Schoolondersteuningsprofiel 2015-2016
Met aandacht, goede begeleiding en passende zorg zien wij het als onze opdracht om elke leerling zijn of haar grenzen te laten verleggen.
Samenwerkingsverband Voortgezet onderwijs 30 06 Brabant noordoost
Maaslandcollege Directeur: Zorgcoördinatoren: Bezoekadres: Tel.: E-mail:
2
J. van Meegen L. Lieftink en M. Knops Vianenstraat 1 5342 AJ Oss 0412-667070
[email protected]
1 Inhoudsopgave 1
Inhoudsopgave
3
2
Inleiding – Wat is een schoolondersteuningsprofiel?
4
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4
Het Maaslandcollege en de ondersteuningsstructuur Visie van de school op onderwijs en ondersteuning Onderwijsaanbod De ondersteuningsstructuur Organisatie van de ondersteuning Het zorgadviesteam (ZAT) Samenwerking met ouders en leerling Beschikbare protocollen in het kader van ondersteuning
5 5 5 6 6 8 9 9
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
Inhoud van de ondersteuning Basisondersteuning Thema’s in de basisondersteuning Toelichting op activiteiten in de basisondersteuning Ontwikkelambities van de school op het gebied van de basisondersteuning Extra ondersteuning Extra ondersteuning in de school Samenwerking in het kader van interne extra ondersteuning Ontwikkelambities van de school op het gebied van interne extra ondersteuning Als de school (tijdelijk) onvoldoende ondersteuning kan bieden
10 10 10 16 17 18 18 18 19 19
Bijlagen
20
4
5
3
2 Inleiding – Wat is een schoolondersteuningsprofiel? “Het schoolondersteuningsprofiel is een beschrijving van de voorzieningen die zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Deze voorzieningen kunnen eventueel in samenwerking met ketenpartners worden geboden. De basisondersteuning die binnen het samenwerkingsverband op iedere school wordt geboden is eveneens in de beschrijving opgenomen.” (Referentiekader Passend Onderwijs) Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs 30 06 (SWV VO 30 06) is een stichting waar alle scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs in de gemeenten Oss, Uden, Veghel en Bernheze aan verbonden zijn. Een samenwerkingsverband is wettelijk verplicht om afspraken te maken over hoe passend onderwijs gerealiseerd wordt voor álle leerlingen in de regio. Meer informatie over het samenwerkingsverband en de afspraken die gemaakt zijn is te vinden in het ondersteuningsplan. Dit is te downloaden van de website (www.samenwerkingsverband3006.nl). In dit schoolondersteuningsprofiel worden achtereenvolgens de volgende onderwerpen beschreven: een korte beschrijving van de school en haar ondersteuningsstructuur; de regionale afspraken over de basisondersteuning en de wijze waarop het Maaslandcollege daar uitvoering aan geeft; de werkwijze in het geval de leerling extra ondersteuning nodig heeft.
4
3 Het Maaslandcollege en de ondersteuningsstructuur In dit hoofdstuk is een beknopte beschrijving te vinden van het Maaslandcollege. Voor uitgebreidere informatie verwijzen wij naar de schoolgids, het schoolplan en de website (www.maaslandcollege.nl).
3.1 Visie van de school op onderwijs en ondersteuning Het Maaslandcollege begeleidt zijn leerlingen naar zelfleiding. De ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid krijgt volop aandacht. Een intensieve begeleiding leidt tot het snel vaststellen en oplossen van problemen bij de studie. Wij vinden het van het grootste belang dat leerlingen zelf hun problemen onderkennen en oplossen. Bij het aanleren van die zelfstandigheid wordt uiteraard rekening gehouden met leeftijd en niveau. Door leerlingen kennis te laten maken met vele mogelijkheden om met studie en anderen in de school om te gaan, proberen we problemen te voorkomen. Onze school kiest kort gezegd voor leerlinggericht onderwijs. Ons onderwijs is zo ingericht dat zowel leerlingen als medewerkers laten zien waartoe zij in staat zijn. En dat in een klimaat waarin plezier in leren en werken voorop staat. Centraal hierbij staan de leerprocessen van de leerlingen. Wij stimuleren leerlingen om hun eigen leren vorm te geven. In een op zelfstandigheid gerichte wijze van werken dagen wij leerlingen uit tot samenwerken, het nemen van initiatieven en het dragen van verantwoordelijkheid. Op die manier vormen wij een jongvolwassene die trots is op de unieke persoonlijke ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt en die gemotiveerd is om, met een diploma op zak, een volgende stap te zetten in zijn loopbaan. Elke leerling krijgt ondersteuning. Onze begeleiding is gericht op een optimale ontplooiing van de leerling. De leerlingbegeleiding kenmerkt zich door drie onderdelen. Bij het ‘leren leren’ staat de studie van de leerling centraal: het plannen van studie, het plannen van leeractiviteiten. Bij het ‘leren kiezen’ wordt aandacht gegeven aan de keuzes waarmee een leerling te maken krijgt: welke afdeling kies ik na de brugklas, welk vakkenpakket, welke vervolgstudie. Ten derde is er een actieve persoonlijke en sociaal-emotionele begeleiding. Ondersteuning vindt zoveel mogelijk plaats tijdens de vaklessen en de begeleidingslessen.
3.2 Onderwijsaanbod Het Maaslandcollege is een school voor mavo, havo, vwo, tweetalig havo en tweetalig vwo. De school heeft bewust gekozen voor een eenjarige brugperiode. De leerlingen stromen al na één jaar door naar het voor hen meest geschikte schooltype en volgen vanaf dan onderwijs dat qua tempo en niveau het best bij hen past. Dit voorkomt onnodige spanning. Alle leerlingen van de eerste vier leerjaren hebben wekelijks enkele keuzewerkuren. In dat uur is er ruimte voor allerlei activiteiten. De mogelijkheden zijn zelfstudie, vakgerichte begeleiding, andere vormen van begeleiding en profilering. De school vindt een goede afstemming en integratie van onderwijs en begeleiding belangrijk.
5
3.3 De ondersteuningsstructuur In onderstaande afbeelding staat schematisch weergegeven hoe de ondersteuningsstructuur er op het niveau van het samenwerkingsverband uitziet. Voor nadere toelichting verwijzen we naar het ondersteuningsplan van dit samenwerkingsverband (te downloaden van www.samenwerkingsverband3006.nl).
Preventie & signaleren: Voor elke leerling
Regulier VO
Basisondersteuning (met middelen van de school) Paragraaf 4.1
Licht curatief: Voor specifieke leerlingen
Curatief: Intern arrangement
Schooloverstijgende setting
Extra ondersteuning
Lichte extra ondersteuning
(met middelen van het SWV) Paragraaf 4.2
Curatief: Tijdelijke plaatsing in tussenvoorziening* Zware extra ondersteuning
Curatief: Onderwijs in het VSO* *Tussenvoorzieningen en het VSO bieden basisondersteuning met daar bovenop een aanbod voor extra ondersteuning.
In hoofdstuk 4 staat beschreven hoe het Maaslandcollege de afspraken op het niveau van het samenwerkingsverband vormgeeft. Hieronder is de ondersteuningsstructuur van onze school beschreven. 3.3.1
Organisatie van de ondersteuning
De basisondersteuning op het Maaslandcollege is onderverdeeld in lijnen van eenvoudige ondersteuning naar meer ondersteuning. Basisondersteuning (1e lijn) Drie gebieden De algemene basisondersteuning wordt aan alle leerlingen op het Maaslandcollege geboden en is verwerkt in het school- en klassenklimaat. De leerlingbegeleiding op onze school kenmerkt zich door
6
drie onderdelen. Bij het ‘leren leren’ staat de studie van de leerling centraal. Bij het ‘leren kiezen’ wordt aandacht gegeven aan de keuzes waarmee een leerling te maken krijgt. Ten derde is er een actieve persoonlijke en sociale begeleiding. Klassendocenten en vakdocenten Voor elke klas is een klassendocent aangesteld. Deze verzorgt naast vaklessen ook begeleidingslessen en is intensief betrokken bij alle activiteiten. De klassendocent is het aanspreekpunt voor leerlingen, ouders/verzorgers en vakdocenten. Daarnaast neemt hij het initiatief indien specifieke begeleiding nodig is. Als geen ander is de klassendocent in staat om 'heel de persoon' van de leerling te begeleiden. Uiteraard kan dat alleen in samenspraak met ouders/verzorgers en vakdocenten. Behalve de begeleiding die op het individu is gericht, geeft de klassendocent ook sturing aan het groepsproces. Een goede sfeer en veiligheid in de klas zijn hierbij uitgangspunten. De vakdocenten zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerlingen binnen hun vakgebied. De vakdocenten zorgen voor een adequate didactiek zodat leerlingen de leerstof begrijpen en verwerken. Bovendien is tijdens de vakgerichte begeleiding in de keuzewerkuren extra begeleiding mogelijk. Begeleidingslessen tijdens de eerste leerjaren Alle klassen van de onderbouw hebben één of anderhalve begeleidingsles per week. De klassendocent verzorgt deze lessen. Het is een vertrekpunt van waaruit alle begeleiding wordt aangestuurd. De klassendocent schenkt in de begeleidingslessen ruim aandacht aan sociale vaardigheden als samenwerken en luisteren naar elkaar. Ook het functioneren van de klas als groep komt regelmatig aan de orde. Vooral in het begin besteden we hieraan veel aandacht. Ook voor het onderdeel ‘leren leren’ vervult de begeleidingsles een spilfunctie. Zo komen onder andere de studievaardigheden voor de verschillende vakken ter sprake. Ook zoekt de docent samen met de leerlingen naar de beste manier van huiswerk maken. Hij houdt daarbij goed in het oog dat iedere leerling zijn eigen ‘leerstijl’ heeft. Het ‘leren kiezen’ komt tijdens de begeleidingslessen eveneens aan de orde. In de brugklas ligt de nadruk op het kiezen van een afdeling na het eerste jaar. In de hogere klassen zijn vakkenpakket, sector en profiel belangrijk. Individuele begeleiding in de bovenbouw In de bovenbouw is de begeleiding meer individueel gericht. Leerlingen worden steeds meer aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Uiteindelijk maakt de leerling de keuze voor een vervolgopleiding. De klassendocent en decaan begeleiden dit (lange) proces intensief. Mocht blijken dat verder onderzoek gewenst is dan bestaat de mogelijkheid om via de school de leerling te laten testen door het AOB (Adviesbureau voor Opleiding en Beroep). Om ook de ouders nauw te betrekken bij de te maken keuzes vindt er ruim voor iedere keuze uitgebreide voorlichting plaats door de klassendocent of de decaan op de daarvoor bestemde ouderavonden. Het volgen van een leerling Wij houden nauwgezet het persoonlijk functioneren, de sociaal-emotionele ontwikkeling, het verzuim en vanzelfsprekend de studieresultaten van elke leerling bij. Daarmee is het mogelijk om samen met de leerling een optimaal traject uit te stippelen. Minimaal drie keer per jaar bespreken de vakdocenten onder leiding van de klassendocent de individuele leerlingen en hun klas.
7
Basisondersteuning (2e lijn): als er wat is met een kind Vakdocenten houden in de lessituatie rekening met leerlingen waarvan een diagnose of ondersteuningsbehoefte bekend is. Zij zijn in staat om hier in hun klassenmanagement rekening mee te houden. Bijzonderheden van leerlingen worden vermeld in het leerlingvolgsysteem (Magister) en aan het begin van elk schooljaar onder alle vakdocenten en klassendocenten verspreid. Zo is elke klassendocent en vakdocent steeds op de hoogte van de specifieke ondersteuningsbehoefte van een leerling. Tevens is voor alle vakdocenten een brochure beschikbaar met daarin het profiel van een leerling met autisme, AD(H)D, ODD, DCD, dyslexie of dyscalculie en de faciliteiten waarop de leerling eventueel een beroep kan doen. Naast de begeleiding door klassendocenten en vakdocenten kent het Maaslandcollege nog andere vormen van begeleiding die bedoeld zijn voor leerlingen waarbij de algemene basisondersteuning niet volstaat. Aanmelding hiervoor gebeurt door de klassendocent in samenspraak met de afdelingsleider, de leerling en zijn ouders. Mevrouw L. Lieftink en de heer M. Knops coördineren deze specifieke begeleiding (respectievelijk op cognitief gebied en sociaal-emotioneel gebied). Te denken valt aan individuele studiebegeleiding, leerlingmentoraat, motorische remedial teaching, psychosociale begeleiding en trainingen gericht op faalangstreductie of sociale vaardigheden. In paragraaf 4.1.2 worden bovengenoemde activiteiten verder toegelicht. Extra ondersteuning (3e lijn): als er meer voor de leerling geregeld moet worden Wanneer tijdens de schoolloopbaan of bij de aanmelding blijkt dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft welke de basisondersteuning overstijgt dan kunnen middels een arrangement extra middelen worden aangevraagd bij het samenwerkingsverband. Nagegaan wordt welke ondersteuning de leerling nodig heeft om met succes de opleiding af te ronden, welk arrangement het beste past en wat de mogelijkheden van de school zijn. Bij ernstige gedragsproblematiek is het niet altijd mogelijk om een adequate leeromgeving te realiseren. De leerling kan dan tijdelijk geplaatst worden in een tussenvoorziening van het samenwerkingsverband ter observatie of om de leerling te ondersteunen in werkhouding en gedrag of als overbrugging om te zoeken naar een school die wel kan voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling. 3.3.2
Het zorgadviesteam (ZAT)
In het zorgadviesteam (ZAT) worden leerlingen besproken die om welke reden dan ook vastlopen op school. Het zorgadviesteam richt zich met name op leerlingen met sociaal-emotionele of sociaalmedische problemen en leerlingen met gedragsproblematiek. Vanuit het zorgadviesteam wordt een advies uitgebracht over de ondersteuning die wenselijk is voor de leerling. De voorzitter van het zorgadviesteam is de zorgcoördinator sociaal-emotioneel. De zorgcoördinator cognitief / orthopedagoog en de contactpersoon van het basisteam Jeugd en Gezin maken deel uit van dit team. Het zorgadviesteam komt wekelijks bij elkaar. Eén keer per maand sluiten de leerplichtambtenaar, de schoolarts/jeugdverpleegkundige van de GGD en de jeugdagent (op afroep) aan. Op afroep kunnen ook de klassendocenten en afdelingsleiders deelnemen. De gemaakte afspraken worden vastgelegd in het leerlingvolgsysteem en teruggekoppeld naar de klassendocent die op zijn beurt ouders informeert.
8
Als de problemen van de leerling de taak of mogelijkheden van de klassendocent overstijgen, kan de leerling door de klassendocent of afdelingsleider schriftelijk via een aanmeldformulier worden aangemeld bij het zorgadviesteam (ZAT). Ook een leerling die extra ondersteuning nodig heeft welke de basisondersteuning overstijgt, wordt besproken in het zorgadviesteam. Voordat bespreking in het zorgadviesteam plaatsvindt, vraagt de klassendocent eerst toestemming aan ouders en eventueel de leerling (16 jaar of ouder). 3.3.3
Samenwerking met ouders en leerling
Leerlingen en ouders geven samen met de medewerkers van de school inhoud en richting aan het onderwijsleerproces op het Maaslandcollege. Een goed contact en een goede samenwerking zijn dan ook van groot belang. De school betrekt de ouders zoveel mogelijk bij de voortgang en het welbevinden van hun kind. Voor algemene informatie over de samenwerking met ouders verwijzen we naar de schoolgids paragraaf 6 (‘betrokkenheid bij het Maaslandcollege’). De klassendocent is in principe de spil in het contact met ouders en leerling. Ouders hebben meerdere malen per jaar de mogelijkheid om in gesprek te gaan met de klassendocent en de vakdocenten. Tussentijds neemt de klassendocent contact op met de ouders wanneer er problemen zijn met betrekking tot verzuim, studiehouding of gedrag van de leerling. Ouders kunnen hun kind volgen via Magister, daarin staan de studieresultaten en de absenties. Voor leerlingen die extra ondersteuning krijgen middels een arrangement is de leerlingbegeleider degene die contact onderhoudt met ouders, leerling en eventuele overige betrokkenen zoals een ambulant begeleider en/of een hulpverleningsinstantie. Regelmatig vinden er evaluaties plaats met alle betrokkenen. 3.3.4
Beschikbare protocollen in het kader van ondersteuning
De school voorziet in onderstaande protocollen: ☐ Protocol dyslexie (zie bijlage, tevens te vinden op www.maaslandcollege.nl >ouders > begeleiding > protocol dyslexie) ☐ Pestprotocol (zie ELO in Magister) ☐ Protocol medisch handelen en handelen bij ziekte (op basis van het protocol ‘medicijnverstrekking en medisch handelen op scholen’ van GGD Hart voor Brabant) ☐ Verzuimprotocol (zie schoolgids 2015-2016 > paragraaf 9 > Het abc) ☐ Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
9
4 Inhoud van de ondersteuning 4.1 Basisondersteuning Binnen het samenwerkingsverband van middelbare scholen in Oss, Uden, Veghel en Bernheze zijn afspraken gemaakt over de basisondersteuning die alle scholen aanbieden aan leerlingen. De afspraak over de kwaliteit van het onderwijsproces luidt als volgt: “De scholen van SWV VO 30 06 dragen zorg voor een kwalitatief goede primaire onderwijsomgeving, waarin voldoende aandacht is voor preventie van leer-, sociaal-emotionele en gedragsproblemen. Er wordt op een passende wijze omgegaan met verschillen tussen leerlingen, zodat zowel de leerlingen die extra instructie nodig hebben als de leerlingen die gebaat zijn bij verrijking of verdieping (ten opzichte van het schoolniveau) bediend worden.” Hieronder staat schematisch weergegeven op welke thema’s basisondersteuning wordt geboden binnen dit samenwerkingsverband en hoe het Maaslandcollege daar uitvoering aan geeft. De activiteiten en voorzieningen binnen de basisondersteuning worden door de school georganiseerd met eigen middelen. Voor de meeste leerlingen is dit voldoende om hun schoolloopbaan op onze school succesvol te doorlopen. Na het overzicht is toelichting te vinden op de activiteiten die in het schema genoemd worden. Ook geeft de school daar toelichting op haar ontwikkelambities1 t.a.v. de basisondersteuning. De kwaliteit van het reguliere onderwijsproces is voor de overzichtelijkheid niet in onderstaande schema opgenomen. Dit wordt beoordeeld door de onderwijsinspectie. Meer informatie hierover is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. 4.1.1
Thema’s in de basisondersteuning
Ondersteuning aan leerlingen met leerproblemen, o.a. bij ernstige lees- en/of spellingsproblemen en dyslexie, A ernstige rekenproblemen en dyscalculie, en problemen in de informatieverwerking, concentratie en planning. Concretisering van de afspraken in het samenwerkingsverband
Volgen en signaleren van leerlingen met leerproblemen.
Ondersteuning gericht op het versterken van de taalvaardigheid.
Hoe de school hier werk van maakt (preventief en licht curatief) Dit gebeurt door vakdocenten en klassendocenten. Minimaal drie keer per jaar bespreken de vakdocenten onder leiding van de klassendocent de individuele leerlingen en hun klas. Indien nodig worden er acties uitgezet. In de keuzewerkuren kunnen leerlingen uit de eerste drie leerjaren vakgerichte begeleiding krijgen op het gebied van Nederlands, Engels, Frans en/of Duits. In het begin van leerjaar 1 gaan wij na welke leerlingen spellings- en/of leesproblemen hebben. Voor de leerlingen die een achterstand laten zien op het gebied van spellen en/of lezen
Ontwikkelambitie
☐
☐
1
Alle scholen in het samenwerkingsverband moeten voldoen aan de norm voor basisondersteuning. Ontwikkelambities hebben betrekking op de activiteiten die de school uitvoert om de kwaliteit van de basisondersteuning verder te verhogen.
10
wordt er gedurende het gehele schooljaar wekelijks een uur begeleiding geboden. Leerlingen werken in dit uur onder leiding van een vakdocent Nederlands middels een online programma aan hun spellingsen leesvaardigheden. Voor anderstalige leerlingen of leerlingen uit culturele minderheidsgroepen is er, indien nodig, begeleiding op het gebied van begrijpend lezen, technisch lezen, leesstrategieën, spelling en woordenschat. Voor dyslectische leerlingen is er in het eerste leerjaar een speciale begeleiding opgezet. Dyslectische leerlingen uit hogere leerjaren kunnen bij vragen altijd een beroep doen op de zorgcoördinator of de dyslexiecoach. Wanneer er een vermoeden bestaat dat er mogelijk sprake is van dyslexie wordt een dyslexiescreening afgenomen. Indien er bij deze screening voldoende aanwijzingen voor dyslexie worden gevonden dan wordt er vervolgonderzoek naar dyslexie geadviseerd. Leerlingen uit leerjaar 1 die na een half jaar begeleiding op het gebied van spellen en lezen onvoldoende vooruitgang hebben laten zien bij het programma Muiswerk worden tevens gescreend op mogelijke aanwijzingen voor dyslexie. Werken met en volgens protocol dyslexie: faciliteiten en hulpmiddelen.
Ondersteuning gericht op het versterken van de rekenvaardigheid.
Werken met en volgens protocol dyscalculie: faciliteiten en hulpmiddelen.
Begeleiden van leerlingen bij het leren leren.
Zie protocol dyslexie in de bijlage. In de keuzewerkuren kunnen leerlingen uit de eerste drie leerjaren en 4 mavo vakgerichte begeleiding krijgen op het gebied van wiskunde, science, natuurkunde en/of economie. In het begin van leerjaar 1 gaan wij na welke leerlingen rekenproblemen hebben. Aan deze leerlingen wordt het gehele schooljaar wekelijks een uur begeleiding geboden door een vakdocent wiskunde. Leerlingen met dyscalculie worden gedurende hun gehele schoolloopbaan begeleid door een gespecialiseerde leerlingbegeleider. Het protocol dyscalculie is nog in ontwikkeling. Faciliteiten worden op dit moment toegekend op basis van het landelijke protocol Ernstige Reken Wiskunde-problemen en Dyscalculie. Iedere vakdocent besteedt hier aandacht aan in zijn les. Tevens wordt er in de begeleidingslessen in de onderbouw doorlopend aandacht besteed aan ‘leren leren’. De klassendocent verzorgt deze lessen. In de leerjaren 1 en 2 wordt in de
☐
☐
☒
☐
11
Aandacht voor leerlingen die op specifieke leergebieden extra instructie en begeleiding nodig hebben.
Aandacht voor leerlingen die op specifieke leergebieden extra uitdaging nodig hebben.
begeleidingslessen gewerkt met de methode Tumult. Mocht bovenstaande niet voldoende zijn dan kunnen leerlingen uit de onderbouw (met name leerlingen uit leerjaar 1) gedurende een korte periode (6 tot 8 keer) studiebegeleiding krijgen van een leerlingbegeleider gericht op ‘leren leren’. Leerlingen in de eerste drie leerjaren kunnen tijdens keuzewerkuren bij een vakdocent terecht wanneer er vragen zijn over een vak. De leerlingen kunnen zelf aangeven van welke vakgerichte begeleiding zij gebruik wensen te maken. Leerlingen uit de onderbouw die moeite hebben met ‘leren leren’ en/of plannen en organiseren kunnen gedurende een korte periode (6 tot 8 keer) individuele studiebegeleiding krijgen gericht op bovenstaande vaardigheden. Ook is er een mogelijkheid om op basis van vrijwilligheid leerlingen uit de hogere klassen in te zetten voor vakgerichte begeleiding (leerlingmentoraat). De school biedt ruimte aan leerlingen die door hun capaciteiten of interesses meer aankunnen of meer uitdaging nodig hebben dan andere leerlingen. Het gaat hierbij niet om specifieke leergebieden. Zo biedt onze school tweetalig onderwijs aan voor havo- of vwo-leerlingen. Daarnaast omvat het vwo-onderwijs in de onderbouw een breed onderzoeksprogramma voor alle vwo-leerlingen. Ook bestaat er voor leerlingen de mogelijkheid om deel te nemen aan het project Traject op Maat. Deze leerlingen werken dan aan een bijzondere opdracht. Op mavo bieden wij het extra vak LO2 aan.
☐
☐
Ondersteuning aan leerlingen met sociaal-emotionele problematiek en internaliserende gedragsproblemen2, B o.a. milde vormen van angst en onzekerheid, zoals faalangst, examenvrees en keuzeproblemen, moeite in de sociale omgang met leeftijdsgenoten en volwassenen, en belemmeringen door een gebrek aan onderwijsmotivatie. Concretisering van de afspraken in het samenwerkingsverband
Signaleren van leerlingen met sociaal-emotionele problematiek en/of internaliserende gedragsproblemen.
2
12
Hoe de school hier werk van maakt (preventief en licht curatief) De klassendocent is de spil in het signaleren van leerlingen met sociaalemotionele problematiek en/of internaliserende gedragsproblemen, maar ook vakdocenten zijn hier alert op. In leerjaar 2 wordt er daarnaast een screening gedaan door de jeugdverpleegkundige van de GGD Hart voor Brabant. Tevens wordt bij alle
Internaliserend wil zeggen dat het probleemgedrag naar binnen, op zichzelf, gericht is.
Ontwikkelambitie
☐
Begeleiding van leerlingen met faalangst/examenvrees.
Ondersteuning van leerlingen met keuzeproblemen.
Ondersteuning bij het ontwikkelen en versterken van sociale vaardigheden.
Aandacht voor het bevorderen van schoolmotivatie.
leerlingen uit de leerjaren 1 en 2 de schoolvragenlijst afgenomen. Indien nodig worden er naar aanleiding van de resultaten uit de screening in overleg met ouders vervolgstappen gezet. Leerlingen met faalangst en/of examenvrees kunnen een faalangstreductietraining volgen op school. De coördinatie van de schoolsoort-, richting-, sector- en profielkeuze, evenals de loopbaanoriëntatie, is in handen van de decanen. De klassendocenten verzorgen in nauwe samenwerking met de afdelingsleider en de decaan de begeleiding van de leerlingen op dit gebied. Mocht blijken dat verder onderzoek gewenst is dan bestaat de mogelijkheid om via de school de leerling te laten testen door het AOB (Adviesbureau voor Opleiding en Beroep). Zie verder de schoolgids 2015-2016. De klassendocent schenkt in de begeleidingslessen ruim aandacht aan sociale vaardigheden als samenwerken en luisteren naar elkaar. Voor leerlingen die meer hulp nodig hebben bij het ontwikkelen en/of versterken van sociale vaardigheden is een sociale vaardigheidstraining beschikbaar. Dit gebeurt door de klassendocent (onder andere in de begeleidingslessen) en in de les door de vakdocenten.
☐
☐
☐
☒
Ondersteuning als er bij de leerling sprake is van externaliserende3 gedragsproblemen, o.a. bewegingsonrust, C impulsiviteit, mild opstandig gedrag, en problemen in de sociale afstemming (ongepast gedrag). Concretisering van de afspraken in het samenwerkingsverband Signaleren van leerlingen met externaliserende gedragsproblemen.
Aandacht voor het bevorderen van sociale veiligheid in de groep/school.
3
Hoe de school hier werk van maakt (preventief en licht curatief) De klassendocent is de spil in het signaleren van leerlingen met externaliserende gedragsproblemen, maar ook vakdocenten spelen hier een rol in. De klassendocent schenkt in de begeleidingslessen ruim aandacht aan het functioneren van de klas als groep en de sociale veiligheid in de groep. Voor het bevorderen van sociale veiligheid wordt gebruik gemaakt van een pestprotcol. Ook wordt er in de begeleidingslessen aandacht besteed aan de omgang met sociale media en thema’s rondom agressie, geweld (waaronder pesten) en discriminatie. Iedereen moet zich op het
Ontwikkelambitie ☐
☐
Externaliserend wil zeggen dat het probleemgedrag naar buiten, op anderen, gericht is.
13
Aandacht voor het voorkomen van gedragsproblemen in en buiten de klas.
Maatregelen voor leerlingen die tijdelijk niet in de klas kunnen zijn als gevolg van storend gedrag voor zichzelf of anderen.
Maaslandcollege veilig en thuis kunnen voelen. Leerlingen en medewerkers die te maken krijgen met agressie, geweld, pesten en/of seksuele intimidatie of zich niet veilig voelen, kunnen terecht bij de vertrouwenspersonen. De vertrouwenspersonen op school zijn mevrouw A. Coumans en de heer G. Prinssen. Zie de schoolgids voor hun contactgegevens. Ook kan er een beroep worden gedaan op de Hellup-groep. Deze bestaat uit mensen met een speciale opleiding waarbij de leerling zijn verhaal kwijt kan. Vakdocenten houden in de lessituatie rekening met leerlingen waarvan een diagnose of ondersteuningsbehoefte bekend is. Zij zijn in staat om hier in hun klassenmanagement rekening mee te houden. Bijzonderheden van leerlingen worden vermeld in het LVS. Zo is elke klassendocent en vakdocent op de hoogte van de specifieke ondersteuningsbehoefte van een leerling. Leerlingen met externaliserende gedragsproblemen kunnen via de klassendocent een timeout- kaart aanvragen bij de zorgcoördinator cognitief/orthopedagoog. Hiermee kunnen leerlingen een (les)situatie verlaten op het moment dat de spanning te hoog oploopt. Ook de vakdocent kan de leerling een time-out geven als hij ziet dat de spanning te hoog oploopt en de leerling storend gedrag gaat vertonen. Zoals hierboven beschreven, bestaat de mogelijkheid voor de leerling om een time-out te krijgen/nemen. Ook kunnen er op individueel niveau afspraken gemaakt worden met een leerling. Dit gebeurt door de klassendocent en/of afdelingsleider, eventueel in samenspraak met de zorgcoördinator / orthopedagoog.
☒
☐
Ondersteuning aan leerlingen met lichamelijke beperkingen, o.a. bij milde auditieve, visuele of motorische D beperkingen, bij milde spraaktaal belemmeringen, en bij milde belemmeringen als gevolg van een medische
conditie. Concretisering van de afspraken in het samenwerkingsverband Werken met en volgens een protocol medisch handelen en handelen bij ziekte. Fysieke toegankelijkheid van het gebouw voor leerlingen met een lichamelijke beperking.
14
Hoe de school hier werk van maakt (preventief en licht curatief) Op school wordt gehandeld volgens het protocol ‘medicijnverstrekking en medisch handelen op scholen’ van de GGD Hart voor Brabant. De school is goed toegankelijk voor leerlingen met een lichamelijke beperking.
Ontwikkelambitie ☐
☐
Beschikbaarheid van hulpmiddelen en aangepast lesmateriaal voor leerlingen met een lichamelijke beperking.
Begeleiding van leerlingen met spraaktaal belemmeringen.
Samenwerking met ketenpartners in de signalering en begeleiding van leerlingen met fysiek-medische problematiek, bijvoorbeeld GGD en ambulante begeleiding.
E
Zo is er een lift in het gebouw aanwezig en kan de leerling gebruik maken van het gehandicaptentoilet. Leerlingen met een lichamelijke beperking kunnen voor hun schoolwerk gebruik maken van een tekstverwerker. Verder wordt er op dit moment geen gebruik gemaakt van andere hulpmiddelen en aangepast lesmateriaal voor leerlingen met een lichamelijke beperking. De beschikbaarheid van hulpmiddelen en aangepast lesmateriaal wordt indien nodig op individueel niveau met ouders en leerling besproken. Leerlingen die motorisch minder vaardig zijn, kunnen een beroep doen op motorische remedial teaching. Op dit moment worden er vanuit de basisondersteuning geen leerlingen begeleid met spraaktaal belemmeringen. Hulpmiddelen en aanpassingen kunnen indien nodig op individueel niveau besproken worden met ouders en de leerling. In het zorgadviesteam worden op maandelijkse basis met de schoolarts/jeugdverpleegkundige leerlingen met fysiek-medische problematiek besproken. Tevens wordt de schoolarts op afroep ingeschakeld als leerlingen te veel of te vaak verzuim laten zien. Indien nodig wordt de ambulant begeleider ingeschakeld die school, ouders en de leerling kan begeleiden bij het inschatten van de belastbaarheid van de leerling en om het onderwijsprogramma hierop te laten aansluiten.
☐
☐
☐
Ten aanzien van problemen die zich (voornamelijk) afspelen op andere levensgebieden dan het onderwijsproces hebben scholen een signalerende functie in samenwerking met ketenpartners. Concretisering van de afspraken in het samenwerkingsverband
Goed functionerende ondersteuningsstructuur in de school.
Hoe de school hier werk van maakt (preventief en licht curatief) Er is een zorgteam aanwezig op school die leerlingen begeleidt op het gebied van leerproblemen, sociaal-emotionele problematiek, externaliserende gedragsproblemen en lichamelijke problemen. Het zorgteam stemt regelmatig af met ketenpartners in het zorgadviesteam. Klassendocenten en indien nodig vakdocenten worden op de hoogte gehouden over de gemaakte afspraken betreffende de ondersteuning aan de leerling.
Ontwikkelambitie
☐
15
Afstemming met ketenpartners in het ZAT.
4.1.2
Wekelijks is er bij het zorgadviesteam een medewerker van het basisteam Jeugd en Gezin aanwezig. Maandelijks sluiten de leerplichtambtenaar en schoolarts/jeugdverpleegkundige van de GGD Hart voor Brabant aan. Op afroep kan de jeugdagent aansluiten.
Toelichting op activiteiten in de basisondersteuning
Individuele studiebegeleiding Een brugklasleerling die problemen heeft met de aanpak van de studie kan op extra hulp van onze kant rekenen. De interne begeleider bespreekt de problemen met huiswerk maken, leren en plannen en helpt de leerling gedurende een korte tijd. De leerling krijgt daardoor een beter zicht op zijn eigen manier van studeren. Leerlingmentoraat Bij deze begeleiding zetten we op basis van vrijwilligheid leerlingen uit de hogere klassen in. De praktijk leert dat deze begeleiding goed aanslaat. Tegelijkertijd is het een zinvolle ervaring voor de oudere leerling. Het streven is om maximaal een periode lang te begeleiden. De leerlingmentoren gaan na hoe de (brugklas)leerling met zijn studie omgaat en geven tips. De (brugklas)leerling krijgt daardoor zicht op zijn manier van werken. Als de problematiek te complex is dan neemt één van de interne begeleiders de begeleiding over. Leerlingen met spellings- en/of leesproblemen Ook voor leerlingen die moeite hebben met spellen en/of lezen is extra aandacht. Aan de hand van testen achterhalen wij in het begin van het eerste leerjaar welke leerlingen begeleiding nodig hebben. De begeleiding vindt het gehele schooljaar door plaats gedurende één uur per week. Voor dyslectische leerlingen is in het eerste leerjaar een speciale begeleiding opgezet. Verder krijgen dyslectische leerlingen de mogelijkheid, indien dit in hun dyslexieverklaring staat vermeld, om met ICT-hulpmiddelen te werken. Leerlingen met rekenproblemen In het begin van het eerste leerjaar wordt aan de hand van testen nagegaan welke leerlingen rekenproblemen hebben. De gescreende leerlingen met rekenproblemen begeleiden wij het gehele schooljaar gedurende één uur per week. Als er sprake is van dyscalculie dan loopt de begeleiding, indien nodig, door in de volgende jaren. Deze is dan ondersteunend aan vakken als wiskunde en economie. Motorische remedial teaching Leerlingen die motorisch minder vaardig zijn, kunnen een beroep doen op motorische remedial teaching. Deze begeleiding vindt in een kleine groep plaats en richt zich op de ontwikkeling van het bewegingsgedrag van de leerling. Leerlingen uit culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen Er kunnen onderwijsachterstanden ontstaan zijn doordat leerlingen niet altijd in Nederland gewoond hebben of doordat hun ouders afkomstig zijn uit een ander land. Voor deze leerlingen is er, indien nodig,
16
☐
begeleiding op het gebied van begrijpend lezen, technisch lezen, leesstrategieën, spelling en woordenschat. Traject op Maat Sommige leerlingen met begaafde intellectuele capaciteiten zijn niet in staat om hun capaciteiten goed te benutten. Zo hebben zij soms geen goede leerstrategie. Dergelijke leerlingen kunnen tijdens een keuzewerkuur deelnemen aan de profileringsactiviteit Traject op Maat. Zij werken dan aan een bijzondere opdracht. Leerlingen met sociaal-emotionele problemen De sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen houden we uiteraard goed in het oog. Samen met de leerling en ouders zoeken we naar oplossingen van mogelijke problemen op dit gebied. Eventueel volgt de leerling, indien passend, op school een training in sociale vaardigheden. Zo nodig zoeken we in samenspraak met ouders en kind naar oplossingen buiten school. Faalangstreductietraining Leerlingen kunnen in bepaalde schoolsituaties, zoals voor of tijdens proefwerken of rond het eindexamen, last hebben van zenuwen. Speciaal voor hen is er hulp van interne begeleiders die hiervoor een speciale opleiding hebben gevolgd. De begeleiding bestaat uit extra ondersteuning gedurende een week of tien in een kleine groep. Leerlingen met gedragsproblematiek en/of fysieke problematiek Sommige leerlingen met gedragsproblematiek en/of fysieke problematiek hebben een meer op hen toegesneden benadering nodig dan de klassendocent kan bieden. Samen met de klassendocent, ouders, zorgcoördinator en indien nodig de ambulant begeleider wordt een zo passend mogelijk traject uitgezet, al dan niet op basis van een arrangementsaanvraag. Bijzondere psychosociale begeleiding Naast de zorg die klassendocenten en afdelingsleiders hebben rondom de studieresultaten kunnen leerlingen ook bij hen terecht voor problemen die te maken hebben met andere zaken waardoor zij zich niet prettig of veilig voelen. Denk daarbij aan problemen zoals pesten, negeren, discrimineren en gebruik van geweld. Soms hebben problemen oorzaken die niet direct met school te maken hebben: thuis gaat het niet goed, een leerling voelt zich somber, zit klem tussen twee culturen, zit met zichzelf in de knoei of voelt zich ‘anders’. Ouders, vrienden of vriendinnen, klasgenoten, de klassendocent of een docent in wie een leerling vertrouwen heeft, kunnen daarbij helpen. Soms is er hulp nodig van andere mensen. Daarom hebben wij op school de ‘Hellup’-groep. Deze groep bestaat uit mensen met een speciale opleiding waarbij leerlingen hun verhaal kwijt kunnen. Leerlingen kunnen bij deze personen vertrouwelijk over hun probleem praten. Zij helpen leerlingen bij het zoeken naar oplossingen en geven informatie over hulpverlening. Ook is er de mogelijkheid om op school begeleiding te krijgen van een medewerker van schoolmaatschappelijk werk. Wel moet er rekening mee gehouden worden dat de schoolmaatschappelijk werk een (soms lange) wachtlijst heeft. Via de GGD Hart van Brabant is het ook mogelijk om de schoolarts ingeschakeld worden. De inzet van de hierboven beschreven specifieke begeleiding loopt via het zorgadviesteam. 4.1.3
Ontwikkelambities van de school op het gebied van de basisondersteuning
De school wil zich graag verder ontwikkelen op het gebied van het professionaliseren van vakdocenten in het omgaan met leerlingen in de klas met verschillende ondersteuningsbehoeften, zoals leerlingen met externaliserende of internaliserende gedragsproblematiek. Daarnaast wil de school zich verder ontwikkelen in hoe de schoolmotivatie van leerlingen te bevorderen. Ook dient er
17
het komende schooljaar oog te zijn voor het verder implementeren en optimaliseren van de structuur van passend onderwijs. Tot slot wordt ernaar gestreefd om het protocol dyscalculie verder te ontwikkelen en daaraan uitvoering te geven.
4.2 Extra ondersteuning 4.2.1
Extra ondersteuning in de school
Als de activiteiten in de basisondersteuning onvoldoende ondersteuning bieden aan de leerling om succesvol te zijn op school, kunnen bij het samenwerkingsverband middelen voor extra ondersteuning aangevraagd worden. Dit is gebonden aan bepaalde voorwaarden. Zodra er een vermoeden is dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft zal de zorgcoördinator in samenwerking met de klassendocent contact opnemen met ouders en leerling om dit te bespreken. Het zorgadviesteam van de school (ZAT) stelt vast welke onderwijsondersteuningsbehoefte de leerling heeft en beschrijft dit in het ontwikkelingsperspectief (OPP). De Commissie Ondersteuningstoewijzing (COT) van het samenwerkingsverband kijkt of aan de voorwaarden voor de toekenning van middelen voor extra ondersteuning is voldaan. Scholen hebben een grote mate van vrijheid in het bepalen hoe zij de extra ondersteuning vorm geven in hun school. Zo kunnen scholen maatwerk bieden voor de leerling passend bij de specifieke kenmerken van leerling en school. 4.2.2
Samenwerking in het kader van interne extra ondersteuning
In het realiseren van extra ondersteuning in de school werken wij samen met de volgende organisaties: Organisatie Visio Expertise op het gebied van leerlingen met visuele belemmeringen.
Toelichting De ambulant begeleider van Visio is betrokken bij de begeleiding van leerlingen met visuele belemmeringen. Hij voert enkele keren per jaar een voortgangsgesprek met ouders, leerling en school en geeft school indien nodig advies met betrekking tot het begeleiden van de leerling. Kentalis / SSOE-De Taalbrug De ambulant begeleider vanuit Kentalis is Expertise op het gebied van leerlingen met auditieve betrokken bij de begeleiding van leerlingen en/of communicatieve belemmeringen. met auditieve en/of communicatieve belemmeringen. Hij ondersteunt indien nodig de interne begeleiders en bewaakt de voortgang middels voortgangsgesprekken met ouders, leerling en school. Mytylschool Gabriël De ambulant begeleider vanuit Mytylschool Expertise op het gebied van leerlingen met fysiekGabriël begeleidt leerlingen met fysiekmedische problematiek. medische problematiek en stemt hierover af met ouders en school. Tevens houdt hij de belastbaarheid van de leerlingen in de gaten en stemt indien nodig het onderwijsprogramma hierop af. Ook onderhoudt de ambulant begeleider contacten met de betrokken hulpverlening.
18
Vierland / Vlechtwerk Expertise op het gebied van leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek.
De Berkenschutse – LWOE Expertise op het gebied van leerlingen met epilepsie en aanverwante neurologische stoornissen. Team Onderzoek & Expertise Team van het samenwerkingsverband met brede expertise op het gebied van didactische en sociaalemotionele ontwikkeling van leerlingen, alsook schoolontwikkeling.
Ondersteuningsteam SWV VO 30 06 Team van het samenwerkingsverband dat de school kan begeleiden om te komen tot een passend arrangement voor extra ondersteuning. Basisteam Jeugd & Gezin Team van gemeentelijke ketenpartners, dat betrokken is bij signalering en begeleiden van opvoed- en opgroeivraagstukken in het gezin. 4.2.3
De ambulant begeleider vanuit Vierland speelt een rol in de preventie van gedragsproblemen door handelingsadviezen te geven naar aanleiding van observaties en klassenvoorlichtingen te geven. Tevens speelt de ambulant begeleider een rol bij de individuele begeleiding van leerlingen door docenten/interne begeleiders te coachen en de voortgang mede te bewaken middels voortgangsgesprekken met ouders en school. Op dit moment niet van toepassing. Indien nodig kan er een beroep op De Berkenschutse worden gedaan. Team Onderzoek en Expertise wordt ingezet voor het coachen van docenten, voor onderzoek bij individuele leerlingen om de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen en denkt mee over ontwikkelingen op beleidsniveau en in het kader van passend onderwijs. Het ondersteuningsteam van het samenwerkingsverband wordt geconsulteerd door school indien er vragen zijn bij de aanvraag van arrangementen voor extra ondersteuning. De medewerker van het basisteam Jeugd en Gezin is wekelijks op school aanwezig en sluit aan bij het zorgadviesteam. Zij begeleidt leerlingen en hun ouders bij opgroei- en opvoedvraagstukken.
Ontwikkelambities4 van de school op het gebied van interne extra ondersteuning
Met behulp van de samenwerking met de ambulante begeleiding en Team Onderzoek en Expertise blijft de school zich verder ontwikkelen in het vormgeven van de interne extra ondersteuning. Ambulante begeleiding en Team Onderzoek en Expertise zijn betrokken bij het coachen van leerlingbegeleiders en docenten en worden gevraagd mee te denken in het optimaliseren van de ondersteuningsstructuur. 4.2.4
Als de school (tijdelijk) onvoldoende ondersteuning kan bieden
Als ook extra ondersteuning binnen de school onvoldoende is voor de leerling om succesvol te kunnen zijn op school, kan de school een beroep doen op externe voorzieningen in de regio. Het vaststellen van de schooloverstijgende onderwijsondersteuningsbehoefte vindt plaats in het ZAT in nauw overleg met leerling en ouders en ook hier beoordeelt de COT de aanvraag. Op de website van het samenwerkingsverband (www.samenwerkingsverband3006.nl) is meer informatie te vinden over de regionale bovenschoolse voorzieningen. 4
Ontwikkelambities hebben in deze paragraaf betrekking op de activiteiten die de school uitvoert om leerlingen in de school extra ondersteuning te bieden met middelen van het samenwerkingsverband. Het kan gaan om het versterken van bestaande voorzieningen alsook over het ontwikkelen van trajecten voor nieuwe doelgroepen.
19
5 Bijlagen Beschikbare bijlage: Protocol dyslexie Maaslandcollege
Protocol dyslexie Maaslandcollege De school begeleidt leerlingen in het omgaan met dyslexie. Zij stelt zich ten doel om leerlingen met deze stoornis optimaal te helpen zonder daarbij andere leerlingen tekort te doen. Anderzijds verwacht de school van leerlingen met dyslexie een inspanningsverplichting om zo goed mogelijk met deze stoornis om te gaan. In het schoolondersteuningsprofiel van het Maaslandcollege wordt aandacht geschonken aan leerlingen met dyslexie. Daarin staat vermeld welke begeleiding leerlingen met dyslexie ontvangen. Verder krijgen deze leerlingen de mogelijkheid om met de verschillende ict-hulpmiddelen te werken. In het omgaan met dyslexie volgt het Maaslandcollege de richtlijnen uit het landelijke dyslexieprotocol. Dyslexie op school Algra en Dolfsma-Troost (2010) geven aan dat wanneer er een kind met dyslexie in de klas zit dit gevolgen voor hen heeft. Het betekent vooral het delen van de aandacht. Van andere kinderen wordt geduld en begrip gevraagd wanneer het voorlezen langer duurt of het kind meer (eenvoudige) fouten maakt. Ook zal de groep moeten accepteren dat een kind met dyslexie soms meer aandacht en tijd van de leraar krijgt en soms gebruik mag maken van hulpmaterialen, zoals de computer of een rekenmachine. Als in een klas een leerling zit met dyslexie heeft dat ook gevolgen voor de leraar. Bij het bieden van extra zorg is het belangrijk de beschikbare aandacht goed te verdelen over de leerlingen en tijdig hulp binnen of buiten het team in te roepen. Per kind moet gekeken worden waar de specifieke ontwikkelmogelijkheden liggen, maar ook waar grenzen gesteld moeten worden aan het gedrag van het kind of dat van andere leerlingen in de groep. Dit vereist een voortdurende afweging van prioriteiten. In de dyslexieverklaring staat aangegeven welke hulpmiddelen en dispensatie voor de leerling noodzakelijk zijn. Dit wordt op de dyslexiepas van de leerling genoteerd. De mogelijke faciliteiten die op de dyslexiepas worden aangegeven, zijn: meer tijd (20%) of vermindering van vragen vergrote werken, arial 12 meer mondelinge toetsen gebruik van klankschrift gebruik van regelkaarten gebruik van laptop met spellingscontrole gebruik van ict-hulpmiddelen.
20
Begeleiding door interventieprogramma In het brugklasjaar hebben leerlingen de gelegenheid om op vrijwillige basis tijdens 1 kw- uur begeleiding te volgen voor dyslexie. Tijdens deze begeleiding wordt gewerkt met de interventieprogramma's voor Voortgezet Onderwijs van Steenbeek e.a. (2006). De interventieprogramma’s zijn in het kader van het Masterplan Dyslexie ontwikkeld en hebben als doel het vergroten van functionele lees- en schrijfvaardigheid. Deze programma’s bieden verschillende trainingen en hulpmiddelen aan: leesvloeiendheidtraining volgens RALFI principes, leesschrijf- en spellingstrategieën en compenserende en remediërende software. Omdat leerlingen met ernstige lees- of spellingproblemen vaak zowel moeite ondervinden met de moedertaal als met de moderne vreemde talen, zijn in het vo zowel een programma Nederlands als Engels uitgebracht. Deze programma's bestaan beide uit 22 sessies. Het betreft een combinatie van trainingen die gebaseerd zijn op verschillende ‘evidence based benaderingen’ met als doel: het bevorderen van leesvloeiendheid, het vergroten van fonologische en morfologische vaardigheden, het bevorderen van de functionele geletterdheid door het leren toepassen van lees-, spelling-, en schrijfstrategieën met inzet van ICT en het leren accepteren van en omgaan met lees- en spellingproblemen/dyslexie. Daarnaast is het belangrijk dat er oog is voor het welzijn van de leerlingen en het sociaal-emotionele aspect van dyslexie. Tijdens de begeleiding is er aandacht voor de verhalen en ervaringen van de leerlingen en leren zij van de tips en adviezen van elkaar. Tevens komen de leerlingen tijdens de begeleiding in aanraking met de ict-hulpmiddelen t.b.v. dyslexie. ICT-hulpmiddelen voor leerlingen met dyslexie Op het Maaslandcollege kan een dyslectische leerling gebruikmaken van allerlei hulpmiddelen. Dit verschilt per leerling. Het Maaslandcollege probeert zoveel mogelijk rekening te houden met de hulpmiddelen die op de dyslexieverklaring van de leerling staan vermeld. Sommige leerlingen mogen bijvoorbeeld gebruikmaken van een laptop of een daisyspeler of krijgen extra proefwerk- of examentijd. De hulpmiddelen waar de leerling(e) gebruik van maakt, zijn te zien op de dyslexiepas. Voor meer informatie hierover kunnen ouders contact opnemen met de dyslexiecoach van het Maaslandcollege. Ook is er informatie te vinden op www.balansdigitaal.nl. Regelingen voor leerlingen met dyslexie Leerlingen met dyslexie kunnen CD’s vergoed krijgen van de school. In overleg met de zorgcoördinator kunnen zij de materialen bestellen. Vervolgens moeten zij het bedrag eerst zelf voorschieten en achteraf declareren via de administratie van de school. (audio-cd’s voor daisyspeler/laptop, via Dediconte bestellen door de ouder(s) of verzorger(s) via telefoonnummer 0486-486486) Kort overzicht ict-hulpmiddelen Letterype Arial12 of vergroting proefwerken/overhoringen op laptop
Readingpen(scant woorden, betekenis en uitspraak)
Alphasmart
Daisyspeler(leest geschreven teksten voor via een soort discman)
21
Laptop met daarop programma’s zoals ClaroRead, etc.
Indien nodig kan een leerling(e), voor wat betreft ICT-hulpmiddelen, gebruikmaken van een readingpen, alphasmart, daisyspeler of een laptop. Het Maaslandcollege verstrekt deze icthulpmiddelen niet, maar moeten zelf door de leerling(e) aangeschaft worden. Tijdens de begeleiding die leerlingen met dyslexie in de brugklas volgen, wordt aandacht besteed aan ict-hulpmiddelen. De dyslexiecoach demonstreert de ict-hulpmiddelen en laat leerlingen de mogelijkheden ervan zien. Ook geeft de dyslexiecoach aan wat de rechten en plichten zijn van zowel docenten als leerlingen. Met vragen kunnen leerlingen en hun ouders terecht bij de dyslexiecoach. Docenten staan het gebruik van ict-hulpmiddelen in de klas toe, mits aangegeven op de dyslexiepas van de leerling(e). Zij leveren de toetsen digitaal aan op usb, zodat de leerlingen de toetsen op hun laptop kunnen maken. De docent zorgt voor een werkplek waar de leerling zijn werk kan maken zonder dat leerlingen in de omgeving mee kunnen kijken. De leerling kan de toets op twee manieren inleveren: een geprinte versie of een opgeslagen versie op usb. Het gebruik van genoemde ict-hulpmiddelen is niet vrijblijvend. Leerlingen hebben rechten maar ook plichten. In geval van fraude verliest de leerling het recht op het gebruik van het ict-hulpmiddel. Ingeval de leerling een laptop gebruikt, mag deze alleen voor schoolse zaken gebruikt worden.
22