieprogramma’s waarin ik te gast was, wendden soms zichzelf als voorbeeld aan om mij de gangbare stereotypen te laten verklaren. Ze namen dan een veel voorkomende pose aan bijvoorbeeld de armen over elkaar - en vroegen dan: ‘en wat betekent deze houding?’. Helaas, een lichaamshouding die demonstratief wordt getoond, betekent niet zoveel. Op dat moment valt nog het 42
sector tips en tricks
meest te lezen uit de verwachtingsvolle blik van de presentator. Context- en situatiegebonden Wat zou het toch gemakkelijk zijn als we de betekenis van iemands lichaamstaal steeds in een boekje zouden kunnen opzoeken. Helaas is dat niet mogelijk. Een boek over lichaamstaal kan alleen een globale indruk beschrijven. Verder verschilt het per situatie. Als iemand door zijn haar strijkt is dat niet altijd bedoeld als flirt of als teken van belangstelling. En als hij aan zijn hoofd krabt, betekent dat niet meteen dat hij twijfelt. Dit zijn naïeve interpretaties waardoor serieuze benadering van lichaamstaal ontaardt in een gezelschapsspelletje. Soms zijn de interpretaties juist en soms niet, maar ze zijn alleen waar in de context van het hele gedragspatroon van de persoon. Als iemand na een zware nacht zijn kin ondersteunt, duidt dat eerder op vermoeidheid dan op verveling. Een persoon die zijn bovenarmen vasthoudt is niet per se onzeker, maar heeft misschien een muisarm. Wat iemand op een bepaald moment doet, maakt veel verschil. Als iemand luistert met zijn armen over elkaar is dat een ontspannen houding. Maar als hij voor een groep spreekt met gekruiste armen, dan komt zijn presentatie nogal geremd over. Gebaren en houdingen staan ook niet op zichzelf. Je zou beter kunnen kijken naar de combinatie van houdingen, gebaren en gezichtsuitdrukkingen. Wees dus voorzichtig met de interpretatie van de lichaamstaal van een ander en houd daarnaast rekening met het feit dat je niet altijd juist begrepen zult worden aan de hand van wat je non-verbaal uitdrukt. Het is goed om te proberen duidelijkheid te geven. Als je de indruk krijgt dat iemand jouw nonverbale boodschap verkeerd begrijpt is het goed om reflectie te vragen en je lichaamstaal aan te vullen met woorden. Wat leert u van de stereotypen? Als je de lichaamstaal van anderen beoordeelt, zou je de stereotype beschrijvingen gerust als uitgangspunt kunnen nemen. Er zit veel waarheid in, als je tenminste bij de uitleg rekening houdt met de persoon en de omstandigheden. Houdt ook in de gaten dat anderen jou ook kunnen 43
beoordelen vanuit stereotype ideeën. Als je aan je neus wrijft, betekent dat niet per se dat je aan het liegen bent, maar anderen kunnen dat idee wel hebben. Als je onderuit zit voel je je wellicht ontspannen, maar anderen zullen dat mogelijk minder positief beoordelen. Hoewel lichaamstaal niet geïnterpreteerd zou mogen worden vanuit het boekje, dien je er dus rekening mee te houden dat anderen dat soms wel doen.
“Je kan dus maar beter voorzichtig zijn met de interpretatie van de lichaamstaal van een ander” Lichaamstaal verstaan en spreken Lichaamstaal is veelzijdig en niet altijd even inzichtelijk Toch is het zeker mogelijk om de lichaamstaal van anderen beter te herkennen (‘verstaan’) en om zelf op een goede manier gebruik te maken van lichaamstaal (‘spreken’). Je zou dit kunnen bereiken door allereerst meer bewust te worden van je eigen lichaamstaal (die ook voor het grootste deel onbewust verloopt). Daarnaast dien je bewust te letten op de non-verbale interacties van anderen. Je kennis over lichaamstaal kan zeker vergroot worden, door het opdoen van theorie over dit onderwerp. Daaraan wil ik zeker bijdragen door middel van mijn artikelen. Lichaamstaal is echter geen onderwerp waarbij het lezen van theorie volstaat. Het is belangrijk om met jouw nieuwe kennis direct iets in de praktijk te doen. Door je eigen ervaringen toe te passen binnen je werksituatie en in het dagelijks leven, zal jij de kennis die je bezit van lichaamstaal zeker vergroten. Deel je kennis en je ervaringen met je medestudenten. Dit zal de productiviteit en de werksfeer zeker vergroten.
sector boek- en filmrecensie
boek- en filmrecensie Secrets of Mental Math Arthur Benjamin en Micheal Shermer Three Rivers Press Econometrie Operat. Research Economie
Inside Job Charles Ferguson
Wanneer de schrijver van deze boekrecensie op een feestje verschijnt, word er vaak aan hem gevraagd wat hij studeert. De respons hierop luidt vaak als volgt: ‘ O, dan ben je vast heel goed met cijfers en in hoofdrekenen’. Schorvoetend moet ik dan vaak toegeven dat ik geen ster ben in hoofdrekenen. Arthur Benjamin, uitvinder van ‘Mathemagics’ en schrijver van dit boek, belooft in Secrets of Mental Math dat iedereen een rekenkundig genie kan lijken wanneer men zijn trucs worden gebruik uit dit boek.
Hoe is de economische crisis ontstaan en wat zijn de gevolgen? De antwoorden op deze vragen worden gegeven in de documentairefilm Inside Job, die hiervoor in 2011 een Oscar heeft gewonnen voor beste documentaire.
Het boek begint erg toepasselijk met hoofdstuk 0 waarin een aantal eenvoudige, maar leuke trucs worden voorgedaan. Een leuk voorbeeld hiervan is 53*11. 5+3 geeft 8 plaats dit getal tussen 5 en 3, wat het antwoord 583 geeft. Dit blijkt met elk tweecijferig getal te werken wat met 11 vermenigvuldigd wordt. Later in het boek worden de trucs uit hoofdstuk 0 uitgelegd, maar een goed begin van dit boek. Verderop in het boek leer je onder andere hoe je kwadraat van een getal het eenvoudigste kunt berekenen, twee getallen met elkaar kunt vermenigvuldigen en de dag kunt berekenen waarop een datum valt. Dit alles wordt aangevuld met leuke zijartikelen over (on)bekende hoofdrekeners en wiskundigen die pi tot duizenden cijfers achter te komma kunnen opdreunen of het product van twee elf-cijferige getallen binnen 20 seconden kunnen berekenen.
Econometrie Operat. Research Economie
Gedurende deze documentairefilm wordt in vijf delen de financiële crisis verklaard. In de eerste twee delen, “How we got here” en “The Bubble”, wordt besproken wat de oorzaken van de crisis zijn. De crisis zelf wordt behandeld in het derde deel “The Crisis” en de laatste delen gaan over de verantwoordelijken en wat de gevolgen zijn geweest. Dit zijn de delen “Accountability” en “Where we are now”. In deze documentairefilm wordt duidelijk gemaakt dat de crisis voornamelijk is ontstaan door het beleid van financiële deregulatie. Verder was er in de top van de Amerikaanse banken, bij kredietbeoordelaars en verzekeringen sprake van vriendjespolitiek en ernstige vormen van machtsmisbruik. Volgens de ontwikkelaars van deze film zijn dit de hoofdredenen die ten grondslag hebben gelegen aan de grootste crisis sinds de jaren ’30. Tenslotte geeft deze film een duidelijke gang van zaken weer hoe de mentaliteit bij de topmensen was, maar is dit tegelijkertijd ook een zeer eenzijdig beeld. Er wordt vrijwel alleen aangegeven wat er verkeerd is gegaan bij investment banks en dat voornamelijk de topmensen daar de schuldigen zijn voor de financiële crisis. Voor economen en econometristen is het zeer de moeite waard om deze bijna twee uur durende documentairefilm een keer te zien. Deze is zeer informatief en van een goed niveau, maar ook voor mensen zonder economische achtergrond is de rode draad zeer goed te volgen. 44
sector puzzeltijd & afgestudeerden
puzzeltijd
Afgestudeerden
1. Eieren Je hebt twee eieren en een gebouw van 100 verdiepingen. Als je op de begane grond een ei laat vallen, blijft het heel. Als je op een van de 100 verdiepingen een ei laat vallen, gaat het misschien stuk, of niet. Als het stuk gaat, zal het van alle verdiepingen erboven ook stuk vallen. Als het niet stuk gaat, zal het ook heel blijven als het van een onderliggende verdieping wordt geworpen. Het zou op de eerste al stuk kunnen gaan, het zou op de 100e heel kunnen blijven. Uiteraard is een ei dat stuk is gevallen niet verder bruikbaar en is een ei dat al een aantal keer is gevallen, maar heel is gebleven, niet te onderscheiden van een nieuw ei. Wat is de strategie waarmee je in zo min mogelijk ‘worpen’ bepaalt vanaf welk punt eieren stukgaan? 2. Kluizenaar Ergens op de Veluwe zijn N gaten in een lijn van het eerste naar het laatste gat gegraven. Op deze gaten liggen zware stenen. In één van deze gaten zit een kluizenaar, die je graag zou willen ontmoeten. Elke dag heb je voldoende tijd om één steen opzij te rollen, naar binnen te kijken en de steen weer terug te leggen (want je bent uiteraard netjes opgevoed). Als je de kluizenaar niet treft, ga je slapen om krachten op te doen voor de volgende dag. ‘s Nachts komt de kluizenaar uit het gat om in een aangrenzend gat te gaan zitten (dus vanuit gat i naar i-1 of i+1, tenzij i=1 V i=N omdat hij dan naar gat 2 resp. N-1 zal gaan), zodat hij de volgende dag mogelijkerwijs in het gat zit dat je de vorige dag leeg aan hebt getroffen. Verzin een strategie die ervoor zorgt dat je in zo min mogelijk dagen gegarandeerd met de kluizenaar in contact bent gekomen. De antwoorden van de puzzels in editie 2-3 zijn: Olifanten en bananen: 533 Paardenraces: 7
De commissie van SECTOR feliciteert de volgende studenten met het halen van hun bul: Dhr. J.C. Kooijman (MSc) Dhr. V.D. Warmerdam (MSc) Dhr. G.P. Groenendijk (MSc) Dhr. L.M. van Nieuwmegen (MSc) Dhr. J. Berkhout (MSc) Mw. J.V. Heinerman (MSc) Dhr. J.L.L.C.C. Janssen (MSc) Dhr. S.J. Beerenhout (MSc) Dhr. A.A. Sanders (MSc)
sector agenda & publicaties
Agenda
Publicaties
5 februari - LED
Bhulai, S., Yuan, T., Heidergott, B.F. & Laan, D.A. van der (2012). Optimal balanced control for call centers. Annals of Operations Research, 201(1), 39-62
Op 5 februari 2013 zal de jaarlijkse Landelijke Econometristen Dag plaatsvinden in Utrecht. Tijdens deze dag komen econometrie studenten samen om zich te oriënteren op de verschillende bedrijven waarbij zij een case kunnen volgen. De dag wordt afgesloten met een diner. Meer informatie zal te zijner tijd verschijnen op www.leditbeyourday.nl.
18 februari - Oriëntatiedag Op 18 februari zal er voor de bachelorstudenten weer de mogelijkheid zijn zich te orienteren op de keuze voor een master. Sprekers van zes verschillende bedrijven zullen hen hierbij helpen.
1 maart - Pubquiz MICompany In de binnenstad van Amsterdam zullen de Kraketters zich, samen de werknemers van MICompany, buigen over een aantal lastige vragen.
23 april - Inhousedag Optiver Op dinsdag 23 april 2013 zal de inhousedag met Optiver plaatsvinden. Eerst zal er een Question & Answer plaatsvinden met een trader om informatie te krijgen over het bedrijf en dag dag zal worden afgesloten met een pokertoernooi.
Bos, C.S., Koopman, S.J. & Ooms, M. (in press). Long memory with stochastic variance model: A resursive analysis for U.S. inflation. Computational Statistics and Data Analysis. Brink, J.R. van den, Funaki, Y. & Ju, Y. (in press). Reconciling Marginalism with Egalitarianism: Consistency, Monotonicity, and Implementation of Egalitarian Shapley Values. Social Choice and Welfare. Cerveira, A., Agra, A., Bastos, F. & Gromicho Dos Santos, J.A. (2012). A new Branch and Bound method for a discrete truss topology design problem. Computational Optimization and Applications, 39(12), 2968-2977. Creal, D.D., Koopman, S.J. & Lucas, A. (in press). General Autoregressive Score Models with Applications. Journal of Applied Econometrics. Hindrayanto, A.I.W., Aston, J.A.D., Koopman, S.J. & Ooms, M. (2013). Modeling trigonometric seasonal components for monthly economic time series. Applied Economics, 45(21), 3024-3034. Houba, H.E.D., Pham Do, K.H. & Zhu, X. (in press). Saving a River: A joint management approach to the Mekong River Basin. Environment and Development Economics. Abbas, K., Heidergott, B.F. & Aissani, D. (in press). A functional approximation for the M/G/1/N queue. Discrete Event Dynamic Systems. Lindner, I.D., Flores, R., Koster, M. & Molina, E. (in press). Networks and Collective Action. Social Networks.
46
SECTOR is een uitgave van
Kraket is de studievereniging voor Econometrie en Operationele Research aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De naam Kraket staat voor ‘Kritische Aktuarissen en Econometristen’.