Schoolondersteuningsprofiel
Bernardusschool
Het definitieve profiel wordt, gebundeld met de schoolondersteuningsprofielen van de andere scholen van REC West en REC Zuid Holland Midden en Noord, aangeboden aan de samenwerkingsverbanden in de regio.
Schoolondersteuningsprofiel Bernardusschool SO/VSO/AB (profiel SO) De Bernardusschool in Den Haag biedt Speciaal Onderwijs (SO) voor leerlingen van 4 - 12 jaar en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) voor leerlingen van 12 - 20 jaar die zeer moeilijk leren. De Bernardusschool is onderdeel van Lucas Onderwijs. De leerlingen krijgen les in twee gebouwen. In het ene gebouw wordt SO geboden, in het andere gebouw VSO. De gebouwen liggen op loopafstand van elkaar. Het gebouw voor VSO wordt gedeeld met het VSO van de Inspecteur de Vriesschool. Dit profiel betreft het SO, het VSO is in een apart profiel beschreven. De leerlingen van het SO zijn van 8.55-14:45 uur op school, behalve op woensdag. Dan zijn ze om 12:15 uur vrij. Leerlingen hebben allemaal een individueel ontwikkelingsperspectief-handelingsplan. De Bernardusschool wil een omgeving bieden waarin leerlingen gestimuleerd worden op sociaal, emotioneel, leer- en ontwikkelingsgebied. Het onderwijs dat op school gegeven wordt, is gericht op het leren zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk deel uit te maken van de samenleving. Beschrijving van de doelgroep (instroom, toelating en uitstroom) De doelgroep van de Bernardusschool zijn leerlingen die zeer moeilijk leren (IQ<70). De leerlingen hebben allemaal een ontwikkelingsachterstand. Een aantal leerlingen heeft een bijkomende stoornis of beperking, zoals een stoornis binnen het autistisch spectrum, een syndroom, adhd of epilepsie. Kenmerkend voor ZML-leerlingen is dat de vorderingen en vooruitgang per leerling sterk verschillen. De meeste leerlingen die onderwijs volgen op Bernardusschool zijn ingestroomd vanuit een kinderdagcentrum, een medisch kinderdagverblijf of het regulier (speciaal) basisonderwijs. Het voedingsgebied van de Bernardusschool is regio Haaglanden. De meeste leerlingen wonen in Den Haag. Anderen wonen bijvoorbeeld in Leidschendam-Voorburg, PijnackerNootdorp, Rijswijk of Wassenaar. Toelating* tot de Bernardusschool is mogelijk met een cluster 3 ZML(/MG) indicatie*. Na de aanmelding bij de school start de interne procedure van de Commissie van Begeleiding (CvB) van de school. Deze commissie bestaat uit de psycholoog, de schoolarts, de schoolmaatschappelijk werker en een lid van de directie (voorzitter). In principe zijn alle leerlingen met een cluster 3 ZML(/MG) indicatie plaatsbaar op de Bernardusschool. De Bernardusschool heeft geen grenzen aan toelaatbaarheid. De enige reden om een leerling te weigeren, zou kunnen zijn dat de klassen vol zijn. Wanneer blijkt dat de Bernardusschool geen passend aanbod kan bieden aan de leerling, gaat het personeel in overleg met de ouders op zoek naar een andere plek voor de leerling. Terugplaatsing naar het regulier onderwijs komt eigenlijk nooit voor. Soms kan een leerling wel terug- of overgeplaatst worden naar het speciaal basisonderwijs of het praktijkonderwijs. Criterium voor terugplaatsing is, dat de cognitieve ontwikkeling, weerbaarheid en zelfstandigheid van de leerling zodanig is dat een overstap mogelijk is. De meeste SO-leerlingen verlaten de Bernardusschool tussen hun 12e en 13e levensjaar.
Meestal stromen ze uit naar de VSO afdeling van de Bernardusschool of het praktijkonderwijs. In het schooljaar 2010-2011 zijn in totaal 10 SO-leerlingen uitgestroomd. Daarvan stroomde 90% uit naar VSO ZMLK en 10% naar het praktijkonderwijs. Huidige populatie Op 1 oktober 2011 volgden in totaal 110 leerlingen onderwijs op de Bernardusschool. Daarvan volgden 40 leerlingen onderwijs op het SO. De verdeling van de leerling-populatie van de SO-afdeling van de Bernardusschool is als volgt:
ZML MG 23% ZML 77%
Onderwijs: aanbod en organisatie De Bernardusschool biedt speciale ondersteuning aan leerlingen, die door hun beperking niet in staat zijn om deel te nemen aan het reguliere onderwijs. Dit gebeurt aan de hand van individuele ontwikkelingsperspectief-handelingsplannen en groepsplannen, in vier uitstroomprofielen en met verschillende methodes. Bovenstaande wordt hieronder nader uitgewerkt. Iedere leerling heeft een individueel ontwikkelingsperspectief-handelingsplan. Dit plan wordt opgesteld door de groepsleerkracht en de intern begeleider voor de periode van een schooljaar. Het ontwikkelingsperspectief-handelingsplan wordt besproken en vastgesteld door de zorgcommissie en altijd besproken met en ondertekend door de ouders. Twee maal per schooljaar bespreken de intern begeleider en de psycholoog met de leerkracht en onderwijsassistent de voortgang van alle leerlingen in de groep. Naar aanleiding van de bespreking in mei/juni wordt het nieuwe ontwikkelingsperspectiefhandelingsplan opgesteld. Na iedere bespreking (dus twee keer per jaar) wordt de ontwikkeling van de leerling en de voortgang van het plan met de ouders besproken. Alle groepen hebben een groepsplan. De groepen zijn samengesteld op basis van leeftijd en ontwikkeling van de leerlingen. De groepsgrootte is gemiddeld 12 leerlingen. Streven is dat de aanvangsgroep uit niet meer dan 10 leerlingen bestaat.
De SO-afdeling van de Bernardusschool onderscheidt vier uitstroomprofielen: - Uitstroomprofiel 1 is voor leerlingen die na het SO door kunnen stromen naar het Praktijkonderwijs. Hun IQ is hoger dan 55 en ze ontwikkelen zich op het gebied van werkhouding, sociale vaardigheden en schoolse vaardigheden. De leerlingen werken toe naar niveau 9/10/11 van de ZML leerlijnen. - Leerlingen in uitstroomprofiel 2 stromen na het SO door naar de Cognitieve stroom van het VSO ZMLK. Deze stroom is voor leerlingen die het ZML onderwijs zonder al teveel aanpassingen kunnen volgen. Deze leerlingen werken toe naar niveau 7/8 van de ZML leerlijnen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld hun eigen naam schrijven, eenvoudige zinnen lezen en sommen maken en ze kunnen meestal op de juiste manier verbaal contact maken. - Uitstroomprofiel 3 De Cognitieve / Praktische stroom is voor die leerlingen die cognitief en /of sociaal emotioneel tussen de cognitieve en praktische stroom vallen. - Uitstroomprofiel 4 is bedoeld voor leerlingen voor wie een blijvend bescherming en/of begeleiding nodig blijft. Zij stromen na het SO door naar de Praktische -stroom van het VSO ZMLK. Binnen deze stroom ligt de nadruk op het bereiken van een zo groot mogelijke sociale en praktische zelfredzaamheid. De groepen binnen het SO zijn samengesteld op basis van leeftijd. Er zitten leerlingen met maximaal drie verschillende profielen in een groep. Voor de vakken lezen en rekenen wordt vaak groepsdoorbrekend, in niveaugroepen, gewerkt. Binnen het SO wordt veel thematisch gewerkt. De Bernardusschool gebruikt methodes voor regulier onderwijs, ZML onderwijs en veel zelf ontwikkeld materiaal. Er wordt gebruik gemaakt van pictogrammen en dagritmekaarten. Het niveau daarvan is wisselend en afhankelijk van het niveau van de leerlingen. Specifieke concepten/uitgangspunten die centraal staan in het onderwijs van de Bernardusschool: - Een warm en veilig pedagogisch klimaat kenmerkt de Bernardusschool. Er is veel aandacht voor sociale vaardigheden, weerbaarheid en zelfstandigheid. Belangrijke Pedagogische uitgangpunten om dit klimaat te bereiken zijn: 1. Intentionaliteit/wederkerigheid: Dit uitgangspunt is heel belangrijk om verder te komen met de kinderen. Als er geen intentionaliteit zou zijn, zou dit betekenen dat de school de kinderen niets zouden willen leren. En als er geen wederkerigheid zou zijn, zouden de kinderen niet naar ons luisteren of samen iets met ons willen doen. Je zou niet tot ontwikkelen kunnen komen. 2. Zingeving. Aangeven waar een les over gaat, het laten benoemen wat een kind moet doen bij een werkje, lesstructuur aangeven, voorkennis navragen. Hiermee focus je de leerlingen op datgene dat er gaat komen. Tijdens dit focussen kan je dan ook gelijk een stuk voorkennis navragen. Als een leerling een concreet werk krijgt, kan je altijd vragen wat hij moet gaan doen. Dit is ook prima te doen met een schriftelijk werk. Je kunt dan gelijk een stuk van het denkproces van de leerling achter halen en, als dit nodig is, op in spelen. 3. Transcendentie. Een zeer belangrijk pedagogisch uitgangspunt Je geeft de leerling namelijk de gereedschappen mee om in een andere situatie, met andere mensen en op een andere tijd datgene dat hij geleerd heeft in de praktijk te brengen. 4. Bekwaamheidsgevoel. Het werken aan hun zelfvertrouwen en het gevoel geven “ik kan het’ 5. Gedragscontrole/regulatie; dit gaat niet om het “straffen en belonen” van de leerlingen. Dit uitgangspunt gaat erom om het kind tot een werk te krijgen en te houden. Voordoen-nadoen kan ook behoren bij gedragsregulatie. Het ligt aan het niveau van de leerling. - De hele school gaat ieder jaar op kamp, ook de jongste leerlingen (met uitzondering
-
van een enkeling met een grote zorgbehoefte). Dit kamp is een belangrijk onderdeel van de weerbaarheids- en zelfstandigheidstraining die de school wil bieden. Veiligheid staat centraal; het personeel is heel consequent op het naleven van de gedragsregels. De leerlingen van de Bernardusschool leren vooral in concrete situaties; het personeel gaat daarom vaak met de leerlingen op excursie of naar buiten.
De Bernardusschool is meer dan onderwijs; er worden ook veel naschoolse activiteiten aangeboden. Drie dagen per week zijn er sportlessen, voor verschillende niveaugroepen. Tegen betaling kunnen leerlingen ook muzieklessen volgen na schooltijd. Personeel en voorzieningen Alle leerlingen krijgen onderwijs van een leerkracht en een onderwijsassistent. In alle klassen is een aantal dagen een onderwijsassistent aanwezig. Het uitgangspunt van de Bernardusschool is: zoveel mogelijk handen in de klas. Naast leerkrachten en onderwijsassistenten is de volgende expertise aanwezig in het team van de Bernardusschool: ambulant begeleider, een logopedist, een psycholoog, een orthopedagoog, vakleerkrachten (muziek, gymnastiek). De schoolmaatschappelijk werker wordt via MEE ingekocht. De schoolarts (GGD) is lid van de Commissie van Begeleiding. Het personeel van de Bernardusschool biedt leerlingen een warme en veilige omgeving. De kleinschaligheid maakt de Bernardusschool speciaal; het personeel kent alle leerlingen en andersom. Het personeel is zeer betrokken bij de doelgroep: ‘je hebt het, of je hebt het niet’. Ze kunnen accepteren dat leerlingen anders zijn dan anders. Ze zijn zeer geduldig en creatief en ze kunnen denken in mogelijkheden. Het personeel is nieuwsgierig; ze staan altijd stil bij de vraag waarom de leerling handelt zoals hij handelt. En tot slot: het personeel is gericht op ontwikkeling, zowel voor de leerlingen als voor zichzelf. Indien een hulpvraag niet beantwoord kan worden door het personeel van de Bernardusschool, wordt dit voorgelegd aan CvB. De commissie besluit of en welke externe ondersteuning wordt ingezet. De school heeft veel samenwerkingsrelaties. Bijvoorbeeld: - Met een verwijzing van de huisarts en ten laste van eigen verzekering kan een kinderfysiotherapeut op school fysiotherapie geven. - MEE; - Compaan; - Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE); - Centrum Autisme; - Leerplicht. - Auti-actieclub; eens in de maand komen autistische kinderen uit de hele regio in het SO-gebouw voor een activiteit. De school heeft een aantal speciale en extra voorzieningen (in de buurt), gericht op de doelgroep. De school staat in een groene en bosrijke omgeving en er is een klein winkelcentrum vlakbij de school. In het gebouw is een watergewenningsbad, een aankleedruimte, een muzieklokaal, een speel/snoezelruimte, een handvaardigheidlokaal en een kooklokaal. Er zijn extra werkruimtes en iedere klas heeft een eigen extra werkruimte. Betrokkenheid van ouders
De Bernardusschool vindt goed contact met de ouders belangrijk. Het personeel hoopt dat een wisselwerking ontstaat tussen ouders en school wat betreft opvoeding en begeleiding van de leerling. De betrokkenheid van ouders bij de school is groot. De Bernardusschool vindt het belangrijk dat ouders regelmatig de school bezoeken. Het personeel gaat ook op huisbezoek als ze nieuwe leerlingen in de klas krijgen. Dat is niet ieder jaar; soms zit een leerling drie jaren bij dezelfde leerkracht in de klas. Twee maal per schooljaar worden ouders uitgenodigd voor een tafeltjesavond, om de vorderingen van de leerling met de leerkracht en onderwijsassistent te bespreken. Daarnaast worden ouders uitgenodigd voor ouderavonden, informatie-avonden, schoolfeestjes en besprekingen. Ouders van SO-leerlingen worden ook uitgenodigd voor alle thema-afsluitingen (ongeveer acht keer per jaar). Binnen het SO hebben in principe alle leerlingen een contactschrift. In dit schrift schrijven leerkracht/onderwijsassistent en ouders dagelijks hoe het is gegaan met de leerling. De school heeft geen ouderraad, maar wel een zeer actieve MR. De MR neemt bijvoorbeeld ook initiatieven op het gebied van vervoer, naschoolse opvang en sponsoring. Ambulante dienst (AB-dienst)* Vanuit de Bernardusschool biedt één ambulant begeleider begeleiding aan leerlingen die zeer moeilijk leren en onderwijs volgen met een rugzakje in het reguliere of speciaal basisonderwijs of het praktijkonderwijs in de regio Den Haag. Op 1 oktober 2011 werden in totaal 18 leerlingen begeleid, daarvan volgden 14 leerlingen onderwijs in het basisonderwijs en 4 in het voortgezet onderwijs. Toekomst* De hoofddoelgroep van de Bernardusschool blijft ook in de toekomst de zeer moeilijk lerende leerlingen met eventuele bijkomende beperkingen en/of stoornissen. De expertise van het team van de Bernardusschool is groot, maar kan altijd groter. De komende jaren wil het personeel zich bijvoorbeeld gaan professionaliseren op het gebied van onderwijs aan de ZML/MG leerlingen. Dat gaat om leerlingen met een IQ onder de 35. Tegelijkertijd wil de school de mogelijkheden voor het onderwijs aan de ‘hoog functioneren’ vergroten De directie besteedt veel tijd aan het zoeken van sponsors en het aanvragen van subsidies. Met die extra gelden zijn bijvoorbeeld de lokalen en de aula opgefrist en aangepast aan de eisen en mogelijkheden van deze tijd en worden de nieuwste methodes aangeschaft. Door in te zetten op scholing van het personeel, waardoor de expertise en de inzetbaarheid op verschillende gebieden van alle teamleden wordt vergroot, hoopt de Bernardusschool ook in de toekomst kwalitatief goed onderwijs te kunnen bieden. “Kwaliteit zit in de mensen; niet in het aantal personeelsleden.”
Bijlage In deze bijlage wordt een overzicht van of toelichting gegeven op een aantal zaken die in meerdere profielen terug komt of van toepassing is op alle scholen. Toekomst Onder het kopje toekomst is een aantal concrete ambities en mogelijkheden verwoord. Dit overzicht is nog niet compleet. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijkheden om voor bepaalde doelgroepen arrangementen aan te bieden. Ook kan het personeel van de scholen door hun expertise veel bijdragen aan de breedtezorg van de scholen. Concrete mogelijkheden worden nog uitgewerkt, onder andere op basis van gesprekken met de samenwerkingsverbanden over dekkend zorgaanbod. Ambulante dienst/externe dienstverlening De ambulante diensten zijn allemaal verbonden aan de scholen. De ambulant begeleiders bieden vanuit de school reguliere ambulante begeleiding (AB), terugplaatsing ambulante begeleiding (TAB) en preventieve ambulante begeleiding (PAB) aan leerlingen in het regulier onderwijs, die onder de doelgroep van de school vallen. De ambulant begeleiders kunnen bijvoorbeeld adviseren bij het opstellen en uitvoeren van het handelingsplan; leerkrachten coachen; adviseren over leermiddelen, methodieken, materialen en aangepaste methodes; scholing bieden aan leerkrachten en teams over handicaps, syndromen en beperkingen. Ambulant begeleiders beschikken over brede ervaring en expertise, die in de toekomst goed gebruikt kan worden binnen het regulier onderwijs. Bijvoorbeeld middels co-teaching, ondersteuning bij de breedtezorg of het professionaliseren van personeel. Toelating scholen cluster 3 Alle scholen van REC Zuid Holland Midden en Noord hebben een of meerdere trajectbegeleiders in dienst. Deze medewerkers kunnen ouders ondersteunen bij het aanvragen van een indicatie voor cluster 3. Als de ouders een indicatie hebben gekregen, kunnen zij hun kind aanmelden bij de school of ambulante dienst. Na de aanmelding bij de school start de interne procedure van de Commissie van Begeleiding (CvB) van de school. De CvB adviseert het bestuur over de toelating van leerlingen tot de school. Een indicatie voor cluster 3 is een voorwaarde voor aanname van de leerling. Als de CvB het bestuur op grond van een aantal uitgangspunten adviseert de leerling niet te plaatsen, gaat de school samen met de ouders op zoek naar een andere passende (onderwijs)plek. Toelating scholen cluster 4 REC West heeft vier aanmeldpunten/intakebureaus. Ouders kunnen ondersteund worden bij het compleet maken van het dossier voor de CvI door de medewerkers van deze aanmeldpunten. Afhankelijk van hun woonplaats en of hun kind in het PO of Vo zit melden de ouders zich bij het aanmeldpunt: - Leidse Buitenschool in Katwijk (PO Duin- en Bollenstreek); - AED in Leiden (PO en VO in Leiden en Rijnstreek, VO in Duin- en Bollenstreek); - De Strandwacht in Den Haag (PO in Den Haag) Pleysierschool in Den Haag (groep 8 en VO in Den Haag). Als de ouders een indicatie hebben gekregen, kunnen zij hun kind aanmelden bij de school of ambulante dienst. Na de aanmelding bij de school start de interne procedure van de Commissie van Begeleiding (CvB) van de school. De CvB adviseert het bestuur over de toelating van leerlingen tot de school. Een indicatie voor cluster 4 is een voorwaarde voor aanname van de leerling. Als de CvB het bestuur op grond van een aantal uitgangspunten
adviseert de leerling niet te plaatsen, gaat de school samen met de ouders op zoek naar een andere passende (onderwijs)plek. Indicatiecriteria Op dit moment geldt landelijke wetgeving voor indicatiestelling van de clusters. Ieder REC heeft de taak een onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling (CvI) in te richten die bepaalt of een leerling in aanmerking komt voor een indicatie. Hieronder worden de indicatiecriteria weergegeven. Cluster 3 ZML De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicaties op grond van landelijk vastgestelde criteria. De leerling heeft: - een IQ lager dan 55; of - een IQ in de bandbreedte van 55-70 en (bij kinderen tot 7 jaar) een stoornis die het leren en sociaal functioneren ernstig bemoeilijkt; of - het syndroom van Down De onderwijsbeperking hoeft alleen aangetoond te worden bij IQ in de bandbreedte van 5570 en blijkt uit: - zeer geringe sociale zelfredzaamheid ofwel een zeer ernstige ontwikkelingsachterstand op het gebied van sociale redzaamheid waardoor de leerling niet zelfstandig op een reguliere school kan functioneren; en - bij kinderen t/m 7 jaar: ernstige tekortkomingen op het gebied van leer/taakgedrag, zoals werkhouding, taakgerichtheid, aandacht en motivatie en zeer geringe vooruitgang gedurende een jaar; of - bij kinderen van 8-11 jaar: zeer geringe vooruitgang gedurende een jaar bij aanvankelijk lezen, spellen en rekenen; of - bij kinderen van 12 jaar en ouder: schoolvorderingen die niet verder gaan dan de beheersing van de leerstof tot en met eind groep 3 van de basisschool. De ontoereikendheid van de zorgstructuur hoeft alleen aangetoond te worden bij een IQ in de bandbreedte 55-70, en blijkt uit: - indien de leerling nog geen school bezoekt: onvoldoende effect na tenminste een half jaar ondersteuning door zorg- of hulpverleningsinstanties; of - onvoldoende effect na tenminste een half jaar lang extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs (waaronder het samenwerkingsverband), afgestemd op de behoeften van de leerling en eventueel met beschikbare ondersteuning door hulpverleningsinstanties. Cluster 3 ZML/MG Een aanvraag voor een indicatie cluster 3 ZML/MG beoordeelt de Commissie aan de hand van de volgende criteria: - Een (geschat) IQ lager dan 20 of - Een IQ tussen de 20 en 35 in combinatie met een beperkt gedragsrepertoire en andere medische of gedragsproblemen. Voor een ZML/MG indicatie hoeft een onderwijsbeperking en de ontoereikendheid van de zorgstructuur niet aangetoond te worden. NB: Leerlingen met een ZML/MG indicatie zijn dus niet meervoudig gehandicapt, zoals de kinderen met een cluster 3 MG indicatie. Het gaat om ZML-leerlingen met een grotere begeleidingsbehoefte dan de reguliere ZML-leerlingen. Zij krijgen daarom een hogere bekostiging. Cluster 3 MG
De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: - Eén of meerdere stoornissen in structuur of functie, die gepaard gaan met motorische beperkingen. Dit in combinatie met een IQ lager dan 70; - Onderwijsbeperking door een van de onderstaande twee criteria o Zeer geringe zelfredzaamheid (afhankelijk van derden voor algemene dagelijkse verrichtingen of onderwijsvoorwaardelijke motorische handelingen of activiteiten) of; o De leertijd is tenminste voor 25% verminderd door noodzakelijke zorg of aan de stoornis gerelateerd verzuim. De ontoereikendheid van de zorgstructuur van de school en het samenwerkingsverband hoeft voor een MG-indicatie niet aangetoond te worden. Bij het aanvragen van de indicatie (en dus ook de bekostiging) wordt geen onderscheid gemaakt tussen MG en EMG leerlingen. De term EMG wordt zowel binnen zorg als onderwijs gebruikt. Kenmerkend voor EMG-leerlingen is dat: - … deze leerlingen vaak veel begeleiding en structuur nodig hebben; - … vaak sprake is van complexe, bijkomende problematiek; - … deze leerlingen een IQ onder de 35 hebben.
Cluster 3 LG en LZK De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: Er is een stoornis vastgesteld; o Voor LG: één of meer stoornissen die motorische beperkingen veroorzaken en die leiden tot een ernstige belemmering om aan het onderwijs deel te nemen en een IQ hoger dan 70. o Voor LZK: een lichamelijke, neurologische of psychosomatische stoornis, die niet in hoofdzaak leidt tot motorische beperkingen, maar wel leidt tot een ernstige belemmering om aan onderwijs deel te nemen en een IQ hoger dan 70. - Er is sprake van een onderwijsbeperking die tenminste blijkt uit één van de volgende drie criteria: o Zeer geringe zelfredzaamheid, of; o Een leerachterstand: behorend tot de 10% zwakst presterende leerlingen (Een/of D-scores op de Cito-toetsen), of; o De leertijd is tenminste voor 25% verminderd door noodzakelijke zorg of aan de stoornis gerelateerd verzuim. - De zorgstructuur van de school en het samenwerkingsverband zijn ontoereikend. Cluster 4 De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: -
Er is sprake van ernstige gedrags- of kinderpsychiatrische problematiek in termen van DSM-IV of een half jaar geïndiceerde hulpverlening zonder vooruitgang; De sociaal-emotionele problematiek of gedragsproblemen manifesteert zich zowel in het onderwijs als in de thuissituatie en/of vrijetijdsbesteding; Er is sprake (geweest) van bemoeienis vanuit jeugdzorg en/of een kinderpsychiatrische voorziening; Er is een ernstige structurele beperking in de deelname aan het onderwijs waardoor de leerling niet voldoet aan de algemene leervoorwaarden met betrekking tot het vereist gedrag voor regulier onderwijs.
-
Er is aangetoond dat de beschikbare reguliere zorgstructuur vanuit de school en het samenwerkingsverband niet toereikend is; tevens is er te weinig vooruitgang ondanks extra zorg. De geboden zorg is aangetoond middels geëvalueerde handelingsplannen t.a.v. de gedragsproblematiek/sociaal-emotionele problematiek, die niet ouder zijn dan een half jaar.
Plancius leerlijnen Plancius leerlijnen zijn ontwikkeld door de CED groep. Ze zijn bedoeld voor leerlingen met een IQ tot 35 en bevatten doelen voor leerlingen met een ontwikkelingsleeftijd tussen de 0 en 24 maanden. Het eindniveau van deze leerlijnen sluit aan op het beginniveau van de leerlijnen voor zeer moeilijk lerenden (ZML). De leerlijnen richten zich op basale ontwikkelingsdoelen rond communicatie, sensomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling, zelfredzaamheid, spelontwikkeling en taakontwikkeling. Een aantal voorbeelden van doelstellingen op niveau 6 (dus het hoogste niveau van de leerlijnen) voor de verschillende domeinen: -
-
Communicatie: ‘Gebruikt een basiswoordenschat van ongeveer 50 woorden/gebaren/afbeeldingen’ Sensomotoriek: ‘Legt twee dezelfde vormen bij elkaar (rondjes, blokjes, driehoekjes)’ Sociaal-emotionele ontwikkeling: ‘Voert uit zichzelf begroetings- en afscheidsrituelen uit (zwaaien en hand geven)’ en ‘Imiteert gedrag van volwassenen (in speelgoedtelefoon brabbelen)’. Spelontwikkeling: ‘Brengt meerdere speeltjes/voorwerpen bij elkaar (toren bouwen, roeren in de pan)’ Taakontwikkeling: ‘Imiteert eenvoudige onbekende handelingen van een willekeurige volwassene met een voorwerp (doos opzij schuiven)’ Zelfredzaamheid: ‘Draait een kraan open en dicht’ en ‘Veegt een vieze neus oppervlakkig af’
De leerlijnen zijn te downloaden en bekijken op de website van de CED-groep: http://www.leerlijnen.cedgroep.nl/zml/leerlijnen-voor-leerlingen-met-een-iq-tot-35.aspx ZML leerlijnen De ZML leerlijnen (voor zeer moeilijk lerenden) zijn ontwikkeld door de CED groep. Er zijn vakgebiedspecifieke leerlijnen en vakgebiedoverstijgende leerlijnen. Vakgebiedspecifiek: schriftelijke taal, sociale competentie, beeldende vorming, bewegingsonderwijs, dramatische vorming, mondelinge taal, muziek en bewegen, natuur en techniek, oriëntatie op ruimte, oriëntatie op tijd, rekenen, werken, wonen. Vakoverstijgend: sociale en emotionele ontwikkeling, leren leren, omgaan met media, ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit, spelontwikkeling, zintuiglijke en motorische ontwikkeling. De meeste leerlijnen hebben 12 niveaus. Niveau 1 t/m 8 is bedoeld voor het SO, niveau 9 t/m 12 voor het VSO. In 2011 zijn de leerlijnen herzien; ze zijn aangepast om te voldoen aan de kerndoelen VSO dagactiviteitencentrum. In het hoogste niveau van de leerlijnen, niveau 12, wordt een overgang gecreëerd tussen de ZML leerlijnen en de VSO arbeidsmarktgerichte leerlijnen om aan te sluiten op de nieuwe kerndoelen voor VSO arbeidsmarktgericht.
De leerlijnen zijn te downloaden en bekijken op de website van de CED-groep: http://www.leerlijnen.cedgroep.nl/zml/leerlijnen-2007-2010.aspx