Schoolplan Vossius Gymnasium 2012-2015 Versie vastgesteld in de MR van 19 september 2013
Inhoud -
Het Vossius Landelijke ontwikkelingen Interne ontwikkelingen: Terugblik op Voornemens vorige Schoolplan Overige interne ontwikkelingen Naar een nieuw Schoolplan Doelstellingen en Prestaties 2012-2015 Activiteiten op Hoofdlijnen 2012-2015 Bijlage: Nulmeting Prestatiemonitor
Het Vossius Het Vossius Gymnasium is een openbare school waar sinds de oprichting in 1926 leerlingen op hoog niveau onderwijs krijgen zowel op cognitief, sociaal als cultureel gebied. Binnen en buiten het reguliere lesprogramma bieden wij zowel bij de alpha- als de bèta- als de kunst- en cultuurvakken onder en na schooltijd meer aan. Het klassieke lesprogramma - dat gebruik maakt van de nieuwe media- richt zich op gemotiveerde en leergierige leerlingen en leert hen een onderzoekende houding aan te nemen en te reflecteren op wat zij leren. Persoonlijke ontplooiing, zelfstandigheid en een optimale voorbereiding op academisch vervolgonderwijs zijn een groot goed. De school legt op basis van wat sinds de oprichting is opgebouwd, de lat hoog en streeft daarbij naar een optimale begeleiding van de leerling. Ze is een hechte gemeenschap, waarin leraren gemakkelijk voor leerlingen bereikbaar zijn en vindt het belangrijk met haar leerlingen een afspiegeling te zijn van de bevolking in Amsterdam en omliggende gemeenten.
Landelijke Ontwikkelingen Landelijk en ook binnen het Vossius groeit het besef dat de gymnasia een heterogene leerlingbevolking hebben en dat de school zich moet verhouden met een diverse populatie die grofweg bestaat uit een groep van 20% achterblijvers (onder wie relatief veel jongens die in de loop van de 2e klas hun motivatie verliezen), een middengroep van 60% en een groep excellente (deels hoogbegaafde, tegelijk soms ook onderpresterende) leerlingen van opnieuw 20%. Wat het laatstgenoemde cijfer betreft: de als bijlage bijgevoegde Nulmeting Prestatiemonitor laat zien dat in de afgelopen jaren gemiddeld 40% van de Vossius-eindexamenleerlingen deel uitmaakte van de 20% best presterende VWO-leerlingen in ons land. Deze genoemde drie groepen leerlingen vragen om een gedifferentieerde aanpak, ook binnen de reguliere les. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de toegenomen kennis binnen het Vossius van het diagnosticeren van de eerste en de derde groep leerlingen en inzichten binnen en buiten de school van het begeleiden van deze leerlingen op het vlak van leerstijlen, het motiveren van onderpresteerders etc..
De overheid creëert extra normen voor het slagen bij het eindexamen: vanaf 2012 dient het gemiddelde CE-cijfer 5,5 of meer te bedragen, vanaf 2013 mag er nog slechts 1 eindvijf zijn bij de vakken Engels, Nederlands en Wiskunde. Daarnaast komt er een extra rekentoets en worden de taalnormen bij NL aangescherpt. Tegelijk zijn er binnen het Wetenschappelijk Onderwijs steeds meer initiatieven (bijvoorbeeld via University Colleges) via verscherpte toelatingsnormen en selectie in de propedeusefase studenten binnen te krijgen die het voortgezet onderwijs verlaten met een goed cognitief niveau, onderzoeksvaardigheden en discipline. De Vossius-leerling lijkt door deze ontwikkelingen in het voordeel te zijn gezien het kwalitatief hoge aanbod van ons onderwijs. Het bestuursakkoord VO-Raad-OCW 2012-2015 formuleert de volgende ambities: Leerlingen behalen goede prestaties op de 3 kernvakken en worden breed gevormd. Scholen werken systematisch en controleerbaar aan het maximaliseren van de prestaties van leerlingen. Leraren signaleren verschillen tussen leerlingen en gaan daar op adequate wijze mee om. Excellentie wordt gestimuleerd, hoogbegaafdheid wordt ondersteund. De prestaties van de 20% beste leerlingen moeten stijgen. De school kent een cultuur waarin ook het leren van leraren en schoolleiding een belangrijke plaats heeft. Goed personeelsbeleid met systematisch gevulde bekwaamheidsdossiers is daarvoor een voorwaarde. Het Akkoord stipuleert bovendien dat de inzet van de extra door het Rijk gefourneerde incidentele middelen (ruim 100.000 euro) leidt tot het uitvoeren van een zogenaamde Nulmeting ( zie ook de bijlage) alsmede het formuleren van meetbaar geformuleerde resultaten in Schoolplannen en het vervolgens behalen van deze resultaten in respectievelijk 2013 en 2015. De landelijke organisatie van categorale gymnasia SHZG is begonnen een Honoursprogramma te ontwikkelen dat excellerende leerlingen de kans geeft om vanuit een basis van hoge gemiddelde cijfers en extra keuzevakken op de eigen school (landelijk) extra programma’s te volgen. Het heeft mede ten doel automatische plaatsing te garanderen bij decentrale selectie aan Universiteiten. Andere vergelijkbare initiatieven – waaraan het Vossius zeker zal participeren- zijn het HO-VO-Netwerk opgericht door VU/UvA en het initiatiefvoor de onderbouw dat genomen is door de Pre-University-afdeling van Leiden. Voor kwaliteitsmetingen staan de school al langer rapportages van de Inspectie en de landelijke vereniging van gymnasia SHZG ter beschikking alsmede de rapporten van kwaliteitscholen.nl ( opgesteld op basis van het bevragen van leerlingen, ouders en medewerkers). Het fenomeen collegiale visitatie, zoals dat nu binnen de SHZG wordt ontwikkeld, geeft nieuwe mogelijkheden. In de afgelopen jaren heeft het niveau van het vak Klassieke Talen landelijk regelmatig onder druk gestaan, waarbij vooral (vertaal)vaardigheden in het verdomhoekje kwamen. Het Vossius met zijn grote ambities op de Klassieke Talen zal alert moeten blijven en zich zo nodig in landelijke discussies moeten mengen. Er is een groeiende discrepantie tussen de media waarmee de leerlingen buiten de school werken (informele mobiele/digitale) en die welke binnen de school dominant zijn (meer formele als schriftelijk materiaal/boeken). Deze ontwikkeling vraagt enerzijds om het actueel houden van de hardware en software op school, anderzijds om verscherpte aandacht voor mediawijsheid. Daarbij onderstrepen we het grote belang van aandacht voor schrijf- en leesvaardigheid. De toename –binnen het rooster van de school- van het aantal dakpanuren en tussenuren in de bovenbouw maken een fundamentele heroriëntatie nodig op het aantal toegestane bijzondere vakkencombinaties en –vooral- de mogelijkheden voor docenten roosterwensen in te leveren.
- Ondanks het groeiende aanbod van gymnasia en andere categorale VWO-scholen in Amsterdam, lijkt er de komende jaren een tekort aan plaatsen te blijven. Dit hangt onder meer samen met de toename van de groep hogere inkomens in en rondom de stad. De toename van het aantal categorale scholen vraagt om voortdurende aandacht voor een goede communicatie met (potentiele) leerlingen, hun ouders en de maatschappelijke omgeving van de school. De ontwikkelingen m.b.t. de afnamedatum van de CITO-toets vragen om bezinning op de toegangsnormen tot de school. De 5 Amsterdamse gymnasia willen gezamenlijk afspraken maken over het afnemen van een of meer toetsen en het betrekken van de Leerlingvolgsystemen van de PO-scholen en overwegen zelfs om op basis van de uitslagen over te gaan op een ranking van aangemelde leerlingen. Het doel hiervan is om die leerlingen te selecteren die tot hun recht komen op een categoraal gymnasium en om de lotingsproblematiek te verkleinen. De in juli 2012 ook in de Eerste Kamer aangenomen wettelijke regelingen met betrekking tot de lengte van het schooljaar en het inzetten van roostervrije dagen maken een herbezinning op de precieze inrichting van het schooljaar 2013- 2014 en verder nodig; overigens dient het Vossius – op basis van een steekproef- de Inspectie een analyse te overleggen van de gerealiseerde uren in schooljaar 2011-2012 . De school is voor haar reguliere activiteiten bijna volledig afhankelijk van de bekostiging van de Rijksoverheid. Deze geeft echter al jaren geen vergoeding meer voor gestegen materiële kosten (als voor het onderhoudsgevoelige schoolpand en digitale voorzieningen) en ook de bekostiging van de personele uitgaven loopt al enkele jaren in toenemende mate uit de pas met de door onder meer CAO-ontwikkelingen alsmaar stijgende personeelskosten. De laatste zullen nog verder stijgen door de verhoogde personeelsinzet die voortkomt uit ontwikkelingen in de sfeer van de Onderwijstijd (de 1040-problematiek). De uit dit alles resulterende sluipende uitholling van het schoolvermogen vraagt om een grote alertheid op uitgaven en zet een rem op nieuwe investeringen voor de toekomst.
Interne ontwikkelingen: Terugblik op voornemens vorige Schoolplan De doelstellingen en activiteiten genoemd in het vorige Schoolplan – zie de pagina’s 7 t/m 13- waren gegroepeerd in 7 aandachtsgebieden. Deze waren erop gericht leerlingen met meer plezier te laten leren, leerlingen die ooit voor het Vossius gekozen hadden ook voor de school te behouden en de aansluiting op vervolgopleidingen verder te optimaliseren. 1. - Verbreding en verdieping: Alle daarin genoemde items zijn gestart en ontwikkelen zich in positieve zin: Er zijn extra verbredingslessen en verdiepingslessen naar keuze: uitgevallen uren zijn tot en met het schooljaar 2011-2012 vervangen in klas 1 t/m 3 en in de verdiepingslessen wordt een breed scala aan onderwerpen aangeboden. Vanaf 2012-2013 vindt er nog vervanging plaats in klas 1 en 2 en wel met behulp van zogenaamde steruren. De verdiepingslessen worden voor de klassen 1 en 2 gecontinueerd tot en met het schooljaar 2012-2013.Vanaf het schooljaar 2013-2014 werken we in de genoemde klassen tijdens een drietal periodes van het schooljaar met gastlessen van ouders ; leerlingen die dat willen kunnen voorts na schooltijd een cursus Spaans of Italiaans volgen. Cambridge Engels heeft inmiddels een plek gekregen binnen alle jaarlagen: in minimaal één klas per jaarlaag wordt dit aangeboden en in het laatste leerjaar haalt een tiental leerlingen zelfs het hoogste niveau( CPE) .
Herziening kunstaanbod onder en bovenbouw: Is verwezenlijkt. Alleen de poging om Wereldliteratuur van de grond te krijgen is mislukt. Versterking taalonderwijs: Zowel bij Frans (Delf) als bij Duits (Goethe) zijn er in de bovenbouw groepen gevormd die op hoger Europees niveau internationale certificeringen halen. Museumprogramma: is gerealiseerd en wordt bewaakt door de schoolleiding. Samenwerking universiteiten, uitnodigen gastsprekers: De toen gesignaleerde samenwerkingsverbanden zijn er nog steeds. Dit schooljaar is begonnen met het systematisch uitnodigen van gastsprekers in het kader van de donderdagmiddagmodules voor de vierde klas ( een per jaar wisselende keuze uit modules Rechten, Psychologie, Ondernemerschap en Communicatiewetenschappen) De maatschappij meer de school in: Alle vierde klassen gaan al een paar jaar een week op stage, waarbij naast het maatschappelijke aspect het beroepsorienterende steeds meer vorm krijgt. Een relatief nieuwe ontwikkeling is dat de tweede klassen tijdens de culturele week maatschappelijke werkzaamheden verrichten. In 2012 doen de derde klassen voor het eerst een korte maatschappelijke stage. Bij het uitwisselen met scholen uit andere delen van de stad met een meer diverse bevolking stonden de inspanningen niet in verhouding tot de bereikte resultaten. In dit kader zijn wij andere projecten gaan ontwikkelen om als gymnasium in contact te komen met bevolkingsgroepen voor wie het gymnasium relatief onbekend is ( zie hieronder bij 7). 2. - Keuzes bieden en verantwoordelijkheden geven aan leerlingen binnen het leerproces Daarbij werd met name gedacht aan: Gebruik V’ELO: De V’ELO blijft zich gestaag uitbreiden. De voorspelling dat over vijf jaar –dus nu – elk vak zijn eigen domein zou hebben en gebruiken is echter niet uitgekomen. In afwachting van nieuwe ontwikkelingen rond Magister of een ander soortgelijk programma, waarin elektronische leeromgevingen makkelijker en gebruikersvriendelijker opgenomen zijn, is het beter even te wachten met verder stimulerende maatregelen. Versterking Taalonderwijs: zie boven. Versterking Bètavakken: Daar is voorzichtige vooruitgang in: bij Techniek wordt er meer aandacht gegeven aan de bètakant van het vak; Wiskunde D is succesvol ingevoerd. De gezamenlijke ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden heeft een voorzichtige start gekend. Zie ook D2. Vakken niet volgen: Net als vijf jaar geleden wordt deze mogelijkheid weinig benut. Leerlingen die in Leiden meedoen met Pre-University of LAPP-Top mogen lesuren missen evenals leerlingen die op andere gebieden excelleren (bijvoorbeeld Muziek of sport). Voor de laatsten wordt een rooster op maat gemaakt. Verder levert het feit dat steeds meer leerlingen meer dan 1 extra keuzevak kiezen dakpanuren op. Maatjessysteem: De voorspelling dat de koppeling binnen de klas van sterke aan zwakke leerlingen nu verwezenlijkt zou zijn, is niet uitgekomen. Incidenteel zal dit wel gebeurd zijn en het is ook wel ingebracht binnen sectievoorzittersvergaderingen, maar klaarblijkelijk was hier geen draagvlak voor. Het maatjessysteem buiten de klas (bijles van bovenbouwleerlingen aan onderbouwleerlingen) is wel succesvol van de grond gekomen. 3. - Meer uitdaging voor getalenteerde leerlingen Pre-University en LAPP-Top: is blijvend succesvol met resp. tussen 5 en 10 deelnemers en 10 a 15 deelnemers per jaar. Vanaf 2013-2014 neemt het Vossius bovendien deel aan het Honoursprogramma-initiatief van de landelijke vereniging van gymnasia SHZG. Afwisselende werkvormen: staat continu op de agenda bij de vergaderingen van sectievoorzitters en sectiewerkmiddagen. Daaruit (en uit lesbezoeken) blijkt dat de traditionele werkvorm op het Vossius (het onderwijsleergesprek) minder wordt, maar zeker nog de overhand heeft. Pilot meergetalenteerden: Op dit moment is het Meta-project aan de gang in zowel de tweede als in de derde klas; op jaarbasis participeren zo’n 30 leerlingen; getalenteerde onderpresteerders worden steeds meer met nadruk uitgenodigd deel te nemen.
Cambridge, verdieping en meer zelfverantwoordelijkheid: zie boven. Capita selecta: Bij biologie en natuurkunde is men begonnen met het geven van colleges aan geïnteresseerde leerlingen over onderwerpen die in het gewone lesprogramma niet aan de orde komen. 4. - Meer samenhang binnen het onderwijs Samenwerking Techniek-Binask; Afstemming onderzoeksvaardigheden: zie boven. Samenwerking vakken aan projecten/onderwerpen: is meerdere keren aan de orde gekomen in allerlei gremia. Lijkt een basis gekregen te hebben na de studiedagen van december 2011 en februari 2012, waar secties bloksgewijs de te behandelen onderwerpen en vaardigheden hebben genoteerd, wat moet leiden tot betere afstemming. Toch zijn er al wat initiatieven waarbij vakken samenwerken. Van oudsher is er het profielwerkstuk waarbij een leerling twee vakken en dus ook twee begeleiders moet betrekken. Sinds twee jaar vindt er aan het begin van de eerste klas een inventarisatie van vaardigheden plaats die over de vakken heengaat. En in de culturele week bieden samenwerkende vakken per jaarlaag een gezamenlijk programma aan. 5. -Rendement verhogen Zowel de doorstroom onderbouw als de uitstroom onderbouw lagen vijf jaar geleden onder het gymnasiale gemiddelde. Door een aantal maatregelen is dit sterk verbeterd: te denken valt dan aan diagnostische toetsen in klas 1 aan het begin van het jaar om eventuele deficiënties tijdig te ontdekken en te verhelpen, invoering van teamvergaderingen, het efficiënter inzetten van hulplessen, de huiswerkklas en de invoering van het High Dosis Tutor-systeem. In 2011 lag onze doorstroom op de eerste klas na ( 92 om 91,2 %) hoger dan het gymnasiaal gemiddelde; afgezet tegen de gemiddelde VWO-cijfers in Nederland valt de doorstroom in de onderbouw nog wat tegen. Vooral in de bovenbouw steken onze cijfers gunstig af tegen de gemiddelde cijfers van de VWO-scholen en gymnasia in Nederland. 6. - Medewerkers meer aan school binden Een aantal in het vorige schoolplan genoemde maatregelen is succesvol genomen: zoals vermeerdering van het aantal reguliere contactmomenten tussen schoolleiding en medewerkers en medewerkers onderling, sectiefunctioneringsgesprekken, sectiewerkmiddagen en sectievoorzitterbijeenkomsten. Vooral de werkmiddagen waar good practice wordt gedemonstreerd zijn succesvol en zouden uitgebreid moeten worden. Ook is een aantal docenten tot de LD-schaal bevorderd. De website is meer dynamisch gemaakt en toont veel beter wat er in de school gebeurt. Medewerkers en leerlingen kunnen zelf materiaal aanleveren en voelen zich zo meer betrokken bij het gezicht van de school. Medewerkers bewaken zorgvuldig hun tijd en weten toch aanwezig te zijn bij allerlei naschoolse activiteiten. 7. - Streven naar betere afspiegeling van de Amsterdamse bevolking De laatste jaren zien we in onze leerlingenpopulatie een lichte groei van het aantal leerlingen uit andere sociale groepen dan de gebruikelijke. Deze ontwikkeling wordt ondersteund door goede contacten met relevante basisscholen, investeringen in de zogenaamde koude en warme overdracht van gegevens over leerlingen, alsmede de activiteiten ontwikkeld met de andere gymnasia in de stad ( Spitsklas, Huiskamer, pr-materiaal).
Overige interne ontwikkelingen
Onderwijs: -De school scoort hoog op cognitief, sociaal en cultureel terrein; het eerste blijkt onder meer uit de goede eindexamenresultaten waarmee de school in 2012 tot de 2% beste scholen van het land en de 10% beste categorale gymnasia behoort. De eindexamencijfers voor Grieks en Latijn tezamen zijn de hoogste van het land. Daarentegen vielen de CE-resultaten van Nederlands de laatste jaren wat tegen – waarbij 2012 en 2013 overigens een flinke verbetering lieten zien- en scoren we met economie op een gemiddeld VWO-niveau. -Leerlingen voelen zich thuis op school (blijkt uit enquêtes), mede ook omdat de school beschikt over enthousiaste vakmensen (blijkt ook uit enquêtes). Vakdocenten beschikken over een grote autonomie op hun vakgebied (voor wat betreft detaillering vakinhoud, gebruikte didactiek, gebruik ICT-VELO). De keerzijde hiervan is onder meer dat de samenhang tussen de verschillende vakken hier en daar ontbreekt dan wel niet zichtbaar wordt gemaakt voor de leerling. -Het Vossius trekt vanouds veel getalenteerde leerlingen en deze voelen dat ze mogen excelleren. De school biedt leerlingen die meer willen en kunnen/ zeer begaafd zijn in de onderbouw en zeker de bovenbouw veel aanbod binnen en buiten de school. Afgezien van het metaprogramma in de onderbouw en het profielwerkstuk in de bovenbouw is de school er nog niet op ingesteld proactief getalenteerde leerlingen maatwerktrajecten te laten volgen en hen daarbij te begeleiden; het Honoursprogramma van de SHZG zal hier vrijwel zeker verandering in gaan brengen. Overigens is er in en buiten de school veel mogelijk voor getalenteerde leerlingen na overleg met leerling, ouders, mentor en betreffende conrector. Excellerende en niet excellerende leerlingen hebben de mogelijkheid in de bovenbouw (redelijk ongelimiteerd) te kiezen uit een aanbod van keuzevakken, in ook bijzondere combinaties, met als keerzijde dat de goede roosterbaarheid in gevaar is gekomen. Leerlingen met belangstelling voor onder meer muziek en theater kunnen hun kunsten voorts tot op hoog niveau ontwikkelen binnen de ensembles en theatergroepen. De school heeft veel praktische ervaring met begaafde leerlingen en bouwt op dit moment de nodige ter zake nuttige orthopedagogische kennis op, vooral waar het de meer problematische/de onderpresterende hoogbegaafde leerlingen betreft: naar schatting een derde van de 5 a 10% hoogbegaafde leerlingen. Hierbij speelt dat de leerlingvolgsystemen vooralsnog beter de eindresultaten van leerlingen vastleggen dan de progressie die zij maken. -De school biedt 4e klas C&M en E&M-leerlingen in de vorm van modules extra vakken aan. Ondernemerschap/onderhandelen/ sociologie/politicologie wordt naast/ in plaats van het huidige aanbod overwogen. -Uitvaluren worden naar vermogen met alternatieve lessen ingevuld. Deze aanpak zet wel de financierbaarheid van de school verder onder druk. -Het 45-minutenrooster geeft leerlingen regelmatig exercitie maar zet ook samen met de in omvang beperkte klaslokalen een rem op didactische variatie en het bedienen van deelgroepen in het leerlingenbestand. Anderzijds vindt die variatie wel plaats door de afwisseling (onderbouw 7 uur per dag) van lesstijlen en onderwerpen elke dag. Versnippering kan actief worden tegengegaan door het aanvragen van blokuren. -In de klassen 4,5 en 6 worden de schriftelijke PTA’s goed over het schooljaar verspreid. Praktische opdrachten als mondelinge presentaties kennen minder scherpe tijdsaanduidingen, waardoor met name tegen het einde van het jaar wel eens congestie dreigt.
Begeleiding -Het Vossius kent een uitgebreide leerlingbegeleiding. We trachten zowel leerlingen die behoefte hebben aan extra ondersteuning als leerlingen die uitdaging nodig hebben aandacht te bieden. De begeleiding is inmiddels in extenso beschreven in het Zorgplan. Verder wordt duidelijk dat het systeem van hulplessen in de 3e klassen minder goed werkt/gewerkt heeft; deze zijn inmiddels afgeschaft, leerlingen kunnen zich wenden tot het bijlessysteem van goede bovenbouwers. -De school meet systematisch bij leerlingen het functioneren van de individuele leraren, bevraagt alle leerlingen elk jaar over de plus- en minpunten van de school en betrekt deze gegevens ook bij de jaarlijkse planvorming. Datzelfde geldt voor de jaarlijkse prestatieoverzichten van de categorale gymnasia en de Inspectie-uitkomsten. Bij de jaarlijkse tevredenheidsmeting onder onze 3e klasleerlingen is de relatief lage tevredenheid over de mentor overigens opvallend ( in 2012 het cijfer 6,2, binnen een gemiddelde tevredenheid van 7,1). Ook vanuit de Leerlingenraad komt het signaal dat informatie over bijzondere activiteiten/ontwikkelingen te laat bij de leerlingen komen. Ook noemt zij dat mentoren te vaak problemen met leraren rond SO’s /PW’s niet serieus nemen. De in 2013-2014 startende leerlingbevragingen rond het functioneren van de mentor kan veel nuttige informatie opleveren.Overigens heeft het Vossius van oudsher kritische leerlingen die niet snel tevreden zijn. -Leerlingen zijn organisatorisch zeer actief op school met leerlingbegeleiding (juniormentoraat, bijles), toernooien, presentaties, feesten; de participatie aan organen als de leerlingenraad loopt daarbij de laatste jaren wat achter – naar het schijnt omdat het te weinig status heeft . Ook leidt de schoolkrant op dit moment een instabiel bestaan, hoewel de weg omhoog weer gevonden lijkt. Organisatie -De meeste secties kennen een goede leeftijdsopbouw, waardoor een overdracht van kennis en ervaring in de sfeer van meester-gezel mogelijk is. De school geeft leraren veel mogelijkheden in tijd en geld om zich bij te scholen, houdt echter de competenties van leraren nog niet systematisch bij. Daar worden wel voorbereidingen toe getroffen (bekwaamheidsdossier). -Er is sprake van een platte organisatiecultuur met een goed bereikbare schoolleiding. Er is geen cultuur van onnodige vergaderingen. Medewerkers ontmoeten elkaar en wisselen veel uit in de lerarenkamer. -De school beschikt over een uitgebreide interne (ook digitale) communicatieve infrastructuur. Leerlingen vinden soms wel eens dat hun mentoren sneller over bepaalde belangrijke zaken/ontwikkelingen zouden kunnen communiceren. -Door de vele bijzondere activiteiten in het jaarrooster ontstaat er ook in sommige periodes een zekere onrust, als veel activiteiten samenvallen en er twee weken achtereen geen normale schoolweek is. -Het schoolgebouw staat in een rustige buurt met fraaie bebouwing en dat wordt door de leerlingen gewaardeerd. Anderzijds is de school zo vol, dat het vooral na pauzes (te kleine kantine) in en rond de school een troep is. Dit vereist een proactief beleid rond de aandacht voor het gebouw zowel bij concierges als docenten en leerlingen. -De eigen lokalen Lichamelijke Opvoeding voldoen qua omvang niet meer aan de hedendaagse normen; er is verder structurele behoefte aan een extra biologielokaal, met name met het oog op practica. -Het Vossius heeft een actief ouderbestuur dat goede raad geeft en een handje toesteekt bij presentaties en dergelijke. Ook zijn zij bezig actief de participatie van en cohesie tussen ouders te
verbreden door het installeren van een systeem van klassenouders ( dat erop gebaseerd is dat ouders vooral zelf mentoren/coordinatoren benaderen en dat structurele problemen besproken door het ouderbestuur worden aangekaart bij de rector). Financiën/personeel: -Zoals bij veel scholen in Nederland staan de financiën onder druk en daarmee de mogelijkheden tot investeren/bijzondere extra programma’s.
Naar een nieuw Schoolplan Het Vossius is een school die erop gericht is leerlingen plezier in het leren te geven en die presteren hoog in het vaandel heeft staan. Bovendien heeft het een schoolpopulatie die veel aan kan en vaak een academische vervolgopleiding kiest. In dat kader ligt het voor de hand de komende jaren fors in te zetten zowel op het verder verhogen van de leerprestaties als het leerplezier van de leerlingen en de inhoudelijke aansluiting van de school op de Universiteit scherp in de gaten te houden. De school staat voorts bekend om zijn degelijke organisatie. Dat deze constatering niet tot zelfgenoegzaamheid mag leiden spreekt voor zich: wat al goed is mag dan ook gerust verder verbeterd worden. In het onderstaande volgen nu de nagestreefde Doelstellingen/Prestaties alsmede de daartoe voorgenomen Activiteiten. In de Bijlagen treft u nog enige aanvullende informatie aan conform Artikel 24 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs. In de bijlagen 1, 2 en 6 gaat het om Algemeen beleid, in bijlage 3 om beleid op het vlak van Begeleiding van leerlingen en bij de bijlagen 4 en 5 om Personeelsbeleid.
Doelstellingen en Prestaties 2012-2015 Algemeen: er wordt beter gemaakt wat goed is. Onderwijs 1. De cognitieve kant van de school wordt verder vormgegeven door verdieping binnen het bestaande vakkenpakket te faciliteren en niet door het uitbreiden van het bestaande aanbod. De school blijft haar leerlingen zowel onder als na schooltijd een brede vorming aanbieden die zich (vaak) niet laat meten in (eindexamen)cijfers. Tegelijk wil de school ook voor enkele meetbare prestaties staan. Zo wil zij het gemiddelde CE-cijfer van 2012 ( 7,1) handhaven en de situatie bestendigen dat het verschil tussen het gemiddelde SE- en het gemiddelde CE-cijfer niet groter is dan 0,1. Voorts wil de school streven naar minimaal een gemiddeld CE-cijfer van 6,8 voor de jaren 2013- 2015 voor alle individuele vakken. Dat betekent in vergelijking met het jaar 2012 voor NL een verhoging met 0,2, voor Eco met 0,3, Wisk A met 0,3 en Mu met 0,3. Verder wil de school het percentage N-profielkiezers van 2012 ( 66%) handhaven. Voorts willen we voor de in de Prestatiemonitor verwoorde stelling “Alle leerlingen krijgen instructie en verwerkingsopdrachten op het niveau dat bij hen past” van een 3,25( 2,83) naar een 3,5 en wil de school de score bij de stelling “De school werkt resultaatgericht aan de verbetering van de opbrengsten en toetsen/schoolexamens verhogen van 2,83 ( 2,63) naar 3,5. 2. Leerlingen ervaren meer samenhang tussen de activiteiten, vaardigheden en onderwerpen bij de vakken. Het aanleren van samenwerkings-, presentatie- en onderzoeksvaardigheden is in alle leerjaren zichtbaar in het curriculum.
Het aanleren van lees- en schrijfvaardigheid is – uiteraard met het vak Nederlands als trekker- in alle leerjaren en bij alle vakken zichtbaar in het curriculum en wordt ook systematisch door eenieder getoetst. Het aanleren van mediawijsheid ( met name het aspect van selectie uit de veelheid aan kennis) bij zowel docenten als leerlingen komt in het curriculum/ in bijscholingsprogramma’s. Daarin ook aandacht voor het verhogen van de interactiviteit van lessen met digitale hulpmiddelen. 3. Tijdens de lessen vindt meer gerichte aandacht ( instructie/verwerkingsopdrachten) plaats voor zowel de groep van achterblijvende als hoogst presterende leerlingen en voor de best presterende leerlingen komen meer maatwerkmogelijkheden. Begeleiding leerlingen 4. De leerlingtevredenheid, zoals blijkend uit de 3e-klas-tevredenheidsenquete van kwaliteitscholen.nl stijgt de komende jaren van gemiddeld 7,1 in 2012 naar 7,4 over de jaren 2013-2015. De tevredenheid over de mentor stijgt op dezelfde wijze van 6,2 naar 6,5. 5. De gemiddelde doorstroom in de onderbouw verbetert van 89,7 (ijkjaar 2011) naar 90,1 over de jaren 2012-2015. Organisatie 6. Er wordt via het jaarrooster meer rust gecreëerd in de schooldag/in de schoolweek. 7. Alle in de Schoolgids gegarandeerde vakken ( dwz t/m het eerste extra keuzevak) worden dakpanloos ingeroosterd en tussenuren voor leerlingen worden beperkt tot maximaal 6 lesuren per lesweek en max. 2 lesuren per dag. Personeel/financiën 8. Beginnende docenten worden proactiever en intensief vakmatig en pedagogisch-didactisch begeleid, zodanig dat de score in de Prestatiemonitor bij de stelling “beginnende docenten zijn tevreden over de begeleiding”stijgt van 66,7 nu naar gemiddeld 75% over de jaren 20132015. 9. De na- en bijscholing van leraren vindt systematischer plaats. De functioneringsgesprekken zullen daarbij een grote rol spelen. Bekwaamheidsdossiers worden opgebouwd, mede op basis van een studiedag in oktober 2012 10. De sterke en zwakke kanten van een leraar spelen een grotere rol bij de keuze waar hij/zij voor wordt ingezet. 11. De mogelijkheden een grote gymzaal onder de binnenplaats te creëren en daarmee ruimte te maken voor andere ruimtelijke verschuivingen binnen de school ( bio-lokaal, grotere kantine) worden op haalbaarheid onderzocht, mits externe onderzoeksmiddelen gevonden kunnen worden, en zo mogelijk in subsidieaanvragen vertaald.
Activiteiten op hoofdlijnen 2012-2015 Onderwijs 1. Het Vossius komt tot een betere afstemming tussen de vakken via informatie vanuit de secties over de jaarindeling. Op studiemiddagen zal veel tijd besteed worden aan good practice: docenten vertellen over hun ervaringen met het aanleren van vaardigheden en
onderwerpen die bij meerdere vakken aan de orde komen en met pedagogische en didactische werkvormen die van nut zijn voor een ieder. Gezien de variëteit aan activiteiten en mogelijkheden voor leerlingen hebben van boven- of buitenaf opgelegde projecten geen prioriteit. Verdieping aanbrengen is wel belangrijk. Zo gaan we bij de Moderne Vreemde Talen door met het beleid Doeltaal=Voertaal. Er komt een uitgewerkt Stijlboek en voor de verschillende jaarlagen/secties worden handreikingen gedaan om tot gezamenlijke formats en beoordelingsmodellen te komen voor schrijfvaardigheid en presentaties. De schoolleiding brengt het streven en de mogelijkheden tot inhoudelijke samenhang aan de orde tijdens sectiegesprekken, op basis van een digitaal overzicht van vakinhouden en vaardigheden per jaarlaag/sectie. 2. De best presterende leerlingen zullen in de gelegenheid worden gesteld deel te gaan nemen aan programma’s als Honoursprogramma, Gymnasium Cum Laude, HO-VO-netwerk en PreUniversity voor de onderbouw, naast het al bestaande Pre-University en LaPPtop voor de bovenbouw. We gaan verkennen of ook nadere samenwerking met Academies voor Beeldende Kunst en Conservatoria tot de mogelijkheden behoort. Verder gaan we onderzoeken of aanpakken van collega-scholen, zoals excellente onderbouwers alvast laten starten met vakken als Wiskunde D of excellente bovenbouwers naast bijlessen ook af en toe gewone lessen laten geven, mogelijk zijn. In sectiefunctioneringsgesprekken zullen de examenresultaten een belangrijke rol vervullen. Hetzelfde geldt voor de voornemens ten aanzien van een gerichtere aandacht voor de 20% best en 20% slechtst presterende leerlingen, waarbij de prioriteit gelegd wordt bij vakken die in de klas minder differentiëren. Daarnaast komt aan de orde dat leerlingen aan het begin van een rapportperiode inzicht zouden moeten hebben in de voor de PW’s te leren stof en moet geborgd worden dat elk PW/elk PTA door 2 collegae vooraf wordt besproken op niveau,inhoud,normering en het toevoegen van bonusvragen in het kader van differentiatie. Ook zullen Algemene Personeels Vergaderingen ( APV) en de Amsterdamse gymnasiumdagen aan deze onderwerpen aandacht besteden. 3. Er wordt onderzoek gedaan naar het praktische gebruik van tablets in en na de les en daarbij verkenning van digitale educatieve software , om didactische werkvormen te vernieuwen en tevens ook om differentiatie binnen klasverband te stimuleren.
Begeleiding 4. Bij de toelating van nieuwe leerlingen grotere aandacht besteden aan de instroomprocedure: met name wordt gedacht aan het testen van de motivatie van de aanstaande leerling, nu de CITOtoets niet meer een rol kan spelen. Daarbij zijn we erop gespitst geen testen te kiezen waarvoor getraind kan worden. 5. Leraren zijn voortaan altijd en schoolleiding zoveel mogelijk aanwezig bij begeleidende activiteiten buiten de directe lessfeer als team- en rapportvergaderingen. Binnen de rapporten teamvergaderingen wordt er meer aandacht besteed aan de drie niveaugroepen in de klas. De rapportvergaderingen moeten terdege voorbereid worden door mentor en coördinator. Op APV’s ruimte scheppen voor overlegmoment coördinator en alle mentoren van zijn/haar jaarlaag. Ook jaarlijks een startmoment creëren van coördinator en mentoren alsmede een (bij) scholing voor startende/minder ervaren mentoren. 6. Schoolleiding en coördinatoren zien erop toe dat de mentoren in de klassen 1 t/m 4 tijdig informatie over bijzondere activiteiten krijgen en verspreiden.
7. Bij het verbeteren van de doorstroom in de onderbouw spelen naast de activiteiten bij 5 de volgende activiteiten een rol: het gestarte scannen van de vaardigheden in de eerste klas; betere overdracht tussen mentoren en startbijeenkomst aan het begin van het jaar; samenhang aanbrengen in de begeleiding van de leerling met name als huiswerk slecht gemaakt wordt; samenwerking tussen de vakken; maatjesbeleid binnen de klas; oefeningen in concentratie in de verdiepingslessen en binnen het bekwaamheidsdossier deze middelen prioriteit geven. 8. M.b.t. extra hulp aan 3e klassers gaan we verder op de inmiddels ingeslagen weg: geen hulplessen meer doch eventueel bijlessen door goede bovenbouwers. Idem voor 4e klassers die moeite hebben met de relatief nieuwe vakken ( Sk, event. Eco). Overigens zullen deze vakken reeds in de 3e klas zo worden aangeboden dat leerlingen zich een goed beeld van de bovenbouwstof kunnen vormen. Organisatie 9. Op verzoek kunnen secties of individuele docenten meer blokuren aanvragen. Externe activiteiten worden gerichter ingeroosterd; bij bijzondere activiteiten zal minder huiswerkvrij worden gegeven en zal beter worden gecommuniceerd welke leerlingen niet in de reguliere lessen kunnen worden verwacht. Gangen zijn alleen voor werkende leerlingen. Er wordt onderzoek gedaan naar vaste PW-momenten. 10. Uit tevredenheidsenquêtes onder personeel blijkt dat er meer tevredenheid is over de reinheid van de school. 11. Het taalniveau van de leerlingen wordt systematisch vastgelegd en gevolgd in Magister.
Personeel/financiën 12. In het te ontwikkelen bekwaamheidsdossier dat we aan het einde van het schooljaar 20132014 op orde willen hebben, is er ook ruime aandacht voor jaarlijks persoonlijk plan bij scholing: die wordt deels gestuurd door de individuele docent, deels door de schoolleiding op grond van voor het Vossius belangrijke schoolontwikkelingen ( bijvoorbeeld: in een les diverse groepen kunnen bedienen); daarbij gaan we ervan uit dat elke docent zich regelmatig met academisch materiaal/via academische cursussen bijschoolt. In samenhang daarmee worden de functioneringsgesprekken gestroomlijnd qua vormgeving, doel en uitwerking ( aansluiting handelen docent op doelen/activiteiten Schoolplan). Kwalificaties worden systematischer vastgelegd, peer-to-peer-reviews voor alle collega’s en zelfevaluaties worden daarbij betrokken Bij alle docenten wordt bekeken of er ruimte voor ontwikkelingstaken is binnen de uren die automatisch beschikbaar zijn voor bijscholing. Het bekwaamheidsdossier plus bijbehorende scholing geldt ook voor het OOP. Ook wordt gekeken naar de aansluiting van de ontwikkeling van de docent op de algemene uitdagingen waar de sectie voor staat. 13. Er wordt gerichter gestuurd op C-taken. De LD-docent krijgt daar een grotere rol in: een deel van de C-taken vallen binnen zijn taak en competenties. 14. Er wordt gerichter gestuurd op de lesverdeling van de secties (verdeling sterke/zwakke; ervaren/onervaren docenten), vooral met het oog op lastige klassen 15. Voor het verbeteren van de maatwerkmogelijkheden van de best presterende leerlingen worden ( jaarlijks groeiende) middelen uitgetrokken.
16. Oud-leerlingen worden systematischer bij de school betrokken ( sponsorwerving, inzet kennis in de klas/voor de school; leerlingen die drie jaren van school zijn wordt jaarlijks gevraagd een oordeel uit te spreken over de waarde van de Vossius-opleiding voor vervolgopleidingen).
Bijlagen Bijlage 1 Aanvaarding materiële en geldelijke bijdragen Het Vossius is voor zijn financiële middelen vooral afhankelijk van de nationale en gemeentelijke overheid. Daarnaast maakt het dankbaar gebruik van de jaarlijkse vrijwillige bijdragen van de ouders van de leerlingen. Incidentele (sponsor-)bijdragen ( van commerciële partners) zijn welkom bij onder meer bijzondere aanschaffingen of bij feesten ( De Bond). De rector behoudt zich het recht voor aanbieders van bijdragen te weigeren, om de onderwijskundige autonomie en integriteit van de school te waarborgen.
Bijlage2 Het openbare karakter van de school Als openbare school is het Vossius Gymnasium toegankelijk voor leerlingen van alle gezindten en overtuigingen die voldoen aan de minimumcapaciteitseisen die jaarlijks in de Schoolgids geformuleerd worden. Het Vossius Gymnasium draagt in zijn onderwijs geen enkele overtuiging van politieke of religieuze aard uit, wil zijn leerlingen tegelijk wel op de hoogte brengen van en inzicht geven in de diversiteit aan denken binnen onze samenleving.
Bijlage 3 Zorgvoorzieningen De school beschikt over een zeer uitgebreid Zorgplan dat nu niet is bijgevoegd maar voor eenieder te vinden is op www.vossius.nl ( klikken op ‘Vensters voor Verantwoording’ en vervolgens op ‘Onderwijsbeleid’).
Bijlage 4 Personele maatregelen in het kader van het onderwijskundig beleid -Binnen het Vossius Gymnasium zijn afspraken gemaakt m.b.t. het bijhouden van Bekwaamheidsdossiers en het voeren van functioneringsgesprekken. Zie hieronder bij de Uitwerkingen bij Bijlage 4. -Het Vossius heeft criteria geformuleerd die gebruikt kunnen worden bij sollicitatiegesprekken voor nieuwe leraren. Zie hieronder bij de uitwerkingen bij Bijlage 4. -Binnen het kader van de CAO VO heeft het Vossius een beleid voor na- en bijscholing. Jaarlijks biedt de schoolleiding medewerkers gezamenlijke vormen van scholing aan. Tevens is er een beleid voor scholingsinitiatieven afkomstig van een of meer medewerkers. Zie hieronder bij de uitwerkingen bij Bijlage 4.
Bijlage 5 Beleid inzake evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in de schoolleiding
Binnen het personeelsbestand van het Vossius houdt het aantal mannen het aantal vrouwen in evenwicht. In dit kader streeft de school ernaar binnen de schoolleiding hetzelfde evenwicht te bereiken. Op het moment van formuleren van het Schoolplan bestaat de schoolleiding uit 2 mannen en 1 vrouw. Bijlage 6 Kwaliteitsbeleid -Wijze van bewaking kwaliteit. Elk jaar na het bekend worden van de Eindexamenuitslagen zet de schoolleiding de gemiddelde SE-, CE- en Eindcijfers op een rij, zowel integraal als per vak. Daarbij neemt zij in ogenschouw of de gemiddelde SE- en CE bij elkaar zijn gebleven. In de loop van het daarop volgende schooljaar vergelijkt de schoolleiding de prestaties van de school met die van de overige gymnasia en overige VO-scholen in ons land ( gegevens SHZG respectievelijk Inspectie). Elk jaar na de laatste rapportvergaderingen zet de schoolleiding de door- en afstroomcijfers van de verschillende jaarlagen op een rij en vergelijkt deze vervolgens in de loop van het schooljaar met die van de overige gymnasia en overige VO-scholen ( gegevens SHZG resp. Inspectie). Elk jaar wordt voor de helft van de leraren een klassenbevraging georganiseerd op basis van de speciale gymnasium-vragenlijst van kwaliteitscholen.nl. Deze bevraging bevat vragen die aansluiten op de competenties van de wet BIO. In november worden de klassen 1 t/m 4 bevraagd op hun mentor. Elk jaar worden in het kader van Vensters voor Verantwoording leerling- en oudertevredenheidsonderzoeken uitgevoerd in de gehele derde jaarlaag. -Wijze van vaststellen maatregelen ter verbetering van kwaliteit. Deze worden vastgesteld, afhankelijk van de aard van de maatregelen, in individuele functioneringsgesprekken, in gesprekken tussen schoolleiding en secties die zo mogelijk jaarlijks plaatsvinden, in de 3 a 4 maal per jaar plaatsvindende gesprekken tussen schoolleiding en sectievoorzitters resp. jaarlaagcoordinatoren alsmede binnen de MR.
Uitwerking Bijlage 4 Personele Maatregelen: Het Bekwaamheidsdossier/functioneringsgesprekken 1). Aanleiding De Wet op de Beroepen in het Onderwijs schrijft voor dat elke school van al zijn leraren een zogenaamd Bekwaamheidsdossier gaat bijhouden. De achterliggende redenering: voor goed onderwijs heb je in ieder geval goede leraren nodig. Daarom is het de plicht van de overheid duidelijke kwaliteitseisen te stellen aan die leraren: de bekwaamheidseisen waaraan elke leraar moet voldoen. Uiteraard dient de kwaliteit van een leraar op peil te worden gehouden en verder ontwikkeld door stimulerend personeelsbeleid. Het aanleggen van een Bekwaamheidsdossier is een instrument voor zo'n beleid. Inhoud en vorm van het dossier zijn overigens niet wettelijk geregeld. De volgende documenten kunnen er deel van uitmaken: diploma's, cv, beschrijving schoolloopbaan, persoonlijk ontwikkelingsplan, persoonlijke portfolio's, leerling- en collega-bevragingen, verslagen van functioneringsgesprekken etc. 2). Uitgangspunten We willen een aanpak die invulling geeft aan de betekenis van het Bekwaamheidsdossier, niet tot onnodige bureaucratie leidt en zoveel mogelijk aansluit bij de huidige aanpak van de functioneringsgesprekken op het Vossius( tenminste 1 gesprek per 2 jaar, op verzoek van een van beide partijen vaker).
De niet-leraren krijgen zoveel mogelijk dezelfde aanpak. Ook hun functioneren is voor de school van het grootste belang. 3) Concrete Aanpak +Eenmalig te verzamelen bij gelegenheid van het eerstkomende functioneringsgesprek We brengen in het Vossius-personeelsarchief de volgende materialen bij elkaar - cv van de betrokken werknemer inclusief beschrijving van zijn/haar schoolloopbaan ( op het Vossius en daarbuiten); maakt betrokkene zelf ( eerder gemaakte versie even bijstellen) - kopie van de diploma’s/getuigschriften van betrokkene: kopieën uit het archief van Spaarnesant in Haarlem; regelt Vossius-adminsitratie +Een week Voorafgaand aan elk functioneringsgesprek beschikbaar voor medewerker en leidinggevende: - ( bij leraren:)de resultaten van de leerlingbevraging van 2 klassen van betrokkene ( de eind aug. 2012 op initiatief van het Vossius Gymnasium bijgestelde versie van Kwaliteitscholen.nl met 55 vragen, geordend naar resp. Interpersoonlijke, Pedagogische, Vakinhoudelijke en didactische, Organisatorische en Gymnasiale competentie- de laatste met 5 nieuwe vragen); regelt Vossiusadministratie; we streven ernaar bij het afnemen van de bevraging altijd 2 begeleiders aanwezig te hebben ( medewerker administratie plus leraar die klas op dat moment lesgeeft; de laatste wordt vervangen indien de bevraging hem/haarzelf regardeert); mede op basis van discussie in de MR is overigens instemming gevraagd en verkregen met het continueren van de praktijk dat een leraar de resultaten van de 2 klassenbevragingen gemixt aangeboden krijgt; in de afweging tussen het garanderen van de anonimiteit van de klas en het voor de leraren mogelijk maken met een bep. klas een gericht gesprek te voeren, hebben we het eerste het zwaarst laten wegen, mede omdat zo’n gesprek te allen tijde ook op een andere basis gevoerd kan worden - ( bij alle overige medewerkers:) de resultaten van een bevraging ( ook beschikbaar op Kwaliteitscholen.nl) van een groep van (vier) direkt betrokken collegae; regelt Vossius-administratie - (bij leraren:) een door betrokkene zelf gemaakte sterkte-zwakte-analyse van hem-/haarzelf tegen de achtergrond van de hierboven genoemde competenties en vragen; dit kan efficiënt m.b.v. de vragenlijst die te vinden is via http://www.onderwijscooperatie.nl/onderwijscooperatie-instrumenten-login_qs.html; we vertrouwen erop dat de door de overheid gesubsidieerde organisatie die deze website beheert, de resultaten alleen aan de invuller ter beschikking stelt - ( bij alle overige medewerkers:) een sterkte-zwakte-analyse tegen de achtergrond van de functiebeschrijving van betrokkene; regelt betrokkene zelf + Inhoud functioneringsgesprek met ingang van het eerstvolgende: - gesprek toespitsen op de ontwikkeling van betrokkene: hoe houdt hij/zij zijn/haar vak bij ( academische materialen/cursussen), welke hiaten zijn er tegen de achtergrond van de bovengenoemde materialen en de ambities in het lopende Schoolplan/binnen de sectie en hoe zouden deze verholpen kunnen worden ( bijscholing, coaching) en welke carriere-ontwikkeling is gewenst/haalbaar; bij de laatste twee vragen ligt het initiatief in het gesprek in eerste instantie bij de medewerker; n.b. de medewerker neemt de door hem/haar gemaakte sterkte-zwakte-analyse mee naar het gesprek; - ruimte houden in het gesprek voor thema’s als werkdruk, knelpunten in de omgang met collega’s etc + Uitnodiging voor het gesprek/ Verslag van de afspraken in het gesprek - Uitnodiging voor het functioneringsgesprek gaat nog eens in op het hierboven genoemde en komt 4 weken voor de datum van het gesprek bij de medewerker binnen - Binnen een maand is een verslag beschikbaar van de hand van de leidinggevende, binnen een week wordt dit van commentaar voorzien door betrokkene en vervolgens in het Dossier gestopt; n.b. de
door de medewerker gemaakte sterkte-zwakte-analyse wordt niet in het dossier van betrokkene opgeslagen, er wordt in voorkomende gevallen wel naar verwezen in het gespreksverslag - In ieder geval na 6 maanden korte check door de leidinggevende welk vervolg er aan gemaakte afspraken is gegeven
Uitwerking Bijlage 4 Personele Maatregelen: Criteria bij het aannemen van nieuwe docenten Inspiratiebron voor het onderstaande zijn Het Gymnasiumprofiel (onderdeel “De gymnasiumdocent”) van de SHZG, de vragenlijst leerlingbevraging van kwaliteitscholen.nl, de functiebeschrijving Hoofddocent OSZG (alle eerstegraders komen immers in het LB-LC-LD-traject terecht) alsmede de door de schoolleiding gehanteerde aandachtspunten lesbezoek; deze liggen allemaal in elkaars verlengde. De aan te nemen leraar wordt gevraagd in een gesprek naast het bezit van algemeen vakmatige, gevarieerde didactische en organisatievaardigheden aannemelijk te maken dat hij/zij het onderstaande (binnen redelijke termijn) kan waarmaken. De genoemde aandachtspunten kunnen tevens onderwerp van gesprek zijn in functionerings- en ontwikkelingsgesprekken: -Hij/zij heeft een academisch werk- en denkniveau, bij voorkeur blijkend uit een eerstegraads lesbevoegdheid, en toont in zijn/haar lessen een geactualiseerd hoog kennisniveau, op basis van continue eigen studie en/of deelname aan bij- en nascholingsactiviteiten en/of uitwisseling met collegae in de stad/het land -Hij/zij kan, ook door algemene presence, leerlingen die nieuwsgierig en kritisch zijn stimuleren maar hen ook grenzen stellen -Hij/zij zal in staat zijn zorg te dragen voor onderwijs in alle leerfasen en daarbij een relatie te leggen met een breed palet aan andere vakken, waaronder zeker ook Klassieke Talen en Cultuur -Hij/zij kan zich verstaan met maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen op zijn/haar vakgebied, op basis daarvan voorstellen voor curriculumaanpassing ontwikkelen en daarvoor steun verwerven bij collega-docenten en schoolleiding -Hij/zij kan de leerlingen voorbereiden op een academische vervolgopleiding door hem/haar vaardigheden aan te leren die horen bij een onderzoekende basishouding -Hij/zij kan door op te treden als vakdocent alsmede het vervullen van een klassen- dan wel individueel mentoraat leerlingen begeleiden en zich sociaal laten ontplooien -Hij/zij levert binnen en buiten de les een bijdrage aan de culturele en maatschappelijk/politieke ontplooiing van leerlingen -Hij/zij levert een bijdrage aan inhoudelijke/didactische prioriteiten van het Vossius, zoals geformuleerd in het vigerende Activiteitenplan
Uitwerking Bijlage 4 Personele maatregelen: Bij- en Nascholing in het licht van Systematische Kwaliteitszorg Vastgesteld na bespreking in de MR van 26 november 2007
Inleiding Binnen de kwaliteitszorg van een onderwijsinstelling vormen de vaardigheden en de kennis van de zittende medewerkers een centraal aandachtspunt. Spreken we vervolgens over ( het verbeteren van ) die kennis en vaardigheden, dan is bij- en nascholing een van de belangrijkste instrumenten tot beïnvloeding.
Kwaliteitszorg dient zo systematisch mogelijk te worden aangepakt. Zo dienen onder meer de doelstellingen van de organisatie en de prestaties die van haar verwacht worden leidend te zijn, zijn de meningen van degenen die van de organisatie profiteren op een geordende wijze beschikbaar, is er naast aandacht voor innovatie ook zorg voor wat al goed is, moet er sprake zijn van een planningscyclus waarin onder meer evaluatie van het eerder voorgenomene een belangrijke plek inneemt en is er open oog en oor voor de risico’s die realisatie van eenmaal gemaakte plannen in de weg kunnen staan. Vaak is er ook sprake van een benchmark met vergelijkbare organisaties. In deze notitie nu volgt een beschrijving van een systematische aanpak als aangeduid van de jaarlijkse na- en bijscholing van het zittende personeel van het Vossius Gymnasium. In die aanpak vormen de voor de betrokken medewerker gewenste basiscompetenties alsmede de mening van derden over de mate waarin de eerste hierover beschikt, een centrale schakel. Een voorstel voor een aanpak staat in de eerste paragraaf. Om deze systematische aanpak tot een succes te maken moeten in organisatorische zin nog enkele randvoorwaarden worden geregeld. Voorstellen daarvoor in de tweede paragraaf. Deze notitie laat nu niet behandelde onderwerpen uit de notitie functioneringsgesprekken van juni 2004 onverlet.
Systematische aanpak - We ontwikkelen jaarlijks een Bij-en Nascholingsplan dat parallel aan het Activiteitenplan in begin juni aangeboden wordt aan de MR, om geimplementeerd te worden in het nieuwe schooljaar. -De scholingswensen van respectievelijk de scholingsnoodzaak voor individuele medewerkers bespreken we als een van de hoofdonderwerpen in de jaarlijkse individuele functioneringsgesprekken met medewerkers, die in de periode februari-april plaatsvinden en benoemen we apart op basis van een vooraf vastgesteld stramien in het verslag van het gesprek. Elk jaar komt - conform eerdere afspraken rond functioneringsgesprekken- telkens de helft van de aanwezige medewerkers aan de beurt. Er wordt gesproken op basis van de in het vorige functioneringsgesprek gemaakte (scholings)plannen, de doelstellingen/prestaties van de school als verwoord in Schoolplan en Activiteitenplan, de – ingeval het docenten betreft- basiscompetenties zoals opgesteld door ons bestuur het OSZG alsmede, zoveel mogelijk, de voorafgaand aan het gesprek beschikbare resultaten van enquêtering onder leerlingen naar het functioneren van docenten. Het betreft hier een enquête die de bij het OSZG aangesloten scholen gezamenlijk ontwikkeld hebben aan de hand van de genoemde basiscompetenties en waarvoor een website ontwikkeld is door het bedrijf C&T. Leerlingen kunnen inloggen op de website en zo hun bevindingen digitaal kenbaar maken. De schoolleiding kan vervolgens de per docent geaggregeerde resultaten downloaden. Het voornemen is per docent twee klassen te bevragen, een aangewezen door de docent en een aangewezen door de schoolleiding. Uiteraard zijn de enqueteresultaten uit een oogpunt van privacy alleen beschikbaar voor schoolleiding en betrokken docent. Om alle misverstanden te voorkomen: basiscompetenties en enquêtering komen aan de orde om over een verdere professionalisering van betrokkene te kunnen praten, niet om hem/haar te beoordelen, laat staan daar ook nog arbeidsjuridische consequenties aan te verbinden. -Met de sectievoorzitters van alle secties vindt jaarlijks in de maanden februari-april een gesprek plaats over de scholingswensen van de sectie als geheel respectievelijk de scholingsnoodzaak voor de sectie als geheel, een en ander tegen de achtergrond van Schoolplan en Activiteitenplan.
-In de tweede helft van mei wordt op basis van de resultaten van de hierboven geschetste gesprekken en tegen de achtergrond van ( altijd beperkt) beschikbare scholingsmiddelen ( materieel, eventueel personeel) en (waarschijnlijke) beschikbaarheid van geschikte scholingsaanbieders een omvattend scholingsplan opgesteld waarin beschreven wordt welke medewerkers/welke secties waarom welke na- en bijscholing kunnen gaan volgen in het aankomende schooljaar, welke de verwachtingen hierbij zijn, op basis van welke personele en financiele faciliteiten deze scholingen gevolgd kunnen worden en, indien lesuitval in het geding is, of de mogelijkheid bestaat de lessen ook daadwerkelijk te doen vervangen. In principe willen we elk jaar de scholingsmogelijkheden flink spreiden over collega’s/secties. -De leden van de schoolleiding stimuleren lopende het schooljaar dat in het scholingsplan toegekende bij- en nascholing ook daadwerkelijk tot stand komt.
Wat nog geregeld moet worden Wie voeren de (functionerings)gesprekken? -De docenten voeren een gesprek met een lid van de Schoolleiding. De rector en de twee conrectoren verdelen deze medewerkers voor twee jaren in principe aan de hand van de sectieindeling. De conrector bovenbouw neemt de exacte vakken voor zijn rekening, de conrector onderbouw de talen en de rector de overige secties. De gesprekken met de sectievoorzitters worden telkens gevoerd door dat lid van de schoolleiding dat ook met de leden van die sectie functioneringsgesprekken voert. -De medewerkers van de administratie voeren een functioneringsgesprek met het hoofd administratie, de technische/toezichthoudende medewerkers met de gebouwbeheerder. - De overige ondersteunende medewerkers voeren een functioneringsgesprek met conrector Frans Woolthuis. - De rector voert functioneringsgesprekken met de conrectoren en het hoofd administratie, conrector Frans Woolthuis voorts nog met de gebouwbeheerder. Nascholingsexpertise/budgetbeheer Het jaarlijkse scholingsplan zal m.b.v. de hierboven geschetste gegevens, evaluaties van genoten scholing van de hand van medewerkers en inzicht in bestaand aanbod voor de schoolleiding geschreven worden door de conrector onderbouw. Zij wordt ook budgetbeheerder van het materiele en personele bij-en nascholingsbudget van de school. Heldere algemene bij- en nascholingsregeling in aanvulling op de CAO VO - Alleen steun voor een initiele opleiding als ‘t om een nieuwe bekwaamheid/bevoegdheid gaat anders dan die waarmee men de school is binnengekomen en deze ook door de Schoolleiding noodzakelijk wordt geacht. - Ingeval er sprake is van scholing die door de schoolleiding om welke reden dan ook ( (inhoudelijke) ontwikkeling instelling, teambuilding) noodzakelijk wordt geacht worden alle eventuele materiele kosten van de scholing ( inschrijfgeld, examengeld, boeken en reiskosten) vergoed. Indien bij docenten het niet mogelijk is de desbetreffende scholing buiten lestijd ( in de daarvoor bestemde uren deskundigheidsbevordering) te volgen en er lessen moeten uitvallen, wordt de betrokken medewerker gevraagd een collega te verzoeken de les te vervangen. Hiervoor wordt het personele deel van het bij- en nascholingsbudget ingezet. Niet-docenten kunnen de scholing zonodig in werktijd volgen; indien nodig worden zij met het genoemde personele budget vervangen.
- Ingeval er sprake is van scholing die niet door de schoolleiding als noodzakelijk wordt gezien maar wel door de medewerker gewenst wordt en bovendien in relatie te brengen is tot een schoolbelang, wordt maximaal 50% van de materiele kosten door de school vergoed. Bij docenten kunnen behoudens bijzondere ( door de rector te beoordelen) gevallen geen lessen komen te vervallen. Nietdocenten kunnen behoudens bijzondere ( door de rector te beoordelen) gevallen niet onder werktijd de betrokken scholing genieten. - Ingeval er sprake is van noodzakelijke scholing, vergoedt de school op jaarbasis nooit meer dan 3000 euro materieel budget. Bij vormen van scholing waar maximaal 50% vergoed wordt, draagt de school op jaarbasis nooit meer dan 1500 euro materieel budget bij. - Wie door de school met materiele dan wel personele middelen gefaciliteerd wordt, geeft na afloop op een door de school beschikbaar gesteld formulier een evaluatie van de gevolgde scholing. -Ingeval in een schooljaar van de school een materiele vergoeding verkregen is die 1500 euro of meer bedraagt en de betrokken werknemer binnen twee jaar na afloop van het schooljaar vertrekt, betaalt deze naar evenredigheid van de nog niet verlopen 24 maanden 50 % van het betrokken bedrag terug. -25% van het materiele scholingsbudget wordt apart gehouden voor scholingsmogelijkheden die om welke reden dan ook pas in de loop van het schooljaar in zicht komen. Op deze middelen kan een beroep worden gedaan middels het invullen van een standaardaanvraagformulier op basis waarvan M. U. onder meer ook kan bepalen of sprake is van een voor de school noodzakelijke scholing en of ook lesuitval in het geding is. Evaluatie We evalueren deze notitie in de tweede helft van het schooljaar 2008-2009, in de maand mei 2009.