Schoolondersteuningsprofiel “Wat heeft uw kind nodig? Wat kunnen wij bieden?”
9e Montessorischool De Scholekster Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel September 2014
1
1. Inleiding “..Het kind is oneindig veel meer dan zijn of haar etiket..’ Peter Bovelander, juli 2014 Per 1 augustus 2014 is de wet op passend onderwijs ingetreden. Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passend begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn. Ook de financiering van passend onderwijs gaat veranderen. Ons schoolbestuur zal de komende jaren meer geld binnen krijgen voor passend onderwijs. Dat komt, omdat wij weinig kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs verwijzen en daar worden we voor beloond. Scholen krijgen vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. In Amsterdam is er gelukkig voor gekozen om af te rekenen met tijdrovende en dure bureaucratie die het gevolg was van ‘teveel lagen’. Er is besloten om veel van de verantwoordelijkheden met bijbehorend budget bij de schoolbesturen te leggen. Ons bestuur heeft vervolgens ook het grootste deel van de verantwoordelijkheden en budget weer bij de scholen gelegd. Zodoende hebben wij meer ruimte om zelf keuzes te maken en is er meer geld voor het begeleiden van kinderen. Een nieuw begrip is het ‘schoolondersteuningsprofiel’, sop. Scholen zijn verplicht om dat te schrijven. Voor ons is het document vooral bedoeld voor ouders. Passend onderwijs gaat over hun kind of kinderen. Het moet duidelijk maken wat de school te bieden heeft op het gebied van passend onderwijs, hoe de school te werk gaat en welke ambities de school heeft om zaken te verbeteren of te verdiepen. Het gaat hier dus om ouders goed te informeren en de juiste verwachtingen te creëren. Het is gebleken dat dit heel belangrijk is voor ouders, zeker als een kind bijzondere aandacht nodig heeft. Daarnaast is het document ook bedoeld voor de school zelf. Het geeft de school de mogelijkheid om het aanbod beter te formuleren, explicieter na te denken over principiële keuzes en scherper in beeld te hebben welke verbeteringen nodig zijn. Tot slot is het ook een verantwoordingsdocument. De scholen en hun schoolbestuur kunnen zo aangeven hoe zij hun maatschappelijk en wettelijke plicht vervullen. Het schoolondersteuningsprofiel is gebaseerd op de visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Het gaat hier om een levend document dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Namens de ouders en het schoolteam is de medezeggenschapsraad een belangrijk orgaan om de vinger aan de pols te houden en met de school mee te denken over dat wat goed is voor de kinderen. In ieder geval moet elk geactualiseerd schoolondersteuningsprofiel ter advies worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. Alle scholen van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel hanteren dezelfde indeling voor dit document. In ons schoolondersteuningsprofiel worden de volgende onderdelen behandeld:
Algemene informatie Een beknopte visie op passend onderwijs Analyse van de onderwijsbehoefte van onze kinderen De basisondersteuning Onze werkwijze (ondersteuningsroute) Onze arrangementen voor extra ondersteuning Ouderbetrokkenheid Geschillen Onhoudbare situaties Ambitie en ontwikkeltrajecten Begroting
2
2. Algemene informatie 9e Montessorischool De Scholekster Brinnummer: 20TX -01 Stichting: Openbaar Onderwijs aan de Amstel Karel du Jardinstraat 76 Tamar Süss (directeur) Onderwijsconcept: onderwijs gebaseerd op de uitgangspunten van Maria Montessori Aantal leerlingen: 210 9 groepen: 4 OB, 3 MB en 2 BB.
3. Visie op passend onderwijs
3.1 Visie van stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel In veel publicaties wordt passend onderwijs vooral neergezet als ‘iets wettelijks’. Het schoolbestuur van de school waar ouders hun kind aanmelden, is vanaf dan wettelijk verplicht voor passend begeleiding te zorgen. Dat kan op de school van aanmelding zijn, maar het kan ook op een andere school zijn. Minstens net zo vaak krijgen de financiële gevolgen de aandacht. Scholen krijgen namelijk vanaf 1 augustus een vast bedrag om bijzondere begeleiding mogelijk te maken en het leerlinggebonden budget verdwijnt. Het belangrijkste gevolg van passend onderwijs is volgens onze stichting een andere. Het onderstreept wat we allemaal al weten, namelijk dat het kunnen omgaan met verschillen tussen kinderen hoort tot de ‘core business’ van het onderwijs. Ons onderwijs moet zo passend mogelijk zijn. Dat leidt tot het uitgangspunt om kinderen zoveel mogelijk in de gewone basisschool te willen begeleiden en zoveel mogelijk in de eigen klas, door de eigen leerkracht. Pas als dat echt niet kan, hebben scholen vormen van extra ondersteuning en pas als dat niet voldoende is, kan het speciaal (basis)onderwijs tijdelijk of permanent een uitkomst zijn.
Passend aanbod? Ons aanbod zal daarbij nooit 100% passend kunnen zijn voor elk kind. Daarvoor zijn de groepen te groot en de tijd en de middelen te beperkt. Los daarvan, denken wij dat een 100% passend aanbod onze kinderen niet goed voorbereid op de toekomstige samenleving die dat namelijk zeker niet is. Wij zien het als onze uitdaging om samen met ouders hiervoor de juiste balans te vinden.
Wat heeft uw kind nodig? Passend onderwijs betekent ook dat we niet langer allerlei etiketten die in het verleden zijn bedacht centraal stellen, maar dat we de focus richten op wat het kind aan begeleiding van ons vraagt, wat het wel goed kan en wat dat voor ons onderwijs betekent. Het gaat om alle kinderen en niet alleen om de kinderen die ‘ergens moeite mee hebben’. De onderwijsbehoeftes van alle kinderen wegen bij ons even zwaar. In het bijzonder willen we aangeven dat kinderen die makkelijk leren of hoogbegaafd zijn net zoveel recht hebben op bijzondere begeleiding als de kinderen die moeilijk leren. Dat betekent dat we altijd goed zullen afwegen of passend onderwijs voor het ene kind wel passend onderwijs is voor de andere kinderen. Die afweging zal bepalen of en hoe we een kind op onze school kunnen begeleiden.
3
Welke kinderen we niet kunnen begeleiden Van onze school mag u verwachten dat wij een breed repertoire hebben als het gaat om kinderen met bijzondere onderwijsbehoeftes. Desondanks zijn er kinderen die wij op onze school niet kunnen begeleiden en waarvan wij vinden dat ze het recht moeten hebben op speciaal (basis)onderwijs. Het is goed om daar eerlijk en heel duidelijk over te zijn. Het gaat om de volgende drie categorieën: a) Kinderen die meerdere uren per dag een individuele begeleiding nodig hebben bij het leren en/of het functioneren in een groep en/of voor wie voortdurend medisch personeel in de buurt moet zijn; b) Kinderen met een ernstige gedragsproblematiek waardoor het functioneren in een grote groep niet veilig en/of werkbaar is voor het kind zelf, de andere kinderen en de leerkracht; c) Kinderen die door andere omstandigheden redelijkerwijs niet veilig en werkbaar kunnen functioneren in een grote groep in het regulier onderwijs;
Kans om kwaliteit te versterken Wij zien passend onderwijs als een kans om onze kwaliteit te versterken en ons repertoire te verbreden. De ruimte die we binnen Amsterdam en van ons schoolbestuur krijgen, biedt mogelijkheden voor innovatie, creativiteit en ondernemerschap. Dat vraagt van ons een houding die gericht is op het per kind zoeken naar goede aanpakken en het uitproberen van mogelijke oplossingen. Elk teamlid zal het normaal moeten vinden om het eigen functioneren kritisch tegen het licht te houden en grenzen en mogelijkheden duidelijk aan te geven. Werken aan kwaliteit is bij ons altijd gericht op de complete ontwikkeling van een kind. Hoe laten we aantoonbaar zien dat we daarin van waarde zijn? Uitslagen op cito-toetsen vormen daarbij slechts één van de indicatoren om dat vast te stellen.
Benutten van expertise Wij geloven dat het met passend onderwijs tijd is geworden om meer dan nu al gebeurt gebruik te maken van de kennis en expertise binnen ons team, binnen onze stichting en bij netwerken en kenniscentra. Daar moeten we de samenwerking gaan zoeken!
Uitdaging Wij zien het als onze grootste uitdaging om het zo te organiseren dat we ook daadwerkelijk de tijd hebben om creatief en innovatief te zijn en van elkaar te leren. Wij willen dat kinderen en ouders voelen dat het team van de 9e Montessori alles uit de kast haalt voor de beste begeleiding van alle kinderen en daar zichtbaar lol in heeft.
3.2 School specifieke visie De 9e Montessorischool “De Scholekster” is een openbare montessori basisschool. Dat wil zeggen dat de school voor alle kinderen toegankelijk is. Elk kind en elke ouder kunnen zich hier thuis voelen. De ideeën en uitgangspunten van Maria Montessori vormen de basis van ons onderwijs, aangepast en bijgesteld aan de eisen van deze tijd. Dat betekent: Leren met aandacht voor elk kind. Elk kind leert op een eigen manier, in zijn of haar tempo. Maria Montessori (1870-1952) was een Italiaanse. Als een van de eerste vrouwen in Italië werd zij opgeleid tot arts. Zij ging werken in instellingen voor geestelijk gehandicapte kinderen. Haar ervaringen met het verbeteren van de pedagogische situatie voor deze kinderen opende haar ogen voor de mogelijkheden van soortgelijke aanpakken bij kinderen zonder handicap. Zij ontwikkelde haar ideeën in de praktijk. De kern van het Montessorionderwijs is: "Help mij het zelf te doen"
4
Het montessorionderwijs gaat uit van de mogelijkheden en behoeften van de kinderen in hun verschillende ontwikkelingsfasen. Maria Montessori ging uit van de gevoelige perioden van kinderen. Een gevoelige periode is een fase waarin het kind extra gemotiveerd is bepaalde zaken te leren/ te ontdekken. Een voorbeeld hiervan is de gevoelige periode voor het leren lezen, bij veel kinderen tussen het vierde en zesde jaar. Deze kinderen hebben dan een “honger” naar letters, en willen alleen maar met leren lezen bezig zijn. De grondgedachte van het montessorionderwijs is, dat de opvoeding van kinderen hen moet vormen tot vrije, kritisch denkende mensen. Sleutelbegrippen hierbij zijn:
Zelfstandigheid
Respect
Rekening houden met elkaar
Weerbaarheid
Vrijheid
Verantwoordelijkheidsbesef
Onderwijs op maat Binnen het montessorionderwijs staat het kind centraal; het onderwijsaanbod wordt aangepast aan de mogelijkheden en behoeften van het kind. Ieder kind is verschillend, dat zien we elke dag om ons heen. Ook kinderen van dezelfde leeftijd kunnen sterk van elkaar verschillen, omdat de ontwikkeling van de kinderen verschillend kan verlopen. In een montessorigroep wordt rekening gehouden met deze verschillen: de kinderen krijgen zoveel mogelijk onderwijs op maat. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan de persoonlijkheidsontwikkeling van uw kind; met plezier naar school gaan, je veilig voelen, vertrouwen kunnen hebben in de ander en vertrouwen krijgen, zijn voorwaarden om goed te kunnen leren. Verschillende leeftijden bij elkaar In een montessorigroep zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar in één groep (combinatieklassen). We spreken dan van de onderbouw (groep 1 en 2), middenbouw (groep 3, 4 en 5) en bovenbouw (groep 6, 7 en 8). Overal in de maatschappij leven en werken mensen van verschillende leeftijden met elkaar. Mensen met (veel) ervaring en mensen die net beginnen kunnen veel van elkaar leren. Ook in het gezin is dat vaak het geval: de jongere kinderen worden geholpen door de oudere en de jongste leert veel van de oudere broertjes/zusjes. In de montessorigroep is dat ook zo. De oudste van een gezin is in de groep ook een keer jongste en andersom. Als jongste van een groep kun (mag) je geholpen worden door een oudere en hoef je nog niet alles te kunnen. Als oudste moet je van tijd tot tijd de jongere kinderen helpen, zonder dat het eigen werk er onder lijdt. Dit is een heel goed leerproces. In principe blijven de kinderen langere tijd (drie jaar) bij dezelfde leerkracht. Dit biedt kinderen en leerkracht de mogelijkheid elkaar goed te leren kennen en een vertrouwensband op te bouwen. Aan het eind van het jaar verandert de groep maar gedeeltelijk. Nieuwe kinderen worden gemakkelijk opgenomen in de groep. Zelfstandigheid, vrijheid, discipline In de montessorischool ontwikkelen de kinderen hun zelfstandigheid en leren ze omgaan met vrijheid en discipline. De zelfstandigheid van kinderen wordt nogal eens onderschat. Een kind van drie of vier jaar kan al heel veel zelf, als we het maar de kans geven. Het zelf iets kunnen zonder hulp van de volwassene is voor het kind vaak een overwinning. “Kijk eens wat ik al kan” hoor je een peuter vaak apetrots zeggen. Zelfstandigheid betekent onafhankelijkheid. Zelfstandigheid is voor het leren op school dan ook heel belangrijk. Wanneer het kind zelf dingen kan leren, is het minder afhankelijk van de leerkracht en hoeft dus ook niet te wachten als die leerkracht een ander kind helpt. Ieder kind kiest
5
daarom zelf het werk dat het alleen, of samen met een ander, gaat doen. De praktijk leert dat kinderen activiteiten kiezen die nauw aansluiten bij hun eigen ontwikkeling. Kinderen leren goede keuzes te maken en de leerkracht helpt daarbij als dat nodig is. Oudere kinderen leren we ook hun eigen werk te plannen. Hen wordt geleerd zelf verantwoordelijk te zijn voor hun taken. Dit leren de kinderen doormiddel van het periodeblaadje. Hierop staan de werkjes die het kind in een bepaalde periode moet afhebben. Dit wordt aangestuurd en gemonitord door de leerkracht.
Pedagogisch klimaat Het is heel belangrijk dat kinderen zich op school veilig voelen, en dat ze zich kunnen en durven uiten. Het "pedagogisch klimaat" van de school is van groot belang. Wij vinden goede omgangsvormen, normen en waarden (het stellen van regels) belangrijk, zonder kinderen te willen beperken in hun mogelijkheden. De school moet voorwaarden scheppen, waardoor kinderen (en ouders) met plezier naar school gaan. Het creëren van een goede sfeer van openheid en vertrouwen en het goed omgaan met elkaar, vormen essentiële onderdelen van het pedagogische klimaat. In de dagelijkse praktijk zien we dat terug:
In de groep creëert de leerkracht een sfeer van gezelligheid, openheid en vertrouwen, waarin kinderen gestimuleerd worden zich te uiten, dit kan met materiaal en door het werken met methoden.
‘s Morgens bij het binnenkomen, geven de kinderen de leerkracht een hand; de leerkracht ziet hoe het kind binnenkomt en het kind heeft meteen persoonlijk contact met de leerkracht.
Ook aan het eind van de dag geven leerkracht en kind elkaar een hand (“tot morgen”). Zo sluit je de dag correct af.
Bij ruzies worden de kinderen serieus genomen; het verhaal van de betrokken leerlingen wordt aangehoord en er wordt geprobeerd samen tot een oplossing te komen.
De benadering van de kinderen is positief, respectvol, vriendelijk en duidelijk.
De leerkracht Belangrijke zaken die kinderen op de montessorischool leren, zijn: Leren kiezen, leren plannen, leren omgaan met vrijheden, zelf verantwoordelijkheid dragen voor het werk en dan zelf het werk doen in alle rust. De leerkracht heeft de belangrijke taak het één en ander nauwkeurig te begeleiden, te stimuleren en bij te houden in de registratie. Hij/zij zal de kinderen in zekere mate vrij moeten laten, maar zal tegelijkertijd heel nauwkeurig moeten kijken of het kind zinvol bezig is. De leerkracht moet durven afwachten, maar tevens tijdig ingrijpen als dat nodig is. Van de leerkracht wordt verwacht dat hij/zij:
zich de juiste leerlijnen eigen maakt (rekenen, lezen, spelling enz.)
het kind laat kennismaken met verschillende materialen
voldoende eisen aan de kinderen stelt in een vriendelijk, positief klimaat
kinderen op hun gemak stelt als dat nodig is
kinderen serieus neemt
het meest haalbare uit het kind wil/kan halen, vanuit een positieve benadering
het kind leert omgaan met vrijheid en verantwoordelijkheid
6
zorg draagt voor een uitdagende leeromgeving
Uiteraard zal iedere leerkracht de uitgangspunten van het montessorionderwijs moeten onderschrijven en kunnen vertalen in de dagelijkse praktijk.
4. Onderwijsbehoefte van onze kinderen en zwaarte van de groep
4.1 Inleiding Met onderwijsbehoefte bedoelen we dat wat een kind nodig heeft om zich zo goed mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het bedienen van drie niveaugroepen valt binnen het standaardrepertoire van een leerkracht. Er zijn kinderen voor wie dat niet genoeg is. Dan zal de leerkracht meer moet kunnen of in sommige gevallen zal hij of zij extra ondersteund moeten worden. Deze kinderen bepalen de ‘zwaarte van de groep’. Voor hen ligt er een specifiek van plan voor de ondersteuning. In sommige gevallen is dat een zogenaamd ontwikkelingsperspectief. Een ontwikkelingsperspectief beschrijft vanuit een aangepast eindniveau hoe het aanbod en de begeleiding er uit moet zien. Inzicht in de onderwijsbehoefte en de spreiding van deze kinderen over de groepen kan de directeur helpen bij het maken van de juiste keuzes over de inzet van personeel en middelen. Overigens is het begrip ‘zwaarte van de groep’ een relatief begrip. De ene leerkracht kan de zwaarte van een groep anders ervaren dan een andere leerkracht. We mogen bijvoorbeeld van een ervaren leerkracht meer verwachten dan een startende leerkracht. 4.2 Onderwijsbehoeftes en gevolgen voor het aanbod Als we kijken per bouw dan zien wij dat de zwaarte in de onderbouw ligt op twee gebieden namelijk op het gebied van taal en sociaal-emotionele problematiek. Qua taal wordt er gewerkt met de methode Ko Totaal en worden hiernaast extra taallessen gegeven in de klas. Daarnaast krijgen een aantal leerlingen 1 x per week extra taalondersteuning buiten de klas door een logopedist. De behandeling bestaat voornamelijk uit uitbreiding van de woordenschat, articulatie en zinsopbouw. Als school zien wij dat wij een groep leerlingen hebben, waar de onderwijsbehoefte met name op het gebied van taal ligt. Het is belangrijk om al vroeg goed in te zetten op het taalonderwijs, om zo later achterstanden te voorkomen. Wij zien dan ook dat het taalaanbod dat nu in de klas geboden wordt niet voor alle leerlingen voldoende is en zijn als school aan het kijken of wij het taalarrangement uit kunnen breiden. Hierbij denken wij aan het inzetten van een taalexpert of iemand die hiervoor opgeleid kan worden. Dit kan iemand uit het team zijn, maar mogelijk ook iemand uit het Dons team. Momenteel zijn wij nog in overleg wie dit gaat doen. Naast taal, zien wij in de onderbouw ook een onderwijsbehoefte op sociaal-emotioneel gebied. Sommige kinderen vertonen nog erg jong gedrag, vinden het lastig om op de juiste manier contact te maken of zijn wat faalangstig. Qua methodiek gebruiken wij hiervoor de Kanjertraining. De Kanjertraining is een serie lessen met bijbehorende oefeningen, die de leerkracht in de klas geeft om de sfeer in de groep goed te houden, maar ook te verbeteren. Zo kan de training ook worden ingezet om het pesten in en buiten de klas aan te pakken en het zelfvertrouwen te verbeteren. De Kanjertraining wordt in principe aangeboden aan de gehele groep en bij sommige leerlingen geeft de leerkracht nog specifieke begeleiding op het gebied van gedrag. Daarnaast wordt voor bepaalde leerlingen buiten de klas specifieke begeleiding ingezet in de vorm van SEMMI, een training die voor onderbouwleerlingen met name gericht is op sociale vorming. Daarnaast kan de ouder kind adviseur en tevens kindercoach ingezet worden voor leerlingen die (tijdelijk) meer ondersteuning nodig hebben op het gebied van sociaal-emotionele problematiek dan in de klas geboden kan worden. Hiervoor willen wij als school blijvend investeren in een kindercoach, die met name individuele trajecten doet en mogelijk de ondersteuning uitbreiden door ook iemand die competentietrainingen geeft in groepjes.
7
Ten aanzien van de middenbouw heeft een groot deel specifieke begeleiding nodig op een of meerdere gebieden. Zo zijn er een aantal leerlingen, die op een bepaalde manier taalondersteuning nodig hebben. Dit kan in de vorm zijn van extra leesbegeleiding en/of extra taalondersteuning op het gebied van woordenschat. Verder hebben een aantal leerlingen ondersteuning nodig op het gebied van meer begaafdheid/hoogbegaafdheid en op het gebied van gedrag. De ondersteuning die momenteel geboden wordt op het gebied van taal en sociaal-emotionele problematiek en wat wij als school nog willen is hierboven al beschreven. Qua leesbegeleiding krijgen leerlingen nu in de middenbouw naast begeleiding in de klas, ook begeleiding buiten de klas, indien nodig. Degene die hiervoor wordt ingezet, kunnen wij inzetten tot halverwege het schooljaar. Graag willen wij hierna iemand, die dit gaat overnemen, naast alle leesouders en leesvrijwilligers. Ook zijn wij aan het kijken of er mogelijk meer ingezet moet worden qua hulpmiddelen voor leerlingen met dyslexie. Naast taal is er een behoefte in de middenbouw aan extra aanbod op het gebied van meer begaafdheid/hoogbegaafdheid. Leerlingen, die op één of meerdere vakgebieden zeer sterk zijn wordt in overleg met leerling en ouders stof compacter aangeboden en krijgen de leerlingen verrijkingsstof. Graag zouden wij dit aanbod meer willen uitbreiden en voor deze leerlingen extra aanbod willen aanbieden in de vorm van een plusklas, waarbij de leerlingen één of meerdere momenten in de week in groepjes in een klas zitten en een workshop volgen, waarna de verwerking van de workshop plaatsvindt in de klas. In de bovenbouwgroepen zitten leerlingen die ondersteuning nodig hebben op het gebied van meer begaafdheid/hoogbegaafdheid, taalondersteuning en ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied. Daarnaast ligt er ook een behoefte op het gebied van concentratie/werkhouding. Op een montessorischool wordt een grote mate van zelfstandigheid verwacht van leerlingen, maar hierin worden leerlingen vanaf de onderbouw begeleidt om dit te leren. Niet alle leerlingen lukt het om zelfstandig aan het werk te gaan of voor langere tijd aan het werk te blijven of zelf te bepalen wat zij na een bepaald werkje gaan doen. Sommige leerlingen maken hier wel een ontwikkeling in door, maar er zijn ook leerlingen die hier blijvend begeleiding bij nodig hebben, omdat dit om een of andere reden niet lukt. Wij gebruiken voor deze leerlingen bijvoorbeeld een dag planning/uur planning. Hierbij wordt op meerdere momenten van de dag samen met de leerlingen bekeken wat is gedaan of hoe verder te gaan en worden ook soms hulpmiddelen ingezet zoals een time timer, een koptelefoon of zijn er plekken waar leerlingen apart kunnen werken.
5. Basisondersteuning van de school
5.1 Inleiding Passend onderwijs stelt eisen aan de basiskwaliteit van onze school. We noemen dat ‘basisondersteuning’. Een sterke basisondersteuning zorgt ervoor dat de middelen voor extra ondersteuning terechtkomen bij de kinderen die dat het hardst nodig hebben. Als we de kwaliteit van de basisondersteuning willen aangeven, komen we bij een aantal vragen uit. Hoe wordt het personeel ingezet? Wat is de kwaliteit van het team en wat vond de inspectie van onze kwaliteit? Hoe zorgen we dat de kwaliteit verbetert en op peil blijft? Welke specifieke knowhow hebben we in huis? Wat is ons aanbod voor lichte ondersteuning zoals een dyslexie-aanbod?
8
5.2 Inzet personeel Onder basisondersteuning verstaan wij de kwaliteit van het team en de kwaliteit van de wijze waarop wij deze ondersteuning hebben georganiseerd en wat wij aan lichte interventies te bieden hebben. Hieronder is beknopt in een tabel weergeven wat wij aan arrangementen in de basisondersteuning bieden en wat wij als extra ondersteuning zien, maar wat mogelijk wel onder de basisondersteuning valt en wie voor de basisondersteuning naast de leerkrachten worden ingezet
Basisondersteuning/onderwijsarrangementen Wie kwaliteit van het team leerkracht
intern begeleider onderwijsassistenten leesbegeleider (leerkracht) leesvrijwilligers (3) leesouders schoolbegeleidingsdienst SMW logopedie fysiotherapie zorgteam ondersteuningsteam
protocollen
Wat afstemming onderwijsaanbod planmatig werken inzet preventieve interventies samenwerking ouders verantwoording onderwijskwaliteit ondersteuning leerkrachten rt (met name ondersteuning op het gebied van lezen leesbegeleiding volgens Ralfi methodiek leesbegeleiding leesbegeleiding advies en onderzoeken gesprekken met ouders behandeling voor o.a. slissen, woordenschat, uitspraak behandelingen op het gebied van fijne motoriek ZBO, 6x per jaar, Dir, IB, SMW, Schoolverpleegkundige Bestaande uit ouder, lk, dir, ib en externen, bijeenkomsten vinden plaats indien nodig. Dit zal mogelijk t.z.t het zorgteam gaan vervangen.
FTE (indien van toepassing) 11.1953
0.8421 0.4594 0.2118
Medische handelingen
5.3 Typering basiskwaliteit van het team We kunnen leerkrachten in twee categorieën indelen: 1. De leerkracht die over de basisvaardigheden beschikt om goed les te kunnen geven. We noemen dit de basis bekwame leerkracht. 2. De leerkracht met een sterk basisniveau en een uitgebreider handelingsrepertoire. We noemen dit de vak bekwame leerkracht.
Basis bekwame leerkracht 5 leerkrachten
Vak bekwame leerkracht 10 leerkrachten
9
5.4 Informatie uit een recent inspectiebezoek of verbetertraject Onderwijsontwikkeling In het schooljaar 2012-2013 zijn wij gaan meedoen aan het verbetertraject van het KBA (Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam). Het jaar daarvoor hebben wij kritisch naar onze resultaten gekeken en waren wij tot de conclusie gekomen dat deze verbeterd konden worden. We zagen dat onze school een kwaliteitsimpuls nodig had, waarbij er gebruik zou worden gemaakt van opbrengstgericht werken. Het traject werd ons niet opgelegd door de inspectie, maar wij waren van mening dat wij met de steun van het KBA onze kwaliteiten konden verbeteren. Vanaf september 2012 zijn wij van start gegaan met het KBA verbetertraject en kregen wij de eerst audit van het KBA. Hierbij werd er een zogenaamde 0-meting gedaan. Niet veel later, in oktober, kregen wij een visitatie van de Montessorivereniging. Er werd bij de observatie van het KBA gekeken naar het leerkrachtengedrag. Bij de observaties van de Montessorivereniging werd er gekeken naar de uitvoering van de montessori- principes. Er was veel overlap waardoor de plannen van aanpak op elkaar konden aansluiten. Onze ontwikkelpunten:
Afstemming van instructie, instructieopbouw en verwerking.
Betere klassenmanagement en organisatie. Het verbeteren van een planning en de lesdoelen goed met elkaar afstemmen.
Een betere en eenduidige registratie.
Betere analyses kunnen maken naar aanleiding van de toetsen en deze omzetten in groepsplannen en individuele handelingsplannen.
Oriëntatie op ons lesaanbod van leesonderwijs en spellingsonderwijs.
Meer leerkrachten montessoribevoegd laten worden.
Meer aandacht voor de voorbereide omgeving.
Gedurende het traject krijgen wij bezoeken en worden wij gemonitord door de expertgroep. Het monitoronderzoek maakt deel uit van fase II in de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam. In deze fase voert de school haar verbeterplan uit en evalueert zij periodiek de realisatie. De expertgroep toetst gedurende deze fase de voortgang bij de uitvoering, door middel van enkele monitoronderzoeken en een integrale audit. Daarbij treden de experts op als kritisch adviseur van de school en het bestuur, met nadrukkelijke aandacht voor de overdracht van expertise op onderwijskundig, beleidsmatig en bestuurlijk terrein. Aan de tweede fase (uitvoering, evaluatie en monitoring) ging fase I vooraf. Toen heeft de school een kwaliteitsanalyse uitgevoerd en op grond van de uitkomsten van dat onderzoek de prioriteiten en de doelen voor het verbetertraject bepaald. Ook heeft de school in fase I een verbeterplan gemaakt. Als de meerjarige tweede fase van uitvoering afgerond is, volgt nog een derde fase, waarin de school de gerealiseerde verbeteringen gaat borgen, opnieuw met ondersteuning van de expertgroep. Schematisch ziet het verbetertraject er als volgt uit: Fasen
Activiteiten scholen
Fase I
Uitvoeren kwaliteitsanalyse en ontwikkelen verbeterplan
Taken expertgroep
Ondersteunen scholen bij kwaliteitsanalyse en verbeterplan Toetsen kwaliteitsanalyse en verbeterplan
Overdracht van kennis en expertise naar de school
10
Fase II
Fase III
Uitvoeren verbeterplan en evaluatie realisatie
Borgen van de resultaten van verbeteractiviteiten
Toetsen van de voortgang uitvoering verbeterplan 1 Kritische adviseur 2
Jaarlijkse audit
3
Overdracht van kennis en expertise naar de school
Bevorderen van de duurzaamheid van de verbeteringen door
Bestendigen van wat bereikt is
ondersteuning school bij ontwikkeling systematiek voor borging;
Ontwikkelen nieuw beleid dat past bij volgend stadium van onze schoolontwikkeling
ondersteuning school bij zelfevaluatie als centraal moment in cyclus kwaliteitszorg;
ondersteuning school bij plannen volgende stappen in onderwijskundig, beleidsmatig en strategisch beleid.
De school zit nu aan het einde van fase II. De conclusie van het laatste monitorbezoek: Wat betreft het pedagogisch-didactisch handelen realiseert basisschool de Scholekster een constante kwaliteit op de eerste drie indicatoren. Dit betekent dat de basale voorwaarden voor het geven van een effectieve les aanwezig zijn. Aandachtspunt is het expliciet uiten van hoge verwachtingen. Een mooie ontwikkeling is zichtbaar bij de inhoudelijke aspecten van de les, de activerende directe instructie en het aanleren van strategieën. Het activeren van leerlingen blijft daarbij een aandachtspunt. De school kan meer gebruik maken van activerende werkvormen, waarbij leerlingen de mogelijkheid hebben om te leren van de interactie met elkaar. Dit kan ook helpen om reflectie te stimuleren, en leerlingen te laten reflecteren op oplossingsstrategieën. Wat betreft het analyseren van de vorderingen van leerlingen en het afstemmen van de leerstof, zien we dat de zorgcyclus staat en herkenbaar is in de groepsadministraties. Leerkrachten gebruiken de resultaten op de CITO-toetsen om groepsoverzichten en groepsplannen te maken. We zien ook dat er grote verschillen zijn tussen leerkrachten; sommige groepsadministraties bevatten rijke(re) informatie over de manier waarop kinderen leren, in andere groepsadministraties is dit niet of veel minder herkenbaar. Vanwege de omstandigheden op basisschool de Scholekster is de ontwikkeling van de leerlingenzorg minder op gang gekomen dan de intern begeleider had gewild. Het komend schooljaar wil de intern begeleider daarom inzetten op de verdere ontwikkeling van het ‘onderzoekend onderwijzen’ en het verdiepen van de analyse. Gezamenlijke werkmomenten zijn daarbij van belang. Leerkrachten hebben dan de mogelijkheid om van en met elkaar te leren, en praktisch en concreet met elkaar aan de slag te zijn. De intern begeleider is zich ervan bewust zij moet inspelen op de verschillen tussen leerkrachten; bij sommige trajecten zal een strakke sturing nodig zijn. Op het gebied van de leerstofaanbod zal het vakgebied taal het komend schooljaar een speerpunt zijn. Net als bij rekenen, gaat de school de leerlijn in kaart brengen en gaat zij na waar in het aanbod aanvulling/vernieuwing benodigd is. De onderwijsexperts adviseren de school daarbij aandacht te besteden aan de verbinding tussen taalbeschouwing en spelling.
11
5.5 Bewaken van de kwaliteit te houden Gesprekkencyclus De gesprekkencyclus is bedoeld om periodiek met elke werknemer gesprekken te voeren over het functioneren. De gesprekkencyclus geeft enerzijds inzicht in de functievervulling van de medewerker, anderzijds kunnen er maatregelen getroffen worden waaraan rechtspositionele gevolgen voor de medewerker kunnen zijn verbonden. Daarnaast is het doel het onderhouden van bekwaamheidseisen voor zover van toepassing voor directie, leraren en ondersteunend personeel. Het uitgangspunt is dat er jaarlijks een gesprek plaats vindt tussen medewerker en de leidinggevende. De gesprekscyclus beslaat voor medewerkers met een vast dienstverband een periode van vier jaar. Het afgelopen jaar is er bijna met iedere medewerker een functioneringsgesprek gevoerd en een beoordelingsgesprek. Degene die nog niet geweest zijn krijgen een gesprek komend schooljaar. Klassen observaties en gesprekken In het kader van het KBA traject heeft de directeur samen met Manon (IB-er) veel klassenbezoeken gedaan het afgelopen schooljaar. Zij zijn bij iedereen vijf keer in de klas gaan kijken. Hierbij maakten zij gebruik van de indicatorenlijst/kijkwijzer van het KBA. Van tevoren werd met het team besproken wat zij wilden zien.
Een instructie individueel of aan de groep op het gebied van rekenen.
De gewenste leerhouding.
De voorbereide omgeving.
De administratie en de groepsplannen
Deze bezoeken werden na besproken. Ook zijn er klassenconsultatie gedaan. Men ging bij elkaar kijken naar het geven van instructies en de gewenste leerhouding bij leerlingen. Aansluitend maakte men een verslag van wat ze hadden gezien en bespraken dat met elkaar.
5.6 Specialismen in het team (overzicht) Teamlid (hierbij worden ook externen gerekend die bij het team en de uitvoering van passend onderwijs zijn betrokken Leerkracht BB Leerkrachten uit MB/BB Leerkracht MB/BB Leerkrachten uit MB/BB AB-er cluster 4 SMW Begeleiders Semmie Intern begeleider
Het hele team Leerkrachten uit de OB
Specialisme Specialisme op het gebied van rekenen Met sprongen vooruit, rekencursus Specialisme op het gebied van taal DMT lezen en rekenen Specialisme op het gebied van gedragsproblematiek Specialisme op het gebied van coaching van kinderen/volwassenen Specialisme op het gebied van sociale vaardigheden/weerbaarheidstrainingen, trainingen op het gebied van impulsbeheersing Specialisme op het gebied van gedrag, kanjertraining, coaching, opbrengstgericht werken en bezig met cursus signalering en advies kinderen met een licht verstandelijke beperking Kanjertraining Ko totaal
12
5.7 Aanbod voor lichte ondersteuning Hieronder staat beknopt weergeven op welke gebieden wij momenteel een basisaanbod hebben, wat nog in ontwikkeling is en wordt mogelijk verwezen naar een protocol. 1) Dyslexie Wat betreft dyslexie volgen wij het standaard protocol, leesproblemen en dyslexie en is er een aanvullend protocol op het moment dat er daadwerkelijk uit onderzoek is gebleken dat er dyslexie is vastgesteld. In de toekomst willen wij gaan bekijken of wij mogelijk (meer) passende hulpmiddelen willen aanschaffen voor leerlingen met dyslexie. 2) Dyscalculie Wat betreft dyscalculie volgen wij de richtlijsten van het protocol ernstige reken en wiskunde problemen dyscalculie 1. Zie bijlage voor een samenvatting van het protocol ERWD en een handreiking. 3) Onderwijsprogramma’s afgestemd op leerlingen met een mindere intelligentie Kinderen worden zo veel en lang mogelijk bij de groepsinstructies betrokken. Als een kind moeite heeft om de stof bij te benen wordt bekeken wat extra of anders kan worden gedaan om deze leerling te ondersteunen. Hiervoor kan mogelijk aanvullend onderzoek nodig zijn. Indien de leerling ondanks aanpassing (en eventueel ook op basis van onderzoek) blijkt dat de leerling het niveau van eind groep 7 niet kan behalen wordt bekeken in welke mate een leerling een eigen leerlijn (passende perspectieven) nodig heeft en de school dit kan uitvoeren. Voor de kinderen die maximaal 1 F qua referentieniveau bereiken, laten wij ons leiden door de leerlijnen op het gebied van taak & rekenen van passende perspectieven opgesteld door het SLO. 4) Onderwijsprogramma’s afgestemd op leerlingen met meer intelligentie Het protocol meer begaafdheid/hoogbegaafdheid is verouderd en wordt aangepast. Indien wij zien dat een leerling op een of meerdere vakgebieden zeer sterk is en meer aankan dan de gemiddelde leerlingen dan gaan wij in overleg met leerling en ouders om de stof te compacten en te verrijken. Hiervoor hebben wij een aanbod in de klas, maar willen dit aanbod wel graag uitbreiden. In een enkel geval wordt in samenspraak met leerling en ouders besproken om de leerling te versnellen. 5) Aanpassingen voor leerlingen met een lichamelijke handicap Wij hebben voor leerlingen met een lichamelijke handicap zoals bijvoorbeeld visueel of auditief nog geen passend aanbod. Daarnaast is er ook geen aanbod in de vorm van een lift indien leerlingen in een rolstoel zitten. Als school zullen wij dan ook kijken indien hier sprake van is op welke school de leerling wel terecht kan.
6) Programma gericht op sociale veiligheid en het voorkomen van gedragsproblemen Als school werken wij met de methodiek van de kanjertraining. Wekelijks worden er kanjerlessen gegeven in alle klassen. Dit is een methodiek die preventief wordt ingezet, maar ook op het moment dat zich bijvoorbeeld situaties voordoen als pesten in of buiten de klas. Wij volgen hiervoor een pestprotocol. Daarnaast bieden wij SEMMI training aan voor leerlingen waarvan denken dat zij baat hebben bij zo’n training. Deze training is kan ingezet worden voor leerlingen die meer begeleiding nodig hebben op het gebied van sociale vorming, sociale vaardigheden, weerbaarheid en impulsbeheersing. De training wordt met name in kleine groepjes gegeven. Daarnaast kan er voor bepaalde leerlingen een kindercoach worden ingezet. Hierbij wordt per
13
leerling bekeken wat er precies nodig is en de intensiteit van de ondersteuning. Als het om een paar gesprekken gaat, dan valt het onder lichte ondersteuning, maar wordt een intensiever traject gevolgd dan valt dit onder extra ondersteuning. Medische handelingen Wat betreft medische handelingen verwijzen wij naar de protocollen in de bijlagen.
7) Logopedie Soms vallen kinderen op wat betreft de taalontwikkeling. De ene leerling heeft moeite met articulatie en de andere leerling slist. Indien wij denken dat een leerling baat heeft bij een logopedische behandeling dan wordt dit besproken met de ouder om dit nader te laten onderzoeken. Als ouder/verzorger hiermee akkoord gaat dan wordt de ouder doorverwezen om een verwijzing te halen voor verder onderzoek. Hierbij wordt aangegeven dat ouders kunnen kiezen uit een praktijk hier in de buurt, maar dat wij ook een logopedist op school hebben. De keuze ligt hierbij bij ouders. 8) Fysiotherapie Sinds kort worden er op school behandelingen gegeven op het gebied van de fijne motoriek. Leerlingen die hiervoor in aanmerking komen, zijn leerlingen waarbij de pen greep nog steeds niet goed is, waarbij letters niet goed tot stand komen en moeite hebben in het algemeen met schrijven. Het aanbod in de klas is voor deze leerlingen onvoldoende. Deze leerlingen krijgen voor bepaalde tijd extra begeleiding en oefeningen op thuis te oefenen. Daarnaast vindt er wekelijks overleg plaats met de leerkracht, zodat de leerkracht hier ook op de klas op kan inspelen.
Checklist Basiseisen voor passend onderwijs Op orde School heeft een basisarrangement van de inspectie gekregen
Bijna op orde
In ontwikkeling
x
x
x
Pedagogisch klimaat School heeft een sociaal veiligheidsplan School werkt met methodiek voor het creëren van veilige sfeer op school (incl pestprotocol)
x
Beleid School heeft een uitgeschreven visie op passend onderwijs
x
x
Ondersteuningsstructuur Werkwijzen, procedures en protocollen zijn uitgeschreven en gepubliceerd in schoolgids en schoolondersteuningsprofiel.
x
Evaluatie School stuurt gericht op basiskwaliteit schoolteam
14
x
School evalueert de inzet van middelen jaarlijks
x
School evalueert de werkwijze en procedures jaarlijks
x
Lichte ondersteuning School heeft document met dyslexiebeleid
x
School heeft document voor dyscalculiebeleid
x
School heet document over gedragsproblematiek
x
School heeft een protocol en procedure medische handelingen
x
Ontwikkelingsperspectief Voor kinderen die naar verwachting zullen uitstromen naar praktijkonderwijs en kinderen die extra ondersteuning krijgen, is een recent ontwikkelingsperspectief aanwezig. Er is een eenduidig format voor het ontwikkelingsperspectief.
x x
De ontwikkelingsperspectieven zijn concreet.
x
x
Ouders De manier waarop ouders betrokken worden bij de ondersteuning van hun kind is gepubliceerd in de schoolgids en schoolondersteuningsprofiel.
x
Overdracht De wijze waarop school zorgt voor een zorgvuldige overdracht van kindgegevens naar een andere school of derden is gepubliceerd in de schoolgids. De wijze waarop school zorgt voor een zorgvuldige interne overdracht van kindgegevens is gepubliceerd in de schoolgids.
x
x
Ondersteuningsteam *) De school heeft een ondersteuningsteam en de werkwijze is uitgeschreven in het schoolondersteuningsprofiel.
x
6. Onze werkwijze, de ondersteuningsroute De procedure voor het bieden van ondersteuning aan kinderen noemt men in het onderwijs “de ondersteuningsroute”. Binnen onze stichting is die ondersteuningsroute verdeeld in vijf fasen. Fase 1: Vroeg signaleren De route begint al voordat het kind op school komt. Dan al moet er zicht zijn op bijzondere ondersteuningsbehoeftes. Bij de start van de schoolcarrière wil OOadA dat scholen 6 maanden vóór
15
inschrijving bekijken of er voor een kind bijzondere ondersteuning nodig is. Dat gebeurt als een kind plaatsbaar (evt. na loting) is. Voor onze school zouden wij dit willen op schuiven naar 3 maanden vóór inschrijving. Wij hebben de ervaring dat na loting sommige kinderen toch nog naar de school van eerste keus gaan en overstappen. Als het kind extra ondersteuning nodig heeft en de school het niet kan bieden, zoekt de school samen met het bestuur naar een alternatief binnen de stichting. En als het binnen de stichting niet lukt, wordt er bij andere stichtingen aangeklopt. De school die het kind uiteindelijk plaatst, kan indien nodig bij het bestuur aanvullend budget aanvragen. Als men verwacht dat het kind in eerste instantie beter kan starten in het speciaal onderwijs, wordt de onderwijsadviseur van het samenwerkingsverband ingeschakeld. Fase 2: Leerkracht geeft ondersteuning op maat Als het kind eenmaal op school zit, zal de leerkracht zorgen voor een passend aanbod in de klas op basis van eigen vaardigheid en overleg met andere collega’s. De leerkracht beschrijft de organisatie van de ondersteuning in een groepsplan en soms in een individueel plan. De leerkracht blijft altijd verantwoordelijk voor het kind in het verdere proces en neemt het initiatief voor de te zetten stappen. Er zijn drie geplande oudergesprekken per jaar waarin de ontwikkeling van het kind wordt besproken. Tussentijds kan dat ook als het nodig is, en zeker als de leerkracht over een specifieke aanpak wil spreken. Fase 3. De leerkracht heeft advies nodig De leerkracht geeft bij de intern begeleider aan dat ondanks allerlei pogingen de gewenste ontwikkeling achter blijft. Er wordt een overleg gepland met de ouder(s). De intern begeleider, ouder(s) en leerkracht stellen in een gesprek vast wat er nodig is om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. De leerkracht kan het initiatief nemen om de ontwikkeling van een kind aan te kaarten, maar het initiatief kan ook door de intern begeleider genomen worden tijdens een groepsbespreking of observatie. Ook ouders kunnen dat initiatief nemen. Hoe het ook zij, de leerkracht blijft verantwoordelijk voor het zoeken naar de juiste ondersteuning van het kind en het contact met de ouder(s). Fase 4. Is er meer nodig? Als stap 3 onvoldoende effect heeft, vragen leerkracht en intern begeleider aan de schooldirecteur om het ondersteuningsteam bijeen te roepen. In het ondersteuningsteam zitten in ieder geval de schooldirecteur, intern begeleider, betrokken leerkracht, een relevante deskundige en de ouder(s). De directeur kan per situatie in samenspraak met de intern begeleider vaststellen wie nog meer aansluiten bij het ondersteuningsteam. Dat kan zijn een schoolpsycholoog, een expert passend onderwijs, maar ook schoolarts, jeugdzorg, leerplicht, specialisten uit het speciaal (basis)onderwijs, schoolmaatschappelijk werk, wijkagent. Een nieuwe stedelijke functie is die van ouder en kind adviseur. Deze persoon is voor de school degene die de hulpverlening coördineert als de thuissituatie om aandacht vraagt of zorgelijk is. De ouder- en kind adviseur kan ook een rol spelen in het ondersteuningsteam van onze school. Het ondersteuningsteam blikt terug op de activiteiten die in stap 1 en stap 2 zijn ontplooid. Van daaruit wordt bekeken welke stappen gezet moeten worden en wie daarin wat doet. Als het ondersteuningsteam over voldoende informatie beschikt omtrent de onderwijsbehoefte, stelt het ondersteuningsteam vast: a) of de school het kind zou moeten kunnen begeleiden b) of er nog andere mogelijkheden zijn voor in de klas; c) of extra ondersteuning aan de orde is.
16
Als extra ondersteuning nodig is, wordt bekeken welke arrangementen de school heeft, welke arrangement voldoet aan de onderwijsbehoefte van het kind en of er plaats is voor dat kind. Als de er een geschikt arrangement beschikbaar is, stelt de leerkracht met steun van de intern begeleider een ontwikkelingsperspectief op dat wordt besproken met ouders. In dat ontwikkelingsperspectief staat beschreven waar naartoe gewerkt wordt en op welke manier. De uitvoering en bijstelling van het ontwikkelingsperspectief kan alleen met toestemming van de ouders starten. Ook tijdens de uitvoering worden ouders nauw betrokken. Als er onvoldoende zicht is op de onderwijsbehoefte, zal het ondersteuningsteam het voorstel doen om een onderzoek te laten doen dat leidt tot een handelingsgerichte diagnose. De directeur kan hiertoe besluiten na instemming van de ouders. Als er sprake is van een onhoudbare situatie door het gedrag van het kind en er veel onduidelijkheid is over de onderwijsbehoefte, zal gebruik worden gemaakt van een stedelijke time out voorziening (observatieplaats). Van daaruit wordt bekeken wat er in het belang van het kind verder moet gebeuren.
Fase 5. Overplaatsing naar een andere school Het kan zijn dat de school niet de juiste ondersteuning kan bieden. Dat kan komen omdat het niet beschikt over een arrangement dat past bij het kind. Het kan zijn dat de school wel een geschikt arrangement heeft, maar dat er geen plaats is in dit arrangement. Het kan ook zijn dat de ondersteuning in de klas aangevuld met extra ondersteuning niet voldoende is waardoor de ontwikkeling van het kind in gevaar komt. Als de juiste ondersteuning niet geboden kan worden, zoeken school en ouder(s) samen naar een andere school. Dat kan een andere basisschool zijn, maar het kan ook een school voor speciaal onderwijs zijn. De school schakelt dan het bestuur in om die overgang goed te regelen. Er kunnen ook omstandigheden zijn waardoor die overplaatsing met grote spoed moet plaatsvinden. In dat geval wordt de noodprocedure gestart. Er wordt dan gebruik gemaakt van een stedelijke coördinator die de mogelijkheden heeft om een spoedplaatsing te realiseren.
7. Welke arrangementen voor extra ondersteuning hebben wij?
7.1 Inleiding Sommige kinderen moeten extra ondersteund worden, omdat de reguliere aanpak van de leerkracht niet genoeg is. Dat kan in de klas of buiten de klas zijn. In het onderwijs spreken we dan over een onderwijsarrangement voor extra ondersteuning. Dit kan met behulp van extra expertise, speciale leerkrachten, onderwijsassistenten en materialen. Het is een aanvullend aanbod op de reguliere aanpak van de leerkracht. We onderstrepen het woord ‘aanvullend’ , omdat dat wat de leerkracht biedt nooit los mag staan van de extra ondersteuning. 7.2 Oude rugzakbegeleiding Sommige kinderen die recht hadden op leerlinggebonden financiering (de rugzak) hebben dat vanaf 1 augustus niet meer. Wel is er een overgangsbudget beschikbaar voor deze kinderen. De school krijgt dat geld en mag zelf bepalen hoe dat ingezet wordt. Ouders van deze kinderen kunnen het oude bedrag en bijbehorende begeleiding dus niet meer claimen voor hun eigen kind. Van ons kunt u natuurlijk verwachten dat wij met deze ouders gaan kijken welke begeleiding nodig en realiseerbaar is.
7.3 Beschrijving arrangementen binnen de school Naast de lichte ondersteuning, dat valt binnen ons basisaanbod, bieden wij als school ook een aantal arrangementen aan die vallen onder extra ondersteuning. Hierbij gaat het om aanwezige deskundigheid in de school, specifieke aandacht voor leerlingen met een specifieke
17
onderwijsbehoefte, het gebruik hierbij van bepaalde methodieken, de mogelijkheden van ons schoolgebouw en de inzet en samenwerking met externe partners. Dit alles te samen valt onder extra ondersteuning. Hieronder wordt in het kort beschreven welke arrangementen/ extra ondersteuning wij als school bieden. Sociaal-emotioneel gebied Indien wij en/of ouders zien dat kinderen meer begeleiding nodig hebben op sociaal-emotioneel gebied, dan kan er extra ondersteuning geboden worden. Hiervoor zijn binnen de school verschillende trajecten beschikbaar, afhankelijk van de onderwijsbehoefte van de leerling. Het inzetten van zo’n traject gaat altijd in samenspraak met de leerling en de ouder. Semmi Zoals ook in paragraaf 4.3 beschreven is bieden wij Semmi trainingen aan voor leerlingen waarvan wij denken dat zij net iets meer ondersteuning kunnen gebruiken bij bijvoorbeeld: sociale vorming, weerbaarheid en/of impulsbeheersing. Dit valt dan onder de basisondersteuning. Indien wij merken dat dit voor bepaalde leerlingen niet voldoende is dan gaan wij met leerling en ouders in gesprek en wordt Semmi ingezet voor een intensiever individueel traject met de leerling Drama therapie Drama therapie is een vorm van creatieve therapie waarin middelen worden ingezet als improviseren spel, bewegingsexpressie, poppenspel, gedichten, verhalen etc. Kinderen kunnen zo interacties trainen binnen spelsituaties. Het biedt hulp bij onder andere sociaal emotionele problematiek zoals kinderen die moeite hebben met het maken van contact of het behouden hiervan, problemen in het gedrag, problemen in het uiten van emoties, angsten, faalangst en onzekerheid. De drama therapie wordt gegeven in kleine groepjes. Kindercoaching Kindercoaching wordt ingezet voor leerlingen waarvan wij denken dat er meer en intensievere begeleiding nodig is op met name sociaal emotioneel gebied. Het kind zit bijvoorbeeld niet lekker in zijn vel en lijkt de belemmering of datgeen waar hij/zij last van heeft, niet meer zelf of met hulp van leerkracht en ouders op te kunnen lossen. Bij dit traject worden ouders en leerkracht betrokken. Alles Kidzzz Naast Semmi bieden wij de Alles Kidzz training Dit is een individuele training voor kinderen van 9-12 jaar die vaak boos worden, het lastig vinden zichzelf te beheersen, snel ontploffen en problemen oplossen met slaan en ruzie maken. En voor kinderen die vaak straf krijgen en het idee hebben dat zij altijd de schuld krijgen. De omgeving ervaart deze kinderen vaak als druk en opstandig. Tijdens zo’n training leren kinderen om positief om te gaan met anderen en om problemen op te lossen zonder ruzie en agressie. De kinderen leren om anders te kijken naar situaties en hoe ze zichzelf rustig kunnen maken. Leerlingen, ouders en leerkrachten worden nauw betrokken bij het programma en hierbij is het van belang dat de nieuw aangeleerde vaardigheden ook thuis en op school geoefend worden. Kindercoaching Kindercoaching wordt ingezet voor leerlingen waarvan wij denken dat er meer en intensievere begeleiding nodig is op met name sociaal emotioneel gebied. Het kind zit bijvoorbeeld niet lekker in zijn vel en lijkt de belemmering of datgeen waar hij/zij last van heeft, niet meer zelf of met hulp van leerkracht en ouders op te kunnen lossen. Bij dit traject worden ouders en leerkracht betrokken.
18
Taal Logopedie Op school hebben wij een logopedist in huis. De logopedist wordt ingezet voor leerlingen die moeite hebben met articulatie of bijvoorbeeld slissen. Hierbij gaat het vaak om kortdurende trajecten. Soms heeft een leerling ook een langere tijd logopedie nodig, omdat blijkt dat de leerling een spraak/taalachterstand heeft. Vaak is dit dan een intensiever traject en wordt de leerling op spraak/taalgebied goed gevolgd door de logopedist en leerkracht. De behandelingen vinden op school plaats voornamelijk onder schooltijd, waarbij het wel van belang is dat ouder voor 50% aanwezig is, om zo ook thuis te kunnen oefenen met hun kind. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen logopedist en school. Indien blijkt dat de leerling niet of nauwelijks vooruit gaat wordt in overleg met ouders besloten wat er verder nodig is om de leerling zo goed mogelijk te begeleiden. Taalexpressie 2x per week vindt er taalexpressie plaats. Dit is voor bepaalde leerlingen, die meer moeite hebben met taal dan andere leerlingen. Op een creatieve manier komen kinderen in aanmerking met taal.
Meervoudige intelligentie/hoogbegaafdheid Naast leerlingen die meer ondersteuning nodig hebben bij het aanleren van stof, zijn er ook leerlingen die naast het reguliere aanbod juist extra uitdaging nodig hebben. In het basisaanbod wordt voor deze leerlingen stof compacter aangeboden of krijgen ze vanuit een bepaalde methode verrijkingsstof aangeboden. Qua extra ondersteuning worden er voor deze leerlingen in een bepaalde periode workshops georganiseerd. Tijdens deze periode zijn de leerlingen bezig met bijvoorbeeld het leren van programmeren, waarna ze de opdrachten kunnen maken in de klas. De workshops worden gegeven in blokken en leerlingen worden door de leerkracht hiervoor aangemeld. Daarnaast is er voor één a twee leerlingen per jaar de ‘Day a Week school. Dit is geïnitieerd vanuit het bestuur en is voor leerlingen die op grond van hun prestaties en capaciteiten extra uitdaging nodig hebben en is gehuisvest op een van de scholen van het bestuur. De kinderen, afkomstig van de verschillende scholen, komen eenmaal per week bijeen en werken onder begeleiding van speciaal daartoe opgeleide leerkrachten met strategiespellen, een stukje uit de krant, een raadsel of aan een probleem waar gezamenlijk over gepraat en gedacht wordt. Er wordt ook gewerkt aan de verschillende denkstrategieën (het leren leren), aan een project en aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. De leerlingen schrijven iedere bijeenkomst, de afspraken die gemaakt worden op een activiteitenblad in hun map. Deze zijn ook voor de groepsleerkracht in te zien, zodat zij in de klas op de ontwikkelingen kunnen inspelen. Vanzelfsprekend worden ouders van de kinderen die op grond van testresultaten in aanmerking komen voor deze groepjes vooraf door de school geïnformeerd.
8. Ouderbetrokkenheid 8.1 Inleiding Een kind heeft niet alleen recht op goed onderwijs, maar het heeft ook recht op een goede samenwerking tussen school en zijn of haar ouder(s). Alleen dan kan een kind zich goed ontwikkelen. Dat legt een grote verantwoordelijkheid bij beide partijen.
19
8.2 Ouders als ervaringsdeskundige Uitgangspunt is dat ouders de rol hebben van ‘ervaringsdeskundige’. Sterke schoolteams werken al zo met ouders, maar dat is per 1 augustus 2014 de norm geworden. De ervaring en inzichten van ouders worden gebruikt om de juiste ondersteuning voor een kind te formuleren. Ouders zullen dit verschil merken op het moment dat hun kind bijzondere aandacht nodig heeft. Zij krijgen niet meer een plan toegelicht dat moet worden ondertekend. Nee, eerst worden ouders uitgenodigd voor een gesprek om de situatie goed te bespreken, realistische doelen te stellen en het beste plan te bedenken. Daarna komt er een document waarin dit wordt vastgelegd. Duidelijk moet wel zijn dat de school altijd de regie voert over het realiseren van de zorgplicht tijdens schooltijd. 8.3 Intentieverklaring educatief partnerschap Wij willen graag met ouders een duurzame samenwerking aan gaan die vraagt om een afstemming van wederzijdse verwachtingen. Dit kan in een duidelijke intentieverklaring. Hoewel dit niet een bindend document is, is het wel goed voor de samenwerking dat bepaalde intenties expliciet door school en ouders worden benoemd en onderschreven. Het gaat dan om de volgende intenties:
Ouders worden door school gezien en behandeld als waardevolle ervaringsdeskundigen om tot de juiste ondersteuning van hun kind te komen. Ouders worden door school intensief betrokken bij de ondersteuning van hun kind als het kind om bijzondere aandacht vraagt. School investeert in een goede verstandhouding (goed luisteren, inleven in situatie van de ouder(s), oog hebben voor wensen en behoeften van de ouder(s), open en duidelijk zijn, betrouwbaar zijn, etc.) School zorgt ervoor dat er alles is gedaan om wrijving in de samenwerking te voorkomen en te verhelpen, inclusief het inschakelen van externe hulp daarbij. Ouders hebben kennisgenomen van het aanbod, de mogelijkheden, beperkingen en de werkwijze van de school, zoals vastgelegd in de schoolgids en dit schoolondersteuningsprofiel. Ouders geven blijk van vertrouwen in de expertise van de school om tot de juiste ondersteuning te komen. Ouders onderschrijven dat de regie over de wijze waarop de ondersteuning tot stand komt bij de school ligt en dat de schooldirecteur uiteindelijk besluit welke ondersteuning de school biedt. Ouders willen meewerken aan onderzoeken die de school noodzakelijk acht om tot de juiste ondersteuning te komen.
9. Geschillen 9.1 Inleiding Ondanks de intentieverklaring en de inspanningen van school en ouders om goed samen te werken, kan het zijn dat school en ouders niet meer op één lijn staan. In dit hoofdstuk omschrijven we wat dan de te nemen stappen zijn. 9.2 Klachtenafhandeling Als ouders ontevreden zijn over de handelwijze van de school, bespreken zij dat eerst met het teamlid waar het om gaat. Als dat de onvrede niet wegneemt, gaan ouders naar de schooldirecteur. Als dat niet helpt, kunnen ouders een schriftelijke klacht indienen bij het bestuur. Op dat moment is de geldende klachtenprocedure van Openbaar Onderwijs aan de Amstel van toepassing. Ouders worden gehoord, school wordt gehoord, het bestuur formuleert standpunt en zoekt naar een oplossing.
20
9.3 Stagnerende samenwerking en het voorkomen van een escalerend conflict Het kan ook zijn dat er sprake is van een stagnerende samenwerking tussen school en ouder(s) die nadelig is voor de begeleiding van het kind. Het kan bijvoorbeeld gaan om situatie waarin: 1. ouders geen toestemming willen geven aan een onderzoekstraject dat de school noodzakelijk acht; 2. ouders de school geen of slechts gedeeltelijk inzage geven in een onderzoeksrapport dat relevant is voor de begeleiding van het kind. 3. ouders het niet eens zijn met een bepaalde ondersteuning die de school wil verzorgen of deze ondersteuning niet toereikend vinden; 4. ouders het niet eens zijn met de manier waarop de school een onhoudbare situatie wil deescaleren; 5. ouders het niets eens zijn met de school om hun kind over te plaatsen naar een geschiktere school (Dat kan een andere reguliere basisschool zijn of het speciaal (basis)onderwijs). Binnen onze stichting zijn wij erop gebrand om een ‘dreigende escalatie’ te voorkomen, omdat het belang van het kind in het geding is. We hanteren een procedure bestaande uit vier opschalende escalatiefases. Fase 1: De schooldirecteur krijgt van de leerkracht en/of de ouder(s) te horen (of merkt) dat de samenwerking tussen leerkracht en ouder(s) stagneert en stelt vast dat de ontwikkeling van het kind door de situatie wordt bedreigd. Hij/zij treedt op als bemiddelaar en trekt in de meeste gevallen de situatie in een paar gesprekken weer vlot, zodat de begeleiding van het kind niet meer onder druk komt te staan. Als situatie is opgelost wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 2: Ondanks de interventie van de directeur blijft de samenwerking stagneren. De schooldirecteur schakelt het schoolbestuur in die zelf kan bemiddelen. Een expert kan ingeschakeld worden als het vermoeden bestaat dat de ouder of één van de ouders leidt aan een psychische aandoening waardoor ondersteuning in de communicatie nodig is. Overigens zal de school dan geruime tijd begeleid moeten worden in de gesprekken met deze ouder(s). Bij een verschil van inzicht over de noodzakelijke ondersteuning kan de schooldirecteur bij het samenwerkingsverband een second opinion aanvragen. De schooldirecteur informeert de ouders altijd over de te nemen stappen. Deze interventie betekent in veel gevallen dat de samenwerking weer beheersbaar is. Als dat zo is, wordt dit schriftelijk vastgelegd. Fase 3: Als de bemiddeling of second opinion onvoldoende effect heeft gehad op de samenwerking, vraagt het schoolbestuur aan ouders en school deel te nemen aan een mediationtraject met een externe mediator. Het schoolbestuur regelt en financiert die mediation. De inhoud van een mediation kan niet worden vastgelegd, maar de schooldirecteur kan wel vastleggen of het traject succesvol is verlopen. Fase 4. Als ouders echt niet mee willen werken aan mediation of als mediation niet heeft geleid tot een goede samenwerking, zal het schoolbestuur bepalen hoe ernstig de situatie is voor het kind en voor de school. Als het schoolbestuur vaststelt dat de situatie aantoonbaar onwerkbaar is voor de school en/of de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd, zal het bestuur de verwijderingsprocedure starten en een zorgmelding doen. Dat betekent de situatie geforceerd wordt om ervoor te zorgen dat het kind de ondersteuning kan krijgen waar het recht op heeft. De procedure start met een brief aan de ouders waarin het bestuur het voorgenomen verwijderingsbesluit kenbaar maakt en die ook mondeling aan de ouders wordt toegelicht. Gedurende acht weken heeft het bestuur een verplichting om aantoonbaar te proberen een andere school voor het kind te vinden, dat kan een gewone basisschool zijn, maar ook een school voor speciaal (basis)onderwijs. Voor aanvang van de verwijderingsprocedure wordt het samenwerkingsverband, de ouder- en kindadviseur, de leerplicht en onderwijsinspectie ingelicht. Na acht weken neemt het college een definitief besluit omtrent verwijdering. Voordat het bestuur een
21
definitief besluit neemt, moeten ouders zijn gehoord. Ouders kunnen binnen zes weken bezwaar maken tegen het definitieve verwijderingsbesluit, maar dit heeft geen opschortende werking voor de verwijdering. 10.
Medezeggenschapsraad
De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht als het gaat om het schoolondersteuningsprofiel. Op (datum) heeft de medezeggenschapsraad positief geadviseerd over ons schoolondersteuningsprofiel. Elk schooljaar moet dit schoolondersteuningsprofiel bijgewerkt worden. Elke bijgewerkte versie wordt ter advisering voorgelegd aan de medezeggenschapsraad. De medezeggenschapsraad speelt geen rol bij geschillen. Geschillen worden in eerste instantie door de directeur behandeld en als ouders daar niet tevreden over zijn, gaat het geschil naar het schoolbestuur. De medezeggenschapsraad kan wel signalen die opgevangen worden, bespreken met de schooldirecteur.
11.
Onhoudbare situaties
11.1 Inleiding Per jaar kan er door het gedrag van een kind een onhoudbare situatie ontstaan. Het kind kan een gevaar voor zichzelf en de omgeving zijn en/of het onderwijs in de klas ernstig verstoren. Dit is een verdrietige situatie voor het kind en de ouder(s), maar het is ook bedreigend voor de andere kinderen en geeft de school een machteloos gevoel. Hoe extreem het gedrag ook is, het kind heeft er recht op om snel uit de situatie gehaald te worden en de begeleiding te krijgen die op dat moment nodig is. Voor iedereen is het belangrijk te weten hoe de school dan handelt. De scholen binnen onze stichting handelen volgens het volgende stappenplan. 11.2 Stappenplan 1. De schooldirecteur neemt direct contact op met het schoolbestuur. De directeur haalt het kind tijdelijk uit de situatie waar de escalatie heeft plaatsgevonden. Schorsen is daarbij een mogelijkheid, maar het kind kan ook tijdelijk in een andere groep geplaatst worden. De tijd wordt dan gebruikt om de vervolgstappen te zetten. 2. De schooldirecteur arrangeert direct na het incident een overleg met ouder(s), leerkracht, intern begeleider en vertegenwoordiger van het bestuur om de onhoudbare situatie te bespreken en om met elkaar te bespreken welke stappen gezet kunnen gaan worden. Het kan zijn dat de oplossing binnen de eigen school wordt gevonden. Indien nodig wordt de leerplichtambtenaar betrokken. 3. Als duidelijk wordt dat de oplossing niet binnen de school gevonden kan worden, onderzoekt het bestuur of een andere school binnen de stichting de expertise heeft om het kind te begeleiden. Als dat zo is, zal het bestuur die overplaatsing coördineren. Eventueel wordt een tijdelijke oplossing georganiseerd. Het is de taak van de directeur om daar bekostiging voor te vinden. 4. Als het bestuur vaststelt dat het gedrag niet binnen het regulier onderwijs kan worden begeleid, zal de noodprocedure gestart worden. Dat betekent dat het kind met spoed in het speciaal onderwijs geplaatst kan worden. Het kan ook zijn dat het kind in eerste instantie geplaatst wordt op een observatieschool. Dit is een optie als er nog teveel onduidelijkheden zijn omtrent de onderwijsbehoefte van het kind. Op de observatieschool krijgt het kind onderwijs en wordt het onderzocht. Daaruit kan volgen dat het kind geplaatst moet worden in het speciaal onderwijs of dat het kan terugkeren naar het gewone basisonderwijs.
22
12.
Ambities en ontwikkeltrajecten
Ondersteuningsstructuur Schoolniveau
De ondersteuningsstructuur moet helder in alle schoolgidsen staan. Het moet voor team en ouders helemaal duidelijk zijn. De directies en intern begeleiders moeten het escalatiemodel kunnen toepassen.
Bovenschools
Op bestuursniveau is de Digitale Expertisemonitor operationeel.
We gaan samenwerkingsrelaties aan met expertisecentra zoals de Pabo, speciaal(basis)onderwijs, universiteiten, etc.
We hebben een intensieve en constructieve samenwerking met kinderopvangorganisaties.
Financieel Schoolniveau
Geleidelijk wegwerken structurele financiële tekorten op schoolniveau
Bovenschools
Ervoor zorgen dat directeuren weten welke middelen zij kunnen inzetten voor passend onderwijs en waar de keuzes liggen. De komende twee jaar op basis van ervaringen een ‘werkbare weging’ te vinden voor de verdeling van geld over de scholen. Op basis van ervaringen een noodzakelijk volume voor bovenschools budget scherper krijgen. Procedure voor aanvraag aanvullende bekostiging optimaliseren.
Basisondersteuning Schoolniveau
Bovenschools
Realiseren dat alle leerkrachten minimaal twee keer per schooljaar geobserveerd worden door directeur of intern begeleider waarbij in ieder geval gekeken wordt naar het uitvoeren van de cyclus handelingsgericht werken. Realiseren dat alle scholen voor de basisvakken werken met de referentieniveaus. Bereiken dat alle leerkrachten voldoen aan de indicatoren die de inspectie hanteert ten aanzien van passend onderwijs en dat er per school maximaal 10% startbekwame leerkrachten zijn en minimaal 20% excellent.
Realiseren dat de gesprekkencyclus met bijbehorende uniforme instrumenten wordt uitgevoerd zoals is afgesproken.
Operationaliseren van ‘kenmerken van constructieve cultuur’ in waarneembaar gedrag. Bereiken dat scholen ICT benutten om beter gedifferentieerd les te kunnen geven en om na schooltijd de administratieve druk te verlichten.
23
Realiseren dat er een duidelijke koppeling is tussen het schoolondersteuningsprofiel en het scholingsplan (teamtraining en individuele scholingstrajecten). Afspraken maken over bloktijden binnen onze scholen waarop leerkrachten niet thuiswerken. Bijstellen van de normjaartaak zodat passend onderwijs ook realiseerbaar is voor een leerkracht en ervoor zorgen dat jaarplannen en activiteitenplanning daarop zijn afgestemd. Realiseren dat groepsplannen levende documenten zijn waarin leerkrachten transparant laten zien wat, gelet op de mogelijkheden en beperkingen, het plan van aanpak is voor de groep.
Realiseren leerkrachtennetwerk en managementteamnetwerk.
Basisondersteuning (vervolg) Schoolniveau
Bovenschools
Bereiken dat alle leerkrachten binnen OOadA een bekwaamheidsdossier kunnen laten zien en bijhouden en dat daar voor alle vakbekwame en excellente leerkrachten tenminste één bewijs van specialisatie in is opgenomen. Leerkrachten kunnen aantonen dat zij minimaal twee keer per schooljaar aan een intervisieoverleg hebben deelgenomen, minimaal één maal een goede les van een college hebben bekeken en minimaal één maal een collega gericht een les hebben laten observeren.
Arrangeren Schoolniveau
Bovenschools
24
Helder overzicht hebben op alle onderwijsarrangementen van de 21 scholen. Optimaliseren procedure aanvraag aanvullende bekostiging. Besluiten over de toekomst en vormgeving van bovenschoolse onderwijsarrangementen. Continueren netwerk onderwijsarrangementen
Ouderbetrokkenheid Schoolniveau
Bovenschools
Realiseren dat educatief partnerschap gedragen wordt door schoolteams. Realiseren dat alle scholen werken met een intentieverklaring “educatief partnerschap” Realiseren dat het voor ouders duidelijk is hoe de school de ondersteuningsstructuur heeft georganiseerd en wat hun rol is.
Realiseren dat educatief partnerschap gedragen wordt door schoolteams
Realiseren van een bovenschoolse ouderdenktank/netwerk.
Aanbod meer- en hoogbegaafde kinderen Schoolniveau
Realiseren dat het aanbod voor meer- en hoogbegaafde kinderen op scholen een integraal aanbod is van ondersteuning in de klas, een plusaanbod en een aanbod voor hoogbegaafde kinderen; Creëren van een aanbod en begeleiding voor groep 1 t/m 8, dus met name ook voor het jonge kind. Bereiken dat elke school bekwaam is in het compacten en verrijken van de basisvakken; Bereiken dat elke school een plusaanbod heeft met doorgaande lijn en een specialist die het aanbod verzorgt. Bereiken dat elke leerkracht zich heeft verdiept in het begeleiden van meer- en hoogbegaafde leerlingen in de klas
Bovenschools
Verruimen aanbod voor hoogbegaafde kinderen (zoals Day a Week of vergelijkbaar met Day a Weekschool); Mogelijkheden voor cofinanciering door ouders vaststellen en daarover besluiten.
Aanbod Taalondersteuning Schoolniveau
Realiseren dat het aanbod voor leerlingen op gebied van taalondersteuning wordt uitgebreid met wekelijks meerdere momenten extra ondersteuning, waarbij de focus met name ligt op de onderbouw. Bereiken dat er een of meer personen binnen het team bekwaam is taal..
Bovenschools
25
Boven schoolse training aanbieden op het gebied van woordenschat en aan leerkrachten. Boven schoolse inzet van taalexperts voor alle scholen op afroep.
Aanbod Ondersteuning Sociaal-emotioneel Schoolniveau
Bovenschools
Realiseren dat er een structureel aanbod is op het gebied van sociaalemotionele ondersteuning dat valt onder lichte ondersteuning Realiseren dat er een structureel aanbod is op het gebied van sociaalemotionele ondersteuning dat als extra arrangement wordt aangeboden. Dit zijn individuele en groepstrajecten. Creëren van een aanbod en begeleiding voor groep 1 t/m 8, dus met name ook voor het jonge kind. Bereiken dat er ook binnen het team meer specifieke expertise is op het gebied van bepaalde gedragingen.
13. Begroting budget passend onderwijs 13.1 Inleiding Elke school krijgt een schoolbudget waaruit verschillende zaken betaald moeten worden (salaris, huisvesting, onderwijsmaterialen, scholing, etc.). De directeur maakt jaarlijks een begroting van dit budget om zo inzichtelijk te maken welke keuzes gemaakt worden. Het schoolbudget komt tot stand op basis van verschillende inkomsten. Eén van de inkomsten is passend onderwijs. Vanaf 1 augustus 2014 wordt er één bedrag op basis van een leerlingaantallen aan het schoolbudget toegevoegd. Een deel van dat bedrag kan de school gebruiken om de basiskwaliteit van het team te verbeteren en de coördinatie van passend onderwijs binnen de school te regelen. We noemen dat basisondersteuning. Dit is beschreven in hoofdstuk 5. De school is verder verplicht om minimaal € 34,- per leerling te gebruiken voor een vorm van extra ondersteuning. 13.2 Begroting 2015 Inkomsten Grootboekrek . Wordt nieuw nummer Uitgaven
Budget passend onderwijs (samenwerkingsverband)
€ 38.000
Grootboekrek . 3010
Extra ondersteuning (minimaal € 34,- per leerling)
€ 7.000
kostendrager
Gespecialiseerde leerkracht (formatie)
€ 18.709
3200
Onderwijsassistent
€ 2.500
Geboekt door Barry SWV
4501
Materialen HB Totale uitgaven
€ € 7.000 € €
Restant voor basisondersteuning Saldo deelbegroting
SWV
Ambulante begeleiding Dit wordt voor 2014-2015 niet opgenomen in de begroting aangezien deze ondersteuning voorlopig nog verzorgd wordt door het samenwerkingsverband.
26