Schrijf je me? Orlando Figes opnieuw aan zet In de Sovjet-Unie was men tijdens de stalinistische periode nooit zeker wat de volgende dag zou brengen. Dit ondervond ook Lev Misjtsjenko, tijdens de jaren 1930 een jonge wetenschapper in Moskou die in 1941 als plichtbewust communist naar het front trok. Na een jarenlang verblijf in een Duits concentratiekamp werd hij bij de bevrijding door het Rode Leger in 1945 onmiddellijk naar het werkkamp van Petsjora in het noorden van Rusland gestuurd. Zijn verhaal is niet uitzonderlijk. Lev was één van de vele tienduizenden Sovjetrussische krijgsgevangenen die na de oorlog op beschuldiging van collaboratie met de vijand voor jaren achter de prikkeldraad van een goelagkamp verdwenen. Het wedervaren van Lev zou misschien nooit de aandacht van een historicus getrokken hebben, mocht hij vanuit zijn benarde positie geen intense briefwisseling zijn begonnen met Svetlana (Sveta). Lev had haar leren kennen aan de universiteit van Moskou en had haar in 1941 voor het laatst gezien. Het resultaat is een correspondentie van meer dan 1200 brieven die de twee naar elkaar schreven tussen 1946 en Levs vrijlating in 1954. Sinds 2012 ligt hun verhaal overal in de boekhandel met de slimme
marketingtitel Schrijf je me? (oorspronkelijke titel: Just send me a word). Dat de populaire Britse historicus en Ruslandkenner Orlando Figes als auteur op de kaft prijkt, zal wel mee verklaren waarom het boek al maanden een bestseller is. De auteur laat Lev en Svetlana via hun brieven vooral zelf aan het woord. De uitvoerige citaten laten de lezer wat onbeschaamd binnengluren in een relatie van twee mensen die ondanks de fysieke verwijdering een echt koppel worden. Het woord liefde valt nagenoeg nooit. Hun brieven zijn dan ook nooit direct of sentimenteel, maar getuigen van een tedere bezorgdheid. De authenticiteit van hun gevoelens tijdens een barre tijd vormt dan ook de sterkte van het boek. Toch is Schrijf je me? ook voor de historicus nuttig. Het hoge tempo waarmee de twee elkaar schrijven (gemiddeld twee keer per week!) laat toe om bijna via een dubbeldagboek een idee te krijgen van het leven in een goelagkamp en in Moskou. Nu werden wel reeds meer getuigenissen over het leven in de sovjetkampen uitgegeven. En sinds het werk van Anne Applebaum (Goelag: een geschiedenis, 2003) hebben we reeds een genuanceerd beeld over de gevangenkampen in de Stalintijd.1 Maar de indrukwekkende briefwisseling van Lev en Svetlana is toch wel uitzonderlijk omdat zij een bijna wekelijkse scan geeft van de leef- en werkomstandigheden in Petsjora. Zo vinden we er een bevestiging van de vaststelling van Applebaum over de naoorlogse periode: de harde condities in de eerste jaren na de oorlog, de relatieve humanisering vanaf het midden van de jaren 1950 en de snelle en soms wanordelijke vrijlating van de gevangenen vanaf Stalins dood in 1953. Uit de brieven van Lev komt een repressief gevangenissysteem naar voor dat in vergelijking met de vooroorlogse jaren niet meer per se dodelijk was, maar dat nog altijd in staat was om gevangenen fysiek en psychisch helemaal te ondermijnen. Hieraan wil Lev niet toegeven en zijn wekelijkse brieven waren wellicht 1
Recensie in Post Scriptum, 2008, nr. 75, p. 15-21.
een manier om een deel van zijn wanhoop en frustraties van zich af te schrijven. Zonder hierover al te expliciet te zijn – bij elke brief loerde immers de kampcensuur om de hoek – schrijft hij over medegevangenen die elk gevoel van waardigheid verliezen, zich overgeven aan alcoholisme, met elkaar op de vuist gaan of hun makkers verraden om een bevoorrechte positie te krijgen of te behouden. Hij heeft het ook over het corrupte kamppersoneel dat er zelf dronken bij loopt en de eigen voorschriften voortdurend overtreedt. Maar Lev schrijft vooral over de vriendschap die hij met andere wetenschappers opbouwt en met wie hij zijn kennis van techniek en fysica kan delen. Zijn intellectuele nieuwsgierigheid en de wil om zich nuttig te maken in het kamp houden hem gans die tijd recht. De aangenamer werkregeling die hij krijgt bij zijn aanstelling tot technicus is dan ook niet alleen uit opportunistische motieven geïnspireerd, maar is ook ingegeven door een soort van plichtsbesef en arbeidsethos om zich nuttig te maken voor de gemeenschap. Het is voor de lezer een van de meest opvallende aspecten in het boek. Het verklaart waarom Lev zijn lot gedwee ondergaat en zich zelfs bijwijlen afvraagt of hij tijdens de oorlog inderdaad niet verkeerd handelde. Alhoewel Lev en Svetlana twee hun mening moeilijk kwijt kunnen in de brieven, klinkt zelden bitterheid over de straf, ook niet na Levs vrijlating. Via de brieven van Svetlana zien we Moskou op tien jaar tijd evolueren van een stad die na de oorlog nog regelmatig gekweld wordt door voedseltekorten naar een relatief bloeiende metropool tijdens de jaren 1950 waar wetenschap en cultuur zich ontwikkelden. Maar uiteraard gaan haar brieven vooral over Lev en haar obsessie om hem in Petsjora op te zoeken, wat ze ook meerdere malen doet… Dergelijke bezoeken aan de gevangenen waren na de oorlog theoretisch mogelijk, maar werden op alle mogelijke manieren ontmoedigd. De eindeloze bureaucratische rompslomp, de eigen beslommeringen van de familieleden en de onmetelijke afstand verklaren waarom gevangenen in de praktijk zelden of nooit iemand van hun naasten te zien kregen. Daarbij was een bezoek meestal beperkt tot een zeer korte tijdsspanne in
het bijzijn van een bewaker. Maar voor het kamppersoneel waren de sporadische bezoeken een extra bron van inkomsten door af en toe een oogje dicht te knijpen voor een langer verblijf waar een koppel intiemer met elkaar kon omgaan. Zo kreeg Svetlana tijdens haar tweede bezoek de gelegenheid om zelfs enkele dagen alleen samen te zijn met Lev. Alhoewel dergelijke contacten zeer uitzonderlijk waren in de geschiedenis van de goelag, zegt het veel over de verslappende aandacht in de werkkampen omstreeks 1950.
Foto van het clubhuis in het kamp en houtverwerkingsbedrijf van Petsjora
De bewerking van de briefwisseling tussen Lev en Svetlana was een kolfje naar de hand van Orlando Figes. Deze Britse historicus en veelschrijver raakte bekend met onder andere Natasja’s dans (2002) (over twee eeuwen cultureel leven in Rusland) en De Fluisteraars (2007) (over het angst- en terreurklimaat tijdens de Stalinperiode). Door zijn voorkeur voor egodocumenten en mondelinge getuigenissen kon hij in zijn boeken de ‘grote geschiedenis’ van Rusland steeds een menselijk gezicht geven. Zowel het grote publiek als de beroepshistoricus lustten er telkens
pap van. In Schrijf je me? richt hij zich in de eerste plaats tot de lezer die houdt van een goed en bijwijlen ontroerend verhaal in een historische setting. Voor degene die zich verder wil verdiepen in de stalinistische periode blijft de duiding bij de geschiedkundige achtergrond aan de magere kant. Een groot deel van het boek bestaat uit citaten van de vele brieven die weliswaar op een vlotte manier aan elkaar geschreven worden, maar fundamenteel weinig toevoegen over de geschiedenis van de goelag zoals deze door Applebaum is beschreven. Over de auteur moeten we eerlijkheidshalve kwijt dat de man de voorbije jaren een paar keer in opspraak kwam. Zo kwam Figes onder vuur omdat hij als ‘anonieme historicus’ in recensies zijn eigen boeken had bejubeld. En begin 2012 beschuldigden enkele collega’s-historici er hem van dat hij een aantal getuigenissen in De Fluisteraars zou hebben gemanipuleerd. Deze kans lijkt in het geval van Schrijf je me? bijzonder klein. Figes stond voor de productie van dit boek voortdurend in nauw contact met de familie Misjtsjenko en liet de transcriptie van de brieven naar eigen zeggen ook nog eens nalezen door een ‘native’ Rus. We willen dan ook afsluiten met een positieve noot. Simon Sebag Montefiore, die andere kenner van het 20ste-eeuwse Rusland, bejubelde in The Guardian het boek als een ‘unique contribution to Gulag scholarship as well as a study of the universal power of love’. Figes heeft bijgevolg het voordeel van de twijfel.
Patrick Praet
O. FIGES. Schrijf je me? Een verhaal van liefde en overleven in de Goelag. Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2012 – ISBN 9789076812433.